Deze brochure bundelt de documenten (dd. 11/08/2014) die eind augustus 2014 werden toegelicht op de diocesane informatieronde voor directies. INHOUDSTAFEL 1 Specifieke aandachtspunten bij de start van het schooljaar 2014-2015 .................. 1 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel................................... 7 3 Toelatingsvoorwaarden en taalscreening ......................................................... 19 4 Inschrijvingsrecht ........................................................................................ 23 5 Leerlingenrechten ........................................................................................ 25 6 Participatie op school .................................................................................... 32 Samenstellers: Gerda Bruneel, Lien De Feyter, Ludo Guelinckx, Hugo Ruymbeke, Marc Van den Brande, Greet Vanhove, Sarah Walschot, Elien Werbrouck Eindredactie: Marijke Van Bogaert VVKBaO, Brussel, augustus 2014 1 SPECIFIEKE AANDACHTSPUNTEN BIJ DE START VAN HET SCHOOLJAAR 2014-2015 1.1 Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen 1.1.1 Een publicatie om toe te voegen aan het contract van de leerkracht Eind 2013 publiceerden we een nieuwe versie van de Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen (OKB). Net als de vorige versies willen we de bakens schetsen, een aantal krijtlijnen geven, inhoudelijke aanzetten geven bij het ontwikkelen en uitschrijven van een schooleigen opvoedingsproject. Zo’n centraal visiedocument komt dus niet in de plaats van het eigen opvoedingsproject van elke katholieke school. Het is in eerste instantie een aanzet om schoolteams, maar ook schoolbesturen en ouders te laten meedenken over hoe ze hun eigen school gestalte willen geven. We willen met de tekst ook de individuele kleuteronderwijzer en onderwijzer bereiken. Heel wat beginnende leerkrachten stellen zich ongetwijfeld volgende vragen: “Wat betekent het om in een katholieke basisschool mee te draaien? Kan ik me achter de doelen van mijn school zetten? Hoe kan ik mee het verhaal van onze basisschool schrijven? Wat houdt dat in? Wat verwacht men van mij? En waarin verschilt dit nu van scholen uit andere onderwijsnetten?” We moeten die reflectie bij onze leerkrachten blijven aanmoedigen. Dat kan op verschillende manieren. Maar misschien eerst en vooral door dit visiedocument voor alle leerkrachten ter beschikking te stellen. Waarom OKB niet toevoegen aan het contract? 1.1.2 Indeling van de opdrachten blijft behouden Ook al zijn er nogal wat argumenten om het boekje te herwerken, toch hebben we er van bij aanvang voor gekozen om de indeling van de huidige opdrachten in essentie te behouden. Dat ligt voor de hand. De inspiratiebron blijft in wezen dezelfde. Met Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen (OKB) willen we vanuit de christelijke visie een hedendaags antwoord bieden op actuele (onderwijs)noden. De gemeenschappelijke stam voor ons katholiek basisonderwijs blijven dus dezelfde vijf opdrachten. De eerste opdracht stuurt daarbij overigens de vier andere: werken aan werken aan werken aan aanpak; werken aan werken aan de schooleigen christelijke identiteit; een degelijk en samenhangend onderwijsinhoudelijk aanbod; een stimulerend opvoedingsklimaat en een doeltreffende didactische de ontplooiing van ieder kind vanuit een brede zorg; de school als gemeenschap en als organisatie. Naast de intrinsieke redenen zijn er overigens praktische argumenten om die indeling te behouden. Verschillende werkteksten voor de school zijn op die structuur geënt: de functiebeschrijvingen van het onderwijzend personeel, de visieteksten inzake beleidsvoerend vermogen. Bovendien hebben heel wat scholen bij de ontwikkeling van hun eigen opvoedingsproject de indeling overgenomen. De herwerking betekent dus niet dat je jouw schoolgebonden opvoedingsproject structureel moet gaan herwerken. 1.1.3 Inhoud geactualiseerd Inhoudelijk hebben we de opdrachten opnieuw geformuleerd en in de huidige context geplaatst. Dat betekent niet dat we elke nieuwe onderwijsevolutie hebben opgenomen in de tekst. De Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen maken deel uit Hoofdstuk 1 Specifieke aandachtspunten bij de start van het schooljaar 2014-2015 1 van een langetermijnproject, dat minder gevoelig is aan modeverschijnselen. De essentiële doelstellingen van de katholieke basisschool blijven de focus. We hebben bij deze herwerking niet alleen onderwijzers en directies van basisscholen betrokken, maar ook pedagogisch begeleiders, professoren, vicarissen en de auteurs van de vorige versie. 1.1.4 Een gewijzigd format We kozen ervoor om de boodschap van OKB op verschillende manieren voor te stellen. Op die manier komen we tegemoet aan de diverse doelgroepen en bieden we extra mogelijkheden voor de implementatie: 1.1.5 Elke opdracht krijgt als motto een Bijbelfragment. Voor de opdracht rond zorg bijvoorbeeld is dat het verhaal van de vijgenboom (Lc 13, 6-9). In de vormgeving krijgt elke opdracht een symbolische verbeelding. Die is van de hand van Koen Lemmens. Uitgangspunt voor dat kunstwerk zijn het Bijbelfragment en sleutelpassages uit de daaropvolgende opdracht. Elke opdracht wordt voorafgegaan door een brief met een verhaal van en voor de school. In die brief richten we ons rechtstreeks tot de leerkracht en appelleren we aan een herkenbare, reële situatie. De eerder theoretische tekst met een toelichting van de opdracht schetst dan het ideaalbeeld, de wenselijke situatie. In de eerste opdracht schetsen we het christelijk mens- en wereldbeeld aan de hand van twee bakens: uniciteit en verbondenheid. Zij vormen de bouwstenen van een dialoogschool. Aan de hand van die bakens wordt elke andere opdracht opgebouwd. Werken met OKB Het blijft de bedoeling om de vijf opdrachten zichtbaar te maken in het eigen project van de school. We willen dat proces ondersteunen door verdiepende informatie aan te bieden via de website. Er komt dus geen nieuwe versie van de uitdiepingsmap. Lezers van ons tijdschrift School+visie zullen wel al gezien hebben dat er in de vorige nummers telkens een opdracht is aangekaart. Je kunt met leerkrachten – individueel of in team – elke opdracht vanuit verschillende invalshoeken gaan bekijken en zo de bakens binnen elke opdracht aanwijzen: vanuit het beeld, vanuit het woord (de brief) of vanuit de opdracht zelf. Je kunt een opdracht als uitgangspunt voor een gesprek nemen of de achterliggende gedachten als elementen in een bezinning. Je kunt de beelden gebruiken bij de communicatie met leerkrachten en met ouders. De brief biedt dan weer een kans om de opdracht aan te zetten vanuit de dagelijkse realiteit van de leerkracht. We nodigen je uit om zelf eigen werkvormen te ontwikkelen en zo OKB een referentiekader te laten zijn voor je schooleigen opvoedingsproject. De pedagogische begeleidingsdienst van het bisdom zal de komende jaren de implementatie van OKB ondersteunen. Elke begeleider is immers ook een identiteitsbegeleider. Verder staat een nascholingsteam klaar om je school te professionaliseren via een nascholingstraject rond OKB. We hopen dat deze nieuwe versie van de Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen ook voor jouw school een nieuwe impuls mag betekenen. 1.2 Het geïntegreerd meersporencurriculum Dit schooljaar studeren aan de lerarenopleiding Lager Onderwijs van Thomas More (Mechelen) en in de lerarenopleiding Kleuteronderwijs van HUB-KAHO (Aalst) studenten af die opgeleid zijn binnen het geïntegreerd meersporencurriculum (GMC). Misschien Hoofdstuk 1 Specifieke aandachtspunten bij de start van het schooljaar 2014-2015 2 melden zij zich ook bij jou aan. Wat mag je van hen verwachten? Welke meerwaarde kunnen zij betekenen voor het pedagogisch project van jouw katholieke basisschool? Welke visie heeft VVKBaO over de rol die deze toekomstige leerkrachten kunnen krijgen binnen een katholieke basisschool? Het meersporencurriculum houdt in dat studenten worden opgeleid om vanuit een begeleide keuze tussen optie 1 en optie 2 volwaardig (kleuter)onderwijzer te zijn in een katholieke basisschool. Geïntegreerd betekent dat elke leerkracht wordt voorbereid om vanuit de persoonlijke en professionele identiteit samen én op een geïntegreerde manier mee te werken én vorm te geven aan de identiteit van een katholieke basisschool. Leerkracht met bevoegdheid rooms-katholieke godsdienst (optie 1) In het kleuteronderwijs: is als titularis eindverantwoordelijk voor het realiseren van de visie die in het Werkplan rooms-katholieke godsdienst voor het katholiek kleuteronderwijs in Vlaanderen wordt omschreven. Hij/zij kan de doelen van dit werkplan ook realiseren via vormen van team teaching. In het lager onderwijs: is als titularis eindverantwoordelijk voor het realiseren van de leerdoelen die in het Leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen worden omschreven. Hij/zij kan de doelen van dit leerplan ook realiseren via vormen van team teaching. Leerkracht zonder bevoegdheid rooms-katholieke godsdienst (optie 2) In het kleuteronderwijs: is als titularis mee verantwoordelijk voor het realiseren van de visie die in het Werkplan rooms-katholieke godsdienst voor het katholiek kleuteronderwijs in Vlaanderen wordt omschreven. Hij/zij realiseert die visie alleen via vormen van team teaching. In het lager onderwijs: is als titularis mee verantwoordelijk voor het realiseren van de leerdoelen die in het Leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen worden omschreven. Hij/zij realiseert doelen van dit leerplan alleen via vormen van team teaching met een leraar die bevoegdheid rooms-katholieke godsdienst heeft. De visie van VVKBaO aangaande het geïntegreerd meersporencurriculum vind je in het tweede nummer van School+visie (jaargang 2011-2012) en in het oktobernummer van Forum (jaargang 2011-2012). Voor meer inhoudelijke informatie over het gevolgde curriculum of de begeleiding van deze studenten kun je terecht bij de verantwoordelijken van het GMC in de hogescholen: Chris Velghe, [email protected] Jo Van Schoors, [email protected] Jan Blancke, [email protected] Je kunt ook Ludo Guelinckx, pedagogisch begeleider Identiteit en Pastoraal (VVKBaO), contacteren ([email protected]). 1.3 M-decreet: een aparte inforonde 1.3.1 Waarom een nieuw decreet? Het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kent een lange voorgeschiedenis. In 2009 ratificeerde België het VN-verdrag van 13 december 2006 over de rechten van personen met een handicap. Daardoor moest de Vlaamse Regering een aantal belangrijke en noodzakelijke maatregelen treffen. Het resultaat is het M-decreet. De Vlaamse Regering ziet dat decreet als een eerste stap om Hoofdstuk 1 Specifieke aandachtspunten bij de start van het schooljaar 2014-2015 3 tegemoet te komen aan de huidige knelpunten en aan de gewijzigde beleidscontext in afwachting van de realisatie van leerzorg op langere termijn. Met het decreet wil de minister maatregelen nemen voor het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Die leerlingen belanden nu nog te vaak en te snel in het buitengewoon onderwijs. Het doel van het M-decreet is dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften les volgen in het gewoon onderwijs. Concreet wil dat zeggen dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zich kunnen inschrijven in het gewoon onderwijs en dat daarbij aan scholen redelijke aanpassingen kunnen gevraagd worden. Het decreet treedt in werking op 1 januari 2015 voor inschrijvingen die betrekking hebben op het schooljaar 2015-2016, met uitzondering van de artikelen over CABO, de programmatie van het buitengewoon onderwijs en de omschrijving van de types binnen het buitengewoon onderwijs. 1.3.2 Waar staan we nu? De meeste katholieke basisscholen maken al enkele jaren bewust en doelgericht werk van een degelijke zorgvisie en een geïntegreerd zorgbeleid. Veel scholen hanteren daarvoor het Vademecum zorg van VVKBaO. Dat is gebaseerd op de principes van handelingsgericht werken en een zorgcontinuüm in vier fasen. Scholen die zo werken, hebben reeds een voorsprong genomen. Ze kennen begrippen als brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg. Differentiëren, remediëren, compenseren en dispenseren zijn voor hen ook niet onbekend. 1.3.3 Een speciale informatieronde Het M-decreet heeft heel wat gevolgen. Om die te duiden zal VVKBaO in samenwerking met VVKBuO op het einde van dit burgerlijk jaar een inforonde opzetten en wel op volgende data: Mechelen-Brussel: dinsdag 14 oktober 2014 Gent: vrijdag 7 november 2014 Hasselt: vrijdag 21 november 2014 Brugge: donderdag 4 december 2014 Antwerpen: donderdag 11 december 2014 Inhoudelijk komen er volgende punten aan bod: visie op onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften het zorgcontinuüm de toelatingsvoorwaarden tot het buitengewoon onderwijs de gewijzigde structuur van het buitengewoon onderwijs het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs en de (dis)proportionaliteit met betrekking tot redelijke aanpassingen de ondersteuning die je van de pedagogische begeleiding mag verwachten. Meer informatie wordt via Ba(r)ometer verspreid. 1.4 Bestuurlijke schaalvergroting Vorig schooljaar lanceerde het VSKO de nota Krijtlijnen voor een toekomstige bestuurlijke schaalvergroting (15/11/2013). In die nota schetsen we de gemeenschappelijke principes die van belang zijn om het katholiek onderwijs van de toekomst op het bestuurlijke vlak vorm te geven. Het VSKO opteert bewust niet voor één model zodat de huidige schoolbesturen bij het uittekenen van de toekomst maximaal kunnen rekening houden met de lokale context. Hoofdstuk 1 Specifieke aandachtspunten bij de start van het schooljaar 2014-2015 4 Een belangrijk principe is dat de initiatieven in functie van schaalvergroting vertrekken van de gelijkwaardigheid van alle betrokken schoolbesturen. De nota beperkt zich tot de krijtlijnen voor het bestuurlijke niveau en doet op geen enkele wijze uitspraken over de schaalgrootte van scholen. Het is dus geenszins de bedoeling om te streven naar mastodontscholen. We raken met andere woorden niet aan de autonomie van de school op het pedagogisch-didactische vlak. De bestuurlijke schaalvergroting is in de eerste plaats een middel om de bestuurskracht van schoolbesturen te vergroten. Een schoolbestuur met een zekere schaalgrootte creëert de mogelijkheid om de verschillende beleidsdomeinen op niveau van het schoolbestuur aan te pakken en er eventueel experten voor aan te stellen. Daardoor kunnen de beschikbare middelen efficiënter worden gebruikt, verhoogt de professionaliteit, kunnen de niet-gebruikte middelen voor andere doeleinden worden ingezet en kunnen de directies zich vooral focussen op hun pedagogische kernopdracht, namelijk de optimalisering van het onderwijsproces. In de nota Krijtlijnen gaan we in op het project van de school, de rol en de rechtspersoonlijkheid van het schoolbestuur, het statuut van de schoolbestuurder. Je zult er ook beschouwingen vinden inzake de normering, de regionale verankering en de niveaugebondenheid of het niveau-overschrijdend karakter van een schoolbestuur. We zijn er ons van bewust dat dit proces heel wat tijd en inspanning zal vergen. Met het oog op de begeleiding van dit proces zetten we vanuit het basisonderwijs in samenwerking met de diocesane onderwijsdiensten al een concrete stap. We zullen de begeleiding scholengemeenschappen basisonderwijs tijdens het schooljaar 2014-2015 exclusief richten op de bestuurlijke schaalvergroting. Op basis van fusie-intenties die nu al binnen de scholengemeenschappen verwoord worden, zullen de begeleiders de besturen daarin ondersteunen. Concreet: indien jouw schoolbestuur eraan denkt om samen met andere schoolbesturen in één bestuurlijke eenheid te stappen, kan het een beroep doen op die begeleiders. Vanuit het VSKO en de Verbonden zullen we onze inhoudelijke expertise kunnen aanbieden om op diverse deelaspecten (bv. juridische structuur, patrimonium, personeelsbeleid) ondersteuning te bieden. 1.5 Verifiëringsgesprekken: ondersteuningsaanbod 1.5.1 Nood aan ondersteuning De begeleidingsdienst van het katholiek onderwijs heeft vroeger al beslist om de pedagogisch begeleiders niet aanwezig te laten zijn bij de verifiëringsgesprekken. De Raad van Bestuur PBDKO beargumenteert die beslissing vanuit de bezorgdheid dat er zo een hiërarchische relatie zou kunnen ontstaan tussen de inspectie en de begeleiding. Meer bepaald wil de Raad van Bestuur voorkomen dat de inspectie vanuit haar verslag zou dicteren wat de pedagogische begeleiding moet doen. Dat zou ingaan tegen het doorgaans vraaggestuurd karakter van de begeleidingsdienst. We stellen vast dat een aantal van onze basisscholen die met een advies 3 geconfronteerd werden, zich zeer onzeker voelen en ons laten weten dat ze ook al tijdens de verifiëringsgesprekken ondersteuning willen krijgen. Bovendien signaleert de onderwijsinspectie dat scholen van andere onderwijsnetten daarin actief worden begeleid. VVKBaO wil die scholen ondersteunen, zeker wanneer het voortbestaan van een school in het gedrang zou kunnen komen (bv. bij advies 3). Hoofdstuk 1 Specifieke aandachtspunten bij de start van het schooljaar 2014-2015 5 1.5.2 Wat mag een school verwachten? Het Verbond zal op vraag van scholen die geconfronteerd worden met een advies 3 ondersteuning bieden vóór, tijdens en na het verifiëringsgesprek. Daarvoor wordt een team samengesteld bestaande uit 1 jurist en 1 pedagoog. Wanneer het advies louter betrekking heeft op het aspect Bewoonbaarheid, Veiligheid en Hygiëne (BVH) zal stafmedewerker Hugo Ruymbeke de ondersteuning verzorgen. De pedagogen hebben inhoudelijke expertise om het oordeel van de inspectie in te schatten, de juristen kunnen de administratief-juridische contouren van een concreet advies 3 overwegen en toelichten. Scholen waarmee verifiëringsgesprekken (die tot advies 3 leiden) gepland zijn, kunnen de medewerkers van het Verbond contacteren en het doorlichtingsverslag doorsturen. Het team zal op de dag van het verifiëringsgesprek een uur op voorhand naar de school komen om het verslag door te nemen, eventuele onjuistheden recht te zetten en vragen van de school te bespreken. Het is de bedoeling dat het verslag voor de betrokkenen geduid wordt en dat de school zoveel mogelijk zelf het woord neemt tijdens het verifiëringsgesprek dat volgt. Waar nodig zullen de medewerkers van het Verbond ook het woord nemen. Na het verifiëringsgesprek volgt er indien gewenst een nabespreking. VVKBaO neemt ten slotte contact op met de schooleigen pedagogisch begeleider om de bevindingen te bespreken met het oog op ondersteuning van de school. 1.5.3 Bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne (BVH) Om schoolbesturen en directies te helpen bij het opstellen van een verbeterplan na een negatieve doorlichting rond bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne, stelt het Verbond enkele documenten ter beschikking. Die documenten kunnen gebruikt worden na overleg met de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk of met een andere externe organisatie. Document Document Document Document 1: 2: 3: 4: Sjabloon verbeterplan BVH Handleiding bij het gebruik van het sjabloon verbeterplan BVH Controlelijst BVH van de inspectie Controlelijst inspectie: uitleg per onderzoeksvraag Die documenten vind je terug op www.vvkbao.be (> administratief-juridisch > school > veiligheid en gezondheid > modellen >BVH). 1.5.4 Mogelijk scenario 1. Het schoolbestuur neemt telefonisch contact op met VVKBaO met een vraag naar ondersteuning. De directeur van de school stuurt het doorlichtingsverslag met eventuele vragen of bedenkingen van het schoolteam. De contactpersoon van VVKBaO is Lien De Feyter (02 507 07 64, [email protected]). 2. Het team (1 jurist en 1 pedagoog) neemt contact op met de directeur van de school om verdere afspraken te maken of om bijkomende vragen te stellen. 3. Op de dag van het verifiëringsgesprek komt het team 1 uur op voorhand om het verslag door te nemen. 4. Tijdens het verifiëringsgesprek is het team aanwezig om de school bij te staan. De school neemt zelf het woord, maar indien nodig komen de medewerkers tussen. (De school verwittigt vooraf de inspectie om hen te informeren over de aanwezigheid van de mensen van VVKBaO bij het verifiëringsgesprek.) 5. Nabespreking. 6. Communicatie naar de pedagogische begeleidingsdienst, meer bepaald naar de schooleigen pedagogisch begeleider, door VVKBaO. Hoofdstuk 1 Specifieke aandachtspunten bij de start van het schooljaar 2014-2015 6 2 NIEUWE REGELGEVING SCHOOLJAAR 2014-2015: ALGEMEEN DEEL In de tweede helft van de maand mei verscheen de eerste reeks omzendbrieven in toepassing van de afspraken die gemaakt werden in onderwijsdecreet XXIV en in toepassing van onder meer het decreet Leerlingenrechten en Participatie. De aanpassingen aan het schoolreglement bezorgden we je reeds eerder via Ba(r)ometer. In dit document vind je de belangrijkste omzendbrieven met de link ernaar, de korte inhoud en aandachtspunten. 2.1 Verschenen omzendbrieven op 1 juni 2014 2.1.1 Toelatingsvoorwaarden leerlingen in het gewoon basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13126 Vanaf het schooljaar 2014-2015 zijn er nieuwe toelatingsvoorwaarden voor kinderen die op vijf- of zesjarige leeftijd in het gewoon lager onderwijs wensen in te stappen. De klassenraad van de lagere school beslist over de toelating tot het gewoon lager onderwijs van de vijfjarigen, alsook over de toelating van de zesjarigen die het jaar ervoor onvoldoende aanwezig waren in het Nederlandstalig kleuteronderwijs (220 halve dagen). Dat betekent dat de taalproef voor kinderen die geen 220 halve dagen (of 185 voor vijfjarigen) in het Nederlandstalig kleuteronderwijs doorbrachten, wordt afgeschaft. Let op: de taalproef wordt afgeschaft, niet de taalscreening: zie 2.1.3. De afschaffing van de taalproef wordt verder verduidelijkt in de omzendbrief Betreffende de proef van de kennis van het Nederlands nodig om het lager onderwijs aan te vatten (digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14196). 2.1.2 Puntenenveloppe voor scholen en scholengemeenschappen basisonderwijs: personeelsformatie en personeelsaspecten Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13641 De scholen voor gewoon basisonderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoren, blijven recht hebben op een puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid. 2.1.3 Screening van de onderwijstaal, taaltraject en taalbad in het gewoon lager onderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14689 Vanaf 1 september 2014 moeten scholen voor elke leerling die voor het eerst in het Nederlandstalig gewoon lager onderwijs instroomt, een verplichte screening van het niveau van de onderwijstaal uitvoeren. Die screening brengt de beginsituatie van de leerling in kaart en wordt gevolgd door een aan de leerling aangepast taaltraject. Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 7 Voor leerlingen die de onderwijstaal onvoldoende beheersen om de lessen te kunnen volgen, is een taalbad van maximaal een jaar mogelijk. Via de engagementsverklaring wordt van ouders een positief engagement verwacht ten aanzien van extra initiatieven en maatregelen die de school neemt om de taalachterstand van de leerlingen weg te werken. 2.1.4 Onderwijs en initiatie in vreemde talen in het gewoon basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13480 De regeling vanaf 1 september 2014 Frans blijft verplicht in het vijfde en zesde jaar gewoon lager onderwijs en kan in Brussel verder aangeboden worden vanaf het eerste jaar gewoon lager onderwijs. Buiten Brussel kan Frans vanaf 1 september 2014 aangeboden worden vanaf het derde jaar gewoon lager onderwijs, op voorwaarde dat de leerlingen de onderwijstaal (Nederlands) voldoende beheersen. De school schat in of het om een leerlingenpopulatie gaat die vervroegd met Frans kan beginnen of juist gebaat is met meer Nederlands. Zo kunnen scholen in Vlaanderen, net zoals nu reeds in Brussel het geval is, flexibeler inspelen op hun leerlingenpopulatie. De nieuwe regelgeving geeft scholen buiten Brussel de mogelijkheid om vier jaar aan de (ongewijzigde) eindtermen Frans te werken in plaats van twee jaar. De school beslist zelf vanaf welk jaar ze Frans aanbiedt. Zij het ten vroegste vanaf het derde jaar en zeker vanaf het vijfde jaar. Vanaf 1 september 2014 kan vreemdetaleninitiatie in het gewoon basisonderwijs niet meer in alle talen, maar enkel in het Frans, Engels en Duits. Frans en Duits zijn de andere landstalen in België en Engels is een belangrijke wereldtaal. Als een school kiest voor vreemdetaleninitiatie, dan moet steeds eerst taalinitiatie in het Frans aangeboden worden. Het aanbod vreemdetaleninitiatie wordt bepaald door het schoolbestuur met toepassing van de regelgeving inzake participatie. De onderwijsinspectie waakt over een kwaliteitsvolle invulling van de taalinitiatie. 2.1.5 Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14689 De berekeningswijze en de melding aan het schoolbeheerteam werd verduidelijkt. Belangrijkste aanvulling: de aanvullende lestijden voor anderstalige nieuwkomers kunnen vanaf 1 september 2014 ook aangewend worden voor de organisatie van een taalbad (zie ook 2.1.3). 2.1.6 Engagementsverklaring in het basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14084 Vanaf het schooljaar 2014-2015 wordt het positief engagement van de ouders ten aanzien van de onderwijstaal uitgebreid: ouders moeten positief staan ten aanzien van extra initiatieven en maatregelen die de school neemt om de taalachterstand van de leerlingen weg te werken. Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 8 2.1.7 Personeelsformatie scholen in het gewoon basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13615 Deze belangrijke omzendbrief wijzigt op enkele punten: 2.1.8 De lestijden uit de basisomkadering kunnen vanaf 1 september 20104 gedurende het volledige schooljaar overgedragen worden voor de organisatie van een taalbad (zie 2.1.3). Bijlage 3 van de omzendbrief: Lijst van gemeenten die in aanmerking komen voor hertellen tijdens het schooljaar 2014-2015 (capaciteitsgemeenten) is geactualiseerd. De scholen voor gewoon basisonderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoren, blijven recht hebben op een puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid. Bijlage 5: aanpassing lijst gemeenten met minder dan 100 inwoners per km² (omkaderingsgewicht 1,05) Nieuwe bijlage 6: overzicht van de teldata voor de verschillende soorten omkadering in het gewoon basisonderwijs. Zeer bruikbaar onder meer voor scholen die een herstructurering overwegen. Scholengemeenschappen basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13620 Nieuwe periode van zes schooljaren vanaf 1 september 2014. Er komt een bijkomende uitstapmogelijkheid vanaf 1 september 2017 indien de school behoort tot een schoolbestuur met bepaalde kenmerken. Die kenmerken dienen nog nader vastgelegd te worden door de Vlaamse Regering. Die uitstap kan alleen op 1 september 2017, 2018 of 2019. Ook de richtlijnen met betrekking tot de melding aan Agodi werd aangepast: Agodi bevraagt de contactscholen van de scholengemeenschappen 2013-2014 over de samenstelling van de scholengemeenschap voor de periode 2014-2020. Ook de regeling vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt verduidelijkt. De omzendbrief verduidelijkt de toekenning van zorg- en stimuluspunten bij de start van een nieuwe zesjaarlijkse periode voor scholengemeenschappen. Bij die start worden de scholen die op 1 september deel uitmaken van een nieuwe scholengemeenschap, geacht deel uit te maken van die scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar. Dat kan enkel op voorwaarde dat de school het schooljaar vóór de start van de scholengemeenschap opgenomen was in de financierings- of subsidiëringsregeling. Ten slotte is de bijlage 2 rond gemeenten met minder dan 200 inwoners per km² aangepast (wegingscoëfficiënt = 1,2). 2.1.9 Programmatie en rationalisatie in het gewoon basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=9304 De regeling van het genadejaar en het al dan niet behalen van de rationalisatienorm in het jaar van herstructurering werd versoepeld. Als een school herstructureert, wordt er enkel gekeken naar de niveaus en vestigingsplaatsen die tijdens het lopende schooljaar nog deel uitmaken van de school. Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 9 Bijlage 1: bevolkingsdichtheid van de gemeenten werd geactualiseerd. Belangrijk bij programmatie, herstructurering. Bijlage 3: overzicht van de teldata is ook hier ingevoegd (zie ook 2.1.5). 2.1.10 Inschrijvingsrecht en aanmeldingsprocedures in het basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14368 Er zijn wijzigingen rond: 2.1.11 capaciteitsbepaling: verplicht communiceren van vrije plaatsen, capaciteit anderstalige nieuwkomers gerelateerd aan schoolgrootte, scholen op een campus kunnen samen één capaciteit bepalen; dubbele contingentering: verplichting wordt beperkt tot de instroomjaren, indicatoren trekkende bevolking en thuislozen worden geschrapt; aanmeldingsdossiers (nieuwe elementen en timing) en -procedures (inschrijvingen tijdens aanmeldingsprocedures, dubbele inschrijvingen na een centrale aanmelding); inschrijvingsrecht in geval van fusies en herstructureringen; geldigheid van de lijst van niet-gerealiseerde inschrijvingen voor de jongste kleuters; in tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt het vereist taalbeheersingsniveau voor de voorrangsgroep ‘kinderen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is’ verhoogd van B1 naar B2, en worden de vervangingsregels voor die voorrangsgroep aangepast. Tijdelijk onderwijs aan huis Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=9293 Ten gevolge van het M-decreet wordt de toekenning van het permanent onderwijs aan huis en de vrijstelling van de leerplicht vanaf 1 april 2014 overgenomen door de onderwijsinspectie. Het gebeurt dus niet langer door de CABO (Commissie Advies Buitengewoon Onderwijs). Vanaf 1 januari 2014 is er een nieuw formulier voor de terugvordering van de reiskosten voor onderwijs aan huis. Let op: de nieuwe regeling met betrekking tot het synchroon internetonderwijs die werd afgesproken binnen onderwijsdecreet XXIV, gaat pas in op 1 september 2015. 2.1.12 Afwezigheden van leerlingen in het basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13281 Het gaat in deze omzendbrief niet zozeer om nieuwe regelgeving, maar vooral om het herformuleren van bepaalde passages die in het verleden voor verwarring zorgden. Vooral de passages over ‘Afwezigheden mits akkoord van de directeur’ werden verduidelijkt (3.3 en 3.4 van de omzendbrief). Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 10 2.1.13 Kostenbeheersing in het basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13875 Voor het schooljaar 2014-2015 is er een kleine aanpassing van de bedragen van de maximumfactuur. De minder scherpe maximumfactuur wordt opgetrokken van 405 euro naar 410 euro. De bedragen voor de scherpe maximumfactuur blijven ongewijzigd: Voor kleuters: Voor lagereschoolkinderen: 2- en 3-jarigen 25 euro 4-jarigen 35 euro 5-jarigen en leerplichtige kleuters 40 euro per leerjaar 70 euro Deze omzendbrief stelt ook duidelijk dat het inhouden van evaluatiedocumenten omwille van onbetaalde facturen, niet toegestaan is. 2.1.14 Het uitreiken van het getuigschrift basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=9287 In deze nieuwe omzendbrief wordt veel uitleg gegeven over de beroepsprocedure tegen het niet behalen van een getuigschrift basisonderwijs. Die beroepsprocedure dient aan een aantal voorwaarden te voldoen zoals vastgelegd in het decreet Rechtspositie leerlingen. 2.1.15 Schoolverandering in de loop van het schooljaar Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13022 De regeling die vanaf 1 september 2013 in voege is, wordt verduidelijkt. Om discussies weg te werken is de nieuwe school vanaf nu zelf verantwoordelijk voor het rechtsgeldig worden van de nieuwe inschrijving. Sinds het schooljaar 2000-2001 moet de directie van de nieuwe school elke schoolverandering tussen de eerste schooldag van september en de laatste schooldag van juni schriftelijk meedelen aan de directie van de oorspronkelijke school. De mededeling gebeurt ofwel bij aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs. Sinds het schooljaar 2013-2014 is de nieuwe inschrijving rechtsgeldig op de dag van die mededeling. Vanaf het schooljaar 2014-2015 is de overdracht van leerlingengegevens bij schoolverandering decretaal bepaald (zie ook de omzendbrief Overdracht van leerlingengegevens bij schoolverandering). 2.1.16 Informatie bij de eerste inschrijving en schoolreglement Alle aanpassingen die ten gevolge van deze omzendbrief moeten aangebracht worden aan het schoolreglement, werden via Ba(r)ometer meegedeeld. Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 11 2.1.17 Zittenblijven in het basisonderwijs Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14690 Deze nieuwe omzendbrief verduidelijkt de procedures die moeten gevolgd worden wanneer de school beslist een leerling te laten overzitten: 2.1.18 voorafgaand overleg met CLB schriftelijke motivering en mondelinge toelichting aan de ouders de school geeft aan welke bijzondere aandachtspunten er voor het volgend schooljaar zijn. Preventieve schorsing, tijdelijke uitsluiting van leerlingen in het lager onderwijs vanaf 1 september 2014 Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14691 Vanaf 1 september 2014 worden de reglementaire bepalingen met betrekking tot het schorsen en uitsluiten van leerlingen in het lager onderwijs vervangen door nieuwe bepalingen. De mogelijkheid wordt ingevoerd om een bewarende maatregel uit te spreken (= preventieve schorsing). De bestaande tuchtsancties (schorsen en uitsluiten) worden gewijzigd in tijdelijke en definitieve uitsluiting, met veel aandacht voor de nieuwe bepalingen omtrent de beroepsprocedures. Die bepalingen vloeien voort uit het decreet rechtspositie van leerlingen. 2.1.19 Overdracht van leerlingengegevens bij schoolverandering Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14693 De regelgeving geeft geen gedetailleerde lijst van de gegevens die doorgegeven moeten worden. Wel wordt er een generieke formulering meegegeven: de overdracht gebeurt (enkel) voor die gegevens die betrekking hebben op de onderwijsloopbaan van de leerling. Bijvoorbeeld: gegevens over de leerprestaties van de leerling, specifieke begeleidingsbehoeften die een leerling heeft, adviezen of beslissingen van de klassenraad ten aanzien van de leerling. Belangrijk principe is dat bij de overdracht steeds het belang van de leerling voor ogen gehouden wordt. Er kunnen ook geen gegevens doorgegeven worden die betrekking hebben op schending van leefregels, omdat de leerling in de nieuwe school op dat punt een nieuwe kans moet kunnen krijgen. Binnen voorgaande marges is het aan de school om te bepalen welke gegevens doorgegeven worden. Deze bepalingen vloeien voort uit het decreet rechtspositie van leerlingen. 2.1.20 Splitsing van het leergebied wereldoriëntatie vanaf het schooljaar 2014-2015 Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14692 Vanaf 1 september 2015 (schooljaar 2015-2016) wordt het leergebied wereldoriëntatie opgesplitst in twee nieuwe leergebieden, namelijk ‘wetenschappen en techniek’ en ‘mens en maatschappij’. Momenteel zijn er geen concrete plannen Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 12 om de eindtermen wereldoriëntatie te wijzigen. De huidige eindtermen wereldoriëntatie zullen wel opgesplitst worden over de twee nieuwe leergebieden. Meer informatie daarover wordt later bezorgd. Verder tracht de omzendbrief ons te overtuigen van het ‘waarom’ en het ‘nut’ van de splitsing. 2.1.21 Werkwijze vanaf 1 september 2014 voor de herinschakeling van een definitief arbeidsongeschikt personeelslid na een beslissing van MEDEX Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14687 2.1.22 Werkwijze vanaf 1 september 2014 voor de herinschakeling van een definitief arbeidsongeschikt personeelslid in het kader van een re-integratie Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14688 Hieronder schematisch de principes en procedures uit beide omzendbreven: BESLISSING MEDEX: DEFINITIEF ONGESCHIKT OM ZIJN GEWONE WERKZAAMHEDEN UIT TE MEDEX WORDEN BEPAALD (2.1.21) a OEFENEN MAAR WEL GESCHIKT VOOR SPECIFIEKE FUNCTIES DIE DOOR Overleg om de arbeidsmogelijkheden te onderzoeken tussen schoolbestuur (SB), preventieadviseur-arbeidsgeneesheer (PAG) en het personeelslid. Formulering van een advies door de PAG aan beide partijen. Advies gaat naar Medex met de vraag om dat advies mee in overweging te nemen bij het behandelen van het dossier voor de pensioencommissie. Indien Medex meegaat in het verhaal: onmiddellijk een nieuw overleg tussen SB en personeelslid met eventueel (indien het personeelslid daarom verzoekt) de PAG. Dat overleg moet leiden tot één van volgende conclusies: o tewerkstelling in het ambt van vaste benoeming na aanpassing van de geïndividualiseerde functiebeschrijving o tewerkstelling in het ambt van vaste benoeming na een aanpassing van de draagwijdte van de vaste benoeming. (niet voor het basisonderwijs) o tewerkstelling in een ander ambt dan het ambt van de vaste benoeming o geen mogelijkheid tot tewerkstelling. De conclusie wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. Indien geen tewerkstelling of overeenkomst mogelijk is, kan het schoolbestuur een vast benoemd personeelslid de uitoefening van zijn ambt ontzeggen (nieuw artikel in DRP, 51 sexies). b PERSONEELSLID DAT EEN BEROEP DOET OP DE PROCEDURE TOT RE-INTEGRATIE (1.22) Een personeelslid dat door de behandelende geneesheer definitief arbeidsongeschikt verklaard is voor de verdere uitoefening van zijn functie en van wie de dagen bezoldigd ziekteverlof nog niet uitgeput zijn, stuurt dat attest door naar het schoolbestuur met een aangetekende brief. Daarin roept het personeelslid het recht op re-integratie in. Het schoolbestuur overhandigt het personeelslid het formulier. Het schoolbestuur bezorgt het ingevulde formulier aan de preventieadviseur– arbeidsgeneesheer. Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 13 Overleg om de arbeidsmogelijkheden te onderzoeken tussen SB, preventieadviseur-arbeidsgeneesheer (PAG) en het personeelslid. Formulering van een advies door de PAG aan beide partijen. Indien het advies van de PAG inhoudt dat het betrokken personeelslid voldoende geschikt is om een andere functie uit te oefenen en als het schoolbestuur en het personeelslid ermee akkoord gaan om dat advies te volgen, sluiten beide partijen een overeenkomst op die de vorm van de tewerkstelling regelt. Die regeling kan volgende vormen aannemen: o tewerkstelling in het ambt van vaste benoeming na aanpassing van de geïndividualiseerde functiebeschrijving; o tewerkstelling in het ambt van vaste benoeming na een aanpassing van de draagwijdte van de vaste benoeming. (niet voor het basisonderwijs) o tewerkstelling in een ander ambt dan het ambt van de vaste benoeming. Als het advies van de PAG niet leidt tot een overeenkomst over tewerkstelling, kan het schoolbestuur een vastbenoemd personeelslid de uitoefening van zijn ambt ontzeggen (Nieuw artikel in DRP, 51 sexies). Bij een tewerkstelling in een ander ambt dan het ambt van benoeming gelden volgende regels: 2.1.23 Het schoolbestuur biedt een proefperiode aan (aanstellingsvoorwaarden blijven van toepassing) van minimaal zes maanden en maximaal 12 maanden. Tijdens de proefperiode aanstelling in een niet-organieke betrekking en behoudt salaris van zijn vast benoemde betrekking. SB beslist uiterlijk 2 maanden voor het einde van de proefperiode: positief is vaste benoeming in dat nieuwe ambt; bij een negatief advies is artikel 53 sexies van toepassing. Nieuwe vaste benoeming betekent ontslag uit de eerdere vaste benoeming. Die nieuwe vaste benoeming vindt plaats ongeacht of er een vacante betrekking beschikbaar is in dat ambt. Na de nieuwe vaste benoeming is de regelgeving met betrekking tot het nieuwe ambt van benoeming volledig van toepassing (salaris, prestatieregeling, bekwaamheidsbewijzen, puntenwaarden, TBS/OB, reaffectatie, WTW, enz.). Het oorspronkelijke ambt van vaste benoeming komt onmiddellijk vacant. Indien er geen vaste benoeming volgt na de proefperiode en bij inroeping van artikel 53 sexies volgt: o Medex: definitief en ambtshalve op pensioen gesteld; o bij re-integratie: nog recht op bezoldigd ziekteverlof of andere verlofstelsels mogelijk (volledige loopbaanonderbreking, verlof TAO, TBS/PA). Welzijnsbeleid voor werknemers in het onderwijs: aangepast of ander werk Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14301 De nieuwe regeling ‘Herinschakeling na definitieve arbeidsongeschiktheid’ wordt ingevoegd in deze omzendbrief. Belangrijk is dat vanaf 1 september 2014 het schoolbestuur niet langer de mogelijkheid heeft om een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking uit te spreken voor een personeelslid in het kader van MEDEX of re-integratie. Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 14 2.1.24 Beperking van het aantal lestijden en uren die worden ingericht als bijzondere pedagogische taken in het basisonderwijs (in uitvoering van cao X) Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14703 2.1.25 Agodi zal voor de aanvang van het schooljaar (in juni) het aantal lestijden dat maximaal als BPT kan ingericht worden, melden: 3 % van x-aantal lestijden = y-lestijden. Die mededeling zal worden opgenomen in ‘Mijn onderwijs’. Voor de scholen die tellen op 1 oktober, zal die mededeling zo snel mogelijk na die teldatum volgen. Agodi zal in de tweede week van november een controle doen om te kijken hoeveel lestijden effectief werden ingericht als BPT. Aan de scholen die een percentage bereiken dat hoger ligt dan 3 %, stuurt Agodi een brief naar het schoolbestuur om hen daarop te wijzen. Het schoolbestuur is verplicht op die brief te antwoorden binnen een termijn van vijftien kalenderdagen. In het antwoord dat het schoolbestuur verstrekt, kunnen zich volgende mogelijkheden voordoen: o De school overschrijdt de norm niet omdat de school ondertussen over meer lestijden beschikt en toont dat ook aan. o Het schoolbestuur deelt mee dat ze de norm overschreed maar dat daarvoor een protocol van akkoord werd afgesloten. Bij dat antwoord stuurt de school het afgesloten protocol mee. o De school deelt mee dat ze de norm overschreed en dat daarvoor geen protocol werd afgesloten omdat er daarover niet onderhandeld werd, of omdat er wel onderhandelingen waren, maar dat er geen protocol van akkoord kon bereikt worden. Daarop stuurt Agodi een brief naar het schoolbestuur om hen te wijzen op de niet-naleving van de betrokken reglementering en met de vraag om zich binnen de maand in regel te stellen. Dat laatste kan door het aantal uren BPT te verminderen of alsnog een protocol van akkoord af te sluiten. Als het schoolbestuur niet reageert of zich niet in regel stelt, zal Agodi de vertegenwoordigers van de sociale partners op de hoogte brengen met het oog op een mogelijke inschakeling van het bevoegde bemiddelingsorgaan. Regeling nieuw verlofstelsel: Langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen (Omzendbrief nog niet verschenen: ingangsdatum 1 januari 2015) Bedoeld voor personeelsleden (minstens halftijds vastbenoemden) die na langdurige afwezigheid van minsten 30 kalenderdagen wegens ziekte, TBS ziekte en VVP na arbeidsongeval, niet meer in de mogelijkheid verkeren om hun opdracht terug voltijds op te nemen. Aanvraag gebeurt bij het controleorgaan via een aanvraag opgemaakt door een geneesheer-specialist met: o een omstandige motivering waarom een volledige hervatting niet mogelijk is o en een voorstel voor het volume van de nog te verrichten prestaties. De controlearts kan de aanvraag toestaan mits het percentage wordt aangepast of weigeren. (Er is beroep mogelijk: scheidsrechter) Het aantal nog te verrichten prestaties bedraagt ten minste 50 % en maximaal 75 % (voor directies steeds 50 %). Eerste aanvraag wordt steeds toegekend tot en met 31 augustus van het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin het verlof een aanvang nam. Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 15 2.1.26 Elke daaropvolgende verlenging is voor een periode van 12 maanden (nieuwe aanvraag, steeds aanvang op 1 september). Het langdurig verlof VVP/MED wordt niet aangerekend op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof. Voor de niet-verrichte prestaties waarvoor het personeelslid VVP/MED neemt, ontvangt het personeelslid 60 % van zijn salaris. Een tijdelijk personeelslid kan tijdens het opnemen van zijn langdurig verlof VVP/MED zijn tijdelijke aanstelling niet uitbreiden in vergelijking met het volume van zijn tijdelijke aanstelling vóór de aanvang van het verlof. Een personeelslid dat deeltijds vastbenoemd is en VVP/MED neemt, kan zijn vaste benoeming slechts uitbreiden tot maximaal het volume van werkhervatting dat in de beslissing goedgekeurd werd. Het deel van de vastbenoemde opdracht dat ingedekt is door het VVP/MED en dat het personeelslid niet effectief uitoefent, wordt na een periode van 24 maanden van voormeld verlof een vacante betrekking. Bij eventuele ‘volledige’ terugkeer geldt de TBS/OB regeling. Dossier zij-instromers – inwerkingtreding: 1 september 2014?? Op dit moment (19 juni 2014) is er grote onduidelijkheid over dit dossier. Hieronder worden de belangrijkste principes die in het ontwerpbesluit vervat zijn, verduidelijkt: Diensten gepresteerd in de privé of als zelfstandige kunnen tot maximaal 20 jaar meetellen als dienstanciënniteit bij overstap naar een betrekking in het onderwijs. De bepaling geldt voor personeelsleden die vanaf 1 september 2014 worden aangesteld in een school van het gewoon en buitengewoon basis en secundair onderwijs en die gedurende de periode van maximaal vijf jaar vóór de datum van hun eerste aanstelling vanaf 1 september 2014, niet aangesteld waren in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs. 2.2 Aanpassing andere decreten: rechtspositie personeel, kwaliteit … 2.2.1 DRP: Ontslag om dringende reden en preventieve schorsing Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12657 Bij een ontslag om dringende reden bij tijdelijke personeelsleden (wervingsambten en bevorderingsambten) moet het schoolbestuur vanaf het moment waarop het ontslag gegeven is, het personeelslid met onmiddellijke ingang preventief schorsen bij hoogdringendheid. 2.2.2 DRP: Invoeging Hoofdstuk IV quinquies: regeling herinschakeling na definitieve arbeidsongeschiktheid: Medex en Re-integratie Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12657 Zie 2.2.21, 2.2.22 en 2.2.23 2.2.3 DRP: Aanpassing Artikel 51sexies Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12657 Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 16 Na uitputting van de procedures tot re-integratie en wedertewerkstelling kan het schoolbestuur een vastbenoemd personeelslid de uitoefening van zijn ambt ontzeggen. 2.2.4 DRP: Tuchtmacht bij TBS/OB en reaffectatie of wedertewerkstelling Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12657 In dat geval oefent het schoolbestuur waarbij het personeelslid een opdracht verricht, voor die opdracht de tuchtmacht uit. Bij ontslag of afzetting kan de definitieve beslissing ook betrekking hebben op de oorspronkelijke vaste benoeming. (Erkenning door het oorspronkelijke schoolbestuur van dat ontslag of afzetting binnen de termijn van 20 kalenderdagen na ontvangst van het dossier.) 2.2.5 Kwaliteitsdecreet: opdrachten pedagogische begeleidingsdienst Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14129 Het is de opdracht van de pedagogische begeleidingsdienst om de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden te ondersteunen binnen een school, met bijzondere aandacht voor beginnende personeelsleden. Daarnaast dient prioritair aandacht te worden besteed aan de competenties in het kader van onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. 2.2.6 Kwaliteitsdecreet: ongunstig advies bij doorlichting Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14129 Indien in het ongunstig advies zowel tekorten op het vlak van bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne, als andere tekorten vastgesteld worden, kan er een aparte procedure tot intrekking van de erkenning opgestart worden. 2.2.7 Kwaliteitsdecreet: inperking aankondigingstijd doorlichting in het kader van BVH Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14129 De Vlaamse Regering draagt er zorg voor dat de start van een doorlichting tijdig aangekondigd wordt. Als de doorlichting of opvolgingsdoorlichting beperkt is tot een controle van de bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne, dan kan die slechts zeven dagen op voorhand aangekondigd worden. 2.2.8 Schenking meubilair aan de onderwijsnetten Meubilair van het Consciencegebouw wordt geschonken aan het GO! en de inrichtend machten van het gesubsidieerd onderwijs voor de uitrusting van hun scholen. Hoofdstuk 2 Nieuwe regelgeving schooljaar 2014-2015: algemeen deel 17 3 TOELATINGSVOORWAARDEN EN TAALSCREENING Ook inzake taal gelden vanaf 1 september 2014 een aantal nieuwe regels. Zo wordt de taalproef voor kleuters die onvoldoende naar school gingen, afgeschaft. Daarnaast kunnen scholen vlotter leerlingengegevens aan elkaar doorgeven. Ook moeten scholen motiveren waarom een leerling moet zittenblijven en moeten alle kinderen die voor het eerst naar de lagere school gaan, gescreend worden op hun taalvaardigheid. Sommige maatregelen staan los van elkaar, andere moeten samen gelezen worden. We proberen hier wat duidelijkheid te brengen. We gaan eerst in op de toelatingsvoorwaarde voor het eerste leerjaar voor kinderen die onvoldoende dagen naar de kleuterschool gingen. Daarna belichten we de motivering van de beslissing van de klassenraad, om vervolgens te eindigen met de taalmaatregelen zoals taalscreening en taaltraject. Die staan los van de toelatingsvoorwaarden voor het lager onderwijs. Bovenstaande en andere nieuwe maatregelen met consequenties voor het schoolreglement verwerkten we reeds in het model van schoolreglement dat je kunt vinden op: www.vvkbao.be (> inloggen > administratief-juridisch > leerlingen). 3.1 De toelatingsvoorwaarden voor het eerste leerjaar 3.1.1 Toelatingsvoorwaarden voor zesjarigen Artikel 13 §1 van het decreet basisonderwijs, dat handelt over de toelatingsvoorwaarden voor leerlingen die zes jaar zijn vóór 1 januari van het lopende schooljaar, wordt door artikel II.2. van OD XXIV gewijzigd. Met het nieuwe artikel wordt de taalproef afgeschaft. De taalproef was de proef waarvoor een zesjarige leerling die minder dan 220 halve dagen aanwezig was in een Nederlandstalige school voor kleuteronderwijs, moest slagen om toegelaten te kunnen worden tot het eerste leerjaar. Leerlingen die onvoldoende aanwezig zijn, moeten vanaf 1 september 2014 toegelaten worden door de klassenraad. De beslissing van de klassenraad om een leerling al dan niet toe te laten tot het lager onderwijs is bindend. Dat betekent dat voor die kinderen het beslissingsrecht van de ouders beperkt wordt. Ook de mogelijkheid om toegelaten te worden in het lager onderwijs via een bewijs dat de leerling het voorafgaande schooljaar Nederlandstalig onderwijs heeft genoten in een onderwijsinstelling buiten België, wordt afgeschaft. Zesjarige kleuters die wel voldoende aanwezig zijn geweest in een Nederlandstalige school voor kleuteronderwijs, kunnen op basis van hun aanwezigheid doorstromen naar het lager onderwijs. 3.1.2 Toelatingsvoorwaarden voor vijfjarigen Artikel 18 van het decreet basisonderwijs, dat handelt over de toelatingsvoorwaarden voor leerlingen die vijf jaar zijn vóór 1 januari van het lopende schooljaar, wordt door artikel II.3. van OD XXIV gewijzigd. De huidige voorwaarden (185 halve dagen aanwezig en taalproef) worden afgeschaft en het is telkens de klassenraad die zal beslissen – na advies van het CLB – of de leerling toegelaten wordt in het lager onderwijs. Ook hier is de beslissing van de klassenraad bindend en wordt het beslissingsrecht van de ouders beperkt. Hoofdstuk 3 Toelatingsvoorwaarden en taalscreening 19 3.1.3 Toelatingsvoorwaarden voor zevenjarigen Voor leerlingen die de leeftijd van zeven jaar bereikt hebben of die ouder zijn, gelden er geen toelatingsvoorwaarden. Zij worden gewoon ingeschreven. 3.1.4 Gevolgen van de nieuwe toelatingsvoorwaarden De nieuwe toelatingsvoorwaarden hebben dus gevolgen voor zesjarige kleuters die minder dan 220 halve dagen aanwezig waren in een Nederlandstalige school voor kleuteronderwijs, voor zesjarige kleuters die instromen vanuit een ander taalgebied, en voor 5-jarige kleuters die vroeger willen instromen in het lager onderwijs. De kinderen die onvoldoende aanwezig waren in een Nederlandstalige kleuterschool en van school willen veranderen, worden, in afwachting van de toelating door de klassenraad, ingeschreven in de nieuwe school onder opschortende voorwaarde. Dat betekent dat hun inschrijving niet gerealiseerd is in de school en dat ze geen recht hebben om in het eerste leerjaar in te stromen als de klassenraad geen toelating geeft. Pas wanneer de voorwaarde (toelating door de klassenraad) vervuld is, wordt de inschrijving definitief gerealiseerd. 3.1.5 Toelatingsvoorwaarden en de klassenraad Het is de klassenraad van de school waar de leerling in het lager onderwijs zal instromen die beslist over de toelating. Die beslissing is enkel geldig voor deze school. De klassenraad wordt in artikel 3 25° van het decreet basisonderwijs omschreven als: het team van personeelsleden dat onder leiding van de directeur of zijn afgevaardigde samen de verantwoordelijkheid draagt of zal dragen voor de begeleiding van en het onderwijs aan een bepaalde leerlingengroep of individuele leerling. De samenstelling van de klassenraad is afhankelijk van hoe de school georganiseerd is en kan wisselen naargelang de beslissing die genomen moet worden. Zo is de samenstelling van de klassenraad die beslist over het getuigschrift basisonderwijs, niet dezelfde als die die zal beslissen over de toelating tot het lager onderwijs. De klassenraad die beslist of een leerling toegelaten wordt tot het eerste leerjaar, kan mogelijks bestaan uit de leerkracht(en) van de derde kleuterklas, de leerkracht van het eerste leerjaar, de leerkracht bewegingsopvoeding, de zorgcoördinator en de leerkrachten met een zorgopdracht. De klassenraad moet zich aan een welomschreven timing houden voor het al dan niet verlenen van de toelating tot het eerste leerjaar. De beslissing van de klassenraad moet aan de ouders meegedeeld worden uiterlijk de tiende schooldag van september bij inschrijving vóór 1 september van het lopende schooljaar, of bij inschrijving vanaf 1 september uiterlijk tien schooldagen na die inschrijving. Beslist de klassenraad binnen de termijnen negatief, dan is de inschrijving van de leerling niet gerealiseerd. Hij moet dan ofwel terug naar de kleuterschool waar hij de derde kleuterklas volgde ofwel naar een andere school voor lager onderwijs. In die school moet de klassenraad weer beslissen of de leerling toegelaten kan worden tot het eerste leerjaar. Een derde optie is dat de leerling naar een derde kleuterklas van een andere kleuterschool gaat. Overschrijdt de school de termijnen, dan is de leerling ingeschreven ongeacht het oordeel van de klassenraad. De mededeling aan de ouders moet schriftelijk gebeuren. Beslist de klassenraad dat de leerling niet toegelaten kan worden, dan moet ze motiveren waarom ze die beslissing nam. De ouders kunnen niet in beroep gaan tegen deze beslissing. Hoofdstuk 3 Toelatingsvoorwaarden en taalscreening 20 Motivering van beslissing klassenraad 3.2 Elke klassenraad die moet beslissen of een kleuter, die onvoldoende dagen naar de kleuterschool ging, al dan niet kan overgaan naar het eerste leerjaar, vertrekken best vanuit het principe: ‘elk kind gaat naar het eerste leerjaar’. Dat sluit aan bij de principes van het Ontwikkelingsplan voor de katholieke kleuterschool. Een beperkte vaardigheid in de onderwijstaal Nederlands is een onvoldoende reden om een jaar langer in het kleuteronderwijs te verblijven. Neemt de klassenraad toch de beslissing om een leerling niet toe te laten tot het eerste leerjaar, dan moet ze haar beslissing stevig onderbouwen. De beslissing is immers bindend binnen de eigen school. Het Decreet houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school bepaalt nieuwe regels voor het motiveren van beslissingen met betrekking tot het onderbreken van het leerproces van leerlingen. Dit decreet zal vanaf 1 september 2014 geïntegreerd worden in het decreet basisonderwijs en in het decreet participatie. Een leerling uit de eigen school niet de toelating geven om in te stromen in het lager onderwijs, is een vorm van het onderbreken van het leerproces van de betrokken leerling. Vóór een school de beslissing neemt om het leerproces van een leerling te onderbreken, moet ze vanaf 1 september 2014 overleggen met het CLB. Met het onderbreken van het leerproces wordt bedoeld dat de leerling het aanbod van het afgelopen schooljaar gedurende het daaropvolgende schooljaar nogmaals moet volgen (zittenblijven). De genomen beslissing wordt ten aanzien van de ouders schriftelijk gemotiveerd en mondeling toegelicht. De school moet ook aangeven welke bijzondere aandachtspunten er in het daaropvolgende schooljaar voor de leerling zijn. Wil de leerling doorstromen naar het eerste leerjaar van de basisschool waar hij eerder schoolliep, dan beschikt de klassenraad voor het eerste leerjaar over heel wat informatie uit de kleuterschool. Zo is er het kindvolgsysteem dat informatie groepeert over heel wat aspecten van de ontwikkeling van de leerling. Daarnaast zijn er nog de observaties van de leerkrachten en de inbreng van de ouders. Op die gegevens kan de klassenraad haar beslissing baseren om een leerling al dan niet toe te laten tot het lager onderwijs. Het wordt moeilijker als een leerling vanuit een andere school instroomt. Dan is de klassenraad afhankelijk van de gegevens van de school waar de leerling kleuteronderwijs volgde of van de ouders. Het Decreet houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school bepaalt in artikel II.2 (dat art. 31 van het decreet basisonderwijs wijzigt) hoe scholen leerlingengegevens kunnen overdragen vanaf 1 september 2014. Bij verandering van school door een leerling worden tussen de betrokken scholen leerlingengegevens overgedragen onder de volgende gezamenlijke voorwaarden: de gegevens hebben enkel betrekking op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan; de overdracht gebeurt enkel in het belang van de persoon op wie de onderwijsloopbaan betrekking heeft; tenzij de regelgeving de overdracht verplicht stelt (bijvoorbeeld over de aanwezigheden van de leerling), gebeurt de overdracht niet indien de ouders er zich expliciet tegen verzetten, na, op hun verzoek, de gegevens te hebben ingezien; gegevens die betrekking hebben op de schending van leefregels door de leerling, zijn nooit tussen scholen overdraagbaar. De omzendbrief BaO/2014/05 Overdracht van leerlingengegevens bij schoolverandering geeft als voorbeeld van gegevens die kunnen overgedragen worden: gegevens over de leerprestaties van de leerling, specifieke begeleidingsbehoeften die een leerling heeft, Hoofdstuk 3 Toelatingsvoorwaarden en taalscreening 21 adviezen of beslissingen van de klassenraad ten aanzien van die leerling. Het is aan de scholen om, binnen de marges van de regelgeving, te bepalen welke gegevens doorgegeven worden. 3.3 Taalscreening Alle leerlingen die voor het eerst instromen in het lager onderwijs moeten op hun taalvaardigheid gescreend worden. Indien nodig moet een taaltraject uitgewerkt worden. De taalscreening gebeurt nadat de inschrijving van de leerling in de school gerealiseerd is. De taalscreening heeft dus niets te maken met de vroegere toelatingsvoorwaarde voor leerlingen die onvoldoende naar de kleuterschool gingen. Wie meer wil weten over taalscreening leest best het artikel ‘Jouw taal, onze zorg. Over breed evalueren, taalscreening en taaltraject’ (in: School+visie, 2014, nr. 5, p.16 e.v.). Hoofdstuk 3 Toelatingsvoorwaarden en taalscreening 22 4 INSCHRIJVINGSRECHT 4.1 Gegarandeerde inschrijving in geval van herstructurering Indien: ofwel de vestigingsplaats; ofwel het niveau in een vestigingsplaats; ofwel een type in een vestigingsplaats; verdwijnt uit de school door een herstructurering, kan de inschrijving van die leerlingen gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. In geval van een fusie wordt de inschrijving van de leerling gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur. Het schoolbestuur informeert de betrokken ouders. Mogelijkheid van campusgedachte voor het basisonderwijs 4.2 Een schoolbestuur kan ervoor opteren om scholen of vestigingsplaatsen als één geheel te beschouwen en één capaciteit te bepalen indien de betrokken scholen of vestigingsplaatsen: ofwel gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen; ofwel gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen; ofwel gescheiden zijn door een weg. Dat betekent dat verticaal opgesplitste scholen van één schoolbestuur gelegen op eenzelfde campus gezamenlijk hun capaciteit kunnen bepalen voor een bepaald niveau, geboortejaar of leerjaar. Ze gebruiken daar één inschrijvingsregister voor. 4.3 Brussel: Voorrang aan leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is Het niveau van het Nederlands dat de ouder machtig moet zijn om gebruik te maken van de voorrang, wordt verstrengd. Zo moeten ouders minstens het niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen behalen. De wijze waarop de ouder dat kan aantonen, blijft behouden. Reeds ingeschreven leerlingen en leerlingen die tot dezelfde leefentiteit behoren als reeds ingeschreven leerlingen die werden ingeschreven onder de toenmalige regelgeving inzake voorrang Nederlands, worden beschouwd als leerlingen waarvan de ouder in voldoende mate het Nederlands machtig is in de huidige regelgeving. Een school gelegen in Brussel, noteert vanaf de inschrijvingen voor het schooljaar 20152016 zowel de gerealiseerde als de niet-gerealiseerde inschrijvingen opgesplitst (en rekening houdend met de dubbele contingentering) in voorrang Nederlands en voorrang niet-Nederlands. Het schoolbestuur deelt mee welke plaats onder de geweigerde leerlingen in die. voorrangsgroep, de betrokken leerling inneemt. 4.4 Indicatoren en dubbele contingentering Het aantal indicatoren wordt gereduceerd. Enkel schooltoelage (of beperkt inkomen) en de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of Hoofdstuk 4 Inschrijvingsrecht 23 studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het SO blijven behouden. De indicatoren thuisloze en trekkende bevolking vallen weg. De dubbele contingentering moet enkel nog bepaald worden voor de kleuters geboren in de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn en voor het eerste jaar van het lager onderwijs. Capaciteit 4.5 De minimale capaciteit voor anderstalige nieuwkomers hangt af van de grootte van de school of vestigingsplaats: capaciteit school/VP ≤ 100 leerlingen => capaciteit AN = minstens 4 capaciteit school/VP > 100 leerlingen => capaciteit AN = minstens 8 Capaciteit en vrije plaatsen 4.6 Elk schoolbestuur moet meer gaan communiceren over de capaciteit. Zo moet minstens vóór elke voorrangsperiode (met uitzondering van de voorrangsperiode ‘Kinderen van personeel’) en vóór de start van de vrije inschrijvingsperiode het aantal vrije plaatsen gecommuniceerd worden waarvoor een inschrijving gerealiseerd kan worden. Ook bij een aanmeldingsprocedure waarvan de aanmeldingen opgesplitst zijn in meerdere deelperiodes, moet het aantal vrije plaatsen telkens gecommuniceerd worden. Inschrijvingsregister instappers 4.7 De volgorde van niet-gerealiseerde inschrijvingen op het inschrijvingsregister wordt voor de instappers gevolgd tot en met 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Vanaf 1 juli geldt de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar. Opgelet, de weigeringslijst voor geboortejaar 2012 voor het schooljaar 2014-2015 geldt nog tot 1 september 2015! Schoolveranderingen in geval van aanmelden 4.8 Schoolveranderingen (inschrijvingen in het huidige schooljaar) voorafgaand aan de aanmeldingsperiode zijn steeds mogelijk. Tijdens de aanmeldingsperiode kan dat enkel: 4.9 op voorwaarde dat er nog een vrije plaats is én dat gemeld wordt aan het LOP én dat alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode, ook effectief ingeschreven worden. Aanmeldingsprocedures De Commissie Leerlingenrechten (CLR) maakte een nieuw model dat gebruikt moet worden voor het indienen van nieuwe aanmeldingsprocedure. De deadline voor het indienen is uitgesteld naar 15 september van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden. Een aantal nieuwe elementen moeten worden opgenomen worden in het aanmeldingsdossier. De CLR neemt een besluit over het voorstel van aanmeldingsprocedure uiterlijk twee maanden na de indiening. Hoofdstuk 4 Inschrijvingsrecht 24 5 LEERLINGENRECHTEN 5.1 Zittenblijven Een school die beslist om de leerling te laten zittenblijven, neemt die beslissing na overleg met het CLB. De genomen beslissing wordt ten aanzien van de ouders schriftelijk gemotiveerd en mondeling toegelicht, waarbij de school ook aangeeft welke bijzondere aandachtspunten er in het daaropvolgende schooljaar voor de leerling zijn. Overdracht leerlingengegevens bij schoolverandering 5.2 Bij een schoolverandering worden tussen de betrokken scholen leerlingengegevens overgedragen onder de volgende gezamenlijke voorwaarden: de gegevens hebben enkel betrekking op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan; de overdracht gebeurt enkel in het belang van de persoon op wie de onderwijsloopbaan betrekking heeft; tenzij de regelgeving de overdracht verplicht stelt, gebeurt de overdracht niet indien de ouders er zich expliciet tegen verzetten, na, op hun verzoek, de gegevens te hebben ingezien. Bij de gegevensoverdracht wordt telkens rekening gehouden met de volgende principes: transparantie, finaliteit en proportionaliteit. Gegevens die betrekking hebben op schending van leefregels door de leerling, zijn echter nooit tussen scholen overdraagbaar. Het schoolreglement vermeldt wat ouders moeten doen om zich daartegen te verzetten. In bepaalde gevallen kan de regelgeving de overdracht verplicht stellen en is verzet niet mogelijk (bijvoorbeeld het aantal problematische afwezigheden (B-code)). 5.3 Inzage en kopierecht Ouders hebben recht op inzage in en recht op toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school. Indien na de toelichting blijkt dat de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens, hebben ze kopierecht. Indien de school daar een vergoeding voor vraagt, is die voorzien in de bijdrageregeling van het schoolreglement. Geen enkele kopie mag verspreid worden noch publiek worden gemaakt en de kopie mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling. 5.4 Preventief schorsen, tijdelijk en definitief uitsluiten Tuchtmaatregelen zijn enkel mogelijk voor leerplichtige leerlingen in het lager onderwijs. Kleuters en leerplichtigen in het kleuteronderwijs kunnen dus niet geschorst of uitgesloten worden. 5.4.1 Preventief schorsen De preventieve schorsing is een bewarende maatregel om de leefregels te handhaven en om te kunnen nagaan of een tuchtsanctie aangewezen is. Dat kan voor maximaal 5 opeenvolgende schooldagen en kan eenmalig verlengd worden met maximaal 5 opeenvolgende schooldagen indien door externe factoren het tuchtonderzoek niet binnen die eerste periode kan worden afgerond. Een preventieve schorsing kan onmiddellijk ingaan na de beslissing. De school brengt de ouders op de hoogte van de beslissing. Bij een preventieve schorsing mag de leerling de lessen of activiteiten van zijn leerlingengroep niet volgen. Hoofdstuk 5 Leerlingenrechten 25 5.4.2 Algemene principes voor de procedure tijdelijk en definitief uitsluiten Het schoolreglement werkt zowel voor een tijdelijke als voor een definitieve uitsluiting een procedure uit. In het decreet staan een aantal principes die de procedure minstens moet respecteren. Volgende principes hebben allemaal betrekking op de rechten van verdediging: 5.4.3 voorafgaandelijk advies van de klassenraad; schriftelijk ter kennis brengen van intentie tuchtmaatregel aan de ouders; ouders en leerling hebben inzage in het tuchtdossier, met inbegrip van het advies van de klassenraad, en worden gehoord, eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon; de tuchtstraf is in overeenstemming met de ernst van de feiten; de beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd en ter kennis gebracht aan de ouders; de school verwijst in de kennisgeving naar de beroepsmogelijkheid en neemt de bepalingen uit het schoolreglement die daarop betrekking hebben, op in die kennisgeving. Tijdelijk uitsluiten Een tijdelijke uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de leerling gedurende minimaal 1 schooldag en maximaal 15 opvolgende schooldagen de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet mag volgen. Een tijdelijke uitsluiting kan enkel na het doorlopen van een procedure die in het schoolreglement wordt uitgewerkt. De procedure houdt rekening met de hierboven vermelde principes. Een tijdelijke uitsluiting kan niet verlengd worden. Een nieuwe tijdelijke uitsluiting kan enkel na een nieuw feit. 5.4.4 Definitief uitsluiten Een definitieve uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de leerling wordt uitgeschreven op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk één maand na de schriftelijke kennisgeving. In die maand zijn de vakantieperiodes tussen 1 september en 30 juni niet inbegrepen. In afwachting van de inschrijving in een andere school, mag de leerling de lessen of activiteiten van zijn leerlingengroep niet meevolgen. Een definitieve uitsluiting kan enkel na het doorlopen van een procedure die in het schoolreglement wordt uitgewerkt. De procedure houdt rekening met de hierboven vermelde principes. Het decreet voorziet uitdrukkelijk dat in het geval van een definitieve uitsluiting de klassenraad uitgebreid moet worden met een vertegenwoordiger van het CLB die een adviserende stem heeft. 5.4.5 Opvang op school in geval van preventieve schorsing en (tijdelijke en definitieve uitsluiting) Het algemeen principe is dat de school opvang voorziet. Enkel wanneer de school aan de ouders schriftelijk motiveert waarom dat niet haalbaar is, moet de school niet voor opvang zorgen. Hoofdstuk 5 Leerlingenrechten 26 5.5 Beroepsprocedure tegen een beslissing van tijdelijke of definitieve uitsluiting 5.5.1 Beroep tegen een tijdelijke uitsluiting Het decreet legt geen voorwaarden op ten aanzien van die procedure. Ook over de samenstelling van de interne beroepscommissie zijn er geen bepalingen. Het schoolreglement moet de beroepsprocedure verder uitwerken. Voor een schematisch overzicht van de tuchtprocedure tot tijdelijke uitsluiting, zie bijlage 1. 5.5.2 Beroep tegen een definitieve uitsluiting Het schoolreglement werkt de beroepsprocedure uit. In tegenstelling tot de tijdelijke uitsluiting legt het decreet wel een aantal zaken vast. De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het verzoekschrift wordt gedateerd, ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren. De ouders kunnen daar overtuigingsstukken aan toevoegen. Het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie. De samenstelling van de beroepscommissie kan per te behandelen dossier verschillen, maar kan binnen eenzelfde dossier niet wijzigen. De beroepscommissie bestaat uit interne en externe leden. Interne leden zijn leden intern aan het schoolbestuur of aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen. De directeur of zijn afgevaardigde die de beslissing heeft genomen, kan niet zetelen in de beroepscommissie. Externe leden zijn personen die extern zijn aan het schoolbestuur en aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen. Een persoon die zowel een intern als een extern lid kan zijn, wordt geacht een intern lid te zijn. Leden van de ouderraad of schoolraad (met uitzondering van het personeel) worden geacht externe leden te zijn. De voorzitter van de beroepscommissie wordt door het schoolbestuur onder de externe personen aangeduid. Het schoolbestuur legt de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van de beroepscommissie vast, maar houdt rekening met volgende decretale principes: elk lid van de beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen; elk lid van de beroepscommissie heeft in beginsel stemrecht, maar bij stemming is het aantal stemgerechtigde interne leden en het aantal stemgerechtigde externe leden gelijk; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend; de beroepscommissie hoort de ouders in kwestie; de beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, zo kan de beroepscommissie eventueel een of meer leden van de klassenraad die een advies over de definitieve uitsluiting heeft gegeven, horen; de werking van de beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs; de beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement. De beroepscommissie kan het beroep afwijzen op grond van onontvankelijkheid. Dat kan wanneer de termijn voor indiening van het beroep, zoals vermeld in het schoolreglement, is overschreden of wanneer het beroep niet voldoet aan de vormvereisten, die eveneens zijn opgenomen in het schoolreglement. Hoofdstuk 5 Leerlingenrechten 27 Indien het beroep ontvankelijk is, kan de beroepscommissie beslissen dat de definitieve uitsluiting bevestigd of vernietigd wordt. Voor een schematisch overzicht van de tuchtprocedure tot definitieve uitsluiting, zie bijlage 2. 5.6 Beroepsprocedure niet uitreiken getuigschrift In artikel 53 van het decreet basisonderwijs staat dat de klassenraad autonoom oordeelt of een regelmatige leerling in voldoende mate de doelen die in het leerplan zijn opgenomen, heeft bereikt om een getuigschrift basisonderwijs te bekomen. Vanaf 1 september 2015 wordt daaraan toegevoegd dat het gaat om de doelen uit het leerplan die het bereiken van de eindtermen beogen. De beslissing omtrent het toekennen van het getuigschrift wordt uiterlijk op 30 juni aan de ouders meegedeeld. Ouders worden geacht die beslissing uiterlijk op 1 juli in ontvangst te hebben genomen. Iedere leerling die bij het voltooien van het lager onderwijs het getuigschrift basisonderwijs niet krijgt, heeft recht op een schriftelijke motivering met inbegrip van bijzondere aandachtspunten voor de verdere schoolloopbaan en een verklaring met de vermelding van het aantal en de soort van gevolgde schooljaren lager onderwijs. Vanaf 1 september 2014 hebben ouders die niet akkoord gaan met het niet toekennen van een getuigschrift basisonderwijs, toegang tot een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het schoolreglement, maar het decreet legt een aantal zaken op waaraan de procedure moet voldoen. Eerst moeten de ouders – die niet akkoord gaan met de genomen beslissing – een verplicht overleg aanvragen bij de directeur, pas daarna kunnen ouders het beroep instellen bij het schoolbestuur. De school gaat verplicht in op de vraag tot dat overleg. De directeur of zijn afgevaardigde beslist, na het overleg, om de klassenraad al dan niet opnieuw te laten samenkomen. Indien de klassenraad opnieuw samenkomt, beslist ze om het niet toekennen van het getuigschrift opnieuw te bevestigen of te wijzigen. De directeur of zijn afgevaardigde brengt de ouders van elke beslissing schriftelijk op de hoogte en wijst de ouders op de mogelijkheid tot beroep. Het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie, bestaande uit zowel interne als externe leden. De werking en samenstelling moet aan een aantal decretale voorwaarden voldoen. De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het verzoekschrift wordt gedateerd, ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren. De ouders kunnen daaraan overtuigingsstukken toevoegen. Wat betreft de samenstelling, de werking (met inbegrip van de stemprocedure) en de beslissing van de beroepscommissie gelden dezelfde principes als in de beroepsprocedure tegen een definitieve uitsluiting. Voor een schematisch overzicht van de beroepsprocedure in geval van niet uitreiken van het getuigschrift basisonderwijs, zie bijlage 3. Hoofdstuk 5 Leerlingenrechten 28 Bijlage 1: Stroomschema tuchtprocedure tot tijdelijke uitsluiting Tuchtprocedure tot tijdelijke uitsluiting (TU) Leerling pleegt tuchtfeit. Directeur beslist tot geen preventieve schorsing. Directeur beslist tot preventieve schorsing. Directeur wint advies van de klassenraad. Directeur stelt tuchtdossier samen. Schriftelijke melding intentie TU en uitnodigen van leerling, ouders en vertrouwenspersoon tot overleg. Leerling, ouders en vertrouwenspersoon hebben inzage in het tuchtdossier. Gesprek met leerling, ouders en vertrouwenspersoon De directeur beslist om de leerling niet TU. De directeur meldt de ouders schriftelijk de leerling TU. Ouders stellen geen beroepsprocedure in. Ouders stellen een beroep in bij de voorzitter van de interne beroepscommissie. De beroepscommissie wordt samengesteld. Beroep onontvankelijk wegens niet naleven termijn of vormvereisten Het beroep is ontvankelijk. De beroepscommissie hoort de ouders en eventueel de leden van de klassenraad. Beroepscommissie stemt en beslist tot vernietiging van TU. en meldt ouders schriftelijk bevestiging van TU. Hoofdstuk 5 Leerlingenrechten 29 Bijlage 2: Stroomschema tuchtprocedure tot definitieve uitsluiting Tuchtprocedure tot definitieve uitsluiting (DU) Leerling pleegt tuchtfeit. Directeur beslist tot geen preventieve schorsing. Directeur beslist tot preventieve schorsing. Inwinnen advies klassenraad en CLBmedewerker Directeur stelt tuchtdossier samen. Schriftelijke melding intentie DU en uitnodigen van leerling, ouders en vertrouwenspersoon tot overleg. Leerling, ouders en vertrouwenspersoon hebben inzage in het tuchtdossier. Gesprek met leerling, ouders en vertrouwenspersoon De directeur beslist om de leerling niet DU. De directeur meldt de ouders schriftelijk de leerling DU. Ouders stellen geen beroepsprocedure in. Ouders stellen een beroep in bij de voorzitter van het schoolbestuur. De beroepscommissie wordt samengesteld. Beroep onontvankelijk wegens niet naleven termijn of vormvereisten. Het beroep is ontvankelijk. De beroepscommissie hoort de ouders en eventueel de leden van de klassenraad. Beroepscommissie stemt en beslist tot vernietiging van de DU. en meldt ouders schriftelijk bevestiging van de DU. Leerling blijft ingeschreven. Leerling wordt uitgeschreven. Hoofdstuk 5 Leerlingenrechten 30 Bijlage 3: Stroomschema uitreiken getuigschrift basisonderwijs en beroep Leerlingenevaluatie: procedure uitreiken getuigschrift BaO en beroep Constante communicatie over schoolvorderingen Ouders hebben recht op inzage in en toelichting bij o.a. de evaluatiegegevens. De klassenraad komt samen. Toekennen getuigschrift Niet toekennen getuigschrift Ouders gaan akkoord. Ouders gaan niet akkoord. Ouders vragen een overleg aan bij de directeur. De directeur meldt schriftelijk dat de klassenraad niet opnieuw samenkomt. De directeur roept de klassenraad opnieuw samen. Ouders gaan akkoord. De klassenraad kent het getuigschrift alsnog toe. Ouders gaan akkoord. De klassenraad meldt het niet toekennen van getuigschrift schriftelijk aan de ouders. Ouders gaan niet akkoord. Ouders stellen een beroep in bij de voorzitter van het schoolbestuur. De beroepscommissie wordt samengesteld. Beroepscommissie beslist tot onontvankelijkheid wegens niet naleven termijn/vormvereisten. Het beroep is ontvankelijk. De beroepscommissie hoort de ouders en eventueel de leden van de klassenraad. De beroepscommissie stemt Beroepscommissie bevestigt het niet toekennen van getuigschrift schriftelijk aan ouders. Hoofdstuk 5 Leerlingenrechten Beroepscommissie kent het getuigschrift wel toe. 31 6 PARTICIPATIE OP SCHOOL De school moet streven naar een diverse samenstelling van de participatieorganen. Alle betrokkenen moeten een representatieve weergave van de schoolpopulatie in de samenstelling van de organen bevorderen. De minimuminhoud van het huishoudelijk reglement van zowel de schoolraad als de onderliggende raden wordt uitgebreid met een aantal aangelegenheden, zoals de wijze waarop nieuwe leden tijdens de mandaatperiode kunnen toe- of uittreden en de modaliteiten rond het afzien van overleg door de schoolraad. De meeste wijzigingen treden in werking op 1 september 2014. Dat betekent dat de huidige participatieorganen hun huishoudelijke reglementen zullen moeten aanpassen om conform het nieuwe decreet te zijn. In afwachting van een model vanwege de overheid, zal het VSKO dat voorzien. 6.1 Schoolraad 6.1.1 Lidmaatschap schoolbestuur of zijn gemandateerde Momenteel woont de directeur de vergaderingen van de schoolraad van rechtswege bij met raadgevende stem. Vanaf september 2014 zal het schoolbestuur of zijn gemandateerde volwaardig lid worden van de schoolraad en bijgevolg de vergaderingen bijwonen, tenzij de schoolraad aangeeft om afzonderlijk te willen vergaderen voor het formuleren van een advies op eigen initiatief. De gemandateerde kan ook de directeur zijn. 6.1.2 Samenstelling Het systeem van afgevaardigden uit de onderliggende raden en verkiezingen indien er geen onderliggende raden zijn of die geen afgevaardigden willen aanduiden, blijft bestaan. Nieuw is dat indien er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of indien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld dan van rechtswege verkozen zijn. De verkiezingsprocedure wordt dan als beëindigd beschouwd. De bepalingen omtrent de wedersamenstelling van de raden zullen pas van toepassing zijn bij de eerstvolgende samenstelling van de raden. 6.1.3 Bevoegdheden De verplichte adviesbevoegdheden worden omgezet in overlegbevoegdheid. De schoolraad kan wel uit eigen beweging een schriftelijk advies uitbrengen over alle overlegaangelegenheden. Het schoolbestuur geeft binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het advies een met redenen omkleed antwoord. De overlegaangelegenheden worden uitgebreid met hetgeen momenteel nog verplichte adviesaangelegenheden zijn. Bovendien wordt het gezondheidsbeleid van de school en beleid met betrekking tot de interne kwaliteitszorg, met inbegrip van het bespreken van de resultaten van de doorlichting, toegevoegd. 6.1.4 Werking Het schoolbestuur informeert tijdig de schoolraad over de geplande beslissingen die voor overleg zullen worden voorgelegd. Een schoolraad kan afzien van het recht op overleg, de modaliteiten daaromtrent worden opgenomen in het huishoudelijk reglement. Het Hoofdstuk 6 Participatie op school 32 overleg heeft plaats in een gezamenlijke vergadering van het schoolbestuur of zijn gemandateerde en de schoolraad. Het overleg leidt tot een verslag waarin alle standpunten worden opgenomen. Het schoolbestuur of zijn gemandateerde neemt een gemotiveerde eindbeslissing na het overleg en brengt de schoolraad in kennis van de beslissing. Wanneer een overleg niet plaatsvindt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag nadat een geplande beslissing voor overleg wordt voorgelegd, dan wordt het overleg geacht te hebben plaatsgevonden. Ervaringsdeskundigen en experten kunnen betrokken worden bij de werkzaamheden van de schoolraad. De modaliteiten daaromtrent worden opgenomen in het huishoudelijk reglement. De verplichting tot het opstellen van een overeenkomst met de procedureregels voor het uitoefenen van de participatierechten valt weg, evenals de verplichting tot het oprichten van een medezeggenschapscollege. Enkel wanneer ten minste 1 schoolraad van de scholengemeenschap erom vraagt en het dit motiveert, organiseren de schoolraden in een overeenkomst een medezeggenschapscollege. De bepalingen betreffende de bemiddelingscommissie worden opgeheven. 6.2 Onderliggende raden (ouderraad, pedagogische raad, leerlingenraad) 6.2.1 Samenstelling De zetelende onderliggende raden bepalen zelf de wijze waarop de raden voor de volgende periode zullen worden samengesteld. Als zij dat nalaten staat het schoolbestuur samen met de schoolraad in voor verkiezingen. Ook hier geldt dat indien er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of indien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld, van rechtswege verkozen zijn en de verkiezingsprocedure als beëindigd wordt beschouwd. Het schoolreglement bepaalt hoe de leerlingenraad desgevallend wordt samengesteld. De bepalingen omtrent de wedersamenstelling van de raden zullen pas van toepassing zijn bij de eerstvolgende samenstelling van de raden. 6.2.2 Bevoegdheden De onderliggende raden kunnen op vraag van de schoolraad of op eigen initiatief schriftelijk advies uitbrengen over de overlegaangelegenheden van de schoolraad. In functie van de uitoefening van hun bevoegdheden hebben ze een algemeen informatierecht. 6.2.3 Werking Het schoolbestuur geeft na ontvangst van dit advies binnen dertig kalenderdagen een met redenen omkleed antwoord. Elk desbetreffend advies van de pedagogische raad, de leerlingenraad of de ouderraad wordt ter informatie bezorgd aan de overige voormelde raden en de schoolraad. Ervaringsdeskundigen en experten kunnen betrokken worden bij de werkzaamheden van de raden. De modaliteiten daaromtrent worden opgenomen in het huishoudelijk reglement. Hoofdstuk 6 Participatie op school 33 Standpunt VSKO 6.3 Omdat de verschillende geledingen voortaan zelf kunnen kiezen op welke manier zij zich organiseren, is het VSKO – in tegenstelling tot vroeger – nu wél voorstander van het oprichten van onderliggende raden in scholen die nog geen pedagogische raad, leerlingenraad of ouderraad in de zin van het participatiedecreet hebben. Het VSKO is voorstander van het oprichten van onderliggende raden omdat het volgende voordelen biedt: Een eerste oprichting moet via verkiezingen gebeuren. Dat is echter eenmalig en zal in vele gevallen zelfs niet nodig zijn omdat het aantal kandidaten minder of gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten. Na een eerste oprichting bepalen de onderliggende raden steeds zelf hoe zij zich samenstellen en hoe zij leden afvaardigen naar de schoolraad. Uit de VSKO-evaluatie van het participatiedecreet blijkt dat vele leden van de schoolraad werden afgevaardigd door de onderliggende raden. Dat kan enkel indien die onderliggende raden zijn samengesteld volgens de modaliteiten van het participatiedecreet. In de praktijk blijkt dat lang niet altijd het geval te zijn. Dat betekent dat heel wat schoolraden niet conform het participatiedecreet zijn samengesteld. Door onderliggende raden conform het gewijzigde participatiedecreet op te richten, verdwijnt die onduidelijkheid. Meer info 6.4 Decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, B.S. 6 augustus 2004 (Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13504) Omzendbrief GD/2004/03 van 13 juni 2004 Lokale participatieregeling in het basis- en secundair onderwijs, gewijzigd op 16 mei 2014 (Digitaal via: www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13494) Hoofdstuk 6 Participatie op school 34
© Copyright 2024 ExpyDoc