COMMENTAAR O PI NI E Katheterablatie bij patiënten met boezemfibrilleren WAT VERANDERT ER VOOR DE DAGELIJKSE PRAKTIJK? Pepijn H. van der Voort + GERELATEERDE ARTIKELEN Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A5701 en A5817 ● Elders in dit tijdschrift wordt een onderzoek besproken waarin de effectiviteit van katheterablatie vergeleken wordt met die van antiaritmische medicatie als initiële behandeling van patiënten met paroxismaal boezemfibrilleren. Na een follow-upduur van jaar blijkt er geen verschil tussen beide te zijn. De hypothese dat katheterablatie beter zou zijn dan behandeling met antiaritmica zou moet daardoor verworpen moeten worden. Maar wat zijn de goede en slechte punten van dit onderzoek? En wat betekenen de resultaten ervan voor de dagelijkse praktijk? KATHETERABLATIE Elektrische activiteit vanuit het spierweefsel in de vaatwand van de pulmonale venen speelt een belangrijke rol bij paroxismaal boezemfibrilleren, frequente atriale extrasystolen en van cirkeltachycardieën. Met radiofrequente katheterablatie kan de impulsgeleiding tussen de longaders en de linker boezem worden onderbroken (pulmonale-venenisolatie). Over het algemeen zijn de resultaten hiervan bij patiënten met paroxysmaal boezemfibrilleren redelijk; vaak is meer dan ablatieprocedure noodzakelijk voor een adequate behandeling., Vooralsnog is katheterablatie alleen geïndiceerd wanneer behandeling met antiaritmica niet effectief is, of wanneer deze door de patiënt niet worden verdragen. STERK PUNT Een zeer sterk punt van het onderzoek is de objectieve en de consequente manier waarop het boezemfibrilleren werd vastgelegd. Dit gebeurde middels een aantal -daagse Holter-registraties gedurende jaar. Het is namelijk bekend dat een belangrijk deel van de episoden van boezemfibrilleren niet door patiënten wordt opgemerkt, zelfs niet als zij tevoren wel symptomatische episoden hadden. Daarbij neemt het aantal asymptomatische episoden significant toe na katheterablatie. Catharina Ziekenhuis, afd. Cardiologie, Eindhoven. Drs. P.H. van der Voort, cardioloog ([email protected]). In eerdere onderzoeken werden recidiefepisoden van boezemfibrilleren vooral gemeten aan de hand van klachten en ecg’s, en werden de onderzoeksresultaten weergegeven in Kaplan-Meier-curves., De bepaling van het percentage van de tijd dat een patiënt boezemfibrilleren heeft (‘burden’) middels Holter-registratie komt in het huidige onderzoek echter beter overeen met de realiteit. Een patiënt die na katheterablatie eenmalig klachten ondervindt van een recidiefepisode van boezemfibrilleren is beduidend beter af dan een patiënt die ondanks ablatie dagelijks asymptomatische episoden doormaakt. Het is te verwachten dat de nieuwe meetmethode als standaard zal fungeren voor toekomstig onderzoek. ZWAK PUNT Het zwakke punt van het onderzoek is de gebrekkige primaire uitkomstmaat van de ablatieprocedure: om onduidelijke redenen is er gekozen voor de eliminatie van alle elektrische signalen met een amplitude > , mV binnen de ablatiecirkels. Dit is echter niet gelijk aan volledige pulmonalevenen-isolatie. Ook werd bij patiënten een extra ablatielijn over het dak van de linker boezem aangebracht. Zowel het hanteren van de grenswaarde van , mV als het aanbrengen van deze extra ablatielijn werd bij aanvang van het onderzoek in nog maar op beperkte schaal toegepast in de dagelijkse praktijk; beide handelingen komen dan ook niet meer overeen met de huidige richtlijnen. De onderzoekers hadden hier op voorhand op moeten anticiperen of dit ten minste in hun publicatie achteraf moeten beschrijven. Hoewel bij veel patiënten waarschijnlijk wel een adequate pulmonale-venenisolatie is uitgevoerd, zal het onderzoek geassocieerd blijven met een obsolete ablatietechniek. JUISTE VERGELIJKING? De superioriteit van katheterablatie als initiële behandeling van patiënten met boezemfibrilleren is gebleken uit eerdere onderzoeken., Beide studies zijn gedaan in groot ablatiecentrum, terwijl het huidige onderzoek werd verricht in meerdere grote en kleine centra. Het aantal uitgevoerde procedures en de ervaring van de artsen spelen een belangrijke rol bij katheterablatie. Omdat deze parameters verschillen tussen de grote en de kleine centra, zullen de resultaten van het huidige onderzoek NED TIJDSCHR GENEESKD. 2013;157: A6007 O PI NI E waarschijnlijk niet gelijk zijn voor de diverse klinieken, een principe dat ook door de onderzoekers wordt erkend. Ook kent de studie een sterk geselecteerde onderzoekspopulatie van relatief jonge patiënten zonder structureel hartlijden en die nog niet eerder antiaritmica gebruikt hebben. Bij deze patiënten blijkt de effectiviteit van antiaritmica aanzienlijk hoger te zijn dan bij andere patiëntengroepen in eerdere studies., De huidige onderzoekspopulatie is niet representatief voor de gemiddelde patiënt met boezemfibrilleren. Daarnaast onderging van de patiënten die medicamenteus behandeld werden alsnog een katheterablatie. Hoewel de primaire uitkomstmaat van het onderzoek niet-significant verschilde tussen de ablatie- en de medicatiegroep, was dit wel het geval voor diverse secundaire uitkomstmaten. Zo waren de volgende uitkomsten wel significant beter in de ablatiegroep: de burden van het boezemfibrilleren na maanden (P: vs. ; p = ,), de afwezigheid van boezemfibrilleren ( vs. ; p = ,), de afwezigheid van symptomen ( vs. ; p = ,) en de uitkomsten van enkele schalen van de ‘short form ’ (SF-), die gebruikt werd voor het meten van de kwaliteit van leven. heid van de patiënten met symptomatisch boezemfibrilleren zal in eerste instantie nog steeds behandeld worden met antiaritmica. Ook dit onderzoek laat zien dat de effectiviteit daarvan vrij hoog is, mits de juiste medicijnen in de juiste doseringen aan de juiste patiënten worden voorgeschreven. Indien deze antiaritmica niet of niet langer effectief zijn, moet volgens de huidige richtlijnen katheterablatie overwogen worden. Helaas gebeurt dit nog te weinig en worden veel patiënten pas in een later stadium van hun ziekte verwezen voor ablatie, met als gevolg dat de resultaten van de procedure minder goed zullen zijn. Katheterablatie als initiële behandeling zal voorlopig beperkt blijven tot een kleine groep patiënten die geen antiaritmica willen of kunnen gebruiken. Het huidige onderzoek bewijst dat dit een goede behandelingsstrategie is. Belangenconflict en financiële ondersteuning: een formulier met belangenverklaring is beschikbaar bij dit artikel op www.ntvg.nl (zoeken op A; klik op ‘Belangenverstrengeling’). Aanvaard op januari Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. ;:A KLINISCHE PRAKTIJK Gaan de resultaten van het onderzoek de dagelijkse praktijk veranderen? Waarschijnlijk niet. De grote meerder- > KIJK OOK OP WWW.NTVG.NL/OPINIE ● LITERATUUR De Groot JR. Boezemfibrilleren niet direct ableren. Ned Tijschr fibrillation: a randomized trial. JAMA. ;:-. Haïssaguerre M, Jaïs P, Shah DC, et al. Spontaneous initiation of atrial fibrillation by ectopic beats originating in the pulmonary veins. N Engl J ;:-. Jaïs P, Cauchemez B, Macle L, et al. Catheter ablation versus antiarrhythmic drugs for atrial fibrillation: the A study. Circulation. Guidelines for the management of atrial fibrillation: an update of the Ouyang F, Tilz R, Chun J, et al. Long-term results of catheter ablation in ESC Guidelines for the management of atrial fibrillation. Developed with paroxysmal atrial fibrillation: lessons from a -year follow-up. Circulation. the special contribution of the European Heart Rhythm Association. Eur Heart J. ;:-. Calkins H, Kuck KH, Cappato R, et al. HRS/EHRA/ECAS Expert Engl J Med. ;:-. Fibrillation: recommendations for patient selection, procedural techniques, patient management and follow-up, definitions, endpoints, Roy D, Talajic M, Dorian P, et al. Amiodarone to prevent recurrence of atrial fibrillation. Canadian Trial of Atrial Fibrillation Investigators. N Consensus Statement on Catheter and Surgical Ablation of Atrial Camm AJ, Lip GY, De Caterina R, et al. focused update of the ESC ;:-. ;:-. Tanner H, Makowski K, Roten L, et al. Catheter ablation of atrial fibrillation as first-line therapy--a single-centre experience. Europace. Med. ;:-. Wazni OM, Marrouche NF, Martin DO, et al. Radiofrequency ablation vs antiarrhythmic drugs as first-line treatment of symptomatic atrial Geneeskd. ;:A. Lafuente-Lafuente C, Mouly S, Longas-Tejero MA, Mahe I, Bergmann JF. and research trial design. Europace. ;:-. Antiarrhythmic drugs for maintaining sinus rhythm after cardioversion of Hindricks G, Piorkowski C, Tanner H, et al. Perception of atrial atrial fibrillation: a systematic review of randomized controlled trials. fibrillation before and after radiofrequency catheter ablation: relevance of Arch Intern Med. ;:-. asymptomatic arrhythmia recurrence. Circulation. ;:-. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2013;157: A6007
© Copyright 2024 ExpyDoc