jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens Moeilijke woorden stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de handel in bouwmaterialen Inhoudsopgave 1. Voorwoord 2. Informatie over Bpf HiBiN 2.1 Wat gebeurt er in onze sector? 2.2 Pensioenregelingen en pensioenreglement 2.3 Inhoud van de (basis)pensioenregeling 2013 2.4 Wijzigingen in de pensioenregeling en toekomst 2.5 Verplichtstelling voor bedrijven in de sector 2.6 Statutaire organen 2.7Bestuursbureau 2.8 Bij het pensioenfonds betrokken partijen 2.9 Verslag van de deelnemersraad 2.10 Verslag van het verantwoordingsorgaan 2.11 Ontwikkelingen voor 2014 3. Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4. Financiële situatie en indexatie 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 Lange en korte termijn herstel Evaluatie van het herstelplan De indexatieambitie Lange termijn financiering Visie voor de toekomst 5. Solvabiliteit en integraal risicomanagement 5.1Solvabiliteit 5.2 Integraal risicomanagement 6. Beleggingen 6.1 Strategisch beleggingsbeleid 6.2 Samenstelling belegd vermogen 6.3Beleggingsresultaten 6.4 Maatschappelijk verantwoord beleggen 6.5Vermogensbeheerkosten 7. Premie en pensioenuitvoeringskosten 8. Pensioencommunicatie 9. Overige gegevens 9.1 Balans per 31 december 9.2 Staat van baten en lasten 9.3Kasstroomoverzicht 9.4 Algemene toelichting 9.5 Toelichting op de balans 9.6 Toelichting op de staat van baten en lasten 9.7 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 9.8 Gebeurtenissen na balansdatum 9.9 Actuariële verklaring 9.10 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Moeilijke woorden JAARVERSLAG 2013 2 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens Moeilijke woorden JAARVERSLAG 2013 3 1.Voorwoord Beste lezer, Stichting Bedrijfstak voor de handel in Bouwmaterialen (Bpf HiBiN) heeft de afgelopen jaren stormachtige tijden doorgemaakt. Dat werd ingeluid door de kredietcrisis in 2008 en de daaropvolgende economische ontwikkelingen, zoals daling van de rentestand en koersval op de beurs. Gelijktijdig werden we bovendien geconfronteerd met een stijging van de levensverwachting, en dat betekende voor ons een verhoging van de pensioenverplichtingen. Herstelplan heeft gewerkt Hierdoor kwam de dekkingsgraad van Bpf HiBiN zwaar onder druk te staan. Van een relatief comfortabele 134% tuimelde de dekkingsgraad naar een gevaarlijk lage 91%. Te laag om op lange termijn aan onze pensioenverplichtingen te voldoen als de omstandigheden niet zouden veranderen. Daarom werd een herstelplan opgesteld. En niet zonder resultaat. Inmiddels is de dekkingsgraad per 31 december 2013 geëindigd boven de wettelijke minimaal vereiste dekkingsgraad, namelijk 109,8%. Doel bestuur: pensioenen waardevast houden Hiermee heeft Bpf HiBiN zich in financiële zin in de goede richting ontwikkeld. Veel pensioenfondsen hebben de afgelopen jaren de pensioenen moeten verlagen, omdat het herstel onvoldoende was. Dat was en is bij ons gelukkig niet aan de orde. Maar we moeten ook stellen dat we zeker nog niet op het gewenste niveau zitten. Dat zijn we pas wanneer we in staat zijn de pensioenen jaarlijks waardevast te kunnen houden en dus aan te kunnen passen aan de inflatie. Dát is het hoofddoel van het bestuur van Bpf HiBiN. Een belangrijke beslissing werd in 2013 genomen door de werkgevers- en werknemers organisaties (sociale partners). Per 1 april 2013 is de aanvullingsregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 ingetrokken. Deze maatregel heeft de pensioenregeling van Bpf HiBiN een stuk eenvoudiger gemaakt en daarmee beter uit te leggen. Bovendien drukte deze regeling zwaar op de financiële middelen van Bpf HiBiN. Ook achter de schermen heeft het bestuur in 2013 gewerkt aan voorbereidingen op de aan kondiging van wijzigingen vanuit de wetgever, zoals versobering van de pensioenopbouw, verhoging pensioenleeftijd naar 67 jaar en de introductie van een gepensioneerde in het bestuur van Bpf HiBiN. Bovendien gaat in 2014 het bestuursmodel veranderen. De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan worden samengevoegd. De Raad van Toezicht is een nieuw orgaan. 2014: herstel? Als pensioenfonds zijn we in hoge mate afhankelijk van de economische en politieke ontwikkelingen. Ten tijde van het schrijven van het jaarverslag zijn de eerste voorzichtige tekenen van herstel zichtbaar. Een ontwikkeling waarvan wij van harte hopen, ook voor onze sector, dat deze zich zal voortzetten. Ook in 2014 mag u rekenen op het bestuur van uw pensioenfonds: wij gaan er alles aan doen om onze doelstellingen te realiseren. Breda, 26 juni 2014 A.N. Slingerland bestuurslid C. Lonsain vice voorzitter bestuur a.i. Voorbereiden op de toekomst Door de kredietcrisis en economische ontwikkelingen beleefden we spannende tijden. Daardoor werd ook duidelijk dat ons pensioenstelsel niet langer houdbaar is. De overheid werkt aan nieuwe wet- en regelgeving waar we ons ook op voor moeten bereiden. Van een rustige tijd is dus geen sprake. Van diverse kanten zijn we bezig met de toekomst. JAARVERSLAG 2013 4 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens 2.1Wat gebeurt er in onze sector? 2.2 Pensioenregelingen en pensioenreglement 2.3 Inhoud van de (basis)pensioenregeling 2013 2.4Wijzigingen in de pensioenregeling en toekomst 2.5 Verplichtstelling voor bedrijven in de sector 2.6 Statutaire organen 2.7Bestuursbureau 2.8 Bij het pensioenfonds betrokken partijen 2.9 Verslag van de deelnemersraad 2.10 Verslag van het verantwoordingsorgaan 2.11 Ontwikkelingen voor 2014 Moeilijke woorden JAARVERSLAG 2013 5 2. Informatie over Bpf HiBiN Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen (Bpf HiBiN), statutair gevestigd te Breda, is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld op 28 juni 1958. De laatste statutenwijziging die door het bestuur is goedgekeurd was op 23 augustus 2013. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41197852. Het pensioenfonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie. 2.1 Wat gebeurt er in onze sector en wat is de invloed op Bpf HiBiN? Ontwikkelingen in onze sector zijn soms van directe invloed op Bpf HiBiN. Zo betekent minder omzet veelal minder personeel en daarmee minder deelnemers voor Bpf HiBiN. We nemen u mee langs een aantal ontwikkelingen. Minder vraag: beperking loonkosten Door de vraaguitval zijn de omzetten in de sector vanaf 2009 met 25 - 30% verminderd (USP Marketing Consultancy, HiBiN Conjunctuurmeting najaar 2013). De bedrijven hebben de omzetdaling de afgelopen jaren veelal opgevangen door de beperking van kosten, waaronder loonkosten. Het aantal werkenden in de sector is in deze periode afgenomen met 25%. Wat betekent dit voor Bpf HiBiN? In 2013 zijn er onder andere daardoor bij Bpf HiBiN 1.813 deelnemers vertrokken en 1.173 nieuwe deel nemers bijgekomen. De ruim 1.800 deelnemers die vertrokken zijn, is het resultaat van de beperking van de loonkosten in de sector. De ruim 1.100 nieuwkomers zijn deelnemers van bedrijven die in 2013 voor onze sector en onze pensioenregeling hebben gekozen. Mede door de eenvoud van de regeling vanaf 2014 is er een aantal bedrijven bij gekomen. Veranderingen in bedrijfsvoering naar meer, sneller en beter Een direct gevolg van de crisis is dat bedrijven in de sector, om zich staande te houden, de laatste jaren hun organisatie- en business model hebben moeten aanpassen aan de afnemende volumes, veranderde klantprofielen (door het grote aantal faillissementen en de toename van ZZP’ers) en ontstane financiële krapte (risico beheersing). Gelijktijdig zijn bedrijven in de sector overgegaan tot innovatie: assortimentsverbreding, ketenintegratie, uitbreiding van dienstverlening (montage, assemblage) en slimmere werkmethodes die met gebruik van ICT moeten leiden tot procesverbetering. Ook zijn de bedrijven meer dan voorheen gefocust op vergroting van de flexibiliteit van de bedrijfsvoering. Meer, sneller en beter dus. Deze veranderingen in de bedrijfsvoering zijn vaak nodig om het verlies aan omzet en marge te compenseren, maar ook om de continuïteit van de bedrijven op de langere termijn te waarborgen. Wat betekent dit voor Bpf HiBiN? Als de assortimentsverbreding doorgetrokken wordt naar het pensioenfonds, dan verwacht Bpf HiBiN nog verdere zelfstandige groei. Met betrekking tot integratie zien we ook dat bedrijfskolommen in elkaar schuiven. De houthandel, die een eigen pensioenfonds heeft, verkoopt steeds vaker ook bouwmaterialen. De bouwmaterialenhandel voegt meer hout toe aan zijn toch al brede assortiment. Vandaar dat op bedrijfstak-, cao- en pensioenfondsniveau gekeken wordt naar mogelijkheden tot samenwerking tussen de beide bedrijfstakken en pensioenfondsen. Duurzaamheid en technologie Bedrijven zijn steeds op zoek naar onderscheidend vermogen op gebied van dienstverlening, assortiment, kennis en logistiek. Er is een toenemende focus op het terrein van duurzaamheid en technologie: verduurzaming bestaande woningen, het gebruik van het online kanaal naast de verkoop via de winkel, met name in het b2c (business to client) traject. Wat betekent dit voor Bpf HiBiN? Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord handelen zijn ook belangrijke en geïntegreerde onderwerpen in het beleggingsbeleid van Bpf HiBiN. Daarbij zijn mens, omgeving en opbrengst (people, planet, profit) de pijlers. JAARVERSLAG 2013 6 2.2 Pensioenregeling en pensioenreglement 2.3 Inhoud van de (basis)pensioenregeling 2013 Pensioenregeling De (basis)pensioenregeling is een verplichte pensioenregeling voor alle werknemers van 21 jaar en ouder. De (basis)pensioenregeling voorziet in de opbouw van een levenslang ouderdomspensioen. Voor 2013 bedraagt de pensioenopbouw 2% van pensioengrondslag A en 0,25% van pensioengrondslag B per deelnemersjaar ná 31 december 2010. De pensioenregeling van Bpf HiBiN heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Bij deze vorm van pensioen ontvangt de deelnemer op het moment van pensionering een periodieke uitkering van een bepaalde hoogte die vanaf een bepaalde leeftijd berekend wordt. De hoogte van de pensioen aanspraak is afhankelijk van het salaris en de diensttijd. De hoogte van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht staat van tevoren vast, mits er geen verlaging van de pensioenaanspraken wordt toegepast. De pensioengrondslag is gesplitst in 2 delen: • Pensioengrondslag A is gelijk aan het verschil van het op salarisgrens A gemaximeerde jaar salaris (€ 37.380) van de deelnemer en de franchise. Er geldt een minimumgrondslag. De minimum grondslag bedraagt € 4.678. • De franchise bedroeg in 2013 € 11.919. • Pensioengrondslag B is gelijk aan het verschil van het op salarisgrens B (€ 70.853) gemaximeerde jaarsalaris van de deelnemer en salarisgrens A. Bpf HiBiN heeft tot doel uitvoering te geven aan de pensioenovereenkomst volgens de verplichtstelling die geldt voor de aangesloten ondernemingen en de (gewezen) deelnemers. Hiertoe wordt voor de aangesloten werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ongeveer € 561.000.000 belegd. Pensioenreglement De pensioenregeling is vastgelegd in het pensioenreglement. Dit geeft de rechten en verplichtingen weer tussen Bpf HiBiN en de deel nemers. De uit de verschillende pensioenregelingen voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn opgenomen in twee aparte pensioenreglementen: het pensioenreglement en het prepensioen reglement. De pensioenopbouw in de prepensioenregeling is op 1 januari 2006 stopgezet. Tot deze regeling kunnen geen nieuwe deelnemers meer toetreden. Voor deelnemers met een echtgenoot of partner is een partnerpensioen verzekerd ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen. Het deel van het partnerpensioen over de jaren vanaf 1 juli 2001 is alleen op risicobasis verzekerd. Voor deelnemers met kinderen is een wezenpensioen medeverzekerd ten bedrage van 14% van het ouderdomspensioen voor elk kind. De pensioenopbouw wordt voor arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder vrijstelling van bijdragebetaling. JAARVERSLAG 2013 7 Indexatie Bpf HiBiN kent een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Bpf HiBiN streeft ernaar de opgebouwde pensioenaanspraken te indexeren met als doel het pensioen zoveel mogelijk waardevast te houden. Deze indexatie is voorwaardelijk. De voorwaardelijke indexatie is voor actieve deelnemers in beginsel gebaseerd op de loon ontwikkeling in de bedrijfstak. De laatste jaren heeft Bpf HiBiN door de financiële situatie geen indexatie toegepast. Anw-hiaatregeling De vrijwillige Anw-hiaatregeling zorgt voor een aanvulling op de Anw-uitkering van de overheid. Deze regeling is in een afzonderlijk reglement opgenomen. Prepensioenregeling De prepensioenregeling was eveneens een geïndexeerde middelloonregeling. De pensioen opbouw is met ingang van 1 januari 2006 beëindigd. In de regeling zijn de tot 1 januari 2006 opgebouwde prepensioenaanspraken premievrij achtergebleven. Ook in deze regeling werd de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder vrijstelling van de bijdragebetaling. De opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen uit deze regelingen worden in beginsel waardevast gehouden. De aanpassing van de pensioenen is voorwaardelijk. 2.4 Wijzigingen in de pensioen regeling en toekomst Gedurende 2013 is er gesproken met de werknemersen werkgeversorganisaties over de pensioenregeling per 1 januari 2014. De wens is uitgesproken om tot een eenvoudiger en transparantere pensioenregeling te komen. Dat maakt de uitvoering eenvoudiger en de kosten lager. Per 1 april 2013 hebben de werknemers- en werk geversorganisaties afgesproken de voorwaardelijke overgangsregeling voor deelnemers op of na 1 januari 1950 en die aan bepaalde voorwaarden voldeden in te trekken. Daardoor bestaat vanaf deze datum alleen nog de basispensioenregeling. In 2013 worden nog wel twee grondslagen met afzonderlijke opbouwpercentages (grondslag A en B) gehanteerd. Vanaf 1 januari 2014 geldt nog maar één pensioengrondslag (pensioengrondslag B komt te vervallen). Toekomst Het bestuur kijkt naar samenwerkingsverbanden met andere pensioenfondsen om zo (collectief) inkoopvoordeel te halen. Het bestuur is ervan overtuigd dat de kosten per deelnemer nog verder naar beneden kunnen. Aanvullende pensioenregelingen Tot 1 januari 2014 bood Bpf HiBiN de aangesloten ondernemingen de mogelijkheid om per onder neming een aanvullende pensioenregeling voor hun werknemers of een bepaalde groep van werknemers te treffen, mits hieraan uniforme regels ten grondslag liggen. Uitvoeringsreglement De rechten en verplichtingen tussen de bij Bpf HiBiN aangesloten werkgevers zijn vastgelegd in het uitvoeringsreglement. Het uitvoeringsreglement vermeldt o.a. de afspraken over de financiering en de uitvoering van de pensioenregeling(en). JAARVERSLAG 2013 8 2.5 Verplichtstelling voor bedrijven in de sector 2.6 Statutaire organen In de Wet Verplichte Deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) is vastgelegd dat het georganiseerde bedrijfsleven een verzoek tot verplichtstelling, wijziging of intrekking van die verplichtstelling kan doen. Dat betekent dat de cao-partijen een centrale rol spelen bij de totstandkoming van de verplichtstelling. Zonder hen is een verplichtstelling niet mogelijk. Gevolg van de verplichtstelling is onder andere dat werkgevers en werknemers verplicht zijn de statuten en de reglementen van Bpf HiBiN na te leven. Hierdoor is er gelijkheid in de sector voor werkgevers en werknemers. Goed pensioenfondsbestuur (governance) Bpf HiBiN werkt volgens het paritaire bestuurs model. Dat wil zeggen dat het bestuur van Bpf HiBiN bestaat uit zes leden, drie van werknemerszijde en drie van werkgeverszijde. Zij worden benoemd door de cao-partijen; de organisaties die Bpf HiBiN hebben opgericht. Werkgevers zijn op grond van het verplichtstellingsbesluit en de Wet Bpf 2000 verplicht om zich uit eigen beweging aan te sluiten bij Bpf HiBiN wanneer zij werkzaam zijn in de sector die onder het verplichtstellingsbesluit valt. Werkgevers moeten zelf een actieve rol richting Bpf HiNiN innemen om duidelijkheid te verkrijgen over de verplichte aansluiting bij Bpf HiBiN. Op grond van de verplichtstelling en de wet Bpf 2000 is Bpf HiBiN verplicht om alle mogelijke inspanningen en acties te ondernemen om ervoor te zorgen dat werkgevers en werknemers die onder de reikwijdte van de verplichtstelling van Bpf HiBiN vallen, ook daadwerkelijk worden aangesloten. De juiste (wettelijke) procedure dient hiervoor te worden gevoerd, inclusief het versturen van premienota’s, het innen van de premies en het desnoods invorderen van deze premies via een dwangbevel. Bestuur Het bestuur bepaalt het dagelijks beleid van Bpf HiBiN en draagt zorg voor de handhaving en uitvoering van de statuten en reglementen. Het uitgangspunt is dat dit gebeurt door een evenwichtige en zorgvuldige afweging van de belangen van alle belanghebbenden. Daarnaast beschikt Bpf HiBiN over een deelnemersraad voor gevraagde en ongevraagde adviezen. Het bestuur is niet verplicht adviezen van de raad op te volgen, maar moet daarover wel schriftelijk en onderbouwd verantwoording afleggen. Bovendien legt het bestuur verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Eens in de drie jaar worden deze bestuurslagen beoordeeld door een visitatiecommissie. Het bestuur heeft in het verslagjaar actief beleid ontwikkeld om niet of ten onrechte aangesloten ondernemingen op te sporen ter bescherming van de pensioenaanspraken en pensioenrechten van alle belanghebbenden. JAARVERSLAG 2013 9 Samenstelling bestuur in 2013: • G. Mantel Werkgeverslid en voorzitter (namens Koninklijke HiBiN) • A. Slingerland Werkgeverslid (namens Koninklijke HiBiN) • S. van der Maden Werkgeverslid (namens Koninklijke HiBiN) • C. Lonsain Werknemerslid (namens CNV Dienstenbond) en vicevoorzitter a.i. • J. Spruijt Werknemerslid (namens De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening) • Vacant tot 1 juli 2014 Werknemerslid (namens FNV bondgenoten) Samenstelling deelnemersraad in 2013: • H. Vink namens gewezen deelnemers (voorzitter) • R.F.M. van Scheijndel namens pensioengerechtigden (vice voorzitter) • J. Krijt namens werknemers • M. van Heesbeen namens werknemers • H.G.M. Zaan namens werknemers 2.7 Bestuursbureau Het bestuur beschikt sinds 2011 over een bestuurs bureau. De kerntaken van het bestuursbureau zijn: • Het vormen van een schakel tussen: - Bestuur en dagelijks bestuur - Externe adviseurs -Contractpartijen • Toezicht en verantwoordingsorganen. Het voorbereiden van bestuursvergaderingen • Het opstellen van (meer)jarenplannen. • Het maken van begrotingen en het opstellen van contracten en toezicht op de correcte uitvoering daarvan. • Het signaleren van externe ontwikkelingen. • Het beoordelen van rapportages en beleids voorstellen. De besluitvorming en uiteindelijke verantwoorde lijkheid liggen bij het pensioenfondsbestuur. 2.8 Bij het pensioenfonds betrokken partijen Bpf HiBiN laat zich bijstaan door een aantal externe adviseurs, waarvan de belangrijkste hieronder worden genoemd. Samenstelling verantwoordingsorgaan in 2013: • M.J.J. Vaes werkgeverslid (voorzitter VO) • H. Vink namens gewezen deelnemers (lid VO) • R.F.M. van Scheijndel namens pensioengerechtigden (lid VO) • J. Krijt namens werknemers (plaatsvervangend lid VO) Pensioenbeheerder De externe compliance officer, KPMG Integrity & Investigation Services ziet erop toe dat iedereen handelt conform de gedragscode. Beleggingsadviseur De pensioenadministratie van Bpf HiBiN is uit besteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Vermogensbeheer Lombard Odier is de vermogens- en fiduciair beheerder. Het vermogensbeheer van de beleggingen in vastgoed en hypotheken is opgedragen aan Syntrus Achmea Vastgoed. Montae Bestuurscentrum B.V. treedt op als adviseur in het kader van het vermogensbeheer. Oversight manager Northern Trust investment solutions uit Chicago is sinds oktober 2013 de ’oversight manager’. Compliance officer KPMG Integrity & Investigation Services voert de compliance werkzaamheden voor Bpf HiBiN uit. JAARVERSLAG 2013 10 Adviserend actuaris Aon Hewitt te Eindhoven is de adviserend actuaris van Bpf HiBiN. Certificerend actuaris Triple A-Risk Finance Certification B.V. te Amsterdam, is de certificerend actuaris van het pensioenfonds. Accountant PricewaterhouseCoopers N.V. voert de controle van de jaarrekening van Bpf HiBiN uit. Pensioenjurist Swalef Pensioen Consultancy B.V. ondersteunt Bpf HiBiN ten aanzien van pensioen juridische kwesties en vraagstukken. Communicatie Catapult creëert, ondersteunt het pensioenfonds op het gebied van communicatie. 2.9 Verslag van de deelnemersraad Dit is het laatste kalenderjaar waarvan de deel nemersraad over haar werkzaamheden verslag legging doet. Met ingang van 1 juli 2014 treedt namelijk het nieuwe verantwoordingsorgaan in werking. De huidige deelnemersraad gaat hierin op. Het afgelopen jaar heeft de deelnemersraad regelmatig met de deelnemers van Bpf HiBiN gecommuniceerd over de belangrijkste ontwik kelingen via de vaste rubriek ’aan tafel bij de deelnemersraad’ in de Pensioenflits. De deelnemersraad heeft ervoor gekozen om tijdens de jaarlijkse opleiding het financiële gedeelte van het jaarverslag over 2012 onder leiding van twee externe deskundigen uitvoerig te bespreken. In het kader van de bestuurlijke ontwikkelingen is met het bestuur de organisatie van verkiezingen voor de vacatures namens de gepensioneerden in 2014 besproken. Daarnaast zijn de opleidings mogelijkheden van de deelnemersraad besproken. Namens Bpf HiBiN heeft Ruud van Scheijndel zitting genomen in de adviesraad van het Platform Deelnemersraden, een koepelorganisatie waarbij Bpf HiBiN is aangesloten. Over het nieuwe pensioen contract heeft de politiek nog geen definitieve beslissing genomen, zodat dit onderwerp naar 2014 wordt doorgeschoven. juni 2014 Deelnemersraad Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen Begin 2013 hebben twee personen de deelnemersraad versterkt: Mirjan van Heesbeen en Hein Zaan. Hiermee was de deelnemersraad weer op volle sterkte (vijf personen). De deelnemersraad kwam in het verslagjaar zes keer bijeen voor reguliere vergaderingen. Twee keer was dat samen met de voorzitters van het bestuur. Daarnaast waren er ook enkele extra vergaderingen in het kader van de nieuwe Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen die in 2014 van kracht wordt. De deelnemersraad heeft onder andere een positief advies uitgebracht over: • De afkoop kleine pensioenen gewezen deelnemers • De vrijwillige voortzetting pensioenregelingen • Het jaarverslag over 2012 • Het communicatiebeleid JAARVERSLAG 2013 11 2.10 Verslag van het verantwoordingsorgaan Dit is het laatste jaarverslag van het huidige verantwoordingsorgaan. Vanaf 1 juli 2014 wordt een nieuw verantwoordingsorgaan gevormd. Het bestuur gaat op een andere wijze verant woording afleggen aan een nieuw verantwoordingsorgaan. In dit nieuwe verantwoordingsorgaan zijn werkgevers, deelnemers, gepensioneerden en slapers vertegenwoordigd. Hierdoor kan een betere en directere controle worden uitgeoefend. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening in 2013 kennis genomen van het bestuursverslag en de jaarrekening 2012, de reglementen 2012 en de ABTN 2012. Het verantwoordingsorgaan heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de externe actuaris en de externe accountant. Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Beleggingsbeleid Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat, ondanks een lager belegd vermogen dan ultimo 2012, de resultaten van de beleggingen dusdanig zijn geweest dat er ten aanzien van de Voorziening pensioen verplichtingen een hoger bedrag aan reserve was. Hierdoor was de dekkingsgraad eind 2013 hoger dan in 2012. Het verantwoordingsorgaan heeft ook vastgesteld dat de daadwerkelijke renteafdekking binnen de bandbreedtes heeft plaatsgevonden. Wetgeving en reglementen Per 1 juli 2014 treedt de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen in werking. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur op adequate wijze heeft ingespeeld en toegewerkt naar de nieuwe situatie per 1 juli 2014. Op dat moment komt het nieuwe bestuur en het nieuwe verantwoordingsorgaan tot stand. Er is gekozen voor Het Paritaire Bestuursmodel en het verantwoordingsorgaan op medezeggenschap. Na toetsing door De Nederlandsche Bank en als geschikt beoordeeld, treedt het nieuwe bestuur per 1 juli 2014 in functie aan. Ook werd door het bestuur adequaat gehandeld bij de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Financiële positie van Bpf HiBiN De financiële positie van Bpf HiBiN heeft zich in 2013 positief ontwikkeld. De dekkingsgraad was per 31 december 2013 109,8%. Dit is voldoende ten opzichte van het minimaal vereiste vermogen, maar nog niet het vereiste vermogen. Het blijkt dat een groot aantal bedrijven die ook de cao van de HiBiN volgen, nog niet zijn aangesloten bij Bpf HiBiN. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur om in 2014 hieraan veel aandacht te schenken en de werkgevers die het betreft zoveel mogelijk met terugwerkende kracht te verplichten te laten instromen in Bpf HiBiN. Premie- en toeslagbeleid De premie voor Bpf HiBiN is in 2013 ongewijzigd voortgezet en bedraagt meer dan de gedempte kostendekkende premie. Het besluit in 2013 om, per 1 januari 2014, nog maar te werken met één pensioengrondslag zal positieve uitwerking hebben. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur adequaat op te treden voor het innen van achter stallige premiebetalingen. JAARVERSLAG 2013 12 Pensioenuitvoeringskosten De kosten voor het uitvoeren het pensioen zijn, in relatie met de ontvangen premie in 2013, lager dan in 2012. De kosten zijn onder andere verlaagd door het op grote schaal afkopen van gewezen deelnemers die samen een zware druk legden op de totale kosten. De kosten werden ook gedrukt doordat de aanvullingsregeling van deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 werd ingetrokken. Het verantwoordingsorgaan ziet met genoegen dat, sinds de invoering van het bestuursbureau, de kosten structureel zijn verlaagd. Communicatiebeleid Het verantwoordingsorgaan is verheugd dat, sinds de samenwerking met het communicatie bureau, de deelnemers in ruime mate worden geïnformeerd over het wel en wee van Bpf HiBiN. De uitgebrachte Pensioenflitsen, de website en de overige communicatiemiddelen geven op heldere wijze de benodigde informatie en zien er professioneel uit. Scholing Het verantwoordingsorgaan constateert dat ook in 2013 op verschillende niveaus aan opleiding is gedaan en in scholing is geïnvesteerd. Oordeel Het verantwoordingsorgaan van Bpf HiBiN is op grond van het voorgaande van oordeel dat: • Het verantwoordingsorgaan voldoende informatie heeft ontvangen van het bestuur om een goed oordeel te vormen. • Door het bestuur is gehandeld in overeenstemming met de statuten en reglementen. • Het bestuur zich goed heeft voorbereid en keuzes heeft gemaakt op de nieuwe Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. juni 2014 Verantwoordingsorgaan Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen 2.11 Ontwikkelingen voor 2014 Vanaf 1 juli 2014 treedt de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen in werking. Er wordt wettelijk geregeld dat pensioengerechtigden in de pensioenfondsbesturen worden afgevaardigd. Voor Bpf HiBiN betekent dit, dat er één pensioengerechtigde in het bestuur zal worden benoemd. Werknemersorganisatie De Unie heeft besloten haar bestuurszetel op te heffen. Hier komt het bestuurslid namens de pensioengerechtigden voor in de plaats. De nieuwe wet biedt pensioenfondsbesturen de keuze uit vijf bestuursmodellen. Het bestuur heeft in 2013 de voor- en nadelen van een ander bestuursmodel onderzocht. Bpf HiBiN heeft er uiteindelijk voor gekozen het huidige bestuursmodel (paritair) voort te zetten. Om het hoofd te bieden aan de toenemende complexiteit van vermogensbeheer is gekozen om een onafhankelijk bestuurslid met uitgebreide deskundigheid op dit gebied toe te voegen aan het bestuur. Daarmee bestaat het bestuur straks uit zeven leden, namelijk: • 3 werkgeverszijde, namens de Koninklijke HiBiN • 2 werknemerszijde, FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond • 1 pensioengerechtigde • 1 onafhankelijk bestuurslid Daarnaast gaat het bestuur werken met verschillende commissies: • Beleggingscommissie • Risicomanagementcommissie • Communicatiecommissie • Verplichtstellingscommissie • Jaarwerk en –verslagcommissie • Dienstverleningsovereenkomst (DVO) commissie De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan worden samengevoegd tot één orgaan: het verantwoordingsorgaan. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan wordt als volgt: • 2 leden namens pensioengerechtigden • 2 leden namens werknemers • 1 lid namens de oud-deelnemers • 1 lid namens de werkgever De Raad van Toezicht is een nieuw orgaan. Zij is doorlopend met toezichtstaken belast. De driejaarlijkse visitatie komt daarmee te vervallen. JAARVERSLAG 2013 13 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens Moeilijke woorden JAARVERSLAG 2013 14 3.Meerjarige Kerncijfers 2013 2012 2011 2010 2009 799* 649 671 688 677 Ondernemingen en deelnemers (aantallen) Aangesloten ondernemingen Deelnemers 6.659 7.310 7.490 7.497 7.629 14.826 22.422 23.655 24.764 27.281 Ouderdomspensioen (incl. prepensioen) 4.983 5.610 2.854 2.666 2.558 Nabestaandenpensioen 1.580 1.298 1.240 1.240 1.225 0 0 148 159 173 Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Invaliditeitspensioen * Door gebruik van nieuwe systemen, zijn in 2013 ook de aangesloten bedrijven zonder personeel vermeld. Dit was in 2012 en eerder niet het geval. Premies en uitkeringen Premie basisregeling € 29.301.000 € 31.831.000 € 28.543.000 € 29.173.000 € 29.324.000 € 315.000 € 747.000 € 752.000 € 695.000 € 712.000 € 349.000 € 344.000 € 414.000 € 356.000 € 366.000 Uitkeringen € 26.430.000 € 14.341.000 € 14.445.000 € 14.030.000 € 12.864.000 Feitelijke premie € 29.965.000 € 31.252.000 € 30.518.000 € 30.849.000 € 30.402.000 Kostendekkende premie basisregeling € 29.434.000 € 33.789.000 € 36.560.000 € 29.557.000 € 34.763.000 € 24.054.000 € 26.580.000 € 27.444.000 € 21.475.000 € 25.831.000 - PVI-opslag € 1.200.000 € 1.276.000 € 1.410.000 € 1.109.000 € 1.327.000 - Solvabiliteitsopslag € 2.706.000 € 3.033.000 € 3.623.000 € 3.470.000 € 3.947.000 € 1.159.000 € 2.153.000 € 3.331.000 € 2.808.000 € 2.946.000 € 315.000 € 747.000 € 752.000 € 695.000 € 712.000 € 15.987.000 € 18.838.000 € 29.054.000 € 24.760.000 € 24.818.000 € 11.128.000 € 13.921.000 € 21.196.000 € 17.575.000 € 17.682.000 € 622.000 € 658.000 € 1.097.000 € 914.000 € 920.000 - Solvabiliteitsopslag € 1.419.000 € 1.624.000 € 2.819.000 € 2.859.000 € 2.733.000 - Opslag voor uitvoeringskosten € 1.159.000 € 1.888.000 € 3.190.000 € 2.717.000 € 2.742.000 € 315.000 € 747.000 € 752.000 € 695.000 € 712.000 Premie voor de Anw-hiaatverzekering Premie aanvullende regeling Samengesteld uit - Actuarieel benodigd - Opslag voor uitvoeringskosten - Risicopremie herverzekering Gedempte kostendekkende premie Samengesteld uit - Actuarieel benodigd - PVI-opslag - Risicopremie herverzekering JAARVERSLAG 2013 15 2013 2012 2011 2010 2009 Belegd vermogen (actuele waarde) € 562.481.000 € 572.453.000 € 487.605.000 € 411.007.000 € 342.715.000 Opbrengst belegd vermogen - € 12.100.000 € 72.100.000 € 63.272.000 € 51.617.000 € 30.549.000 - 1,6% 14,8% 15,3% 12,1% 9,7% 109,8% 105,9% 100,1% 102,1% 101% -0,24 1,06 1,99 0,30 0,64 2,96 1,91 1,18 0,37 0,40 € 513.812.000 € 543.414.000 € 487.895.000 € 402.467.000 € 342.199.000 Minimaal vereist eigen vermogen € 25.691.000 € 26.627.000 € 23.419.000 € 19.721.000 € 17.110.000 Minimaal vereist eigen vermogen 5,0% 4,9% 4,8% 4,9% 5,0% Vereist eigen vermogen € 58.834.000 € 57.518.000 € 50.682.000 € 48.101.000 € 50.054.000 Vereist eigen vermogen 11,5% 10,6% 10,4% 12,0% 14,6% - € 8.721.000 - € 25.283.000 - € 50.263.000 - € 39.591.000 - € 46.645.000 22,2% 22,2% 22,2% 22,2% 20,2% 7,4% 7,4% 7,4% 7,4% 6,73% 2% 2% 2% 2% 2,2% Franchise € 11.919 € 11.919 € 11.830 € 11.684 € 11.626 Minimum pensioengrondslag € 4.678 € 4.678 € 4.643 € 4.586 € 4.563 € 37.380 € 37.380 € 37.101 € 36.642 € 36.460 Totale premie per jaar 6,4% 6,4% 6,4% 6,4% 5,5% Waarvan werknemersdeel 2,13% 2,13% 2,13% 2,13% 1,83% 0,25% 0,25% 0,25% 0,25% 0,45% Franchise € 37.380 € 37.380 € 37.101 € 36.642 € 36.460 Maximum salaris € 70.853 € 70.853 € 70.325 € 69.454 € 69.108 Voor de actieve deelnemers 0% 0% 0% 0% 0% Voor de gewezen deelnemers 0% 0% 0% 0% 0% Beleggingen Rendement Dekkingsgraad Z-score Performancetoets Voorziening pensioenverplichtingen Solvabiliteit Reservetekort Pensioengegevens Totale premie per jaar Waarvan werknemersdeel Opbouw ouderdomspensioen per jaar Maximum salaris Extra opbouw Opbouw ouderdomspensioen per jaar Toeslag per 1 januari en pensioengerechtigden JAARVERSLAG 2013 16 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens Moeilijke woorden 4.1Lange en korte termijn herstel 4.2Evaluatie van het herstelplan 4.3De indexatieambitie 4.4Lange termijn financiering 4.5 Visie voor de toekomst JAARVERSLAG 2013 17 4. Financiële situatie en indexatie 4.1Lange en korte termijn herstel De dekkingsgraad is een indicator voor de vermogenspositie van een pensioenfonds. Het is de mate waarin een pensioenfonds nu voldoende vermogen heeft om pensioenen in de komende jaren te kunnen betalen. Bij een dekkingsgraad van 100% heeft het pensioenfonds precies genoeg vermogen om toekomstige pensioenverplichtingen te betalen, maar heeft het geen buffer om financiële tegenslagen op te kunnen vangen en kan het niet indexeren. In 2008 raakte Bpf HiBiN in een dekkingstekort. Op 31 december 2008 was de dekkingsgraad 91,6%. Daarom moest Bpf HiBiN een herstelplan opstellen. Op korte termijn moest de dekkingsgraad hersteld worden naar het wettelijk minimaal niveau, namelijk 105,0%. Einddatum van het korte termijn herstelplan was 31 december 2013. Op de lange termijn moet de dekkingsgraad herstellen naar het vereiste niveau van 111,5%. De einddatum voor het lange termijnherstelplan is 31 december 2023. Het financieel toetsingskader is erop gericht dat risico’s van pensioenfondsen adequaat worden beheerd en beheerst. Een pensioenfonds moet op elk moment genoeg bezittingen hebben om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Daarnaast moet er een extra buffer aan eigen vermogen, het vereist eigen vermogen, aanwezig zijn om eventuele negatieve ontwikkelingen op de financiële markten op te kunnen vangen. De aan te houden buffer hangt af van het risicoprofiel en de beleggingsportefeuille en bedroeg voor Bpf HiBiN eind 2013 11,5%. Heeft Bpf HiBiN een dekkingstekort of reservetekort? Als een pensioenfonds te weinig eigen vermogen heeft, dan is er sprake van een dekkingstekort of reservetekort. Risico’s kunnen onvoldoende opgevangen worden, en er kan niet worden geïndexeerd (meegroeien met de inflatie). Bpf HiBiN heeft geen dekkingstekort Bij een dekkingstekort is het eigen vermogen van Bpf HiBiN lager dan € 25.691.000 of is de dekkingsgraad lager dan 105,0%. Bpf HiBiN had eind 2013 geen dekkingstekort, omdat het eigen vermogen € 50.113.000 bedroeg. De dekkingsgraad was 109,8%. Er was geen sprake meer van een korte termijnherstelplan. Bpf HiBiN heeft wel een reservetekort Bij een reservetekort is het eigen vermogen lager dan het bedrag dat nodig is om financiële tegenslagen te kunnen opvangen. Om voldoende bestand te zijn tegen risico’s en niet te hoeven interen op pensioenverplichtingen zou Bpf HiBiN € 58.834.000 aan eigen vermogen moeten hebben. Dat komt neer op een benodigde dekkingsgraad van 111,5%. Dat heeft Bpf HiBiN eind 2013 niet. Daarmee heeft Bpf HiBiN dus wel een reservetekort. Daarmee is het lange termijnherstelplan nog van kracht. De einddatum van het lange termijn herstelplan is 31 december 2023. 4.2Evaluatie van het herstelplan Elk jaar evalueert Bpf HiBiN hoe het herstel zich ontwikkelt. In 2013 verliep het herstel voorspoedig. Aan het begin van 2013 was de dekkingsgraad 105,9%. Eind 2013 bedroeg deze 109,8%. Alhoewel er in 2013 een licht negatief rendement is behaald op de beleggingen, is de dekkingsgraad toch gestegen. Dit had verschillende oorzaken, waaronder een stijging van de marktrente en de afgedragen pensioenpremies door de werkgevers. Daar het renterisico niet volledig is afgedekt, daalt de waarde van de verplichtingen harder dan de waarde van de beleggingen. Dit heeft een positief effect op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De pensioenpremies droegen gezien het relatief jonge deelnemersbestand van Bpf HiBiN eveneens bij aan herstel. JAARVERSLAG 2013 18 4.3De indexatieambitie 4.4Karakteristieken van het fonds De indexatie (ook wel toeslag of toeslagverlening genoemd) en mate van indexatie hangt samen met de dekkingsgraad van Bpf HiBiN. Bij een dekkingsgraad tussen 105,0% en 111,5% kan gedeeltelijke indexatie toegekend worden. Hierbij wordt altijd rekening gehouden met het feit dat door de (voorwaardelijke) indexering de dekkingsgraad niet onder de 105% raakt. De sociale partners en de overheid bereiden nieuwe regels voor nieuwe pensioencontracten voor. De verwachting is dat deze regels per 2015 zullen gelden en dat er nog hogere eisen aan de solvabiliteit van pensioenfondsen gesteld worden. Ook het toeslagenbeleid zal veranderen. Een dekkingsgraad van 105% is de minimale vereiste dekkingsgraad om te kunnen indexeren (gedeeltelijk). Bij een dekkingsgraad boven 111,5% wordt in beginsel volledig geïndexeerd. 4.5 Eind 2013 is de vereiste dekkingsgraad 111,5%. Bij deze dekkingsgraad heeft Bpf HiBiN een eigen vermogen om met 97,5% zekerheid te kunnen zeggen dat het binnen een jaar nog over meer waarden beschikt dan de technische voorziening. De technische voorziening is het bedrag dat nodig is om aan alle verplichtingen te voldoen. Visie voor de toekomst In de pensioensector is al enige tijd sprake van het samengaan van pensioenfondsen. Op deze wijze wordt geprobeerd pensioenfondsen krachtiger, efficiënter en daardoor toekomstbestendiger te maken. Ook Bpf HiBiN zoekt naar dergelijke mogelijkheden. De werkgeversorganisaties VVNH (Hout) en Koninklijke HiBiN (Bouwmaterialen) hebben aangekondigd samen te willen gaan. In deze fusie acht men ook het samengaan van de betrokken pensioenfondsen wenselijk. Indexatiebeleid in 2013 Het gevoerde indexatiebeleid is een beleidsmaatregel van het bestuur. Het bestuur heeft de mogelijkheid om hiervan af te wijken. Door het gebruik van het driemaands gemiddelde en de UFR rekenrente bij de bepaling van de pensioenverplichtingen is er zeer veel beweging (volatiliteit) in de dekkingsgraad gekomen. Schommelingen van 5%-punt per maand kunnen voorkomen. Het bestuur gaat daarom zeer behoudend om met het eventueel toekennen van (gedeeltelijke) indexatie. Voor 2013 heeft het bestuur besloten om geen indexatie toe te kennen. Gevolg is dat de pensioenrechten van pensioengerechtigden en gewezen deelnemers (oud-medewerkers) 10,18% achter blijven bij de ambitie van Bpf HiBiN vanaf 2009. In 2008 heeft voor het laatst indexatie plaatsgevonden. Ook de voorwaardelijke indexatie voor actieve deelnemers (werkenden), die gebaseerd wordt op de loonindex van de bedrijfstak, kon vanaf 2008 niet toegekend worden. Deze bleef daarmee 6,4% achter op de ambitie vanaf 2008. In 2007 heeft voor deze groep voor het laatst indexatie plaatsgevonden. JAARVERSLAG 2013 19 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens Moeilijke woorden 5.1Solvabiliteit 5.2 Integraal risicomanagement JAARVERSLAG 2013 20 5. Solvabiliteit en integraal risicomanagement 5.1Solvabiliteit De solvabiliteit geeft inzicht in het eigen vermogen van een pensioenfonds en de mate waarin zij bestand is tegen financiële en niet-financiële risico’s. Financiële risico’s zijn bijvoorbeeld de rente, de waardeontwikkeling van aandelen en vastgoed en verzekeringstechnische situaties zoals overlijden en arbeidsongeschiktheid. Ook niet-financiële risico’s kunnen van invloed zijn op de doelstellingen van Bpf HiBiN. Voorbeelden hiervan zijn uitvallende systemen van de pensioenuitvoerder zodat uitkeringen niet gedaan kunnen worden of dat afgesproken processen niet juist gevolgd worden. Het bestuur kijkt integraal naar zowel financiële als niet-financiële risico’s en de onderlinge samenhang hiertussen. 5.2 Integraal risicomanagement Integraal risicomanagement is het proces waarmee richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het bestuur van Bpf HiBiN. Het integraal risicomanagement van Bpf HiBiN richt zich op drie aspecten: Dit raamwerk bestaat uit de volgende componenten: • De risicostrategie: welke risicostrategie hanteert het fonds om haar doelstellingen te bereiken en wat is de risicobereidheid? Missie en visie van het fonds zijn gedefinieerd. • Governance rondom risicomanagement: hoe is risicomanagement binnen het fonds georganiseerd en hoe neemt het bestuur haar verantwoordelijkheid? • Risicobeleid: zijn alle gedefinieerde risico’s • Uitgeschreven in beleid en zijn tolerantiegrenzen gedefinieerd? • Risicomanagement processen: is er een proces om jaarlijks te evalueren en bij te sturen? • Informatie: hoe wordt het risicobeleid gemonitord en geëvalueerd? Binnen dit risicoraamwerk heeft het bestuur bepaald in welke ontwikkelingsfase zij zich bevindt en wat het ambitieniveau is. Het bestuur wenst op een geformaliseerde en gestructureerde wijze om te gaan met risico’s en de beheersing hiervan en heeft daarom een aantal stappen gedefinieerd om integraal risicomanagement verder in te bedden in de bestuurlijke organisatie van Bpf HiBiN. De verdere implementatie hiervan vindt in 2014 plaats. Risicoraamwerk Het bestuur is in 2013 gestart met het opzetten en vastleggen van een risicoraamwerk. Risicoanalyse Eind 2013 heeft het bestuur een uitgebreide risicoinventarisatie uitgevoerd. Hierin is gekeken naar de kans dat het risico zich voordoet en wat de impact is op het behalen van de doelstellingen van Bpf HiBiN. De bestaande beheersmaatregelen zijn in kaart gebracht. Daar waar de risico’s zich buiten de tolerantiegrenzen van het bestuur bevonden, zijn aanvullende maatregelen vastgesteld. Het bestuur heeft de uitkomsten gevalideerd en geprioriteerd en vervolgstappen en actiepunten vastgelegd in een implementatieplan. Dit implementatieplan wordt in 2014 ter hand genomen. In het afgelopen jaar zijn aan Bpf HiBiN geen dwangsommen of boetes opgelegd. Door DNB zijn geen directe aanwijzingen gegeven. Ook is er geen bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Bpf HiBiN hanteert voor het in kaart brengen van de risico-omgeving als basis de Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) zoals gedefinieerd door De Nederlandsche Bank, aangevuld met pensioenfonds specifieke risico’s. De risico’s worden nader beschreven in paragraaf 9.5.7 ’risicobeheer en derivaten’. • De doelstellingen van Bpf HiBiN • De activiteiten om de doelstellingen te realiseren • De (risico)cultuur In 2013 heeft het bestuur veel aandacht besteed aan integraal risicomanagement. JAARVERSLAG 2013 21 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens Moeilijke woorden 6.1 Strategisch beleggingsbeleid 6.2 Samenstelling belegd vermogen 6.3Beleggingsresultaten 6.4 Maatschappelijk verantwoord beleggen 6.5Vermogensbeheerkosten JAARVERSLAG 2013 22 6.Beleggingen 6.1 Strategisch beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid wordt vastgesteld op basis van een Asset Liability Management (ALM) studie. Een ALM studie heeft als doel om pensioenfondsen inzicht te geven in de gevolgen van beleidskeuzes. Het bestuur beschikt hierbij over de volgende sturingsinstrumenten: • Premiebeleid • Toeslagbeleid • Beleggingsbeleid Strategisch beleggingsbeleid Strategische weging De beleggingsportefeuille van Bpf HiBiN is opgedeeld in een matchingportefeuille en een returnportefeuille. Met de matchingportefeuille wordt getracht zoveel mogelijk de ontwikkeling van de nominale verplichtingen te volgen. Met de returnportefeuille wordt getracht extra rendement te behalen voor het kunnen voldoen aan de indexatie-ambitie. De invulling van de beleggingsportefeuille in 2013 is, rekening houdend met de gematigde economische vooruitzichten, in onderstaande tabel weergegeven. Bandbreedte Invulling Matchingportefeuille 50% Geen Staatsobligaties met een AAA rating en rentederivaten Returnportefeuille 50% Geen Zakelijke waarden, vastrentende waarden en alternatieve beleggingen Rente afdekking 70% 10% Matchingportefeuille Valuta afdekking 85% 20% Valutatermijncontracten Actief / passief Derivaten Bpf HiBiN belegt binnen zowel de matching- als de returnportefeuille in derivaten. Dit zijn producten die hun waarde ontlenen aan een ander, onder liggend, product. Bpf HiBiN gebruikt derivaten alleen om risico’s te reduceren en te beheersen. Zo wordt het renterisico ten opzichte van de verplichtingen gereduceerd met onder andere renteswaps en wordt het valutarisico afgedekt met valutatermijncontracten. Minimaal 70% wordt passief ingevuld Renterisico Bpf HiBiN heeft de renteafdekking gerealiseerd door een vrijwel identiek looptijdprofiel als dat van de verplichtingen te simuleren. Er wordt gebruik gemaakt van fysieke (zero coupon) obligaties en diverse renteswaps. Door het gebruik van deze renteswaps kan met aanzienlijk minder geïnvesteerd vermogen toch een 70% afdekking van het volume van de technische voorzieningen plaatsvinden. Dit is het gevolg van het feit dat er binnen renteswaps impliciet kort geld wordt geleend en in lang papier wordt belegd. Door het gebruik van deze techniek is het mogelijk geweest om ook een relatief grote returnportefeuille aan te houden. JAARVERSLAG 2013 23 De returnportefeuille, 50% van de totale portefeuille, is in 2013 als volgt ingericht: Strategische weging Invulling Manager Aandelen Aandelen wereldwijd fundamenteel Aandelen wereldwijd 33% 4,4% Emerging Markets 6,6% Passief, discretionair Lombard Odier Actief, beleggingsfonds Aberdeen Actief en passief, beleggingsfondsen Aberdeen en Vanguard Totaal aandelen 44% Hoogrenderende vastrentende waarden Converteerbare obligaties 6,8% Actief, beleggingsfonds F&C Euro Bedrijfsobligaties 15,3% Actief, beleggingsfonds Standard Life Euro High Yield obligaties 3,4% Actief, beleggingsfonds Blue Bay Emerging Market Debt Hard Currency 5,1% Actief, beleggingsfonds Pictet Emerging Market Debt Local Currency 3,4% Actief, beleggingsfonds Ashmore Totaal hoogrenderende vastrentende waarden 34% Alternatieve beleggingen Grondstoffen 2,8% Passief, beleggingsfonds ETFS All Comodities Vastgoed Nederland direct 6,6% Actief, beleggingsfonds Syntrus Achmea Real Estate & Finance Vastgoed Internationaal direct 1,7% Actief, beleggingsfonds Syntrus Achmea Real Estate & Finance Zakelijke Hypotheken 7% Actief, beleggingsfonds Syntrus Achmea Real Estate & Finance Particuliere Hypotheken 4% Actief, beleggingsfonds Syntrus Achmea Real Estate & Finance Totaal Alternatieve Beleggingen 22% Totaal 100% JAARVERSLAG 2013 24 Ten opzichte van 2012 zijn er geen belangrijke wijzigingen doorgevoerd in het beleggingsbeleid. 6.2 Samenstelling belegd vermogen In 2013 is een nieuwe ALM studie uitgevoerd ter voorbereiding op het strategische beleggingsbeleid 2014. De conclusie was dat het strategische beleggingsbeleid amper gewijzigd hoeft te worden. De totale waarde van de beleggingsportefeuille (exclusief derivaten) bedroeg eind 2013 € 562.500.000 ten opzichte van € 572.500.000 eind 2012. Over 2013 is een licht negatief beleggingsrendement behaald. Begin 2014 wordt een aantal kleine aanpassingen doorgevoerd die passen binnen het risicoprofiel van het herstelplan: • Het licht verlagen van het renterisico en de afdekking van de looptijden beter aan laten sluiten op die van de verplichtingen. • Het vervangen van grondstoffen voor aandelen. • Binnen vastgoed meer nadruk op particuliere hypotheken en zorgvastgoed. Voor woningen, winkels en kantoren een meer internationaal georiënteerde beleggingsstrategie. JAARVERSLAG 2013 25 6.3 Beleggingsresultaten In onderstaande tabel worden de beleggings rendementen van de portefeuille en de benchmark weergegeven. Beleggingsrendementen PortefeuilleBenchmark Totale portefeuille -1,6% -1,6% Matchingportefeuille -11,5% -11,5% Returnportefeuille 8,7% 9,0% Uitsplitsing returnportefeuille Aandelen Aandelen wereldwijd fundamenteel 24,8% 24,8% Aandelen wereldwijd 9,2% 28,1% Emerging Markets -16,3% -9,2% Vastrentende waarden Converteerbare obligaties 13,3% 12,8% Euro Bedrijfsobligaties 2,9% 2,2% Euro High Yield obligaties 6,6% 8,9% Emerging Market Debt Hard Currency -8,3% -5,6% Emerging Market Debt Local Currency -11,8% -9,5% Alternatieve beleggingen Grondstoffen -14,2%-13,5% Vastgoed Nederland direct • Woningen -1,1% • Winkels -1,0% • Kantoren -2,7% • Zorgvastgoed 1,4% • Industrie Vastgoed Internationaal direct • Europa -4,0% • Amerika 2,1% • Azië -1,4% -1,1% -1,0% -2,7% 1,4% -4,0% 2,1% -1,4% Totaal Vastgoed 0,7% 0,6% Zakelijke Hypotheken 0,6% 0,2% Particuliere Hypotheken 7,1% -0,7% Totaal hypotheken 2,3% -0,1% JAARVERSLAG 2013 26 Over 2013 is er een negatief rendement behaald op de beleggingsportefeuille van -1,6% (- € 12.100.000). Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de gestegen rente. Een stijging van de rente zorgt namelijk voor een negatief rendement op de matchingportefeuille. Over 2013 was dit rendement -11,5%. Op de returnportefeuille is een positief rendement behaald van 8,7%. Ontwikkeling Matchingportefeuille Ontwikkeling Returnportefeuille Binnen de returnportefeuille hebben voornamelijk aandelen uit ontwikkelde landen, converteerbare obligaties, high yield obligaties en particuliere hypotheken bijgedragen aan het positieve resultaat van 8,7%. Beleggingen in opkomende landen, zowel aandelen als obligaties, grondstoffen en vastgoed hadden een moeilijk jaar en lieten veelal negatieve rendementen zien. Het rendement op de matchingportefeuille van -11,5% moet gerelateerd worden aan de markt waardeverandering van de voorziening pensioen verplichtingen. De rente die moet worden gebruikt voor de waardebepaling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt bepaald door De Nederlandsche Bank. Deze rente wordt de Ultimate Forward Rate genoemd. Het rendement van de returnportefeuille blijft licht achter bij de benchmark, die een rendement behaalde van 9%. Deze underperformance is voornamelijk ontstaan in beleggingen in opkomende markten, zowel aandelen als obligaties. De rendementen in deze markten werden beïnvloed door de oplopende rente in de Verenigde Staten en een stijging van de risico-opslag. De Ultimate Forward Rate wordt afgeleid van de daadwerkelijke marktrente en een vaste rente van 4,2% voor de langere looptijden. Als de rente stijgt, daalt de waarde van de voorziening pensioenverplichtingen en andersom geldt dat ook. De waarde van de voorziening pensioenverplichtingen is in 2013 door de stijging van de rente gedaald. De belangrijkste ontwikkeling die hieraan ten grondslag lag was de economische groei. Structurele hervormingen, een verkrappend monetair beleid en lagere grondstoffenprijzen stonden het economische herstel in de weg. De tekorten en daarmee ook de afhankelijkheid van buitenlands kapitaal namen toe. Dit leidt tot een toename van de bewegelijkheid op de valutamarkten. Deze markten laten begin 2014 weer herstel zien. Met de matchingportefeuille wordt getracht zoveel mogelijk de ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichtingen te volgen. Het bestuur heeft in 2013 besloten het renterisico tussen de voorziening van de pensioenverplichtingen en de beleggingen in de matchingportefeuille voor 70% op elkaar af te stemmen (af te dekken). Dit doet Bpf HiBiN door de looptijd van de beleggingen in de matching portefeuille voor 70% in overeenstemming te brengen met de looptijd van de verplichtingen. Tegenover de daling van de voorziening pensioenverplichtingen staat dus ook een daling van de matchingportefeuille. Doordat de waarde van de voorziening pensioenverplichtingen een grotere daling heeft laten zien dan de daling van de waarde van de matchingportefeuille, is de dekkingsgraad per saldo toch gestegen als gevolg van de ontwikkeling in de rente. JAARVERSLAG 2013 27 6.4 Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord handelen zijn belangrijke en geïntegreerde onderwerpen in het beleggingsbeleid van Bpf HiBiN. Daarbij zijn people, planet en profit de pijlers. Bpf HiBiN stelt zich ten doel doordacht en verantwoord keuzes te maken bij het beleggen. Dat wordt onder andere aantoonbaar door daadwerkelijk gebruik te maken van het HiBiN-stemrecht in aandeelhoudersvergaderingen van de bedrijven waarin belegd wordt. Bij uitvoering van en advies over het stembeleid, maakt Bpf HiBiN vanaf medio 2013 gebruik van de diensten van Institutional Shareholder Services (ISS). In 2013 is er bij circa zeshonderd bedrijven in 27 landen actief gestemd. In 2013 heeft Bpf HiBiN 130 maal haar stem uitgebracht. Er is in de meeste gevallen tegen het management gestemd. 6.5 Vermogensbeheerkosten In april 2011 bracht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) het rapport ’Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ uit. Hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken. In dit rapport is onder andere aandacht gevraagd voor de kosten op het gebied van vermogensbeheer. De Pensioenfederatie heeft dit concreet gemaakt in november 2011 in de vorm van ’aanbevelingen over het afleggen van verantwoording over de kosten’. Bpf HiBiN heeft deze aanbevelingen ter harte genomen en is nog een stap verder gegaan in de nadere uitsplitsing van deze kosten. Niet alle kosten zijn direct zichtbaar. Kosten die bijvoorbeeld gemaakt worden voor het uitvoeren van transacties, de zogenaamde broker kosten, of kosten die gemaakt worden voor het bewaren van de beleggingen, het bewaarloon, zijn direct zichtbaar. Transactiekosten zijn niet direct zichtbaar. De transactiekosten zijn de kosten die gemaakt worden om de effectentransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn veelal op basis van een schatting tot stand gekomen, omdat er bijvoorbeeld bij transacties in de categorie vastrentende waarden niet separaat kosten in rekening worden gebracht, maar deze zich uiten in het verschil tussen de bied- en laatkoersen. Daarnaast is het bij participatie in beleggings fondsen niet altijd exact te bepalen welke transactiekosten er zijn gemaakt. Daarvoor is een schatting gemaakt van de ’turnover’ in de portefeuille en op basis van gemiddelde transactie kosten in de markt zijn vervolgens de transactiekosten bij benadering bepaald. De totale kosten van het fiduciair beheer en het vermogensbeheer bedragen naar schatting € 4.100.000. In een percentage van het totale vermogen bedragen de kosten 0,72% per jaar. De kosten worden in onderstaand overzicht weergegeven. In grote lijnen kunnen de kosten worden ingedeeld naar: • Fiduciair beheer: 0,23% • Kosten beleggingsfondsen: 0,32% • Transactiekosten: 0,08% • Overige kosten (accountantskosten, kosten bestuur en adviseur, bewaarloon, custodian kosten): 0,09% De kosten van het fiduciair management en het vermogensbeheer bestaan uit verschillende componenten. Naast de kosten van het fiduciair beheer en vermogensbeheer van de beleggingen zelf, de zogenaamde beheerkosten of management fees, is er ook sprake van administratieve kosten, custodian kosten, broker kosten, eventuele belas tingen, bestuurs- en adviseurskosten, kosten voor het namens Bpf HiBiN stemmen op aandeelhoudersvergaderingen, kosten die gepaard gaan met bijvoorbeeld het afdekken van risico’s en transactiekosten. JAARVERSLAG 2013 28 6.5 Beleggingskostenoverzicht 2013 TER (total expense ratio)/ beheerfee Passief beheer Actief beheer Transactiekosten Direct Kosten 2012 Directe kosten Totaal Gemiddeld belegd vermogen Basispunten kosten Indirect Directe kosten Accountantkosten € 50.000 € 50.000 Bestuurderskosten beleggingen € 180.000 € 180.000 Diverse kosten (adviseur, ALM advies enz.) € 100.685 € 100.685 € 99.001 € 113.659 Proxy voting/ISS € 22.640 € 22.640 Overlay matching portefeuille € 505.793 € 505.793 € 277.715.358 18,21 Overlay totale portefeuille € 801.762 € 801.762 € 568.979.913 14,09 € 427.425 € 112.904.204 37,86 Custodian portefeuille € 14.658 Overige kosten Aandelen wereldwijd € 209.281 € 96.295 € 27.635 € 17.023 € 77.190 Aandelen opkomende markten € 53.015 € 59.329 € 62.650 € 4.206 € 179.200 € 19.576.508 91,54 Bedrijfsobligaties waardering ”BB” en hoger € 246.710 € 54.905 € 301.615 € 45.766.195 65,90 Bedrijfsobligaties waardering ”BB” en lager € 144.253 € 64.585 € 208.838 € 10.606.814 196,89 Obligaties opkomende markten lokale valuta € 107.231 € 5.903 € 113.134 € 10.512.873 107,61 Obligaties opkomende markten in USD € 145.358 € 100.587 € 245.946 € 15.799.819 155,66 Converteerbare obligaties € 161.965 € 65.237 € 227.202 € 21.643.005 104,98 € 4.553 € 35.177 € 6.249.877 56,28 Grondstoffen € 30.624 Vastgoedfondsen Nederland € 191.510 € 8.393 € 199.903 € 14.543.490 137,45 Vastgoedfondsen buitenland € 18.898 €0 € 18.898 € 4.307.674 43,87 Hypotheken € 341.123 €0 € 341.123 € 24.128.349 141,38 €0 €0 Derivaten valuta afdekking (forwards) € 18.466 € 18.466 Obligaties matching portefeuille € 28.217 € 28.217 € 568.979.913 72,40 Derivaten renteswaps (IRS) Totaal € 292.921 € 1.512.672 € 149.914 € 312.446 € 91.848 € 1.759.882 € 4.119.683 JAARVERSLAG 2013 29 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens Moeilijke woorden JAARVERSLAG 2013 30 7. Premie en pensioenuitvoeringskosten 7.1 Kostendekkende premie Een pensioenfonds moet in principe voor de jaarlijkse pensioenopbouw een kostendekkende premie berekenen. De kostendekkende premie wordt berekend op basis van de marktrente. De ontvangen premie was in 2013 hoger dan de kostendekkende premie. Dat betekent dat het pensioenfonds in 2013 voldoende premie heeft ontvangen en dat deze dus kostendekkend is. Het verschil in 2013 op basis van marktrente was € 531.000 positief. De rente is een sterk bepalende factor voor de premiemarge. Daarnaast heeft het actieve kostenbesparingsbeleid van Bpf HiBiN positief bijgedragen. De uitvoeringskosten zijn namelijk onderdeel van de kostendekkende premie. Zo zijn de uitvoeringskosten de afgelopen jaren flink verlaagd: van € 3.100.000 in 2011 en € 1.900.000 in 2012 naar € 1.800.000 in 2013. Opmerking: Actuarieel is als resultaat op de kosten € 1.200.000 genomen. Dat komt omdat ruim € 600.000 is vrijgevallen als gevolg van de afkoop van kleine pensioenen. Vooruitzichten 2014/2015 De verwachting is dat deze neerwaartse positieve trend zich in 2014 niet voortzet. Bpf HiBiN moet extra kosten maken om ’toekomstbestendig’ te zijn. Deze kosten hebben betrekking op: • Verbeteren pensioenadministratie • Implementatie wet versterking bestuur • Handhaving verplichtstelling De hiermee verband houdende kosten, die waarschijnlijk in 2015 aanhouden, zullen een effect hebben op de opslag voor uitvoeringskosten bij de berekening van de kostendekkende premie. Hierdoor zal waarschijnlijk de premie ook in 2015 niet verlaagd kunnen worden. Gesprekken hierover vinden in het derde kwartaal van 2014 met de sociale partners plaats. JAARVERSLAG 2013 31 7.2 Premieresultaat De kostendekkende premie bestaat uit drie componenten: • De inkooppremie voor pensioenopbouw • Een opslag voor de uitvoeringskosten • Een opslag voor solvabiliteit waarmee de dekkingsgraad op peil moet blijven De hoogte van de opslagen is begin 2013 vastgesteld. De solvabiliteitsopslag was 11,5 %. Dat betekent dat van de afgedragen premie van € 29.965.000 een bedrag van € 25.569.000 gebruikt wordt voor nieuwe pensioenaanspraken, een bedrag van € 1.159.000 voor de pensioenuitvoering gebruikt wordt en een bedrag van € 2.706.000 als buffer wordt aangehouden. Hierdoor ontstaat het positieve resultaat van € 531.000. 7.3 Premiebijdrage aan herstel De Pensioenwet schrijft voor dat bij een dekkingstekort de premie moet bijdragen aan herstel. Bpf HiBiN had begin 2013 een dekkingsgraad van 105,9% en zat daardoor al boven het vereiste minimum. De dekkingsgraad moet namelijk minimaal 105,0% zijn. De premie droeg 0,6%punt bij aan het herstel van de dekkingsgraad. Daarmee voldeed Bpf HiBiN aan de wet als het nog in dekkingstekort had verkeerd. 7.4 Pensioenuitvoeringskosten De absolute kosten zijn ten opzichte van 2012 met € 89.000 gedaald. De kosten per deelnemer zijn echter met € 3 per deelnemer gestegen. Dat komt enerzijds door de afname van actieve deelnemers en anderzijds door de vaste vergoeding die Bpf HiBiN met de administrateur afgesproken had over 2013. Daardoor konden deze kosten niet pro rato dalen, omdat het aantal actieve deelnemers is gedaald in 2013. In 2014 wordt wel weer pro rato afgerekend. Daarnaast heeft Bpf HiBiN enkele incidentele baten ontvangen ter grootte van € 762.000. Besloten is om deze niet ten gunste van de pensioenuitvoeringskosten te laten vallen, maar te gebruiken om incidentele lasten op te vangen. Het project afkoop gewezen deelnemers en het project handhaving verplichtstelling zijn hier voorbeelden van. Afkoop gewezen deelnemers In 2013 heeft het bestuur besloten om in eigen beheer de kleine pensioenen af te kopen. De gewezen deelnemer (slaper) moet akkoord gaan met de afkoop. Het bestuursbureau heeft de uitvoering hiervan gedaan. In 2013 zijn voor een bedrag van € 13.480.000 aan pensioenen afgekocht van gewezen deelnemers. Dit betrof ruim 10.000 personen. Hiervoor zijn ruim 20.000 personen aangeschreven, waarvan het premievrije pensioenrecht lager was dan het wettelijk afkoopbedrag van € 451,22 in 2013. De totale kosten betroffen € 183.000. Dat komt neer op ruim € 9 per afkoop. Omdat is geïnvesteerd in het opzetten van de procedure waren de totale kosten hoger dan normaliter. Momenteel staat de procedure en kan Bpf HiBiN de kleine pensioenen afkopen tegen minimale kosten (€ 6 per aangeschreven persoon). Project verplichtstelling In 2013 heeft het bestuur besloten om de handhaving van de verplichtstelling in eigen beheer te doen. Om de risico’s in kaart te brengen heeft er in 2013 (en begin 2014) een risicoanalyse plaats gevonden. In 2013 bedroegen de kosten hiervan € 87.000. Het resterende bedrag van de incidentele bate zal aangewend worden voor incidentele lasten 2014, zoals de start van de procedure om de verplichtstelling te handhaven en het opnieuw inrichten van het governancemodel conform de eisen die gesteld zijn in de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. JAARVERSLAG 2013 32 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens Moeilijke woorden JAARVERSLAG 2013 33 8.Pensioencommunicatie Voor Bpf HiBiN is duidelijk en vooral begrijpelijk communiceren belangrijk. Dat is enige jaren geleden ingezet en blijft op de agenda staan. Communiceren: investeren in de relatie We proberen de communicatie zoveel mogelijk af te stemmen op de informatiebehoefte en levensfase van de deelnemer. Een boodschap die is toegespitst op de ontvanger komt beter over. Daarom vermoeien we dertigers niet met informatie over wat er gebeurt als diegene daadwerkelijk met pensioen gaat. Deelnemers die vlak voor dit moment staan, krijgen die informatie juist wél. Een goede relatie is gebaseerd op duidelijkheid, eerlijkheid en openheid. We zijn daarom open over wat we doen en hoe we ervoor staan. Via diverse communicatiemiddelen zoals de pensioenflitsen, de website en het pensioenmagazine zijn we open over wat het bestuur doet en vertellen we het eerlijke verhaal over pensioen en Bpf HiBiN. Financiële gegevens zijn openbaar. Het bestuur wil helder en eenduidig zijn in wie ze is en wat ze doet of van plan is. Voorgaande is voor Bpf HiBiN de basis waarop zij haar communicatiebeleid vormgeeft en bij uitvoering altijd in haar achterhoofd houdt. Daarnaast heeft Bpf HiBiN ook te maken met wettelijke regelgeving op het gebied van communicatie. Zo zijn er verplichte communicatiemiddelen. Vaak wordt ook voorgeschreven hoe die informatie gepresenteerd en verspreid moet worden. Een voorbeeld hiervan is het Uniform Pensioenbericht. Vanzelfsprekend volgt Bpf HiBiN die wetgeving ook op. Wat is gedaan in 2013? Naast de reguliere (wettelijk verplichte) communicatie zoals het Uniform Pensioenoverzicht, beschikt het pensioenfonds over een uitgebreide website en wordt er gebruik gemaakt van social media. In totaal zijn er vier pensioenflitsen verschenen. Daarin wordt ingegaan op één centraal thema en wordt actuele informatie over Bpf HiBiN en de pensioenregeling gegeven. In 2013 is het magazine ’Met pensioen’ verschenen. Het onderwerp pensioen is op een luchtige en laagdrempelige manier gekoppeld aan allerlei andere gebeurtenissen in het dagelijkse leven van de deelnemer. Uit onderzoek is gebleken dat het magazine minder werd gelezen dan de pensioenflits. Vanaf 2014 zal het magazine in zijn huidige vorm daarom niet meer verschijnen. Nieuw in 2013 was de lancering van de Pensioenapp. De app geeft inzicht in de eigen pensioensituatie en vertelt deelnemers wanneer zij met pensioen kunnen. Via de app is ook de pensioenplanner te benaderen. De app bevat een handige bibliotheek waarin alle digitale versies van actuele Bpf HiBiN pensioencommunicatie te vinden is: pensioenbrochure, reglementen, het magazine ’Met pensioen’, de laatste pensioenflits en het jaarverslag. Beleggingen en het beleggingsbeleid van Bpf HiBiN is voor velen moeilijk te begrijpen en ondoorgrondelijk. Om duidelijkheid te geven is er een aparte website over beleggingen van Bpf HiBiN ontwikkeld: www. bpfhibinverantwoordbeleggen.nl. JAARVERSLAG 2013 34 Resultaten communicatieinspanningen 2013 Bpf HiBiN meet de inspanningen van de communicatie. Alleen op die manier kan Bpf HiBiN zich blijven verbeteren. We nemen afscheid van wat niet werkt en we gaan meer doen van wat wel werkt. Ontdekken door doen. Op basis van de meting in december 2013 kunnen we stellen dat onze inspanningen op de meeste vlakken hun vruchten hebben afgeworpen. Een van de doelen van Bpf HiBiN is dat de pensioenplanner tenminste één keer bekeken wordt door de deelnemer. Met de pensioenplanner kunnen deelnemers hun persoonlijke situatie in kaart brengen. In 2013 heeft een kwart (25,6%) van de deelnemers de pensioenplanner bezocht en gebruikt. In 2012 was dit nog 13,5%. Voor wat betreft de meeste resultaten kunnen we concluderen dat we een stijgende lijn zien. Voldoende reden voor Bpf HiBiN om deze communicatie-strategie voort te zetten. Daarnaast vind het bestuur het belangrijk dat deelnemers ons toestaan via e-mail te communiceren, dat is sneller, goedkoper en beter voor het milieu. Jammer genoeg beschikken we nog lang niet over alle mailadressen, die moeten we dus verzamelen. Dit kan via de website. En niet in de laatste plaats: in 2013 zijn we gestart met een digitaal jaarverslag over 2012. Na een uitgebreide evaluatie hebben wij verbeteringen aangebracht, u heeft het vast al gemerkt. Meer filmpjes, interactiviteit en verklarende teksten. JAARVERSLAG 2013 35 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens 9.1 Balans per 31 december 9.2 Staat van baten en lasten 9.3Kasstroomoverzicht 9.4Algemene toelichting 9.5Toelichting op de balans 9.6Toelichting op de staat van baten en lasten 9.7 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 9.8Gebeurtenissen na balansdatum 9.9Actuariële verklaring 9.10Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Moeilijke woorden JAARVERSLAG 2013 36 9.overige gegevens In deze paragraaf presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen de jaarrekening. In de eerste subparagrafen vindt u de jaarrekening. Daarna volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de onafhankelijke accountant van het pensioenfonds. 9.1 Balans per 31 december (Na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten) AC T I VA Toelichting Vastgoedbeleggingen 2013 2012 € € 19.270.000 19.864.000 Aandelen 139.050.000 124.504.000 Vastrentende waarden 401.153.000 394.000.000 Derivaten 13.418.000 32.619.000 Overige beleggingen 4.852.000 9.110.000 Beleggingen voor risico fonds 9.5.1 577.743.000 580.097.000 Vorderingen en overlopende activa 9.5.2 4.503.000 2.756.000 Overige activa 9.5.3 1.567.000 3.561.000 583.813.000 586.414.000 Toelichting 2013 2012 *) € € 9.5.4 50.113.000 32.235.000 PASS I VA Stichtingskapitaal en reserves Overige technische voorzieningen Technische voorziening voor risico fonds 244.000 203.000 513.568.000 543.414.000 Technische voorzieningen 9.5.5 513.812.000 543.617.000 Overige schulden en overlopende passiva 9.5.6 19.888.000 10.562.000 583.813.000 586.414.000 % % 109,8 % 105,9 % *) De nummering verwijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in %) Nominaal 9.5.4 JAARVERSLAG 2013 37 9.2 Staat van baten en lasten B AT E N Toelichting 2013 2012 € € Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) 9.6.1 28.808.000 31.773.000 Beleggingsresultaten risico fonds 9.6.2 -12.131.000 72.100.000 Overige baten 9.6.3 756.000 191.000 17.433.000 104.064.000 L A ST E N Pensioenuitkeringen 9.6.4 26.429.000 14.341.000 Pensioenuitvoeringskosten 9.6.5 1.771.000 1.860.000 28.660.000 Mutatie technische voorzieningen: Pensioenopbouw 9.6.6 24.821.000 Rentetoevoeging 9.6.7 1.905.000 7.738.000 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten 9.6.8 -30.770.000 -12.956.000 Wijziging marktrente 9.6.9 -20.228.000 27.281.000 Wijziging overige actuariële uitgangspunten 9.6.10 784.000 4.327.000 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 9.6.11 -750.000 -5.000 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen 9.6.12 -5.608.000 474.000 -29.846.000 55.519.000 -48.000 Mutatie overige technische voorziening 9.6.13 41.000 Saldo overdrachten van rechten 9.6.11 713.000 -1.000 Overige lasten 9.6.14 447.000 577.000 -445.000 72.248.000 17.878.000 31.816.000 2013 2012 € € Saldo van baten en lasten Samenvatting van de actuariële analyse Premieresultaat 3.105.000 1.615.000 Interestresultaat 6.192.000 37.081.000 Overig resultaat 8.581.000 -6.880.000 17.878.000 31.816.000 Saldo van baten en lasten JAARVERSLAG 2013 38 Bestemming van het saldo van baten en lasten 2013 2012 € € Beleggingsreserve 1.316.000 6.836.000 Algemene reserve 16.562.000 24.980.000 17.878.000 31.816.000 2013 2012 € € 28.952.000 31.547.000 Saldo van baten en lasten 9.3Kasstroomoverzicht K ASSTROOM U I T PENS I OENAC T I V I TE I TEN Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten 410.000 135.000 Betaalde pensioenuitkeringen -26.535.000 -14.217.000 Betaalde waardeoverdrachten -839.000 -16.000 -62.000 1.749.000 Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringskosten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten -447.000 -577.000 -1.353.000 -2.342.000 126.000 16.279.000 846.931.000 1.108.093.000 K ASSTROOM U I T B ELEGG I NGSAC T I V I TE I TEN Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 18.112.000 38.425.000 -864.675.000 -1.157.608.000 Betaalde kosten van vermogensbeheer -2.296.000 -1.799.000 Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten -1.928.000 -12.889.000 MUTAT I E L I Q U I DE M I DDELEN -1.802.000 3.390.000 Stand liquide middelen per 1 januari 3.843.000 453.000 2.041.000 3.843.000 Aankopen beleggingen Stand liquide middelen per 31 december *) *) De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd: • deel opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds • overige liquide middelen (opgenomen onder de Overige activa) 474.000 282.000 1.567.000 3.561.000 2.041.000 3.843.000 JAARVERSLAG 2013 39 9.4Algemene toelichting 9.4.1Inleiding Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen, statutair gevestigd te Breda (hierna ’Bpf HiBiN’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stichting Pensioenfonds Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de handel in bouwmaterialen verplicht gestelde aangesloten werkgevers. 9.4.2Overeenstemmingsverklaring De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Het bestuur heeft op 26 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt. 9.4.3Algemene grondslagen Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ”nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. JAARVERSLAG 2013 40 Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. 31 december 2013 Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balans-datum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactie-datum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. gemiddeld 2013 31 december 2012 gemiddeld 2012 € € € € 1,38 1,33 1,32 1,31 144,87 130,34 113,99 106,94 GBP 0,83 0,85 0,81 0,83 CHF 1,23 1,23 1,21 1,21 DKK 7,46 7,46 7,46 7,45 NOK 8,36 7,87 7,34 7,55 SEK 8,85 8,67 8,58 8,74 CAD 1,46 1,38 1,31 1,32 AUD 1,54 1,39 1,27 1,27 USD JPY JAARVERSLAG 2013 41 9.4.4Specifieke grondslagen Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie. Vastgoedbeleggingen Participaties in vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen actuele waarde per 31 december van het boekjaar welke is bepaald op basis van het aandeel in de nettovermogenswaarde van het vastgoedfonds. De actuele waarde van de vastgoedfondsen die in Nederlands vastgoed beleggen is bepaald middels gedurende het jaar uitgevoerde externe taxaties. Elk kwartaal wordt circa 25% van de vastgoedportefeuille extern getaxeerd door een erkende taxateur conform de richtlijnen van de vermogensbeheerder. Deze richtlijnen sluiten aan bij de ROZ/IPD-index. Het overige deel van de portefeuille wordt per kwartaal gewaardeerd op basis van interne indexering. Deze is gebaseerd op externe taxaties per sector per kwartaal. Ten aanzien van de waardering per 31 december is voor de objecten die niet extern getaxeerd zijn, in het laatste kwartaal een update van de externe taxateur ontvangen. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito’s en vorderingen op banken worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs. Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is berekend door middel van de ”discounted cash flow”-methode (hierna: DCF-model). Bij de actuele waarde berekening is uitgegaan van een aantal parameters c.q. veronderstellingen met betrekking tot de disconteringsvoet en de verwachte kasstroom. JAARVERSLAG 2013 42 De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type onderpand, soort financiering en risicocategorie. De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente en aflossing op basis van het gewogen gemiddelde moment van ontvangst inclusief het vervroegd aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het DCF-model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Creditposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Per jaareinde 2013 bestaan de overige beleggingen uit Commodities. De actuele waarde van Commodities is de beurswaarde. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. Vorderingen en overlopende activa Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Stichtingskapitaal en reserves Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en risico deelnemers en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel ToetsingsKader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen. Beleggingsreserve De beleggingsreserve wordt aangehouden als buffer voor neerwaartse koersfluctuaties van beleggingen. De omvang van deze reserve is gelijk aan het Vereist Eigen Vermogen aan de hand van de standaardtoets van DNB. Vorderingen en overlopende activa worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. JAARVERSLAG 2013 43 Technische voorziening voor risico fonds Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds wordt gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioen verplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Vanaf 2012 betreft dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een aangepaste rentecurve wordt gehanteerd. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van de toekomstige opbouw waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: • Overlevingstafels: AG prognosetafels 2012-2062, waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een leeftijdsafhankelijke factor die zijn gebaseerd op de ervaringssterfte van het pensioenfonds. • Voor de niet-opgevraagde ingegane pensioenen wordt de voorziening voor onvindbare 70-plussers op 0 gesteld. • Met betrekking tot het uitgestelde nabestaandenpensioen wordt een leeftijdsafhankelijke gehuwdheidsfrequentie gehanteerd. Voor uitruilbaar nabestaandenpensioen wordt deze frequentie op leeftijd 65 op 100% gesteld. • Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. • De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 2% van de lasten van het nog niet ingegaan partnerpensioen tot 65 jaar; bij de vaststelling van de lasten van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen. • Kostenopslag ter grootte van 2% van de technische voorziening in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. • Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers en ingegaan AOP is uitgegaan van een revalidatiekans van 10%. • Een voorziening voor het risico van premievrijstelling van zieke deelnemers die in de WIA terecht kunnen komen, wordt berekend door de invaliditeitsopslag uit de premie van de afgelopen twee jaar te nemen. JAARVERSLAG 2013 44 Overige technische voorzieningen Voorziening spaarfondsgemoedsbezwaren Het bestuur kan individuele vrijstelling van deelneming aan de verplichte pensioenregelingen aan een werknemer verlenen, indien deze gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren. Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van de verplichting tot afdracht van de reguliere bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden op een individuele spaarrekening gestort, waaraan jaarlijks intrest wordt toegevoegd. De gespaarde bijdragen van de gemoedsbezwaarde worden na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan betrokkene gedurende 15 jaren uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde voordat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt het saldo in gelijke termijnen gedurende 15 jaar aan de partner uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde na ingang van de uitkering, worden de uitkeringen gedurende de resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). 9.4.5 Grondslagen voor de resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen, alsmede premies van de Stichting Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico fonds (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen. JAARVERSLAG 2013 45 Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden de externe en de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. Jaarlijks wordt 2% van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 2% van de uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten). Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Pensioenopbouw De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar. JAARVERSLAG 2013 46 Overige baten en lasten De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen. Premies herverzekering Het nog niet gefinancierde (comingservice)gedeelte van het levenslange nabestaandenpensioen en van het wezenpensioen wordt jaarlijks op risicobasis bij Aegon gedekt. Ditzelfde geldt voor het gehele tijdelijke nabestaandenpensioen. Ook het risico van voortzetting van de pensioenopbouw bij gedeeltelijke of gehele arbeidsongeschiktheid van de deelnemer is in de vorm van risicokapitaal herverzekerd. Het gecombineerd winstaandeel uit hoofde van de herverzekering van overlijdensen arbeidsongeschiktheidsrisico wordt achteraf verantwoord nadat de afrekeningen zijn opgesteld aan het eind van de contractperiode. De overeenkomst met Aegon is aangegaan voor een tijdvak van 5 jaar, ingaande op 1 januari 2011 en eindigende op 31 december 2015. 9.4.6 Grondslagen kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten. JAARVERSLAG 2013 47 9.5Toelichting op de Balans 9.5.1 Beleggingen voor risico fonds Overzicht totale waarde per beleggingscategorie ULT I MO 2 0 1 3 Vastgoed- Aandelen beleggingen Vastrentende Derivaten waarden Overige Totaal beleggingen € € € € € € Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie 18.386.000 138.883.000 394.267.000 -1.844.000 3.606.000 553.298.000 Beleggingsdebiteuren 598.000 167.000 6.886.000 - 1.058.000 8.709.000 Liquide middelen 286.000 - - - 188.000 474.000 - - - - - - 19.270.000 139.050.000 401.153.000 -1.844.000 4.852.000 562.481.000 Beleggingscrediteuren Negatieve derivaten 15.262.000 verantwoord aan passiefzijde 19.270.000 139.050.000 401.153.000 13.418.000 15.262.000 4.852.000 577.743.000 Stand per 31 december 2013 ULT I MO 2 0 1 2 577.743.000 Vastgoed- Aandelen beleggingen Vastrentende Derivaten waarden Overige Totaal beleggingen € € € € € € 19.316.000 124.434.000 388.732.000 21.297.000 8.897.000 562.676.000 480.000 70.000 5.307.000 3.678.000 - 9.535.000 68.000 - 1.000 - 213.000 282.000 - - -40.000 - - -40.000 19.864.000 124.504.000 394.000.000 24.975.000 9.110.000 572.453.000 Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Beleggingscrediteuren Negatieve derivaten 7.644.000 verantwoord aan passiefzijde 19.864.000 124.504.000 Stand per 31 december 2012 394.000.000 32.619.000 7.644.000 9.110.000 580.097.000 580.097.000 Binnen de beleggingsfondsen wordt gebruik gemaakt van derivaten, er is sprake van collateral management. Ultimo 2013 bedraagt het betaalde collateral € 6.107 (2012: € 1.316). JAARVERSLAG 2013 48 Verloopoverzicht van belegde waarde per beleggingscategorie ULT I MO 2 0 1 3 Vastgoed- Aandelen beleggingen Stand per 1 januari 2013 Vastrentende Derivaten waarden € € € Overige Totaal beleggingen € € € 19.316.000 124.434.000 388.732.000 21.297.000 8.897.000 562.676.000 Aankopen/verstrekkingen 223.000 65.906.000 69.547.000 728.999.000 - 864.675.000 Verkopen/aflossingen -381.000 -64.284.000 -43.969.000 -733.745.000 -4.552.000 -846.931.000 - 4.299.000 -541.000 5.809.000 417.000 9.984.000 -772.000 8.528.000 -19.502.000 -24.204.000 -1.156.000 -37.106.000 18.386.000 138.883.000 394.267.000 -1.844.000 3.606.000 553.298.000 Gerealiseerde herwaardering Ongerealiseerde herwaardering Stand per 31 december 2013 (1) De hieronder opgenomen waarden betreffen belegde gelden in derivaten welke onder de activa zijn opgenomen onder de ’beleggingen voor risico fonds’, met daarop in mindering gebracht de derivaten welke onder de passiva als onderdeel van de ’overige schulden’ zijn opgenomen. ULT I MO 2 0 1 2 Vastgoed- Aandelen beleggingen Vastrentende Derivaten waarden € Overige Totaal beleggingen € € 19.863.000 117.790.000 310.063.000 24.471.000 7.431.000 479.618.000 409.000 108.330.000 457.827.000 588.414.000 2.628.000 1.157.608.000 Verkopen/aflossingen - -118.375.000 -399.483.000 -588.868.000 Gerealiseerde herwaardering - 9.004.000 -195.000 -11.907.000 126.000 -2.972.000 -956.000 7.685.000 20.520.000 9.187.000 79.000 36.515.000 19.316.000 124.434.000 388.732.000 21.297.000 8.897.000 562.676.000 Stand per 1 januari 2012 Aankopen/verstrekkingen Ongerealiseerde herwaardering Stand per 31 december 2012 € € € -1.367.000 -1.108.093.000 Reële waarde Schattingen en oordelen Afgezien van de beleggingsvorderingen en -schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde. Voor de meerderheid van de beleggingen van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde beleggingen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. JAARVERSLAG 2013 49 Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: marktnoteringen marktnoteringen waarderingsmodellen- direct afgeleid en technieken € € € totaal € Actief per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden - - 18.386.000 18.386.000 138.864.000 19.000 - 138.883.000 351.391.000 15.633.000 27.243.000 394.267.000 738.000 -2.582.000 - -1.844.000 3.606.000 - - 3.606.000 494.599.000 13.070.000 45.629.000 553.298.000 -15.262.000 -15.262.000 Derivaten Overige beleggingen Passief per 31 december 2013 Derivaten Actief per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen - - 19.316.000 19.316.000 Aandelen 124.434.000 - - 124.434.000 Vastrentende waarden 357.900.000 5.516.000 25.316.000 388.732.000 Derivaten -1.023.000 22.320.000 - 21.297.000 Overige beleggingen 8.688.000 209.000 - 8.897.000 489.999.000 28.045.000 44.632.000 562.676.000 -7.644.000 -7.644.000 Passief per 31 december 2012 Derivaten Schatting van reële waarde Vastgoed Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en -technieken betreft zowel direct als indirect vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. De eerste waardering is verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert, binnen de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen. Vastrentende waarden Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld, betreft leningen op schuldbekentenis en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen. Derivaten Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen. JAARVERSLAG 2013 50 Belegde waarden in vastgoed 2013 2012 € € Participaties vastgoedbeleggingsfondsen 18.386.000 19.316.000 Stand per 31 december 18.386.000 19.316.000 2013 2012 € € Aandelenbeleggingsfondsen 138.883.000 124.434.000 Stand per 31 december 138.883.000 124.434.000 2013 2012 € € 367.024.000 363.416.000 27.243.000 25.316.000 394.267.000 388.732.000 Indirect vastgoed Belegde waarden in aandelen Indirect aandelenbeleggingsfondsen Belegde waarden in vastrentende waarden Indirecte vastrentende waardenbeleggingen Staatsobligaties Hypotheken Stand per 31 december JAARVERSLAG 2013 51 Belegde waarden in derivaten 2013 2012 € € Positieve waarde 12.710.000 26.140.000 Negatieve waarde 15.242.000 7.508.000 -2.532.000 18.632.000 Positieve waarde 708.000 2.801.000 Negatieve waarde 20.000 136.000 688.000 2.665.000 -1.844.000 21.297.000 Rentederivaten Valutaderivaten Stand per 31 december Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten voornamelijk om het valutarisico en het renterisico af te dekken. Gebruik wordt gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: • Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. • Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. JAARVERSLAG 2013 52 Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2013 Type contract Interest rate swaps Forward Contractomvang Actuele waarde activa Actuele waarde passiva € € € - 12.709.000 15.242.000 2.166.869.000 709.000 20.000 2.166.869.000 13.418.000 15.262.000 -1.844.000 Totaal derivaten posities (netto) Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012 Type contract Contractomvang Actuele waarde activa Actuele waarde passiva € € € Forward 1.986.255.000 73.726.000 71.061.000 Interest rate swaps 630.000.000 336.354.000 317.722.000 2.616.255.000 410.080.000 388.783.000 Totaal derivaten posities (netto) 21.297.000 JAARVERSLAG 2013 53 Belegde waarden in overige beleggingen Commodities GTAA Stand per 31 december 2013 2012 € € 3.606.000 7.539.000 - 1.358.000 3.606.000 8.897.000 2013 2012 € € Beleggingsdebiteuren Te vorderen bedragen uit hoofde van: Dividend 765.000 808.000 Interest 6.886.000 8.727.000 Overige 1.058.000 - Stand per 31 december 8.709.000 9.535.000 2013 2012 € € Dividend - -40.000 Stand per 31 december - -40.000 Beleggingscrediteuren Te betalen bedragen uit hoofde van JAARVERSLAG 2013 54 9.5.2 Vorderingen en overlopende activa Specificatie vorderingen en overlopende activa 2013 2012 € € Vorderingen uit hoofde van herverzekering 1.040.000 222.000 Vordering op werkgevers 2.927.000 1.870.000 Vordering op deelnemers Waardeoverdrachten Te vorderen administratiekosten Overige vorderingen Stand per 31 december Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt 27.000 9.000 125.000 125.000 - 530.000 384.000 - 4.503.000 2.756.000 van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Nadere specificatie ’Vorderingen op werkgevers’ Werkgevers 2013 2012 € € 4.113.000 2.115.000 Voorziening dubieuze debiteuren -1.186.000 -245.000 Stand per 31 december 2.927.000 1.870.000 In 2013 is een bedrag van € 1.116.000 gedoteerd aan de voorziening (2012: toevoeging € 104.000). Er werd een bedrag van € 175.000 aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2012: € 162.000). JAARVERSLAG 2013 55 9.5.3 Overige activa 2013 2012 € € Liquide middelen 1.567.000 3.561.000 Stand per 31 december 1.567.000 3.561.000 algemene reserve beleggingsreserve Totaal € € € Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. 9.5.4 Stichtingskapitaal en reserves Mutatieoverzicht eigen vermogen Stand per 31 december 2012 -25.283.000 57.518.000 32.235.000 Uit bestemming saldo van baten en lasten 16.562.000 1.316.000 17.878.000 Stand per 31 december 2013 -8.721.000 58.834.000 50.113.000 algemene reserve beleggingsreserve Totaal € € € Stand per 31 december 2011 -50.263.000 50.682.000 419.000 Uit bestemming saldo van baten en lasten 24.980.000 6.836.000 31.816.000 Stand per 31 december 2012 -25.283.000 57.518.000 32.235.000 JAARVERSLAG 2013 56 Solvabiliteit Aanwezig vermogen 31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012 31 december 2012 € % € % 563.925.000 109,8 575.852.000 105,9 513.812.000 100,0 543.617.000 100,0 50.113.000 9,8 32.235.000 5,9 58.834.000 11,5 57.518.000 10,6 -8.721.000 -1,7 -25.283.000 -4,7 25.691.000 5,0 26.627.000 4,9 Af: technische voorzieningen op FTK-waardering Eigen vermogen Af: vereist eigen vermogen Vrij vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Dekkingsgraad Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting 10.5.7 Risicobeheer. De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -I- schulden) I Technische voorzieningen * 100%. 109,8 105,9 Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort. De solvabiliteit van het pensioenfonds is niet toereikend, er is sprake van een reservetekort. In 2012 was er ook sprake van een reservetekort. JAARVERSLAG 2013 57 Herstelplan In 2013 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het evaluatie herstelplan als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkeringen Toeslagverlening Werkelijk 2013 Herstelplan 2013 % % 105,9 106,0 0,6 0,1 1,2 0,3 - - 4,1 4,2 Rendement op beleggingen -2,5 -2,1 Overige oorzaken en kruiseffecten 0,5 0,5 109,8 109,0 Verandering van de rentetermijnstructuur Dekkingsgraad per 31 december De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2013 109,8% en liep daarmee voor op het herstelplan dat uitgaat van 109,0% op die datum. Het herstelplan is opgesteld en goedgekeurd door toezichthouder DNB in 2009. Het herstelplan is in het boekjaar onverkort van toepassing. In het herstelplan wordt uitgegaan van een dekkingsgraad van 106,0% primo 2013. De premie heeft meer bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan. Dit wordt verklaard doordat in het herstelplan is uitgegaan van een lagere premie dan de werkelijke premie. Het rendement op beleggingen heeft minder bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan. Dit wordt verklaard doordat in het herstelplan is uitgegaan van een hoger rendement dan het rendement op de beleggingen werkelijk was. Het effect bij overige oorzaken en kruiseffecten wordt voornamelijk veroorzaakt door kruiseffecten van wijziging van rentetermijnstructuur met in dit geval het beleggingsresultaat. De kruiseffecten worden veroorzaakt door de gehanteerde berekeningsmethodiek. Deze methodiek wordt eveneens gehanteerd door DNB, ten behoeve van de evaluatie van de herstelplannen. De uitkeringen hebben meer bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan. De verandering van de rentetermijnstructuur heeft geleid tot een stijging van de dekkingsgraad. In het herstelplan is uitgegaan van een ongewijzigde rentetermijnstructuur tot het boekjaar 2013 waardoor de bijdrage van de verandering van de rentetermijnstructuur nihil is. Bij de bepaling van de werkelijke dekkingsgraad is van de daadwerkelijke rentetermijnstructuur ultimo van het boekjaar uitgegaan die lager is dan de rentetermijnstructuur primo het jaar. JAARVERSLAG 2013 58 9.5.5Technische voorzieningen SPAARFONDS GEMOEDS B E Z WAARDEN Stand 1 januari 2013 2012 € € 203.000 195.000 Opbouw van de voorziening 4.000 - Rentetoevoeging 9.000 8.000 28.000 - 244.000 203.000 2013 2012 € € Overige actuariële wijzigingen Stand per 31 december VOOR Z I EN I NG TOESLAG AANVULLEND I NVAL I D I TE I TSPENS I OEN Stand 1 januari - 56.000 Onttrekking - -56.000 Stand per 31 december - - 2013 2012 € € 503.158.000 533.666.000 4.009.000 5.229.000 Premievrijstelling / IBNR 4.152.000 4.519.000 Additionele reservering 2.249.000 - 513.568.000 543.414.000 Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Basisregeling (A)AOP Stand per 31 december JAARVERSLAG 2013 59 Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Stand per 1 januari Pensioenopbouw Rentetoevoegingen 2013 2012 € € 543.414.000 487.895.000 24.821.000 28.660.000 1.905.000 7.738.000 Ontrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten -30.770.000 -12.956.000 Wijziging marktrente -20.228.000 27.281.000 Wijziging overige actuariële uitgangspunten 784.000 4.327.000 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten -750.000 -5.000 -5.608.000 474.000 513.568.000 543.414.000 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen Stand per 31 december Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten. Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds 2013 Aantallen € Actieve deelnemers 6.659 Pensioengerechtigden 6.563 Gewezen deelnemers 14.826 Overigen 2012 Aantallen € 205.932.000 7.310 249.922.000 128.591.000 6.908 118.213.000 162.699.000 22.422 162.757.000 6.277.000 1.904.000 503.499.000 532.796.000 pensioenregeling 10.069.000 10.618.000 Stand per 31 december 513.568.000 543.414.000 Netto pensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. JAARVERSLAG 2013 60 Korte beschrijving van de pensioenregeling De uit de verschillende regelingen voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn opgenomen in twee aparte reglementen, namelijk het pensioenreglement en het prepensioenreglement. De pensioenopbouw in de prepensioenregeling is op 1 januari 2006 stopgezet. Tot deze regeling kunnen geen nieuwe deelnemers meer toetreden. Op hoofdlijnen houden de verschillende regelingen het volgende in. (Basis)pensioenregeling De (basis)pensioenregeling is een verplichte pensioenregeling voor alle werknemers van 21 jaar en ouder. De pensioenovereenkomst heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De (basis)pensioenregeling voorziet in de opbouw van een levenslang ouderdomspensioen volgens het middelloonsysteem met voorwaardelijke naindexatie van de opgebouwde pensioenbedragen. Vanaf 1 januari 2011 bedraagt de pensioenopbouw 2% van pensioengrondslag A en 0,25% van pensioengrondslag B per deelnemersjaar gelegen ná 31 december 2010. Hieraan wordt het tot 1 januari 2011 opgebouwde pensioen volgens de voorgaande pensioenregeling toegevoegd. De na-indexatie is voor actieve deelnemers in beginsel gebaseerd op de loonontwikkeling in de bedrijfstak. De pensioengrondslag is gesplitst in 2 delen: • Pensioengrondslag A is gelijk aan het verschil van het op salarisgrens A gemaximeerde jaarsalaris van de deelnemer en de franchise. Er geldt een minimumgrondslag. • Pensioengrondslag B is gelijk aan het verschil van het op salarisgrens B gemaximeerde jaarsalaris van de deelnemer en salarisgrens A. In 2013 bedraagt salarisgrens A € 37.380 en salarisgrens B € 70.853. De franchise bedraagt in 2013 € 11.919, De minimumpensioengrondslag bedraagt € 4.678. Voor deelnemers met een echtgenoot of partner is een partnerpensioen verzekerd ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen. Het deel van het partnerpensioen over de jaren vanaf 1 juli 2001 is alleen op risicobasis verzekerd. Voor deelnemers met kinderen is een wezenpensioen medeverzekerd ten bedrage van 14% van het ouderdomspensioen voor elk kind. De pensioenopbouw wordt voor arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder vrijstelling van bijdragebetaling. Aanvullingsregeling Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 (55-plussers). Vanwege de opheffing van de VUT-regeling per 1 juli 2001 en van de prepensioenregeling per 1 januari 2006 geldt een aanvullingsregeling, voor deelnemers die: • geboren zijn vóór 1 januari 1950; en • zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 in dienst waren van een aangesloten onderneming; en • dit onafgebroken blijven tot de uittredingsdatum. Op grond van deze aanvullingsregeling ontvangen de deelnemers die voldoen aan alle hierboven vermelde voorwaarden een aanvulling op hun pensioen waardoor zij op 62,5 jaar kunnen uittreden. Zij ontvangen daarbij een uitkering tot hun pensioendatum (65 jaar) die afhangt van hun leeftijd op 1 juli 2001. Daarbij wordt eerst het extra ouderdomspensioen opgebouwd vanaf 1 januari 2006 ten opzichte van de opbouw in de op 31 december 2005 geldende pensioenregeling (fictief) omgezet in een tijdelijke uitkering tussen 62,5 en 65 jaar. JAARVERSLAG 2013 61 Invaliditeitspensioen De invaliditeitspensioenregeling voorzag in een aanvulling op de WAO-uitkering die de arbeidsongeschikte deelnemer van de overheid ontvangt. In verband met het vervangen van de WAO door de WIA is deze regeling per 1 januari 2006 beëindigd. De lopende uitkeringen worden voortgezet. Deze regeling is opgenomen in het pensioenreglement. Anw-hiaatregeling De Anw-hiaatregeling zorgt voor een aanvulling op de Anw-uitkering van de overheid. Deze regeling is vrijwillig en in een afzonderlijk reglement opgenomen. Prepensioenregeling De prepensioenregeling was eveneens een middelloonregeling met voorwaardelijke na-indexatie van de opgebouwde pensioenbedragen. De pensioenopbouw is met ingang van 1 januari 2006 beëindigd. In de regeling zijn de tot 1 januari 2006 opgebouwde prepensioenaanspraken premievrij achtergebleven. Ook in deze regeling werd de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder vrijstelling van de bijdragebetaling. De opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen uit voornoemde regelingen worden in beginsel waardevast gehouden. De aanpassing van de pensioenen is voorwaardelijk. Toeslagverlening De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. De premie bevat geen expliciete opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. De voorwaardelijke toeslagen worden gefinancierd uit overrendementen. Ultimo 2013 bedraagt de nominale dekkingsgraad op basis van FTK 109,8% (31 december 2012: 105,9%). Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2014 geen toeslagen te verlenen. Aanvullende pensioenregelingen Het fonds biedt tot 1 januari 2014 de aangesloten ondernemingen de mogelijkheid om per onderneming een aanvullende pensioenregeling voor hun werknemers of een bepaalde groep van werknemers te treffen, mits hieraan uniforme regels ten grondslag liggen. JAARVERSLAG 2013 62 9.5.6 Overige schulden en overlopende passiva Specificatie overige schulden en overlopende passiva Te verrekenen premies Uitkeringen 2013 2012 € € 2.178.000 1.405.000 - 143.000 15.262.000 7.644.000 Belastingen en premies sociale verzekeringen 339.000 282.000 Waardeoverdrachten 285.000 1.000 Nader vast te stellen premie volgend boekjaar 987.000 559.000 Overige schulden 721.000 528.000 Overlopende passiva 116.000 - 19.888.000 10.562.000 2013 2012 € € 15.242.000 7.508.000 20.000 136.000 15.262.000 7.644.000 Derivaten Stand per 31 december Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Nadere specificatie ’Derivaten’ Rentederivaten Valutaderivaten Stand per 31 december JAARVERSLAG 2013 63 9.5.7 Risicobeheer en derivaten Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met financiële en niet-financiële risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij worden de activiteiten die nodig zijn om deze doelstelling te bereiken zo optimaal mogelijk en in het belang van de deelnemer ingevuld door bestuursbureau en uitbestedingsrelaties. De voornaamste activiteiten betreffen het vermogensbeheer, de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning. Het fonds hanteert voor het in kaart brengen van de risico-omgeving als basis de FIRM systematiek zoals gedefinieerd door DNB, aangevuld met fonds specifieke risico’s. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële risico’s. Deze methodiek heeft geleid tot onderstaand overzicht van de belangrijkste risico’s. Risico’s financieel Niet-financieel Solvabiliteitsrisico Operationeel risico MarktrisicoUitbestedingsrisico Inflatierisico Juridisch risico ValutarisicoIntegriteitrisico Liquiditeitsrisico Communicatierisico Concentratierisico Kredietrisico Actuarieel (verzekeringstechnisch) risico Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de financiële risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • • • • Beleggingsbeleid Premiebeleid Herverzekeringsbeleid Toeslagbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Het bestuur beschikt eveneens over een aantal beleidsinstrumenten voor het beheersen van de niet-financiële risico’s: • Communicatiebeleid • Uitbestedingsbeleid • Integriteitbeleid JAARVERSLAG 2013 64 De keuze en toepassing van deze beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses en discussies in het bestuur, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen doelstellingen, risico’s en kosten. De risico’s worden achtereenvolgend nader toegelicht. Hierbij wordt eerst een algemene definitie van het specifieke risico gegeven, waarna het fondsbeleid en de beheersmaatregelen voor het betreffende risico worden toegelicht. Er wordt onderscheid gemaakt in financiële en niet-financiële risico’s, waarbij voor een aantal financiële risico’s wordt aangegeven in hoeverre deze worden meegenomen in de aan te houden vereiste buffer onder het FTK. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het financieel toetsingskader is erop gericht dat risico’s van pensioenfondsen adequaat worden beheerd en beheerst. Een pensioenfonds moet op elk moment genoeg bezittingen hebben om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Daarnaast moet er een extra buffer aan eigen vermogen, het vereist eigen vermogen, aanwezig zijn om eventuele negatieve ontwikkelingen op de financiële markten op te kunnen vangen. De aan te houden buffer hangt af van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille en bedraagt eind 2013 11,2% (€ 571.070). Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe, waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen in evenwichtssituatie, gebaseerd op de strategische asset mix. De berekening van de buffer wordt in onderstaande tabel weergegeven. Voor alle in de risicoparagraaf opgenomen beleggingstabellen is het doorkijk principe toegepast. Het beleid is erop gericht de beleggingen binnen een bepaalde marge zo goed mogelijk af te stemmen op de verplichtingen van het fonds. Deze marge geeft het risico aan dat met de beleggingsportefeuille gelopen mag worden. Dit risico wordt uitgedrukt in de term tracking error. Het bestuur heeft beleid geformuleerd voor reguliere financiële marktomstandigheden (normaal risico regime) en voor financiële omstandigheden waarin er sprake is van een hoog risico (hoog risicoregime ofwel een crisisperiode). In tijden van crisis wordt de beleggingsportefeuille defensiever ingericht en worden de bandbreedtes waarbinnen bewogen mag aangepast. Het bestuur wordt hierin ondersteund door de fiduciair manager, die door middel van een risico regime model aangeeft of er sprake is van een verhoogd risico regime of niet. Monitoring vindt op een dagelijkse basis plaats en het bestuur ontvangt maand- en kwartaalrapportages. JAARVERSLAG 2013 65 Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt: 31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012 31 december 2012 € € € € Technische voorzieningen (FTK-waardering) 513.568.000 543.414.000 Buffers S1 Renterisico 19.816.000 24.485.000 S2 Risico zakelijke waarden 41.422.000 36.727.000 S3 Valutarisico 11.923.000 8.592.000 1.107.000 2.360.000 S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect 5.838.000 3.333.000 18.832.000 19.239.000 -40.104.000 -37.218.000 Totaal S (vereiste buffers) 58.834.000 57.518.000 572.402.000 600.932.000 563.681.000 575.649.000 -8.721.000 -25.283.000 Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden) Tekort Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Marktrisico’s (S1 - S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De mate waarin de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gevoelig is voor het prijs-, rente- en valutarisico is in de volgende alinea weergegeven. Vervolgens worden de overige fiananciële risico’s die het pensioenfonds loopt nader toegelicht. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de rentegevoeligheid en de omvang van de nominale pensioenverplichtingen afwijken van die van de beleggingen als gevolg van veranderingen in de marktrente. In het algemeen geldt dat de waarde van de pensioenverplichtingen stijgt als de rente daalt. Als de beleggingen in meer of mindere mate mee stijgen, heeft dit impact op de dekkingsgraad. Het bestuur heeft besloten het renterisico tussen beleggingen en verplichtingen voor 70% af te dekken, waarbij een bandbreedte gehanteerd wordt van 5%. De afdekking vindt over de gehele looptijd van de verplichtingen plaats, met uitzondering van de langstlopende verplichtingen. Voor deze zeer lange looptijden waren de producten minder liquide en de rentes erg laag. JAARVERSLAG 2013 66 Om de renteafdekking te realiseren wordt gebruik gemaakt van veilige euro staatsobligaties van Nederland en Duitsland en rentederivaten. Monitoring van de afdekking en de effectiviteit van de afdekking vindt dagelijks plaats. Het bestuur ontvangt maand- en kwartaalrapportages. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de reële waarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer. Renterisico - duration Waarde balanspost Duration Duration 31 december 2013 (€) 31 december 2013 31 december 2012 Vastrentende waarden (voor derivaten) 394.267.000 8,4 10,3 Vastrentende waarden (na derivaten) 377.956.000 14,1 13,9 Duration van de technische voorzieningen 513.568.000 19,4 20,1 Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ”duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de ”duration-mismatch” verkleind, maar het pensioenfonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Bij het afsluiten van een swap kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico). Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar JAARVERSLAG 2013 67 De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Resterende looptijd < 1 jaar 31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012 31 december 2012 € % € % 24.272.000 6,4 2.591.000 0,7 Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar 105.292.000 27,9 72.087.000 20,7 Resterende looptijd > 5 jaar 247.098.000 65,4 246.684.000 70,7 1.294.000 0,3 27.537.000 7,9 377.956.000 100,0 348.899.000 100,0 N/A Het in de balans verantwoorde saldo vastrentende waarden ad € 394.267.000 is niet gelijk aan het in bovenstaande tabel genoemde saldo ad € 377.956.000. Dit wordt veroorzaakt doordat in deze paragraaf het doorkijkprincipe wordt toegepast. Hierbij wordt rekening gehouden met een aantal risicofactoren, zoals derivaten waardoor je een afwijkende waarde krijgt. Prijsrisico (S2 en S4) Het prijsrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen onderhevig is aan bewegingen in marktprijzen. De mate van bewegelijkheid is het grootst voor aandelen en grondstoffen en minder groot voor bijvoorbeeld vastgoed. Het bestuur kiest bewust voor het lopen van prijs(markt)risico om te kunnen voldoen aan de doelstellingen en toeslagambitie. Het bestuur gaat er vanuit dat meer risicovolle beleggingen op lange termijn waarde toevoegen. De strategische samenstelling van de beleggingsportefeuille en dus het risicoprofiel wordt vastgesteld op basis van een Asset Liability Management studie, in combinatie met de andere sturingsinstrumenten van het fonds (premie- en toeslagbeleid). Periodiek wordt getoetst of de uitgangspunten die in deze studie zijn gebruikt nog reëel zijn, danwel bijsturing behoeven. Rondom de strategische normwegingen zijn bandbreedtes vastgesteld waarbinnen de fiduciair beheerder vrijheid heeft te bewegen op basis van de visie op de markten. Monitoring van de samenstelling van de portefeuille versus het beleid en de bandbreedtes vindt op dagelijkse basis plaats. Het bestuur ontvangt maand- en kwartaalrapportages. Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt een buffer aangehouden voor het risico dat het fonds loopt met zakelijke waarden (inclusief vastgoed)- en grondstoffenportefeuille. De grondstoffenportefeuille is in 2013 geheel verkocht. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. JAARVERSLAG 2013 68 Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: Kantoren 31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012 31 december 2012 € % € % 10,7 1.812.000 9,9 2.067.000 Winkels 5.886.000 32,0 6.123.000 31,7 Woningen 6.069.000 33,0 6.287.000 32,5 4.619.000 25,1 4.839.000 25,1 18.386.000 100,0 19.316.000 100,0 Participaties in vastgoed maatschappijen De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: Nederland Andere EU-landen Europa (niet EU-landen) Noord-Amerika Japan Zuid-Oost Azië Overig 31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012 31 december 2012 € % € % 14.140.000 76,9 15.119.000 78,3 1.372.000 7,4 1.030.000 5,3 328.000 1,8 - 0,0 1.897.000 10,3 1.857.000 9,6 47.000 0,3 - 0,0 602.000 3,3 204.000 1,1 - 0,0 1.105.000 5,7 18.386.000 100,0 19.315.000 100,0 JAARVERSLAG 2013 69 De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Nutsbedrijven 31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012 31 december 2012 € % € % - 0,0 7.505.000 6,1 26,1 Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) 36.345.000 26,3 32.337.000 Nijverheid en industrie 87.097.000 63,0 63.699.000 51,5 Handel 12.323.000 8,9 15.438.000 12,5 Overige dienstverlening 2.259.000 1,6 2.925.000 2,4 253.000 0,2 1.749.000 1,4 138.277.000 100,0 123.653.000 100,0 Diversen Het in de balans verantwoorde saldo aandelen ad € 138.883.000 is niet gelijk aan het in onderstaande tabellen genoemde saldo aandelen ad € 138.277000. Dit wordt veroorzaakt doordat in deze paragraaf het doorkijk principe wordt toegepast. Hierbij wordt rekening gehouden met een aantal risicofactoren, zoals derivaten waardoor je een afwijkende waarde krijgt. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Nederland Andere EU-landen Europa (niet EU-landen) Noord-Amerika 31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012 31 december 2012 € % € % 1.423.000 1,0 1.379.000 1,1 32.979.000 23,9 17.774.000 14,4 5.440.000 3,9 981.000 0,8 38.580.000 27,9 29.993.000 24,3 0,0 Zuid-Amerika 6.852.000 5,0 - Japan 14.793.000 10,7 - 0,0 4.453.000 3,2 - 0,0 Zuid-Oost Azië Midden-Oosten Overig 1.320.000 1,0 - 0,0 32.437.000 23,4 73.526.000 59,4 138.277.000 100,0 123.653.000 100,0 Om meer inzicht te geven in de verdeling naar regio is de onderverdeling in 2013 gewijzigd ten opzichte van 2012, omdat deze onderverdeling voor 2012 niet beschikbaar is, zijn de beleggingen 2012 ’Emerging Markets’, ’Mature Markets’ en Asia Pacific onder overige beleggingen gepresenteerd. JAARVERSLAG 2013 70 Valutarisico (S3) Het valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen luidend in vreemde valuta uitgedrukt in euro daalt als gevolg van bewegingen van vreemde valuta koersen. Om een zo optimaal mogelijke spreiding aan te houden en te kunnen profiteren van kansen die de verschillende regio’s en sectoren bieden, belegt het fonds in de returnportefeuille ook buiten de eurozone. De matchingportefeuille is volledig belegd in euro. Binnen de returnportefeuille wordt het valutarisico strategisch 83% afgedekt. Het bestuur hanteert bandbreedtes. De afdekking van het valutarisico vindt plaats door middel van valutatermijncontracten. Monitoring van het valutarisico versus het beleid en de bandbreedtes vindt op dagelijkse basis plaats. Het bestuur ontvangt maand- en kwartaalrapportages. Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2013 circa € 162.034.000 (2012: € 117.466.000). Van dit bedrag is 49% (2012: 60%) afgedekt naar de euro. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € 688.000 (2012: € 2.665.000). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven Valutarisico 31 december 2013 31 december 2012 € € € € vóór Valutaderivaten netto positie (na) netto positie (na) EUR 390.646.000 80.859.000 471.505.000 516.249.000 AUD 2.757.000 -3.128.000 -371.000 - CHF 4.775.000 -3.274.000 1.501.000 1.824.000 1.376.000 GBP 11.522.000 -8.452.000 3.070.000 JPY 15.656.000 -15.552.000 104.000 -369.000 USD 70.854.000 -41.825.000 29.029.000 4.986.000 Overige 56.470.000 -7.940.000 48.530.000 38.610.000 552.680.000 688.000 553.368.000 562.676.000 Kredietrisico (S5) Het kredietrisico is het risico dat een tegenpartij niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Het fonds maakt hierbij onderscheid naar het kredietrisico binnen de beleggingsportefeuille (landen en bedrijven die obligatieleningen uitgeven), het tegenpartijrisico (banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars) en het sponsorrisico. Het fonds loopt binnen het vastgestelde risicobudget bewust kredietrisico binnen de beleggingsportefeuille. Hiertegenover staat immers een hogere vergoeding. Voor de mate van het toegestane kredietrisico zijn limieten gesteld ofwel normwegingen en bandbreedtes vastgesteld. De monitoring van de werkelijke positie versus het beleid vindt op een dagelijkse basis plaats. Het bestuur ontvangt maand- en kwartaalrapportages. Het fonds loopt tegenpartijrisico bij het aangaan van bijvoorbeeld (derivaten-) transacties, het uitlenen van effecten (securities lending activiteiten) en het uitbesteden van activiteiten. Het beleid is erop gericht om zowel transacties als het uitbesteden van activiteiten te spreiden over meerdere tegenpartijen en alleen te beleggen in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlement systeem functioneert. Daarnaast stelt het fonds eisen waaraan tegenpartijen moeten voldoen en de wijze waarop het collateral management (ofwel onderpand management) plaatsvindt. Voor het aangaan van derivaten transacties heeft het fonds contracten gesloten (zogenaamde ISDA/CSA overeenkomsten) met een viertal tegenpartijen. JAARVERSLAG 2013 71 De custodian van het fonds voert het collateral management. Het bestuur wordt hierover periodiek geïnformeerd. De werkgeversadministratie is ondergebracht bij het bestuursbureau, zodat het fonds dichter op deze activiteiten zit. Het sponsorrisico is het risico dat aangesloten werkgevers niet of niet tijdig aan de premiebetaling verplichtingen voldoen of kunnen voldoen. Dit hangt mede samen met de ontwikkelingen in de branche. Daar het bestuur dit risico ziet toenemen, houdt zij deze ontwikkelingen goed in de gaten. Het kredietrisico in de beleggingsportefeuille wordt in onderstaande tabellen nader uitgesplitst. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven: Verdeling van vastrentende waarden naar sector Nederlandse overheidsinstellingen Buitenlandse overheidsinstellingen Beleggingsinstellingen Transport en opslag Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Nijverheid en industrie Handel Overige dienstverlening Overige 2013 2012 € € 140.203.000 141.368.000 28.600.000 716.000 22.956.000 38.910.000 667.000 2.662.000 1.874.000 102.511.000 147.856.000 1.792.000 32.273.000 33.823.000 30.644.000 377.956.000 348.899.000 2013 2012 € € 170.689.000 163.656.000 2.962.000 12.602.000 5.050.000 885.000 4.791.000 2.085.000 15.236.000 137.677.000 148.358.000 8.326.000 54.538.000 377.956.000 348.899.000 Verdeling van vastrentende waarden naar regio Nederland Andere EU-landen Europa (niet EU-landen) Noord-Amerika Zuid-Amerika Japan Zuid-Oost Azië Midden-Oosten Overig Om meer inzicht te geven in de verdeling naar regio is de onderverdeling in 2013 gewijzigd ten opzichte van 2012. Omdat deze onderverdeling voor 2012 niet beschikbaar is, zijn de beleggingen 2012 ’Emerging Markets’, ’Mature Markets’ en Asia Pacific onder overige beleggingen gepresenteerd. JAARVERSLAG 2013 72 Overzicht kredietwaardigheid debiteuren van de vastrentende portefeuille 31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012 31 december 2012 € % € % 66,0 AAA 118.720.000 31,4 230.370.000 AA 145.039.000 38,3 5.549.000 1,6 21.399.000 5,7 18.850.000 5,4 BBB 44.417.000 11,8 28.844.000 8,3 BB 13.095.000 3,5 9.087.000 2,6 A B 2.813.000 0,7 7.675.000 2,2 Lower than B 1.155.000 0,3 1.873.000 0,5 31.318.000 8,3 46.651.000 13,4 377.956.000 100,0 348.899.000 100,0 Not rated* * Het saldo bestaat voornamelijk uit beleggingen in hypothekenfondsen en derivaten. Verzekeringtechnische risico (S6) Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het pensioenfonds is om het overlijden-en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is. Ulitmo 2013 bedraagt de dekkingsgraad 109,8%. Op basis hiervan heeft het bestuur besloten de pensioenen niet te indexeren Liquiditeitsrisico (S7) Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds niet aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van pensioenuitkeringen, derivatentransacties of uitvoeringskosten kan voldoen. Het beleid is erop gericht dat enerzijds een gedegen cashmanagement proces wordt gevoerd en anderzijds dat de beleggingsportefeuille voornamelijk belegd wordt in liquide en dus snel verhandelbare beleggingen producten. Ten aanzien van mogelijke liquiditeitsbehoefte uit hoofde van derivatentransacties hanteert het fonds strikte richtlijnen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. JAARVERSLAG 2013 73 De omvang van liquiditeitsbehoefte uit hoofde van maandelijkse pensioenuitkeringen en betaling van kosten is beperkt. Dit cashmanagement proces wordt maandelijks gemonitord, waarbij afstemming op de premie inkomsten plaatsvindt. Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt het liquiditeitsrisico vooralsnog op nihil gesteld. Concentratierisico (S8) Het concentratierisico is het risico dat er een te grote afhankelijkheid bestaat van beleggingen in één bepaald product, land, regio, sector of debiteur. Het beleid is erop gericht een zo groot mogelijke spreiding aan te brengen over landen, regio’s, sectoren en debiteuren en het concentratierisico zo goed als mogelijk te reduceren. Binnen de returnportefeuille wordt daarom voornamelijk belegd in beleggingsfondsen. In de matchingportefeuille is er sprake van concentratierisico door het louter toestaan van de meest veilige staatsobligaties met een AAA rating. Het bestuur accepteert dit risico en weegt doorlopend dit concentratierisico af tegen het risico dat dit deel van de portefeuille de verplichtingen in onvoldoende mate volgen. De matchingportefeuille is er immers op gericht om voor 70% het verloop van de verplichtingen van het fonds te volgen. In 2013 heeft het bestuur een oversight manager aangesteld om het concentratierisico nog beter inzichtelijk te hebben en te kunnen monitoren. Monitoring en rapportage vindt op een maandelijkse basis plaats. Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2013 de volgende posten (percentage ten opzichte van het balanstotaal ultimo 2013 respectievelijk ultimo 2012): 31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012 31 december 2012 € % € % Obligaties NETHERLANDS 117.297.000 20,1 78.333.000 13,0 FEDERAL REPUBLIC OF GERMANY 107.481.000 18,4 119.518.000 20,0 3,0 JP MORGAN IRS - - 14.811.000 ORDINARY ACCOUNT IN EUR - - 41.438.000 7,0 VANGUARD E/M STK IDX INV - - 11.771.000 2,0 BLUEBAY H/Y CORP BD I CAP 11.881.000 2,0 - - ACHMEA ZAKELIJK HYPOTHEKEN 15.381.000 2,6 15.970.000 3,0 ACHMEA PVF PART HYPOTHEKEN 12.271.000 2,1 - - Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld. JAARVERSLAG 2013 74 Niet-financiële risico’s Operationeel risico (S9) Het operationele risico is het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Het bestuur onderkent dat er zowel binnen de bestuurlijke organisatie van het fonds als bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer sprake is van verschillende operationele risico’s. Operationele risico’s bestuurlijke organisatie Vanwege de Wet Versterking Bestuur en de eisen die in dit kader aan pensioenfondsbesturen gesteld worden, is er veel tijd en aandacht besteed aan de inrichting van de governance, de samenstelling van het bestuur en de taken en verantwoordelijkheden van het bestuursbureau. Het beleid is erop gericht om zo goed als mogelijk de continuïteit, deskundigheid en tijdsbesteding van zowel bestuur als het bestuursbureau te waarborgen. Het bestuur heeft daarom een aantal aanvullende maatregelen vastgesteld om dit risico verder te reduceren en nog beter te beheersen. Zo is er een commissiestructuur ingericht, is er een extern bestuurslid aangetrokken deskundig op het gebied van vermogensbeheer en is er een externe onafhankelijk voorzitter en adviseur aangetrokken voor de risicomanagement commissie. Taken, verantwoordelijkheden en processen worden verder geformaliseerd en vastgelegd. De implementatie hiervan vindt in 2014 plaats. Operationele risico’s uitbestedingsrelaties Voorbeelden van operationele risico’s bij uitbestedingsrelaties zijn ontoereikende procedures met betrekking tot de afhandeling van beleggingstransacties of pensioenuitkeringen en het ontbreken van functiescheiding, maar ook IT-risico’s zoals systeemuitval en onvoldoende back-up faciliteiten. Als gevolg van deze operationele risico’s kunnen zich zowel financiële als reputatie schades voordoen. Het beleid van het fonds is erop gericht om dit risico zo goed als mogelijk te reduceren en te beheersen. Met de pensioenuitvoerder is een verbeterplan opgesteld, welke door het bestuursbureau nauw gemonitord wordt. Daarnaast stelt het bestuur eisen aan de uitbestedingsrelaties welke zijn vastgelegd in het werkboek governance. Er vinden periodieke overleggen plaats met alle uitbestedingsrelaties en de uitvoerder rapporteert door middel van een SLA rapportage over de dienstverlening en voortgang van het verbeterplan. Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt het operationeel riisico vooralsnog op nihil gesteld. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Handhavingsrisico (verplichtstelling) Het handhavingsrisico is het risico dat werkgevers niet zijn aangesloten bij Hibin, terwijl zij dit volgens de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wel verplicht zijn. Er heeft in deze situatie geen premiebetaling plaatsgevonden, terwijl een deelnemer wel aanspraak kan doen bij Hibin op de uikering. Het bestuur acht dit een zeer belangrijk risico. In de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) is vastgelegd dat het georganiseerde bedrijfsleven een verzoek tot verplichtstelling, wijziging of intrekking van die verplichtstelling kan doen. Met andere woorden: cao-partijen spelen een centrale rol bij de totstandkoming van de verplichtstelling; zonder hen is een verplichtstelling niet mogelijk. Gevolg van de verplichtstelling is onder meer dat werkgevers en werknemers verplicht zijn de statuten en de reglementen van het fonds na te leven. Door verplichtstelling van de deelneming in het fonds wordt deze deelneming voor iedereen gelijkgesteld met een deelneming op grond van een pensioentoezegging. Werkgevers zijn op grond van het verplichtstellingsbesluit en de Wet Bpf 2000 verplicht om zich uit eigen beweging aan te sluiten bij Bpf HiBiN wanneer zij werkzaam zijn in de sector die onder het verplichtstellingsbesluit vallen. Er rust op deze werkgevers een zelfstandige onderzoeksplicht om de aansluiting te bewerkstelligen en wanneer er onduidelijkheid is behoort de werkgever actief Bpf HiBiN, te benaderen om duidelijkheid over al dan niet verplichte aansluiting te verkrijgen. JAARVERSLAG 2013 75 Op grond van de verplichtstelling en de Wet Bpf 2000 is Bpf HiBiN verplicht om alle mogelijke inspanningen en acties te ondernemen om ervoor te zorgen dat werkgevers en werknemers die onder de reikwijdte van de verplichtstelling van Bpf HiBiN vallen, ook daadwerkelijk worden aangesloten. De juiste (wettelijke) procedure dient hiervoor te worden gevoerd, inclusief het versturen van premienota’s, het innen van de premies en het desnoods invorderen van deze premies via een dwangbevel. Het bestuur heeft in het verslagjaar actief beleid ontwikkeld om niet of ten onrechte aangesloten ondernemingen op te sporen ter bescherming van de pensioenaanspraken en pensioenrechten van alle belanghebbenden. Hiertoe is een aparte werkgroep ingericht. In 2014 wordt uitvoering gegeven aan dit beleid. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. Daar het fonds veel activiteiten heeft uitbesteed aan diverse partijen, is het uitbestedingsrisico een aandachtspunt. Het beleid van het fonds is erop gericht om met partijen samen te werken die qua omvang en cultuur passen bij het fonds. Bij de uitbesteding handelt het bestuur conform artikel 34 PW, waarbij ervoor wordt zorg gedragen dat er sprake is van een adequate beheersing van de risico’s die zijn verbonden aan het uitbesteden van werkzaamheden door het fonds. Er zijn selectie- en beoordelingscriteria vastgesteld welke zijn vastgelegd in profielen. Het bestuursbureau zorgt voor de operationele aansturing en monitort in eerste instantie alle uitbestedingsrelaties. Op regelmatige basis vinden er gesprekken plaats met de uitbestedingsrelaties over de kwaliteit van de dienstverlening. Minimaal een bestuurslid zal hier vanaf 2014 permanent bij aanwezig zijn. Het uitbestedingsbeleid wordt in 2014 verder geformaliseerd en vastgelegd. Juridisch risico Het juridisch risico is het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Het beleid is erop gericht het juridisch risico zo veel mogelijk te reduceren en te beheersen. Zo worden alle contracten, overeenkomsten en SLA afspraken getoetst door externe juristen, is er een contractenregister opgesteld en is de monitoring van de naleving van (nieuwe) wet- en regelgeving ook uitbesteed aan diverse uitbestedingspartijen. Er vinden periodieke evaluaties plaats van de contracten en is een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Tevens is de klachten- en geschillenregeling ingeregeld. Het bestuursbureau is verantwoordelijk voor het informeren van het bestuur over al deze aspecten. Integriteitsrisico Het integriteitsrisico is het risico dat de integriteit het fonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van bestuursleden en medewerkers dan wel van de leiding van uitbestedingspartijen, in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Het beleid is erop gericht dit risico zo veel mogelijk te reduceren en eisen te stellen aan bestuursleden en uitbestedingspartijen. Daarnaast heeft het bestuur een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid vastgesteld en geïmplementeerd. Ter voorkoming van de mogelijke verstrengeling van belangen en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie is er een gedragscode opgesteld. De gedragscode is van toepassing op ieder bestuurslid en de leden van de commissies van het fonds. Het bestuur van het fonds heeft een onafhankelijke compliance officer aangesteld die toezicht houdt op de naleving van de gedragscode. Het integriteitsrisico bij uitbestedingsrelaties wordt meegenomen en besproken in de periodieke gesprekken dan wel bij nieuwe of het verlengen van contracten. JAARVERSLAG 2013 76 Communicatierisico Het communicatie risico is het risico dat door onvoldoende, onjuiste of onvolledige communicatie de deelnemer niet goed wordt geïnformeerd. Het bestuur vindt duurzame communicatie naar deelnemers en andere stakeholders van groot belang. Het beleid van het fonds is de laatste jaren aangescherpt. Om de risico’s als gevolg van het gedrag en de verwachtingen van de deelnemers te beheersen is het communicatiebeleid ontwikkeld. De communicatie van het fonds voldoet minimaal aan de eisen van pensioenwet en pension fund governance. Daarnaast stelt het fonds specifieke eisen zoals het rekening in de communicatie met de diversiteit van de doelgroepen. Het bestuur heeft een extern communicatiebedrijf aangesteld en zet moderne communicatiemiddelen als social media en de Pensioenapp in ter verhoging van de effectiviteit. De effectiviteit van de communicatie wordt periodiek getoetst. 9.5.8 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea tot en met 31 december 2014. Het fonds heeft met de vermogensbeheerder Syntrus Achmea Real Estate & Finance een beheerovereenkomst afgesloten tot en met 31 december 2014. Op 1 maart 2010 is een nieuwe overeenkomst voor vermogensbeheer aangegaan voor onbepaalde tijd met Lombard Odier Darier Hentsch & Cie (Nederland) N.V. De overeenkomst kan door het fonds met onmiddellijke ingang en zonder opzegtermijn worden opgezegd. Voor de vermogensbeheerder geldt een opzegtermijn van 3 maanden. Investering- en stortingsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan per balansdatum de volgende investeringsen stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen): 2013 2012 € € 295.000 605.000 295.000 605.000 Syntrus Achmea Real Estate & Finance Vastgoed Beleggingsfondsen Derivaten Voor de contractomvang van de derivaten wordt verwezen naar de toelichting behorende tot de jaarrekening 2013 paragraaf 9.5.1 Beleggingen voor risico fonds. JAARVERSLAG 2013 77 9.5.9 Verbonden partijen Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar 9.6.5. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De directeur en medewerkers van het bestuursbureau nemen wel deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds, op basis van voorwaarden in de pensioenregeling. 9.6Toelichting op de staat van baten en lasten Werkgevers- en werknemersgedeelte Mutaties voorziening dubieuze debiteuren Afschrijving premievorderingen 2013 2012 € € 29.964.000 31.831.000 29.964.000 31.831.000 -1.116.000 104.000 -40.000 -162.000 -1.156.000 -58.000 28.808.000 31.773.000 De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2013 2012 € € Kostendekkende premie 29.434.000 33.789.000 Feitelijke premie 29.964.000 31.252.000 15.987.000 18.838.000 Gedempte kostendekkende premie De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december 2012 gepubliceerd door DNB). Het fonds hanteert voor de jaarlijkse toetsing van de hoogte van de kostendekkende premie een gedempte kostendekkende premie. Bij het vaststellen van de gedempte kostendekkende premie is voor het verslagjaar 2013 uitgegaan van een gemiddelde (vaste) rekenrente van 5,30%. De feitelijke premie is in 2013 hoger dan de gedempte premie. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. JAARVERSLAG 2013 78 De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kosten pensioenopbouw incl. mutatie excassokosten Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag 2013 2012 € € 25.569.000 28.896.000 1.159.000 1.860.000 2.706.000 3.033.000 29.434.000 33.789.000 2013 2012 € € De samenstelling van de gedempte premie is als volgt: Kosten pensioenopbouw incl. mutatie excassokosten 13.409.000 15.354.000 Pensioenuitvoeringskosten 1.159.000 1.860.000 Solvabiliteitsopslag 1.419.000 1.624.000 15.987.000 18.838.000 De toeslagverlening is voorwaardelijk en daarom geen onderdeel van de kosten pensioenopbouw. De pensioenuitvoeringskosten volgen uit de staat van baten en lasten. De solvabiliteitsopslag 2013 wordt berekend door het percentage vereist vermogen per 31 december 2012 te vermenigvuldigen met de kosten pensioenopbouw. Er is geen sprake van premiekortingen dan wel premieopslagen. JAARVERSLAG 2013 79 9.6.2 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2013 Vastgoedbeleggingen Directe Indirecte Kosten van beleggings beleggings vermogens- opbrengsten opbrengsten beheer € € € Totaal € 859.000 -772.000 -86.000 1.000 2.559.000 12.827.000 -605.000 14.781.000 Vastrentende waarden 8.813.000 -20.043.000 -1.600.000 -12.830.000 Derivaten 5.394.000 -18.395.000 - -13.001.000 -338.000 -739.000 -5.000 -1.082.000 17.287.000 -27.122.000 -2.296.000 -12.131.000 Totaal Aandelen Overige beleggingen 2012 Directe Indirecte Kosten van beleggings beleggings vermogens- opbrengsten opbrengsten beheer € € € € Vastgoedbeleggingen 881.000 -956.000 -90.000 -165.000 Aandelen 776.000 16.689.000 -450.000 17.015.000 Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen 7.247.000 20.325.000 -1.259.000 26.313.000 31.422.000 -2.720.000 - 28.702.000 30.000 205.000 - 235.000 40.356.000 33.543.000 -1.799.000 72.100.000 2013 2012 € € De kosten van vermogensbeheer bedragen in 2013 € 2.296.000 (2012: € 1.799.000). 9.6.3 Overige baten Uitkeringen uit hoofde van herverzekering Winstaandeel uit hoofde van herverzekering 756.000 61.000 - 130.000 756.000 191.000 JAARVERSLAG 2013 80 9.6.4Pensioenuitkeringen 2013 2012 € € Ouderdomspensioen 5.956.000 6.306.000 Prepensioen 3.908.000 4.009.000 Partnerpensioen 2.566.000 2.496.000 Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Afkopen 77.000 49.000 457.000 495.000 13.465.000 986.000 26.429.000 14.341.000 De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 451,22 (2012: € 438,44) per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66). De post Overige betreft de afkopen die gedaan zijn in het kader van het project afkoop kleine pensioenen. 9.6.5Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding 2013 2012 € € 165.000 158.000 869.000 895.000 Advieskosten 142.000 85.000 Actuariskosten 110.000 165.000 Accountantskosten 26.000 27.000 Contributies en bijdragen 60.000 76.000 Personeelskosten Bestuursbureau 100.000 110.000 Pensioencommunicatie 186.000 213.000 113.000 131.000 1.771.000 1.860.000 Overig Bezoldiging personeelsleden Het fonds heeft in 2013 2 FTE’s in dienst (in 2012 2 FTE). De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder. De kosten bestuursbureau bestaan voor € 190.000 (2012: € 175.000) aan lonen (162.966.000), sociale lasten (17.817.000) en pensioenkosten (9.070.000). In 2013 heeft het bestuursbureau circa € 90.000 (2012: 65.000) besteed aan beleggingen. Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten en overige bestuurskosten 2013: € 165.000 (2012: € 158.000). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend. JAARVERSLAG 2013 81 Honoraria accountant Accountant Overig netwerk Totaal € € € 26.000 - 26.000 26.000 - 26.000 27.000 - 27.000 27.000 - 27.000 2013 Controle van de jaarrekening 2012 Controle van de jaarrekening 9.6.6Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hier inbegrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. 9.6.7 Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), zijnde € 1.905.000 (2012: € 7.738.000). Het rentepercentage is afgeleid van de éénjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB. 9.6.8 Onttrekking pensioen uitkeringen en pensioen uitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. JAARVERSLAG 2013 82 9.6.9 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. 9.6.10 Wijziging overige actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. De grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2012-2062 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Een aantal deelnemers heeft een uitruilbaar nabestaandenpensioen. Met ingang van 2013 wordt hiervoor anders gereserveerd. Dit heeft een effect op de Technische voorziening van 784. 2013 2012 € € Inkomende waardeoverdrachten -410.000 -5.000 Uitgaande waardeoverdrachten 1.123.000 4.000 713.000 -1.000 Saldo overdrachten van rechten Subtotaal Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen Totaal overige resultaten Saldo overdracht van rechten 450.000 - -1.200.000 -5.000 -750.000 -5.000 -37.000 -6.000 Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. JAARVERSLAG 2013 83 9.6.12 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen 2013 2012 € € Kanssystemen Sterfte -2.700.000 -527.000 Arbeidsongeschiktheid -1.744.000 -1.349.000 Mutaties -1.164.000 2.350.000 -5.608.000 474.000 2013 2012 € € Totaal 9.6.13 Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie spaarfonds gemoedsbezwaarden Mutatie voorziening toeslag aanvullend invaliditeitspensioen 41.000 8.000 - -56.000 41.000 -48.000 2013 2012 € € 447.000 577.000 447.000 577.000 9.6.14 Overige lasten Premies uit hoofde van herverzekering JAARVERSLAG 2013 84 9.6.15 Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Breda, 26 juni 2014 A.N. Slingerland bestuurslid C. Lonsain vice voorzitter bestuur a.i. 9.7 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel voor de bestemming van het saldo van baten lasten over 2012 is opgenomen onder staat van baten en lasten. 9.8 Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan. 9.9 Actuariële verklaring Actuariële verklaring: pagina 86 en 87. 9.10 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Accountantsverklaring: pagina 88 en 89. JAARVERSLAG 2013 85 JAARVERSLAG 2013 86 JAARVERSLAG 2013 87 JAARVERSLAG 2013 88 JAARVERSLAG 2013 89 jaarverslag 2013 1 2 Voorwoord Informatie over Bpf HiBiN 3 Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen 4 Financiële situatie en indexatie 5 Solvabiliteit en integraal risicomanagement 6 Beleggingen 7 Premie en pensioenuitvoeringskosten 8 Pensioencommunicatie 9 Overige gegevens Moeilijke woorden JAARVERSLAG 2013 90 moeilijke woorden Abtn (Actuariële en bedrijfs- technische nota) Een door de wet voorgeschreven nota waarin de hoofdlijnen van de pensioenregeling(en), de financiële opzet, actuariële grondslagen, de sturingsmiddelen, het indexatie- en het beleggingsbeleid en de organisatorische opzet van het pensioenfonds zijn beschreven. Aandelenrisico Aandelenrisico doet zich voor bij beleggingen waarvan de waarde gevoelig is voor bewegingen in marktprijzen, welke worden weergegeven door beursgraadmeters. Dit betreft niet alleen aandelen, maar ook indirect vastgoed, beleggingen in niet-beursgenoteerde fondsen, grondstoffen en derivaten. Fondsbeleid Het aandelenrisico wordt in principe, gelet op het ambitieniveau van het fonds, niet afgedekt omdat het fonds ervan uitgaat dat aandelen op langere termijn waarde toevoegen. De strategische omvang van het belang in aandelen in de rendementsportefeuille wordt bepaald door lange termijn ALM analyses. Pensioen HiBiN belegt voor zo’n 50% in risicovolle zakelijke waarden, onderverdeelt in aandelen, specialties (zoals bedrijfsobligaties, converteerbare obligaties en obligaties opkomende markten) en alternatives (zoals vastgoed en grondstoffen). De verdeling naar regio en sectoren loopt in de pas met de gemiddelde waarden van vergelijkbare portefeuilles (de zogenaamde benchmark), met een lichte overweging (dat wil zeggen meer dan het gemiddelde) in financiële instellingen. Over heel 2012 werd een positief resultaat geboekt van 3,49% met als negatieve uitschieter het vastgoed. Activakant De linkerkant van de balans, waarop de bezittingen van het fonds staan. Aan de rechterkant, de passivakant, staat hoe deze middelen gefinancierd zijn. AG Prognosetafel (sterftetafel) is afgeleid uit sterftetabellen die aangeven hoeveel ALM analyses ALM, of Asset Liability Management, kan een pensioenfonds helpen bij het kiezen van de beleggingsmix, de wijze van financieren van de pensioenregeling en/of het financieren van toeslagen. ALM studie Onder een ALM studie verstaan we het bestuderen c.q. afstemmen van de verplichtingen en de beleggingen van een pensioenfonds. Op de resultaten van deze studie wordt het beleggingsbeleid gebaseerd. • Een ALM-studie kent de volgende aspecten: • Het in kaart brengen van de financiële stromen; • De simulatie van toekomstige financiële posities; • De samenhang met de economische omgeving en • De vergelijking van beleidsvarianten. (Actuarieel Genootschap) personen na x jaar in leven zijn vanuit een standaard aantal 0-jarigen. prognosetafels De naam van de tafel geeft aan over welk waarnemingstijdvak de gegevens 2012 – 2062 zijn verkregen. Cao partijen Werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties (vakbonden) waarvan de vertegenwoordigers namens de eigen achterban de onderhandelingen over een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voeren; partij in een cao-overleg. JAARVERSLAG 2013 91 Countervailing power Countervailing power is het kunnen bieden van tegenwicht door kennis, inzicht en professionaliteit. Dekkingsgraad De verhouding tussen enerzijds het aanwezige vermogen en anderzijds de contante waarde van de pensioenaanspraken en –rechten (de pensioenverplichtingen). Dekkingstekort Op grond van de Pensioenwet is er sprake van een dekkingstekort bij pensioenfonds HiBiN als de dekkingsgraad minder bedraagt dan 104,9%. Komt de dekkingsgraad van het pensioenfonds op basis van een herstelplan binnen drie jaar niet boven deze 104,9%, dan moet het pensioenfonds maatregelen nemen om uit het dekkingstekort te komen. Daarbij is de uiterste maatregel het korten (ook wel ’afstempelen’ genoemd) op de aanspraken en uitkeringen. Fiduciair manager Hierbij kan worden gedacht aan de bundeling van een aantal diensten, zoals strategische advisering, portefeuillemanagement, rapportering en risicomanagement. Fiduciair management is een vorm van uitbesteding waarbij de fiduciair manager handelt binnen een mandaat. FIRM systematiek De Financiële Instellingen Risico Methode biedt voor een pensioenfonds een goed uitgangspunt voor het benoemen van alle belangrijke financiële en niet-financiële risico’s. Uitgangspunt bij FIRM is het opstellen van een integraal risicoprofiel en het per risicocategorie het gewenste risiconiveau vaststellen, ofwel het meten en beheersen van risico’s. Fondsspecifieke risico’s Inflatierisico, valutarisico, liquiditeitsrisico. Deze risico’s worden achtereenvolgens nader toegelicht. Hierbij wordt eerst een algemene definitie van het risico gegeven, waarna het fondsbeleid en de beheersmaatregelen voor het betreffende risico worden toegelicht. Franchise Bij een pensioenregeling is de franchise dat deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. Dit bedrag (de franchise) wordt van het salaris afgetrokken voordat de pensioenpremie berekend wordt. Er wordt alleen premie betaald en pensioen opgebouwd over het deel van het salaris dat boven de franchise ligt. Gedempte kostendekkende premie De kostendekkende premie is de premie die nodig is voor een adequate prijsstelling. Hiermee wordt voorkomen dat een pensioenfonds op voorhand te maken krijgt met tekorten. De kostendekkende premie mag worden gedempt (verlaagd) op basis van een gemiddelde rente of rendement uit het verleden of het te verwachten rendement voor de toekomst. Governance aspecten Waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Herstelplan Plan van aanpak waarin het pensioenfonds laat zien welke maatregelen het neemt om de dekkingsgraad te verbeteren. Het korte termijn herstelplan bevat maatregelen om binnen drie jaar (tijdelijk vijf jaar) weer een minimale dekkingsgraad van 104,9% te hebben. Het lange termijn herstelplan bevat maatregelen om binnen vijftien jaar weer te beschikken over het vereist eigen vermogen (voor Bpf HiBiN een dekkingsgraad van minimaal 110,6%). JAARVERSLAG 2013 92 Indexatie/ toeslagverlening Eén van de doelen van het Bpf HiBiN is om ook de verwachte prijsstijging met de pensioenen op te vangen. Dit noemen we indexeren. Als het fonds een dekkingsgraad lager dan 104,9% heeft, is het niet mogelijk om te indexeren. Er zou dan een te grote wissel worden getrokken op alle deelnemers. Bij een dekkingsgraad tussen 104,9% en 110,6% is hooguit een gedeeltelijke indexatie mogelijk. Bij een dekkingsgraad boven het vereist eigen vermogen (110,6% of hoger) kan het fonds wel de volledige indexatie toepassen zonder direct weer in de problemen te komen. Inkooppremie voor de pensioenrechten Dit is de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van nieuwe pensioenverplichtingen (onderdeel van de kostendekkende premie). Lineair indexatie Prijzen en lonen stijgen in de loop der jaren. Daarom probeert Pensioenfonds HiBiN de opgebouwde en ingegane pensioenen ook jaarlijks te laten stijgen. Dit gebeurt door het verlenen van een zogeheten ’toeslag’ of ’indexatie’. Indexatie is dus belangrijk om de koopkracht van het pensioen op peil te houden. Dat geldt voor ingegane pensioenen maar net zo goed voor het pensioen in de opbouwfase. Helaas kan indexatie lang niet altijd plaatsvinden. Matching portefeuille Wanneer een pensioenfonds aanzijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Het afstemmen van de beleggingen op de pensioenverplichtingen noemt men ’matching’. De bijbehorende beleggingsportefeuille noemt men ’matching portefeuille’. Niet liquide Moeilijk te verkopen (lastig verhandelbaar) ook wel illiquide genoemd. Pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen, dus de toegezegde pensioenen, moeten contant gemaakt worden, zegt de formule. Alleen op deze manier kunnen we de verhouding berekenen tussen het belegd vermogen, wat er nu in het fonds zit, en de toezeggingen. Wat is nu precies contant maken? Een rekenvoorbeeld maakt dat duidelijk: Stel de rente is 4% en wij moet u over één jaar € 1.040 pensioen betalen. Dan moet het pensioenfonds nu € 1.000 in kas hebben, dat is dus de contante waarde bij één jaar en 4% rente. Immers, door de 4% rente is de € 1.000 na één jaar met € 40 aangegroeid. Voor alle afzonderlijke pensioenen binnen Bpf HiBiN berekenen wij dan ook de contante waarde. Performancetoets Het gemiddelde van door een bedrijfstakpensioenfonds behaalde beleggingsresultaten, gemeten over een langere periode. De performancetoets wordt bepaald door de som van opeenvolgende jaarlijkse Z-scores, gedeeld door de wortel van het aantal jaren. Rebalancing Stel: een pensioenfonds is ooit gestart met een belegging voor 50% in aandelen en voor 50% in obligaties. Doordat de aandelenkoersen flink zijn gestegen, is de verhouding ondertussen 70% aandelen tegen 30% obligaties geworden. Rebalancing is het weer in evenwicht brengen van de beleggingen, omdat het risicoprofiel door de scheve groei niet meer in overeenstemming is met de doelstellingen. JAARVERSLAG 2013 93 Rente afdekking Een pensioenfonds belegt om nu en straks alle pensioenen uit te kunnen betalen. Deze verplichtingen worden gewaardeerd tegen de marktrente. Dit betekent dat als de rente daalt dat de verplichtingen stijgen. Het fonds heeft dus last van een rente die stijgt of daalt. Vooral een lagere rente is erg vervelend, want als de verplichtingen stijgen dan daalt de dekkingsgraad. Omdat dit risico van een lagere dekkingsgraad niet wenselijk is, dekken we een deel van het risico af door gebruik te maken van financiële producten. Doordat niet het hele renterisico is afgedekt, heeft de rente wel invloed op de dekkingsgraad. Renterisico Een van de belangrijkste marktrisico’s voor pensioenfondsen is renterisico. Renterisico ontstaat doordat de looptijd van de pensioenverplichtingen van nature groter is dan de looptijd van de beleggingen. De pensioenuitkeringen die een gemiddeld pensioenfonds aan zijn deelnemers moet voldoen liggen over het algemeen namelijk tot ver in de toekomst, terwijl de inkomsten uit beleggingen, om de pensioenuitkeringen te financieren, in de praktijk vaak een kortere horizon hebben. Hierdoor hebben verplichtingen een hogere rentegevoeligheid (duration) dan beleggingen. Deze rentemismatch leidt bij renteschommelingen tot een sterk beweeglijke (volatiele) dekkingsgraad. Rentetermijn- structuur Laat de looptijd zien van een vastrentende belegging, zoals een staatsobligatie. Een normale rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop. Wanneer iemand zijn geld voor een langere periode uitleent, zal de vergoeding hoger zijn dan bij een kortere termijn. Reservetekort Pensioenfondsen moeten extra vermogen aanhouden om bepaalde risico’s op te vangen. Te denken valt aan het risico van waardedaling van de aandelen en andere beleggingen of een daling van de rente. Ook loopt een pensioenfonds het risico dat mensen langer leven dan verwacht. Voor al deze risico’s heeft De Nederlandsche Bank minimale eisen gesteld aan het extra aan te houden vermogen. Dit wordt ook wel de benodigde dekkingsgraad genoemd. In geval van een reservetekort moet een pensioenfonds binnen drie maanden een plan bij De Nederlandsche Bank indienen om het reservetekort op te heffen. Dit plan dient door De Nederlandsche Bank goedgekeurd te worden. Een pensioenfonds heeft maximaal vijftien jaar de tijd om weer naar de benodigde dekkingsgraad toe te groeien. Net als in het geval van een dekkingstekort dragen extra premies, rendementen op het vermogen en het (deels) achterwege laten van indexatie bij aan het herstel van het pensioenfonds. Volgens ons herstelplan zijn wij eind 2013 uit het reservetekort. Indien het pensioenfonds eind 2013 boven de benodigde dekkingsgraad (110,6%) uitkomt, is het weer mogelijk te indexeren. Return portefeuille Met de return (rendement) portefeuille wil een pensioenfonds extra rendement genereren. Dit extra rendement kan indexatie mogelijk maken. Risico analyse Het renterisico is het risico dat de rentegevoeligheid en omvang van de nominale pensioenverplichtingen afwijkt van de beleggingen. Voor een pensioenfonds geldt dat bij een rentedaling de waarde van de pensioenverplichtingen stijgt. Renteveranderingen kunnen daardoor een groot effect hebben op de dekkingsgraad van een pensioenfonds. JAARVERSLAG 2013 94 Fondsbeleid Om renterisico’s het hoofd te bieden is voor 2012 een afdekkingspercentage van 75% van het renterisico vastgesteld. De rente daalde verder, terwijl verwacht werd dat deze zou stijgen. De beleidskeuze leverde zodoende geen positieve bijdrage aan het resultaat in 2012. Het bedrag dat hiervoor is opgenomen in de beleggingsreserve is € 24.485.000, dat is 4,51% van de pensioenverplichtingen. Solvabiliteit Het vermogen van het pensioenfonds om op langere termijn aan de pensioenverplichtingen (zijnde de toekomstige pensioenuitkeringen) te kunnen voldoen. Solvabiliteitsopslag Opslag in de pensioenpremie om op langere termijn aan de pensioenverplichtingen (zijnde de toekomstige pensioenuitkeringen) te kunnen voldoen. Swap Het aangaan van een soort ruiltransactie waarbij wij rentes op termijn kopen. In dit geval zijn dat staatsobligaties met een looptijd van langer dan 30 jaar. Hiervoor ontvangen wij de rente van deze langlopende obligatie. Wij hebben daarvoor kortlopende obligaties verkocht waar wij rente voor betalen. UFR Bij de UFR wordt de één-jaars forward rente voorbij het laatste liquide punt van de swapcurve geëxtrapoleerd naar een constant renteniveau. In normale taal: er wordt gerekend met een te verwachten gemiddeld rendement na ongeveer 30 jaar. Deze rente is vastgesteld op 4,2%. Voor de 30 jaar wordt nagenoeg de werkelijke rente gebruikt. Voordeel van deze rekenmethodiek is, dat het fonds de pensioenverplichtingen na 30 jaar op een vaste rente mag zetten. Met andere woorden tot 30 jaar moeten wij de pensioenen contant maken met de actuele rente. Is deze laag, dan moeten we meer in kas hebben en andersom. Zie uitleg bij pensioenverplichtingen. UFR rekenrente Pensioenfondsen gebruiken de rekenrente om vast te stellen hoeveel vermogen zij moeten aanhouden om in de toekomst aan alle pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Door toepassing van de ultimate forward rate is de rekenrente (en daarmee de dekkingsgraad) stabieler dan voorheen, omdat juist meer met een langlopende gemiddelde rente wordt gerekend. Uniform pensioenoverzicht Gestandaardiseerd overzicht om werknemers persoonlijke informatie te geven over de uitkering bij pensionering, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Zakelijke waarde Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend. Z-score De beleggingsprestaties van verplichtgestelde pensioenfondsen (zoals Bpf HiBiN) moeten jaarlijks worden getoetst. Daarvoor is een gestandariseerde norm ontwikkeld, de Z-score. Dit is een maatstaf voor hoe het daadwerkelijke beleggingsrendement van het pensioenfonds zich heeft ontwikkeld in vergelijking met het rendement van de gehanteerde benchmark (normportefeuille). Deze benchmark is een weergave van het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Als de Z-score positief is, heeft het pensioenfonds een hoger resultaat behaald dan het resultaat van de gekozen normportefeuille. JAARVERSLAG 2013 95 Bpf HiBiN Postbus 45 4840 aa Prinsenbeek [email protected] www.bpfhibin.nl stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de handel in bouwmaterialen
© Copyright 2024 ExpyDoc