VOORWOORD INFORMATIE OVER BPF HIBIN

jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
Moeilijke woorden
stichting bedrijfstakpensioenfonds voor
de handel in bouwmaterialen
Inhoudsopgave
1. Voorwoord
2. Informatie over Bpf HiBiN
2.1 Wat gebeurt er in onze sector?
2.2 Pensioenregelingen en pensioenreglement
2.3 Inhoud van de (basis)pensioenregeling 2013
2.4 Wijzigingen in de pensioenregeling en toekomst
2.5 Verplichtstelling voor bedrijven in de sector
2.6 Statutaire organen
2.7Bestuursbureau
2.8 Bij het pensioenfonds betrokken partijen
2.9 Verslag van de deelnemersraad
2.10 Verslag van het verantwoordingsorgaan
2.11 Ontwikkelingen voor 2014
3. Meerjarenoverzicht kerncijfers en kengetallen
4. Financiële situatie en indexatie
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
Lange en korte termijn herstel
Evaluatie van het herstelplan
De indexatieambitie
Lange termijn financiering
Visie voor de toekomst
5. Solvabiliteit en integraal risicomanagement
5.1Solvabiliteit
5.2 Integraal risicomanagement
6. Beleggingen 6.1 Strategisch beleggingsbeleid
6.2 Samenstelling belegd vermogen
6.3Beleggingsresultaten
6.4 Maatschappelijk verantwoord beleggen
6.5Vermogensbeheerkosten
7. Premie en pensioenuitvoeringskosten
8. Pensioencommunicatie
9. Overige gegevens
9.1 Balans per 31 december
9.2 Staat van baten en lasten
9.3Kasstroomoverzicht
9.4 Algemene toelichting
9.5 Toelichting op de balans
9.6 Toelichting op de staat van baten en lasten
9.7 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
9.8 Gebeurtenissen na balansdatum
9.9 Actuariële verklaring
9.10 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Moeilijke woorden
JAARVERSLAG 2013
2
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
Moeilijke woorden
JAARVERSLAG 2013
3
1.Voorwoord
Beste lezer,
Stichting Bedrijfstak voor de handel in Bouwmaterialen (Bpf HiBiN) heeft de afgelopen jaren
storm­achtige tijden doorgemaakt. Dat werd ingeluid
door de kredietcrisis in 2008 en de daaropvolgende
economische ontwikkelingen, zoals daling van de
rentestand en koersval op de beurs. Gelijktijdig
werden we bovendien geconfronteerd met een
stijging van de levensverwachting, en dat
betekende voor ons een verhoging van de
pensioenverplichtingen.
Herstelplan heeft gewerkt
Hierdoor kwam de dekkingsgraad van Bpf HiBiN
zwaar onder druk te staan. Van een relatief
com­fortabele 134% tuimelde de dekkingsgraad
naar een gevaarlijk lage 91%. Te laag om op lange
termijn aan onze pensioenverplichtingen te
voldoen als de omstandigheden niet zouden
veranderen. Daarom werd een herstelplan
op­gesteld. En niet zonder resultaat.
Inmiddels is de dekkingsgraad per 31 december 2013
geëindigd boven de wettelijke minimaal vereiste
dekkingsgraad, namelijk 109,8%.
Doel bestuur:
pensioenen waardevast houden
Hiermee heeft Bpf HiBiN zich in financiële zin
in de goede richting ontwikkeld. Veel pensioenfondsen hebben de afgelopen jaren de pensioenen
moeten verlagen, omdat het herstel onvoldoende
was. Dat was en is bij ons gelukkig niet aan de orde.
Maar we moeten ook stellen dat we zeker nog niet op
het gewenste niveau zitten. Dat zijn we pas wanneer
we in staat zijn de pensioenen jaarlijks waardevast
te kunnen houden en dus aan te kunnen passen aan
de inflatie. Dát is het hoofddoel van het bestuur van
Bpf HiBiN.
Een belangrijke beslissing werd in 2013
genomen door de werkgevers- en werknemers­
organisaties (sociale partners). Per 1 april 2013
is de aanvullings­regeling voor deelnemers
geboren op of na 1 januari 1950 ingetrokken.
Deze maatregel heeft de pensioen­regeling van
Bpf HiBiN een stuk eenvoudiger gemaakt en
daarmee beter uit te leggen. Bovendien drukte
deze regeling zwaar op de financiële middelen
van Bpf HiBiN.
Ook achter de schermen heeft het bestuur in
2013 gewerkt aan voorbereidingen op de aan­
kondiging van wijzigingen vanuit de wetgever,
zoals versobering van de pensioenopbouw,
verhoging pensioenleeftijd naar 67 jaar en
de introductie van een gepensioneerde in het
bestuur van Bpf HiBiN. Bovendien gaat in 2014
het bestuursmodel veranderen. De deelnemers­raad en het verantwoordingsorgaan worden
samengevoegd. De Raad van Toezicht is een
nieuw orgaan.
2014: herstel?
Als pensioenfonds zijn we in hoge mate afhankelijk
van de economische en politieke ontwikkelingen.
Ten tijde van het schrijven van het jaarverslag zijn
de eerste voorzichtige tekenen van herstel zichtbaar.
Een ontwikkeling waarvan wij van harte hopen,
ook voor onze sector, dat deze zich zal voortzetten.
Ook in 2014 mag u rekenen op het bestuur van uw
pensioenfonds: wij gaan er alles aan doen om onze
doelstellingen te realiseren.
Breda, 26 juni 2014
A.N. Slingerland
bestuurslid
C. Lonsain
vice voorzitter bestuur a.i.
Voorbereiden op de toekomst
Door de kredietcrisis en economische ont­wikke­lingen beleefden we spannende tijden.
Daardoor werd ook duidelijk dat ons pensioen­­stelsel niet langer houdbaar is. De overheid werkt
aan nieuwe wet- en regelgeving waar we ons ook
op voor moeten bereiden. Van een rustige tijd is
dus geen sprake. Van diverse kanten zijn we bezig
met de toekomst.
JAARVERSLAG 2013
4
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
2.1Wat gebeurt er in onze sector?
2.2 Pensioenregelingen en pensioenreglement
2.3 Inhoud van de (basis)pensioenregeling 2013
2.4Wijzigingen in de pensioenregeling en
toekomst
2.5 Verplichtstelling voor bedrijven in de sector
2.6 Statutaire organen
2.7Bestuursbureau
2.8 Bij het pensioenfonds betrokken partijen
2.9 Verslag van de deelnemersraad
2.10 Verslag van het verantwoordingsorgaan
2.11 Ontwikkelingen voor 2014
Moeilijke woorden
JAARVERSLAG 2013
5
2. Informatie over
Bpf HiBiN
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen (Bpf HiBiN), statutair gevestigd te Breda,
is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld op 28 juni 1958. De laatste statutenwijziging
die door het bestuur is goedgekeurd was op 23 augustus 2013. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel
onder nummer 41197852. Het pensioenfonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie.
2.1 Wat gebeurt er in onze sector en
wat is de invloed op Bpf HiBiN?
Ontwikkelingen in onze sector zijn soms van
directe invloed op Bpf HiBiN. Zo betekent minder
omzet veelal minder personeel en daarmee minder
deelnemers voor Bpf HiBiN. We nemen u mee langs
een aantal ontwikkelingen.
Minder vraag: beperking loonkosten
Door de vraaguitval zijn de omzetten in de sector
vanaf 2009 met 25 - 30% verminderd (USP Marketing
Consultancy, HiBiN Conjunctuurmeting najaar 2013).
De bedrijven hebben de omzetdaling de afgelopen
jaren veelal opgevangen door de beperking van kosten, waaronder loonkosten. Het aantal werkenden
in de sector is in deze periode afgenomen met 25%.
Wat betekent dit voor Bpf HiBiN?
In 2013 zijn er onder andere daardoor bij Bpf HiBiN
1.813 deelnemers vertrokken en 1.173 nieuwe deel­
nemers bijgekomen. De ruim 1.800 deelnemers die
vertrokken zijn, is het resultaat van de beperking
van de loonkosten in de sector. De ruim 1.100 nieuwkomers zijn deelnemers van bedrijven die in 2013
voor onze sector en onze pensioenregeling hebben
gekozen. Mede door de eenvoud van de regeling
vanaf 2014 is er een aantal bedrijven bij gekomen.
Veranderingen in bedrijfsvoering
naar meer, sneller en beter
Een direct gevolg van de crisis is dat bedrijven in de
sector, om zich staande te houden, de laatste jaren
hun organisatie- en business model hebben moeten
aanpassen aan de afnemende volumes, veranderde
klantprofielen (door het grote aantal faillissementen
en de toename van ZZP’ers) en ontstane financiële
krapte (risico beheersing).
Gelijktijdig zijn bedrijven in de sector overgegaan
tot innovatie: assortimentsverbreding, ketenintegratie, uitbreiding van dienstverlening (montage,
assemblage) en slimmere werkmethodes die met
gebruik van ICT moeten leiden tot procesverbetering.
Ook zijn de bedrijven meer dan voorheen gefocust op
vergroting van de flexibiliteit van de bedrijfsvoering.
Meer, sneller en beter dus.
Deze veranderingen in de bedrijfsvoering zijn
vaak nodig om het verlies aan omzet en marge te
compenseren, maar ook om de continuïteit van de
bedrijven op de langere termijn te waarborgen.
Wat betekent dit voor Bpf HiBiN?
Als de assortimentsverbreding doorgetrokken wordt
naar het pensioenfonds, dan verwacht Bpf HiBiN
nog verdere zelfstandige groei. Met betrekking tot
integratie zien we ook dat bedrijfskolommen in
elkaar schuiven. De houthandel, die een eigen
pensioenfonds heeft, verkoopt steeds vaker ook
bouwmaterialen. De bouwmaterialenhandel voegt
meer hout toe aan zijn toch al brede assortiment.
Vandaar dat op bedrijfstak-, cao- en pensioenfondsniveau gekeken wordt naar mogelijkheden tot
samenwerking tussen de beide bedrijfstakken en
pensioenfondsen.
Duurzaamheid en technologie
Bedrijven zijn steeds op zoek naar onderscheidend
vermogen op gebied van dienstverlening,
assortiment, kennis en logistiek.
Er is een toenemende focus op het terrein van duurzaamheid en technologie: verduurzaming bestaande
woningen, het gebruik van het online kanaal naast
de verkoop via de winkel, met name in het b2c
(business to client) traject.
Wat betekent dit voor Bpf HiBiN?
Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord
handelen zijn ook belangrijke en geïntegreerde
onderwerpen in het beleggingsbeleid van Bpf HiBiN.
Daarbij zijn mens, omgeving en opbrengst (people,
planet, profit) de pijlers.
JAARVERSLAG 2013
6
2.2 Pensioenregeling en
pensioenreglement
2.3 Inhoud van de
(basis)pensioenregeling 2013
Pensioenregeling
De (basis)pensioenregeling is een verplichte
pensioenregeling voor alle werknemers van
21 jaar en ouder. De (basis)pensioenregeling
voorziet in de opbouw van een levenslang
ouderdomspensioen. Voor 2013 bedraagt de
pensioenopbouw 2% van pensioengrondslag
A en 0,25% van pensioen­grondslag B per
deelnemersjaar ná 31 december 2010.
De pensioenregeling van Bpf HiBiN heeft het
karakter van een uitkeringsovereenkomst. Bij deze
vorm van pensioen ontvangt de deelnemer op het
moment van pensionering een periodieke uitkering
van een bepaalde hoogte die vanaf een bepaalde
leeftijd berekend wordt. De hoogte van de pensioen­
aanspraak is afhankelijk van het salaris en de
diensttijd. De hoogte van de pensioenaanspraak
of het pensioenrecht staat van tevoren vast, mits er
geen verlaging van de pensioenaanspraken wordt
toegepast.
De pensioengrondslag is gesplitst in 2 delen:
• Pensioengrondslag A is gelijk aan het verschil
van het op salarisgrens A gemaximeerde jaar­
salaris (€ 37.380) van de deelnemer en de franchise.
Er geldt een minimumgrondslag. De minimum
grondslag bedraagt € 4.678.
• De franchise bedroeg in 2013 € 11.919.
• Pensioengrondslag B is gelijk aan het verschil
van het op salarisgrens B (€ 70.853) gemaximeerde
jaarsalaris van de deelnemer en salarisgrens A.
Bpf HiBiN heeft tot doel uitvoering te geven aan
de pensioenovereenkomst volgens de verplichtstelling die geldt voor de aangesloten ondernemingen
en de (gewezen) deelnemers. Hiertoe wordt voor
de aangesloten werkgevers, deelnemers, gewezen
deelnemers en pensioengerechtigden ongeveer
€ 561.000.000 belegd.
Pensioenreglement
De pensioenregeling is vastgelegd in het
pensioen­reglement. Dit geeft de rechten en
verplichtingen weer tussen Bpf HiBiN en de deel­
nemers. De uit de verschillende pensioenregelingen
voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn
op­genomen in twee aparte pensioenreglementen:
het pensioenreglement en het prepensioen­
reglement. De pensioenopbouw in de prepensioenregeling is op 1 januari 2006 stopgezet. Tot deze
regeling kunnen geen nieuwe deelnemers meer
toetreden.
Voor deelnemers met een echtgenoot of partner
is een partnerpensioen verzekerd ter grootte van
70% van het ouderdomspensioen. Het deel van het
partnerpensioen over de jaren vanaf 1 juli 2001 is
alleen op risicobasis verzekerd. Voor deelnemers
met kinderen is een wezenpensioen medeverzekerd
ten bedrage van 14% van het ouderdomspensioen
voor elk kind.
De pensioenopbouw wordt voor arbeids­ongeschikte deelnemers voortgezet onder
vrijstelling van bijdragebetaling.
JAARVERSLAG 2013
7
Indexatie
Bpf HiBiN kent een voorwaardelijk geïndexeerde
middelloonregeling. Bpf HiBiN streeft ernaar de
opgebouwde pensioenaanspraken te indexeren
met als doel het pensioen zoveel mogelijk waardevast te houden. Deze indexatie is voorwaardelijk.
De voorwaardelijke indexatie is voor actieve
deelnemers in beginsel gebaseerd op de loon­
ontwikkeling in de bedrijfstak. De laatste jaren
heeft Bpf HiBiN door de financiële situatie geen
indexatie toegepast.
Anw-hiaatregeling
De vrijwillige Anw-hiaatregeling zorgt voor een
aanvulling op de Anw-uitkering van de overheid.
Deze regeling is in een afzonderlijk reglement
opgenomen.
Prepensioenregeling
De prepensioenregeling was eveneens een
geïndexeerde middelloonregeling. De pensioen­
opbouw is met ingang van 1 januari 2006 beëindigd.
In de regeling zijn de tot 1 januari 2006 opgebouwde
prepensioenaanspraken premievrij achtergebleven.
Ook in deze regeling werd de pensioenopbouw voor
arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder
vrijstelling van de bijdragebetaling. De opgebouwde
aanspraken en ingegane pensioenen uit deze regel­ingen worden in beginsel waardevast gehouden.
De aanpassing van de pensioenen is voorwaardelijk.
2.4 Wijzigingen in de pensioen­
regeling en toekomst
Gedurende 2013 is er gesproken met de werknemersen werkgeversorganisaties over de pensioenregeling
per 1 januari 2014. De wens is uitgesproken om tot
een eenvoudiger en transparantere pensioenregeling
te komen. Dat maakt de uitvoering eenvoudiger en
de kosten lager.
Per 1 april 2013 hebben de werknemers- en werk­
geversorganisaties afgesproken de voorwaardelijke
overgangsregeling voor deelnemers op of na 1 januari
1950 en die aan bepaalde voorwaarden voldeden
in te trekken. Daardoor bestaat vanaf deze datum
alleen nog de basispensioenregeling. In 2013 worden nog wel twee grondslagen met afzonderlijke
opbouwpercentages (grondslag A en B) gehanteerd.
Vanaf 1 januari 2014 geldt nog maar één pensioengrondslag (pensioengrondslag B komt te vervallen).
Toekomst
Het bestuur kijkt naar samenwerkingsverbanden
met andere pensioenfondsen om zo (collectief)
inkoopvoordeel te halen. Het bestuur is ervan
overtuigd dat de kosten per deelnemer nog
verder naar beneden kunnen.
Aanvullende pensioenregelingen
Tot 1 januari 2014 bood Bpf HiBiN de aangesloten
ondernemingen de mogelijkheid om per onder­
neming een aanvullende pensioenregeling voor
hun werknemers of een bepaalde groep van
werk­nemers te treffen, mits hieraan uniforme
regels ten grondslag liggen.
Uitvoeringsreglement
De rechten en verplichtingen tussen de bij
Bpf HiBiN aangesloten werkgevers zijn vastgelegd
in het uitvoeringsreglement. Het uitvoeringsreglement vermeldt o.a. de afspraken over de
financiering en de uitvoering van de
pensioenregeling(en).
JAARVERSLAG 2013
8
2.5 Verplichtstelling voor
bedrijven in de sector
2.6 Statutaire organen
In de Wet Verplichte Deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) is vastgelegd
dat het georganiseerde bedrijfsleven een verzoek
tot verplichtstelling, wijziging of intrekking van
die verplichtstelling kan doen. Dat betekent dat de
cao-partijen een centrale rol spelen bij de totstandkoming van de verplichtstelling. Zonder hen is
een verplichtstelling niet mogelijk. Gevolg van de
verplichtstelling is onder andere dat werkgevers
en werknemers verplicht zijn de statuten en de
reglementen van Bpf HiBiN na te leven.
Hierdoor is er gelijkheid in de sector voor werkgevers
en werknemers.
Goed pensioenfondsbestuur (governance)
Bpf HiBiN werkt volgens het paritaire bestuurs­
model. Dat wil zeggen dat het bestuur van Bpf HiBiN
bestaat uit zes leden, drie van werknemerszijde en
drie van werkgeverszijde. Zij worden benoemd door
de cao-partijen; de organisaties die Bpf HiBiN hebben
opgericht.
Werkgevers zijn op grond van het verplichtstellingsbesluit en de Wet Bpf 2000 verplicht om zich uit
eigen beweging aan te sluiten bij Bpf HiBiN wanneer
zij werkzaam zijn in de sector die onder het verplichtstellingsbesluit valt. Werkgevers moeten zelf een
actieve rol richting Bpf HiNiN innemen om duidelijkheid te verkrijgen over de verplichte aansluiting bij
Bpf HiBiN.
Op grond van de verplichtstelling en de wet
Bpf 2000 is Bpf HiBiN verplicht om alle mogelijke
inspanningen en acties te ondernemen om ervoor
te zorgen dat werkgevers en werknemers die onder
de reikwijdte van de verplichtstelling van Bpf HiBiN
vallen, ook daadwerkelijk worden aangesloten.
De juiste (wettelijke) procedure dient hiervoor te
worden gevoerd, inclusief het versturen van premienota’s, het innen van de premies en het desnoods
invorderen van deze premies via een dwangbevel.
Bestuur
Het bestuur bepaalt het dagelijks beleid van
Bpf HiBiN en draagt zorg voor de handhaving
en uitvoering van de statuten en reglementen.
Het uitgangspunt is dat dit gebeurt door een
evenwichtige en zorgvuldige afweging van de
belangen van alle belanghebbenden.
Daarnaast beschikt Bpf HiBiN over een deelnemersraad voor gevraagde en ongevraagde adviezen.
Het bestuur is niet verplicht adviezen van de raad
op te volgen, maar moet daarover wel schriftelijk
en onderbouwd verantwoording afleggen.
Bovendien legt het bestuur verantwoording af aan
het verantwoordingsorgaan over het beleid en de
wijze waarop het is uitgevoerd.
Eens in de drie jaar worden deze bestuurslagen
beoordeeld door een visitatiecommissie.
Het bestuur heeft in het verslagjaar actief beleid
ontwikkeld om niet of ten onrechte aangesloten
ondernemingen op te sporen ter bescherming
van de pensioenaanspraken en pensioenrechten
van alle belanghebbenden.
JAARVERSLAG 2013
9
Samenstelling bestuur in 2013:
• G. Mantel
Werkgeverslid en voorzitter
(namens Koninklijke HiBiN)
• A. Slingerland
Werkgeverslid (namens Koninklijke HiBiN)
• S. van der Maden Werkgeverslid (namens Koninklijke HiBiN)
• C. Lonsain
Werknemerslid (namens CNV Dienstenbond)
en vicevoorzitter a.i.
• J. Spruijt
Werknemerslid (namens De Unie vakbond
voor industrie en dienstverlening)
• Vacant tot 1 juli 2014
Werknemerslid (namens FNV bondgenoten)
Samenstelling deelnemersraad in 2013:
• H. Vink
namens gewezen deelnemers (voorzitter)
• R.F.M. van Scheijndel
namens pensioengerechtigden (vice voorzitter)
• J. Krijt
namens werknemers
• M. van Heesbeen
namens werknemers
• H.G.M. Zaan
namens werknemers
2.7 Bestuursbureau
Het bestuur beschikt sinds 2011 over een bestuurs­
bureau. De kerntaken van het bestuursbureau zijn:
• Het vormen van een schakel tussen:
- Bestuur en dagelijks bestuur
- Externe adviseurs
-Contractpartijen
• Toezicht en verantwoordingsorganen.
Het voorbereiden van bestuursvergaderingen
• Het opstellen van (meer)jarenplannen.
• Het maken van begrotingen en het opstellen van
contracten en toezicht op de correcte uitvoering
daarvan.
• Het signaleren van externe ontwikkelingen.
• Het beoordelen van rapportages en beleids­
voorstellen.
De besluitvorming en uiteindelijke verantwoorde­
lijkheid liggen bij het pensioenfondsbestuur.
2.8 Bij het pensioenfonds
betrokken partijen
Bpf HiBiN laat zich bijstaan door een aantal
externe adviseurs, waarvan de belangrijkste
hieronder worden genoemd.
Samenstelling verantwoordingsorgaan in 2013:
• M.J.J. Vaes
werkgeverslid (voorzitter VO)
• H. Vink
namens gewezen deelnemers (lid VO)
• R.F.M. van Scheijndel namens pensioengerechtigden (lid VO)
• J. Krijt
namens werknemers (plaatsvervangend lid VO)
Pensioenbeheerder
De externe compliance officer, KPMG Integrity &
Investigation Services ziet erop toe dat iedereen
handelt conform de gedragscode.
Beleggingsadviseur
De pensioenadministratie van Bpf HiBiN is uit­
besteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
Vermogensbeheer
Lombard Odier is de vermogens- en fiduciair
beheerder. Het vermogensbeheer van de
beleggingen in vastgoed en hypotheken is
opgedragen aan Syntrus Achmea Vastgoed.
Montae Bestuurscentrum B.V. treedt op als
adviseur in het kader van het vermogensbeheer.
Oversight manager
Northern Trust investment solutions uit Chicago
is sinds oktober 2013 de ’oversight manager’.
Compliance officer
KPMG Integrity & Investigation Services voert de
compliance werkzaamheden voor Bpf HiBiN uit.
JAARVERSLAG 2013 10
Adviserend actuaris
Aon Hewitt te Eindhoven is de adviserend actuaris
van Bpf HiBiN.
Certificerend actuaris
Triple A-Risk Finance Certification B.V. te Amsterdam,
is de certificerend actuaris van het pensioenfonds.
Accountant
PricewaterhouseCoopers N.V. voert de controle
van de jaarrekening van Bpf HiBiN uit.
Pensioenjurist
Swalef Pensioen Consultancy B.V. ondersteunt
Bpf HiBiN ten aanzien van pensioen juridische
kwesties en vraagstukken.
Communicatie
Catapult creëert, ondersteunt het pensioenfonds
op het gebied van communicatie.
2.9 Verslag van de
deelnemersraad
Dit is het laatste kalenderjaar waarvan de deel­
nemersraad over haar werkzaamheden verslag­
legging doet. Met ingang van 1 juli 2014 treedt
namelijk het nieuwe verantwoordingsorgaan in
werking. De huidige deelnemersraad gaat hierin
op.
Het afgelopen jaar heeft de deelnemersraad
regelmatig met de deelnemers van Bpf HiBiN
gecommuniceerd over de belangrijkste ontwik­
kelingen via de vaste rubriek ’aan tafel bij de
deelnemersraad’ in de Pensioenflits.
De deelnemersraad heeft ervoor gekozen om tijdens
de jaarlijkse opleiding het financiële gedeelte van het
jaarverslag over 2012 onder leiding van twee externe
deskundigen uitvoerig te bespreken.
In het kader van de bestuurlijke ontwikkelingen
is met het bestuur de organisatie van verkiezingen
voor de vacatures namens de gepensioneerden
in 2014 besproken. Daarnaast zijn de opleidings­
mogelijkheden van de deelnemersraad besproken.
Namens Bpf HiBiN heeft Ruud van Scheijndel
zitting genomen in de adviesraad van het Platform
Deelnemersraden, een koepelorganisatie waarbij
Bpf HiBiN is aangesloten. Over het nieuwe pensioen­
contract heeft de politiek nog geen definitieve
beslissing genomen, zodat dit onderwerp naar
2014 wordt doorgeschoven.
juni 2014
Deelnemersraad
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds
voor de Handel in Bouwmaterialen
Begin 2013 hebben twee personen de deelnemersraad versterkt: Mirjan van Heesbeen en Hein Zaan.
Hiermee was de deelnemersraad weer op volle
sterkte (vijf personen).
De deelnemersraad kwam in het verslagjaar
zes keer bijeen voor reguliere vergaderingen.
Twee keer was dat samen met de voorzitters
van het bestuur. Daarnaast waren er ook enkele
extra vergaderingen in het kader van de nieuwe
Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen die
in 2014 van kracht wordt.
De deelnemersraad heeft onder andere een positief
advies uitgebracht over:
• De afkoop kleine pensioenen gewezen deelnemers
• De vrijwillige voortzetting pensioenregelingen
• Het jaarverslag over 2012
• Het communicatiebeleid
JAARVERSLAG 2013
11
2.10 Verslag van het
verantwoordingsorgaan
Dit is het laatste jaarverslag van het huidige
verantwoordingsorgaan. Vanaf 1 juli 2014 wordt
een nieuw verantwoordingsorgaan gevormd.
Het bestuur gaat op een andere wijze verant­
woording afleggen aan een nieuw verantwoordingsorgaan. In dit nieuwe verantwoordingsorgaan zijn
werkgevers, deelnemers, gepensioneerden en slapers
vertegenwoordigd. Hierdoor kan een betere en
directere controle worden uitgeoefend.
Het verantwoordingsorgaan heeft in het
kader van haar taakuitoefening in 2013 kennis
genomen van het bestuursverslag en de jaar­rekening 2012, de reglementen 2012 en de
ABTN 2012. Het verantwoordingsorgaan heeft
geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg
met de externe actuaris en de externe accountant.
Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende
bevindingen:
Beleggingsbeleid
Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd
dat, ondanks een lager belegd vermogen dan
ultimo 2012, de resultaten van de beleggingen
dusdanig zijn geweest dat er ten aanzien van de
Voorziening pensioen verplichtingen een hoger
bedrag aan reserve was. Hierdoor was de dekkingsgraad eind 2013 hoger dan in 2012.
Het verantwoordingsorgaan heeft ook vastgesteld
dat de daadwerkelijke renteafdekking binnen de
bandbreedtes heeft plaatsgevonden.
Wetgeving en reglementen
Per 1 juli 2014 treedt de Wet Versterking Bestuur
Pensioenfondsen in werking. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur op adequate wijze heeft ingespeeld en toegewerkt naar de
nieuwe situatie per 1 juli 2014. Op dat moment komt
het nieuwe bestuur en het nieuwe verantwoordingsorgaan tot stand. Er is gekozen voor Het Paritaire
Bestuursmodel en het verantwoordingsorgaan op
medezeggenschap. Na toetsing door De Nederlandsche Bank en als geschikt beoordeeld, treedt
het nieuwe bestuur per 1 juli 2014 in functie aan.
Ook werd door het bestuur adequaat gehandeld bij
de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar.
Financiële positie van Bpf HiBiN
De financiële positie van Bpf HiBiN heeft zich in
2013 positief ontwikkeld. De dekkingsgraad was
per 31 december 2013 109,8%. Dit is voldoende ten
opzichte van het minimaal vereiste vermogen,
maar nog niet het vereiste vermogen.
Het blijkt dat een groot aantal bedrijven die ook de
cao van de HiBiN volgen, nog niet zijn aangesloten
bij Bpf HiBiN. Het verantwoordingsorgaan adviseert
het bestuur om in 2014 hieraan veel aandacht te
schenken en de werkgevers die het betreft zoveel
mogelijk met terugwerkende kracht te verplichten
te laten instromen in Bpf HiBiN.
Premie- en toeslagbeleid
De premie voor Bpf HiBiN is in 2013 ongewijzigd
voortgezet en bedraagt meer dan de gedempte
kostendekkende premie.
Het besluit in 2013 om, per 1 januari 2014, nog maar
te werken met één pensioengrondslag zal positieve
uitwerking hebben.
Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur
adequaat op te treden voor het innen van achter­
stallige premiebetalingen.
JAARVERSLAG 2013
12
Pensioenuitvoeringskosten
De kosten voor het uitvoeren het pensioen
zijn, in relatie met de ontvangen premie in 2013,
lager dan in 2012. De kosten zijn onder andere
verlaagd door het op grote schaal afkopen van
gewezen deelnemers die samen een zware druk
legden op de totale kosten. De kosten werden
ook gedrukt doordat de aanvullingsregeling van
deel­nemers geboren op of na 1 januari 1950 werd
ingetrokken. Het verantwoordingsorgaan ziet met
genoegen dat, sinds de invoering van het bestuursbureau, de kosten structureel zijn verlaagd.
Communicatiebeleid
Het verantwoordingsorgaan is verheugd dat,
sinds de samenwerking met het communicatie­
bureau, de deelnemers in ruime mate worden
geïnformeerd over het wel en wee van Bpf HiBiN.
De uitgebrachte Pensioenflitsen, de website en
de overige communicatiemiddelen geven op
heldere wijze de benodigde informatie en zien
er profes­sioneel uit.
Scholing
Het verantwoordingsorgaan constateert dat ook
in 2013 op verschillende niveaus aan opleiding is
gedaan en in scholing is geïnvesteerd.
Oordeel
Het verantwoordingsorgaan van Bpf HiBiN is op
grond van het voorgaande van oordeel dat:
• Het verantwoordingsorgaan voldoende informatie
heeft ontvangen van het bestuur om een goed
oordeel te vormen.
• Door het bestuur is gehandeld in overeenstemming met de statuten en reglementen.
• Het bestuur zich goed heeft voorbereid en keuzes
heeft gemaakt op de nieuwe Wet Versterking
Bestuur Pensioenfondsen.
juni 2014
Verantwoordingsorgaan
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds
voor de Handel in Bouwmaterialen
2.11 Ontwikkelingen voor 2014
Vanaf 1 juli 2014 treedt de Wet Versterking Bestuur
Pensioenfondsen in werking. Er wordt wettelijk
geregeld dat pensioengerechtigden in de pensioenfondsbesturen worden afgevaardigd. Voor Bpf HiBiN
betekent dit, dat er één pensioengerechtigde in het
bestuur zal worden benoemd. Werknemersorganisatie De Unie heeft besloten haar bestuurszetel
op te heffen. Hier komt het bestuurslid namens de
pensioengerechtigden voor in de plaats.
De nieuwe wet biedt pensioenfondsbesturen de
keuze uit vijf bestuursmodellen. Het bestuur heeft
in 2013 de voor- en nadelen van een ander bestuursmodel onderzocht. Bpf HiBiN heeft er uiteindelijk
voor gekozen het huidige bestuursmodel (paritair)
voort te zetten.
Om het hoofd te bieden aan de toenemende
complexiteit van vermogensbeheer is gekozen
om een onafhankelijk bestuurslid met uitgebreide
deskundigheid op dit gebied toe te voegen aan
het bestuur. Daarmee bestaat het bestuur straks
uit zeven leden, namelijk:
• 3 werkgeverszijde, namens de Koninklijke HiBiN
• 2 werknemerszijde, FNV Bondgenoten en
CNV Dienstenbond
• 1 pensioengerechtigde
• 1 onafhankelijk bestuurslid
Daarnaast gaat het bestuur werken
met verschillende commissies:
• Beleggingscommissie
• Risicomanagementcommissie
• Communicatiecommissie
• Verplichtstellingscommissie
• Jaarwerk en –verslagcommissie
• Dienstverleningsovereenkomst (DVO) commissie
De deelnemersraad en het verantwoordings­orgaan worden samengevoegd tot één orgaan:
het verantwoordingsorgaan. De samenstelling
van het verantwoordingsorgaan wordt als volgt:
• 2 leden namens pensioengerechtigden
• 2 leden namens werknemers
• 1 lid namens de oud-deelnemers
• 1 lid namens de werkgever
De Raad van Toezicht is een nieuw orgaan.
Zij is doorlopend met toezichtstaken belast.
De driejaarlijkse visitatie komt daarmee te vervallen.
JAARVERSLAG 2013
13
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
Moeilijke woorden
JAARVERSLAG 2013 14
3.Meerjarige Kerncijfers
2013
2012
2011
2010
2009
799*
649
671
688
677
Ondernemingen en deelnemers (aantallen)
Aangesloten ondernemingen
Deelnemers
6.659
7.310
7.490
7.497
7.629
14.826
22.422
23.655
24.764
27.281
Ouderdomspensioen (incl. prepensioen)
4.983
5.610
2.854
2.666
2.558
Nabestaandenpensioen
1.580
1.298
1.240
1.240
1.225
0
0
148
159
173
Gewezen deelnemers
Pensioengerechtigden
Invaliditeitspensioen
* Door gebruik van nieuwe systemen, zijn in 2013 ook de aangesloten bedrijven zonder personeel vermeld.
Dit was in 2012 en eerder niet het geval.
Premies en uitkeringen
Premie basisregeling
€ 29.301.000
€ 31.831.000
€ 28.543.000
€ 29.173.000
€ 29.324.000
€ 315.000
€ 747.000
€ 752.000
€ 695.000
€ 712.000
€ 349.000
€ 344.000
€ 414.000
€ 356.000
€ 366.000
Uitkeringen
€ 26.430.000
€ 14.341.000
€ 14.445.000
€ 14.030.000
€ 12.864.000
Feitelijke premie
€ 29.965.000
€ 31.252.000
€ 30.518.000
€ 30.849.000
€ 30.402.000
Kostendekkende premie basisregeling
€ 29.434.000
€ 33.789.000
€ 36.560.000
€ 29.557.000
€ 34.763.000
€ 24.054.000
€ 26.580.000
€ 27.444.000
€ 21.475.000
€ 25.831.000
- PVI-opslag
€ 1.200.000
€ 1.276.000
€ 1.410.000
€ 1.109.000
€ 1.327.000
- Solvabiliteitsopslag
€ 2.706.000
€ 3.033.000
€ 3.623.000
€ 3.470.000
€ 3.947.000
€ 1.159.000
€ 2.153.000
€ 3.331.000
€ 2.808.000
€ 2.946.000
€ 315.000
€ 747.000
€ 752.000
€ 695.000
€ 712.000
€ 15.987.000
€ 18.838.000
€ 29.054.000
€ 24.760.000
€ 24.818.000
€ 11.128.000
€ 13.921.000
€ 21.196.000
€ 17.575.000
€ 17.682.000
€ 622.000
€ 658.000
€ 1.097.000
€ 914.000
€ 920.000
- Solvabiliteitsopslag
€ 1.419.000
€ 1.624.000
€ 2.819.000
€ 2.859.000
€ 2.733.000
- Opslag voor uitvoeringskosten
€ 1.159.000
€ 1.888.000
€ 3.190.000
€ 2.717.000
€ 2.742.000
€ 315.000
€ 747.000
€ 752.000
€ 695.000
€ 712.000
Premie voor de Anw-hiaatverzekering
Premie aanvullende regeling
Samengesteld uit
- Actuarieel benodigd
- Opslag voor uitvoeringskosten
- Risicopremie herverzekering
Gedempte kostendekkende premie
Samengesteld uit
- Actuarieel benodigd
- PVI-opslag
- Risicopremie herverzekering
JAARVERSLAG 2013
15
2013
2012
2011
2010
2009
Belegd vermogen (actuele waarde)
€ 562.481.000
€ 572.453.000
€ 487.605.000
€ 411.007.000
€ 342.715.000
Opbrengst belegd vermogen
- € 12.100.000
€ 72.100.000
€ 63.272.000
€ 51.617.000
€ 30.549.000
- 1,6%
14,8%
15,3%
12,1%
9,7%
109,8%
105,9%
100,1%
102,1%
101%
-0,24
1,06
1,99
0,30
0,64
2,96
1,91
1,18
0,37
0,40
€ 513.812.000
€ 543.414.000
€ 487.895.000
€ 402.467.000
€ 342.199.000
Minimaal vereist eigen vermogen
€ 25.691.000
€ 26.627.000
€ 23.419.000
€ 19.721.000
€ 17.110.000
Minimaal vereist eigen vermogen
5,0%
4,9%
4,8%
4,9%
5,0%
Vereist eigen vermogen
€ 58.834.000
€ 57.518.000
€ 50.682.000
€ 48.101.000
€ 50.054.000
Vereist eigen vermogen
11,5%
10,6%
10,4%
12,0%
14,6%
- € 8.721.000
- € 25.283.000
- € 50.263.000
- € 39.591.000
- € 46.645.000
22,2%
22,2%
22,2%
22,2%
20,2%
7,4%
7,4%
7,4%
7,4%
6,73%
2%
2%
2%
2%
2,2%
Franchise
€ 11.919
€ 11.919
€ 11.830
€ 11.684
€ 11.626
Minimum pensioengrondslag
€ 4.678
€ 4.678
€ 4.643
€ 4.586
€ 4.563
€ 37.380
€ 37.380
€ 37.101
€ 36.642
€ 36.460
Totale premie per jaar
6,4%
6,4%
6,4%
6,4%
5,5%
Waarvan werknemersdeel
2,13%
2,13%
2,13%
2,13%
1,83%
0,25%
0,25%
0,25%
0,25%
0,45%
Franchise
€ 37.380
€ 37.380
€ 37.101
€ 36.642
€ 36.460
Maximum salaris
€ 70.853
€ 70.853
€ 70.325
€ 69.454
€ 69.108
Voor de actieve deelnemers
0%
0%
0%
0%
0%
Voor de gewezen deelnemers
0%
0%
0%
0%
0%
Beleggingen
Rendement
Dekkingsgraad
Z-score
Performancetoets
Voorziening pensioenverplichtingen
Solvabiliteit
Reservetekort
Pensioengegevens
Totale premie per jaar
Waarvan werknemersdeel
Opbouw ouderdomspensioen per jaar
Maximum salaris
Extra opbouw
Opbouw ouderdomspensioen per jaar
Toeslag per 1 januari
en pensioengerechtigden
JAARVERSLAG 2013 16
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
Moeilijke woorden
4.1Lange en korte termijn herstel
4.2Evaluatie van het herstelplan
4.3De indexatieambitie
4.4Lange termijn financiering
4.5 Visie voor de toekomst
JAARVERSLAG 2013
17
4. Financiële situatie
en indexatie
4.1Lange en korte termijn herstel
De dekkingsgraad is een indicator voor de vermogenspositie van een pensioenfonds. Het is de mate
waarin een pensioenfonds nu voldoende vermogen
heeft om pensioenen in de komende jaren te kunnen
betalen. Bij een dekkingsgraad van 100% heeft het
pensioenfonds precies genoeg vermogen om toekomstige pensioenverplichtingen te betalen, maar
heeft het geen buffer om financiële tegenslagen op
te kunnen vangen en kan het niet indexeren.
In 2008 raakte Bpf HiBiN in een dekkingstekort.
Op 31 december 2008 was de dekkingsgraad 91,6%.
Daarom moest Bpf HiBiN een herstelplan opstellen.
Op korte termijn moest de dekkingsgraad hersteld
worden naar het wettelijk minimaal niveau, namelijk
105,0%. Einddatum van het korte termijn herstelplan
was 31 december 2013. Op de lange termijn moet de
dekkingsgraad herstellen naar het vereiste niveau
van 111,5%. De einddatum voor het lange termijnherstelplan is 31 december 2023.
Het financieel toetsingskader is erop gericht dat
risico’s van pensioenfondsen adequaat worden
beheerd en beheerst. Een pensioenfonds moet op
elk moment genoeg bezittingen hebben om aan zijn
verplichtingen te kunnen voldoen. Daarnaast moet
er een extra buffer aan eigen vermogen, het vereist
eigen vermogen, aanwezig zijn om eventuele
negatieve ontwikkelingen op de financiële markten
op te kunnen vangen. De aan te houden buffer
hangt af van het risicoprofiel en de beleggingsportefeuille en bedroeg voor Bpf HiBiN eind 2013 11,5%.
Heeft Bpf HiBiN een dekkingstekort
of reservetekort?
Als een pensioenfonds te weinig eigen vermogen
heeft, dan is er sprake van een dekkingstekort
of reservetekort. Risico’s kunnen onvoldoende
opgevangen worden, en er kan niet worden
geïndexeerd (meegroeien met de inflatie).
Bpf HiBiN heeft geen dekkingstekort
Bij een dekkingstekort is het eigen vermogen van
Bpf HiBiN lager dan € 25.691.000 of is de dekkingsgraad lager dan 105,0%. Bpf HiBiN had eind 2013
geen dekkingstekort, omdat het eigen vermogen
€ 50.113.000 bedroeg. De dekkingsgraad was 109,8%.
Er was geen sprake meer van een korte termijnherstelplan.
Bpf HiBiN heeft wel een reservetekort
Bij een reservetekort is het eigen vermogen lager dan
het bedrag dat nodig is om financiële tegenslagen
te kunnen opvangen. Om voldoende bestand te zijn
tegen risico’s en niet te hoeven interen op pensioenverplichtingen zou Bpf HiBiN € 58.834.000 aan eigen
vermogen moeten hebben. Dat komt neer op een
benodigde dekkingsgraad van 111,5%. Dat heeft Bpf
HiBiN eind 2013 niet. Daarmee heeft Bpf HiBiN dus
wel een reservetekort. Daarmee is het lange termijnherstelplan nog van kracht. De einddatum van het
lange termijn herstelplan is 31 december 2023.
4.2Evaluatie van het herstelplan
Elk jaar evalueert Bpf HiBiN hoe het herstel zich
ontwikkelt. In 2013 verliep het herstel voorspoedig.
Aan het begin van 2013 was de dekkingsgraad 105,9%.
Eind 2013 bedroeg deze 109,8%. Alhoewel er in 2013
een licht negatief rendement is behaald op de beleggingen, is de dekkingsgraad toch gestegen. Dit had
verschillende oorzaken, waaronder een stijging van
de marktrente en de afgedragen pensioenpremies
door de werkgevers. Daar het renterisico niet volledig
is afgedekt, daalt de waarde van de verplichtingen
harder dan de waarde van de beleggingen. Dit heeft
een positief effect op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De pensioenpremies droegen gezien
het relatief jonge deelnemersbestand van Bpf HiBiN
eveneens bij aan herstel.
JAARVERSLAG 2013 18
4.3De indexatieambitie
4.4Karakteristieken van het fonds
De indexatie (ook wel toeslag of toeslagverlening
genoemd) en mate van indexatie hangt samen met
de dekkingsgraad van Bpf HiBiN. Bij een dekkingsgraad tussen 105,0% en 111,5% kan gedeeltelijke
indexatie toegekend worden. Hierbij wordt altijd
rekening gehouden met het feit dat door de
(voorwaardelijke) indexering de dekkingsgraad
niet onder de 105% raakt.
De sociale partners en de overheid bereiden
nieuwe regels voor nieuwe pensioencontracten
voor. De verwachting is dat deze regels per 2015
zullen gelden en dat er nog hogere eisen aan de
solvabiliteit van pensioenfondsen gesteld worden.
Ook het toeslagenbeleid zal veranderen.
Een dekkingsgraad van 105% is de minimale vereiste
dekkingsgraad om te kunnen indexeren (gedeeltelijk). Bij een dekkingsgraad boven 111,5% wordt
in beginsel volledig geïndexeerd.
4.5
Eind 2013 is de vereiste dekkingsgraad 111,5%. Bij deze
dekkingsgraad heeft Bpf HiBiN een eigen vermogen
om met 97,5% zekerheid te kunnen zeggen dat het
binnen een jaar nog over meer waarden beschikt dan
de technische voorziening. De technische voorziening
is het bedrag dat nodig is om aan alle verplichtingen
te voldoen.
Visie voor de toekomst
In de pensioensector is al enige tijd sprake van het
samengaan van pensioenfondsen. Op deze wijze
wordt geprobeerd pensioenfondsen krachtiger,
efficiënter en daardoor toekomstbestendiger te
maken. Ook Bpf HiBiN zoekt naar dergelijke
mogelijkheden. De werkgeversorganisaties VVNH
(Hout) en Koninklijke HiBiN (Bouwmaterialen)
hebben aangekondigd samen te willen gaan.
In deze fusie acht men ook het samengaan van
de betrokken pensioenfondsen wenselijk.
Indexatiebeleid in 2013
Het gevoerde indexatiebeleid is een beleidsmaatregel van het bestuur. Het bestuur heeft de mogelijkheid om hiervan af te wijken. Door het gebruik van
het driemaands gemiddelde en de UFR rekenrente
bij de bepaling van de pensioenverplichtingen is er
zeer veel beweging (volatiliteit) in de dekkingsgraad
gekomen. Schommelingen van 5%-punt per maand
kunnen voorkomen. Het bestuur gaat daarom zeer
behoudend om met het eventueel toekennen van
(gedeeltelijke) indexatie.
Voor 2013 heeft het bestuur besloten om geen
indexatie toe te kennen. Gevolg is dat de pensioenrechten van pensioengerechtigden en gewezen deelnemers (oud-medewerkers) 10,18% achter blijven bij
de ambitie van Bpf HiBiN vanaf 2009. In 2008 heeft
voor het laatst indexatie plaatsgevonden.
Ook de voorwaardelijke indexatie voor actieve
deelnemers (werkenden), die gebaseerd wordt op de
loonindex van de bedrijfstak, kon vanaf 2008 niet
toegekend worden. Deze bleef daarmee 6,4% achter
op de ambitie vanaf 2008. In 2007 heeft voor deze
groep voor het laatst indexatie plaatsgevonden.
JAARVERSLAG 2013 19
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
Moeilijke woorden
5.1Solvabiliteit
5.2 Integraal risicomanagement
JAARVERSLAG 2013 20
5. Solvabiliteit
en integraal risicomanagement
5.1Solvabiliteit
De solvabiliteit geeft inzicht in het eigen vermogen
van een pensioenfonds en de mate waarin zij
bestand is tegen financiële en niet-financiële risico’s.
Financiële risico’s zijn bijvoorbeeld de rente,
de waardeontwikkeling van aandelen en vastgoed
en verzekeringstechnische situaties zoals overlijden
en arbeidsongeschiktheid.
Ook niet-financiële risico’s kunnen van invloed zijn
op de doelstellingen van Bpf HiBiN. Voorbeelden
hiervan zijn uitvallende systemen van de pensioenuitvoerder zodat uitkeringen niet gedaan kunnen
worden of dat afgesproken processen niet juist
gevolgd worden. Het bestuur kijkt integraal naar
zowel financiële als niet-financiële risico’s en de
onderlinge samenhang hiertussen.
5.2
Integraal risicomanagement
Integraal risicomanagement is het proces waarmee
richting wordt gegeven aan de risicobeheersing
en geldt als basis voor het besluitvormingsproces
van het bestuur van Bpf HiBiN. Het integraal risicomanagement van Bpf HiBiN richt zich op drie
aspecten:
Dit raamwerk bestaat uit de volgende componenten:
• De risicostrategie: welke risicostrategie hanteert
het fonds om haar doelstellingen te bereiken en
wat is de risicobereidheid? Missie en visie van het
fonds zijn gedefinieerd.
• Governance rondom risicomanagement:
hoe is risicomanagement binnen het fonds
georganiseerd en hoe neemt het bestuur haar
verantwoordelijkheid?
• Risicobeleid: zijn alle gedefinieerde risico’s
• Uitgeschreven in beleid en zijn tolerantiegrenzen gedefinieerd?
• Risicomanagement processen: is er een proces
om jaarlijks te evalueren en bij te sturen?
• Informatie: hoe wordt het risicobeleid
gemonitord en geëvalueerd?
Binnen dit risicoraamwerk heeft het bestuur
bepaald in welke ontwikkelingsfase zij zich bevindt
en wat het ambitieniveau is. Het bestuur wenst op
een geformaliseerde en gestructureerde wijze om
te gaan met risico’s en de beheersing hiervan en
heeft daarom een aantal stappen gedefinieerd om
integraal risicomanagement verder in te bedden in
de bestuurlijke organisatie van Bpf HiBiN. De verdere
implementatie hiervan vindt in 2014 plaats.
Risicoraamwerk
Het bestuur is in 2013 gestart met het opzetten
en vastleggen van een risicoraamwerk.
Risicoanalyse
Eind 2013 heeft het bestuur een uitgebreide risicoinventarisatie uitgevoerd. Hierin is gekeken naar
de kans dat het risico zich voordoet en wat de impact
is op het behalen van de doelstellingen van Bpf
HiBiN. De bestaande beheersmaatregelen zijn in
kaart gebracht. Daar waar de risico’s zich buiten de
tolerantiegrenzen van het bestuur bevonden, zijn
aanvullende maatregelen vastgesteld. Het bestuur
heeft de uitkomsten gevalideerd en geprioriteerd
en vervolgstappen en actiepunten vastgelegd in een
implementatieplan. Dit implementatieplan wordt in
2014 ter hand genomen.
In het afgelopen jaar zijn aan Bpf HiBiN geen
dwangsommen of boetes opgelegd. Door DNB
zijn geen directe aanwijzingen gegeven.
Ook is er geen bewindvoerder aangesteld of
is bevoegdheidsuitoefening van organen van
het pensioenfonds gebonden aan toestemming
van de toezichthouder.
Bpf HiBiN hanteert voor het in kaart brengen
van de risico-omgeving als basis de Financiële
Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) zoals
gedefinieerd door De Nederlandsche Bank,
aangevuld met pensioenfonds specifieke risico’s.
De risico’s worden nader beschreven in
paragraaf 9.5.7 ’risicobeheer en derivaten’.
• De doelstellingen van Bpf HiBiN
• De activiteiten om de doelstellingen te realiseren
• De (risico)cultuur
In 2013 heeft het bestuur veel aandacht besteed
aan integraal risicomanagement.
JAARVERSLAG 2013
21
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
Moeilijke woorden
6.1 Strategisch beleggingsbeleid
6.2 Samenstelling belegd vermogen
6.3Beleggingsresultaten
6.4 Maatschappelijk verantwoord beleggen
6.5Vermogensbeheerkosten
JAARVERSLAG 2013 22
6.Beleggingen
6.1 Strategisch beleggingsbeleid
Het strategisch beleggingsbeleid wordt vastgesteld
op basis van een Asset Liability Management (ALM)
studie. Een ALM studie heeft als doel om pensioenfondsen inzicht te geven in de gevolgen van beleidskeuzes.
Het bestuur beschikt hierbij over de volgende
sturingsinstrumenten:
• Premiebeleid
• Toeslagbeleid
• Beleggingsbeleid
Strategisch beleggingsbeleid Strategische weging De beleggingsportefeuille van Bpf HiBiN is
opgedeeld in een matchingportefeuille en een
returnportefeuille. Met de matchingportefeuille
wordt getracht zoveel mogelijk de ontwikkeling
van de nominale verplichtingen te volgen.
Met de returnportefeuille wordt getracht extra
rendement te behalen voor het kunnen voldoen
aan de indexatie-ambitie.
De invulling van de beleggingsportefeuille in 2013 is,
rekening houdend met de gematigde economische
vooruitzichten, in onderstaande tabel weergegeven.
Bandbreedte Invulling
Matchingportefeuille 50% Geen Staatsobligaties met een AAA rating en rentederivaten
Returnportefeuille 50% Geen Zakelijke waarden,
vastrentende waarden en
alternatieve beleggingen
Rente afdekking 70% 10% Matchingportefeuille
Valuta afdekking 85% 20% Valutatermijncontracten
Actief / passief Derivaten
Bpf HiBiN belegt binnen zowel de matching- als de
returnportefeuille in derivaten. Dit zijn producten
die hun waarde ontlenen aan een ander, onder­
liggend, product. Bpf HiBiN gebruikt derivaten
alleen om risico’s te reduceren en te beheersen.
Zo wordt het renterisico ten opzichte van de
verplichtingen gereduceerd met onder andere
renteswaps en wordt het valutarisico afgedekt
met valutatermijncontracten.
Minimaal 70% wordt
passief ingevuld
Renterisico
Bpf HiBiN heeft de renteafdekking gerealiseerd
door een vrijwel identiek looptijdprofiel als dat
van de verplichtingen te simuleren. Er wordt
gebruik gemaakt van fysieke (zero coupon) obligaties
en diverse renteswaps. Door het gebruik van deze
renteswaps kan met aanzienlijk minder geïnvesteerd
vermogen toch een 70% afdekking van het volume
van de technische voorzieningen plaatsvinden.
Dit is het gevolg van het feit dat er binnen renteswaps impliciet kort geld wordt geleend en in lang
papier wordt belegd. Door het gebruik van deze
techniek is het mogelijk geweest om ook een
relatief grote returnportefeuille aan te houden.
JAARVERSLAG 2013 23
De returnportefeuille, 50% van de totale portefeuille, is in 2013 als volgt ingericht:
Strategische
weging Invulling
Manager
Aandelen
Aandelen wereldwijd fundamenteel Aandelen wereldwijd
33%
4,4%
Emerging Markets
6,6%
Passief, discretionair
Lombard Odier
Actief, beleggingsfonds Aberdeen
Actief en passief,
beleggingsfondsen
Aberdeen en Vanguard
Totaal aandelen 44%
Hoogrenderende
vastrentende waarden Converteerbare obligaties
6,8%
Actief, beleggingsfonds F&C
Euro Bedrijfsobligaties 15,3%
Actief, beleggingsfonds
Standard Life
Euro High Yield obligaties
3,4%
Actief, beleggingsfonds
Blue Bay
Emerging Market Debt Hard Currency 5,1%
Actief, beleggingsfonds
Pictet
Emerging Market Debt Local Currency
3,4%
Actief, beleggingsfonds
Ashmore
Totaal hoogrenderende
vastrentende waarden
34%
Alternatieve beleggingen
Grondstoffen
2,8%
Passief, beleggingsfonds ETFS All Comodities
Vastgoed Nederland direct
6,6%
Actief, beleggingsfonds
Syntrus Achmea Real Estate & Finance
Vastgoed Internationaal direct
1,7%
Actief, beleggingsfonds
Syntrus Achmea Real Estate & Finance
Zakelijke Hypotheken
7%
Actief, beleggingsfonds
Syntrus Achmea Real Estate & Finance
Particuliere Hypotheken
4%
Actief, beleggingsfonds
Syntrus Achmea Real Estate & Finance
Totaal Alternatieve Beleggingen
22%
Totaal
100%
JAARVERSLAG 2013 24
Ten opzichte van 2012 zijn er geen belangrijke
wijzigingen doorgevoerd in het beleggingsbeleid.
6.2 Samenstelling
belegd vermogen
In 2013 is een nieuwe ALM studie uitgevoerd
ter voorbereiding op het strategische beleggingsbeleid 2014. De conclusie was dat het strategische
beleggingsbeleid amper gewijzigd hoeft te worden.
De totale waarde van de beleggings­portefeuille (exclusief derivaten) bedroeg
eind 2013 € 562.500.000 ten opzichte van
€ 572.500.000 eind 2012. Over 2013 is een
licht negatief beleggingsrendement behaald.
Begin 2014 wordt een aantal kleine aanpassingen
doorgevoerd die passen binnen het risicoprofiel
van het herstelplan:
• Het licht verlagen van het renterisico en de
afdekking van de looptijden beter aan laten
sluiten op die van de verplichtingen.
• Het vervangen van grondstoffen voor aandelen.
• Binnen vastgoed meer nadruk op particuliere
hypotheken en zorgvastgoed. Voor woningen,
winkels en kantoren een meer internationaal
georiënteerde beleggingsstrategie.
JAARVERSLAG 2013 25
6.3 Beleggingsresultaten
In onderstaande tabel worden de beleggings­
rendementen van de portefeuille en de
benchmark weergegeven.
Beleggingsrendementen
PortefeuilleBenchmark
Totale portefeuille
-1,6%
-1,6%
Matchingportefeuille -11,5%
-11,5%
Returnportefeuille 8,7%
9,0%
Uitsplitsing returnportefeuille Aandelen
Aandelen wereldwijd fundamenteel 24,8%
24,8%
Aandelen wereldwijd
9,2%
28,1%
Emerging Markets
-16,3%
-9,2%
Vastrentende waarden Converteerbare obligaties
13,3%
12,8%
Euro Bedrijfsobligaties 2,9%
2,2%
Euro High Yield obligaties
6,6%
8,9%
Emerging Market Debt Hard Currency -8,3%
-5,6%
Emerging Market Debt Local Currency
-11,8%
-9,5%
Alternatieve beleggingen
Grondstoffen
-14,2%-13,5%
Vastgoed Nederland direct
• Woningen
-1,1%
• Winkels
-1,0%
• Kantoren
-2,7%
• Zorgvastgoed
1,4%
• Industrie
Vastgoed Internationaal direct
• Europa
-4,0%
• Amerika 2,1%
• Azië -1,4%
-1,1%
-1,0%
-2,7%
1,4%
-4,0%
2,1%
-1,4%
Totaal Vastgoed 0,7%
0,6%
Zakelijke Hypotheken
0,6%
0,2%
Particuliere Hypotheken
7,1%
-0,7%
Totaal hypotheken
2,3%
-0,1%
JAARVERSLAG 2013 26
Over 2013 is er een negatief rendement behaald op
de beleggingsportefeuille van -1,6% (- € 12.100.000).
Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de gestegen
rente. Een stijging van de rente zorgt namelijk voor
een negatief rendement op de matchingportefeuille.
Over 2013 was dit rendement -11,5%. Op de returnportefeuille is een positief rendement behaald
van 8,7%.
Ontwikkeling Matchingportefeuille
Ontwikkeling Returnportefeuille
Binnen de returnportefeuille hebben voornamelijk
aandelen uit ontwikkelde landen, converteerbare
obligaties, high yield obligaties en particuliere
hypotheken bijgedragen aan het positieve resultaat
van 8,7%. Beleggingen in opkomende landen, zowel
aandelen als obligaties, grondstoffen en vastgoed
hadden een moeilijk jaar en lieten veelal negatieve
rendementen zien.
Het rendement op de matchingportefeuille van
-11,5% moet gerelateerd worden aan de markt­
waardeverandering van de voorziening pensioen­
verplichtingen. De rente die moet worden gebruikt
voor de waardebepaling van de voorziening
pensioenverplichtingen wordt bepaald door
De Nederlandsche Bank. Deze rente wordt de
Ultimate Forward Rate genoemd.
Het rendement van de returnportefeuille blijft
licht achter bij de benchmark, die een rendement
behaalde van 9%. Deze underperformance is voornamelijk ontstaan in beleggingen in opkomende
markten, zowel aandelen als obligaties. De rendementen in deze markten werden beïnvloed door
de oplopende rente in de Verenigde Staten en een
stijging van de risico-opslag.
De Ultimate Forward Rate wordt afgeleid van
de daadwerkelijke marktrente en een vaste rente
van 4,2% voor de langere looptijden. Als de rente
stijgt, daalt de waarde van de voorziening pensioenverplichtingen en andersom geldt dat ook. De waarde
van de voorziening pensioenverplichtingen is in 2013
door de stijging van de rente gedaald.
De belangrijkste ontwikkeling die hieraan
ten grondslag lag was de economische groei.
Structurele hervormingen, een verkrappend
monetair beleid en lagere grondstoffenprijzen
stonden het economische herstel in de weg.
De tekorten en daarmee ook de afhankelijkheid
van buitenlands kapitaal namen toe. Dit leidt
tot een toename van de bewegelijkheid op de
valutamarkten. Deze markten laten begin 2014
weer herstel zien.
Met de matchingportefeuille wordt getracht
zoveel mogelijk de ontwikkeling van de voorziening
pensioenverplichtingen te volgen. Het bestuur heeft
in 2013 besloten het renterisico tussen de voorziening
van de pensioenverplichtingen en de beleggingen
in de matchingportefeuille voor 70% op elkaar af
te stemmen (af te dekken). Dit doet Bpf HiBiN door
de looptijd van de beleggingen in de matching­
portefeuille voor 70% in overeenstemming te
brengen met de looptijd van de verplichtingen.
Tegenover de daling van de voorziening pensioenverplichtingen staat dus ook een daling van de
matchingportefeuille. Doordat de waarde van de
voorziening pensioenverplichtingen een grotere
daling heeft laten zien dan de daling van de waarde
van de matchingportefeuille, is de dekkingsgraad per
saldo toch gestegen als gevolg van de ontwikkeling
in de rente.
JAARVERSLAG 2013 27
6.4 Maatschappelijk
Verantwoord Beleggen
Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord
handelen zijn belangrijke en geïntegreerde onderwerpen in het beleggingsbeleid van Bpf HiBiN.
Daarbij zijn people, planet en profit de pijlers.
Bpf HiBiN stelt zich ten doel doordacht en
verantwoord keuzes te maken bij het beleggen.
Dat wordt onder andere aantoonbaar door daadwerkelijk gebruik te maken van het HiBiN-stemrecht
in aandeelhoudersvergaderingen van de bedrijven
waarin belegd wordt. Bij uitvoering van en advies
over het stembeleid, maakt Bpf HiBiN vanaf medio
2013 gebruik van de diensten van Institutional
Shareholder Services (ISS).
In 2013 is er bij circa zeshonderd bedrijven in
27 landen actief gestemd. In 2013 heeft Bpf HiBiN
130 maal haar stem uitgebracht. Er is in de meeste
gevallen tegen het management gestemd.
6.5 Vermogensbeheerkosten
In april 2011 bracht de Autoriteit Financiële
Markten (AFM) het rapport ’Kosten pensioenfondsen
verdienen meer aandacht’ uit. Hierin wordt gepleit
voor een helder en transparant inzicht in de kosten
die pensioenfondsen maken. In dit rapport is onder
andere aandacht gevraagd voor de kosten op het
gebied van vermogensbeheer.
De Pensioenfederatie heeft dit concreet gemaakt
in november 2011 in de vorm van ’aanbevelingen
over het afleggen van verantwoording over de
kosten’. Bpf HiBiN heeft deze aanbevelingen ter
harte genomen en is nog een stap verder gegaan
in de nadere uitsplitsing van deze kosten.
Niet alle kosten zijn direct zichtbaar. Kosten die
bijvoorbeeld gemaakt worden voor het uitvoeren
van transacties, de zogenaamde broker kosten,
of kosten die gemaakt worden voor het bewaren
van de beleggingen, het bewaarloon, zijn direct
zicht­baar. Transactiekosten zijn niet direct zichtbaar.
De transactiekosten zijn de kosten die gemaakt
worden om de effectentransactie tot stand te
brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn veelal
op basis van een schatting tot stand gekomen,
omdat er bijvoorbeeld bij transacties in de cate­­gorie
vastrentende waarden niet separaat kosten in
rekening worden gebracht, maar deze zich uiten
in het verschil tussen de bied- en laatkoersen.
Daarnaast is het bij participatie in beleggings­
fondsen niet altijd exact te bepalen welke
trans­actiekosten er zijn gemaakt. Daarvoor is
een schatting gemaakt van de ’turnover’ in de
portefeuille en op basis van gemiddelde transactie
kosten in de markt zijn vervolgens de transactiekosten bij benadering bepaald.
De totale kosten van het fiduciair beheer en
het vermogensbeheer bedragen naar schatting
€ 4.100.000. In een percentage van het totale
vermogen bedragen de kosten 0,72% per jaar.
De kosten worden in onderstaand overzicht
weer­gegeven.
In grote lijnen kunnen de kosten worden
ingedeeld naar:
• Fiduciair beheer: 0,23%
• Kosten beleggingsfondsen: 0,32%
• Transactiekosten: 0,08%
• Overige kosten (accountantskosten,
kosten bestuur en adviseur, bewaarloon,
custodian kosten): 0,09%
De kosten van het fiduciair management en
het vermogensbeheer bestaan uit verschillende
componenten. Naast de kosten van het fiduciair
beheer en vermogensbeheer van de beleggingen
zelf, de zogenaamde beheerkosten of management
fees, is er ook sprake van administratieve kosten,
custodian kosten, broker kosten, eventuele belas­
tingen, bestuurs- en adviseurskosten, kosten voor
het namens Bpf HiBiN stemmen op aandeelhoudersvergaderingen, kosten die gepaard gaan met bijvoorbeeld het afdekken van risico’s en transactiekosten.
JAARVERSLAG 2013 28
6.5 Beleggingskostenoverzicht 2013
TER (total expense ratio)/
beheerfee
Passief
beheer
Actief
beheer
Transactiekosten
Direct
Kosten 2012
Directe
kosten
Totaal
Gemiddeld
belegd
vermogen
Basispunten
kosten
Indirect
Directe kosten
Accountantkosten
€ 50.000
€ 50.000
Bestuurderskosten
beleggingen
€ 180.000
€ 180.000
Diverse kosten
(adviseur,
ALM advies enz.)
€ 100.685
€ 100.685
€ 99.001
€ 113.659
Proxy voting/ISS
€ 22.640
€ 22.640
Overlay matching­
portefeuille
€ 505.793
€ 505.793
€ 277.715.358
18,21
Overlay totale
portefeuille
€ 801.762
€ 801.762
€ 568.979.913
14,09
€ 427.425
€ 112.904.204
37,86
Custodian portefeuille
€ 14.658
Overige kosten
Aandelen wereldwijd
€ 209.281
€ 96.295
€ 27.635
€ 17.023
€ 77.190
Aandelen opkomende
markten
€ 53.015
€ 59.329
€ 62.650
€ 4.206
€ 179.200
€ 19.576.508
91,54
Bedrijfsobligaties
waardering ”BB”
en hoger
€ 246.710
€ 54.905
€ 301.615
€ 45.766.195
65,90
Bedrijfsobligaties
waardering ”BB”
en lager
€ 144.253
€ 64.585
€ 208.838
€ 10.606.814
196,89
Obligaties
opkomende markten
lokale valuta
€ 107.231
€ 5.903
€ 113.134
€ 10.512.873
107,61
Obligaties opkomende
markten in USD
€ 145.358
€ 100.587
€ 245.946
€ 15.799.819
155,66
Converteerbare
obligaties
€ 161.965
€ 65.237
€ 227.202
€ 21.643.005
104,98
€ 4.553
€ 35.177
€ 6.249.877
56,28
Grondstoffen
€ 30.624
Vastgoedfondsen
Nederland
€ 191.510
€ 8.393
€ 199.903
€ 14.543.490
137,45
Vastgoedfondsen
buitenland
€ 18.898
€0
€ 18.898
€ 4.307.674
43,87
Hypotheken
€ 341.123
€0
€ 341.123
€ 24.128.349
141,38
€0
€0
Derivaten valuta
afdekking (forwards)
€ 18.466
€ 18.466
Obligaties matching
portefeuille
€ 28.217
€ 28.217
€ 568.979.913
72,40
Derivaten
renteswaps (IRS)
Totaal
€ 292.921
€ 1.512.672
€ 149.914
€ 312.446
€ 91.848
€ 1.759.882
€ 4.119.683
JAARVERSLAG 2013 29
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
Moeilijke woorden
JAARVERSLAG 2013 30
7. Premie en pensioenuitvoeringskosten
7.1 Kostendekkende premie
Een pensioenfonds moet in principe voor
de jaarlijkse pensioenopbouw een kostendekkende
premie berekenen. De kostendekkende premie
wordt berekend op basis van de marktrente.
De ontvangen premie was in 2013 hoger dan de
kostendekkende premie. Dat betekent dat het
pensioenfonds in 2013 voldoende premie heeft
ontvangen en dat deze dus kostendekkend is.
Het verschil in 2013 op basis van marktrente
was € 531.000 positief.
De rente is een sterk bepalende factor voor de
premiemarge. Daarnaast heeft het actieve kostenbesparingsbeleid van Bpf HiBiN positief bijgedragen.
De uitvoeringskosten zijn namelijk onderdeel van
de kostendekkende premie.
Zo zijn de uitvoeringskosten de afgelopen
jaren flink verlaagd: van € 3.100.000 in 2011 en
€ 1.900.000 in 2012 naar € 1.800.000 in 2013.
Opmerking: Actuarieel is als resultaat op de
kosten € 1.200.000 genomen. Dat komt omdat
ruim € 600.000 is vrijgevallen als gevolg van
de afkoop van kleine pensioenen.
Vooruitzichten 2014/2015
De verwachting is dat deze neerwaartse positieve
trend zich in 2014 niet voortzet. Bpf HiBiN moet
extra kosten maken om ’toekomstbestendig’ te zijn.
Deze kosten hebben betrekking op:
• Verbeteren pensioenadministratie
• Implementatie wet versterking bestuur
• Handhaving verplichtstelling
De hiermee verband houdende kosten, die waarschijnlijk in 2015 aanhouden, zullen een effect
hebben op de opslag voor uitvoeringskosten bij
de berekening van de kostendekkende premie.
Hierdoor zal waarschijnlijk de premie ook in 2015
niet verlaagd kunnen worden. Gesprekken hierover
vinden in het derde kwartaal van 2014 met de
sociale partners plaats.
JAARVERSLAG 2013
31
7.2 Premieresultaat
De kostendekkende premie bestaat uit drie
componenten:
• De inkooppremie voor pensioenopbouw
• Een opslag voor de uitvoeringskosten
• Een opslag voor solvabiliteit waarmee de
dekkingsgraad op peil moet blijven
De hoogte van de opslagen is begin 2013 vastgesteld.
De solvabiliteitsopslag was 11,5 %. Dat betekent dat
van de afgedragen premie van € 29.965.000 een
bedrag van € 25.569.000 gebruikt wordt voor nieuwe
pensioenaanspraken, een bedrag van € 1.159.000
voor de pensioenuitvoering gebruikt wordt en
een bedrag van € 2.706.000 als buffer wordt
aangehouden. Hierdoor ontstaat het positieve
resultaat van € 531.000.
7.3 Premiebijdrage aan herstel
De Pensioenwet schrijft voor dat bij een dekkingstekort de premie moet bijdragen aan herstel.
Bpf HiBiN had begin 2013 een dekkingsgraad
van 105,9% en zat daardoor al boven het vereiste
minimum. De dekkingsgraad moet namelijk
minimaal 105,0% zijn. De premie droeg 0,6%punt bij aan het herstel van de dekkingsgraad.
Daarmee voldeed Bpf HiBiN aan de wet als het
nog in dekkingstekort had verkeerd.
7.4 Pensioenuitvoeringskosten
De absolute kosten zijn ten opzichte van 2012 met
€ 89.000 gedaald. De kosten per deelnemer zijn
echter met € 3 per deelnemer gestegen.
Dat komt enerzijds door de afname van actieve
deelnemers en anderzijds door de vaste vergoeding
die Bpf HiBiN met de administrateur afgesproken
had over 2013. Daardoor konden deze kosten niet pro
rato dalen, omdat het aantal actieve deelnemers
is gedaald in 2013. In 2014 wordt wel weer pro rato
afgerekend.
Daarnaast heeft Bpf HiBiN enkele incidentele baten
ontvangen ter grootte van € 762.000. Besloten is om
deze niet ten gunste van de pensioenuitvoeringskosten te laten vallen, maar te gebruiken om incidentele
lasten op te vangen. Het project afkoop gewezen
deelnemers en het project handhaving verplichtstelling zijn hier voorbeelden van.
Afkoop gewezen deelnemers
In 2013 heeft het bestuur besloten om in eigen
beheer de kleine pensioenen af te kopen.
De gewezen deelnemer (slaper) moet akkoord
gaan met de afkoop. Het bestuursbureau heeft
de uitvoering hiervan gedaan.
In 2013 zijn voor een bedrag van € 13.480.000 aan
pensioenen afgekocht van gewezen deelnemers.
Dit betrof ruim 10.000 personen.
Hiervoor zijn ruim 20.000 personen aangeschreven,
waarvan het premievrije pensioenrecht lager was
dan het wettelijk afkoopbedrag van € 451,22 in 2013.
De totale kosten betroffen € 183.000. Dat komt neer
op ruim € 9 per afkoop.
Omdat is geïnvesteerd in het opzetten van de
procedure waren de totale kosten hoger dan
normaliter. Momenteel staat de procedure en
kan Bpf HiBiN de kleine pensioenen afkopen
tegen minimale kosten (€ 6 per aangeschreven
persoon).
Project verplichtstelling
In 2013 heeft het bestuur besloten om de handhaving
van de verplichtstelling in eigen beheer te doen.
Om de risico’s in kaart te brengen heeft er in 2013
(en begin 2014) een risicoanalyse plaats gevonden.
In 2013 bedroegen de kosten hiervan € 87.000.
Het resterende bedrag van de incidentele bate zal
aangewend worden voor incidentele lasten 2014,
zoals de start van de procedure om de verplichtstelling te handhaven en het opnieuw inrichten van
het governancemodel conform de eisen die gesteld
zijn in de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen.
JAARVERSLAG 2013 32
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
Moeilijke woorden
JAARVERSLAG 2013 33
8.Pensioencommunicatie
Voor Bpf HiBiN is duidelijk en vooral begrijpelijk communiceren belangrijk.
Dat is enige jaren geleden ingezet en blijft op de agenda staan.
Communiceren:
investeren in de relatie
We proberen de communicatie zoveel mogelijk af te
stemmen op de informatiebehoefte en levensfase
van de deelnemer. Een boodschap die is toegespitst
op de ontvanger komt beter over. Daarom vermoeien
we dertigers niet met informatie over wat er gebeurt
als diegene daadwerkelijk met pensioen gaat.
Deelnemers die vlak voor dit moment staan,
krijgen die informatie juist wél.
Een goede relatie is gebaseerd op duidelijkheid,
eerlijkheid en openheid. We zijn daarom open over
wat we doen en hoe we ervoor staan. Via diverse
communicatiemiddelen zoals de pensioenflitsen,
de website en het pensioenmagazine zijn we open
over wat het bestuur doet en vertellen we het
eerlijke verhaal over pensioen en Bpf HiBiN.
Financiële gegevens zijn openbaar. Het bestuur
wil helder en eenduidig zijn in wie ze is en wat ze
doet of van plan is.
Voorgaande is voor Bpf HiBiN de basis waarop
zij haar communicatiebeleid vormgeeft en bij
uitvoering altijd in haar achterhoofd houdt.
Daarnaast heeft Bpf HiBiN ook te maken met
wettelijke regelgeving op het gebied van
communicatie. Zo zijn er verplichte communicatiemiddelen. Vaak wordt ook voorgeschreven hoe die
informatie gepresenteerd en verspreid moet worden.
Een voorbeeld hiervan is het Uniform Pensioenbericht. Vanzelfsprekend volgt Bpf HiBiN die
wetgeving ook op.
Wat is gedaan in 2013?
Naast de reguliere (wettelijk verplichte)
communicatie zoals het Uniform Pensioenoverzicht, beschikt het pensioenfonds over
een uitgebreide website en wordt er gebruik
gemaakt van social media.
In totaal zijn er vier pensioenflitsen verschenen.
Daarin wordt ingegaan op één centraal thema
en wordt actuele informatie over Bpf HiBiN en
de pensioenregeling gegeven.
In 2013 is het magazine ’Met pensioen’ verschenen.
Het onderwerp pensioen is op een luchtige en
laagdrempelige manier gekoppeld aan allerlei
andere gebeurtenissen in het dagelijkse leven van
de deelnemer. Uit onderzoek is gebleken dat het
magazine minder werd gelezen dan de pensioenflits.
Vanaf 2014 zal het magazine in zijn huidige vorm
daarom niet meer verschijnen.
Nieuw in 2013 was de lancering van de Pensioenapp.
De app geeft inzicht in de eigen pensioensituatie
en vertelt deelnemers wanneer zij met pensioen
kunnen. Via de app is ook de pensioenplanner te
benaderen. De app bevat een handige bibliotheek
waarin alle digitale versies van actuele Bpf HiBiN
pensioencommunicatie te vinden is: pensioenbrochure, reglementen, het magazine ’Met pensioen’,
de laatste pensioenflits en het jaarverslag.
Beleggingen en het beleggingsbeleid van Bpf HiBiN is
voor velen moeilijk te begrijpen en ondoorgrondelijk.
Om duidelijkheid te geven is er een aparte website
over beleggingen van Bpf HiBiN ontwikkeld: www.
bpfhibinverantwoordbeleggen.nl.
JAARVERSLAG 2013 34
Resultaten communicatieinspanningen 2013
Bpf HiBiN meet de inspanningen van de communicatie. Alleen op die manier kan Bpf HiBiN zich blijven
verbeteren. We nemen afscheid van wat niet werkt
en we gaan meer doen van wat wel werkt. Ontdekken door doen. Op basis van de meting in december
2013 kunnen we stellen dat onze inspanningen op de
meeste vlakken hun vruchten hebben afgeworpen.
Een van de doelen van Bpf HiBiN is dat de pensioenplanner tenminste één keer bekeken wordt door de
deelnemer. Met de pensioenplanner kunnen deelnemers hun persoonlijke situatie in kaart brengen.
In 2013 heeft een kwart (25,6%) van de deelnemers
de pensioenplanner bezocht en gebruikt.
In 2012 was dit nog 13,5%.
Voor wat betreft de meeste resultaten kunnen
we concluderen dat we een stijgende lijn zien.
Voldoende reden voor Bpf HiBiN om deze
communicatie-strategie voort te zetten.
Daarnaast vind het bestuur het belangrijk
dat deelnemers ons toestaan via e-mail te
communiceren, dat is sneller, goedkoper en
beter voor het milieu. Jammer genoeg beschikken
we nog lang niet over alle mailadressen, die moeten
we dus verzamelen. Dit kan via de website.
En niet in de laatste plaats: in 2013 zijn we gestart
met een digitaal jaarverslag over 2012. Na een
uitgebreide evaluatie hebben wij verbeteringen
aangebracht, u heeft het vast al gemerkt.
Meer filmpjes, interactiviteit en verklarende teksten.
JAARVERSLAG 2013 35
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
9.1 Balans per 31 december
9.2 Staat van baten en lasten
9.3Kasstroomoverzicht
9.4Algemene toelichting
9.5Toelichting op de balans
9.6Toelichting op de staat van baten en lasten
9.7 Statutaire regeling omtrent de bestemming
van het saldo van baten en lasten
9.8Gebeurtenissen na balansdatum
9.9Actuariële verklaring
9.10Controleverklaring van de onafhankelijke
accountant
Moeilijke woorden
JAARVERSLAG 2013 36
9.overige gegevens
In deze paragraaf presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in
Bouwmaterialen de jaarrekening. In de eerste subparagrafen vindt u de jaarrekening. Daarna volgen de
verklaringen van de certificerend actuaris en van de onafhankelijke accountant van het pensioenfonds.
9.1
Balans per 31 december
(Na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
AC T I VA
Toelichting
Vastgoedbeleggingen
2013
2012
€
€
19.270.000
19.864.000
Aandelen
139.050.000
124.504.000
Vastrentende waarden
401.153.000
394.000.000
Derivaten
13.418.000
32.619.000
Overige beleggingen
4.852.000
9.110.000
Beleggingen voor risico fonds
9.5.1
577.743.000
580.097.000
Vorderingen en overlopende activa
9.5.2
4.503.000
2.756.000
Overige activa
9.5.3
1.567.000
3.561.000
583.813.000
586.414.000
Toelichting
2013
2012
*)
€
€
9.5.4
50.113.000
32.235.000
PASS I VA
Stichtingskapitaal en reserves
Overige technische voorzieningen
Technische voorziening voor risico fonds
244.000
203.000
513.568.000
543.414.000
Technische voorzieningen
9.5.5
513.812.000
543.617.000
Overige schulden en overlopende passiva
9.5.6
19.888.000
10.562.000
583.813.000
586.414.000
%
%
109,8 %
105,9 %
*) De nummering verwijst naar de toelichting
Dekkingsgraad op basis van FTK (in %)
Nominaal
9.5.4
JAARVERSLAG 2013 37
9.2
Staat van baten en lasten
B AT E N
Toelichting
2013
2012
€
€
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
9.6.1
28.808.000
31.773.000
Beleggingsresultaten risico fonds
9.6.2
-12.131.000
72.100.000
Overige baten
9.6.3
756.000
191.000
17.433.000
104.064.000
L A ST E N
Pensioenuitkeringen
9.6.4
26.429.000
14.341.000
Pensioenuitvoeringskosten
9.6.5
1.771.000
1.860.000
28.660.000
Mutatie technische voorzieningen:
Pensioenopbouw
9.6.6
24.821.000
Rentetoevoeging
9.6.7
1.905.000
7.738.000
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
9.6.8
-30.770.000
-12.956.000
Wijziging marktrente
9.6.9
-20.228.000
27.281.000
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
9.6.10
784.000
4.327.000
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
9.6.11
-750.000
-5.000
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
9.6.12
-5.608.000
474.000
-29.846.000
55.519.000
-48.000
Mutatie overige technische voorziening
9.6.13
41.000
Saldo overdrachten van rechten
9.6.11
713.000
-1.000
Overige lasten
9.6.14
447.000
577.000
-445.000
72.248.000
17.878.000
31.816.000
2013
2012
€
€
Saldo van baten en lasten
Samenvatting van de actuariële analyse
Premieresultaat
3.105.000
1.615.000
Interestresultaat
6.192.000
37.081.000
Overig resultaat
8.581.000
-6.880.000
17.878.000
31.816.000
Saldo van baten en lasten
JAARVERSLAG 2013 38
Bestemming van het saldo van baten en lasten
2013
2012
€
€
Beleggingsreserve
1.316.000
6.836.000
Algemene reserve
16.562.000
24.980.000
17.878.000
31.816.000
2013
2012
€
€
28.952.000
31.547.000
Saldo van baten en lasten
9.3Kasstroomoverzicht
K ASSTROOM U I T PENS I OENAC T I V I TE I TEN
Ontvangen premies
Ontvangen waardeoverdrachten
410.000
135.000
Betaalde pensioenuitkeringen
-26.535.000
-14.217.000
Betaalde waardeoverdrachten
-839.000
-16.000
-62.000
1.749.000
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
Betaalde premies herverzekering
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
-447.000
-577.000
-1.353.000
-2.342.000
126.000
16.279.000
846.931.000
1.108.093.000
K ASSTROOM U I T B ELEGG I NGSAC T I V I TE I TEN
Verkopen en aflossingen van beleggingen
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
18.112.000
38.425.000
-864.675.000
-1.157.608.000
Betaalde kosten van vermogensbeheer
-2.296.000
-1.799.000
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-1.928.000
-12.889.000
MUTAT I E L I Q U I DE M I DDELEN
-1.802.000
3.390.000
Stand liquide middelen per 1 januari
3.843.000
453.000
2.041.000
3.843.000
Aankopen beleggingen
Stand liquide middelen per 31 december *)
*) De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd:
• deel opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds
• overige liquide middelen (opgenomen onder de Overige activa)
474.000
282.000
1.567.000
3.561.000
2.041.000
3.843.000
JAARVERSLAG 2013 39
9.4Algemene toelichting
9.4.1Inleiding
Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds
voor de Handel in Bouwmaterialen, statutair
gevestigd te Breda (hierna ’Bpf HiBiN’) is het nu en
in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan
gepensioneerden en nabestaanden ter zake van
ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds
uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers.
Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere
de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische
Nota van Stichting Pensioenfonds Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen.
Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van
de pensioenregeling van de in de handel in bouwmaterialen verplicht gestelde aangesloten
werkgevers.
9.4.2Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming
met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming
van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn
vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is
aangegeven.
Het bestuur heeft op 26 juni 2014 de jaarrekening
opgemaakt.
9.4.3Algemene grondslagen
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer
het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische
voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien
en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden
vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans
opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de
afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag
daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lasten
Baten worden in de staat van baten en lasten
opgenomen wanneer een vermeerdering van het
economisch potentieel, samenhangend met een
vermeerdering van een actief of een vermindering
van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan
de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering
van het economisch potentieel, samenhangend met
een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,
waarvan de omvang betrouwbaar kan worden
vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle
of alle toekomstige economische voordelen en alle
of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief
of een verplichting aan een derde zijn overgedragen,
wordt het actief of de verplichting niet langer in
de balans opgenomen. Verder worden activa en
verplichtingen niet meer in de balans opgenomen
vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt
voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid
van de toekomstige economische voordelen
en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Dit betekent dat transacties worden verwerkt op
handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post
”nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan
zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting
worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans
opgenomen indien sprake is van een wettelijke
of contractuele bevoegdheid om het actief en de
verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen
en bovendien de intentie bestaat om de posten op
deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen
samenhangende rentebaten en rentelasten worden
eveneens gesaldeerd opgenomen.
JAARVERSLAG 2013 40
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur
oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen
maakt die van invloed zijn op de toepassing van
grondslagen en de gerapporteerde waarde van
activa en verplichtingen, en van baten en lasten.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen
worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen
van schattingen worden opgenomen in de periode
waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige
perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
31 december 2013
Verwerking van waardeveranderingen
van beleggingen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde
en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen,
inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als beleggingsopbrengsten
in de staat van baten en lasten opgenomen.
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta
worden omgerekend naar euro’s tegen de koers
per balans-datum. Deze waardering is onderdeel
van de waardering tegen reële waarde. Baten en
lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde
valuta’s worden omgerekend tegen de koers per
transactie-datum. Alle valutakoersverschillen zijn
verwerkt in de staat van baten en lasten.
gemiddeld 2013
31 december 2012
gemiddeld 2012
€
€
€
€
1,38
1,33
1,32
1,31
144,87
130,34
113,99
106,94
GBP
0,83
0,85
0,81
0,83
CHF
1,23
1,23
1,21
1,21
DKK
7,46
7,46
7,46
7,45
NOK
8,36
7,87
7,34
7,55
SEK
8,85
8,67
8,58
8,74
CAD
1,46
1,38
1,31
1,32
AUD
1,54
1,39
1,27
1,27
USD
JPY
JAARVERSLAG 2013 41
9.4.4Specifieke grondslagen
Beleggingen
Algemeen
De beleggingen worden gewaardeerd op reële
waarde. Vorderingen en schulden uit beleggingen
welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan
wel -crediteuren opgenomen in de betreffende
beleggingscategorie.
Vastgoedbeleggingen
Participaties in vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen actuele waarde per 31 december van het
boekjaar welke is bepaald op basis van het aandeel in
de nettovermogenswaarde van het vastgoedfonds.
De actuele waarde van de vastgoedfondsen die in
Nederlands vastgoed beleggen is bepaald middels
gedurende het jaar uitgevoerde externe taxaties.
Elk kwartaal wordt circa 25% van de vastgoedportefeuille extern getaxeerd door een erkende taxateur
conform de richtlijnen van de vermogensbeheerder.
Deze richtlijnen sluiten aan bij de ROZ/IPD-index.
Het overige deel van de portefeuille wordt per
kwartaal gewaardeerd op basis van interne
indexering. Deze is gebaseerd op externe taxaties
per sector per kwartaal. Ten aanzien van de waardering per 31 december is voor de objecten die niet
extern getaxeerd zijn, in het laatste kwartaal een
update van de externe taxateur ontvangen.
Aandelen
Beursgenoteerde aandelen en participaties in
beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn
gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is
de beursnotering per balansdatum. De reële waarde
van niet beursgenoteerde participaties is bepaald
op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde.
Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen.
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en
participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde.
De reële waarde is de per balansdatum geldende
beurskoers.
Niet beursgenoteerde vastrentende waarden
worden gewaardeerd tegen reële waarde.
Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen
kasstromen (rente, aflossingen en verwachte
boeterente bij vervroegde aflossingen) contant
te maken op basis van geldende marktrente,
waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito’s en vorderingen
op banken worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs.
Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in
hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen
actuele waarde. De actuele waarde is berekend
door middel van de ”discounted cash flow”-methode
(hierna: DCF-model). Bij de actuele waarde
berekening is uitgegaan van een aantal parameters
c.q. veronderstellingen met betrekking tot de
disconteringsvoet en de verwachte kasstroom.
JAARVERSLAG 2013 42
De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente
gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type
onderpand, soort financiering en risicocategorie.
De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente
en aflossing op basis van het gewogen gemiddelde
moment van ontvangst inclusief het vervroegd
aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het
DCF-model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd.
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde,
zijnde de marktwaarde van het contract.
Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde
contracten is de waardering gebaseerd op
beschikbare marktinformatie als input voor
gehanteerde waarderingsmodellen.
Creditposities in derivaten worden separaat
verantwoord onder de overige schulden.
Overige beleggingen
Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen
actuele waarde. Per jaareinde 2013 bestaan de
overige beleggingen uit Commodities. De actuele
waarde van Commodities is de beurswaarde.
Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen
reële waarde, zijnde de contante waarde van de
toekomstige kasstromen (rente en aflossing).
Posities in rekening courantsaldi worden tegen
verkrijgingsprijs gewaardeerd.
Vorderingen en overlopende activa
Overige activa
Onder meer worden hieronder de liquide middelen
opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft
welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Liquide middelen
worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband
met beleggingstransacties. Liquide middelen
uit hoofde van beleggingstransacties worden
gepresenteerd onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves
Algemeen
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald
door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten
en posten van het vreemd vermogen, inclusief de
voorziening pensioenverplichtingen voor risico van
het pensioenfonds en risico deelnemers en overige
technische voorzieningen, volgens de van toepassing
zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn
opgenomen.
In de toelichting wordt opgenomen het krachtens
de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen
volgens de in het Besluit Financieel ToetsingsKader
(FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als
het surplusvermogen.
Beleggingsreserve
De beleggingsreserve wordt aangehouden als buffer
voor neerwaartse koersfluctuaties van beleggingen.
De omvang van deze reserve is gelijk aan het Vereist
Eigen Vermogen aan de hand van de standaardtoets
van DNB.
Vorderingen en overlopende activa worden bij de
eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde.
Na de eerste verwerking worden vorderingen
gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs
(gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake
is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele
bijzondere waardeverminderingen, indien sprake
is van oninbaarheid.
JAARVERSLAG 2013 43
Technische voorziening voor risico fonds
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
De voorziening pensioenverplichtingen voor risico
fonds wordt gewaardeerd op reële waarde.
De reële waarde wordt bepaald op basis van de
contante waarde van de beste inschatting van
toekomstige kasstromen die samenhangen met
de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioen
verplichtingen zijn de opgebouwde nominale
aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen.
De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Vanaf 2012 betreft dit de
rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward
Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor
ver in de toekomst liggende verplichtingen
(20 jaar tot 60 jaar) een aangepaste rentecurve
wordt gehanteerd. Voor verplichtingen korter dan
20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van
een driemaandsgemiddelde. Bij de berekening van
de voorziening pensioenverplichtingen voor risico
fonds is uitgegaan van het op de balansdatum
geldende pensioenreglement en van de over de
verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken.
Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de
opgebouwde pensioenaanspraken worden
geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande
toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na
balansdatum voor zover sprake is van ex ante
condities) zijn in de berekening begrepen.
Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt
rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis
van de contante waarde van de toekomstige
opbouw waarvoor vrijstelling is verleend wegens
arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de
actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan
van voor de toezichthouder acceptabele
grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden
met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis
van de volgende actuariële grondslagen en
veronderstellingen:
• Overlevingstafels: AG prognosetafels 2012-2062,
waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd
met een leeftijdsafhankelijke factor die zijn
gebaseerd op de ervaringssterfte van het
pensioenfonds.
• Voor de niet-opgevraagde ingegane pensioenen
wordt de voorziening voor onvindbare 70-plussers
op 0 gesteld.
• Met betrekking tot het uitgestelde
nabestaandenpensioen wordt een leeftijdsafhankelijke gehuwdheidsfrequentie gehanteerd.
Voor uitruilbaar nabestaandenpensioen wordt
deze frequentie op leeftijd 65 op 100% gesteld.
• Voor partnerpensioen is aangenomen dat de
partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man
en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
• De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen
zijn gesteld op 2% van de lasten van het nog niet
ingegaan partnerpensioen tot 65 jaar; bij de
vaststelling van de lasten van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen
moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd,
waarbij geen rekening wordt gehouden met
sterftekansen.
• Kostenopslag ter grootte van 2% van de
technische voorziening in verband met
toekomstige administratie- en excassokosten.
• Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor
arbeidsongeschikte deelnemers en ingegaan
AOP is uitgegaan van een revalidatiekans van 10%.
• Een voorziening voor het risico van premievrijstelling van zieke deelnemers die in de
WIA terecht kunnen komen, wordt berekend
door de invaliditeitsopslag uit de premie van
de afgelopen twee jaar te nemen.
JAARVERSLAG 2013 44
Overige technische voorzieningen
Voorziening spaarfondsgemoedsbezwaren
Het bestuur kan individuele vrijstelling van
deelneming aan de verplichte pensioenregelingen
aan een werknemer verlenen, indien deze gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren.
Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van
de verplichting tot afdracht van de reguliere
bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden
op een individuele spaarrekening gestort,
waaraan jaarlijks intrest wordt toegevoegd.
De gespaarde bijdragen van de gemoedsbezwaarde
worden na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in
gelijke termijnen aan betrokkene gedurende 15 jaren
uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde
voordat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt het
saldo in gelijke termijnen gedurende 15 jaar aan de
partner uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde na ingang van de uitkering, worden de
uitkeringen gedurende de resterende periode
voortgezet ten behoeve van de partner.
Overige schulden en overlopende
passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden
bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële
waarde. Na de eerste verwerking worden
schulden gewaardeerd op geamortiseerde
kostprijs (gelijk aan de nominale waarde
indien geen sprake is van transactiekosten).
9.4.5 Grondslagen voor de
resultaatbepaling
Algemeen
Baten en lasten worden toegerekend aan het
boekjaar waarop deze betrekking hebben.
De in de staat van baten en lasten opgenomen
posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan
de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen
pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als
ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks
verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen van werkgevers
en werknemers
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening
gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het
verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek
van kortingen, alsmede premies van de Stichting
Voortzetting Pensioenverzekering (FVP).
Premies zijn toegerekend aan de periode waarop
ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten risico fonds
(In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend
aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden
verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde
waardeveranderingen en valutaresultaten.
In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt
tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen.
Alle waardeveranderingen van beleggingen,
inclusief valutakoersverschillen, worden als
indirecte beleggingsopbrengsten in de staat
van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten
zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen.
Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel
van de gerealiseerde herwaarderingen.
JAARVERSLAG 2013 45
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit
verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden,
huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.
Dividend wordt verantwoord op het moment van
betaalbaarstelling.
Kosten van vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden de
externe en de daaraan toegerekende interne kosten
verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken
in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer
opgenomen.
Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten
zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde
transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen.
De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële
grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar
waarop zij betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend
aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen
worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen
in de technische voorziening. De onder dit hoofd
opgenomen afname van de voorziening betreft het
bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering
van de pensioenen in de verslagperiode.
Jaarlijks wordt 2% van de pensioenopbouw en de
inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan
de technische voorziening ten behoeve van de
pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 2%
van de uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten vrij uit de technische voorziening
ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten
(excassokosten).
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde
van de technische voorzieningen herrekend door
toepassing van de actuele rentetermijnstructuur.
Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd
wijziging marktrente.
Saldo overdrachten van rechten
De post saldo overdrachten van rechten bevat het
saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen
dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.
Pensioenopbouw
De pensioenopbouw is de contante waarde
van de pensioenaanspraken die toegekend
zijn in het boekjaar.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen worden contant
gemaakt tegen de nominale marktrente op basis
van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen
de rekenrente primo berekend over de beginstand
en de mutaties gedurende het jaar.
JAARVERSLAG 2013 46
Overige baten en lasten
De overige baten en lasten worden opgenomen voor
de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
Premies herverzekering
Het nog niet gefinancierde (comingservice)gedeelte
van het levenslange nabestaandenpensioen en van
het wezenpensioen wordt jaarlijks op risicobasis
bij Aegon gedekt. Ditzelfde geldt voor het gehele
tijdelijke nabestaandenpensioen. Ook het risico
van voortzetting van de pensioenopbouw bij
gedeeltelijke of gehele arbeidsongeschiktheid
van de deelnemer is in de vorm van risicokapitaal
herverzekerd. Het gecombineerd winstaandeel
uit hoofde van de herverzekering van overlijdensen arbeidsongeschiktheidsrisico wordt achteraf
verantwoord nadat de afrekeningen zijn opgesteld
aan het eind van de contractperiode.
De overeenkomst met Aegon is aangegaan voor
een tijdvak van 5 jaar, ingaande op 1 januari 2011
en eindigende op 31 december 2015.
9.4.6 Grondslagen kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe
methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven
worden hierbij als zodanig gepresenteerd.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen
uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
JAARVERSLAG 2013 47
9.5Toelichting op de Balans
9.5.1 Beleggingen voor risico fonds
Overzicht totale waarde per beleggingscategorie
ULT I MO 2 0 1 3
Vastgoed-
Aandelen
beleggingen
Vastrentende
Derivaten
waarden
Overige
Totaal
beleggingen
€
€
€
€
€
€
Belegde waarden in betreffende
beleggingscategorie
18.386.000
138.883.000
394.267.000
-1.844.000
3.606.000
553.298.000
Beleggingsdebiteuren
598.000
167.000
6.886.000
-
1.058.000
8.709.000
Liquide middelen
286.000
-
-
-
188.000
474.000
-
-
-
-
-
-
19.270.000
139.050.000
401.153.000
-1.844.000
4.852.000
562.481.000
Beleggingscrediteuren
Negatieve derivaten
15.262.000
verantwoord aan passiefzijde
19.270.000
139.050.000
401.153.000
13.418.000
15.262.000
4.852.000
577.743.000
Stand per 31 december 2013
ULT I MO 2 0 1 2
577.743.000
Vastgoed-
Aandelen
beleggingen
Vastrentende
Derivaten
waarden
Overige
Totaal
beleggingen
€
€
€
€
€
€
19.316.000
124.434.000
388.732.000
21.297.000
8.897.000
562.676.000
480.000
70.000
5.307.000
3.678.000
-
9.535.000
68.000
-
1.000
-
213.000
282.000
-
-
-40.000
-
-
-40.000
19.864.000
124.504.000
394.000.000
24.975.000
9.110.000
572.453.000
Belegde waarden in betreffende
beleggingscategorie
Beleggingsdebiteuren
Liquide middelen
Beleggingscrediteuren
Negatieve derivaten
7.644.000
verantwoord aan passiefzijde
19.864.000
124.504.000
Stand per 31 december 2012
394.000.000
32.619.000
7.644.000
9.110.000
580.097.000
580.097.000
Binnen de beleggingsfondsen wordt gebruik
gemaakt van derivaten, er is sprake van collateral
management. Ultimo 2013 bedraagt het betaalde
collateral € 6.107 (2012: € 1.316).
JAARVERSLAG 2013 48
Verloopoverzicht van belegde waarde per beleggingscategorie
ULT I MO 2 0 1 3
Vastgoed-
Aandelen
beleggingen
Stand per 1 januari 2013
Vastrentende
Derivaten
waarden
€
€
€
Overige
Totaal
beleggingen
€
€
€
19.316.000
124.434.000
388.732.000
21.297.000
8.897.000
562.676.000
Aankopen/verstrekkingen
223.000
65.906.000
69.547.000
728.999.000
-
864.675.000
Verkopen/aflossingen
-381.000
-64.284.000
-43.969.000
-733.745.000
-4.552.000
-846.931.000
-
4.299.000
-541.000
5.809.000
417.000
9.984.000
-772.000
8.528.000
-19.502.000
-24.204.000
-1.156.000
-37.106.000
18.386.000
138.883.000
394.267.000
-1.844.000
3.606.000
553.298.000
Gerealiseerde herwaardering
Ongerealiseerde herwaardering
Stand per 31 december 2013
(1) De hieronder opgenomen waarden betreffen belegde gelden in derivaten welke onder de activa zijn opgenomen onder
de ’beleggingen voor risico fonds’, met daarop in mindering gebracht de derivaten welke onder de passiva als onderdeel van de
’overige schulden’ zijn opgenomen.
ULT I MO 2 0 1 2
Vastgoed-
Aandelen
beleggingen
Vastrentende
Derivaten
waarden
€
Overige
Totaal
beleggingen
€
€
19.863.000
117.790.000
310.063.000
24.471.000
7.431.000
479.618.000
409.000
108.330.000
457.827.000
588.414.000
2.628.000
1.157.608.000
Verkopen/aflossingen
-
-118.375.000
-399.483.000
-588.868.000
Gerealiseerde herwaardering
-
9.004.000
-195.000
-11.907.000
126.000
-2.972.000
-956.000
7.685.000
20.520.000
9.187.000
79.000
36.515.000
19.316.000
124.434.000
388.732.000
21.297.000
8.897.000
562.676.000
Stand per 1 januari 2012
Aankopen/verstrekkingen
Ongerealiseerde herwaardering
Stand per 31 december 2012
€
€
€
-1.367.000 -1.108.093.000
Reële waarde
Schattingen en oordelen
Afgezien van de beleggingsvorderingen en
-schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds
gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum.
Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk
om de reële waarde binnen een aanvaardbare
bandbreedte van schattingen vast te stellen.
De boekwaarde van alle activa en de financiële
verplichtingen op balansdatum benadert de
reële waarde.
Voor de meerderheid van de beleggingen van
het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt
van marktnoteringen. Echter, bepaalde beleggingen
zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking
van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief
verwijzing naar de huidige reële waarde van
vergelijkbare instrumenten.
JAARVERSLAG 2013 49
Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
marktnoteringen
marktnoteringen
waarderingsmodellen-
direct
afgeleid
en technieken
€
€
€
totaal
€
Actief per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
-
-
18.386.000
18.386.000
138.864.000
19.000
-
138.883.000
351.391.000
15.633.000
27.243.000
394.267.000
738.000
-2.582.000
-
-1.844.000
3.606.000
-
-
3.606.000
494.599.000
13.070.000
45.629.000
553.298.000
-15.262.000
-15.262.000
Derivaten
Overige beleggingen
Passief per 31 december 2013
Derivaten
Actief per 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen
-
-
19.316.000
19.316.000
Aandelen
124.434.000
-
-
124.434.000
Vastrentende waarden
357.900.000
5.516.000
25.316.000
388.732.000
Derivaten
-1.023.000
22.320.000
-
21.297.000
Overige beleggingen
8.688.000
209.000
-
8.897.000
489.999.000
28.045.000
44.632.000
562.676.000
-7.644.000
-7.644.000
Passief per 31 december 2012
Derivaten
Schatting van reële waarde
Vastgoed
Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen
dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en -technieken betreft zowel direct als indirect
vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld
is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde.
De eerste waardering is verkrijgingsprijs inclusief
transactiekosten. Deze taxaties worden verricht
door verscheidene externe erkende taxateurs.
Iedere externe taxateur hanteert, binnen de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden,
eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de
branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit
geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde
van een object met als doelstelling om met het object
huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van
de toekomstige kasstromen.
Vastrentende waarden
Het deel van de vastrentende waarden waarvan
de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld, betreft leningen op schuldbekentenis en
hypotheken. De berekeningsgrondslag staat vermeld
in de algemene toelichting op de grondslagen.
Derivaten
Bij de schatting van de reële waarde van derivaten
wordt uitgegaan van verwachte toekomstige
kasstromen.
JAARVERSLAG 2013 50
Belegde waarden in vastgoed
2013
2012
€
€
Participaties vastgoedbeleggingsfondsen
18.386.000
19.316.000
Stand per 31 december
18.386.000
19.316.000
2013
2012
€
€
Aandelenbeleggingsfondsen
138.883.000
124.434.000
Stand per 31 december
138.883.000
124.434.000
2013
2012
€
€
367.024.000
363.416.000
27.243.000
25.316.000
394.267.000
388.732.000
Indirect vastgoed
Belegde waarden in aandelen
Indirect aandelenbeleggingsfondsen
Belegde waarden in vastrentende waarden
Indirecte vastrentende waardenbeleggingen
Staatsobligaties
Hypotheken
Stand per 31 december
JAARVERSLAG 2013
51
Belegde waarden in derivaten
2013
2012
€
€
Positieve waarde
12.710.000
26.140.000
Negatieve waarde
15.242.000
7.508.000
-2.532.000
18.632.000
Positieve waarde
708.000
2.801.000
Negatieve waarde
20.000
136.000
688.000
2.665.000
-1.844.000
21.297.000
Rentederivaten
Valutaderivaten
Stand per 31 december
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid
wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten.
Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend
worden gebruikt voor zover dit passend is binnen
het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief
de economische effecten van derivaten, dienen
zich binnen de door het bestuur vastgestelde
grenzen (limieten) te bevinden.
Het pensioenfonds gebruikt derivaten voornamelijk
om het valutarisico en het renterisico af te dekken.
Gebruik wordt gemaakt van onder meer de volgende
instrumenten:
• Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele
banken afgesloten contracten waarbij de
verplichting wordt aangegaan tot het verkopen
van een valuta en de aankoop van een andere
valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op
een vooraf vastgestelde datum. Door middel van
valutatermijncontracten worden valutarisico’s
afgedekt.
• Renteswaps: dit betreft met individuele banken
afgesloten contracten waarbij de verplichting
wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom.
Door middel van swaps kan het pensioenfonds de
rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
JAARVERSLAG 2013 52
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2013
Type contract
Interest rate swaps
Forward
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
€
€
€
-
12.709.000
15.242.000
2.166.869.000
709.000
20.000
2.166.869.000
13.418.000
15.262.000
-1.844.000
Totaal derivaten posities (netto)
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012
Type contract
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
€
€
€
Forward
1.986.255.000
73.726.000
71.061.000
Interest rate swaps
630.000.000
336.354.000
317.722.000
2.616.255.000
410.080.000
388.783.000
Totaal derivaten posities (netto)
21.297.000
JAARVERSLAG 2013 53
Belegde waarden in overige beleggingen
Commodities
GTAA
Stand per 31 december
2013
2012
€
€
3.606.000
7.539.000
-
1.358.000
3.606.000
8.897.000
2013
2012
€
€
Beleggingsdebiteuren
Te vorderen bedragen uit hoofde van:
Dividend
765.000
808.000
Interest
6.886.000
8.727.000
Overige
1.058.000
-
Stand per 31 december
8.709.000
9.535.000
2013
2012
€
€
Dividend
-
-40.000
Stand per 31 december
-
-40.000
Beleggingscrediteuren
Te betalen bedragen uit hoofde van
JAARVERSLAG 2013 54
9.5.2 Vorderingen en overlopende activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa
2013
2012
€
€
Vorderingen uit hoofde van herverzekering
1.040.000
222.000
Vordering op werkgevers
2.927.000
1.870.000
Vordering op deelnemers
Waardeoverdrachten
Te vorderen administratiekosten
Overige vorderingen
Stand per 31 december
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening
gehouden met het risico van oninbaarheid door
hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op
het saldo van de uitstaande vorderingen.
Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige
risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt
27.000
9.000
125.000
125.000
-
530.000
384.000
-
4.503.000
2.756.000
van verliezen en risico’s op balansdatum.
Deze systematiek om de voorziening vast te
stellen wordt gerekend tot de statische methode.
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd
van korter dan één jaar.
Nadere specificatie ’Vorderingen op werkgevers’
Werkgevers
2013
2012
€
€
4.113.000
2.115.000
Voorziening dubieuze debiteuren
-1.186.000
-245.000
Stand per 31 december
2.927.000
1.870.000
In 2013 is een bedrag van € 1.116.000 gedoteerd aan de voorziening (2012: toevoeging € 104.000). Er werd een
bedrag van € 175.000 aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2012: € 162.000).
JAARVERSLAG 2013 55
9.5.3 Overige activa
2013
2012
€
€
Liquide middelen
1.567.000
3.561.000
Stand per 31 december
1.567.000
3.561.000
algemene reserve
beleggingsreserve
Totaal
€
€
€
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden
op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn.
9.5.4 Stichtingskapitaal en reserves
Mutatieoverzicht eigen vermogen
Stand per 31 december 2012
-25.283.000
57.518.000
32.235.000
Uit bestemming saldo van baten en lasten
16.562.000
1.316.000
17.878.000
Stand per 31 december 2013
-8.721.000
58.834.000
50.113.000
algemene reserve
beleggingsreserve
Totaal
€
€
€
Stand per 31 december 2011
-50.263.000
50.682.000
419.000
Uit bestemming saldo van baten en lasten
24.980.000
6.836.000
31.816.000
Stand per 31 december 2012
-25.283.000
57.518.000
32.235.000
JAARVERSLAG 2013 56
Solvabiliteit
Aanwezig vermogen
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2012
€
%
€
%
563.925.000
109,8
575.852.000
105,9
513.812.000
100,0
543.617.000
100,0
50.113.000
9,8
32.235.000
5,9
58.834.000
11,5
57.518.000
10,6
-8.721.000
-1,7
-25.283.000
-4,7
25.691.000
5,0
26.627.000
4,9
Af: technische voorzieningen
op FTK-waardering
Eigen vermogen
Af: vereist eigen vermogen
Vrij vermogen
Minimaal vereist eigen vermogen
Dekkingsgraad
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen
(de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van
het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik
van het standaardmodel passend voor de risico’s van
het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets
zijn opgenomen onder toelichting 10.5.7 Risicobeheer.
De dekkingsgraad is als volgt berekend:
(Totale activa -I- schulden) I Technische voorzieningen
* 100%.
109,8
105,9
Als het eigen vermogen lager is dan het minimale
vereiste eigen vermogen bevindt het pensioenfonds
zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het
eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen
vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het
minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het
pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort.
De solvabiliteit van het pensioenfonds is niet
toereikend, er is sprake van een reservetekort.
In 2012 was er ook sprake van een reservetekort.
JAARVERSLAG 2013 57
Herstelplan
In 2013 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het evaluatie herstelplan als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari
Premie
Uitkeringen
Toeslagverlening
Werkelijk 2013
Herstelplan 2013
%
%
105,9
106,0
0,6
0,1
1,2
0,3
-
-
4,1
4,2
Rendement op beleggingen
-2,5
-2,1
Overige oorzaken en kruiseffecten
0,5
0,5
109,8
109,0
Verandering van de rentetermijnstructuur
Dekkingsgraad per 31 december
De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2013
109,8% en liep daarmee voor op het herstelplan
dat uitgaat van 109,0% op die datum.
Het herstelplan is opgesteld en goedgekeurd door
toezichthouder DNB in 2009. Het herstelplan is in
het boekjaar onverkort van toepassing. In het
herstelplan wordt uitgegaan van een dekkingsgraad van 106,0% primo 2013.
De premie heeft meer bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan.
Dit wordt verklaard doordat in het herstelplan is
uitgegaan van een lagere premie dan de werkelijke
premie.
Het rendement op beleggingen heeft minder
bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht
volgens het herstelplan. Dit wordt verklaard doordat in het herstelplan is uitgegaan van een hoger
rendement dan het rendement op de beleggingen
werkelijk was. Het effect bij overige oorzaken en
kruiseffecten wordt voornamelijk veroorzaakt
door kruiseffecten van wijziging van rentetermijnstructuur met in dit geval het beleggingsresultaat.
De kruiseffecten worden veroorzaakt door de
gehanteerde berekeningsmethodiek. Deze methodiek
wordt eveneens gehanteerd door DNB, ten behoeve
van de evaluatie van de herstelplannen.
De uitkeringen hebben meer bijgedragen aan de
dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan.
De verandering van de rentetermijnstructuur
heeft geleid tot een stijging van de dekkingsgraad.
In het herstelplan is uitgegaan van een ongewijzigde
rentetermijnstructuur tot het boekjaar 2013
waardoor de bijdrage van de verandering van de
rentetermijnstructuur nihil is. Bij de bepaling van
de werkelijke dekkingsgraad is van de daadwerkelijke rentetermijnstructuur ultimo van het boekjaar
uitgegaan die lager is dan de rentetermijnstructuur
primo het jaar.
JAARVERSLAG 2013 58
9.5.5Technische voorzieningen
SPAARFONDS GEMOEDS B E Z WAARDEN
Stand 1 januari
2013
2012
€
€
203.000
195.000
Opbouw van de voorziening
4.000
-
Rentetoevoeging
9.000
8.000
28.000
-
244.000
203.000
2013
2012
€
€
Overige actuariële wijzigingen
Stand per 31 december
VOOR Z I EN I NG TOESLAG AANVULLEND I NVAL I D I TE I TSPENS I OEN
Stand 1 januari
-
56.000
Onttrekking
-
-56.000
Stand per 31 december
-
-
2013
2012
€
€
503.158.000
533.666.000
4.009.000
5.229.000
Premievrijstelling / IBNR
4.152.000
4.519.000
Additionele reservering
2.249.000
-
513.568.000
543.414.000
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
Basisregeling
(A)AOP
Stand per 31 december
JAARVERSLAG 2013 59
Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
Stand per 1 januari
Pensioenopbouw
Rentetoevoegingen
2013
2012
€
€
543.414.000
487.895.000
24.821.000
28.660.000
1.905.000
7.738.000
Ontrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
-30.770.000
-12.956.000
Wijziging marktrente
-20.228.000
27.281.000
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
784.000
4.327.000
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-750.000
-5.000
-5.608.000
474.000
513.568.000
543.414.000
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Stand per 31 december
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten
uit de staat van baten en lasten.
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
2013
Aantallen
€
Actieve deelnemers
6.659
Pensioengerechtigden
6.563
Gewezen deelnemers
14.826
Overigen
2012
Aantallen
€
205.932.000
7.310
249.922.000
128.591.000
6.908
118.213.000
162.699.000
22.422
162.757.000
6.277.000
1.904.000
503.499.000
532.796.000
pensioenregeling
10.069.000
10.618.000
Stand per 31 december
513.568.000
543.414.000
Netto pensioenverplichtingen
Toekomstige kosten uitvoering
Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
JAARVERSLAG 2013 60
Korte beschrijving van de pensioenregeling
De uit de verschillende regelingen voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn opgenomen in twee
aparte reglementen, namelijk het pensioenreglement en het prepensioenreglement. De pensioenopbouw in
de prepensioenregeling is op 1 januari 2006 stopgezet. Tot deze regeling kunnen geen nieuwe deelnemers
meer toetreden. Op hoofdlijnen houden de verschillende regelingen het volgende in.
(Basis)pensioenregeling
De (basis)pensioenregeling is een verplichte
pensioenregeling voor alle werknemers van 21 jaar
en ouder. De pensioenovereenkomst heeft het
karakter van een uitkeringsovereenkomst.
De (basis)pensioenregeling voorziet in de opbouw
van een levenslang ouderdomspensioen volgens
het middelloonsysteem met voorwaardelijke naindexatie van de opgebouwde pensioenbedragen.
Vanaf 1 januari 2011 bedraagt de pensioenopbouw 2% van pensioengrondslag A en 0,25%
van pensioengrondslag B per deelnemersjaar
gelegen ná 31 december 2010. Hieraan wordt het
tot 1 januari 2011 opgebouwde pensioen volgens
de voorgaande pensioenregeling toegevoegd.
De na-indexatie is voor actieve deelnemers
in beginsel gebaseerd op de loonontwikkeling
in de bedrijfstak.
De pensioengrondslag is gesplitst in 2 delen:
• Pensioengrondslag A is gelijk aan het verschil van
het op salarisgrens A gemaximeerde jaarsalaris
van de deelnemer en de franchise. Er geldt een
minimumgrondslag.
• Pensioengrondslag B is gelijk aan het verschil van
het op salarisgrens B gemaximeerde jaarsalaris
van de deelnemer en salarisgrens A.
In 2013 bedraagt salarisgrens A € 37.380 en
salarisgrens B € 70.853. De franchise bedraagt
in 2013 € 11.919, De minimumpensioengrondslag
bedraagt € 4.678.
Voor deelnemers met een echtgenoot of partner
is een partnerpensioen verzekerd ter grootte van
70% van het ouderdomspensioen. Het deel van het
partnerpensioen over de jaren vanaf 1 juli 2001 is
alleen op risicobasis verzekerd. Voor deelnemers
met kinderen is een wezenpensioen medeverzekerd
ten bedrage van 14% van het ouderdomspensioen
voor elk kind. De pensioenopbouw wordt voor
arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder
vrijstelling van bijdragebetaling.
Aanvullingsregeling
Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren vóór
1 januari 1950 (55-plussers). Vanwege de opheffing
van de VUT-regeling per 1 juli 2001 en van de
prepensioenregeling per 1 januari 2006 geldt
een aanvullingsregeling, voor deelnemers die:
• geboren zijn vóór 1 januari 1950; en
• zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 in dienst
waren van een aangesloten onderneming; en
• dit onafgebroken blijven tot de uittredingsdatum.
Op grond van deze aanvullingsregeling ontvangen
de deelnemers die voldoen aan alle hierboven
vermelde voorwaarden een aanvulling op hun
pensioen waardoor zij op 62,5 jaar kunnen uittreden. Zij ontvangen daarbij een uitkering tot
hun pensioendatum (65 jaar) die afhangt van
hun leeftijd op 1 juli 2001. Daarbij wordt eerst
het extra ouderdomspensioen opgebouwd
vanaf 1 januari 2006 ten opzichte van de opbouw
in de op 31 december 2005 geldende pensioenregeling (fictief) omgezet in een tijdelijke uitkering
tussen 62,5 en 65 jaar.
JAARVERSLAG 2013 61
Invaliditeitspensioen
De invaliditeitspensioenregeling voorzag in een
aanvulling op de WAO-uitkering die de arbeidsongeschikte deelnemer van de overheid ontvangt.
In verband met het vervangen van de WAO door de
WIA is deze regeling per 1 januari 2006 beëindigd.
De lopende uitkeringen worden voortgezet. Deze
regeling is opgenomen in het pensioenreglement.
Anw-hiaatregeling
De Anw-hiaatregeling zorgt voor een aanvulling
op de Anw-uitkering van de overheid. Deze regeling
is vrijwillig en in een afzonderlijk reglement
opgenomen.
Prepensioenregeling
De prepensioenregeling was eveneens een middelloonregeling met voorwaardelijke na-indexatie van
de opgebouwde pensioenbedragen. De pensioenopbouw is met ingang van 1 januari 2006 beëindigd.
In de regeling zijn de tot 1 januari 2006 opgebouwde
prepensioenaanspraken premievrij achtergebleven.
Ook in deze regeling werd de pensioenopbouw voor
arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder
vrijstelling van de bijdragebetaling.
De opgebouwde aanspraken en ingegane
pensioenen uit voornoemde regelingen worden
in beginsel waardevast gehouden. De aanpassing
van de pensioenen is voorwaardelijk.
Toeslagverlening
De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door
het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de
financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat
geen recht op toeslagen. De premie bevat geen
expliciete opslag ten behoeve van het toeslagbeleid.
Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen
reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen
te kunnen verlenen. De voorwaardelijke toeslagen
worden gefinancierd uit overrendementen.
Ultimo 2013 bedraagt de nominale dekkingsgraad
op basis van FTK 109,8% (31 december 2012: 105,9%).
Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning
hanteert het bestuur de beleidsstaffel als leidraad.
Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante
economische omstandigheden (zoals economische
vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling)
in ogenschouw nemen. Het bestuur heeft besloten
om per 1 januari 2014 geen toeslagen te verlenen.
Aanvullende pensioenregelingen
Het fonds biedt tot 1 januari 2014 de aangesloten
ondernemingen de mogelijkheid om per onderneming een aanvullende pensioenregeling voor hun
werknemers of een bepaalde groep van werknemers
te treffen, mits hieraan uniforme regels ten grondslag liggen.
JAARVERSLAG 2013 62
9.5.6 Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva
Te verrekenen premies
Uitkeringen
2013
2012
€
€
2.178.000
1.405.000
-
143.000
15.262.000
7.644.000
Belastingen en premies sociale verzekeringen
339.000
282.000
Waardeoverdrachten
285.000
1.000
Nader vast te stellen premie volgend boekjaar
987.000
559.000
Overige schulden
721.000
528.000
Overlopende passiva
116.000
-
19.888.000
10.562.000
2013
2012
€
€
15.242.000
7.508.000
20.000
136.000
15.262.000
7.644.000
Derivaten
Stand per 31 december
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Nadere specificatie ’Derivaten’
Rentederivaten
Valutaderivaten
Stand per 31 december
JAARVERSLAG 2013 63
9.5.7 Risicobeheer en derivaten
Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan
geconfronteerd met financiële en niet-financiële risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds
is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar
een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij worden de
activiteiten die nodig zijn om deze doelstelling te bereiken zo optimaal mogelijk en in het belang van de deelnemer ingevuld door bestuursbureau en uitbestedingsrelaties. De voornaamste activiteiten betreffen
het vermogensbeheer, de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning.
Het fonds hanteert voor het in kaart brengen van de risico-omgeving als basis de FIRM systematiek zoals
gedefinieerd door DNB, aangevuld met fonds specifieke risico’s. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen
financiële en niet-financiële risico’s. Deze methodiek heeft geleid tot onderstaand overzicht van de
belangrijkste risico’s.
Risico’s financieel
Niet-financieel
Solvabiliteitsrisico
Operationeel risico
MarktrisicoUitbestedingsrisico
Inflatierisico Juridisch risico
ValutarisicoIntegriteitrisico
Liquiditeitsrisico Communicatierisico
Concentratierisico
Kredietrisico
Actuarieel (verzekeringstechnisch) risico
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van
de financiële risico’s. Deze beleidsinstrumenten
betreffen:
•
•
•
•
Beleggingsbeleid
Premiebeleid
Herverzekeringsbeleid
Toeslagbeleid
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten
vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van
te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen
en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer
gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie
is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse
economische scenario’s.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun
weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen
beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren
beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven
normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering
van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden.
Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste
(beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Het bestuur beschikt eveneens over een aantal
beleidsinstrumenten voor het beheersen van de
niet-financiële risico’s:
• Communicatiebeleid
• Uitbestedingsbeleid
• Integriteitbeleid
JAARVERSLAG 2013 64
De keuze en toepassing van deze beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses en discussies
in het bestuur, waarbij een afweging wordt gemaakt
tussen doelstellingen, risico’s en kosten.
De risico’s worden achtereenvolgend nader toegelicht. Hierbij wordt eerst een algemene definitie
van het specifieke risico gegeven, waarna het
fondsbeleid en de beheersmaatregelen voor het
betreffende risico worden toegelicht. Er wordt
onderscheid gemaakt in financiële en niet-financiële
risico’s, waarbij voor een aantal financiële risico’s
wordt aangegeven in hoeverre deze worden meegenomen in de aan te houden vereiste buffer onder
het FTK.
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds
betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat
het pensioenfonds niet beschikt over voldoende
vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op
basis van algemeen geldende normen als ook naar
de specifieke normen welke door de toezichthouder
worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het
pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat
het risico dat het pensioenfonds de premie voor de
onderneming en deelnemers moet verhogen en het
risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een
eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten.
In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het
pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en
pensioenrechten moet verminderen.
Het financieel toetsingskader is erop gericht dat
risico’s van pensioenfondsen adequaat worden
beheerd en beheerst. Een pensioenfonds moet op
elk moment genoeg bezittingen hebben om aan
zijn verplichtingen te kunnen voldoen.
Daarnaast moet er een extra buffer aan eigen
vermogen, het vereist eigen vermogen, aanwezig
zijn om eventuele negatieve ontwikkelingen op
de financiële markten op te kunnen vangen. De aan
te houden buffer hangt af van het risicoprofiel van
de beleggingsportefeuille en bedraagt eind 2013 11,2%
(€ 571.070). Bij de berekening van de buffers past het
pensioenfonds het standaard model van DNB toe,
waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen
in evenwichtssituatie, gebaseerd op de strategische
asset mix. De berekening van de buffer wordt in
onderstaande tabel weergegeven. Voor alle in de
risicoparagraaf opgenomen beleggingstabellen
is het doorkijk principe toegepast.
Het beleid is erop gericht de beleggingen binnen een
bepaalde marge zo goed mogelijk af te stemmen op
de verplichtingen van het fonds. Deze marge geeft
het risico aan dat met de beleggingsportefeuille
gelopen mag worden. Dit risico wordt uitgedrukt
in de term tracking error. Het bestuur heeft beleid
geformuleerd voor reguliere financiële marktomstandigheden (normaal risico regime) en voor financiële
omstandigheden waarin er sprake is van een hoog
risico (hoog risicoregime ofwel een crisisperiode).
In tijden van crisis wordt de beleggingsportefeuille
defensiever ingericht en worden de bandbreedtes
waarbinnen bewogen mag aangepast. Het bestuur
wordt hierin ondersteund door de fiduciair manager,
die door middel van een risico regime model aangeeft
of er sprake is van een verhoogd risico regime of niet.
Monitoring vindt op een dagelijkse basis plaats
en het bestuur ontvangt maand- en kwartaalrapportages.
JAARVERSLAG 2013 65
Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2012
€
€
€
€
Technische voorzieningen
(FTK-waardering)
513.568.000
543.414.000
Buffers
S1 Renterisico
19.816.000
24.485.000
S2 Risico zakelijke waarden
41.422.000
36.727.000
S3 Valutarisico
11.923.000
8.592.000
1.107.000
2.360.000
S4 Grondstoffenrisico
S5 Kredietrisico
S6 Verzekeringstechnisch risico
Diversificatie-effect
5.838.000
3.333.000
18.832.000
19.239.000
-40.104.000
-37.218.000
Totaal S (vereiste buffers)
58.834.000
57.518.000
572.402.000
600.932.000
563.681.000
575.649.000
-8.721.000
-25.283.000
Vereist vermogen
(artikel 132 Pensioenwet)
Aanwezig vermogen
(totaal activa - schulden)
Tekort
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten.
Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden.
Marktrisico’s (S1 - S4)
Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat
de mogelijkheden voor winst of verlies en door een
verandering van marktfactoren. Marktfactoren
kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen,
grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico),
maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes
(renterisico).
De mate waarin de beleggingsportefeuille van het
pensioenfonds gevoelig is voor het prijs-, rente- en
valutarisico is in de volgende alinea weergegeven.
Vervolgens worden de overige fiananciële risico’s
die het pensioenfonds loopt nader toegelicht.
Renterisico (S1)
Het renterisico is het risico dat de rentegevoeligheid
en de omvang van de nominale pensioenverplichtingen afwijken van die van de beleggingen als
gevolg van veranderingen in de marktrente. In het
algemeen geldt dat de waarde van de pensioenverplichtingen stijgt als de rente daalt. Als de beleggingen in meer of mindere mate mee stijgen,
heeft dit impact op de dekkingsgraad. Het bestuur
heeft besloten het renterisico tussen beleggingen
en verplichtingen voor 70% af te dekken, waarbij een
bandbreedte gehanteerd wordt van 5%. De afdekking
vindt over de gehele looptijd van de verplichtingen
plaats, met uitzondering van de langstlopende
verplichtingen. Voor deze zeer lange looptijden waren
de producten minder liquide en de rentes erg laag.
JAARVERSLAG 2013 66
Om de renteafdekking te realiseren wordt gebruik
gemaakt van veilige euro staatsobligaties van
Nederland en Duitsland en rentederivaten.
Monitoring van de afdekking en de effectiviteit
van de afdekking vindt dagelijks plaats. Het bestuur
ontvangt maand- en kwartaalrapportages.
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door
middel van de duration. De duration geeft aan
hoeveel procent bij benadering de reële waarde
van een belegging of verplichting verandert bij
een parallelle verschuiving van de rentecurve.
Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid
voor veranderingen in de rente weer.
Renterisico - duration
Waarde balanspost
Duration
Duration
31 december 2013 (€)
31 december 2013
31 december 2012
Vastrentende waarden (voor derivaten)
394.267.000
8,4
10,3
Vastrentende waarden (na derivaten)
377.956.000
14,1
13,9
Duration van de technische voorzieningen
513.568.000
19,4
20,1
Op balansdatum is de duration van de
beleggingen aanzienlijk korter dan de duration
van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van
een zogenaamde ”duration-mismatch”.
Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde
van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde
van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele
marktrentestructuur), de dekkingsgraad zal stijgen.
Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen
minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
met de kasstroom van een langlopende obligatie
en betaalt daarvoor een variabele korte rente
(bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de
”duration-mismatch” verkleind, maar het
pensioenfonds wordt wel afhankelijk van de
ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Bij het afsluiten
van een swap kunnen dus mismatchrisico’s worden
afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd
die gepaard gaan met dit soort instrumenten
(zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico).
Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild
tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds
ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar
JAARVERSLAG 2013 67
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
Resterende looptijd < 1 jaar
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2012
€
%
€
%
24.272.000
6,4
2.591.000
0,7
Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar
105.292.000
27,9
72.087.000
20,7
Resterende looptijd > 5 jaar
247.098.000
65,4
246.684.000
70,7
1.294.000
0,3
27.537.000
7,9
377.956.000
100,0
348.899.000
100,0
N/A
Het in de balans verantwoorde saldo vastrentende waarden ad € 394.267.000 is niet gelijk aan het in
bovenstaande tabel genoemde saldo ad € 377.956.000. Dit wordt veroorzaakt doordat in deze paragraaf
het doorkijkprincipe wordt toegepast. Hierbij wordt rekening gehouden met een aantal risicofactoren,
zoals derivaten waardoor je een afwijkende waarde krijgt.
Prijsrisico (S2 en S4)
Het prijsrisico is het risico dat de waarde van de
beleggingen onderhevig is aan bewegingen in
marktprijzen. De mate van bewegelijkheid is het
grootst voor aandelen en grondstoffen en minder
groot voor bijvoorbeeld vastgoed.
Het bestuur kiest bewust voor het lopen van
prijs(markt)risico om te kunnen voldoen aan de
doelstellingen en toeslagambitie. Het bestuur gaat
er vanuit dat meer risicovolle beleggingen op lange
termijn waarde toevoegen. De strategische samenstelling van de beleggingsportefeuille en dus het
risicoprofiel wordt vastgesteld op basis van een
Asset Liability Management studie, in combinatie
met de andere sturingsinstrumenten van het fonds
(premie- en toeslagbeleid). Periodiek wordt getoetst
of de uitgangspunten die in deze studie zijn gebruikt
nog reëel zijn, danwel bijsturing behoeven.
Rondom de strategische normwegingen zijn
bandbreedtes vastgesteld waarbinnen de fiduciair
beheerder vrijheid heeft te bewegen op basis van de
visie op de markten. Monitoring van de samenstelling
van de portefeuille versus het beleid en de bandbreedtes vindt op dagelijkse basis plaats. Het bestuur
ontvangt maand- en kwartaalrapportages.
Bij de bepaling van het vereist vermogen past het
pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe.
In dat model wordt een buffer aangehouden voor
het risico dat het fonds loopt met zakelijke waarden
(inclusief vastgoed)- en grondstoffenportefeuille.
De grondstoffenportefeuille is in 2013 geheel
verkocht. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen
onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden
verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat.
JAARVERSLAG 2013 68
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen
naar aard van het vastgoed is als volgt:
Kantoren
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2012
€
%
€
%
10,7
1.812.000
9,9
2.067.000
Winkels
5.886.000
32,0
6.123.000
31,7
Woningen
6.069.000
33,0
6.287.000
32,5
4.619.000
25,1
4.839.000
25,1
18.386.000
100,0
19.316.000
100,0
Participaties in vastgoed­
maatschappijen
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt:
Nederland
Andere EU-landen
Europa (niet EU-landen)
Noord-Amerika
Japan
Zuid-Oost Azië
Overig
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2012
€
%
€
%
14.140.000
76,9
15.119.000
78,3
1.372.000
7,4
1.030.000
5,3
328.000
1,8
-
0,0
1.897.000
10,3
1.857.000
9,6
47.000
0,3
-
0,0
602.000
3,3
204.000
1,1
-
0,0
1.105.000
5,7
18.386.000
100,0
19.315.000
100,0
JAARVERSLAG 2013 69
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:
Nutsbedrijven
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2012
€
%
€
%
-
0,0
7.505.000
6,1
26,1
Financiële instellingen
(waaronder banken en verzekeraars)
36.345.000
26,3
32.337.000
Nijverheid en industrie
87.097.000
63,0
63.699.000
51,5
Handel
12.323.000
8,9
15.438.000
12,5
Overige dienstverlening
2.259.000
1,6
2.925.000
2,4
253.000
0,2
1.749.000
1,4
138.277.000
100,0
123.653.000
100,0
Diversen
Het in de balans verantwoorde saldo aandelen ad € 138.883.000 is niet gelijk aan het in onderstaande
tabellen genoemde saldo aandelen ad € 138.277000. Dit wordt veroorzaakt doordat in deze paragraaf
het doorkijk principe wordt toegepast. Hierbij wordt rekening gehouden met een aantal risicofactoren,
zoals derivaten waardoor je een afwijkende waarde krijgt.
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
Nederland
Andere EU-landen
Europa (niet EU-landen)
Noord-Amerika
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2012
€
%
€
%
1.423.000
1,0
1.379.000
1,1
32.979.000
23,9
17.774.000
14,4
5.440.000
3,9
981.000
0,8
38.580.000
27,9
29.993.000
24,3
0,0
Zuid-Amerika
6.852.000
5,0
-
Japan
14.793.000
10,7
-
0,0
4.453.000
3,2
-
0,0
Zuid-Oost Azië
Midden-Oosten
Overig
1.320.000
1,0
-
0,0
32.437.000
23,4
73.526.000
59,4
138.277.000
100,0
123.653.000
100,0
Om meer inzicht te geven in de verdeling naar regio is de onderverdeling in 2013 gewijzigd ten opzichte van
2012, omdat deze onderverdeling voor 2012 niet beschikbaar is, zijn de beleggingen 2012 ’Emerging Markets’,
’Mature Markets’ en Asia Pacific onder overige beleggingen gepresenteerd.
JAARVERSLAG 2013 70
Valutarisico (S3)
Het valutarisico is het risico dat de waarde van
beleggingen luidend in vreemde valuta uitgedrukt
in euro daalt als gevolg van bewegingen van vreemde
valuta koersen. Om een zo optimaal mogelijke
spreiding aan te houden en te kunnen profiteren
van kansen die de verschillende regio’s en sectoren
bieden, belegt het fonds in de returnportefeuille
ook buiten de eurozone. De matchingportefeuille is
volledig belegd in euro. Binnen de returnportefeuille
wordt het valutarisico strategisch 83% afgedekt.
Het bestuur hanteert bandbreedtes. De afdekking
van het valutarisico vindt plaats door middel van
valutatermijncontracten.
Monitoring van het valutarisico versus het beleid
en de bandbreedtes vindt op dagelijkse basis plaats.
Het bestuur ontvangt maand- en kwartaalrapportages. Het totaalbedrag van de gehele
beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt
belegd bedraagt ultimo 2013 circa € 162.034.000
(2012: € 117.466.000). Van dit bedrag is 49% (2012:
60%) afgedekt naar de euro. Per einde boekjaar is de
waarde van de uitstaande valutatermijncontracten
€ 688.000 (2012: € 2.665.000). Het valutarisico wordt
in onderstaande tabel weergegeven
Valutarisico
31 december 2013
31 december 2012
€
€
€
€
vóór
Valutaderivaten
netto positie (na)
netto positie (na)
EUR
390.646.000
80.859.000
471.505.000
516.249.000
AUD
2.757.000
-3.128.000
-371.000
-
CHF
4.775.000
-3.274.000
1.501.000
1.824.000
1.376.000
GBP
11.522.000
-8.452.000
3.070.000
JPY
15.656.000
-15.552.000
104.000
-369.000
USD
70.854.000
-41.825.000
29.029.000
4.986.000
Overige
56.470.000
-7.940.000
48.530.000
38.610.000
552.680.000
688.000
553.368.000
562.676.000
Kredietrisico (S5)
Het kredietrisico is het risico dat een tegenpartij
niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Het fonds
maakt hierbij onderscheid naar het kredietrisico
binnen de beleggingsportefeuille (landen en
bedrijven die obligatieleningen uitgeven), het
tegenpartijrisico (banken waar deposito’s worden
geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter
(OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan
bijvoorbeeld herverzekeraars) en het sponsorrisico.
Het fonds loopt binnen het vastgestelde risicobudget bewust kredietrisico binnen de beleggingsportefeuille. Hiertegenover staat immers een
hogere vergoeding. Voor de mate van het toegestane kredietrisico zijn limieten gesteld ofwel
normwegingen en bandbreedtes vastgesteld.
De monitoring van de werkelijke positie versus
het beleid vindt op een dagelijkse basis plaats.
Het bestuur ontvangt maand- en kwartaalrapportages.
Het fonds loopt tegenpartijrisico bij het aangaan
van bijvoorbeeld (derivaten-) transacties, het uitlenen
van effecten (securities lending activiteiten) en het
uitbesteden van activiteiten. Het beleid is erop
gericht om zowel transacties als het uitbesteden van
activiteiten te spreiden over meerdere tegenpartijen
en alleen te beleggen in markten waar een voldoende
betrouwbaar clearing- en settlement systeem
functioneert. Daarnaast stelt het fonds eisen waaraan tegenpartijen moeten voldoen en de wijze
waarop het collateral management (ofwel onderpand
management) plaatsvindt. Voor het aangaan van
derivaten transacties heeft het fonds contracten
gesloten (zogenaamde ISDA/CSA overeenkomsten)
met een viertal tegenpartijen.
JAARVERSLAG 2013
71
De custodian van het fonds voert het collateral
management. Het bestuur wordt hierover periodiek
geïnformeerd.
De werkgeversadministratie is ondergebracht bij
het bestuursbureau, zodat het fonds dichter op deze
activiteiten zit.
Het sponsorrisico is het risico dat aangesloten
werkgevers niet of niet tijdig aan de premiebetaling
verplichtingen voldoen of kunnen voldoen. Dit hangt
mede samen met de ontwikkelingen in de branche.
Daar het bestuur dit risico ziet toenemen, houdt zij
deze ontwikkelingen goed in de gaten.
Het kredietrisico in de beleggingsportefeuille wordt
in onderstaande tabellen nader uitgesplitst.
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de
vastrentende waarden naar sector weergegeven:
Verdeling van vastrentende waarden naar sector
Nederlandse overheidsinstellingen
Buitenlandse overheidsinstellingen
Beleggingsinstellingen
Transport en opslag
Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars)
Nijverheid en industrie
Handel
Overige dienstverlening
Overige
2013
2012
€
€
140.203.000
141.368.000
28.600.000
716.000
22.956.000
38.910.000
667.000
2.662.000
1.874.000
102.511.000
147.856.000
1.792.000
32.273.000
33.823.000
30.644.000
377.956.000
348.899.000
2013
2012
€
€
170.689.000
163.656.000
2.962.000
12.602.000
5.050.000
885.000
4.791.000
2.085.000
15.236.000
137.677.000
148.358.000
8.326.000
54.538.000
377.956.000
348.899.000
Verdeling van vastrentende waarden naar regio
Nederland
Andere EU-landen
Europa (niet EU-landen)
Noord-Amerika
Zuid-Amerika
Japan
Zuid-Oost Azië
Midden-Oosten
Overig
Om meer inzicht te geven in de verdeling naar regio is de onderverdeling in 2013 gewijzigd ten opzichte van
2012. Omdat deze onderverdeling voor 2012 niet beschikbaar is, zijn de beleggingen 2012 ’Emerging Markets’,
’Mature Markets’ en Asia Pacific onder overige beleggingen gepresenteerd.
JAARVERSLAG 2013 72
Overzicht kredietwaardigheid debiteuren van de vastrentende portefeuille
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2012
€
%
€
%
66,0
AAA
118.720.000
31,4
230.370.000
AA
145.039.000
38,3
5.549.000
1,6
21.399.000
5,7
18.850.000
5,4
BBB
44.417.000
11,8
28.844.000
8,3
BB
13.095.000
3,5
9.087.000
2,6
A
B
2.813.000
0,7
7.675.000
2,2
Lower than B
1.155.000
0,3
1.873.000
0,5
31.318.000
8,3
46.651.000
13,4
377.956.000
100,0
348.899.000
100,0
Not rated*
* Het saldo bestaat voornamelijk uit beleggingen in hypothekenfondsen en derivaten.
Verzekeringtechnische risico (S6)
Langlevenrisico
Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer
blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt
bij de bepaling van de technische voorziening.
Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het
pensioenvermogen niet voor de uitkering van de
pensioenverplichting. Door toepassing van AG
prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties
voor ervaringssterfte is het langlevenrisico
nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering
van de pensioenverplichtingen.
Overlijdensrisico
Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds
in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het
pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen.
Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico
dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen
voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen
(schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een
risicopremie in rekening gebracht. Het verschil
tussen de risicopremie en de werkelijke kosten
wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële
uitgangspunten voor de risicopremie worden
periodiek herzien. Het beleid van het pensioenfonds
is om het overlijden-en arbeidsongeschiktheidsrisico
niet te herverzekeren.
Toeslagrisico
Het bestuur van het pensioenfonds heeft de
ambitie om het pensioen te indexeren. De mate
waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk
van de ontwikkelingen in de rente, rendement,
looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt
opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk
is. Ulitmo 2013 bedraagt de dekkingsgraad 109,8%.
Op basis hiervan heeft het bestuur besloten de
pensioenen niet te indexeren
Liquiditeitsrisico (S7)
Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds niet
aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van
pensioenuitkeringen, derivatentransacties of uitvoeringskosten kan voldoen. Het beleid is erop gericht
dat enerzijds een gedegen cashmanagement proces
wordt gevoerd en anderzijds dat de beleggingsportefeuille voornamelijk belegd wordt in liquide
en dus snel verhandelbare beleggingen producten.
Ten aanzien van mogelijke liquiditeitsbehoefte uit
hoofde van derivatentransacties hanteert het fonds
strikte richtlijnen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit),
gaat het hierbij om de kortere termijn.
JAARVERSLAG 2013 73
De omvang van liquiditeitsbehoefte uit hoofde van
maandelijkse pensioenuitkeringen en betaling van
kosten is beperkt. Dit cashmanagement proces wordt
maandelijks gemonitord, waarbij afstemming op de
premie inkomsten plaatsvindt.
Bij de bepaling van het vereist vermogen past het
pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe.
In dat model wordt het liquiditeitsrisico vooralsnog
op nihil gesteld.
Concentratierisico (S8)
Het concentratierisico is het risico dat er een te grote
afhankelijkheid bestaat van beleggingen in één
bepaald product, land, regio, sector of debiteur.
Het beleid is erop gericht een zo groot mogelijke
spreiding aan te brengen over landen, regio’s,
sectoren en debiteuren en het concentratierisico
zo goed als mogelijk te reduceren. Binnen de returnportefeuille wordt daarom voornamelijk belegd
in beleggingsfondsen. In de matchingportefeuille
is er sprake van concentratierisico door het louter
toestaan van de meest veilige staatsobligaties met
een AAA rating. Het bestuur accepteert dit risico en
weegt doorlopend dit concentratierisico af tegen
het risico dat dit deel van de portefeuille de
verplichtingen in onvoldoende mate volgen.
De matchingportefeuille is er immers op gericht
om voor 70% het verloop van de verplichtingen
van het fonds te volgen.
In 2013 heeft het bestuur een oversight manager
aangesteld om het concentratierisico nog beter
inzichtelijk te hebben en te kunnen monitoren.
Monitoring en rapportage vindt op een maandelijkse
basis plaats.
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van
concentratierisico. Om te bepalen welke posten
hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie
alle instrumenten met dezelfde debiteur worden
gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke
post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt.
Dit betreft per 31 december 2013 de volgende posten
(percentage ten opzichte van het balanstotaal ultimo 2013
respectievelijk ultimo 2012):
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2012
€
%
€
%
Obligaties
NETHERLANDS
117.297.000
20,1
78.333.000
13,0
FEDERAL REPUBLIC OF GERMANY
107.481.000
18,4
119.518.000
20,0
3,0
JP MORGAN IRS
-
-
14.811.000
ORDINARY ACCOUNT IN EUR
-
-
41.438.000
7,0
VANGUARD E/M STK IDX INV
-
-
11.771.000
2,0
BLUEBAY H/Y CORP BD I CAP
11.881.000
2,0
-
-
ACHMEA ZAKELIJK HYPOTHEKEN
15.381.000
2,6
15.970.000
3,0
ACHMEA PVF PART HYPOTHEKEN
12.271.000
2,1
-
-
Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe.
In dat model wordt het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld.
JAARVERSLAG 2013 74
Niet-financiële risico’s
Operationeel risico (S9)
Het operationele risico is het risico samenhangend
met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende
procesinrichting dan wel procesuitvoering.
Het bestuur onderkent dat er zowel binnen de
bestuurlijke organisatie van het fonds als bij de
uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer
sprake is van verschillende operationele risico’s.
Operationele risico’s bestuurlijke organisatie
Vanwege de Wet Versterking Bestuur en de eisen
die in dit kader aan pensioenfondsbesturen gesteld
worden, is er veel tijd en aandacht besteed aan de
inrichting van de governance, de samenstelling van
het bestuur en de taken en verantwoordelijkheden
van het bestuursbureau. Het beleid is erop gericht om
zo goed als mogelijk de continuïteit, deskundigheid
en tijdsbesteding van zowel bestuur als het bestuursbureau te waarborgen. Het bestuur heeft daarom een
aantal aanvullende maatregelen vastgesteld om dit
risico verder te reduceren en nog beter te beheersen.
Zo is er een commissiestructuur ingericht, is er een
extern bestuurslid aangetrokken deskundig op het
gebied van vermogensbeheer en is er een externe
onafhankelijk voorzitter en adviseur aangetrokken
voor de risicomanagement commissie.
Taken, verantwoordelijkheden en processen worden
verder geformaliseerd en vastgelegd. De implementatie hiervan vindt in 2014 plaats.
Operationele risico’s uitbestedingsrelaties
Voorbeelden van operationele risico’s bij uitbestedingsrelaties zijn ontoereikende procedures met
betrekking tot de afhandeling van beleggingstransacties of pensioenuitkeringen en het ontbreken
van functiescheiding, maar ook IT-risico’s zoals
systeemuitval en onvoldoende back-up faciliteiten.
Als gevolg van deze operationele risico’s kunnen zich
zowel financiële als reputatie schades voordoen.
Het beleid van het fonds is erop gericht om dit risico
zo goed als mogelijk te reduceren en te beheersen.
Met de pensioenuitvoerder is een verbeterplan
opgesteld, welke door het bestuursbureau nauw
gemonitord wordt. Daarnaast stelt het bestuur eisen
aan de uitbestedingsrelaties welke zijn vastgelegd
in het werkboek governance. Er vinden periodieke
overleggen plaats met alle uitbestedingsrelaties en
de uitvoerder rapporteert door middel van een SLA
rapportage over de dienstverlening en voortgang
van het verbeterplan.
Bij de bepaling van het vereist vermogen past het
pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe.
In dat model wordt het operationeel riisico vooralsnog op nihil gesteld.
Systeemrisico
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale
financiële systeem (de internationale markten) niet
langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar
zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen
verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit
risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
Handhavingsrisico (verplichtstelling)
Het handhavingsrisico is het risico dat werkgevers
niet zijn aangesloten bij Hibin, terwijl zij dit volgens
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wel verplicht zijn. Er heeft in
deze situatie geen premiebetaling plaatsgevonden,
terwijl een deelnemer wel aanspraak kan doen bij
Hibin op de uikering. Het bestuur acht dit een zeer
belangrijk risico.
In de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) is vastgelegd
dat het georganiseerde bedrijfsleven een verzoek
tot verplichtstelling, wijziging of intrekking van die
verplichtstelling kan doen. Met andere woorden:
cao-partijen spelen een centrale rol bij de totstandkoming van de verplichtstelling; zonder hen is een
verplichtstelling niet mogelijk. Gevolg van de
verplichtstelling is onder meer dat werkgevers
en werknemers verplicht zijn de statuten en
de reglementen van het fonds na te leven.
Door verplichtstelling van de deelneming in
het fonds wordt deze deelneming voor iedereen
gelijkgesteld met een deelneming op grond van
een pensioentoezegging.
Werkgevers zijn op grond van het verplichtstellingsbesluit en de Wet Bpf 2000 verplicht om zich uit
eigen beweging aan te sluiten bij Bpf HiBiN wanneer
zij werkzaam zijn in de sector die onder het verplichtstellingsbesluit vallen. Er rust op deze werkgevers
een zelfstandige onderzoeksplicht om de aansluiting
te bewerkstelligen en wanneer er onduidelijkheid is
behoort de werkgever actief Bpf HiBiN, te benaderen
om duidelijkheid over al dan niet verplichte aansluiting te verkrijgen.
JAARVERSLAG 2013 75
Op grond van de verplichtstelling en de Wet Bpf 2000
is Bpf HiBiN verplicht om alle mogelijke inspanningen
en acties te ondernemen om ervoor te zorgen dat
werkgevers en werknemers die onder de reikwijdte
van de verplichtstelling van Bpf HiBiN vallen, ook
daadwerkelijk worden aangesloten. De juiste (wettelijke) procedure dient hiervoor te worden gevoerd,
inclusief het versturen van premienota’s, het innen
van de premies en het desnoods invorderen van deze
premies via een dwangbevel.
Het bestuur heeft in het verslagjaar actief beleid
ontwikkeld om niet of ten onrechte aangesloten
ondernemingen op te sporen ter bescherming van
de pensioenaanspraken en pensioenrechten van alle
belanghebbenden. Hiertoe is een aparte werkgroep
ingericht. In 2014 wordt uitvoering gegeven aan dit
beleid.
Uitbestedingsrisico
Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden
uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel
wordt geschaad.
Daar het fonds veel activiteiten heeft uitbesteed aan
diverse partijen, is het uitbestedingsrisico een aandachtspunt. Het beleid van het fonds is erop gericht
om met partijen samen te werken die qua omvang
en cultuur passen bij het fonds. Bij de uitbesteding
handelt het bestuur conform artikel 34 PW, waarbij
ervoor wordt zorg gedragen dat er sprake is van een
adequate beheersing van de risico’s die zijn verbonden aan het uitbesteden van werkzaamheden door
het fonds. Er zijn selectie- en beoordelingscriteria
vastgesteld welke zijn vastgelegd in profielen. Het bestuursbureau zorgt voor de operationele aansturing
en monitort in eerste instantie alle uitbestedingsrelaties. Op regelmatige basis vinden er gesprekken
plaats met de uitbestedingsrelaties over de kwaliteit
van de dienstverlening. Minimaal een bestuurslid
zal hier vanaf 2014 permanent bij aanwezig zijn. Het
uitbestedingsbeleid wordt in 2014 verder geformaliseerd en vastgelegd.
Juridisch risico
Het juridisch risico is het risico samenhangend met
(veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar
rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat
contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Het beleid is erop gericht
het juridisch risico zo veel mogelijk te reduceren en te
beheersen.
Zo worden alle contracten, overeenkomsten en SLA
afspraken getoetst door externe juristen, is er een
contractenregister opgesteld en is de monitoring van
de naleving van (nieuwe) wet- en regelgeving ook uitbesteed aan diverse uitbestedingspartijen. Er vinden
periodieke evaluaties plaats van de contracten en is
een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Tevens
is de klachten- en geschillenregeling ingeregeld. Het
bestuursbureau is verantwoordelijk voor het informeren van het bestuur over al deze aspecten.
Integriteitsrisico
Het integriteitsrisico is het risico dat de integriteit het fonds wordt beïnvloed als gevolg van niet
integere, onethische gedragingen van bestuursleden
en medewerkers dan wel van de leiding van uitbestedingspartijen, in het kader van wet- en regelgeving
en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Het beleid is erop gericht dit risico
zo veel mogelijk te reduceren en eisen te stellen aan
bestuursleden en uitbestedingspartijen. Daarnaast
heeft het bestuur een maatschappelijk verantwoord
beleggingsbeleid vastgesteld en geïmplementeerd.
Ter voorkoming van de mogelijke verstrengeling van
belangen en van misbruik of oneigenlijk gebruik van
de bij het fonds aanwezige informatie is er een gedragscode opgesteld. De gedragscode is van toepassing op ieder bestuurslid en de leden van de commissies van het fonds. Het bestuur van het fonds heeft
een onafhankelijke compliance officer aangesteld
die toezicht houdt op de naleving van de gedragscode. Het integriteitsrisico bij uitbestedingsrelaties
wordt meegenomen en besproken in de periodieke
gesprekken dan wel bij nieuwe of het verlengen van
contracten.
JAARVERSLAG 2013 76
Communicatierisico
Het communicatie risico is het risico dat door
onvoldoende, onjuiste of onvolledige communicatie
de deelnemer niet goed wordt geïnformeerd.
Het bestuur vindt duurzame communicatie naar
deelnemers en andere stakeholders van groot
belang. Het beleid van het fonds is de laatste jaren
aangescherpt. Om de risico’s als gevolg van het
gedrag en de verwachtingen van de deelnemers te
beheersen is het communicatiebeleid ontwikkeld.
De communicatie van het fonds voldoet minimaal
aan de eisen van pensioenwet en pension fund
governance. Daarnaast stelt het fonds specifieke
eisen zoals het rekening in de communicatie met
de diversiteit van de doelgroepen. Het bestuur
heeft een extern communicatiebedrijf aangesteld
en zet moderne communicatiemiddelen als social
media en de Pensioenapp in ter verhoging van de
effectiviteit. De effectiviteit van de communicatie
wordt periodiek getoetst.
9.5.8 Niet in de balans opgenomen
activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen
Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst
afgesloten met Syntrus Achmea tot en met
31 december 2014.
Het fonds heeft met de vermogensbeheerder
Syntrus Achmea Real Estate & Finance een
beheerovereenkomst afgesloten tot en met
31 december 2014.
Op 1 maart 2010 is een nieuwe overeenkomst voor
vermogensbeheer aangegaan voor onbepaalde tijd
met Lombard Odier Darier Hentsch & Cie
(Nederland) N.V. De overeenkomst kan door het fonds
met onmiddellijke ingang en zonder opzegtermijn
worden opgezegd. Voor de vermogensbeheerder
geldt een opzegtermijn van 3 maanden.
Investering- en stortingsverplichtingen
Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen
bestaan per balansdatum de volgende investeringsen stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen):
2013
2012
€
€
295.000
605.000
295.000
605.000
Syntrus Achmea Real Estate & Finance
Vastgoed Beleggingsfondsen
Derivaten
Voor de contractomvang van de derivaten wordt
verwezen naar de toelichting behorende tot de
jaarrekening 2013 paragraaf 9.5.1 Beleggingen
voor risico fonds.
JAARVERSLAG 2013 77
9.5.9 Verbonden partijen
Transacties met bestuurders
Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar 9.6.5. Er zijn geen leningen verstrekt aan,
noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De directeur en medewerkers van
het bestuursbureau nemen wel deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds, op basis
van voorwaarden in de pensioenregeling.
9.6Toelichting op de staat van baten en lasten
Werkgevers- en werknemersgedeelte
Mutaties voorziening dubieuze debiteuren
Afschrijving premievorderingen
2013
2012
€
€
29.964.000
31.831.000
29.964.000
31.831.000
-1.116.000
104.000
-40.000
-162.000
-1.156.000
-58.000
28.808.000
31.773.000
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
2013
2012
€
€
Kostendekkende premie
29.434.000
33.789.000
Feitelijke premie
29.964.000
31.252.000
15.987.000
18.838.000
Gedempte kostendekkende premie
De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van
31 december 2012 gepubliceerd door DNB). Het fonds hanteert voor de jaarlijkse toetsing van de hoogte
van de kostendekkende premie een gedempte kostendekkende premie. Bij het vaststellen van de
gedempte kostendekkende premie is voor het verslagjaar 2013 uitgegaan van een gemiddelde (vaste)
rekenrente van 5,30%. De feitelijke premie is in 2013 hoger dan de gedempte premie. De aan het boekjaar
toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord.
JAARVERSLAG 2013 78
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord.
De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Kosten pensioenopbouw incl. mutatie excassokosten
Pensioenuitvoeringskosten
Solvabiliteitsopslag
2013
2012
€
€
25.569.000
28.896.000
1.159.000
1.860.000
2.706.000
3.033.000
29.434.000
33.789.000
2013
2012
€
€
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:
Kosten pensioenopbouw incl. mutatie excassokosten
13.409.000
15.354.000
Pensioenuitvoeringskosten
1.159.000
1.860.000
Solvabiliteitsopslag
1.419.000
1.624.000
15.987.000
18.838.000
De toeslagverlening is voorwaardelijk en daarom geen onderdeel van de kosten pensioenopbouw.
De pensioenuitvoeringskosten volgen uit de staat van baten en lasten. De solvabiliteitsopslag 2013
wordt berekend door het percentage vereist vermogen per 31 december 2012 te vermenigvuldigen
met de kosten pensioenopbouw.
Er is geen sprake van premiekortingen dan wel premieopslagen.
JAARVERSLAG 2013 79
9.6.2 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2013
Vastgoedbeleggingen
Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings­
beleggings­
vermogens-
opbrengsten
opbrengsten
beheer
€
€
€
Totaal
€
859.000
-772.000
-86.000
1.000
2.559.000
12.827.000
-605.000
14.781.000
Vastrentende waarden
8.813.000
-20.043.000
-1.600.000
-12.830.000
Derivaten
5.394.000
-18.395.000
-
-13.001.000
-338.000
-739.000
-5.000
-1.082.000
17.287.000
-27.122.000
-2.296.000
-12.131.000
Totaal
Aandelen
Overige beleggingen
2012
Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings­
beleggings­
vermogens-
opbrengsten
opbrengsten
beheer
€
€
€
€
Vastgoedbeleggingen
881.000
-956.000
-90.000
-165.000
Aandelen
776.000
16.689.000
-450.000
17.015.000
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
7.247.000
20.325.000
-1.259.000
26.313.000
31.422.000
-2.720.000
-
28.702.000
30.000
205.000
-
235.000
40.356.000
33.543.000
-1.799.000
72.100.000
2013
2012
€
€
De kosten van vermogensbeheer bedragen in 2013 € 2.296.000 (2012: € 1.799.000).
9.6.3 Overige baten
Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
Winstaandeel uit hoofde van herverzekering
756.000
61.000
-
130.000
756.000
191.000
JAARVERSLAG 2013 80
9.6.4Pensioenuitkeringen
2013
2012
€
€
Ouderdomspensioen
5.956.000
6.306.000
Prepensioen
3.908.000
4.009.000
Partnerpensioen
2.566.000
2.496.000
Wezenpensioen
Invaliditeitspensioen
Afkopen
77.000
49.000
457.000
495.000
13.465.000
986.000
26.429.000
14.341.000
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 451,22 (2012: € 438,44) per jaar
(de afkoopgrens) overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66). De post Overige betreft de afkopen die
gedaan zijn in het kader van het project afkoop kleine pensioenen.
9.6.5Pensioenuitvoeringskosten
Bestuurskosten
Administratiekostenvergoeding
2013
2012
€
€
165.000
158.000
869.000
895.000
Advieskosten
142.000
85.000
Actuariskosten
110.000
165.000
Accountantskosten
26.000
27.000
Contributies en bijdragen
60.000
76.000
Personeelskosten Bestuursbureau
100.000
110.000
Pensioencommunicatie
186.000
213.000
113.000
131.000
1.771.000
1.860.000
Overig
Bezoldiging personeelsleden
Het fonds heeft in 2013 2 FTE’s in dienst (in 2012
2 FTE). De beheeractiviteiten worden op basis van
een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel
in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan
wel vermogensbeheerder. De kosten bestuursbureau
bestaan voor € 190.000 (2012: € 175.000) aan
lonen (162.966.000), sociale lasten (17.817.000)
en pensioenkosten (9.070.000). In 2013 heeft het
bestuursbureau circa € 90.000 (2012: 65.000)
besteed aan beleggingen.
Bezoldiging bestuurders
De transacties met bestuurders hebben betrekking
op de vergoedingen voor de werkzaamheden
verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit
vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten
en overige bestuurskosten 2013: € 165.000
(2012: € 158.000). Afgezien hiervan zijn geen
bezoldigingen toegekend.
JAARVERSLAG 2013 81
Honoraria accountant
Accountant
Overig netwerk
Totaal
€
€
€
26.000
-
26.000
26.000
-
26.000
27.000
-
27.000
27.000
-
27.000
2013
Controle van de jaarrekening
2012
Controle van de jaarrekening
9.6.6Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel
berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is
het effect op de voorziening pensioenverplichtingen
van de in het verslagjaar opgebouwde nominale
rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hier inbegrepen het effect van
de individuele salarisontwikkeling.
9.6.7 Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351%
(2012: 1,544%), zijnde € 1.905.000 (2012: € 7.738.000).
Het rentepercentage is afgeleid van de éénjaarsrente
uit de rentetermijnstructuur per begin van het
boekjaar zoals gepubliceerd door DNB.
9.6.8 Onttrekking pensioen­
uitkeringen en pensioen­
uitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden
vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de
voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit
hoofd opgenomen afname van de voorziening
betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de
financiering van de verwachte pensioenuitkeringen
in de verslagperiode.
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het
bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel
berekend en opgenomen in de voorziening
pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het
bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering
van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
JAARVERSLAG 2013 82
9.6.9 Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde
van de technische voorzieningen herrekend door
toepassing van de actuele rentetermijnstructuur.
Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd
wijziging marktrente.
9.6.10 Wijziging overige actuariële
uitgangspunten
De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten
behoeve van de berekening van de actuele waarde
van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van
veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven,
arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor
de populatie van het pensioenfonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent
onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van
schattingen en oordelen door het bestuur van het
pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt
verantwoord in het resultaat op het moment dat de
actuariële uitgangspunten worden herzien.
De grondslag voor overlevingskansen gebaseerd
op de Prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel
Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2012-2062
houdt rekening met de voorzienbare trend in
overlevingskansen van de gehele Nederlandse
bevolking. De algemene sterftekansen die volgen
uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in
verband met ervaringssterfte.
Een aantal deelnemers heeft een uitruilbaar nabestaandenpensioen. Met ingang van 2013 wordt
hiervoor anders gereserveerd. Dit heeft een effect
op de Technische voorziening van 784.
2013
2012
€
€
Inkomende waardeoverdrachten
-410.000
-5.000
Uitgaande waardeoverdrachten
1.123.000
4.000
713.000
-1.000
Saldo overdrachten van rechten
Subtotaal
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Toevoeging aan de technische voorzieningen
Onttrekking aan de technische voorzieningen
Totaal overige resultaten
Saldo overdracht van rechten
450.000
-
-1.200.000
-5.000
-750.000
-5.000
-37.000
-6.000
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar
van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers,
die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het
pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije
pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd.
JAARVERSLAG 2013 83
9.6.12 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
2013
2012
€
€
Kanssystemen
Sterfte
-2.700.000
-527.000
Arbeidsongeschiktheid
-1.744.000
-1.349.000
Mutaties
-1.164.000
2.350.000
-5.608.000
474.000
2013
2012
€
€
Totaal
9.6.13 Mutatie overige technische voorzieningen
Mutatie spaarfonds gemoedsbezwaarden
Mutatie voorziening toeslag aanvullend invaliditeitspensioen
41.000
8.000
-
-56.000
41.000
-48.000
2013
2012
€
€
447.000
577.000
447.000
577.000
9.6.14 Overige lasten
Premies uit hoofde van herverzekering
JAARVERSLAG 2013 84
9.6.15 Belastingen
De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader
van de vennootschapsbelasting.
Breda, 26 juni 2014
A.N. Slingerland
bestuurslid
C. Lonsain
vice voorzitter bestuur a.i.
9.7 Statutaire regeling omtrent de bestemming
van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de
statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel voor de bestemming
van het saldo van baten lasten over 2012 is opgenomen onder staat van baten en lasten.
9.8 Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
9.9 Actuariële verklaring
Actuariële verklaring: pagina 86 en 87.
9.10 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Accountantsverklaring: pagina 88 en 89.
JAARVERSLAG 2013 85
JAARVERSLAG 2013 86
JAARVERSLAG 2013 87
JAARVERSLAG 2013 88
JAARVERSLAG 2013 89
jaarverslag
2013
1
2
Voorwoord
Informatie over
Bpf HiBiN
3
Meerjarenoverzicht
kerncijfers en kengetallen
4
Financiële situatie
en indexatie
5
Solvabiliteit en integraal
risicomanagement
6
Beleggingen
7
Premie en pensioenuitvoeringskosten
8
Pensioencommunicatie
9
Overige gegevens
Moeilijke woorden
JAARVERSLAG 2013 90
moeilijke
woorden
Abtn (Actuariële en bedrijfs-
technische nota)
Een door de wet voorgeschreven nota waarin de hoofdlijnen van de
pensioenregeling(en), de financiële opzet, actuariële grondslagen,
de sturingsmiddelen, het indexatie- en het beleggingsbeleid en de
organisatorische opzet van het pensioenfonds zijn beschreven.
Aandelenrisico
Aandelenrisico doet zich voor bij beleggingen waarvan de waarde gevoelig is
voor bewegingen in marktprijzen, welke worden weergegeven door beursgraadmeters. Dit betreft niet alleen aandelen, maar ook indirect vastgoed,
beleggingen in niet-beursgenoteerde fondsen, grondstoffen en derivaten.
Fondsbeleid
Het aandelenrisico wordt in principe, gelet op het ambitieniveau van het fonds,
niet afgedekt omdat het fonds ervan uitgaat dat aandelen op langere termijn
waarde toevoegen. De strategische omvang van het belang in aandelen in de
rendementsportefeuille wordt bepaald door lange termijn ALM analyses.
Pensioen HiBiN belegt voor zo’n 50% in risicovolle zakelijke waarden, onderverdeelt in aandelen, specialties (zoals bedrijfsobligaties, converteerbare
obligaties en obligaties opkomende markten) en alternatives (zoals vastgoed
en grondstoffen). De verdeling naar regio en sectoren loopt in de pas met de
gemiddelde waarden van vergelijkbare portefeuilles (de zogenaamde benchmark), met een lichte overweging (dat wil zeggen meer dan het gemiddelde)
in financiële instellingen. Over heel 2012 werd een positief resultaat geboekt
van 3,49% met als negatieve uitschieter het vastgoed.
Activakant
De linkerkant van de balans, waarop de bezittingen van het fonds staan.
Aan de rechterkant, de passivakant, staat hoe deze middelen gefinancierd zijn.
AG Prognosetafel (sterftetafel) is afgeleid uit sterftetabellen die aangeven hoeveel
ALM analyses
ALM, of Asset Liability Management, kan een pensioenfonds helpen bij het
kiezen van de beleggingsmix, de wijze van financieren van de pensioenregeling
en/of het financieren van toeslagen.
ALM studie
Onder een ALM studie verstaan we het bestuderen c.q. afstemmen van de
verplichtingen en de beleggingen van een pensioenfonds. Op de resultaten
van deze studie wordt het beleggingsbeleid gebaseerd.
• Een ALM-studie kent de volgende aspecten:
• Het in kaart brengen van de financiële stromen;
• De simulatie van toekomstige financiële posities;
• De samenhang met de economische omgeving en
• De vergelijking van beleidsvarianten.
(Actuarieel Genootschap) personen na x jaar in leven zijn vanuit een standaard aantal 0-jarigen.
prognosetafels De naam van de tafel geeft aan over welk waarnemingstijdvak de gegevens
2012 – 2062 zijn verkregen.
Cao partijen
Werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties (vakbonden) waarvan de
vertegenwoordigers namens de eigen achterban de onderhandelingen over een
collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voeren; partij in een cao-overleg.
JAARVERSLAG 2013 91
Countervailing power
Countervailing power is het kunnen bieden van tegenwicht door kennis, inzicht
en professionaliteit.
Dekkingsgraad
De verhouding tussen enerzijds het aanwezige vermogen en anderzijds
de contante waarde van de pensioenaanspraken en –rechten (de pensioenverplichtingen).
Dekkingstekort Op grond van de Pensioenwet is er sprake van een dekkingstekort bij
pensioenfonds HiBiN als de dekkingsgraad minder bedraagt dan 104,9%.
Komt de dekkingsgraad van het pensioenfonds op basis van een herstelplan
binnen drie jaar niet boven deze 104,9%, dan moet het pensioenfonds
maatregelen nemen om uit het dekkingstekort te komen. Daarbij is de
uiterste maatregel het korten (ook wel ’afstempelen’ genoemd) op de
aanspraken en uitkeringen.
Fiduciair manager
Hierbij kan worden gedacht aan de bundeling van een aantal diensten,
zoals strategische advisering, portefeuillemanagement, rapportering en
risicomanagement. Fiduciair management is een vorm van uitbesteding
waarbij de fiduciair manager handelt binnen een mandaat.
FIRM systematiek De Financiële Instellingen Risico Methode biedt voor een pensioenfonds
een goed uitgangspunt voor het benoemen van alle belangrijke financiële en
niet-financiële risico’s. Uitgangspunt bij FIRM is het opstellen van een integraal
risicoprofiel en het per risicocategorie het gewenste risiconiveau vaststellen,
ofwel het meten en beheersen van risico’s.
Fondsspecifieke risico’s Inflatierisico, valutarisico, liquiditeitsrisico. Deze risico’s worden achtereenvolgens nader toegelicht. Hierbij wordt eerst een algemene definitie van het
risico gegeven, waarna het fondsbeleid en de beheersmaatregelen voor het
betreffende risico worden toegelicht.
Franchise
Bij een pensioenregeling is de franchise dat deel van het salaris waarover
geen pensioen wordt opgebouwd. Dit bedrag (de franchise) wordt van het
salaris afgetrokken voordat de pensioenpremie berekend wordt. Er wordt
alleen premie betaald en pensioen opgebouwd over het deel van het salaris
dat boven de franchise ligt.
Gedempte kostendekkende
premie De kostendekkende premie is de premie die nodig is voor een adequate
prijsstelling. Hiermee wordt voorkomen dat een pensioenfonds op voorhand te maken krijgt met tekorten. De kostendekkende premie mag worden
gedempt (verlaagd) op basis van een gemiddelde rente of rendement uit
het verleden of het te verwachten rendement voor de toekomst.
Governance
aspecten Waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht
van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie
van beleidsdoelstellingen.
Herstelplan
Plan van aanpak waarin het pensioenfonds laat zien welke maatregelen
het neemt om de dekkingsgraad te verbeteren. Het korte termijn herstelplan
bevat maatregelen om binnen drie jaar (tijdelijk vijf jaar) weer een minimale
dekkingsgraad van 104,9% te hebben. Het lange termijn herstelplan bevat
maatregelen om binnen vijftien jaar weer te beschikken over het vereist
eigen vermogen (voor Bpf HiBiN een dekkingsgraad van minimaal 110,6%).
JAARVERSLAG 2013 92
Indexatie/
toeslagverlening Eén van de doelen van het Bpf HiBiN is om ook de verwachte prijsstijging
met de pensioenen op te vangen. Dit noemen we indexeren. Als het fonds een
dekkingsgraad lager dan 104,9% heeft, is het niet mogelijk om te indexeren.
Er zou dan een te grote wissel worden getrokken op alle deelnemers. Bij een
dekkingsgraad tussen 104,9% en 110,6% is hooguit een gedeeltelijke indexatie
mogelijk. Bij een dekkingsgraad boven het vereist eigen vermogen (110,6%
of hoger) kan het fonds wel de volledige indexatie toepassen zonder direct
weer in de problemen te komen.
Inkooppremie voor de pensioenrechten
Dit is de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van nieuwe
pensioenverplichtingen (onderdeel van de kostendekkende premie).
Lineair indexatie
Prijzen en lonen stijgen in de loop der jaren. Daarom probeert Pensioenfonds
HiBiN de opgebouwde en ingegane pensioenen ook jaarlijks te laten stijgen.
Dit gebeurt door het verlenen van een zogeheten ’toeslag’ of ’indexatie’.
Indexatie is dus belangrijk om de koopkracht van het pensioen op peil te
houden. Dat geldt voor ingegane pensioenen maar net zo goed voor het
pensioen in de opbouwfase. Helaas kan indexatie lang niet altijd plaatsvinden.
Matching portefeuille Wanneer een pensioenfonds aanzijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen
uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen.
Het afstemmen van de beleggingen op de pensioenverplichtingen noemt men
’matching’. De bijbehorende beleggingsportefeuille noemt men ’matching
portefeuille’.
Niet liquide
Moeilijk te verkopen (lastig verhandelbaar) ook wel illiquide genoemd.
Pensioenverplichtingen
De pensioenverplichtingen, dus de toegezegde pensioenen, moeten contant
gemaakt worden, zegt de formule. Alleen op deze manier kunnen we de
verhouding berekenen tussen het belegd vermogen, wat er nu in het fonds zit,
en de toezeggingen. Wat is nu precies contant maken?
Een rekenvoorbeeld maakt dat duidelijk:
Stel de rente is 4% en wij moet u over één jaar € 1.040 pensioen betalen.
Dan moet het pensioenfonds nu € 1.000 in kas hebben, dat is dus de contante
waarde bij één jaar en 4% rente. Immers, door de 4% rente is de € 1.000 na één
jaar met € 40 aangegroeid. Voor alle afzonderlijke pensioenen binnen
Bpf HiBiN berekenen wij dan ook de contante waarde.
Performancetoets
Het gemiddelde van door een bedrijfstakpensioenfonds behaalde beleggingsresultaten, gemeten over een langere periode. De performancetoets wordt
bepaald door de som van opeenvolgende jaarlijkse Z-scores, gedeeld door de
wortel van het aantal jaren.
Rebalancing
Stel: een pensioenfonds is ooit gestart met een belegging voor 50% in aandelen
en voor 50% in obligaties. Doordat de aandelenkoersen flink zijn gestegen, is de
verhouding ondertussen 70% aandelen tegen 30% obligaties geworden.
Rebalancing is het weer in evenwicht brengen van de beleggingen, omdat het
risicoprofiel door de scheve groei niet meer in overeenstemming is met de
doelstellingen.
JAARVERSLAG 2013 93
Rente afdekking
Een pensioenfonds belegt om nu en straks alle pensioenen uit te kunnen
betalen. Deze verplichtingen worden gewaardeerd tegen de marktrente.
Dit betekent dat als de rente daalt dat de verplichtingen stijgen. Het fonds
heeft dus last van een rente die stijgt of daalt. Vooral een lagere rente is erg
vervelend, want als de verplichtingen stijgen dan daalt de dekkingsgraad.
Omdat dit risico van een lagere dekkingsgraad niet wenselijk is, dekken we
een deel van het risico af door gebruik te maken van financiële producten.
Doordat niet het hele renterisico is afgedekt, heeft de rente wel invloed op
de dekkingsgraad.
Renterisico
Een van de belangrijkste marktrisico’s voor pensioenfondsen is renterisico.
Renterisico ontstaat doordat de looptijd van de pensioenverplichtingen van
nature groter is dan de looptijd van de beleggingen. De pensioenuitkeringen
die een gemiddeld pensioenfonds aan zijn deelnemers moet voldoen liggen
over het algemeen namelijk tot ver in de toekomst, terwijl de inkomsten uit
beleggingen, om de pensioenuitkeringen te financieren, in de praktijk vaak
een kortere horizon hebben. Hierdoor hebben verplichtingen een hogere
rentegevoeligheid (duration) dan beleggingen. Deze rentemismatch leidt bij
renteschommelingen tot een sterk beweeglijke (volatiele) dekkingsgraad.
Rentetermijn-
structuur
Laat de looptijd zien van een vastrentende belegging, zoals een staatsobligatie. Een normale rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop.
Wanneer iemand zijn geld voor een langere periode uitleent, zal de
vergoeding hoger zijn dan bij een kortere termijn.
Reservetekort
Pensioenfondsen moeten extra vermogen aanhouden om bepaalde risico’s op
te vangen. Te denken valt aan het risico van waardedaling van de aandelen en
andere beleggingen of een daling van de rente. Ook loopt een pensioenfonds
het risico dat mensen langer leven dan verwacht. Voor al deze risico’s heeft
De Nederlandsche Bank minimale eisen gesteld aan het extra aan te houden
vermogen. Dit wordt ook wel de benodigde dekkingsgraad genoemd. In geval
van een reservetekort moet een pensioenfonds binnen drie maanden een plan
bij De Nederlandsche Bank indienen om het reservetekort op te heffen. Dit plan
dient door De Nederlandsche Bank goedgekeurd te worden. Een pensioenfonds
heeft maximaal vijftien jaar de tijd om weer naar de benodigde dekkingsgraad toe te groeien. Net als in het geval van een dekkingstekort dragen extra
premies, rendementen op het vermogen en het (deels) achterwege laten van
indexatie bij aan het herstel van het pensioenfonds. Volgens ons herstelplan
zijn wij eind 2013 uit het reservetekort. Indien het pensioenfonds eind 2013
boven de benodigde dekkingsgraad (110,6%) uitkomt, is het weer mogelijk te
indexeren.
Return portefeuille Met de return (rendement) portefeuille wil een pensioenfonds extra
rendement genereren. Dit extra rendement kan indexatie mogelijk maken.
Risico analyse
Het renterisico is het risico dat de rentegevoeligheid en omvang van de
nominale pensioenverplichtingen afwijkt van de beleggingen. Voor een
pensioenfonds geldt dat bij een rentedaling de waarde van de pensioenverplichtingen stijgt. Renteveranderingen kunnen daardoor een groot
effect hebben op de dekkingsgraad van een pensioenfonds.
JAARVERSLAG 2013 94
Fondsbeleid
Om renterisico’s het hoofd te bieden is voor 2012 een afdekkingspercentage van
75% van het renterisico vastgesteld. De rente daalde verder, terwijl verwacht
werd dat deze zou stijgen. De beleidskeuze leverde zodoende geen positieve
bijdrage aan het resultaat in 2012. Het bedrag dat hiervoor is opgenomen in de
beleggingsreserve is € 24.485.000, dat is 4,51% van de pensioenverplichtingen.
Solvabiliteit
Het vermogen van het pensioenfonds om op langere termijn aan de
pensioenverplichtingen (zijnde de toekomstige pensioenuitkeringen) te
kunnen voldoen.
Solvabiliteitsopslag
Opslag in de pensioenpremie om op langere termijn aan de pensioenverplichtingen (zijnde de toekomstige pensioenuitkeringen) te kunnen
voldoen.
Swap
Het aangaan van een soort ruiltransactie waarbij wij rentes op termijn kopen.
In dit geval zijn dat staatsobligaties met een looptijd van langer dan 30 jaar.
Hiervoor ontvangen wij de rente van deze langlopende obligatie. Wij hebben
daarvoor kortlopende obligaties verkocht waar wij rente voor betalen.
UFR
Bij de UFR wordt de één-jaars forward rente voorbij het laatste liquide punt van
de swapcurve geëxtrapoleerd naar een constant renteniveau. In normale taal:
er wordt gerekend met een te verwachten gemiddeld rendement na ongeveer
30 jaar. Deze rente is vastgesteld op 4,2%. Voor de 30 jaar wordt nagenoeg de
werkelijke rente gebruikt. Voordeel van deze rekenmethodiek is, dat het fonds
de pensioenverplichtingen na 30 jaar op een vaste rente mag zetten.
Met andere woorden tot 30 jaar moeten wij de pensioenen contant maken met
de actuele rente. Is deze laag, dan moeten we meer in kas hebben en andersom.
Zie uitleg bij pensioenverplichtingen.
UFR rekenrente
Pensioenfondsen gebruiken de rekenrente om vast te stellen hoeveel vermogen
zij moeten aanhouden om in de toekomst aan alle pensioenverplichtingen
te kunnen voldoen. Door toepassing van de ultimate forward rate is de
rekenrente (en daarmee de dekkingsgraad) stabieler dan voorheen,
omdat juist meer met een langlopende gemiddelde rente wordt gerekend.
Uniform pensioenoverzicht Gestandaardiseerd overzicht om werknemers persoonlijke informatie te geven
over de uitkering bij pensionering, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
Zakelijke waarde
Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend
goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend.
Z-score
De beleggingsprestaties van verplichtgestelde pensioenfondsen
(zoals Bpf HiBiN) moeten jaarlijks worden getoetst. Daarvoor is een
gestandariseerde norm ontwikkeld, de Z-score. Dit is een maatstaf voor
hoe het daadwerkelijke beleggingsrendement van het pensioenfonds zich
heeft ontwikkeld in vergelijking met het rendement van de gehanteerde
benchmark (normportefeuille). Deze benchmark is een weergave van het
beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Als de Z-score positief is,
heeft het pensioenfonds een hoger resultaat behaald dan het resultaat
van de gekozen normportefeuille.
JAARVERSLAG 2013 95
Bpf HiBiN
Postbus 45
4840 aa Prinsenbeek
[email protected]
www.bpfhibin.nl
stichting bedrijfstakpensioenfonds voor
de handel in bouwmaterialen