Bulletin vragen en antwoorden mei 2014 - Provincie West

Bulletin van Vragen en Antwoorden
mei 2014
INHOUDSOPGAVE
I. SCHRIFTELIJKE VRAGEN
I.1. Vragen van de provincieraadsleden en antwoorden van de gouverneur of gedeputeerden




Guido Decorte, gedeputeerde van bestuurlijke organisatie, algemene en ondersteunende
dienstverlening, gebiedsgerichte werking en milieu, landschap en natuur
Franky De Block, gedeputeerde van toerisme en recreatie, ruimtelijke ordening (m.u.v.
stedenbouwkundige beroepen) en mobiliteit en weginfrastructuur
Carl Vereecke, gedeputeerde van algemene financiering, budget en administratieve beroepen (o.a.
de stedenbouwkundige beroepen omtrent bouw- en verkavelingsvergunningen), personeel,
informatietechnologie, sport en provinciaal onderwijs
Bart Naeyaert, gedeputeerde van landbouw en visserij, integraal waterbeleid, infrastructuur en
juridische aangelegenheden (o.a. milieu- en omgevingsvergunningen)
I.2. Vragen waarvan de reglementaire termijn verstreken is en waarop nog niet werd
geantwoord
II. MONDELINGE VRAGEN
Verslag van de mondelinge vraagstelling tijdens de provincieraad dd. 22 mei 2014
2
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
I. SCHRIFTELIJKE VRAGEN
I.1. Vragen van de provincieraadsleden en antwoorden van de gouverneur of gedeputeerden
GUIDO DECORTE
GEDEPUTEERDE VAN BESTUURLIJKE ORGANISATIE, ALGMENE EN ONDERSTEUNENDE DIENSTVERLENING,
GEBIEDSGERICHTE WERKING, MILIEU, LANDSCHAP EN NATUUR
Vraag nr. S/2014/19
van 30 april 2014
van de heer Herman Lodewyckx
Schoonheidswedstrijd voor Arabische paarden in Tillegembos
Op 7 en 8 juni vindt er een schoonheidswedstrijd voor Arabische paarden plaats op het provinciaal domein
Tillegembos in Brugge. Meer info op www.bruges-arabian-horse-event.com.
Graag had ik vernomen wat de basis is van de beslissing (van de deputatie?) om deze show toe te laten op het
provinciaal domein. Is er rekening gehouden met de overlast die deze show zou kunnen veroorzaken voor
wandelaars, maar ook voor het milieu (o.m. mest van de paarden) ? Is er een vergoeding voorzien voor de
provincie voor het gebruik van dit domein?
In aansluiting bij mijn vorige vraag en bij nazicht van http://www.bruges-arabian-horseevent.com/sponsors.htm blijkt er geen enkele verwijzing naar de provincie west-vlaanderen die de terreinen ter
beschikking stelt. Graag ook hier wat uitleg over.
Antwoord
Voor wat betreft de basis van de beslissing van de deputatie om deze activiteit toe te laten in het
provinciedomein verwijzen we naar het initiële zittingsdossier (kopie kopnota, toelichtende nota, brief) in bijlage.
Uit deze stukken blijkt dat de gevolgen van deze show zorgvuldig door onze groendienst werden afgewogen ter
voorbereiding van de beslissing deputatie.
De provincie ontvangt jaarlijks zo’n 400 aanvragen voor activiteiten en evenementen in de domeinen. Elk van die
aanvragen wordt consequent aan volgende objectieve criteria getoetst (meer detail: zie procedure in bijlage):
1. Tegenspraak met bestaande wettelijke bepalingen (bosdecreet, natuurdecreet, veldwetboek, soortenbesluit…)
2. Mogelijk risico voor openbare veiligheid
3. Mogelijke hinder voor domein beheer, omwonenden, reguliere domeinbezoekers, domein gebruikers en reeds
aangevraagde activiteiten
4. Mogelijke schade aan domein infrastructuur
5. Mogelijke schade aan fauna en flora
Uit de afweging van deze activiteit door de groendienst blijkt dat mits het opleggen van de nodige voorwaarden
(zie beide brieven in bijlage) het Arabian Horse Event aan elk van deze criteria voldoet. Op diverse ogenblikken
werd in overleg gegaan tussen de organisator en de provincie. Tijdens deze overleggen toonde de organisator
zich steeds zeer sterk bereid om met alle voorwaarden rekening te houden. Het domein blijft tijdens het
evenement integraal en gratis toegankelijk voor de reguliere recreant. Het is voor de organisator zelf expliciet de
keuze om dit op openbaar domein te organiseren, om ook de reguliere domeinbezoeker hier van mee te laten
genieten. Alle mest wordt door de organisatoren verwijderd.
In Tillegem gaan bovendien van oudsher diverse evenementen met een gelijkaardige impact door
(koetsenparade feestcomité Sint-Michiels, , koetsen- en huifkarrentocht vzw UNIEK, startevenement 50 jaar
3
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
provinciedomeinen…). Vandaar het voorstel van de dienst aan de deputatie om principieel akkoord te gaan met
de organisatie van de activiteit.
Op uw vraag naar een vergoeding kunnen we bevestigen dat een vergoeding van € 1.000 wordt gevraagd aan de
organisatoren (zie beide brieven in bijlage).
Op de homepage van het event (http://www.bruges-arabian-horse-event.com/index.htm: With the efforts of
many people and the important support of the Province Of West Flanders, this event needs to be more than ever
a party for (future) arabian horse lovers. ) en in alle gedrukte communicatie wordt wel degelijk melding gemaakt
van het provinciebestuur. Dit conform de voorwaarde rond communicatie zoals opgelegd in de toelating (zie
brieven in bijlage).
4
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
FRANKY DE BLOCK
GEDEPUTEERDE VAN TOERISME EN RECREATIE, RUIMTELIJKE ORDENING, MOBILITEIT EN
WEGINFRASTRUCTUUR
Vraag nr. S/2014/20
van 16 april 2014
van de heer Kurt Himpe (N-VA)
Hotelsector en kusttoerisme
Tijdens het symposium “De rol van de hotelsector in het kusttoerisme” door Prof. Dr. Vanhove dat plaatsvond op
14 april 2014 werden een reeks cijfers voorgesteld. Daaruit bleek dat het aantal hotels en de capaciteit van
bedden aan de kust daalt. Dit aanbod daalt in alle kamerclassificaties. Vooral de kleinere hotels staan onder zeer
zware druk.
Aangezien het kusttoerisme een zeer belangrijke economische troef is voor de provincie enkele vragen:
-
Op welke manier ondersteunt de provincie West-Vlaanderen nu de hotelsector?
Welke concrete plannen zijn er voor verdere ondersteuning?
Zijn er – naar aanleiding van het symposium en de nieuwe cijfers – nieuwe acties gepland (in samenwerking met
de hotelsector)?
Antwoord
De provincie West-Vlaanderen ondersteunt de hotelsector aan de Kust op verschillende manieren: van vorming
en cijfergegevens tot financiële impulsen en marketing.
In eerste instantie werkt Westtoer al sinds 2007 aan de professionalisering van de hotelsector aan de Kust door
het project “De Vlaamse Kust: een zee van kwaliteit”. In dit project volgen horecaondernemers een
managementgerichte opleiding om de kwaliteit van hun dienstverlening te verbeteren. Ondernemers die het
traject succesvol beëindigen krijgen het Q-label. Dit project kaderde tot eind 2013 in het Impulsprogramma Kust
van de Vlaamse regering.
We organiseren ook op regelmatige basis informatiemomenten om de beschikbare cijfergegevens uit onderzoek
ter beschikking te stellen van de kusthoteliers.
Daarnaast startte Westtoer in 2012 met het innovatietraject ‘Hotelinnovatie: een Golf van Vernieuwing’. Alle
kusthotels die zich voor eind 2012 hebben aangemeld, kregen een consulent toegewezen om hun
innovatieproject verder uit te werken. Na deze begeleidingsfase dienden de hoteliers een definitief
innovatiedossier in. De projectjury besliste op basis van deze dossiers welke hotels een financiële innovatieimpuls kregen. Concreet werden 30 hoteliers begeleid en werd aan 12 hotels financiële ondersteuning toegezegd.
Dit project kwam tot stand in het kader van het Impulsprogramma Kust van de Vlaamse regering.
Verder zet West-Vlaanderen in op tal van marketinginitiatieven voor de hotelsector aan de Kust. Zo is er de
campagne “logeren in Vlaanderen Vakantieland”, de boekingsmodule op de website van de kust en het digitale
gastenboek. Ook stelt Westtoer de kustpas en de applicatie “i-trip” ter beschikking van de kusthotels.
Tot slot stond Westtoer mee aan de basis van de oprichting van de vzw Kusthotels: een organisatie die de
belangen van de kusthotels verdedigt. Westtoer beschikt ook in de hoedanigheid van een sector- en
logiescoördinator over een belangrijk aanspreekpunt voor alle kusthotels.
Vanaf eind 2014 zal Westtoer het project rond het Q-label in de reguliere werking opnemen, zodanig dat de
kusthotels verder kunnen ondersteund worden op vlak van kwaliteitsmanagement.
Momenteel werkt Westtoer ook aan het Strategisch Beleidsplan voor de Kust. In dit beleidsplan zal de verdere
ondersteuning van de hotelsector worden belicht.
5
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
Helaas is er op Vlaamse niveau slechts 1 miljoen euro beschikbaar voor de volledige logiessector. Om concrete
acties uit het nieuwe Strategische Beleidsplan te kunnen realiseren, is het van groot belang dat er via een tweede
Impulsprogramma voor de Kust opnieuw sectorondersteunende maatregelen kunnen worden uitgewerkt.
Het symposium heeft geen nieuwe elementen betreffende de hotelsector aan de Kust aan het licht gebracht. De
cijfers waarvan sprake zijn hoofdzakelijk afkomstig van Westtoer en komen meer bepaald uit het KITStrendrapport 2007-2012 voor de Kust van Westtoer, en uit het onderzoek van 2011: “Onderzoek bij
vakantieganger in commercieel logies aan de Kust” van Westtoer in opdracht van Toerisme Vlaanderen. Verder
zijn er ook cijfers opgenomen uit het WES-onderzoek naar het reisgedrag van de Belgen uit 2012. Deze gegevens
zijn eveneens bij Westtoer en bij de actoren uit het toerismeveld bekend.
6
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
CARL VEREECKE
GEDEPUTEERDE VAN ALGEMENE FINANCIERING, BUDGET EN ADMINISTRATIEVE BEROEPEN, PERSONEEL,
INFORMATIETECHNOLOGIE, SPORT EN PROVINCIAAL ONDERWIJS
Vraag nr. S/2014/21
van 10 april 2014
van mevrouw Isabel Desoete (N-VA)
Betalen van facturen van de provincie West-Vlaanderen
De overheid is een belangrijke economische speler. Voor ondernemingen die producten en diensten leveren aan
de overheid, is het dan ook belangrijk dat de overheid op tijd betaalt.
Gebeurt dit niet, dan kan dat soms grote gevolgen hebben voor een onderneming. Daarom is het van essentieel
belang, ook voor een provinciale overheid, om de facturen zoveel mogelijk op tijd te betalen.
Graag een overzicht van het volgende:
- Hoeveel facturen en voor welk bedrag werden er per jaar (2010, 2011, 2012 en 2013) betaald aan
ondernemingen en natuurlijke personen, geleverd voor diensten en prestaties aan de provincie WestVlaanderen?
- Hoeveel facturen werden er in het jaar 2010, 2011, 2012 en 2013 te laat betaald en werden er in dat geval
verwijlintresten betaald?
Antwoord
-
jaar
Onderstaande tabel geeft een overzicht per jaar van het aantal facturen en de bedragen die betaald
werden aan ondernemingen en natuurlijke personen, geleverd voor diensten en prestaties
aantal
facturen
natuurlijke
personen
aantal
facturen
rechtspersonen
totaal
aantal
facturen
totaal betaald aan
natuurlijke personen
totaal betaald aan
rechtspersonen
totaal betaald
2010
23.072
46.592.704,78
2011
22.756
55.038.209,41
2012
4.819
15.710
20.529
5.114.265,75
37.826.238,66 42.940.504,41
2013
3.643
17.179
20.822
5.319.313,79
43.584.809,33 48.904.123,12
-
Het aantal facturen dat te laat betaald werd is als volgt :

2010 software Portunus laat niet toe dit te rapporteren

2011 software Portunus laat niet toe dit te rapporteren
Op 1 januari 2012 startte de provincie als pilootbestuur met BBC en een nieuwe boekhoudsoftware. De
implementatie nam heel wat tijd in beslag.
 2012 standaardbetalingstermijn > 50 dagen : ± 2.000 facturen = 5,4 %
 2013 standaardbetalingstermijn > 50 dagen : ± 1.080 facturen = 5,3 %
Op 01/07/2013 werd de wettelijk betalingstermijn voor overheden teruggebracht van 50 dagen naar 30
dagen. Deze overgang betekende een andere manier van werken voor de diensten, waardoor in 2013
meer facturen te laat werden betaald. De eerste controles in 2014 tonen echter aan dat de administratie
deze wijziging heeft verteerd. De gemiddelde betaaltermijn van de facturen 2014 bedroeg op 22 april
2014 ongeveer 25 dagen.
7
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
2013 – betalingstermijn > 30 dagen : ± 2.800 facturen = 13,4 %
-
Verwijlintresten worden niet afzonderlijk geboekt en onderstaande opsomming is derhalve onvolledig. De
dienst boekhouding zou ongeveer 100.000 facturen moeten opvragen in het archief en manueel bekijken
om hier een sluitend antwoord op te kunnen geven.
De verwijlintresten die – zonder veel opzoekingen - teruggevonden werden zijn verwaarloosbaar :
2010 : 4.214,13 euro (factuur i.k.v. Vogelopvangcentrum)
2011 : nihil
2012 : 222,61 euro (1 factuur huur digicorder en 1 factuur aanleg fietspad)
2012 : nihil
8
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
BART NAEYAERT
GEDEPUTEERDE VAN LANDBOUW EN VISSERIJ, INTEGRAAL WATERBELEID, INFRASTRUCTUUR EN JURIDISCHE
AANGELEGENHEDEN
Vraag nr. S/2014/22
van 11 april 2014
van de heer Kurt Himpe (N-VA)
Domein ‘t Veld
Het provinciaal domein ’t Veld zal binnenkort opnieuw een extra troef ter beschikking hebben doordat er een
uitbater gevonden is voor de cafetaria “De Keunepupe”.
Naar aanleiding hiervan enkele vragen:
1. Welke investeringen zijn er voor de volgende jaren voorzien voor het domein ’t Veld?
2. Zijn er op korte of middellange termijn (bijkomende) promotiecampagnes voorzien om het domein en de
cafetaria in de kijker te zetten?
3. Naar aanleiding van de procedure voor het aanduiden van een uitbater voor de cafetaria werd mij gemeld dat
er weinig wijzigingen kunnen aangebracht worden aan de cafetaria omdat er blijkbaar geen bouwvergunning
is voor de constructie. Kan er duidelijkheid verschaft worden of deze bewering correct of niet correct is?
Antwoord
Antwoord op vraag 1 :
Investeringen dienst Gebouwen : herstel toegangspoort brugje en afbraak platform voor een geraamd bedrag
van 30.000 EUR. Dit is een nieuw initiatief t.o.v. het oorspronkelijk meerjarenplan op aangeven van de
beleidsdienst (Groendienst). Dit jaar worden de werken voorbereid om ze volgend voorjaar te kunnen uitvoeren.
Investeringen dienst Mobiliteit : reserveprogramma na 2017 : heraanleg parkeerinfrastructuur 1ste en 2de fase,
raming nog niet gekend
Investeringen Groendienst :
2014: aanleg fietsenstalling in de omgeving van de cafetaria
2015: aanpak kleine parkobjecten (gemetste toegangspoortje brug en prieeltje)
2017: vervangen speeltoestellen op het speelterrein
De cafetaria werd net vernieuwd.
Antwoord op vraag 2 :
Er wordt geen specifieke promotie gevoerd voor het provinciedomein ’t Veld.
Dit domein is wel aan bod gekomen in de reeks “het domein” die op Focus liep (2013-2014) n.a.v. 50 jaar
provinciedomeinen.
Er bestaat een specifieke domeinbrochure over ’t Veld in de reeks van provinciale wandelgidsen.
Er is een overzichtsbrochure 24 provinciedomeinen en groene assen waarin ’t Veld uiteraard vermeld wordt.
Verder worden de domeinen as such niet actief gepromoot. Wel worden via activiteitenkalenders en n.a.v.
evenementen de domeinen in de kijker geplaatst.
Antwoord op vraag 3 :
De cafetaria beschikt inderdaad niet over een bouwvergunning. Ze werd destijds niet gebouwd door de Provincie
maar zat mee in het patrimonium dat verworven werd bij de aankoop van ’t Veld. De cafetaria werd volgens
gegevens verstrekt door de zoon van de voormalige eigenaar gebouwd tussen 1971 en 1973. Na de bouw werd
het gebouw altijd uitgebaat als cafetaria.
9
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stelt dat bestaande constructies die werden gebouwd in de periode
vanaf 22 april 1962 tot de eerste inwerkingtreding van het gewestplan waarbinnen zij gelegen zijn (in casu het
gewestplan Roeselare-Tielt dat in werking is getreden op 19 januari 1980) voor de toepassing van de Codex
geacht worden vergund te zijn tenzij het vergund karakter wordt tegengesproken middels een proces-verbaal of
een niet anoniem bezwaarschrift, telkens opgesteld binnen een termijn van vijf jaar na het optrekken of plaatsen
van de constructie.
Vermits de cafetaria bovendien reeds werd uitgebaat vóór 17 juli 1984 (ministerieel besluit vergunningsplichtige
functiewijziging) kan de functie stedenbouwkundig behouden blijven.
De cafetaria is cfr. het gewestplan gelegen in natuurgebied.
10
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
I.2. Vragen waarvan de reglementaire termijn verstreken is en waarop nog niet werd
geantwoord: nihil
11
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
II. MONDELINGE VRAGEN
Verslag van de mondelinge vraagstelling tijdens de provincieraad dd. 22 mei 2014
Vraag nr. M/2014/37
van de heer Wouter Vanlouwe (N-VA), de dames Charlotte Castelein (Open Vld) en Marie De Clerck
(CD&V)
Wind- en kitesurfen bij storm 7 beaufort
Mevrouw Charlotte Castelein, Open Vld-raadslid, leidt haar vraag in verband met de strengere controles op
surfers bij het beoefenen van hun sport bij windsnelheden van meer dan 7 beaufort in met er op te wijzen dat ze
weet dat de wet zelf niet tot de bevoegdheid van de heer gouverneur behoort, maar dat de controle erop wel tot
zijn takenpakket behoort. Mevrouw Castelein zegt dat er in het verleden hierrond een gedoogbeleid bestond. De
heer gouverneur heeft twee weekends terug een grootse controleactie opgezet, waarbij surfers uit het water
werden gehaald en van wie er een aantal een proces-verbaal kregen. Nochtans komen surfers zelden in de
problemen dankzij een goede opleiding en aangepast materiaal aan de hogere windsnelheden. Als er al
ongevallen gebeuren, dan komen deze meestal voor bij surfers die de sport niet onder de knie hebben of
onaangepast materiaal gebruiken. Mevrouw Castelein wijst er op dat surfen in de buurlanden bij meer dan 7
beaufort wel kan, met als gevolg dat surfers nu naar Nederland of Frankrijk trekken. Watersporten zijn
daarenboven typisch voor onze kust en ze vormen een toeristisch aantrekkingspunt. Op de koop toe werd er de
voorbije jaren door alle kustgemeenten fors geïnvesteerd in nieuwe infrastructuur voor strandclubs.
Mevrouw Castelein vraagt of de heer gouverneur verdere controleacties voorziet en hoe hij de toekomst ziet voor
surfclubs, want van zodra surfers een gevorderd niveau bereiken kunnen ze hun sport niet meer beoefenen aan
onze kust.
De heer Wouter Vanlouwe, N-VA-raadslid, sluit zich aan bij de vragen van mevrouw Castelein. Hij wijst er op dat
de heer gouverneur op vrijdag 9 mei alle politiezones en de scheepvaartpolitie opriep om streng op te treden
tegen de kite- en windsurfers, die tijdens de aangekondigde felle wind van 10 en 11 mei in zee zouden gaan. Ook
het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum (MRCC) werd in verhoogde staat van paraatheid gebracht. De
aangekondigde windsnelheid leek de heer gouverneur een ultieme gelegenheid om de wet op het wind- en
kitesurfen strikt te laten naleven. De heer Vanlouwe verwijst naar de provincieraad van 27 maart waar de heer
gouverneur, na een vraag van provincieraadslid mevrouw Marie De Clerck, stelde dat hij alle mogelijkheden zou
bekijken om derogatie te verlenen betreffende artikel 37 van het betreffende KB en dit gedurende een periode
van ongeveer 3 maanden; een overgangsperiode in afwachting van mogelijke wijzigingen aan dit KB. Daarbij
verliepen volgens de heer gouverneur de contacten met de verschillende federaties op een zeer constructieve
manier.
De heer Vanlouwe had graag vernomen hoeveel PV’s door de betrokken politiezones en de scheepvaartpolitie
werden uitgeschreven en welk gevolg hieraan zal worden gegeven. Ook vraagt de heer Vanlouwe hoeveel keer
het MRCC, SAR Koksijde of andere reddingsdiensten het voorbije jaar dienden uit te rukken om surfers bij meer
dan 6 beaufort uit het water te plukken. Afsluitend vraagt hij welke de aard was van de eventuele opgelopen
letsels van deze reddingen op zee en of er dodelijke slachtoffers te betreuren vielen.
Mevrouw Marie De Clerck, CD&V-raadslid, stelt dat de situering van de vraag is gebeurd en dat zij hier niet
verder op in zal gaan. Mevrouw De Clerck vraagt, verwijzend naar haar vraag van vorige maand, of het klopt dat
het op vandaag voor bepaalde categorieën van surfers niet mogelijk is om uitzonderingen te voorzien. Verder
vraagt mevrouw De Clerck of er een oplossing kan worden gevonden voor het feit dat er in Middelkerke door de
politie anders wordt opgetreden dan in Oostduinkerke. Naar zij begrepen had was dit vorige week het geval. Men
gaat dan uit de zee om er 5 kilometer verder terug in te gaan. Ze vraagt of er een coördinatie kan gebeuren bij
de verschillende politiekorpsen. Tot slot wijst mevrouw De Clerck er op dat de heer gouverneur de vorige keer
had uitgelegd dat de windkracht op zee wordt gemeten aan de hand van een boei in zee. Ze had dan ook graag
vernomen of er een methode kan worden gevonden om ook op het strand de wind te meten. Volgens wat de
surfers haar vertellen, is de windkracht op zee niet altijd dezelfde als op het strand en maakt dat blijkbaar een
groot verschil, aldus mevrouw De Clerck.
12
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
Antwoord
De heer gouverneur dankt mevrouw Castelein, de heer Vanlouwe en mevrouw De Clerck voor hun
respectievelijke vragen en zegt dat over deze kwestie al veel gepraat is. De heer gouverneur stelt ook vast dat
het onderwerp gemediatiseerd is en dat hij nog maar weinig de kans heeft gekregen om ook zijn standpunt te
geven. De vraagstellers stellen hem ook in staat om voor de provincieraadsleden de situatie te verduidelijken en
te kunnen zeggen hoe de vork aan de steel zit.
De heer gouverneur wijst er op dat de wet waarop alles is gebaseerd dateert uit 1981. Het is pas in 2011 dat de
FOD Mobiliteit, dus de federale overheid, de aanpassing heeft gedaan waardoor kitesurfers of plankvliegers,
waarvoor toen geen bepaling was voorzien, boven de 7 beaufort niet op zee mogen gaan. Die bepaling dateert
dus uit 2011 en is tot stand gekomen – de heer gouverneur heeft dit nog eens nagevraagd bij zijn oud-collega de
heer Paul Breyne – in overleg met alle clubs.
Vervolgens meldt de heer gouverneur dat hij in een vorige provincieraad inderdaad heeft geantwoord op een
vraag van provincieraadslid mevrouw Marie De Clerck. Hij heeft toen een stand van zaken gegeven en gezegd
dat hij verschillende keren met de clubs heeft samen gezeten om een oplossing uit te werken, die wel nog
juridisch moest getoetst worden bij de FOD Mobiliteit. De heer gouverneur geeft aan dat hij die oplossing in een
vorige provincieraad heeft toegelicht en dat hij dat nu niet meer zal herhalen. Onlangs heeft de heer gouverneur
een schrijven ontvangen van de juridische dienst van de FOD Mobiliteit met de melding dat derogatie geven aan
surfclubs of kitesurfclubs– binnen het kader van de onder het voorzitterschap van de gouverneur met alle clubs
uitgewerkte oplossing– niet kan. De heer gouverneur benadrukt nogmaals dat dit pas kan als het KB en de
wetgeving met de bepaling van de 7 beaufort worden gewijzigd. Hij stipt aan dat hij daar zelf voorstander van is,
maar dat hij het niet in eigen handen heeft.
De heer gouverneur wil ook herinneren aan het initiatief van de scheepvaartveilige dagen, die voor een tweede
keer worden georganiseerd. Het grote thema is de sensibiliseringscampagne naar de clubs toe, met name de
mensen sensibiliseren op een positieve en constructieve manier in afspraak met de clubs. Dit werd medio april
gelanceerd en loopt. Naast sensibiliseren betekent dit ook controleren. Het ene is met het andere verbonden.
Een laatste element dat de heer gouverneur wil meegeven is het feit dat hij geconfronteerd wordt met enorm
veel berichten van mensen die bezorgd zijn dat hun kinderen boven de 7 beaufort op het water gaan. Hij kan de
mailberichten hieromtrent tonen. De heer gouverneur vervolgt met aan te geven dat dit de harde realiteit is. Als
men op de sociale media schamper en uitdagend doet over de scheepvaartpolitie, dan krijgt hij als gouverneur de
vraag hoe hij zal optreden. De heer gouverneur wijst er op dat dit vanzelfsprekend controleren is en dat we nog
altijd in een rechtstaat leven. Hij hoort met grote verbazing iedereen, zelfs daarnet in de vraagstelling, zeggen
dat er al jaren een gedoogbeleid is. De heer gouverneur heeft de cijfers opgevraagd en stelt dat er nog nooit een
gedoogbeleid is geweest. Vóór 2011 werd er inderdaad niet ingegrepen omdat er voor kitesurfers geen wetgeving
bestond. Maar vanaf het ogenblik dat de wetgeving bestond, heeft de scheepvaartpolitie op regelmatige basis
gecontroleerd. Er is dus nooit een gedoogbeleid geweest; niet onder de vorige gouverneur en niet onder de
huidige gouverneur. De heer gouverneur zegt dat hij niet weet waar die stelling vandaan komt.
Op de vraag hoeveel PV’s er door de betrokken politiezones en zeevaartpolitie werden uitgeschreven en welk
gevolg hieraan werd gegeven, antwoordt de heer gouverneur dat er op zaterdag 10 mei tussen Oostende en De
Panne 28 brandingssporters uit het water werden gehaald bij windkracht 8 en dat er 7 PV’s werden opgesteld. De
PV’s werden pas opgesteld na het negeren van de instructies. De politie vraagt eerst beleefd om uit het water te
komen en als men dat niet doet, dan heeft dat uiteraard gevolgen. Tussen Oostende en Knokke-Heist is er ook
gecontroleerd, maar waren er op het moment van de controles geen activiteiten. Op zondag 11 mei werden er 5
kiters uit het water gehaald en in Oostende 9 brandingssporters. Aangezien de bevelen onmiddellijk werden
opgevolgd, werden er geen PV’s opgesteld.
Op de vraag hoeveel keer de reddingsdiensten het afgelopen jaar dienden uit te rukken om roekeloze surfers uit
het water te plukken antwoordt de heer gouverneur dat dit volgens de krant één keer het geval was. Hij
verduidelijkt dat het MRCC in 2013 15 keer diende op te treden voor surfers in nood, inclusief het optreden van
SAR Koksijde. Wat specifiek SAR Koksijde betreft, meldt de heer gouverneur dat er in 2013 vier tussenkomsten
waren en in 2014 één. Verder zijn de strandreddingsdiensten in de strandzones die door het IKVW bewaakt
worden 21 keer tussengekomen voor gewone surfers en 58 keer voor kitesurfers. De heer gouverneur wijst er op
dat dit de cijfers zijn die hij heeft opgevraagd en dat dit toch wel een ander verhaal is dan te zeggen dat er maar
één keer een probleem is geweest.
13
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
Op de vraag of er eventueel dodelijke slachtoffers zijn gevallen en hoe het zat met de opgelopen letsels,
antwoordt de heer gouverneur dat er in 2013 gelukkig geen dodelijke slachtoffers vielen te betreuren. Wat de
opgelopen letsels betreft, meldt de heer gouverneur dat hij daarover geen statistieken heeft als dusdanig.
Op de vraag van mevrouw Castelein of er verdere controleacties worden voorzien, verwijst de heer gouverneur
naar de reeds aangehaalde scheepvaartveilige dagen 2014. Wat de toekomst betreft, verwijst de heer
gouverneur naar zijn voorstel en het antwoord dat derogatie geven binnen de huidige wetgeving spijtig genoeg
niet kan. Dus zolang het oude KB niet is gewijzigd kan men in een rechtstaat niet anders dan controles te doen.
Er is geen gedoogbeleid en er zal ook geen gedoogbeleid komen. Met sensibilisering wordt geprobeerd de
mensen op de gevaren te wijzen.
In verband met de opmerking van mevrouw De Clerck dat de situatie in Middelkerke verschillend is van die in
Oostduinkerke licht de heer gouverneur toe dat veel surfers een opmerking krijgen, uit het water komen en
ergens anders terug op het water gaan. Wat zij echter niet weten– en dit gebeurt ook voor de eerste keer– is dat
de lokale politiezones met de scheepvaartpolitie geïntegreerd samenwerken. Men weet dus perfect wie wat doet.
Dus als men na een verwittiging uit het water gaat en even later 5 kilometer verder opnieuw in zee gaat, dan
wordt men gepakt en volgt er een PV. Dit is ook doorgesproken op het kustburgemeestersoverleg.
Op de vraag van mevrouw De Clerck over de meetmethode meldt de heer gouverneur dat, naar aanleiding van
het opnemen in 2011 van de 7 beaufort in de wetgeving in overleg met de surfclubs, de Vlaamse overheid een
grote inspanning heeft gedaan om een meetnet op te zetten. Op de website www.kitesafe.be kan men perfect
weten wat de actuele windsnelheden zijn en wordt op een grafiek met een duidelijke lijn aangegeven waar de
grens van 7 beaufort ligt. Het is aan de surfclubs om hun leden te wijzen op die website en op de actuele
informatie die men er kan terugvinden. Dit is een essentieel element, ook in de sensibiliseringscampagne. De
heer gouverneur vervolgt met er op te wijzen dat een kitesurfer 926 meter of een halve mijl in zee mag gaan en
dat bijgevolg niet enkel de windsnelheid op het strand van belang is, maar ook die op zee. De gehanteerde vier
meetpunten liggen ongeveer midden in deze zone, zijn geijkt en op een zeer goede manier onderhouden. Het
lijkt de heer gouverneur dan ook niet opportuun om de politiezones met een soort windmeter uit te rusten, want
deze meet niet de windsnelheid op zee. Het zou zelfs in tegenspraak zijn met de eerder gemaakte afspraken met
de clubs en de federaties.
De heer gouverneur besluit met de oproep om op de sociale media toch een beetje respect te tonen voor de
scheepvaartpolitie en voor het ambt. Ook roept hij de mandatarissen op om zich daarin niet te laten meeslepen
en om op een correcte manier informatie mee te geven. Persoonlijk is hij voorstander om de wetgeving te
wijzigen. Hij heeft het initiatief genomen. Als er na de verkiezingen een nieuwe minister is, dan zal de heer
gouverneur proberen het voorstel dat nu voorligt en samen met de surfclubs is uitgewerkt, zo snel mogelijk te
laten implementeren. De heer gouverneur wijst er op dat hij met de cijfers heeft proberen aantonen dat surfen
en kitesurfen niet risicoloos zijn. Hij doet de controles niet om de mensen te pesten en beseft dat het voor de
toppers een beperking is. Anderzijds leven we nog altijd in een rechtstaat. De wet is de wet en er wordt
geprobeerd om daar op een positieve manier mee om te gaan. Tot slot vraagt de heer gouverneur om niet steeds
te mediatiseren, want dan kan men niet anders dan op een correcte manier, gevolgd door de media, op te
treden.
Repliek
Mevrouw Castelein verwijst naar het feit dat de heer gouverneur wil proberen de wet te laten wijzigen. Mocht dit
niet lukken, had ze ook nog graag vernomen hoe de heer gouverneur de toekomst van de surfclubs ziet.
Wanneer gevorderde surfers hier niet meer kunnen surfen, moeten zij immers naar de buurlanden gaan. Op die
vraag had ze nog geen antwoord gekregen.
De heer gouverneur antwoordt dat er voor de gevorderde surfers met een systeem gewerkt zal worden van
verantwoordelijkheid van de surfclubs. Hij heeft dit ook de vorige keer uitgelegd. Hij vergelijkt het met de
verschillende gordels in de judosport. Het is dan de verantwoordelijkheid van de surfclubs om te controleren en
in te staan voor de veiligheid. De heer gouverneur benadrukt dat dit ook de essentie is van zijn voorstel. Hij wijst
er nogmaals op dat daarvoor de wetgeving moet worden gewijzigd. De clubs weten dat. Ze werden goed
geïnformeerd. Hij roept op om zich niet te laten meeslepen in een aantal verhalen. Zolang er niets gebeurt, is er
geen probleem. Mocht er een dode vallen, dan zou hij het verwijt krijgen dat hij niets heeft gedaan, aldus de
heer gouverneur.
14
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
De heer Vanlouwe wijst er op dat hij toch even wil corrigeren. De wijziging van 2011 bepaalt niet boven de 7
beaufort, maar boven de 6 beaufort. Men mag dus blijven surfen tot en met 6 beaufort. De heer gouverneur had
gezegd boven de 7 beaufort, zo stelt hij.
De heer gouverneur antwoordt dat men boven de 7 beaufort niet op het water mag gaan.
De heer Vanlouwe antwoordt terug dat men dus tot en met 6 beaufort mag blijven surfen.
De heer gouverneur vraagt daarop aan de heer Vanlouwe wat het probleem is.
De heer Vanlouwe vervolgt met er op te wijzen dat het risico op het strand volledig aan het KB voorbij gaat, want
er is geen enkele wet die verbiedt om bijvoorbeeld op het strand een kite op te laten bij 7 of 8 beaufort.
Aanvullend wijst de heer Vanlouwe er op dat de dodelijke ongevallen die de afgelopen jaren bij kiters zijn
voorgevallen allemaal op het strand zijn gebeurd en niet op zee.
De heer gouverneur antwoordt dat dit niet waar is. In 2011 is er een dodelijk ongeval geweest in volle zee. Hij
zegt dat hij de heer Vanlouwe nu hoort pleiten dat men beter kitesurfen boven de 7 beaufort op het strand zou
toelaten en wijst er op dat er dan pas grote ongevallen zullen gebeuren.
De heer Vanlouwe merkt op dat hij gewoon wil zeggen dat het KB voorbijgaat aan het risico dat zich voordoet op
het strand. Hij vult nog aan dat er tijdens het Belgisch kampioenschap in Bredene op zondag wel degelijk
toelating werd verleend om in zee te gaan, niettegenstaande de windsnelheden op dat ogenblik meer dan 7
beaufort aangaven.
De heer gouverneur wijst er op dat men de wetgeving goed moet bekijken. Boven de 7 beaufort kan, met name
als het een wedstrijd is. Het MRCC kan dan een derogatie geven en dat is gebeurd voor het Belgisch
kampioenschap in Bredene. Als een individuele persoon of clubs om een derogatie vragen, dan laat de huidige
wetgeving dit niet toe. Het voorstel is nu om dit toch toe te laten. Er is dus momenteel maar één afwijking, met
name bij een officiële wedstrijd en dan is het aan het MRCC om de derogatie te geven.
De provincieraadsvoorzitter wijst er op dat het niet de bedoeling is om een debat te voeren. Hij geeft aan dat de
heer gouverneur al uitgebreid heeft geantwoord.
De heer gouverneur merkt op dat hij nog één ding wil zeggen. Hij kan enkel ondervraagd worden over de
bevoegdheden die sensu stricto te maken hebben met zijn functie vanuit de deputatie. Deze problematiek heeft
in feite niets te maken met het provinciebestuur en hij is dus zelfs niet verplicht om te antwoorden. De heer
gouverneur wijst er op dat hij heeft geprobeerd om correcte antwoorden te geven en vraagt om er geen spelletje
van te maken of mist te spuien. De heer gouverneur besluit dat dit de harde wetgeving is en dat hij hoopt dat er
na de verkiezingen van 25 mei een grote meerderheid gevonden wordt op federaal vlak om zo snel als mogelijk
de wetgeving aan te passen. De heer gouverneur wenst daarover niet meer verder met de heer Vanlouwe te
discussiëren.
De heer voorzitter dankt de heer gouverneur voor zijn uitgebreid antwoord.
Vraag nr. M/2014/38
van de heer Bart Wenes (CD&V)
Integratie Westkans in EVA
De heer Bart Wenes, CD&V-raadslid, licht zijn vraag toe. In 2015 wordt de vzw Westkans in het Vlaamse EVA
ingekanteld en deze nieuwe organisatie wordt een samensmelting van alle huidige provinciale adviesbureaus
alsook van de vzw’s Enter en Intro. Het doel is tot een meer uniform aanbod en betere afstemming te komen
inzake dienstverlening en te streven naar een integraal toegankelijke en inclusieve samenleving zodat iedereen
op een gelijkaardige wijze volwaardig kan deelnemen aan alle facetten van het leven. De vzw Westkans geeft
reeds meer dan tien jaar uitvoering aan deze missie-opdracht door advies aan particulieren, overheden en
professionelen omtrent toegankelijkheid. Ze doet dat op zeer professionele wijze via architecten en
toegankelijkheidsadviseurs in samenspraak met deskundigen. De heer Wenes merkt op dat Westkans reeds tal
van onderzoeken heeft gevoerd en adviezen heeft verleend aan onder meer plaatselijke overheden en ook
inbreng had in subsidiedossiers.Zij beschikken dus over een schat aan kennis en expertise die gedeeld wordt met
een uitgebreid netwerk van relevante partners en instanties.
15
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
De vrees leeft evenwel dat bij de op til zijnde integratie in dit EVA een stuk van deze lokale nabijheid zou kunnen
verloren gaan. Dat was althans de vrees op de algemene vergadering destijds, aldus de heer Wenes.
De heer Wenes haalt aan dat hij daarnaast merkt dat nog teveel gemeenten in de provincie geen convenant
hebben met Westkans. Hier ligt nochtans een kans voor de gemeentelijke overheden om deskundig advies in te
winnen aangaande hun eventuele toekomstige investeringen. Bij de overgang naar een EVA Toegankelijk
Vlaanderen is het misschien een uitdaging voor de provincie om de gemeenten nog meer aan te sporen gebruik
te maken van de aangeboden dienstverlening van de regionale werking van dat EVA. Toegankelijkheid wordt een
belangrijke uitdaging in de toekomst meent de heer Wenes. Hij vraagt dan ook aan gedeputeerde Myriam
Vanlerberghe welke initiatieven de provincie nog meer kan nemen naar de plaatselijke overheden toe. Ook vraagt
hij welke engagementen de provincie kan nemen om toegankelijkheidsadvies in te bouwen in het toekomstig
subsidiebeleid in de beleidsdomeinen en de gebiedsgerichte samenwerking. Ten slotte informeert hij naar de
engagementen die de provincie kan nemen om erover te waken dat de dynamiek en innovatieve aanpak die
typisch zijn voor Westkans maximaal verder kunnen renderen.
Antwoord
Mevrouw Myriam Vanlerberghe, gedeputeerde, stelt dat ze direct enige ongerustheid wenst weg te nemen. Op de
vergaderingen van de regionale ondernemingen werd aangehaald dat er geen reden tot bezorgdheid moet zijn.
Er is vorig jaar en ook begin dit jaar sterk onderhandeld in verband met de oprichting van deze EVA, die een
gevolg is van de interne staatshervorming en door de gedeputeerde in uitvoering moest worden gebracht. Bij de
verschillende onderhandelingen is er steeds gezegd dat er een Vlaams agentschap zouden worden opgericht met
als doel het verhogen van de expertise. Bepaalde bureaus zijn op specifieke gebieden immers sterker.
Er is expertise opgebouwd op specifieke vlakken en met bepaalde doelstellingen. Men wil dit nu bundelen in een
Vlaams agentschap en op die manier veel dichter samenwerken. Zo moet er geen expertise opnieuw worden
opgebouwd. Dit vindt mevrouw Vanlerberghe een goede uitgangspositie. Ze denkt niet dat iemand twijfelt aan de
goede werking van Westkans. Het heeft een tijdje geduurd om vijf provincies op één lijn te krijgen, dit is niet zo
evident. Er is wel van in het begin gezegd dat het personeel zou betrokken worden bij elke vorm die hen
aangaat, zoals cao’s en dergelijke. Dit is allemaal goed verlopen. Er is ook steeds gezegd dat er een antenne
blijft. Westkans verhuist dus niet. Vorige week kreeg de gedeputeerde nog een verslag van een personeelslid uit
Brussel waaruit bleek dat alles zeer goed is verlopen en alles wat beloofd werd behouden bleef. Vorige week
heeft de deputatie overigens de huisvesting van Westkans verlengd.
Bij de bezoeken aan de gemeenten kwam deze aangelegenheid ook ter sprake. In de gemeenten die nog niet
aangesloten zijn heeft de gedeputeerde telkens een heel mooi pakketje met info achtergelaten. Niet alle
gemeenten hebben reeds het initiatief genomen om samen te werken. De provincie kan hen enkel maar
aanmoedigen. Mevrouw Vanlerberghe roept elk raadslid op om na te gaan of zijn of haar eigen gemeente al
verbonden is met Westkans teneinde het aantal aangesloten gemeenten nog te vergroten. Het is zeer positief als
men de expertise van Westkans kan gebruiken bij het beleid. Er gebeuren nu nog te veel fouten door het
ontbreken van een goede expertise. Er zijn zoveel aspecten mee gemoeid dat het loont om deze experten aan te
spreken.
De provincie heeft 188.000 euro geïnvesteerd in Westkans. Nu het een EVA wordt, gaat eenzelfde bedrag naar
Vlaanderen, maar de provincie koopt voor die prijs expertise in. Het bedrag komt dus terug, zo legt mevrouw
Vanlerberghe uit. Er zijn provincies die in het verleden minder hebben geïnvesteerd, wat betekent dat zij nu
minder kunnen inkopen. Dit is correct bepaald in de overeenkomst. Aangezien West-Vlaanderen meer heeft
bijgedragen, kan de provincie meer dienstverlening inkopen.
Dit is dus een positief verhaal rond een moeilijke overgang. Voor de SOM vzw daarentegen is dit nog niet
geregeld. Westkans geldt op dat vlak als voorbeeld, zo stelt mevrouw Vanlerberghe.
Mevrouw de gedeputeerde meent dat West-Vlaanderen de beste experten heeft. Ze geeft een pluim aan de
mensen die dit gedurende tien jaar hebben opgebouwd. Westkans heeft een heel goede naam en de expertise
van deze mensen zal gevraagd worden buiten de provincie. Dit is een positief verhaal in het kader van de
staatshervorming, zo besluit ze.
Repliek
16
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
De heer Wenes dankt mevrouw de gedeputeerde voor haar antwoord en beseft dat heel wat inspanningen
werden gedaan. Hij noemt het een uitdaging voor ieder van ons om een maximale samenwerking te creëren,
zeker ten voordele van diegenen met minder mogelijkheden.
De voorzitter dankt de heer Wenes en gedeputeerde Vanlerberghe en zegt dat er vervolgens twee vragen komen
voor gedeputeerde Carl Vereecke, vragen die samen zullen behandeld worden.
Vraag nr. M/2014/39
van de heren Maarten Tavernier (Groen) en Claude Croes (CD&V)
Blauwe vlag en veiligheid in de Gavers
De heer Maarten Tavernier, Groen-raadslid, haalt aan dat hij recent in de media heeft vernomen dat het blauwevlag-label dat vorig jaar toegekend werd aan De Gavers terug ingetrokken werd. Dit zou te maken hebben met
een verminderde waterkwaliteit. De provincie liet in de media al weten dit label opnieuw te willen behalen.
De heer Tavernier vraagt wat er concreet te doen staat om dit label opnieuw binnen te halen.
De heer Claude Croes, CD&V-raadslid, wenst te polsen naar de stand van zaken in verband met de veiligheid in
De Gavers, meer bepaald met betrekking tot een cameraschild. De aanwezigheid van heel wat mensen met
minder goede bedoelingen was vorig jaar niet te onderschatten, aldus de heer Croes. De politiezone Gavers heeft
vorig jaar enorm veel geïnvesteerd, niet in het minst door de inzet van heel wat personeelsleden. Nadien zijn er
overlegvergaderingen geweest en de heer Croes is benieuwd naar het uiteindelijke resultaat. De korpschef zou
een oplossing aangeboden hebben aan de deputatie. Hij vraagt aan de gedeputeerde of hierop al dan niet werd
ingegaan. Ook vraagt hij hoe men de komende maanden ziet verlopen in De Gavers.
Antwoord
De heer Carl Vereecke, gedeputeerde ,licht toe dat de blauwe wimpel een internationale kwaliteitskeuring is,
opgezet door de Bond Beter Leefmilieu en met een heel strikte bewaking. Er zijn vier zaken die dienen in
ogenschouw genomen te worden: de waterkwaliteit, de interne milieuzorg, de milieueducatie en de veiligheid.
De interne milieuzorg ligt niet onder vuur, zo verduidelijkt de heer Vereecke. Er zijn geen motorboten toegelaten.
De enige aanwezige motorboot dient voor de redding van zeilers en surfers. In bepaalde natuurgebieden met
specifieke fauna en flora zijn geen boten toegelaten.
Betreffende de milieueducatie vat de heer gedeputeerde kort samen dat voor de leeftijd van 6 tot 16 jaar
programma’s worden opgezet om de jeugd in contact te brengen met de ontwikkeling van de natuur in het
domein.
Wat betreft het aspect veiligheid verduidelijkt de heer Vereecke dat men enkel met een zwemvest de plas op
kan. Dit moet ook vastliggen in de afspraken en de redders staan tussen 11u en 19u in voor de veiligheid.
Het probleem stelt zich dus bij de waterkwaliteit, zo vervolgt de heer gedeputeerde. Deze controle wordt
doorgespeeld naar de Vlaamse Milieumaatschappij. Naar aanleiding van Gavermania dat plaatsvindt in augustus
worden de pontons opgekuist. De pontons zijn zodanig opgedeeld dat bepaalde zaken zoals uitwerpselen van
vogels tussen de kieren in het water kunnen terechtkomen. Net op dat moment vond de controle plaats. Een
tweede voorval wordt door de gedeputeerde als volgt uitgelegd. Het water dat in het Gavermeer gestuwd wordt,
komt uit het kanaal na een eerste bewerking door de Watergroep. De Watergroep heeft een contract met een
waterwinningsbedrijf in Henegouwen dat het water uit De Gavers moet ophalen. Net bij de controle was er een
vertraging in de ophaling van het water. Het water is dus langer blijven staan dan gebruikelijk is. Daardoor was
de staalname twee keer op rij niet goed. De heer gedeputeerde verduidelijkt nog dat de Watergroep reeds bij een
eerste zuivering het overtollige ammoniumnitraat en nitriet uit het water haalt en pas dan het water in De Gavers
binnenlaat. Het water staat niet langer dan 66 dagen in het Gavermeer. De kwaliteit wordt bijna wekelijks en in
een zwemperiode dagelijks gecontroleerd. Het verlies van de wimpel moet dus niet tot paniek leiden.
Op de vraag van de heer Tavernier of men nog inspanningen doet om deze wimpel te bekomen antwoordt de
heer gedeputeerde bevestigend. De samenwerking met de Bond Beter Leefmilieu en ANB is heel goed. Hij legt uit
dat men momenteel de uitbreiding van de zwemzone aan het voorbereiden is. Dit moet nu eerst gerealiseerd
worden.
17
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
Er moet betaald worden om de wimpel te bekomen en het heeft geen zin om die nu halsoverkop te willen
behalen. Nadat de uitbreiding van de zwemzone afgewerkt is, probeert men de blauwe wimpel weer binnen te
halen.
De heer Vereecke wenst vervolgens op vraag van de heer Croes nog een korte toelichting te geven over het
aspect veiligheid. Vorig jaar zaten alle betrokken partijen samen om de handhaving in De Gavers te bespreken.
Vanuit de politiezone hoorde de heer gedeputeerde dat men niet meer kan instaan voor dagelijkse patrouilles.
Het is niet de taak van de politie om domeinwachter te zijn. De politiek komt enkel wanneer zich bepaalde
problemen voordoen. Dit vergt enige aanpassing. Op topdagen kunnen de redders het niet alleen aan en er wordt
dan ook overwogen om een camera te plaatsen ter bewaking van de zwemzone. De camera staat ook in de
nabijheid van de cafetaria. Er is vraag vanuit de cafetaria om in de winterperiode voldoende verlichting te
voorzien, aldus de heer gedeputeerde. Er zou ook een kleine camera geplaatst worden op de hoek van de
Heerbaan en Teesweg voor het bewaken van de elektronische slagboom omdat daar regelmatig onbevoegden
worden gesignaleerd.
De heer Vereecke licht toe dat de deputatie een budget uitgetrokken heeft van ongeveer 150.000 euro omdat
onder meer de bekabeling voor de camera’s tot bij de surfers moet worden gebracht. Hij licht toe dat met deze
ingreep tegemoet gekomen wordt aan de vraag van de politie. Het zou ideaal zijn mocht er enkel
camerabewaking nodig zijn in de zwemzones en niet in de andere zones, zodat de vrijheid van de bezoekers niet
volledig wordt ingeperkt.
Replieken
De heer Tavernier is tevreden met het antwoord waaruit blijkt dat er opnieuw aan de criteria zou kunnen voldaan
worden om de blauwe wimpel te bekomen mits enkele eenvoudige ingrepen.
De heer Croes vraagt zich af of de uitvoering van de werken niet in het gedrang zal komen, omdat er moet
gewacht worden op een budgetwijziging.
De heer gedeputeerde antwoordt dat dit niet het geval is.
Vraag nr. M/2014/40
van de heer Gilbert Verkinderen (Open Vld)
PRUP FLV Ieper
De heer Gilbert Verkinderen, Open Vld-fractievoorzitter, stelt vast dat op het Iepers businesspark, het vroegere
Flanders Language Valley, nog altijd een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is dat bepaalt waar al
dan niet gebouwd kan worden. Dit PRUP is echter niet meer aangepast aan de huidige noden van deze site. Door
het huidig PRUP worden bedrijven die op de site willen bouwen zelfs ontmoedigd. Zo laat het PRUP niet toe om te
bouwen tegen de noorderring, op de percelen die meest zichtbaar zijn. De heer Verkinderen betreurt dit. Er is
immers wel degelijk nood aan industriegrond in Ieper. Hij vraagt of het de bedoeling is van de deputatie om op
korte termijn dit PRUP aan te pakken. Hij hoopt dat er niet gewacht zal worden tot de definitieve afbakening van
het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Ieper. De grond is immers bouwrijp en mits aanpassing van het PRUP
kan dit op korte termijn ontwikkeld worden.
Antwoord
De heer Franky De Block, gedeputeerde, bevestigt dat het PRUP goedgekeurd is in 2003. Dit PRUP laat heel wat
meer activiteiten toe dan het toenmalig BPA dat geënt was op Flanders Language Valley. De WVI –een
onafhankelijke en deskundige bron zo stelt de heer gedeputeerde – bevestigt dat in hun schrijven. Het feit dat
het huidige PRUP bedrijven zou ontmoedigen klopt niet, zo meent hij. Op de huidige site zijn er mogelijkheden.
De meest begeerde percelen liggen inderdaad langs de weg met een mooie zichtlocatie. In het huidige PRUP is
daar evenwel een verruiming van het bufferbekken voorzien. De bestemming veranderen is niet zo evident. De
heer gedeputeerde licht toe dat dit op juridisch vlak onderzocht wordt omdat het al aangevochten werd door de
vorige eigenaar. De heer De Block vreest dat een bestemmingswijziging voor problemen zal zorgen.
De heer gedeputeerde beaamt dat er nood is aan industrieterreinen in Ieper. De deputatie is bezig met het PRUP
Reigersburg en de heer gedeputeerde denkt dat daarmee een belangrijke invulling wordt gemaakt inzake
industriële mogelijkheden.
18
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
De rode draad doorheen deze dossiers is dat er maximaal wordt samengewerkt met de lokale overheid, met
name de stad Ieper. De heer De Block merkt op dat een geïntegreerde aanpak met de stad nodig is om zowel de
lokale als de bovenlokale zaken samen te bekijken.
Hij vindt dit een terecht aandachtspunt en geeft aan dat hieraan wordt gewerkt. Hij is ervan overtuigd dat er
samen met de stad en via een methodiek die qua haalbaarheid meest efficiënt is goede plannen zullen ontwikkeld
worden zonder in juridische procedures terecht te komen.
De heer gedeputeerde is ervan overtuigd samen met Ieper tot een goede oplossing te komen voor wat betreft de
industriegebieden rond Ieper.
Vraag nr. M/2014/41
van de heer Alex Colpaert (Groen)
Busverbinding naar Plopsaland i.f.v. studentenjobs
De heer Alex Colpaert, Groen-raadslid, merkt op dat er deze week in het nieuws werd bericht over het feit dat
Plopsaland deze zomer nog vijfhonderd jobs heeft voor studenten en dat deze niet ingevuld geraken. Plopsaland
zet zelfs bussen in om jobstudenten uit Antwerpen en Gent naar Adinkerke te krijgen. Er is ook sprake van om
tijdelijke werkkrachten te gaan ronselen in Noord-Frankrijk en hen, mits een aangepaste snelcursus Nederlands
voor toeristen, aan het werk te stellen. Anderzijds zijn er in de Westhoek nog jongeren op zoek naar een gepaste
vakantiejob. Zij zouden ook graag aan de kust werken, maar zonder logement aan zee is dit gewoon onmogelijk.
Het is niet mogelijk met de trein of met de lijnbus. In de week duurt het minstens 2 uur om vanuit Ieper en nog
langer om vanuit Poperinge aan de kust te geraken. Terugkeren is een nog groter probleem. En in het weekend
is het gewoon onmogelijk.
De heer Colpaert suggereert een mogelijke oplossing. Het zou een ideale test zijn om tijdens de zomermaanden
tijdelijk een snelbus van Ieper naar Veurne te laten rijden langs de Ieperseweg, de hoofdas, met slechts enkele
belangrijke stopplaatsen. Er zou uiteraard een onmiddellijke aansluiting op een bus naar Adinkerke moeten zijn
en het zou nog beter zijn om de bus te laten doorrijden tot Plopsaland zelf. Deze zou zelfs mogelijks vanuit
Poperinge kunnen vertrekken. Na de sluiting van het pretpark ’s avonds moet er uiteraard ook een bus terug zijn.
Het biedt meteen ook een opportuniteit om de dagjestoeristen vanuit steden zoals Poperinge en Ieper van een
dagje aan zee te laten genieten. Op die manier krijgen niet alleen de studenten de kans om een centje bij te
verdienen, maar kunnen ook de andere zogenaamde vervoersafhankelijken genieten van de kust, met een
aansluiting op de kusttram in Adinkerke.
De heer Colpaert vraagt of de provincie stappen kan ondernemen om Plopsaland en De Lijn met elkaar in contact
te brengen om de mogelijkheden te onderzoeken van een tijdelijke snelbus tussen de kust en de genoemde
steden. Hij is ervan overtuigd dat hiermee een eerste stap gezet kan worden tot de definitieve realisatie van een
snelbusverbinding tussen de vier Westhoeksteden zoals omschreven in het streekpact van de Westhoek.
Antwoord
De heer Franky De Block, gedeputeerde, is van mening dat de problematiek ruimer is dan deze van de
jobstudenten; het is ook een problematiek van tewerkstelling in Plopsaland. De vacatures kunnen ingevuld
worden met jobstudenten, maar evengoed met tijdelijk tewerkgestelden van alle leeftijden. Plopsaland heeft zelf
ook een rol te spelen, eventueel met hulp vanuit de provincie.
Een ondernemer die toekomstgericht ingesteld is, moet ook aandacht hebben voor een goed vervoersplan. De
heer gedeputeerde roept niet alleen Plopsaland, maar ook alle andere ondernemers op om de mogelijkheden te
bekijken en deze ook te promoten. De provincie is daar volop mee bezig, via het project testkaravaan.
De heer De Block merkt op dat Plopsaland perfect zelf met De Lijn een contract kan afsluiten om via het
derdebetalersysteem te zorgen voor tijdelijke extra bussen. Dit systeem houdt in dat De Lijn zijn prijs voorstelt
en samen met de onderneming de frequentie van de bussen afspreekt. Er worden inkomsten ontvangen via de
mensen die van het vervoer gebruik maken en het verschil wordt bijgepast door het bedrijf. Plopsaland kan daar
perfect gebruik van maken.
19
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
De provincie is bereid om met de eigen dienst Mobiliteit en met de POM op vraag van Plopsaland de expertise en
de knowhow te verlenen om samen tot een efficiënte oplossing te komen zodat kandidaat werknemers op een
haalbare manier naar hun werk kunnen.
De gedeputeerde leest in de pers dat er veel vacatures zijn bij Plopsaland, maar dat er ook heel wat kandidaten
zijn. Over de discrepantie tussen het fenomenaal groot aantal kandidaten en het feit dat er nog vacatures niet
ingevuld zijn kan de heer gedeputeerde moeilijk oordelen.
In elk bedrijf zorgt een goed bedrijfsleider voor een goed bedrijfsvervoerplan, zo herhaalt de heer De Block. Via
een overeenkomst met De Lijn kunnen de bedrijven dat perfect oplossen. De deputatie is bereid om op vraag van
de bedrijven de krachten te bundelen met de POM en de dienst Mobiliteit om samen naar een oplossing te
zoeken.
Repliek
De heer Alex Colpaert dankt de heer gedeputeerde omdat hij in dezelfde richting denkt. Als Plopsaland de keuze
mag maken tussen hardwerkende Vlamingen en de mensen die in Noord-Frankrijk nog eerst een cursus moeten
volgen, zal de keuze wel snel gemaakt zal zijn, zo meent hij. Hij bedankt de heer gedeputeerde om voor de
nodige stimulansen te zorgen.
Vraag nr. M/2014/42
van mevrouw Annick Lambrecht (sp.a)
Erfgoeddepot Brugge
Mevrouw Annick Lambrecht, sp.a-raadslid, licht toe dat haar vraag te maken heeft met een artikel in de krant
van 13 mei. De stad Brugge zoekt naar een goed erfgoeddepot. De mogelijkheid om dit te koppelen aan de
realisatie van een cruise terminal in Zeebrugge wordt onderzocht. Op de provinciebegroting werden middelen
voorzien voor de realisatie van het erfgoeddepot. Mevrouw Lambrecht vraagt hoeveel middelen de provincie
voorziet voor erfgoeddepots en of deze middelen zeker verder gegarandeerd blijven.
Antwoord
Mevrouw Myriam Vanlerberghe, gedeputeerde, merkt op dat ze hierover gecontacteerd werd door de pers. Ze
verduidelijkt dat de provincie sinds de interne staatshervorming inderdaad de opdracht heeft gekregen om te
zorgen voor een goed depotbeleid. Er is vorig jaar al gekozen om drie bijzonder goed uitgebouwde regionale
depots op te zetten. Ieper staat daarin het verst, want daar is de bouw al bezig. Er worden nog twee locaties
gezocht, met name in de regio’s Kortrijk en Brugge. De provincie streeft vanzelfsprekend naar een spreiding,
gelet op het regionale karakter van het depotbeleid. Dat wil zeggen dat alle gemeenten moeten kunnen rekenen
op een goed en kwalitatief depot. Dat is niet evident en duur, maar de provincie wil die uitbouwen.
De snelheid waarmee de depots gerealiseerd worden hangt uiteraard af van het vinden van een goede locatie in
de verschillende regio’s. Voor Ieper zijn er weinig zorgen. Het depot wordt uitgebouwd met het voorziene budget,
zo stelt mevrouw Vanlerberghe. In de regio Brugge is één van de denkpistes inderdaad de combinatie met de
cruise terminal. Uiteraard is de haven dan ook een partner. Als dit efficiënt en goed is, dan is het inderdaad een
interessante piste. Het wordt dan ook meegenomen in de onderzoeken.
Mevrouw Vanlerberghe benadrukt dat de provincie voor Kortrijk of omgeving en voor Brugge of omgeving
hetzelfde zal doen als voor Ieper. Het worden drie evenwaardige financiële inspanningen voor drie evenwaardige
en kwaliteitsvolle depots. Ze merkt op dat niet mag vergeten worden dat zeker in de regio Brugge een aantal
musea hun erkenning dreigen te verliezen als er geen goed depot komt. Ze begrijpt dat Brugge erg
geïnteresseerd is, maar merkt op dat de 64West-Vlaamse gemeenten plots geconfronteerd kunnen worden met
dit probleem. Mevrouw de gedeputeerde stelt dat de drie depots groot genoeg moeten zijn voor alle gemeenten
en dat de spreiding Kortrijk, Brugge, Ieper en omgeving een goede logica is met het oog op een goed provinciaal
beleid.
Vlaanderen heeft aan de provincies gevraagd om dit te doen, maar is wel vergeten om er centen bij te voegen,
zo merkt mevrouw Vanlerberghe op. De provincie moet er dus zelf voor zorgen. Het budget is voorzien omdat de
provincie door de meerjarenplanning weet dat er naar drie depots gestreefd wordt. De timing hangt evenwel af
van de vooruitgang en de locatie waar het gerealiseerd kan worden.
20
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
Specifiek wat Brugge betreft herhaalt mevrouw de gedeputeerde dat de denkpiste haar gekend is en ook
meegenomen zal worden in het onderzoek. Indien er nog andere pistes zijn in Brugge of ommeland, dan worden
deze ook onderzocht. Het is evenwel geen evident verhaal.
De locaties moeten groot zijn, toegankelijk zijn en een zekere allure hebben. De provincie is namelijk trots op het
erfgoed. Ze besluit met de mededeling dat het een moeilijke oefening is, maar ze is ervan overtuigd dat dit zal
lukken.
Vraag nr. M/2014/43
van de heer Kurt Himpe (N-VA)
Startersgebouwen
De heer Kurt Himpe, N-VA-raadslid, zegt dat er in West-Vlaanderen tal van startersgebouwen zijn, 15 in totaal.
Enkele jaren geleden werd ook in Izegem een startersgebouw geopend en dat omvat onder meer vier ateliers
voor startende bedrijven, kantoorruimte en vergaderaccommodatie. De kantoorruimte werd sinds de opening
nooit gebruikt en tijdens het overleg tussen de deputatie en het Izegemse stadsbestuur werd aangegeven dat er
plannen zijn om de kantoorruimte om te bouwen tot atelier. De heer Himpe is benieuwd naar de timing van deze
werken.
Onlangs is er een atelier vrijgekomen in het startersgebouw in Izegem. Nu blijkt dat de communicatie over
dergelijk aanbod maar met mondjesmaat doorsijpelt naar starters, terwijl het voor hen geen gemakkelijke klus is
om te starten en ook om geschikte ruimte te vinden. De heer Himpe vraagt hoe specifiek er over beschikbare
ruimte in de startersgebouwen in West-Vlaanderen gecommuniceerd wordt naar starters toe.
Antwoord
De heer Jean de Bethune, gedeputeerde, antwoordt dat er een goed overleg was met het college van Izegem op
dat terrein. Er werden afspraken gemaakt en de provincie zal inderdaad, als het technisch haalbaar is, de
bestaande kantoorruimte ombouwen tot een bijkomend atelier. De realisatie van deze investering, als het
technisch kan, zal in de loop van 2014 plaatsvinden.
Vervolgens schetst de heer gedeputeerde het globale plaatje. De provincie onderzoekt momenteel of alle
bestaande infrastructuren, dus diegene waarvan de provincie eigenaar is en door de POM uitgebaat worden,
diegene waarvan de POM medeaandeelhouder is en ook diegene die in private handen zijn, binnen één netwerk
van West-Vlaamse starterscentra samengebracht kunnen worden. Er wordt momenteel een materieel
rationaliseringsplan ontwikkeld, dat klaar zou moeten zijn tegen de zomer. Hiervoor moeten gesprekken worden
gevoerd met andere partners, hetgeen soms enige tijd vraagt. De heer de Bethune vraagt hiervoor begrip. Hij
benadrukt dat het de intentie is om alle infrastructuren in één netwerk te brengen.
In verband met de communicatie licht de heer gedeputeerde toe dat er uiteraard gecommuniceerd wordt via de
traditionele kanalen. De provincie heeft ook aan een aantal mensen gevraagd om de sociale media op dat terrein
te activeren. De provincie wil immers vooral ook jonge mensen sensibiliseren om te ondernemen en wil daarin
ook verdere stappen ondernemen. De heer de Bethune deelt mee dat hij in dat kader een akkoord heeft bereikt
met het Agentschap Ondernemen. De provincie mag verder initiatieven nemenop het vlak van een
geïndividualiseerde, persoonlijke begeleiding van starters. Die aanpak is bijzonder belangrijk om starters te
recruteren. Dit wordt ook in een tweede luik van het masterplan verwerkt. Het is de bedoeling dat de provincie in
de loop van september-oktober van dit jaar zal klaar zijnmet een communicatiestrategie, waarbij alle genoemde
elementen geïntegreerd zullen worden.
Tenslotte meldt de heer de Bethune dat de provincie aan startende ondernemers gevraagd heeft om voor de
provincie een originele communicatiestrategie te ontwikkelen. Er is aan hen gevraagd om een voorstel te doen
van hoe de provincie naast de gehanteerde communicatieinstrumenten op een creatieve manier jonge
ondernemers kan stimuleren om te ondernemen en hoe de provincie bestaande jonge starters kan motiveren om
meer in netwerkverband te werken en dus ook meer gebruik te maken van de startersinfrastructuren. Deze
opdracht is zo’n twee weken geleden gegeven. De heer gedeputeerde hoopt in september hiermee klaar te zijn.
21
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
Deze dubbele strategie, met name het materiële en het immateriële masterplan, zal in september aan de raad
van bestuur van de POM worden voorgelegd. De heer de Bethune heeft zich geëngageerd om daarover ruim en
transparant te communiceren binnen het kader van de 5de commissie. De heer de Bethune vraagt hiervoor nog
een beetje geduld.
Repliek
De heer Himpe dankt de heer gedeputeerde voor zijn antwoord en voor de inspanningen die zullen gedaan
worden om serieus werk te maken van de communicatie. In verband met het rationaliseringsplan en het opzetten
van een netwerk merkt hij op dat bepaalde starterscentra een succes zijn, maar dat de bezettingsgraad van
andere centra serieus ondermaats is. Zo zijn de ateliers voor creatieve starters in Oostende en Brugge al twee
jaar onbezet. Aan de andere kant zijn er ook de positieve verhalen van de starterscentra in Diksmuide-Heernisse
en Poperinge, die zeer succesvol zijn en volledig worden gebruikt.
De heer Himpe is van mening dat er bij het opmaken van een evaluatie goed rekening gehouden moet worden
met de verschillen. Uit de cijfers blijkt dat er een groot onderscheid is tussen de types van startersinfrastructuur.
Zo zijn de eerder genoemde ateliers voor creatieve starters het minst succesvol met dit jaar een bezetting van
33%. Starterscentra doen het beter met een gemiddelde van 79% en de ondernemerscentra halen de beste
cijfers met een gemiddelde bezetting van iets meer dan 82%. De heer Himpe beaamt dat het tijd is om een
grondige evaluatie te maken van de startersinfrastructuur in West-Vlaanderen.
De heer de Bethune wenst nog kort te reageren met de gedachte dat de heer Himpe heeft bevestigd dat de
oefening die de provincie nu aan het maken is rond het integreren van de acties in functie van een visie die
beproefd is door ervaring, klopt. De heer de Bethune zal er niet aan twijfelen om de heer Himpe met zijn parate
kennis te betrekken bij de oefening die er in de komende dagen zal plaatsvinden.
Vraag nr. M/2014/44
van de heer Peter Roose (sp.a)
De onduidelijkheid in de kinderopvangsector n.a.v. het nieuwe decreet Kinderopvang dd. 1 april 2014
De heer Peter Roose, sp.a-fractievoorzitter, heeft een vraag omtrent het nieuwe decreet Kinderopvang, dat
sedert 1 april 2014 van toepassing is en dat beoogt de kwaliteit en de toegankelijkheid van de
kinderopvangvoorzieningen beter te maken. Hij stelt vast datde opvangvoorzieningen nogal met de handen in het
haar zittenwat betreft de respijtdagen en de individuele opvangplannen voor ouders. Ze weten niet concreet hoe
zij dat moeten aanpakken en dat leidt, bij de voorstellen die zij doen naar de ouders, nogal vaak tot frustratie.
De heer Roose legt uit dat respijtdagen dagen zijn waarop ouders op bepaalde momenten wettig afwezig mogen
zijn en waarvoor ze geen bedrag moeten betalen aan de opvangvoorziening. De voorzieningen in WestVlaanderen passen dit allen een beetje op een verschillende manier toe. Er zijn zelfs reeds voorzieningen die hun
systeem opgeschort hebben tot zij nadere richtlijnen krijgen van Kind en Gezin.
De heer Roose stelt zich de vraag of de provincie in het kader van de functie van netwerkvorming inzake welzijn
niet kan zoeken naar een uniforme regelgeving voor alle West-Vlaamse kinderopvangvoorzieningen, zodanig dat
men het systeem van respijtdagen en van opvangplannen niet als een concurrentie-element gaat beschouwen.
Hij denkt dat er overal in West-Vlaanderen nog plaatsen tekort zijn. Het zou goed zijn als de provincie kan zorgen
voor een uniform systeem, zodat alle ouders zekerheid hebben en de voorzieningen op eenzelfde manier
uitvoering kunnen geven aan de regels.
De heer Roose stelt vast dat tot op heden Kind en Gezin achter blijft met het geven van de nodige instructies
naar de voorzieningen zelf.
Antwoord
Mevrouw Myriam Vanlerberghe, gedeputeerde, antwoordt dat dit één van de intussen zeven domeinen is waar er
een probleem is met de doorstroming van concrete gegevens vanuit Vlaanderen naar de gemeenten en naar de
actoren. Mevrouw Vanlerberghe stelt dat de aandacht van de provincie in deze moet gaan naar de ouders, de
kinderen en het personeel in de kinderopvang. Het is een gevoelige sector, die geconfronteerd wordt met een
steeds grotere vraag.
22
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
Mevrouw Vanlerberghe is de heer Roose dankbaar voor dit signaal, want zij had dit nog niet opgevangen. Zij
vindt het bijzonder spijtig dat daar enige twijfel ontstaan is. Als netwerker, als degene die binnen de provincie
verbindingen kan maken, stelt mevrouw Vanlerberghe voor dat zij eerst en vooral contact opneemt met Kind en
Gezin–die eigenlijk moet instaan voor de Vlaamse concretisering – en hen uitnodigt samen met alle actoren. Zo
kan de provincie er op zijn minst voor zorgen dat alles geregeld wordt en dat niemand het slachtoffer moet
worden van de zoveelste hervorming. Ze hoopt dit zo snel mogelijk te kunnen doen.
Zij herhaalt dat zij dit signaal nog niet had gekregen, maar zij kan vrij snel contact nemen met Kind en Gezin en
ook per gemeente nagaan wie betrokken is en iedereen samenbrengen. Zij hoopt dat dit een meerwaarde en
vooral een vlugge oplossing zal brengen.
Vraag nr. M/2014/45
van de heer Wouter Vanlouwe
Pulskorvisserij
De heer Wouter Vanlouwe, N-VA-raadslid, licht toe dat een aantal Nederlandse kustvissers sedert een tweetal
jaar uitgerust zijn met een pulskorsysteem; een systeem van vissen door middel van elektrische pulsen. Deze
technologie werd door het ILVO enkele jarengeleden op punt gesteld en enkele Nederlandse vissers kregen een
Europese licentie om deze methode uit te testen. Wat initieel bedoeld was om een duurzame manier van vissen
te onderzoeken lijkt de laatste tijd meer op een leegvissen van onze kustzones. Deze Nederlandse vissers worden
immers systematisch geweerd in Nederlandse, Britse, Franse en ook Deense territoriale wateren. De Vlaamse
vissers melden bovendien regelmatig dat door hen opgehaalde vissen ernstige brandwonden vertonen evenals
mogelijke ruggenmergletsels, op de ogenblikken dat deze Nederlandse vissers zich in de buurt van Vlaamse
kustvissers bevinden.
De heer Vanlouwe vraagt welke stappen deze raad kan ondernemen om het leegvissen en het verwonden van de
vissen door deze armada tegen te gaan.
De heer provincieraadsvoorzitter merkt op dat het bij de vraagstelling aan de gouverneur niet de bedoeling is om
in debat te gaan. Er is wel de mogelijkheid om kort te repliceren. Hij vraagt om daar in de toekomst rekening
mee te houden.
Antwoord
De heer Bart Naeyaert, gedeputeerde, merkt op dat het bijzonder moeilijk is om te bepalen wat duurzaam is.
Pulskorvisserij werd de laatste jaren naar voor geschoven als een manier om te evolueren naar duurzaamheid
door de vangst van minder ongewenste vissoorten en door minder bodemberoering. Op zich is het dus een
veelbelovende techniek. Op basis daarvan heeft Nederland gevraagd om een wetenschappelijk experiment te
mogen uitvoeren en heeft men veertig vaartuigen mogen uitrusten met die techniek voor pulskorvisserij. Recent
heeft men ook bekomen dat men de vloot mag uitbreiden tot tachtig boten. Nu geven mensen uit de
visserijsector krachtige signalen dat het pulskorvissen geen goed systeem is, dat dit leidt tot ‘verwoeste
gewesten’ waar dergelijke boten voorbij gekomen zijn en dat de vissen worden beschadigd.
De vraag is of dit geobjectiveerd kan worden en door de wetenschap en de bevoegde instanties vastgesteld kan
worden.Er is geen eenduidig antwoord, zo verduidelijkt de heer Naeyaert. De antwoorden variëren van
voorstanders die menen dat pulskorvisserij een duurzame vorm van visserij blijft tot tegenstanders die stellen
dat deze vismethode slecht is. Daar tussenin zit het antwoord dat pulskorvisserij goed zou kunnen zijn, maar dat
de manier waarop het nu toegepast wordt niet goed is. Ook bij de vissers zijn er tegenstrijdige signalen. Men wil
deze methodiek stopzetten als het inderdaad slecht blijkt te zijn. Als het evenwel een goede methode is als ze
goed toegepast wordt, dan wil men het ook kunnen toepassen, zelfs buiten de Noordzeezone. Men krijgt dus heel
veel vragen en weinig antwoorden. Dat bleek ook op de samenkomst op 8 mei op initiatief van Promovis
Nieuwpoort aangaande deze problematiek.
De heer Naeyaert is van mening dat vissers en wetenschappers op korte termijn bij elkaar gebracht moeten
worden. Er moet gezocht worden naar concrete antwoorden op die vragen. Er is in de provincie een traditie in de
landbouw om wetenschap samen te brengen met de praktijk en zo concreet mogelijk op alle vragen antwoord te
proberen vinden. Zo kan men met uitgediscussieerde standpunten vragen om maatregelen.
23
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
De heer gedeputeerde is bereid om initiatief te nemen en in de komende weken een samenkomst te organiseren
met vissers en wetenschappelijke instellingen om dit verder uit te klaren. Het is belangrijk dat de vissers zelf zich
meer mengen in de discussies en deze mee helpen uitklaren.
De heer Naeyaert deelt mee dat hij al overleg heeft gepleegd met de gouverneur en de bevoegde gedeputeerde
uit Zeeland. Er is afgesproken om tot betere afspraken te komen met de Nederlandse vissers. Hij zal het initiatief
nemen om zowel met de vissers als met zijn politieke collega in Nederland te gaan samenzitten.
Zo ontstaat de mogelijkheid dat vissers of afgevaardigden van de wetenschap toegelaten worden op de
Nederlandse boten met pulskorvisserij. Als daar een verkeerde methode wordt toegepast dan kan dit vastgesteld
worden.
De heer gedeputeerde merkt op dat ook onderzocht moet worden waar een dergelijke visserijmethode toegelaten
wordt en waar niet. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over de twaalfmijlszone. De Vlaamse vissers vrezen evenwel
dat andere landen dan misschien ook die twaalfmijlszone zullen afsluiten. Op dat moment zullen zij ook
problemen krijgen. Hij concludeert dat het een complexe zaak is en dat het besluit niet voor de hand ligt.
Het inzetten van veertig en straks tachtig boten op korte termijn lijkt veel voor een wetenschappelijk experiment.
Tachtig boten is immers de ganse Vlaamse vloot, zo benadrukt de heer Naeyaert. Er moet dus vlug duidelijkheid
komen. Als de pulskorvisserij inderdaad blijkt schadelijk te zijn, dan moet het experiment ingeperkt worden. Er
moeten dus een aantal zaken uitgeklaard worden en dat moet zo concreet en zo vlug mogelijk gebeuren. Hij zal
bijgevolg het initiatief te nemen, zowel ten aanzien van de vissers als ten aanzien van de Nederlandse overheid.
Repliek
De heer Vanlouwe deelt mee dat hij tevreden is dat de heer gedeputeerde een initiatief wil nemen. Hij merkt op
dat Frankrijk een zesmijlszone heeft en België een driemijlszone. Momenteel is de Nederlandse vloot actief tot
tegen deze driemijlszone en dat is problematisch voor de Vlaamse kustvissers.
24
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
REGISTER SCHRIFTELIJKE VRAGEN
Nr.
Datum
Vraagsteller
Onderwerp
Blz
GUIDO DECORTE, gedeputeerde van bestuurlijke organisatie, algemene en ondersteunende dienstverlening,
gebiedsgerichte werking en milieu, landschap en natuur
S/2014/19
30/04/2014
Herman Lodewyckx
Schoonheidswestrijd oor Arabische paarden in
Tillegembos
2
FRANKY DE BLOCK, gedeputeerde van toerisme en recreatie, ruimtelijke ordening (m.u.v. stedenbouwkundige
beroepen) en mobiliteit en weginfrastructuur
S/2014/20
16/04/2014
Kurt Himpe
Hotelsector en kusttoerisme
4
CARL VEREECKE, gedeputeerde van algemene financiering, budget en administratieve beroepen (o.a. de
stedenbouwkundige beroepen omtrent bouw- en verkavelingsvergunningen), personeel, informatietechnologie,
sport en provinciaal onderwijs
S/2014/21
10/04/2014
Isabel Desoete
Betalen van facturen van de provincie WestVlaanderen
6
BART NAEYAERT, gedeputeerde van landbouw en visserij, integraal waterbeleid, infrastructuur en juridische
aangelegenheden (o.a. milieu- en omgevingsvergunningen)
S/2014/22
11/04/2014
Kurt Himpe
Domein ’t Veld
8
25
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 5 – mei 2014
REGISTER MONDELINGE VRAGEN
Nr.
Datum
Vraagsteller
Onderwerp
Blz
CARL DECALUWE, gouverneur van West-Vlaanderen
M/2014/37
Wouter
Vanlouwe/Charlotte
Castelein/Marie De Clerck
Wind- en kitesurfen
11
FRANKY DE BLOCK, gedeputeerde van toerisme en recreatie, ruimtelijke ordening (m.u.v. stedenbouwkundige
beroepen) en mobiliteit en weginfrastructuur
M/2014/40
M/2014/41
Gilbert Verkinderen
Alex Colpaert
PRUP FLV Ieper
Busverbinding naar Plopsaland i.f.v. studentenjobs
17
18
CARL VEREECKE, gedeputeerde van algemene financiering, budget en administratieve beroepen (o.a. de
stedenbouwkundige beroepen omtrent bouw- en verkavelingsvergunningen), personeel, informatietechnologie,
sport en provinciaal onderwijs
M/2014/39
Maarten Tavernier/Claude
Croes
Blauwe vlag en veiligheid in de Gavers
16
BART NAEYAERT, gedeputeerde van landbouw en visserij, integraal waterbeleid, infrastructuur en juridische
aangelegenheden (o.a. milieu- en omgevingsvergunningen)
M/2014/45
Wouter Vanlouwe
Pulskorvisserij
22
JEAN DE BETHUNE, gedeputeerde van economie en streekontwikkeling, externe relaties en Noord-Zuid-beleid en
gelijke kansen
M/2014/43
Kurt Himpe
Startersgebouwen
20
MYRIAM VANLERBERGHE, gedeputeerde van cultuur en welzijn
M/2014/38
M/2014/42
M/2014/44
Bart Wenes
Annick Lambrecht
Peter Roose
Integratie Westkans in EVA
Erfgoeddepot Brugge
De onduidelijkheid in de kinderopvangsector n.a.v.
het nieuwe decreet Kinderopvang dd. 1 april 2014
14
19
21