Interview Carolien Gehrels

Carolien Gehrels, gevierd wethouder van EZ, cultuur en media
‘Glasvezelnet is geslaagd als open netwerk’
Ook Amsterdamse bedrijven in media en technologie leerden
Carolien Gehrels acht jaar lang kennen als een krachtige
wethouder die het debat aangaat. Pijnpunten van de
internetontwikkelingen mijdt niet, maar trots over het positieve
beeld van de rol van de hoofdstad overheerst. En wat Amsterdam
al niet voor moois te wachten staat met internet.
C.V.
1967 geboren: 15 december, Dronten
1986-1992 Nederlandse taal en letterkunde, Rijksuniversiteit Groningen
1992-1994 communicatiemedewerker Onze Lieve Vrouwe Gasthuis
1994-1997 adviseur bij Podium, bureau voor Educatieve Communicatie
1997-2006 Berenschot, adviseur rijksinstellingen en gemeenten
2000-2006 directeur Berenschot Communicatie. verantwoordelijk voor
citymarketing Amsterdam en Maastricht, rapport ‘Kiezen voor Amsterdam’
en marketingstrategie ‘I AMsterdam’
2006-2010 Wethouder Kunst & Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie,
Bedrijven, Deelnemingen en Inkoop, alsmede het Programma
Maatschappelijke Investeringen.
2010-2014 locoburgemeester en wethouder Economische Zaken, Kunst en
Cultuur, Waterbeheer, Monumenten, Lokale Media, Bedrijven,
Deelnemingen, Bedrijfsvoering en Inkoop.
2014 Directeur Big Urban Client (BUC) bij Arcadis
Carolien Gehrels heeft zich in acht jaar tijd als geplaatst in een rij van
sterke wethouders die Amsterdam in de loop der geschiedenis had, en van
wie er twee (Lodewijk Asscher, voorheen ook internetjurist, en Eric
Wiebes) recent nog tot de regering toetraden. Gehrels gaat terug naar
het bedrijfsleven.
Het vraaggesprek vindt plaats na een bezoek aan de fysiotherapeut
vanwege een verzwikte enkel, waarmee ze mank komt binnenlopen. En
wordt onderbroken door het toespreken van 200 stakende schoonmakers
die het Stadhuis bezetten. Op weg naar de boze stakers bespreekt ze in
de lift naar beneden met haar medewerkers de rationele tactiek om de
verongelijkte groep tevreden te stellen. Zoals dat gaat in modern
besturen.
Wat was uw eerste internetgebruik?
“Een hele moeilijke vraag, want ik heb geen scherpe eerste herinnering.
In 1994 werkte ik bij Podium en daar zal het gebruikt zijn. Het oversturen
van grote bestanden is me het meest bijgebleven, vooral bij Berenschot.
Als junioradviseur moest ik m’n werk altijd inleveren bij senioradviseurs
voor bewerking. Dat ging per floppy. Vaak moest dat privéadressen
ergens buiten Amsterdam, hele reizen bij nacht en ontij. Bestanden via
het Internet kunnen versturen was een grote vooruitgang.”
Dus vooral steeds meer gemak voor het werk, of ook privé met
bijvoorbeeld sociale media?
“Aanvankelijk vooral werk en meer en meer ook privé. Die twee soorten
gebruik zijn ook steeds meer door elkaar gaan lopen naarmate het
bestaan drukker werd. WhatsApp vind ik nu de mooiste applicatie van
internet. Ik gebruik het enorm veel.
Niet enkel is m’n werk er efficiënter van geworden maar ook privé. Met
groepjes van drie tot vijf mensen een online gesprek kunnen voeren
inclusief foto’s vind ik een verrijking. Ik denk ook echt dat het mijn
vriendschappen met sommigen heeft verdiept.”
Dat hoor je niet vaak. Eerder dat contacten diffuser worden. Technologie
ging hand in hand met vervlechting van werk en privé gedurende de
afgelopen twintig jaar? Hoe ziet u oorzaak en gevolg? En positief of
negatief?
“In elk geval heeft de technologie die vervlechting van werk en privé
mogelijk gemaakt, en volgens mij ook gestimuleerd. De persoonlijke
productiviteit van veel kantoorwerkers is enorm toegenomen dankzij
internet. In het begin van internet lag het accent op het een website voor
bedrijven, die daartoe echt gepusht werden.
Pas later is online aanwezigheid vervlochten met de bezigheden van
organisaties. Als je alleen al ziet hoe enorm het besturen van een stad als
Amsterdam is veranderd als gevolg van de efficiency en transparantie
dankzij internet.
Privé vond dat eerder plaats, maar heeft echt een grote vlucht genomen
met mobiel internet. UMTS en wifi met laptops, de afgelopen vijf jaar met
mobieltjes en sinds kort ook met tablets gaven ons unieke mogelijkheden
om veel efficiënter te werken en ook het aantal privécontacten uit te
breiden en te intensiveren.”
Filosofen debatteren of dit de mensheid en vooral de openbare ruimte ten
goede komt, maar u heeft vooral voordelen ervaren?
“WhatsApp gebruik ik met vrienden en kennissen die eveneens heel druk
bezet zijn. Bellen doe je niet meer want het komt toch ongelegen. Nu kan
ik even whatsappen: ‘Ben bij de fysiotherapeut geweest en hij heeft dit
van m’n enkel gezegd’. Of even bespreken wat we zullen eten.
Is totaal triviaal, en misschien soms overdreven. Maar het maakt het
leven prettiger en ook handig. En je ontwikkelt ook een humor bij het
medium. Dat begon met e-mail met moeizaam gebruik van emoticons,
maar daar worden we ook beter in.”
En betekent het iets dat het Benelux-kantoor van Facebook/WhatsApp
hier op de Amsterdamse gracht is gevestigd?
“Als wethouders en burgemeester vinden we dat natuurlijk fantastisch.
Het past in ons streven, in 2010 geformuleerd, om de economie meer te
richten op kennis, innovatie, research & development en toegepaste
technologie.
In de afgelopen vier jaar zijn er 480 bedrijven, goed voor 5.000 banen
naar Amsterdam gekomen. Een heel groot deel daarvan in de creatieve
schuine streep ICT-sector. Die versterken elkaar meer en meer.”
Welke rol speelt de infrastructuur daarbij?
“Het is een enorm voordeel dat hier zoveel intercontinentale kabels
landen, en dat de Amsterdam Internet Exchange het belangrijkste
internetknooppunt in de wereld is. Dat heeft weer geleid tot een
omvangrijke markt voor datacenters waar heel veel bedrijven in de regio
steeds meer profijt van hebben.”
Heeft niet elke belangrijke regio in Europa, of zelfs in de wereld, de
beschikking over goede internettoegang?
“Steeds meer bedrijven kiezen voor Amsterdam omdat het internet zo
verrekte snel is. Bijvoorbeeld de reclamebedrijven aan de grachten die
grote databestanden met hoge kwaliteit video en animaties in hoge
frequenties uitwisselen via snelle verbindingen.
Ik ben nu drie in keer in San Francisco geweest, ook bij de grote
gamingbedrijven en die zeggen allemaal: ‘elke nanoseconde is er één’. Als
je een schietspel hebt of een voetbalgame. Game-aanbieders als Sony
met Guerrilla, Playlogic en Vanguard hebben hun Europese vestiging in
Amsterdam vanwege die uitstekende datavoorzieningen.
En dan Cisco niet te vergeten met het Europese hoofdkantoor in
Amsterdam Zuid-Oost vanwege de voorzieningen.”
Cisco zou hier met vijfduizend medewerkers komen, wellicht zelfs het
dubbel en dat is toch nimmer gerealiseerd?
“Het zijn er nu duizend, geloof ik, minder dan verwacht, maar nog altijd
een ICT-reus die de keuze op Amsterdam liet vallen vanwege de goede
voorzieningen op zakelijk gebied en voor de medewerkers die hier willen
wonen. Cisco zit ook met een groot kantoor in Barcelona.”
De grote ICT-bedrijven zitten niet met Europese hoofdkantoren in
Nederland. Een Apple, Microsoft, Google, Facebook kiezen voor Ierland,
Londen, Parijs en soms Zwitserland. Is de positie van Amsterdam wel
sterker geworden door die focus vanaf 2010?
“Dat is zo, omdat Amerikaanse bedrijven menen dat Londen the place to
be is, hoofdzakelijk vanwege de taal. Dus maakten we de afgelopen vier
jaar veel acquisitiereizen naar de VS onder andere om duidelijk te maken
dat 90, 95 procent van de bevolking hier redelijk Engels spreekt.”
Tesla vestigt zich in Europa wel eerst in Amsterdam?
“Ja, mooi he? We hebben er ook eentje als dienstauto besteld als teken
dat de gemeente meegaat met haar tijd. En als teken richting Tesla dat
we de komst waarderen.
De keuze is bewerkstelligd door een directeur bij Tesla die drie jaar bij
McKinsey in Amsterdam werkte en zijn baas ervan overtuigde dat Londen
weliswaar geweldig is maar dat Amsterdam veel beter is: vanwege contact
op continentaal Europa, vanwege Schiphol als betere luchthaven.
Amerikanen komen al niet makkelijk hun land uit en als ze het doen
kiezen ze eerder voor Londen.”
Vodafone kwam naar Amsterdam-Centrum, naast TomTom. Dus
Nederlandse bedrijven met hoogwaardig en creatief werk zijn hier wel te
houden?
“Shell Research in Amsterdam-Noord viert z’n 100-jarig bestaan en groeit.
ASML koos met onderzoek voor Amsterdam, het Science Park rond het
CWI groeit. Samenwerking van faculteiten is van groot belang. Ook de
toename van datacenters gaat gestaag door.”
Ik hoorde u tijdens TedX Amsterdam drie jaar geleden bevlogen spreken
over Amsterdam Internet Exchange. Welke economische voordelen heeft
dit voor Amsterdam, en in de orde van grootte van Schiphol?
“Ams-Ix is een datapoort en een coöperatie. Het is een vereniging
waarvan de deelnemers de revenuen innen door lagere kosten. En niet
aandeelhouders die winsten afromen. Dat spreekt me enorm aan. In
Hongkong opende Ams-Ix een vestiging, in New York vorige week. In
Zuid-Amerika en Afrika zijn mogelijkheden voor expansie. Vestig je er een
in Kenia dan heeft Ams-Ix direct een belangrijke as in een nieuw wiel dat
daar ontstaat.”
Hoe beoordeelt u het lange termijn belang van de infrastructuur?
“Ams-Ix zet de traditie voort van een open infrastructuur en verspreidt
dat idee wereldwijd. Dat is belangrijk voor het hele internet. Dat maakt
het mogelijk maakt voor bedrijven om op gelijke voet data uit te wisselen
waardoor het grootse gemeenschappelijke voordeel wordt behaald.
Het is mooie dat het open is gebleven in de twintig jaar die het nu
bestaat, in weerwil van de enorme commerciële ontwikkeling van de
markt en soms druk die op Ams-Ix is uitgeoefend. Het model blijkt zelfs
geschikt voor export. En lokaal is het ook goed met fiber to the home, ook
een bekend verhaal.
Overigens is het knap lastig om nu al te voorspellen wat het belang van
ICT infrastructuur zal zijn. Toen we destijds met de waterleiding en
riolering begonnen wisten we ook niet dat daardoor de gemiddelde
levensduur zou verdubbelen.
Zo’n 110 jaar geleden begon de gemeente met de huis aan huis aanleg
van stroomdraadjes naar vooral de grote lamp boven de tafel in de
woonkamer. Men had geen idee wat er in 2014 allemaal met energie zou
worden gedaan. Zonder dat we daar in 2014 überhaupt nog over
nadenken: ziet u nog wel eens een advertentie voor een elektrische
stofzuiger of een elektrische koelkast?
En wie weet nog dat de gemeente tot begin jaren ’70 aan de Overtoom
een voorlichtingscentrum had waar je kon leren wat de voordelen waren
van elektrische wasmachines en elektrische waterkoker?”
In 2004 begon de bouw van Citynet vanuit Glasvezelnet Amsterdam
(GNA). Het was een mondiale doorbraak qua technische en
beheersstructuur, gebaseerd op openheid. Anderzijds nam Amsterdam er
snel afscheid van met nog zeer beperkt gebruik. Is Citynet volgens u
gelukt of mislukt?
‘Ik vind dat het gelukt is. Het glasvezelnet is neergelegd als open netwerk
en bij de overdracht is het behoud van die open structuur gewaarborgd
zodat elke partij in de stad er diensten op kan aanbieden tegen een
vastgesteld tarief.
Bovendien is er bij de Europese Commissie strijd gevoerd voor dit model
en zijn de zaken bij het Europese Hof gewonnen, doorbraken waar heel
Europa van profiteert.”
Wereldwijd is Citynet een voorbeeld voor de opzet van nieuwe
glasvezelnetten, zowel technologisch als qua beheer. Is die
voorbeeldfunctie belangrijk?
“Niet alleen als voorbeeld, maar vooral concreet. Amsterdam heeft een
standaard neergelegd. Net als Amsterdam in 1902 een gemeentelijk
energienet begon, later een warmtevoorziening en er ooit een
stadgirodienst begonnen is als publieke dienst. Zo zie ik het glasvezelnet
ook. In Amerika begint vrijwel alles privaat en is de publieke zeggenschap
nihil en zijn tarieven hoog.
Hier begint de gemeenten initiatieven en kan de voorwaarden bepalen.
Dat geldt ook voor mobiliteit. Wij kunnen de parkeertarieven bepalen en
laten stijgen - laten dalen gebeurt niet zo veel - wanneer we dat nodig
vinden voor een betere bereikbaarheid van verschillende stadsdelen en
kunt sturen op gebruik van auto, fiets en openbaar vervoer. Dat heeft
Amsterdam goed gedaan.
En het gebruik van glasvezel in de stad biedt grote culturele en
economische voordelen, bijvoorbeeld voor het verspreiden van video van
voorstellingen en voor het dagelijks werk van heel veel ZZP’ers. De
penetratie is groot, want het gebruik is enorm gestegen.”
Bij de overdracht aan KPN bleek dat er juist verrassend weinig concrete
aansluitingen waren gerealiseerd en abonnementen verkocht. Hoe staat
het inmiddels met dekking en gebruik?
“We hadden een paar tegenslagen. Het bedrijf dat de Europese
aanbesteding voor een belangrijk onderdeel van het glasnet won, werd
snel daarna door het moederbedrijf in de etalage gezet. Daardoor kon er
pas in 2010 echt vaart worden gemaakt. Sinds die tijd zijn er meerdere
wijken aangelegd, met nieuwe technieken waardoor het sneller en
goedkoper is geworden. Bij de afzet is de gemeente verder niet
betrokken.”
Internet min of meer in het publieke domein begonnen en logischerwijs
vercommercialiseerd. Ams-Ix heeft wel een verenigingsstructuur
behouden.
Inmiddels is het glasnet niet meer van Amsterdam, evenals het tvkabelnet verkocht en KPN en UPC verdelen de markt. Kansen verkeken op
een eigen open infrastructuur en een krachtig publiek domein?
“Je hoeft niet alles in eigen hand te hebben, bijvoorbeeld ook niet de
wegen en straten om de afwikkeling van verkeer toch te beïnvloeden.
Cruciaal is de openheid van het glasvezelnet met toegankelijkheid, want
we hebben een deelneming in het glasnet en bepaalden de voorwaarden.
Maar ik ben met je eens, je moet uitkijken voor een goed evenwicht
tussen publiek en privaat. Ik geloof in een sterke overheid die sturing
houdt. Dus heeft die man met zonnepanelen op zijn dak of coöperatieve
windmolen op IJburg moet toegang krijgen tot de warmteverdeling in de
stad. Daarom zijn we als gemeente ook nauw betrokken bij de door
Europa gesteunde proef in NieuwWest waar nu eindelijk mensen met
zonnepanelen ook energie aan hun buren mogen leveren.”
UPC is het grootste ICT-bedrijf in de regio Amsterdam, maar voerde
rechtszaken tegen Amsterdam. UPC voelt zich verbonden met de stad.
Hoe kan de verhouding worden verbeterd? Wat kan de gemeente doen
samen met UPC?
“Met UPC werken we natuurlijk net zo graag samen als met andere
bedrijven in de stad. Ze zijn bijvoorbeeld zeer gewaardeerde sponsor van
de Uitmarkt. En het gebeurt nu eenmaal vaker dat bedrijven een
rechtszaak tegen de gemeente voeren.”
Het Smart City project is het jongste voorbeeld van een krachtige aanpak
vanuit het publieke domein. De Amsterdamse universiteiten hadden graag
de tender gewonnen en zijn not amused. Terecht?
“Onze twee universiteiten doen wel mee en zijn onmisbaar. Er zijn 57
partners in tientallen projecten, en de Amsterdamse universiteiten
participeren ruimschoots. Bijvoorbeeld in energieprojecten voor zuiniger
verlichting, koelwater voor Schiphol, slimme straatverlichting.”
Is het open source kennis of levert het commercieel te exploiteren kennis
op voor Nederlandse bedrijven?
“We besteden de projecten open aan, en de technologische uitkomsten
zijn vervolgens voor iedereen beschikbaar. Maar participanten als Philips,
Liander en Cisco nemen ook deel omdat ze de innovatie voor eigen
ontwikkelingen en toegevoegde waarde gebruiken. Dat alles is straks ook
toepasbaar in andere wereldsteden als Sao Paolo of Vancouver.”
Verwacht u dat een bezitseconomie een deeleconomie zal worden, mede
dankzij online uitwisseling, en zo ja, met welke gevolgen?
“Die nieuwe economie is al flink aan de gang, maar ik zie het niet heel
snel een dominante factor worden, ofschoon het overal groeit. Ik doe zelf
mee met apparatuur delen via Peerby. Ik stimuleer als wethouder waar
mogelijk de beweging van bezit naar gebruik, bijvoorbeeld door auto-,
fiets- en botenverhuur. We maken stroom van afval.”
De creatieve sector als topsector kwam niet goed van de grond als gevolg
van heel veel kleine bedrijfjes en grote bedrijven met eigen belangen die
niet zo eenvoudig matchen. Hoe is dit vlot te trekken?
“In vergelijking met twee jaar terug loopt het project van deze Topsector
nu een stuk beter. Ik vind dat Victor van der Sijs en Valerie Frissen het
goed leiden, maar het blijft een long tail project. Je hebt inderdaad heel
veel freelancers en kleine bedrijven.
Ik geloof erg in fractalen, zoals patronen aan de Griekse kust die zich
herhalen. Zo moet je gaan werken met de creatieve Topsector. In
Amsterdam moet je mensen in buurten binden tot kleine communities, die
weer verbonden worden tot grote communities. Internet is daarvoor een
belangrijke ondersteuning. Zowel de cultuur- als de media- en ICT-sector
zijn hier in Amsterdam heel sterk. Creatieve mensen komen elkaar toch
voortdurend tegen, bijvoorbeeld in Paradiso, het Bimhuis, in de theaters.”
Informeel vormen verbanden zich sneller dan formeel via iets als
Topstructuren?
“Ja, ja, dat is de praktijk. Amsterdam is bij uitstek de stad waar heel veel
verschillende creatieve personen elkaar treffen en verbanden kunnen
vormen. De stad vormt het meest ideale fysieke sociale netwerk dat je
kunt bedenken. Bedrijven vinden elkaar als partners, maar ook
instellingen, overheden en bedrijven bundelen hun krachten. Het publieke
en private domein gaan idealiter steeds een kruisbestuiving aan.
De creatieve sector benoemen als topsector is een poging om die vorming
van verbanden op meer formele wijze te ondersteunen. Uiteraard een
moeilijk verhaal gezien de variatie van partijen, die volgens mij in niet één
sector zo groot is.
Maar vooral voor een stad als Amsterdam is het van belang dat de
kruisbestuiving tussen branches en verschillende vormen van creativiteit
nog krachtiger wordt.”
Vandaar dat u zich zo verzette tegen bezuinigingen op cultuur. Op zichzelf
zijn die schadelijk, maar ook voor de economische ontwikkeling en het
vestigingsklimaat?
“Een bloeiende cultuursector en een vloeiende economie versterken
elkaar. De combinatie zorgt dat de stad en zijn inwoners voortdurend
veranderen en innoveren. Dat maakt een stad spannend, iedereen voelt
dat ‘het’ in Amsterdam gebeurt – en wil daarbij zijn. Niet voor niets
groeien we met 10.000 inwoners per jaar, niet voor niets trekt een groot
deel van de studenten aan universiteiten elders in Nederland na hun
afstuderen naar Amsterdam. Net als ikzelf destijds.”
Amsterdam subsidieerde het congres Picnic zwaar, wat tegen het zere
been was van een commercieel congres als The Next Web.
Concurrentievervalsing, vinden ze.
“Tijdens een reis naar Silicon Valley in 2005 vroeg juist een aantal
internetondernemers aan toenmalig burgemeester Job Cohen voor een
jaar of zes steun om zo’n hoogstaand evenement te organiseren. Dat is
gelukt en Picnic is een sterk merk geworden in de wereld van nieuwe
media. Dat moet naar een volgende versie, daarover is iedereen het eens.
En elke vorm van subsidiëring is marktverstoring. Dat zie je in de culturele
sector. Als jij subsidiëring krijgt voor een boek over de geschiedenis van
Amsterdam, zegt een ander dat hij ook dat boek wil maken.”
Uit het publieke domein komen weinig substantiële bijdragen aan de
creatieve sector voort. Welke nieuwe stimulansen zou het publieke domein
kunnen bieden?
“Het is belangrijk te werken aan standaardisatie en open toegang en dat is
met de glasvezel gebeurd. Ook De Digitale Stad en de Digitale Trapveldjes
zijn heel belangrijk geweest om iets los te maken en aan te jagen.
Elke organisatie maakt cycli door. De Digitale Stad was een periode
dominant en nu zie je dat het technisch zwaartepunt van
internettoepassingen verschuift richting het Science Park gaat en de
creatieve top meer ligt bij de commerciële internetbureaus. Zo gaat dat
altijd, het publieke domein is een aanjager en het commerciële domein
neemt het stokje over. Ook TomTom heeft zijn cycli, KPN ook.
In innovatiebeleid moet je leren leven met het feit dat sommige
initiatieven lukken en andere niet. Dat een partij heel innovatief is en
vervolgens minder.
Momenteel vinden er grote veranderingen plaats in de energiesector en de
biomedische sector en pakt Amsterdam groot uit met Smart Cities in het
publieke domein met vergaande samenwerking met private partijen.”
Terugkijkend op 25 jaar internet: wat waren de belangrijkste bijdragen
van Amsterdam als overheid aan de groei en bloei, behalve een
aangenaam woon- en werkklimaat bieden voor het aantrekken van talent?
“Amsterdam heeft op allerlei momenten een bijdrage geleverd. Aan het
begin met de digitale wereldtentoonstelling ter gelegenheid van de
gemeenteraadsverkiezingen in 1994. Dat gaf De Digitale Stad een duw in
de rug. We zonden als eerste stad de raadsvergaderingen op internet uit.
Amsterdam.nl was de eerste serieuze gemeenmtelijke homepage, een
basis voor allerlei bedrijven die overheden met internet ondersteunen.
Burgers konden zich daar als eerste met trefwoorden abonneren op
gemeentelijke informatie. Dat was meteen de eerste gemeentelijke in XML
uitgevoerde app en de eerste open source app. Andere gemeenten
maakten er gebruik van.
Heel erg veel bedrijven zijn naar de stad getrokken en gebleven. We
hebben op allerlei manieren de bevolking van Amsterdam geholpen het
internet op te komen, met cursussen in buurthuizen en digitale
trapveldjes. Kinderen in bijstandsgezinnen krijgen een PC of laptop met
internetabonnement. Bijna 100 procent van de bevolking is aangesloten,
een percentage dat elders in de wereld nauwelijks wordt geëvenaard.”
Wat gaat u doen bij Arcadis?
“Ik word verantwoordelijk voor het advies aan grote steden in Europa.
Dat wil zeggen dat ik steden moet adviseren over betere omgang met
systemen, wegen, gebouwen, mobiliteit. Ik ben geen ingenieur maar
bekijk het vanuit het gezichtspunt van de belangen van de stad. Ik moet
ook de verbindingen tussen deze steden tot stand brengen.”
Welke rol speelt internet daarbij? Heeft u als wethouder fundamenten
kunnen leggen die de rol van Amsterdam internationaal heeft versterkt?
“Heeft u nog een paar uur? Internet is een onderdeel in samenhang met
technische en organisatorische aspecten. Onze Smart City aanpak heeft
internationaal veel navolging, zoals in Barcelona.
Amsterdam Smart City is georganiseerd in het publiek private programma
en op een nog zwaarder niveau in het academische
onderzoeksprogramma Amsterdam Metropolitan Solutions. Zo speelt
Amsterdam internationaal gezien ook het komende decennium een
prominente rol, een voortzetting van die rol in 25 jaar
internetgeschiedenis.”