Woord en gebed 19a

Shelter Haarlem 2009
Woord en Gebed
Bidden met een afgod in uw hart
Een voorbeeld van een ziener (een profeet) die een vertroebelde visie had en schadelijke
leiding ontving vinden we in de geschiedenis van Bileam in Numeri 22:1-24:25
Koning Balak van het volk Moab had boodschappers naar Bileam gestuurd met de
uitnodiging om het volk Israël te komen vervloeken. Toen Bileam God hiernaar vroeg, was
het antwoord zeer duidelijk: ‘Ga niet met hen mee, je zult dit volk niet vervloeken, want het is
gezegend’. Maar Balak stuurde opnieuw boodschappers, belangrijker dan de eersten, met
de mededeling dat Balak hem rijk zou belonen en al zijn wensen zou vervullen, als hij maar
wilde komen om de Israëlieten te vervloeken. Het was duidelijk dat goud en rijkdom
prominent in Bileams denken aanwezig was, want hij zei: ‘Al gaf Balak mij zijn huis vol met
goud en zilver, ik zou niets kunnen doen’.
Toch nodigde hij hen uit om te blijven en zei: ‘Ik zal het de Heer nog eens vragen’.
Aangezien hij zo graag de eer, het goud en de rijkdom wilde ontvangen, ging hij opnieuw in
gebed naar de Heer, maar dit keer met een onrein hart. Zoals te verwachten was, gaf de
Heer hem een antwoord in overeenstemming met de afgod in zijn hart. Hij zei: ‘Ga maar!’
Maar God was boos op Bileam en Hij stuurde een engel met een zwaard om hem de weg te
versperren.
Dit gedeelte betreffende het bidden met een afgod in uw hart zal u een belangrijk inzicht
geven voor wat betreft het zuiver houden van uw relatie met de HEER. De sleutel hierbij ligt
in het u bewust zijn van het feit waarop u uw ogen gericht hebt wanneer u bidt - alleen maar
op uw probleem of op de HEER. Laten wij eens nadenken over datgene wat de HEER tot de
profeet Ezechiël zei:
‘Toen mannen uit de oudsten van Israël tot mij kwamen en zich voor mij neerzetten, kwam
het woord des HEREN tot mij: Mensenkind, deze mannen dragen hun afgoden in het hart en
hebben vlak voor zich gesteld wat hun een struikelblok tot ongerechtigheid is; zou Ik Mij dan
nog door hen laten raadplegen?’ Daarom spreek en zeg tot hen: ’Zo zegt de Here HERE:
ieder uit het huis Israëls, die zijn afgoden in het hart draagt, en vlak voor zich stelt wat hem
een struikelblok tot ongerechtigheid is, en dan tot de profeet komt - Ik, de HERE, zal hem bij
zijn komst antwoorden overeenkomstig de dingen waarin zijn denken gevangen is.’
Ezechiël 14:1-4 NBG en LXX.
De HEER veroordeelde deze leiders van Israël omdat zij afgoden in hun hart hadden en
desondanks naar de profeet van God gingen om advies. Uiterlijk leek het alsof zij God
aanbaden, zij gingen regelmatig naar de tempel. Maar zij waren niet eerlijk. Ook wij hebben
afgoden in ons hart, wanneer wij onze reputatie, aanvaarding door anderen, rijkdom of
sensueel plezier na jagen, meer dan onze relatie met de HEER der Heren. Ieder kind van
God is verantwoordelijk voor zijn of haar relatie met God. Is uw geloof persoonlijk en een
levende werkelijkheid of vertrouwt u op de Gemeente Gods en haar leiders?
Dit brengt een schokkende waarheid aan het licht betreffende een onjuiste manier van
bidden, en ik vrees dat dit een manier is die door velen beoefend wordt.
Pagina 1 van 1
Shelter Haarlem 2009
Woord en Gebed
Wanneer ik tot de Heer kom in gebed, behoor ik een levend offer te zijn, Romeinen 12:1,2. Ik
moet mijn eigen wil hebben afgelegd en volkomen overgegeven zijn aan de wil van God
betreffende de zaak waarvoor ik bid. Wanneer dit niet mijn houding is, moet ik eerst bidden
dat God deze gezindheid in mij bewerkt, voordat ik ga bidden over een betreffende zaak.
Wanneer ik toch begin te bidden met een definitieve gerichtheid hierover in mijn eigen hart,
zal die definitieve gerichtheid van mijzelf de signalen die van Gods troon komen verstoren,
en mij doen geloven dat God de richting van mijn gedachten bevestigt, of Hij dit nu werkelijk
doet of niet.
Met andere woorden, wanneer ik over een bepaalde zaak bid en die zaak is in mijn visie of in
mijn bewustzijn belangrijker aanwezig dan mijn gerichtheid op de Heer, zal het antwoord dat
ik ontvang overeenkomstig de zaak of het probleem zijn waarop mijn denken volkomen
gericht is. Andersom, wanneer het beeld van de Heer belangrijker aanwezig is in mijn
bewustzijn dan de visie op de zaak waarvoor ik bid, zal het antwoord dat ik ontvang van de
Heer komen en een zuivere openbaring zijn, en niet verontreinigd zijn door mijn eigen
verlangens.
Het is een geestelijke wet, dat de intuïtieve stroom van gedachten komt vanuit de visie die ik
voor ogen heb. Daarom heeft de Bijbel mij de opdracht gegeven om in de eerste plaats mijn
oog te richten op Jezus, de bewerker en voleinder van mijn geloof, Hebreeën 12:1,2. Op die
manier zal de visie die ik ontvang zuiver zijn.
Dus, wanneer wij bidden met een afgod in ons hart, kunnen wij een bevestigend antwoord
van de Heer krijgen, maar het zal ons dan schade brengen. Daarom, wanneer wij bidden
moeten wij er zeker van zijn dat onze gerichtheid gezuiverd is, en dat wij de Here Jezus zien
als iemand die ONNOEMELIJK VEEL BELANGRIJKER is dan de zaak of de kwestie
waarvoor wij bidden. Alleen dan zal het antwoord zuiver zijn en levengevend.
Laat Psalm 106:14,15 SVV een waarschuwing voor ons zijn: ‘Hij gaf hun wat zij begeerden,
maar Hij zond magerheid.’ (ontevredenheid, schaarste) in hun ziel.
Pagina 2 van 2