2.1.1 herCAT 1314 - Studentenraad VUmc

A
VUmc-compas
toetsing
Toets
CAT B2.1 Start van het leven 13-14 / Cursusafhankelijke toets
Cursus
B2.1 Start van het leven 13-14
Cursuscoördinator (vice-)
mv. dr. Y.M.C. Hendriks / mv. drs. K.F. Heins
Gelegenheid
2
Toetsdatum
24 januari 2014
Tijd
12.00 – 14.00 uur (14.30 uur voor extra-tijd studenten)
Plaats
TenT
Aantal en type vragen
62 meerkeuzevragen: 8 tweekeuzevragen, 11 driekeuzevragen,
e
38 vierkeuzevragen, 5 vijfkeuzevragen
Druk
tweezijdig bedrukt, kleurendruk
Toegestane hulpmiddelen
geen
Studentinstructie:
MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord
•
•
•
•
•
•
•
•
•
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel
alléén toetsbenodigdheden op tafel
vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier
kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen
zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen
vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord
commentaren na afloop naar de JVC van je cursus
toiletbezoek NIET toegestaan
fraude wordt bestraft.
Succes!
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 1 van 17
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 2 van 17
1
Wat wordt verwijderd uit het primary RNA tijdens splicing?
a. 5’ UTR
b. 3’ UTR
c.
2
Intronen
Bij FISH-analyse en bij microarray-analyse wordt gebruik gemaakt van gelabeld DNA.
Probes en het te onderzoeken patiëntenmateriaal (de template) bestaan uit DNA en
kunnen daarom in theorie allebei worden gelabeld.
Wat wordt in de praktijk gelabeld bij FISH-analyse en wat bij microarray-analyse?
a. Bij FISH-analyse de probe(s), bij microarray de template
b. Bij FISH-analyse en bij microarray de probe(s)
c.
Bij FISH-analyse en bij microarray de template
d. Bij FISH-analyse de template, bij microarray de probe(s)
3
Wat verstaat men onder een polygene oorzaak van een ziekte?
Dat een ziekte
a. bij een patiënt veroorzaakt wordt door meerdere genetische factoren
b. bij verschillende patiënten veroorzaakt wordt door telkens andere genen
c.
4
pas tot expressie komt bij meerdere repeats
Hoe wordt whole exome sequencing ingezet in de Nederlandse klinische praktijk?
a. Hiermee worden deleties en/of duplicaties opgespoord bij patiënten met een
verstandelijke beperking
b. Als met dit onderzoek geen mutaties worden gevonden, is een genetische oorzaak
vrijwel uitgesloten
c.
Dit is in Nederland niet toegestaan in de diagnostiek, maar wordt ingezet om met
wetenschappelijk onderzoek nieuwe genen te vinden
d. Met dit onderzoek wordt bij meer patiënten met een verstandelijke beperking de
oorzakelijke mutatie aangetoond dan een aantal jaar geleden
5
Waar is polydactylie een voorbeeld van?
a. Sequentie
b. Malformatie
c.
Disruptie
d. Deformatie
6
Klaas heeft een hartafwijking (een supravalvulaire aortastenose), een achterstand in
ontwikkeling (ZMLK nivo), hij heeft krullend haar en hij houdt veel van muziek.
Welk syndroom past het beste bij de kenmerken van Klaas?
a. Deletie 22q11
b. Noonan syndroom
c.
Treacher-Collins syndroom
d. Williams syndroom
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 3 van 17
7
Een ouderpaar heeft een kind met een unilaterale lipschisis.
Wat geldt voor de herhalingskans voor hen op een kind met een unilaterale lipschisis?
a. De kans is hoog, want een unilaterale lipschisis is meestal monogenetisch
b. De kans is laag, want een unilaterale lipschisis is meestal monogenetisch
c.
De kans is hoog, want een unilaterale lipschisis is meestal multifactoriëel
d. De kans is laag, want een unilaterale lipschisis is meestal multifactoriëel
8
De spierziekte van Duchenne is een X-gebonden aandoening die zich uit bij jongens en
waar meisjes draagster van kunnen zijn. Charlotte is een meisje van 8 jaar met de ziekte
van Duchenne.
Wat is een mogelijke verklaring voor het fenomeen dat de ziekte van Duchenne zich bij
Charlotte uit?
a. Charlotte is draagster van de ziekte van Duchenne en van een andere
spieraandoening
b. Charlotte heeft het Turner-syndroom
c.
Charlotte heeft het triple-X-syndroom
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 4 van 17
9
Zie bovenstaande stamboom.
Wat is de kans dat de dochter van mw. K borstkanker zal ontwikkelen in de loop van haar
leven? Ga er vanuit dat de penetrantie van een mutatie in het BRCA1 gen 80% is.
a. 0
b. 1/10
c.
1/8
d. 1/4
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 5 van 17
10
Zie stamboom. Mevrouw P. en meneer S. hebben kinderwens.
Wat is de kans voor een kind van dit paar op cystic fibrosis?
a. 1/64
b. 1/48
c.
1/36
d. 1/16
11
Gegeven: Een stamboom van een familie met een aandoening die onderhevig is aan
imprinting.
Stelling: Een kenmerk van zo’n stamboom is dat of alleen mannen of alleen vrouwen
aangedaan zijn.
a. Juist
b. Onjuist
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 6 van 17
12
Nieuwe technologische mogelijkheden van de medisch geassisteerde voortplanting leiden
tot nieuwe ethische discussies. Ten Have in zijn boek “Medische ethiek” wijst onder meer
op de morele dimensie van ‘beheersing en bevrijding’.
Wat wordt hier bedoeld?
a. De nieuwe technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een toename aan
medische mogelijkheden tot medische geassisteerde zwangerschappen waardoor het
ontstaan van normale (natuurlijke) zwangerschappen wordt gereduceerd
b. Hoewel de nieuwe technologische mogelijkheden meer keuzevrijheid oplevert voor
het individu als het gaat om voortplanting, wordt tegelijk in toenemende mate medisch
verantwoord gedrag ten aanzien van voortplanting verwacht
c.
De nieuwe technologische mogelijkheden sluiten medische risicofactoren in
toenemende mate uit waardoor normale voortplanting beter kan worden gecontroleerd
en beheerst
d. Hoewel voortplanting het terrein betreft van individuele keuzevrijheid, blijkt dat
reproductie steeds vaker vanuit maatschappelijk perspectief wordt gestimuleerd door
het aanbod van technologische mogelijkheden
13
Wat is het primaire doel van preconceptiezorg in Nederland?
a. Verbetering van gezondheid van het kind
b. Verbetering van gezondheid van moeder en kind
c.
Verbetering van gezondheid van ouders en kind
d. Verbetering van de volksgezondheid
14
Bij holoprosencefalie zijn de gelaatskenmerken vaak een goede voorspeller voor de ernst
van de hersenafwijking.
Bij welke van de volgende combinaties is de hersenafwijking waarschijnlijk het ernstigst?
a. Monophtalmie, geen proboscus, microstomie
b. Mediane schisis, hypotelorisme, kleine mond
c.
15
Synophtalmie, proboscus, microstomie
Wat is een mogelijk gevolg van anterieure homeote transformaties van de wervelkolom?
a. Halsribben + sacralisatie van de laatste lendewervel
b. Halsribben + lumbalisatie van de eerste sacrale wervel
c.
Lenderibben + sacralisatie van de laatste lendewervel
d. Lenderibben + lumbalisatie van de eerste sacrale wervel
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 7 van 17
16
Bekijk onderstaande afbeelding.
Welke benige bekkenstructuur wordt met de pijl aangeduid?
a. Promontorium
b. Spina ischiadica
c.
Spina iliaca anterior superior
d. Tuberculum pubicum
e. Pecten ossis pubis
17
Bekijk onderstaande afbeelding.
Wat wordt er met de pijl aangeduid?
a. Mesovarium
b. Ligamentum latum
c.
Ligamentum sacrouterina
d. Ligamentum teres uteri
e. Ligamentum ovarii proprium
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 8 van 17
18
Bekijk onderstaande afbeelding.
Welke zenuw is met de pijl aangeduid?
a. n. gluteus inferior
b. n. gluteus superior
c.
n. ischiadicus
d. n. cutaneus femoris posterior
e. n. pudendus
19
Bekijk onderstaande afbeelding.
Is dit een mannelijk of een vrouwelijk bekken?
a. Mannelijk
b. Vrouwelijk
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 9 van 17
20
Bekijk onderstaande transversale doorsnede door een embryo.
Wat wordt er met de pijlen aangeduid?
a. Ectoderm
b. Endoderm
c.
Neurale buis
d. Notochord
e. Mesoderm
21
Uit welk embryonaal kiemblad ontstaan dwarsgestreepte spieren?
a. Ectoderm
b. Mesoderm
c.
22
Endoderm
Welke structuur (structuren) behoort (behoren) tot de derivaten van het ectoderm?
a. Darmen
b. Longen
c.
Bloedvaten
d. Epidermis
23
Hoeveel tijd na de bevruchting vindt de innesteling van het embryo in de baarmoederwand
plaats?
a. 1 uur
b. 1 dag
c.
3 dagen
d. 1 week
e. 1 maand
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 10 van 17
24
Een stoornis in welk embryonaal proces ligt ten grondslag aan het ontstaan van een spina
bifida?
a. Gastrulatie
b. Vorming van de neurale buis
c.
Ontwikkeling van de chorda dorsalis
d. Vorming van de somieten
25
In welke aandoening ziet men de segmentale bouw van het menselijk lichaam terug?
a. Ectopia cordis
b. Gastroschizis
c.
Herpes zoster
d. Omphalocèle
26
Wat is een derivaat van neurale lijstcellen?
a. Bijniermerg
b. Cerebellum
c.
Ruggenmerg
d. Axonen van spinale zenuwen
27
Waaruit ontstaat de epiblast in het jonge embryo?
a. Hypoblast
b. Embryoblast
c.
Trofoblast
d. Syncytiotrophoblast
28
Waar wordt HCG geproduceerd?
a. In de rijpe Graafse follikel
b. In de trofoblastcellen
c.
In de hypofyse
d. In het corpus luteum
29
Er wordt een gehele of gedeeltelijke BTC (basale temperatuur curve) beschreven.
Welke conclusie daarvan is juist?
a. Een vlakke curve rond 36.2 graden Celsius gedurende minstens 15 dagen duidt op
zwangerschap
b. Een vlakke curve rond 37 graden Celsius gedurende vier weken duidt op anovulatie
c.
De dag dat de curve voor het eerst een persisterend verhoogde temperatuur
weergeeft is de dag van de ovulatie
d. Een curve die bifasisch verloopt duidt op ovulatie
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 11 van 17
30
Een 37 jarige vrouw die voor het eerst zwanger is en die zonder problemen een
amenorroe heeft bereikt van 8 weken, vraagt de gynaecoloog om prenatale diagnostiek,
omdat zij er 100% zeker van wil zijn dat het kind geen chromosomale afwijking heeft. Zij
zegt beslist bereid te zijn de zwangerschap af te breken indien dat onverhoopt het geval
is, maar wil wel een methode met nog het minste risico op verlies van een normale
zwangerschap.
Wat zal het beleid zijn?
a. Een vruchtwaterpunctie
b. De nekplooimeting
c.
De combinatie-test
d. Echografie bij 20 weken
31
Wat gebeurt in de fysiologische zwangerschap met het TSH door de werking van het
HCG?
a. In de fysiologische zwangerschap is het TSH door werking van het HCG significant
hoger dan buiten de zwangerschap
b. In de fysiologische zwangerschap is het TSH door werking van het HCG significant
lager dan buiten de zwangerschap
c.
In de fysiologische zwangerschap is het TSH door werking van het HCG niet
veranderd ten opzichte van buiten de zwangerschap
32
Gegeven: In de fysiologische zwangerschap neemt het totale gehalte aan T4 (Thyroxine)
toe.
Stelling: De zwangere blijft desondanks klinisch euthyreoot.
a. Juist
b. Onjuist
33
Halverwege de fysiologische zwangerschap daalt de systolische bloeddruk enigszins.
Waardoor wordt dit veroorzaakt?
a. Het minder worden van het circulerend volume
b. Afname van de perifere vaatweerstand
c.
Frequentiedaling van de maternale hartslag
d. Toename van perifeer oedeem
34
Tijdens de fysiologische zwangerschap is de glucose spiegel van de zwangere relatief wat
hoger dan buiten de zwangerschap.
Waarom is dat?
a. Om de fysiologische renale glucosurie enigszins te compenseren
b. Om insuline resistentie te weerstaan
c.
Om niet al te veel beroep te hoeven doen op de vetzuurverbranding
d. Om aan de placentaire behoefte aan glucose te voldoen
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 12 van 17
35
Tijdens zwangerschapscontroles is het van belang te bepalen of de navel echt in het
midden, dus halverwege de lijn Symfyse / Xyfoid gelokaliseerd is, om te zien of de groei
van het kind in de uterus past bij de bereikte amenorroe.
Bij een zwangere staat het centrum van haar navel ongeveer 4 cm boven dat midden.
Zij heeft een amenorroe van 28 weken (deze termijn is zeker)
Waar hoort in deze casus de fundus uteri te staan als het kind normaal is gegroeid?
a. Halverwege de lijn Symfyse / Xyfoid
b. Ter hoogte van haar eigen navel
c.
Een kwart afstand vanaf haar eigen navel tot het Xyfoid
d. Halverwege de lijn (eigen) navel tot het Xyfoid
36
Tijdens de ontsluiting in een à terme zwangerschap wordt het kind door de moeder minder
gevoeld dan anders.
Beschrijving van het gemaakte CTG gedurende iets meer dan een uur:
De basisfrequentie is 115 slagen per minuut
De variabiliteit is 10 tot 15 slagen per minuut met achter elkaar acceleraties tot 30 slagen
gedurende de eerste helft van de tijd. Het kind beweegt in die periode zichtbaar. Tijdens
de tweede helft van het uur zijn er geen acceleraties en is de curve vlak. De foetus ligt stil
in die periode. Daarna volgen weer enkele minuten met acceleraties.
De contracties in dat uur kwamen om de vijf minuten en duurden ongeveer een minuut. Er
is 4 cm ontsluiting en de vliezen zijn gebroken.
Hoe is de prognose voor het kind?
a. Somber: nu meteen geboren laten worden, per keizersnede
b. Matig-slecht: er moet nu een microbloedonderzoek (MBO) worden verricht om dit in te
kunnen schatten
c.
Matig-goed: CTG nog zeker een uur door laten lopen en bij persisterend patroon een
MBO verrichten
d. Zonnig: prima conditie, rustig doorgaan met ontsluiten
37
De gynaecoloog meet de flow van de moederlijke arteria uterina, links en rechts, in week
24 van de zwangerschap. Het flow patroon blijkt beiderzijds monofasisch te zijn, in
tegenstelling tot het patroon van vier weken geleden, toen er ook gemeten werd en er een
bifasisch patroon werd gezien.
Stelling: De placentatie is in deze casus tot heden vermoedelijk onvoldoende tot slecht
verlopen.
a. Juist
b. Onjuist
38
Tijdens de uitdrijving komt de grote fontanel in de bekkenas te staan als de indaling
gevorderd is tot het derde vlak van Hodge.
Bij welke houding van het caput, of ook wel ligging genoemd, past dit?
a. Aangezichtsligging
b. Voorhoofdsligging
c.
Kruinligging
d. Achterhoofdsligging
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 13 van 17
39
Er is een flink caput succedaneum op het achterhoofd te zien bij de pasgeborene, direct
post partum.
Waar duidt dat op?
a. Op erg dunne schedelbeenderen van de baby
b. Op een verkeerd verlopen inwendige spildraai
c.
Op een periostbloeding van het os occipitale
d. Op goede weeënactiviteit tijdens de zojuist doorgemaakte baring
40
Hoe ontstaat lactatie-amenorroe?
a. Het endometrium moet zich herstellen na de partus
b. Hoge prolactinespiegels onderdrukken het corpus luteum
c.
Lage gonadoatrofinespiegels stimuleren de ovaria niet
d. De schildklier werkt tijdelijk wat harder
41
Hoelang na de geboorte van het kind hoort het ostium internum van de cervix weer vrijwel
gesloten te zijn?
a. Een uur na de geboorte van de placenta
b. Een dag na de geboorte van het kind, mits er borstvoeding wordt gegeven
c.
Een week na de geboorte van het kind, ongeacht geven van borstvoeding
d. Twee weken na de geboorte van het kind, ongeacht geven van borstvoeding
42
Welke specifieke antistoffen betreffende Resusantagonisme zijn in staat de foetus
anemisch te maken?
a. IgM antistoffen door de zwangere
b. IgG antistoffen door de zwangere
c.
IgM antistoffen door de foetus
d. IgG antistoffen door de foetus
43
Vruchtwater heeft een functie ten aanzien van een bepaald stelsel of systeem van de
foetus.
Voor welk stelsel of systeem is de aanwezigheid van vruchtwater een voorwaarde voor
normale ontwikkeling ervan?
a. Het afweersysteem
b. Het zenuwstelsel
c.
Het pulmonale stelsel
d. Het warmte uitwisselingssysteem
44
Gegeven: een foetus met een normaal aangelegd hart.
Hoe verloopt prenataal de bloedstroomrichting door het foramen ovale?
a. Van de aorta richting de stam van de longslagader
b. Van de linker boezem naar de rechter boezem
c.
Van de stam van de longslagader richting de aorta
d. Van de rechter boezem naar de linker boezem
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 14 van 17
45
Bij sommige aangeboren hartafwijkingen verslechtert de klinische situatie van de
pasgeborene dramatisch als de ductus arteriosus sluit enkele uren na de geboorte.
Bij welke van onderstaande hartafwijking is er sprake van een ductus afhankelijke
systeem-circulatie?
a. Persisterende ductus arteriosus
b. Aortaklep atresie
c.
Pulmonalisklep atresie
d. Atrioventriculair septum defect
46
Hoe kan men volwassen bloed, van de moeder dus, differentiëren van foetaal bloed als
een zwangere vaginaal bloedverlies heeft?
Door van wat er verloren wordt
a. het Hb en de indices te bepalen
b. een bloeduitstrijk te maken
c.
47
met behulp van KOH de kleurreactie te beoordelen
Wat is de definitie van sub/infertiliteit?
Het onvermogen van een seksueel functioneel paar, dat geen anticonceptiva gebruikt om
zwanger te worden binnen:
a. 3 maanden
b. 9 maanden
c.
12 maanden
d. 15 maanden
48
Welk van onderstaande accessoire geslachtsklieren produceert het grootste deel van de
zaadvloeistof?
a. De vesiculae seminalis
b. De prostaat
c.
49
De glandula bulbo-urethales
Welke cellen vormen de bloed-testisbarrière?
a. Cellen van Leydig
b. Primaire spermatocyten
c.
Sertolicellen
d. Myoïde cellen
50
Hoe heet het moederlijke deel van de placenta?
a. De decidua basalis
b. Het chorion
51
Wanneer wordt de eerste meiotische deling van de oöcyt voltooid?
a. Voor de geboorte
b. Tijdens de ovulatie
c.
Tijdens de bevruchting
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 15 van 17
52
Bevat een secundaire oöcyt 23 enkele of 23 dubbele chromosomen?
a. 23 dubbele
b. 23 enkele
53
Uteriene NK-cellen spelen een belangrijke rol bij de vascularisatie van de placenta door
de moleculaire interactie van HLA-C met KIR. Welke voor dit proces belangrijke factor
wordt als gevolg van deze herkenning geproduceerd?
a. TNF-alfa
b. Vascular endothelial growth factor (VEGF)
c.
Tryptofaan
d. Prostaglandine E2
54
Een huisarts verdenkt een patiënt van peritoneale prikkeling. Zij wil met het lichamelijk
onderzoek onderscheid kunnen maken tussen willekeurige en onwillekeurige aanspanning
van de buikspieren door de patiënt.
Hoe wordt dit doel het best bereikt?
a. Door zo snel mogelijk en zonder waarschuwing tevoren de buik te palperen
b. Door over de patiënt gebogen te staan om beide buikhelften te kunnen vergelijken
c.
Door de patiënt te vragen de benen op te trekken tijdens het onderzoek
d. Door het palperen voorrang te geven boven percuteren
55
Een neonaat heeft een hartslag van 70 slagen per minuut, een onregelmatige
ademhaling, enige flexie van de ledematen, geen reacties op een pijnprikkel en een
bleekblauwe kleur.
Welke Apgar score heeft deze neonaat?
a. 1
b. 3
c.
5
d. 7
56
Stelling: Het optreden van geelzucht een halve dag na de geboorte is bij een à terme
pasgeborene een fysiologisch verschijnsel.
a. Juist
b. Onjuist
57
Waarom heeft een kind dat moedermelk drinkt een hogere kans op een fysiologische
icterus dan een kind dat kunstvoeding krijgt?
a. De hoeveelheden voeding zijn beter af te meten bij kunstvoeding
b. Door glucuronidase in de moedermelk
c.
58
Omdat lactose intolerantie bij de zuigeling een beschermende werking heeft
Neonaten vanaf een geboortetermijn van 24 weken worden actief opgevangen. Wanneer
gebeurt dit echter niet?
a. Wanneer de behandelend arts besluit dit niet te doen
b. Wanneer de ouders besluiten dit niet te laten doen
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 16 van 17
59
Welke bevinding past bij hypoglycemie bij een pasgeborene?
a. Koorts
b. Kortademigheid
c.
Fladderen
d. Leucocytose
60
Wat is een mogelijke oorzaak van onvoldoende ontplooide longen bij een neonaat?
a. Wet lung
b. Meconiumaspiratie
c.
61
Geboorte via een keizersnede
Waardoor sluit na de geboorte de ductus arteriosus (Botalli)?
Door:
a. toegenomen pCO2
b. toegenomen pO2
c.
afname temperatuur
d. de eerste voeding
62
Tijdens het practicum Voorbereiding Leeronderzoek Celbiologie zijn macrofagen
gestimuleerd met onderdelen uit verschillende bacteriewanden. De macrofagen werden
gestimuleerd met lipopolysaccharide (LPS) om een infectie met Gram-negatieve bacteriën
na te bootsen. Het gevolg was een sterke Gries kleurreactie.
Wat betekent dit en wat is het meest waarschijnlijke gevolg?
a. Betekenis: er wordt veel stikstofmonoxide (NO) geproduceerd door de macrofagen als
reactie op de stimulatie.
Gevolg: de macrofagen zullen niet goed met de bacteriële infectie om kunnen gaan,
want de NO is gunstig voor bacteriën om verder uit te kunnen groeien.
b. Betekenis: er wordt weinig stikstofmonoxide (NO) geproduceerd door de macrofagen
als reactie op de stimulatie.
Gevolg: de macrofagen zullen niet goed met de bacteriële infectie om kunnen gaan,
want de NO is een verdedigingsmechanisme van de macrofagen om de bacteriële
uitgroei te stoppen.
c.
Betekenis: er wordt weinig stikstofmonoxide (NO) geproduceerd door de macrofagen
als reactie op de stimulatie.
Gevolg: de bacteriële infectie wordt gestopt, want de bacteriën hebben NO nodig om
verder uit te kunnen groeien en dit is te weinig aanwezig.
d. Betekenis: er wordt veel stikstofmonoxide (NO) geproduceerd door de macrofagen als
reactie op de stimulatie.
Gevolg: de macrofagen zullen waarschijnlijk goed met de bacteriële infectie om
kunnen gaan, want de NO is een verdedigingsmechanisme van de macrofagen om de
bacteriële uitgroei te stoppen.
herCAT 2.1 Start van het leven / afn. 24 januari 2014
Pagina 17 van 17