Jaarprogramma Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2015 Provincie Groningen Vastgesteld 4 november 2014 Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 1 Inhoud Inleiding .................................................................................................................................................. 3 Hoofdstuk 1 Uitgangspunten voor vergunningverlening, toezicht en handhaving...................... 5 Hoofdstuk 2 Regie op en samenwerking bij vergunningverlening, toezicht en handhaving ..... 8 Hoofdstuk 3 Vergunningverlening Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) .......... 9 3.1 Doelstellingen Wabo-vergunningverlening ........................................................................ 9 Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ... 10 4.1 Inleiding ................................................................................................................................. 10 4.2 Speerpunten ......................................................................................................................... 10 4.3 Toezicht en handhavingstaken die zijn belegd bij de Omgevingsdienst ..................... 11 Hoofdstuk 5 Taken die niet zijn overgedragen aan de Omgevingsdienst Groningen ............. 13 5.1 Groene wet- en regelgeving ............................................................................................... 13 5.2 Blauwe wet- en regelgeving ............................................................................................... 15 5.3 Vuurwerk ............................................................................................................................... 16 5.4 Regeling burger- en militaire luchtvaart (Rbml) ............................................................... 16 5.5 Wet Bodembescherming: bodemsanering en Besluit bodemkwaliteit ......................... 16 5.6 Ontgrondingenwet ................................................................................................................ 17 5.7 Nazorg gesloten stortplaatsen ........................................................................................... 17 Hoofdstuk 6 Monitoring en rapportages .......................................................................................... 18 Bijlage 1: aanbiedingsbrief aan de Omgevingsdienst Groningen ............................................... 19 Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 2 Inleiding Voor u ligt ons jaarprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving 2015. Dit omvat het 1 Handhavingsuitvoeringsprogramma op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor ). Volgens het Bor moeten wij, als college van Gedeputeerde Staten van Groningen, jaarlijks nader specificeren en openbaar en transparant maken wat onze prioriteiten zijn. Het voorliggende jaarprogramma 2015 geeft daaraan invulling. Het Integraal Milieubeleidsplan 2013-2016 (IMB) geeft aan wat de visie is van de provincie Groningen: "Groningen heeft een leefomgeving die schoon, veilig en gezond is, met robuuste natuur en volop innovatieve bedrijvigheid die geen hinder veroorzaakt." Het provinciale milieubeleid speelt daarin een belangrijke rol. Dit beleid wordt ingezet om het milieu duurzaam te beschermen en de milieukwaliteit waar mogelijk te verbeteren. Wij hebben in 2012 besloten prioriteit te geven aan betere bescherming van mens en milieu. Daartoe is het milieubeleid aangescherpt. Inhoudelijk door een scherpere toetsing binnen de beperkte mogelijkheden van het wettelijke milieu-instrumentarium en procesmatig door toepassing van het beschikbare vergunningenen handhavingsinstrumentarium. De uitvoering van dat milieubeleid is uitgewerkt in een operationeel kader dat duidelijkheid geeft en keuzes maakt. Onze beleidsregel Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2013-2016 (het VTHkader) hebben wij in 2013 vastgesteld. Wij voeren onze wettelijke taak uit in het licht van de provinciale ambities en kwaliteiten: een ondernemende, duurzame en sociale provincie. Wij vragen bedrijven innovatief te zijn en heten ze van harte welkom in onze de provincie. We verwachten echter wel dat bedrijven op een duurzame manier werken en de nadelige gevolgen voor mens, natuur en milieu zoveel mogelijk beperken. We willen mens, natuur en milieu adequaat beschermen en daar waar mogelijk het huidige beschermingsniveau verhogen om milieuoverlast te beperken of voorkomen. De lokale aspecten, lucht, geur, geluid, licht en veiligheid hebben onze aandacht. Met de Europese en nationale regelgeving regelen we voor een groot deel de milieubelastende activiteiten van bedrijven. We constateren echter dat er een aantal hardnekkige overlastsituaties bestaat, waarbij bewoners en bedrijven elkaar in de weg zitten of dat er nieuwe overlastsituaties dreigen te ontstaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om geuroverlast of geluidhinder. Wij hebben de ambitie om nieuwe overlastsituaties te voorkomen en bestaande problemen aan te pakken. Het jaarprogramma VTH is gebaseerd op het IMB en het VTH-kader en richt zich op het stimuleren van de naleving door middel van vergunningverlening, toezicht en handhaving en maakt duidelijk op welke vergunningverlenings-, toezichts- en handhavingsactiviteiten de provincie in 2015 in de praktijk de nadruk legt. Het jaarprogramma vormt de basis voor de planning van de werkzaamheden die wij bij de Omgevingsdienst Groningen (ODG) volgens de dienstverleningsovereenkomst hebben ondergebracht. Voor vergunningverlening ligt de prioriteit bij de toepassing van de vigerende landelijke kwaliteitscriteria en bij het goed en tijdig vergunnen van activiteiten waarvoor de provincie bevoegd gezag is. Bij de uitvoering van de toezichts- en handhavingstaken volgt de provincie Groningen de landelijke systematiek van risico-gestuurd programmatisch toezicht en handhaven, zoals in het VTH-kader is aangegeven. De eerste drie hoofdstukken in dit jaarprogramma hebben betrekking op de taken van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hoofdstuk vier beschrijft de taken die zijn gerelateerd aan de 1 Artikel 7.3 Uitvoeringsprogramma: Het bestuursorgaan werkt het handhavingsbeleid jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma waarin wordt aangegeven welke van de voorgenomen activiteiten het bestuursorgaan het komende jaar uitvoert. Daarbij houdt het bestuursorgaan rekening met de krachtens art. 7.2, eerste lid, gestelde doelen en de krachtens artikel 7.2, derde lid, onder a, gestelde prioriteiten. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 3 "groene" en "blauwe" wetgeving. In het laatste hoofdstuk besteden wij aandacht aan de monitoring van en de rapportages over de VTH-activiteiten. In de bijlage hebben wij de aanbiedingsbrief aan de ODG opgenomen. Daarin kondigen wij aan dat wij naar verwachting in het eerste kwartaal van 2015 twee of drie aanvullende besluiten zullen nemen over de werkzaamheden die wij bij de ODG hebben ondergebracht. Het voorliggende programma ontbeert de overzichtstabellen met de werkzaamheden, de producten en het tijdbeslag in 2015. Die tabellen zullen wij in de komende maanden maken en in het eerste kwartaal van 2015 afronden. In die periode zullen wij ook verschillende prestatie-indicatoren definiëren. Dit jaarprogramma VTH gaat niet in op het toezicht op de uitvoering van VTH-taken door gemeenten in het kader van het interbestuurlijk toezicht. De vergunningverlening op basis van de "Groene" wetgeving maakt geen deel uit van dit jaarprogramma. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 4 Hoofdstuk 1 Uitgangspunten voor vergunningverlening, toezicht en handhaving Inleiding Jaarlijks stellen Gedeputeerde Staten een jaarprogramma VTH vast waarin de prioriteiten voor vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn opgenomen. Ons uitgangspunt voor vergunningverlening, toezicht en handhaving is de programmatische uitvoering. Daarvoor zijn de prioriteiten vanuit het Provinciaal Omgevingsplan (POP), zoals die voor het milieudeel zijn vertaald in het Integraal Milieubeleid (IMB) de basis. Wij hanteren daarbij de systematiek van de "Big Eight". Vanuit de uitvoering, die deels door de provinciale organisatie wordt gedaan en deels is uitbesteed aan de ODG, komen rapportages en monitoringsgegevens die de input leveren voor de noodzakelijke evaluatie op strategisch niveau. De beleidscyclus wordt gesloten doordat de evaluatie bijdraagt aan de vaststelling van nieuw c.q. aangepast beleid. In de beleidsregel VTH 2013-2016 zijn de prioriteiten uit het IMB vertaald naar de speerpunten: Veiligheid; Luchtemissies; Duurzaamheid; Hinder. Deze speerpunten zijn leidend voor dit jaarprogramma. Het jaarprogramma VTH 2015 beoogt: Inzicht te geven in de (risico-gestuurde) uitwerking van het beleid in de programmering en uitvoering op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Inzicht te geven in relevante nieuwe ontwikkelingen en projecten. Invulling te geven aan de kwaliteitseisen voor toezicht en handhaving uit het Besluit omgevingsrecht (Bor). Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 5 Bevoegd gezag De wetgever heeft bepaald dat de provincie Groningen bevoegd gezag is voor de uitvoering van VTHtaken bij ca. 100 verschillende inrichtingen (bedrijven) en diverse leefomgeving belastende activiteiten. Basis hiervoor zijn de volgende wetten: De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo); De Wet milieubeheer; (Wm) Het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo); Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder; De Wet hygiëne en veiligheid van badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz); De Waterwet (Ww); De Wet bodembescherming (Wbb); Verschillende groene wetgeving zoals de Natuurbeschermingswet (Nbw), de Flora-en faunawet (Ffw) en de Boswet. De Wet luchtvaart (Wlv);De Regeling burger en militaire luchtvaart (RBML) Ontgrondingenwet; Vuurwerkbesluit. Dit betekent dat wij omgevingsvergunningen verlenen en toezicht houden op de complexere industriële bedrijven en afvalbedrijven. Kern van vergunningverlening, toezicht en handhaving is het reguleren van de activiteiten van bedrijven die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. Ook zien wij toe op de naleving van wet- en regelgeving, op de voorschriften in de vergunningen en (rechtstreeks werkende) gerelateerde regelgeving zoals het Activiteitenbesluit en het Bouwbesluit. Omgevingsdienst Een deel van deze wettelijke taken wordt door ons uitgevoerd. Het overgrote deel wordt in opdracht van de provincie uitgevoerd door de Omgevingsdienst Groningen (ODG) zoals vastgelegd in de dienstverleningsovereenkomst (DVO). De ODG voert de vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken uit op het gebied van het omgevingsrecht zoals neergelegd in Wabo en de bijbehorende uitvoeringsregelingen. Zij werkt voor alle Groninger gemeenten en de provincie Groningen. De ODG is een Gemeenschappelijke Regeling waarbinnen de deelnemers afzonderlijke dienstverleningsovereenkomsten sluiten. De ODG is primair een uitvoeringsdienst en voert een basispakket aan wettelijke Wabo-taken uit. Wij maken met de ODG afspraken over structurele monitoring over de voortgang van de taken die worden uitgevoerd door de ODG. De dienstverleningsovereenkomst regelt in grote lijnen hoe de taken en formatie bij de ODG zijn ondergebracht. Het accent ligt hier op de ‘harde kant’ van de taakuitvoering: de producten, de werkafspraken en de financiën.. De van toepassing zijnde kwaliteitscriteria hebben vooral betrekking op de kwaliteit van het product en het productieproces (de Kwaliteitscriteria 2.1 op www.uitvoeringmetambitie.nl). In aanvulling op de dienstverleningsovereenkomst hebben wij de volgende ambities: Het creëren van een optimale afstemming tussen beleid en uitvoering. Minder regels en betere dienstverlening. Een grote mate klantgerichtheid: wij hebben ervoor gekozen de frontoffice bij ons te houden. Hier worden onder andere de vergunningaanvragen in behandeling genomen. In de uitvoering hebben de frontoffice en de ODG een rol. Aandachtspunten voor de ODG zijn: Communicatie en de digitale verbinding met de frontoffice. Snelheid van levering van producten. Registratie in het digitale zaaksysteem Squit-XO. Kwaliteit, opleidingsniveau en professionaliteit van vergunningverleners en toezichthouders. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 6 Project Kwaliteitsimpuls; audit risicovolle bedrijven Naar aanleiding van het onderzoek naar ons optreden als bevoegd gezag bij het bedrijf Green Oil Company (destijds North Refinery) hebben wij een plan van aanpak opgesteld. Wij hebben ons vervolgens geaudit op onze vergunningverlening en toezicht bij andere risicovolle bedrijven. Die audit heeft ons geleerd dat wij destijds terecht hebben ingezet op een breder ontwikkeltraject dan alleen voor GOC. Er zijn vervolgens per bedrijf actiepunten vastgelegd. In 2012 - 2013 zijn wij begonnen e met de verbeterslag. In 2014 heeft de ODG invulling gegeven aan de 2 tranche. De aanpak van de actiepunten wordt in 2015 voortgezet. Nieuwe dossiers 1e tranche 20122013 2e tranche 2014 Etc. Overige dossiers (tijdelijk geen actualisatie) Tijdrovende dossiers Er zijn bedrijven waarbij de procedure meer tijd kost dan vooraf redelijkerwijze kan worden geraamd. Deze bedrijven hebben ook onze bestuurlijke aandacht. Dit kan gaan om bestaande bedrijven, maar ook om nieuwe projecten, zoals bijvoorbeeld het datacenter van Google in de Eemshaven. In 2014 waren GOC, Dusseldorp, Akzo Compliance tijdrovende dossiers. Wij hadden ook te maken met milieurisico's bij enkele bedrijven in surseance van betaling / faillissementen. In 2015 zijn dat, zover nu bekend, de dossiers GOC, Dusseldorp, Pattje en ESD. Voor dit type dossier bekijken we per project of de projectleiding bij de ODG of bij de provincie komt te liggen. Hierover maakt de programmamanager afspraken met de ODG. Voor Dusseldorp en GOC ligt de projectleiding ook in 2015 nog bij de provincie; de projectleiding voor Pattje en ESD ligt in 2015 bij de ODG. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 7 Hoofdstuk 2 Regie op en samenwerking bij vergunningverlening, toezicht en handhaving In onze vergunningverlening, toezicht en handhaving acteren wij in meerdere gevallen samen met andere overheden en uitvoeringsorganisaties. Ieder heeft daarin dan haar eigen taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Bij enkele wetten heeft de wetgever ons de regiefunctie toebedeeld. In andere gevallen hebben wij de regiefunctie gekregen op basis van samenwerkingsafspraken. Voorbeelden van de regiefunctie zijn: Regie op het toezicht in het kader van de "Groene" wetgeving Vuurwerkcoördinatie, waaronder onder andere de voorbereiding van jaarlijkse controle van de vuurwerkverkooppunten; VTH-regie in de provincie Groningen, bijvoorbeeld in de harmonisatie van het beleid van de gemeenten en de provincie, in de opdrachten aan de Omgevingsdienst Groningen; VTH BRZO in Noord-Nederland, bijvoorbeeld in de implementatie van de landelijke handhavingsstrategie en zo nodig in de mandatering en de opdrachtverlening aan de Omgevingsdienst Groningen, als BRZO-RUD Samenwerking in Noord-Nederland Provincies hebben te maken met een aantal specialistische taken die beperkt van omvang zijn. Deze taken vallen veelal buiten de Wabo. Dit betekent dat verdere verbetering in de uitvoering op andere wijze gerealiseerd moet worden op het gebied van efficiency, effectiviteit en kwaliteit. Dit is denkbaar op het schaalniveau van Noord-Nederland. De samenwerking is mogelijk op vier ambitieniveaus: 1. het uitwisselen van informatie, 2. een gemeenschappelijk uitvoeringsprogramma, 3. het uitwisselen van inspecteurs, 4. een gezamenlijke organisatie. In het bestuurlijk overleg van maart 2010 hebben wij afgesproken vooralsnog te kiezen voor een samenwerking op maximaal ambitieniveau 3. Voor de natuurwet- en regelgeving is vervolgens bij de drie provincies een regiefunctie ingesteld. De regisseurs van Groningen, Fryslân en Drenthe werken inmiddels nauw samen en komen in de praktijk tot gezamenlijke afstemming en uitvoering. Groningen en Drenthe hebben inmiddels ook een gezamenlijke risicoanalyse Groene Wetgeving voorbereid die eind 2014 wordt afgerond. In geval van kleine luchtvaart (RBML) geldt dat het voor alle drie de provinciale organisaties een nieuw toezichtgebied is; in noordelijk verband wordt samengewerkt op nivieau 1: kennis wordt uitgewisseld en we regelen onderling de vervanging in geval van afwezigheid van medewerkers. Met betrekking tot de Wet Hygiëne Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden (WHVBZ) geldt dat er afspraken zijn om in geval van drukte en afwezigheid elkaar te vervangen. Met betrekking tot de uitvoering van het Vuurwerkbeleid, wet- en regelgeving wordt landelijk samengewerkt, waarin de drie noordelijke provincies zich door één van hun laten vertegenwoordigen. Die provinciale organisatie voert ook de regie. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 8 Hoofdstuk 3 Vergunningverlening Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) Een van de kerntaken van de provincie is het stellen van regels, het houden van toezicht op de naleving van regels en het optreden tegen overtredingen. Wij zijn als provincie Groningen het bevoegde gezag voor de uitvoering van de VTH-taken bij een honderdtal bedrijven en activiteiten. Voor inrichtingen waarvoor de provincie op grond van de milieuactiviteiten van een inrichting het bevoegd gezag is zijn we ook verantwoordelijk voor onderdelen van de omgevingsvergunning zoals bouwen, reclame, in-/uitritten, kappen en slopen (de zogenaamde BRIKS-taken) en indirecte lozingen. Anders dan bij bouwen zijn voor milieu geen vaststaande methodieken voor het uitvoeren van een beoordeling, waardoor strakke sturing lastiger is. Dit komt omdat de milieutoets betrekking heeft op een grote variëteit aan bedrijfsactiviteiten, waarbij ook de locatie van de bedrijvigheid een belangrijke rol speelt. Voor een bedrijf dat is gevestigd op een industrieterrein worden doorgaans andere milieueisen gesteld dan aan een bedrijf dat is gevestigd in een woonwijk. Daarnaast kenmerkt de milieuregelgeving zich door gebonden beoordelingsvrijheid (strakke nationale en Europese wet- en regelgeving versus maatwerk per bedrijf) en een enorme hoeveelheid (pseudo-)wetgeving. Veel normen staan niet per definitie vast, maar moeten afhankelijk van locatie en bedrijvigheid door het bevoegde gezag worden bepaald in op maat gemaakte voorschriften. De werkzaamheden zijn vraag gestuurd en afhankelijk van (nieuwe) activiteiten in het bedrijfsleven en de samenleving. Hierdoor is het aantal aanvragen vooraf lastig in te schatten. Ondanks dat maatwerk per bedrijf tijdrovend is en de belangen van de omgeving en de aanvrager zorgvuldig moeten worden afgewogen is de inspanning erop gericht om vergunningaanvragen af te handelen binnen de wettelijke termijn. In het kader van het Project Kwaliteitsimpuls heeft de provincie de bestuurlijke keuze gemaakt om vanaf 2012 jaarlijks een aantal dossiers met prioriteit te behandelen om na een aantal jaren op die dossiers tot de gewenste kwaliteit te komen. Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven zijn hiervoor met de ODG nadere afspraken gemaakt. 3.1 Doelstellingen Wabo-vergunningverlening De provincie stelt vergunningen op volgens eisen die wettelijk gelden en die zij zichzelf oplegt. Het doel hiervan is om vergunningen helder, transparant en handhaafbaar te maken. Voor activiteiten waarbij meerdere vergunningen nodig zijn vindt afstemming plaats met de betreffende bevoegde gezagen. Hiermee wordt voorkomen dat een activiteit gedeeltelijk een vergunning krijgt, maar op basis van andere wetgeving toch niet kan plaatsvinden. Voor vergunningverlening stellen wij ons ten doel procedures tijdig af te handelen, kwalitatief goede producten af te leveren en verleende vergunningen actueel te houden. Daartoe zijn voor 2015 de volgende doelstellingen geformuleerd: 2 100% van de reguliere vergunningen worden binnen de wettelijke termijn verleend. 3 90% van de vergunningen met een uitgebreide procedure worden binnen de wettelijke termijn verleend. Volgens de voortgangsrapportage van de ODG is tot september 2014 85% van de vergunningen binnen de wettelijke termijn vergund. De ambitie voor 2015 blijft om 90% te halen. In alle trajecten voor een uitgebreide vergunning maken wij onze locatie-specifieke strategische milieutoets. Wij beoordelen de activiteit daarmee vroegtijdig. Als wij na de toets menen dat met de activiteit een onbalans tussen de economische belangen, de milieubelasting en de leefbaarheid zal ontstaan, dan zullen wij pogen het (aanstaande) vergunningentraject te stoppen of te veranderen. Vergunningen van nieuwe bedrijven zijn van meet af aan op orde. Dit betekent dat de vergunning is gebaseerd op de best beschikbare technieken (BBT) en past binnen het POP, het IMB en het VTH-kader. De verbeterslag (vergunningprocedures) bij de 28 meest risicovolle bedrijven zoals bepaald in 2012-2013 wordt gecontinueerd met een volgende tranche van circa 8 bedrijven. Aanvragen voor een vergunning worden behandeld, ongeacht of een bedrijf al in de tranche voor 2015 is geplaatst. 2 de wettelijke termijn van omgevingsvergunningen met een reguliere procedure is 8 weken 3 de wettelijke termijn van omgevingsvergunningen met een uitgebreide procedure is 26 weken Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 9 De twee eerstgenoemde doelstellingen zijn opgenomen in de dienstverleningsovereenkomst van de provincie Groningen met de ODG (Art. 9). Wij zullen de werkwijze voor het bereiken van de zes doelstellingen beschrijven in de Samenwerkingsafspraken Provincie - ODG. Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) 4.1 Inleiding Bij de systematiek van het programmatisch toezicht en handhaven worden, samen met de partijen die bij de handhaving van een bepaald beleidsdossier, -domein of wet een rol spelen, de risico’s van het niet-naleven inschat en op basis daarvan prioriteiten vaststelt. De beleidsregel Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2013-2016 van de provincie is een van de basisdocumenten voor de prioritering en het handhavingsbeleid. In 2009 hebben wij de “Handhavingsstrategie en werkwijze Wabo Groningen 2009” vastgesteld. Daarin zijn onder andere onze nalevingsstrategie, de sanctiestrategie en ons gedoogbeleid opgenomen. Deze strategie vormt een belangrijke basis voor de lokale en regionale omgevingshandhaving. Voor een aantal specifieke onderwerpen, zoals toezicht vuurwerk, zwemwater en de risicobedrijven hanteren we ander of aanvullend handhavingsbeleid. Een 4 voorbeeld hiervan is de landelijk handhavingsstrategie BRZO ’99. Dit jaarprogramma geeft een actuele vertaling van het beleid naar uitvoering en is daarmee samen met de Samenwerkingsafspraken leidend voor de uitvoering van de ODG. 4.2 Speerpunten Het uitgangspunt voor de bestuurlijk gemaakte keuzes in de Beleidsregel Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2013-2016 , die het kader scheppen voor toezicht en handhaving is de eerder genoemde risicoanalyse en de speerpunten vanuit het POP en het collegeprogramma. Voor de beschreven periode gaat het om “gezond en veilig Groningen”. In de Beleidsregel VTH 2013-2016 is dit vertaald naar de speerpunten: Veiligheid; Luchtemissies; Duurzaamheid; Hinder. In dit uitvoeringsprogramma worden deze speerpunten op operationeel niveau door de ODG vertaald naar “inspectiepunten”. De uitvoering daarvan wordt meegenomen in het toezichtsplan op desbetreffende inrichting of branche. Binnen deze speerpunten krijgen de volgende thema’s aandacht: PGS 29 In het kader van de Landelijke Aanpak Toezicht Risicovolle Bedrijven (LAT RB) is besloten om een landelijk inspectieproject PGS-29 tankopslag uit te voeren. Uitvoering van het project vond in hoofdzaak plaats tussen december 2012 en april 2013. Het toezicht op de opslagtanks zal in 2015 worden gecontinueerd via het BRZO+ programma. De ODG, als BRZO-RUD, is de uitvoerende instantie. Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving door productie, opslag en transport (inclusief buisleidingen) van gevaarlijke stoffen en luchtvaart. De provincie Groningen kent in het Eems-Delta gebied een concentratie van risicovolle bedrijvigheid. De provincie realiseert zich dat een risicoloze samenleving ondenkbaar is, maar zet zich in om de risico's voor de burgers te minimaliseren. In 2015 geven wij prioriteit aan onze toezichthoudende taak op risicovolle inrichtingen. Brandveilig gebruik Wij zijn deels ook verantwoordelijk voor het brandveilig gebruik van gebouwen. In 2014 was dit een item bij toezichtbezoeken. De werkwijze is geborgd bij de ODG, maar nog niet alle bedrijven zijn gecontroleerd. Er is een brandveiligheidsteam ingesteld; de ODG overlegt iedere 2 weken met de veiligheidsregio over brandveiligheid bij nieuwe inrichtingen. Brandveilig gebruik is een aandachtpunt in ons toezicht in 2015. 4 Besluit risico’s zware ongevallen Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 10 Duurzaamheid In onze beleidsregel VTH 2013 - 2016 hebben wij het onderdeel duurzaamheid opgenomen en de ambitie uitgesproken om verdere verduurzaming van de bedrijven in de provincie Groningen te reguleren en te stimuleren. In 2013 is het SER-energieakkoord ondertekend, waardoor Energiebesparing een belangrijk item is geworden bij Toezicht en Handhaving. Op grond van het Activiteitenbesluit zijn bepaalde categorieën bedrijven verplicht om energiebesparende maatregelen te treffen die binnen 5 jaar kunnen worden terugverdiend. In het Integraal Milieubeleidsplan 2013-2016 heeft de provincie Groningen aangegeven dat hierop toezicht wordt gehouden. In 2015 wordt toezicht op energiebesparende maatregelen uitgevoerd. 4.3 Toezicht en handhavingstaken die zijn belegd bij de Omgevingsdienst In deze paragraaf zijn de toezicht- en de handhavingstaken beschreven die de ODG voor ons uitvoert. Het bedrijvenbestand, maar ook de activiteiten zijn dynamisch. Het maken van keuzes voor de juiste inzet vraagt dan ook continu aandacht en een goede planning- en control cyclus in het kader van de monitoring. In dit programma zit enige flexibiliteit waarmee wij kunnen inspelen op nieuwe aandachtspunten. Opstellen risicoanalyses en toezichtsplannen Op basis van het VTH-kader maakt de ODG een risicoanalyse over een inrichting of een branche en stelt aan de hand hiervan een toezichtsplan op. Wabo preventief toezicht inrichtingen Preventief toezicht uitvoeren op basis van risicoanalyses; Beoordelen van ingediende rapportages m.b.t. emissies, geluid, bodembescherming, energie, veiligheid etc.; Wabo repressief toezicht inrichtingen Het uitvoeren van hercontroles naar aanleiding van toezichts-/ handhavingsbrieven. Het uitvoeren van inspecties bij illegale activiteiten. Het afhandelen van klachten en meldingen m.b.t. ongewone voorvallen. Handhaafbaarheidstoets Toezichthouders toetsen de voorschriften in een omgevingsvergunning op handhaafbaarheid om zo tijdig overeenstemming te krijgen over de interpretatie van de voorschriften. Afgestemd toezicht De ODG stemt het toezicht zoveel mogelijk af met handhavingspartners (o.a. Inspectie SZW, NVWA, VR, IL&T, Waterschap/RWS). Het betreft de planning en de te inspecteren onderwerpen. Zij coördineert ook het toezichtproces op het punt van integraal (Wabo+ breed) toezicht. Ketentoezicht Het uitvoeren van administratief toezicht op de afvalketen, grondstoffenbalansen, emissieregistraties etc. Hieronder valt tevens: EVOA-advisering; LMA-beheer, zoals landelijke afstemming, verwerkingscodes etc; Ontheffingen Stortbesluit (Bssa); Transportcontroles; Indien van toepassing uitvoeren van Diepgaand Administratief Toezicht; Consignatiedienst Het ontvangen en afhandelen van milieuklachten (overlast) en ongewone voorvallen binnen inrichtingen. Het daartoe beschikbaar hebben van een 24-uurs consignatiedienst. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 11 Crisismanagement Het 24-uur per dag beschikbaar hebben van toezichthouders voor advisering aan het crisismanagement Groningen in crisissituaties bij LAT-RB bedrijven en als adviseurs voor de reguliere consignatiedienst bij “grotere incidenten” binnen LAT-RB bedrijven. Toezicht bodemsaneringen en besluit bodemkwaliteit De ODG houdt toezicht op de bodemsaneringen en voert de inhoudelijke toetsing van de evaluatiebeschikkingen uit. Daarnaast verzorgt de ODG het toezicht op nazorglocaties en monitoringslocaties. Ten aanzien van de monitoringslocaties is vastgelegd wanneer de monitoring eindigt en wanneer de sanering als afgerond kan worden beschouwd. Het accent ligt in de periode 2014-2016 op de aanpak van de spoedlocaties ter nakoming van de bestuurlijke verplichting uit het Bodemconvenant 2009. Luchtspecialisme Adviseren op het gebied van luchtemissies en geur, en het beheren van e-neuzen. Met betrekking tot de e-neuzen schrijft de ODG een separaat beheersplan. EPRTR beoordelingen Volgens de Europese regelingen is een groep bedrijven verplicht om een elektronisch milieujaarverslag in te dienen. De ODG beoordeelt deze verslagen op juistheid en volledigheid. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 12 Hoofdstuk 5 Taken die niet zijn overgedragen aan de Omgevingsdienst Groningen Activiteiten De Toezichtstaken die niet zijn overgedragen aan de Omgevingsdienst betreffen het toezicht en handhaving op de volgende taken en bijbehorende wet- en regelgeving: Natuurwetgeving Flora- en faunawet Natuurbeschermingswet Boswet Wadloopverordening IPO convenant Cross compliance Waterwet- en regelgeving Grondwateronttrekkingen Industrieel en drinkwaterwinning Warmte- Koude opslag Wet hygiëne veiligheid badinrichtingen en zwembaden Vuurwerk Ontgrondingenwet Regeling burger- en militaire luchtvaart. (RBML) 5.1 Groene wet- en regelgeving De provincie is bevoegd gezag voor het verlenen van vergunningen, verklaringen van geen bedenkingen en het geven van bestuurlijk oordeel op grond van de Natuurbeschermingswet en het verlenen van ontheffingen op grond van de Flora- en Faunawet. Door adequaat toezicht en handhaving en regie m.b.t. Groene Wetgeving leveren we een bijdrage aan het programma 'Schoon en Veilig Groningen'. Als provincie zorgen we ervoor dat toezicht en handhaving van de groene weten regelgeving bij ieder bevoegd gezag een volwaardige plaats krijgt in de implementatie van de Wabo / Omgevingswet. Dit doen we volgens systematiek van de Big Eight. Het uitvoeren van deze activiteiten in een primaire wettelijke taak (Flora- en fauna wet, Boswet, Wadloopverordening, Cross Compliance, Natuurbeschermingswet). De activiteiten zijn structureel en komen jaarlijks terug. De activiteiten bestaan uit feitelijk toezicht en handhaving, afstemming en regie met overige handhavingspartners en de afstemming met de eigen organisatie die zich bezig houdt met Groene Wetgeving. We werken risico gestuurd en programmatisch. Daarbij wordt aan de hand van de risicoanalyse een toezichtsplan opgesteld. Vervolgens wordt het toezichtsplan uitgevoerd en gemonitord. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat een deel van het werk mede wordt bepaald door het Openbaar Ministerie en dus vooraf niet bekend is. De wettelijke regierol is gebaseerd op paragraaf 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), getiteld "Afstemming en coördinatie in het belang van een doelmatige handhaving". Flora en fauna De Flora- en faunawet beschermt in het wild voorkomende diersoorten en plantensoorten. De wet kent regels voor de jacht, beheer, schadebestrijding, handel en bezit. Het toezicht op en de handhaving van de door de provincie afgegeven ontheffingen en illegale activiteiten wordt door de twee gespecialiseerde inspecteurs uitgevoerd. Zij zijn naast toezichthouder aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). Natuurbeschermingswet Doel van de Natuurbeschermingswet 1998 is het geven van wettelijke bescherming aan terreinen en wateren met bijzondere natuur- en landschapswaarden. Deze wet richt zich op gebiedsbescherming. De wet onderscheidt drie typen te beschermen gebieden: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden); Beschermde Natuurmonumenten; Wetlands. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 13 In de provincie Groningen betreft dat de volgende gebieden: Waddenzee en Noordzeekustzone; Twee Habitat- en Vogelrichtlijngebieden van 250.000 en 272.027 hectare Drentsche Aa; Een Habitatrichtlijngebied van 3.966 hectare Leekstermeergebied; Vogelrichtlijngebied van 1.449 hectare Lauwersmeer; Een Vogelrichtlijngebied van 5.790 hectare Lieftinghsbroek; Habitatrichtlijngebied van 20 hectare Zuidlaardermeergebied; Een Vogelrichtlijngebied van 2.096 hectare Aanwijzingsbesluit en beheerplannen Natura 2000 Het aanwijzingsbesluit en de beheerplannen bepalen de grenzen en doelen van Natura 2000gebieden In de Natura 2000 gebieden en rondom het beschermde natuurmonument Schildmeer zijn, in speciale gevallen, ook natuurbeschermingswetvergunningen nodig. Activiteiten buiten deze gebieden kunnen een negatieve invloed hebben op de beschermde natuurwaarden in deze gebieden. Boswet Het doel van de Boswet is de instandhouding van het bosareaal. Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verleent ontheffingen en uitstel in het kader van de Boswet. Alle uitvoerings- en handhavingstaken zijn door het ministerie belegd bij de provincie. De uitvoerende inspecteur(s) adviseren het ministerie over inzet van handhaving en compensatieregeling. De "groene" inspecteurs A zijn belast met de handhaving van de Boswet. Overtredingen van de Boswet worden per definitie strafrechtelijk afgehandeld waarbij veelal compensatiemaatregelen worden opgelegd. Cross compliance: Cross compliance betekent dat landbouwers, om Europese landbouwsteun te ontvangen, moeten voldoen aan bestaande Europese richtlijnen zoals de vogel- en habitatrichtlijn, nitraat- en grondwaterrichtlijn. Veel landbouwers in Nederland ontvangen inkomensondersteuning op grond van het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Op die manier zorgt het GLB ervoor dat landbouwers duurzaam voedsel van hoge kwaliteit kunnen produceren. In ruil voor deze inkomensondersteuning moeten landbouwers voldoen aan belangrijke normen op het gebied van diergezondheid, dierenwelzijn en milieu die voortvloeien uit Europese verordeningen en richtlijnen. Landbouwers die niet aan deze regels voldoen, voldoen niet aan de subsidievoorwaarden en krijgen dus minder inkomenssubsidie. Bovenstaande Europese normen zijn hetzelfde voor alle Europese landbouwers en staan internationaal bekend onder de naam ‘cross compliance’. In Nederland wordt hiervoor meestal de term ‘randvoorwaarden’ gebruikt. In Nederland is het toezicht op cross compliance regelgeving een samenwerkingsproces waarin verschillende overheden hun eigen controletaken uitvoeren. De Nederlandse voedsel en warenautoriteit (NVWA) is coördinator. De provincie Groningen (toezichthouders Cross compliance) controleert conform de 1% regeling jaarlijks ca. 18, door het NVWA aangewezen, bedrijven. De resultaten worden teruggekoppeld aan de NVWA. IPO Convenant "Regie Natuurwet- en regelgeving": Op 1 juli 2008 trad het convenant ‘Nalevingstrategie Natuurwetgeving’ in werking, ondertekend door het IPO, het OM, de toenmalige Minister van LNV, de staatssecretaris van Financiën en de Raad van hoofdcommissarissen. Met het ondertekenen van het convenant is afgesproken dat de provincies vanaf 2009 programmatisch handhaven op de natuurwetgeving (Boswet, Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet). Met het programmatisch handhaven wordt, in afstemming met de ketenpartners, de inzet gebaseerd op een risicoanalyse en wordt periodiek beoordeeld of de doelen worden behaald (monitoren). Interventies zijn vooral gericht op het voorkomen van overtredingen en het bevorderen van het naleefgedrag. De uitvoering van de natuurwetgeving vindt grotendeels gedecentraliseerd, op provinciaal niveau, plaats. Bij de handhaving zijn naast het Ministerie van EL&I en provincies ook politie, douane, boa’s van terrein beherende organisaties en het Functioneel Parket betrokken. Het feit dat zoveel verschillende organisaties bij de handhaving betrokken zijn, maakt afstemming en samenwerking erg belangrijk. De coördinatie van de afstemming en samenwerking volgens het Big Eight model met bovenstaande ketenpartners behoort tot het resultaatgebied van de Groene Regisseur. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 14 Wadloopverordening Het doel van de wadloopverordening is om de activiteiten in het unieke estuarium en Natura 2000 gebied Waddenzee te regulieren om daarmee de natuurwaarden te beschermen. We houden toezicht samen met andere handhavingspartners (Friesland en ministerie) . Naast het toezicht in het kader van de Natuurbeschermingswet betreft het ook controle toestemmingen op het organiseren van wadlooptochten. 5.2 Blauwe wet- en regelgeving Door preventief en representatief toezicht en adequate handhaving leveren we een bijdrage aan het programma 'Schoon en Veilig Groningen'. De activiteiten zijn structureel en komen jaarlijks terug. We werken daarbij risico gestuurd en programmatisch volgens de methodiek van de Big Eight. De provincie Groningen houdt toezicht op de drinkwatervoorzieningen, Warmte - en Koudeopslag WKO, industriële onttrekkingen grondwater (drinkwater, industriewater en beschermingsgebieden) in het kader van de Waterwet. De provincie is het bevoegd gezag voor de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz). Het toezicht op blauwe wetgeving betreft het volgende: Toezicht Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemwater (Whvbz) Waterwet (grondwateronttrekking t.b.v. winning en bodemenergiesystemen) Wet Hygiëne Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden Het toezicht op de (Whvbz) richt zich op de zorg voor hygiëne en veiligheid van de bezoekers door de eigenaren van betreffende gelegenheden. Hieronder vallen openbare zwembaden, zwemplassen (oppervlaktewater) en semi-openbare zwembaden (zoals sauna's, bungalowparken, hotels etc). Alle openbare en semi openbare baden worden periodiek bezocht. Naar aanleiding van de maandelijkse, door de exploitant uit te voeren, zwemwateranalyses worden jaartoetsen van de zwemwaterkwaliteit opgesteld. De badzônes van de aangewezen zwemplassen moeten voldoen aan specifieke voorwaarden. In het seizoen bewaken wij de zwemwaterkwaliteit en de inrichting van de badzones samen met de waterschappen. Wij maken jaarlijks de zwemwaterfolder waarin de erkende zwemplassen zijn benoemd. Op de provinciale website geven wij informatie over de kwaliteit van het zwemwater in de zwemplassen. Waterwet Wij verlenen onttrekkingsvergunningen op basis van de Waterwet. Voor het verkrijgen van een vergunning worden de potentiële milieuhygiënische en hydrologische gevolgen van het open systeem onderzocht en waar mogelijk beperkt of voorkomen. De vergunning vervult daarmee een belangrijke rol in de borging van de kwaliteit van bodem en grondwater. Grondwaterwinning Het onttrekken van grondwater voor zowel industriële onttrekking (koel- en proceswater) als onttrekking voor drinkwater is geregeld in de Waterwet. Wij houden toezicht op de capaciteit van de onttrekking. In geval van aanleggen of sluiten van een bron is met name een goede afdichting en opbouw van belang. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 15 Bodemenergiesystemen Het onttrekken en infiltreren van grondwater ten behoeve van Warmte- en Koudeopslag (WKO) – installaties is geregeld door de Waterwet. Wij houden toezicht op de WKO's. Het toezicht richt zich op de energiebalans en bij aanleg en sluiting op respectievelijk de opbouw en de goede afdichting. De gemeenten en de provincie gebruiken de Beoordelings Uitvoerings Methode (BUM) en de Handhavings Uitvoerings Methode (HUM) voor open en gesloten bodemenergiesystemen. De HUM is gericht op uniformering van toezicht en handhaving. Hierin zijn voorschriften uit het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen en de Provinciale Milieuverordening verder uitgewerkt in een leidraad voor de toetsing en handhaving van zowel de vergunningen als de algemene regels. Wij gebruiken deze methode bij het uitvoeren van het toezicht. 5.3 Vuurwerk Onze taken op gebied van vuurwerk bestaan uit het toezicht op vuurwerkevenementen en voorstellingen alsmede vuurwerkcoördinatie Verder zijn wij bevoegd gezag voor opslagen van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk. Aanvragen om ontbrandingstoestemmingen en de meldingen voor vuurwerkevenementen en voorstellingen komen binnen via de website [email protected]. en worden door ons beoordeeld. Toezicht evenementen Het ontbranden van vuurwerk bij evenementen en voorstellingen brengt risico's met zich mee voor de directe omgeving. Om er voor te zorgen dat dit veilig wordt uitgevoerd, houden wij controles op de regels uit het Vuurwerkbesluit, de Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk en/of de ontbrandingstoestemming. Bij de beslissing of een evenement of voorstelling door een toezichthouder wordt bezocht, wordt gebruik gemaakt van onze beslisboom. Vuurwerkcoördinatie (wettelijke taak) Onze coördinator geeft leiding aan het Groningse vuurwerkteam ; vertegenwoordigt het vuurwerkteam ; is het aanspreekpunt voor andere instanties en de andere vuurwerkteams; is belast met de coördinatie, stimulering, voortgangs- en kwaliteitsbewaking van het geheel aan toezichthoudende activiteiten m.b.t. vuurwerk binnen de provincie; is gezamenlijk met de vuurwerkcoördinator van de politie belast met de coördinatie van hun activiteiten; stelt jaarlijks de rapportage Vuurwerk op. 5.4 Regeling burger- en militaire luchtvaart (Rbml) Wij houden toezicht op de Regeling Burger- en Militaire Luchtvaart (RBML) op geluid en externe veiligheid. Het gaat hier onder ander over kleine luchthavens, ultralight-vliegvelden, en helikopterlandingsplaatsen. . Daarnaast houden wij toezicht n.a.v. verleende TUG (tijdelijk uitzonderlijk gebruik) -ontheffingen. Ontheffinghouders hebben toestemming om onder voorwaarden buiten luchthaventerreinen op te stijgen en te landen met een helikopter, ultralight, paramotor, onbemand toestel of om gelijktijdig op te stijgen met meerdere luchtballonnen (evenementen). 5.5 Wet Bodembescherming: bodemsanering en Besluit bodemkwaliteit De provincie is verantwoordelijk voor het beperken en het zoveel mogelijk ongedaan maken van ernstige verontreinigingen in de bodem. Wij beoordelen en toetsten bodemonderzoeken en saneringsplannen bij ernstige bodemverontreiniging. Het besluit bodemkwaliteit richt zich op grondverzet. De provincie is in dit kader bevoegd gezag voor de provinciale inrichtingen waarbij de initiatiefnemer het grondverzet dient te melden waarbij deze wordt beoordeeld. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 16 Vergunningverlening De artikelen 29 en 37 Wet bodembescherming bepalen dat Gedeputeerde Staten in een beschikking moeten vaststellen of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging en de spoedeisendheid van de situatie. Een saneringsplan behoeft de instemming van Gedeputeerde Staten. Aan die instemming zijn voorwaarden verbonden. Daarnaast voeren wij de volgende werkzaamheden uit: Het beoordelen en afhandelen van artikel 41 meldingen (melding van verontreinigingsgevallen door gemeenten), BUS-meldingen (Besluit Uniforme Saneringen), saneringsplannen, evaluatierapporten, monitoringsrapportages en nazorgplannen; Voeren van vooroverleggen met grote saneerders; Vroegtijdig info verstrekken bij omvangrijke en/of complexe gevallen van bodemverontreiniging; Uitvoeren landelijk Convenant Bodem, alsmede verzamelen/beheren bodeminformatiegegevens. Toezicht bodemsaneringen en besluit bodemkwaliteit. Hiervoor verrichten wij onderstaande activiteiten: Het op basis van risicoanalyse uitvoeren van preventief toezicht op bodemsaneringen; Het uitvoeren van inspecties bij illegale activiteiten; Het uitvoeren van repressief toezicht; Het beoordelen van saneringsevaluaties; Het beoordelen van meldingen in zake besluit bodemkwaliteit. 5.6 Ontgrondingenwet Toezicht ontgrondingen betreft het toezicht op gebieds- en infrastructuurverbetering als bijvoorbeeld aanleg van natuurelementen en wegen en daarnaast het toezicht op de zand- en kleiwinningen. Ontgrondingen t.b.v. natuurontwikkeling en infraverbetering (klein en groot) Er is sprake van ontgronding als het maaiveld wordt verlaagd: er wordt een laag grond afgegraven. Ontgrondingen worden uitgevoerd voor bijvoorbeeld de aanleg van wegen, landbouwkundige verbetering en natuurelementen. De provincie registreert en reguleert ontgrondingen met een vergunningensysteem op grond van de Ontgrondingenwet en de provinciale ontgrondingen verordening, niet voor ieder ontgronding is een vergunning nodig. Voor bepaalde ontgrondingen geldt een meldingsplicht. Het toezicht op de ontgrondingen richt zich op het uitvoeren van de ontgrondingen conform de voorwaarden. De kleine ontgrondingen worden tijdens de uitvoering steekproefsgewijs gecontroleerd, daarnaast is er nog een eindcontrole nodig. De grotere ontgrondingen, zoals ontgravingen in bijvoorbeeld Meerstad, worden periodiek gecontroleerd. Dat heeft als reden dat deze complexer van aard zijn en het ook langdurige activiteiten betreft. Zandwinningen De problematiek en de complexiteit van zandwinningen neemt hand over hand toe. Enerzijds heeft dit te maken met het tweeledig gebruik (winning en recreatie) anderzijds worden grote ingrepen in de omgeving steeds kritischer beoordeeld. Daarom pakken wij het toezicht op zandwinlocaties projectmatig aan. . Wij werken samen met de andere betrokken afdelingen en handhavingspartners. Ook wordt kennis gezocht en gedeeld vanuit andere provincies. Doel hiervan is om de kwaliteit en kennisniveau van het toezicht op dit specifieke terrein verder te verbeteren. 5.7 Nazorg gesloten stortplaatsen Nazorg op gesloten stortplaatsen is een wettelijke provinciale taak (Wet milieubeheer) en daarmee ook het toezicht op de juiste uitvoering van de nazorg conform nazorgplan en bestek. Op grond van de nazorgbepalingen in de Wet milieubeheer zijn wij bestuurlijk, organisatorisch en financieel verantwoordelijk voor de nazorg van afval- en baggerspeciestortplaatsen, waar op of na 1 september 1996 nog afval is gestort. Vanaf het moment dat een stortplaats gesloten wordt verklaard, zijn wij verantwoordelijk voor de uitvoering van maatregelen, die waarborgen dat de stortplaats geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 17 Om effectief toezicht op de juiste uitvoering van de nazorg te borgen bezoeken wij periodiek de gesloten stortplaats. Als nazorgorganisatie beoordelen wij onder meer inspectieverslagen, monitoringsresultaten en jaarrapportages. Invulling van deze wettelijke taak (toezicht als onderdeel van de uitvoering van de nazorg) vindt plaats vanuit de provinciale organisatie.. De uitvoering van de VTH-taken met betrekking tot vergunningplichtige activiteiten op stortplaatsen, waarop de nazorgregeling van toepassing is en waarvoor de provincie bevoegd gezag is, vindt plaats binnen de Omgevingsdienst. Het gaat hierbij om toezicht in de exploitatiefase, de prenazorgfase (incl. de sluitingsfase) en de nazorgfase. Financiële risicoanalyse In de door GS goedgekeurde nazorgplannen is aangegeven dat de risico’s voor gesloten stortplaatsen in principe erg laag zijn vanwege de goede geohydrologische beheersbaarheid en de geringe omvang van de technische installaties. De financiële gevolgen van een optredend risico kunnen echter groot zijn. Daarom is bij de berekening van doelvermogens gekozen voor een vaste risico-opslag van 5%. 5.8 Illegale activiteiten Niet iedere burger of bedrijf houdt zich aan de regels; er worden activiteiten uitgevoerd zonder de daarvoor nodige vergunningen. Ook hier heeft de provincie een toezichthoudende taak. Voor deze "illegale activiteiten en vrije veld delicten" binnen de groene, grijze en blauwe wetgeving, zetten wij twee buitengewone opsporingsambtenaren(BOA's) in. Wij treden dan zo nodig strafrechtelijk op. Hoofdstuk 6 Monitoring en rapportages In de Big Eight (hoofdstuk 1) worden monitoring en rapportages als sturingsinstrumenten voor het bijsturen van onze VTH-taken en als input voor de risicoanalyses genoemd. In 2015 zullen wij verschillende rapportages opstellen. Voorbeelden daarvan zijn: Jaarrapportage VTH 2014 Jaarrapportage vuurwerk 2014 Rapportage financieel risico afvalbedrijven Rapportage over klachten en klachtenafhandeling 2014 Rapportage toezicht zwemwaterkwaliteit 2014 (via het burgerjaarverslag) Jaarrapportages nazorg afval-en baggerspeciestortplaatsen Bijdrage aan de landelijke rapportage over VTH risicobedrijven (via de BRZO RUD NoordNederland) Met de rapportages willen wij sturen op onze prestaties zoals het aantal toezichtbezoeken, aantal besluiten en op de effecten van onze inspanningen, zoals de verbetering van het naleefgedrag. Wij ontwikkelen daartoe prestatie- en effectindicatoren. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 18 Bijlage 1: aanbiedingsbrief aan de Omgevingsdienst Groningen Omgevingsdienst Groningen t.a.v. de heer G. Nieuwe Weme Postbus 97 9640 AB VEENDAM Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnummer Bijlage : : : : : : Onderwerp : Jaarprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving 2015 2014-43920 543608 J.H. Veerkamp (050) 3164916 1 Geachte heer Nieuwe Weme, Hierbij ontvangt u ons jaarprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) 2015. U leest hierin onze taken in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Een groot deel van de activiteiten wordt door uw organisatie uitgevoerd. Wij verwachten van u dat u die activiteiten zoals beschreven in het basistakenpakket met inachtneming van de dienstverleningsovereenkomst, ons beleid, onze mandaatregeling en de - in de voorbereiding zijnde samenwerkingsafspraken uitvoert. Dit komt grosso modo overeen met het takenpakket dat wij voor 2014 bij u hebben neergelegd. In aanvulling daarop vragen wij u ons te adviseren overeenkomstig het nog vast te stellen programma Lokaal omgevingsveiligheid. BRZO+ programma Met betrekking tot de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van de BRZO- en de RIE4bedrijven maakt u het voorstel voor het BRZO+ programma 2015. Wij gaan ervan uit dat u daarin verwerkt dat bij de vergunningverlening de bedrijfsspecifieke speerpunten worden verwerkt die in 2013 zijn geïnventariseerd. Ons toezicht, dus ook het BRZO-toezicht, dient te geschieden op basis van de bedrijfsspecifieke / branchespecifieke risicoanalyses. Bij de vaststelling van het BRZO+ programma zullen wij nagaan of uw inzet voor landelijke BRZO-activiteiten niet ten koste gaat van de VTHactiviteiten met betrekking tot onze bedrijven. Wij verwachten uw voorstel voor dit programma voor 1 januari 2015. Actualiseringsprogramma Wij hebben vernomen dat u een actualiseringsprogramma voor de vergunningen maakt. Wij hechten zeer aan actuele vergunningen. Naar aanleiding van uw voorstel kan het zijn dat wij voor 2015 met de bijstelling van ons Jaarprogramma komen. Wij verwachten dat dit niet zal gaan leiden tot extra opdrachten aan uw organisatie. De actualisering is immers onderdeel van het basistakenpakket en de huidige dienstverleningsovereenkomst. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 19 Specifieke bedrijfs- en branchegegevens over 2014 Ons jaarprogramma hebben wij opgesteld met globale informatie over de huidige stand van zaken met betrekking tot de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving. In het gesprek met de heer Wiekeraad op 22 oktober heeft u toegezegd in de komende maanden de vergunning- en toezichtgegevens over 2014 op bedrijfs-/brancheniveau te verstrekken. Wij zullen voor 1 april nagaan of die gegevens ons aanleiding geven het jaarprogramma VTH 2015 bij te stellen. Voor vragen en opmerkingen kunt u zich wenden tot de heer Veerkamp op bovenvermeld telefoonnummer, of via [email protected]. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen: , voorzitter. , secretaris. Jaarprogramma VTH 2015 Pagina 20
© Copyright 2024 ExpyDoc