N EU - BTW vrijstellingen A2 MH/EDJ/AS 719-2014 Brussel, 27 maart 2014 ADVIES over EEN RAADPLEGING VAN DE EUROPESE COMMISSIE OVER EEN HERZIENING VAN DE BESTAANDE BTW-REGELGEVING OVER PUBLIEKRECHTELIJKE LICHAMEN DIE NIET-BELASTINGPLICHTIG ZIJN (ARTIKEL 13 BTW-RICHTLIJN) EN OVER DE VRIJSTELLINGEN VOOR BEPAALDE ACTIVITEITEN VAN ALGEMEEN BELANG (ARTIKELEN 132-134 BTW-RICHTLIJN) (goedgekeurd door het bureau op 11 maart 2014, bekrachtigd door de Hoge Raad op 27 maart 2014) Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO e WTC III (17 verd.) - Simon Bolivarlaan 30 - 1000 Brussel Tel.: 02 277 90 15 - Fax: 02 277 90 28 [email protected] - www.hrzkmo.fgov.be Situering van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO is een Belgische federale adviesraad opgericht bij de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979. Hij groepeert meer dan 160 door de Belgische overheid erkende nationale interprofessionele en beroepsfederaties die de belangen van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) verdedigen. De Hoge Raad bestaat in zijn huidige vorm reeds meer dan 50 jaar. Hij kan beschouwd worden als het sociaal en economisch "parlement" van de zelfstandigen en de KMO. De Hoge Raad treedt op als spreekbuis van de Belgische zelfstandigen, vrije beroepen en KMO. Volgens de Belgische definitie zijn KMO die ondernemingen die in het kader van de Europese KMO-definitie worden aangeduid als micro- en kleine ondernemingen. De Hoge Raad vervult die rol voornamelijk door het geven van formele adviezen en dit in de eerste plaats aan de betrokken Ministers van de Belgische federale regering maar ook aan het Belgische Parlement en aan de Europese instanties. De adviezen van de Hoge Raad bestrijken alle mogelijke facetten van het beroepsleven van zelfstandigen en KMO: het algemeen KMO-beleid, de beroepsreglementeringen, de handelspraktijken, de problematiek van de betalingsachterstand, administratieve vereenvoudiging, enz. De Hoge Raad heeft ook een vertegenwoordigende bevoegdheid in die zin dat hij vertegenwoordigers afvaardigt naar beheers- of raadgevende organen van diverse socioeconomische instanties. Aldus duidt de Hoge Raad in een dertigtal officiële instanties de vertegenwoordigers van de zelfstandigen en de KMO aan. De Hoge Raad is opgenomen in het gemeenschappelijk transparantieregister van het Europees Parlement en de Europese Commissie onder het registratienummer 5991925348283. 2 De Europese Commissie startte op 14 oktober 2013 een raadpleging over een herziening van de bestaande btw-regelgeving over publiekrechtelijke lichamen die niet btw-plichtig zijn (artikel 13 btw-richtlijn) en over de vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang (artikelen 132-134 btw-richtlijn). Na een vergadering op 4 december 2013 van de sectorcommissie 12 - Juridische en economische beroepen en de vertegenwoordigers van de interprofessionele organisaties, heeft het bureau van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO op 11 maart 2014 onderstaand advies op eigen initiatief uitgebracht, dat werd bekrachtigd door de Hoge Raad op 27 maart 2014. CONTEXT In navolging van de mededeling van de Europese Commissie over de toekomst van de btw die in december 2011 werd gepubliceerd1 heeft de Commissie een raadpleging gestart over een herziening van de bestaande btw-regelgeving over publiekrechtelijke lichamen die niet belastingplichtig zijn en over de vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang. Deze mededeling legt de prioritaire initiatieven vast die ondernomen moeten worden in het kader van het streven naar een eenvoudiger, solider en efficiënter btw-stelsel. Teneinde de doelmatigheid van het btw-systeem te vergroten, gaf de Commissie in deze mededeling aan dat hij zal onderzoeken of een btw-heffing in de publieke sector (art. 13 btw-richtlijn) moet ingevoerd worden en of vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang (artikelen 132-134 btw-richtlijn) moeten worden afgebouwd teneinde de tekortkomingen van de huidige regels aan te pakken vanuit economisch oogpunt, namelijk hun gebrek aan neutraliteit, de door hen veroorzaakte concurrentieverstoringen en hun complexiteit. De Commissie benadrukt dat de privatisering en de deregulering vaak tot situaties leidt waarin overheidsinstanties met particuliere ondernemingen concurreren en meent dan ook dat de huidige btw-regels niet fiscaal neutraal zijn doordat zij tot concurrentievervalsing kunnen leiden. Er worden twee vormen van concurrentieverstoringen in de raadpleging vastgesteld: − Bij het verrichten van prestaties kan concurrentieverstoring optreden doordat een publiekrechtelijk lichaam die niet-belastingplichtig is of die vrijgesteld is van btw voor het uitoefenen van een activiteit geen btw verschuldigd is terwijl een privé-onderneming voor het uitoefenen van dezelfde activiteit wel onderworpen is aan btw. − Bij het ontvangen van prestaties kan concurrentieverstoring ontstaat doordat de btw op goederen en diensten die aangekocht worden voor activiteiten die niet onderworpen zijn aan btw of vrijgesteld zijn niet aftrekbaar zijn. Dit zorgt ervoor dat openbare lichamen en zij die van btw vrijgesteld zijn meer zelf zullen voorzien in bepaalde goederen en diensten (boekhouding, schoonmaak, drukkerij …) die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van hun activiteiten. Het gevolg van het niet kunnen in aftrek brengen van de btw is aldus dat er minder gebruik gemaakt wordt van outscourcing zelfs al mochten deze diensten beter worden uitgevoerd door privé-bedrijven. 1 Mededeling van de Europese Commissie over de toekomst van de btw Naar een eenvoudiger, solider en efficiënter btw-stelsel aangepast aan de eengemaakte markt, COM(2011)851 3 STANDPUNTEN In dit advies wordt enkel een antwoord verstrekt op vraag 3 van de raadpleging namelijk welke van de verschillende hervormingsmaatregelen die door de Commissie worden voorgesteld geniet uw voorkeur en/of welke andere ideeën of voorstellen zou u voorstellen. A. Hervormingsvoorstellen vanwege de Commissie De mogelijke hervormingsmaatregelen die door de Commissie zelf naar voor worden geschoven zijn de volgende: • Optie 1a: de publieke lichamen en de activiteiten in het algemeen belang worden aan de btw onderworpen mits er voor deze activiteiten een vergoeding wordt gevraagd. Dit voorstel houdt in dat er btw aangerekend moet worden voor diensten waarvoor een vergoeding gevraagd wordt bv. onderwijs, gezondheid, cultuur, gerecht, ID-kaart .... • Optie 1b: de publieke lichamen en de activiteiten in het algemeen belang worden aan de btw onderworpen zelfs indien er geen vergoeding voor de activiteiten wordt aangerekend. Hierdoor zou op diensten verstrekt door de politie, de brandweer, uit liefdadigheid … btw aangerekend worden. • Optie 2: het invoeren van een terugvorderingssysteem. Door een terugvorderingssysteem in te voeren zal er een teruggave plaatsvinden van de nietaftrekbare btw voor publiekrechtelijke lichamen die niet-belastingplichtig zijn en voor de vrijgestelde activiteiten in het algemeen belang. Deze teruggave wordt momenteel reeds in 8 lidstaten (AT, DK, FI, FR, NL, PT, SE en UK) voorzien via een systeem die buiten de toepassing van de btw-richtlijn valt. Aangezien dit systeem door de Lidstaten op nationaal niveau wordt ingevoerd verschillen zij sterk van elkaar. De Europese Commissie stelt daarom voor om te werken met een uniform systeem binnen de Europese Unie die van toepassing zou zijn op alle openbare lichamen die nietbelastingplichtige zijn en op de activiteiten van algemeen belang die vrijgesteld zijn. • Optie 3: artikel 13 van de btw-richtlijn inzake de publiekrechtelijke lichamen die nietbelastingplichtig zijn zou geschrapt worden en de belastingvrijstellingen in het algemeen belang worden behouden en gemoderniseerd. Bepaalde activiteiten van openbare lichamen cfr. artikel 13 btw-richtlijn zouden echter wel onder de vrijstellingen gebracht kunnen worden. • Optie 4: sectorale hervorming. De algemene beginselen in artikel 13 en in artikel 132 van de btw-richtlijn worden behouden. De Commissie stelt hier voor om zich enkel op die activiteiten toe te spitsten waarbij de particuliere sector een grote rol speelt en het risico op concurrentieverstoringen hoog is. • Optie 5: selectief wijzigingen aanbrengen. Er wordt onder meer voorgesteld om bij de vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang de activiteit van algemeen belang in aanmerking te nemen voor het verlenen van de vrijstelling in plaats van de hoedanigheid van de dienstverlener. 4 B. Voorkeur Hoge Raad optie 5: selectief wijzigingen aanbrengen B.1. Vrijstelling op basis van de uitgeoefende activiteit De Hoge Raad is van mening dat de huidige omschrijving van vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang (art. 132-134 btw-richtlijn) leidt tot concurrentieverstoringen aangezien publiekrechtelijke rechtspersonen en verenigingen zonder winstoogmerk voor hun handelingen van btw vrijgesteld worden terwijl het kan voorkomen dat op soortgelijke handelingen van commerciële ondernemingen btw moet aangerekend worden. De Hoge Raad verkiest optie 5 en wenst dat deze concurrentieverstoring aangepakt wordt door vrijstellingen niet langer toe te kennen op grond van de rechtsvorm waarin de belastingplichtige zijn werkzaamheid uitoefent maar wel in functie van de activiteit die uitgeoefend wordt. De concurrentieverstoring wordt immers veroorzaakt doordat in artikel 132 btw-richtlijn de vrijstellingen toegekend worden aan instellingen zonder winstoogmerk of aan publiekrechtelijke lichamen waarbij andere organisaties (privé-organisaties) slechts vrijgesteld kunnen worden indien zij door de betrokken lidstaat worden erkend. Bovendien biedt artikel 133 btw-richtlijn aan de lidstaten de mogelijkheid om het verlenen van deze vrijstellingen aan andere dan publiekrechtelijke instellingen van geval tot geval afhankelijk te stellen van een of meer opgesomde voorwaarden waaronder de voorwaarde dat instellingen niet systematisch het maken van winst mogen beogen. De lidstaten beschikken volgens de Hoge Raad over een te grote appreciatiebevoegdheid om te bepalen welk het objectief criterium is om de grenzen van de vrijstelling voor de privaatrechtelijke organisatie af te bakenen. Bovendien moeten de lidstaten ermee rekening houden dat aan vrijstellingen in de btw-richtlijn steeds een restrictieve uitlegging wordt gegeven. In de praktijk stelt de Hoge Raad vast dat het vaststellen van een objectief criterium tot ernstige concurrentieverstoringen leidt waarbij bovendien het criterium waarom één organisatie niet onderworpen is aan btw en een andere wel vaak moeilijk te verantwoorden valt. De Hoge Raad wenst de problematiek aan de hand van het volgend voorbeeld toe te lichten. Om tegemoet te komen aan de opmerking van de Commissie waaruit blijkt dat België de vrijstelling in onderwijs te ruim opvatte wordt vanaf 1 januari 2014 een criterium in artikel 44, §2, 4° a) van het Belgisch BTW wetboek ingevoerd om de grenzen van de vrijstelling voor de privaatrechtelijke organisaties af te bakenen. Privaatrechtelijke organisaties worden voortaan aangemerkt als organisaties met soortgelijke doeleinden als zij onderwijs verstrekken en hierbij niet systematisch het maken van winst beogen en eventuele winsten niet worden uitgekeerd maar worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van de voornoemde diensten. Aangezien de btw-vrijstelling inzake onderwijs in België nu beperkt wordt tot openbare organismen en vzw’s wordt de concurrentie tussen private en nonprofitorganismen vervalst. In Frankrijk is het daarentegen momenteel mogelijk dat privaatrechtelijke organisaties wel onderwijs vrij van btw kunnen verzorgen indien zij een certificaat hebben ontvangen van de bevoegde administratieve overheid. De Hoge Raad wenst op te merken dat de bedoeling van artikel 132 btw-richtlijn erop gericht is om vrijstellingen te verlenen ten gunste van bepaalde activiteiten van algemeen belang met het oog op het stimuleren en het aan te moedigen van deze activiteiten. De vrijstelling zou derhalve moeten gelden voor de uitgeoefende activiteiten en niet in functie van degene die ze verrichten. Het commerciële karakter van een activiteit sluit immers niet uit dat die activiteit ook het karakter van een activiteit van algemeen belang heeft. Het is volgens de Hoge Raad dan ook irrelevant of deze instellingen met of zonder winstoogmerk handelen. 5 De Hoge Raad pleit ervoor om een einde te stellen aan deze concurrentieverstoring door de vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang te verlenen op basis van de uitgeoefende activiteit in plaats van in functie van de hoedanigheid van de dienstverlener. B.2. Uitbreiding van de lijst van werkzaamheden in bijlage I btw-richtlijn De publiekrechtelijke lichamen zoals bedoeld in artikel 13 btw-richtlijn die in bijlage I van de btw-richtlijn genoemde werkzaamheden uitvoeren worden beschouwd als belastingplichtig voor zover deze werkzaamheden niet van onbeduidende omvang zijn. De Hoge Raad vraagt dat deze lijst van werkzaamheden btw-richtlijn uitgebreid wordt tot de volgende activiteiten: - werkzaamheden van hulpdiensten die verhaald kunnen worden. Indien hulpdiensten voor hun opdracht een vergoeding ontvangen treden zij in concurrentie met privébedrijven. Privébedrijven moeten voor hun diensten (vb. verwijderen van bijennesten bij particulieren) immers wel btw aanrekenen. BESLUIT De Hoge Raad wenst dat de btw-regelgeving over vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang (artikelen 132-134 van de btw-richtlijn) verleend worden op basis van de dienst in plaats van in functie van de hoedanigheid van de dienstverlener. De Hoge Raad is ervan overtuigd dat indien de artikelen 132-134 btw-Richtlijn in die zin aangepast worden de concurrentie voor het verrichten van prestaties tussen overheidsdiensten en vzw’s enerzijds en privé-ondernemingen anderzijds effectief en efficiënt aangepakt zal worden. Bovendien vraagt de Hoge Raad dat de lijst van werkzaamheden in bijlage I van de btwrichtlijn uitgebreid wordt. ___________ 6
© Copyright 2024 ExpyDoc