Onderzoek Wijkverpleegkundig indiceren kan niet zonder klinisch redeneren Met ingang van 2015 worden extramurale verpleging en verzorging uit de AWBZ gehaald en opgenomen in het basispakket van de Zorgverzekeringswet Ze komen dan te vallen onder de nieuwe aanspraak wijkverpleging. De wijkverpleegkundige wordt dan weer zelf verantwoordelijk voor het stellen van de verpleegkundige indicatie en de zorgtoewijzing. Daarmee krijgt zij een veel bredere en professionelere ruimte dan nu nog het geval is. In dit artikel de achtergronden rondom de nieuwe wetgeving, wat het project Verpleegkundige indicatie van V&VN inhoudt en welke rol klinisch redeneren hierin speelt. Tekst: Lia van Straalen en Mariska de Bont Extramurale verpleging en verzorging worden op dit moment betaald uit de AWBZ. Daarnaast wordt er ook zorg geleverd uit de Zorgverzekeringswet. namelijk de medisch specialistische verpleging thuis (MSVT). En er wordt een aantal activiteiten van wijkverpleegkundigen gefinancierd uit het programma Zichtbare schakel. Al deze vormen van financiering gaan verdwijnen en worden samengevoegd in de Zorgverzekeringswet (zvw) onder de zogenoemde ‘aanspraak wijkverpleging’. Er zullen geen afzonderlijke taken en functies meer worden gefinancierd, maar er komt een integraal pakket rondom wijkverpleging. De Zorgverzekeringswet kent een ander systeem van indi- vraagverheldering en indicatie komen. Zij moet bepalen ceren dan de AWBZ. In de Zorgverzekeringswet staat dat wat de cliënt nodig heeft, gezien zijn individuele situatie de professional zelf verantwoordelijk is voor het stellen maar ook beoordelen wie de zorg het beste kan leveren: van de indicatie en de zorgtoewijzing. De wijkverpleeg- een verzorgende, een mantelzorger, de wijkverpleegkun- kundige krijgt een veel bredere en professionelere ruimte dige of wellicht vindt er een doorverwijzing plaats naar dan vandaag de dag het geval is. het sociale domein. Niet het CIZ is vanaf 2015 verantwoordelijk voor een indicatie van zorg thuis, maar de wijkverpleegkundige. Zij Het project Verpleegkundige indicatie moet op basis van haar kennis en kunde tot een goede Met deze ingrijpende veranderingen heeft V&VN de opdracht van de stuurgroep (zie kader) gekregen inzichtelijk te maken hoe verpleegkundigen tot een verpleegkundige Wat staat er in de Zorgverzekeringswet over extramurale verpleging? indicatie (vraagverheldering en verpleegkundige diag- Verpleging wordt in de Zorgverzekeringswet anders geformuleerd een indicatiekader dat als hulpmiddel gaat dienen bij het dan in de AWBZ. De letterlijke tekst luidt als volgt: Verpleging en vaststellen van de zorg en de zorgtoewijzing. verzorging omvat zorg zoals verpleegkundigen en verzorgenden Hoe dit kader er ook uit komt te zien; een van de basis- die plegen te bieden, waarbij die zorg: a. verband houdt met de vaardigheden voor het indicatiestellen is klinisch rede- behoefte aan de geneeskundige zorg of een hoog risico daarop en b. neren. Maar wat is nu precies klinisch redeneren? Veel zorg die niet gepaard gaat met verblijf. verpleegkundigen associëren de term klinisch redeneren 6 142457_VVN_TLVW_2.indd 6 nose) komen. V&VN ontwikkelt daarom op dit moment Tijdschrift LVW jaargang 14 nummer 2 07-05-14 13:37 met werken in het ziekenhuis. Maar het woord ‘klinisch’ volgt beschreven: ‘Klinisch redeneren is het continue in deze betekenis heeft te maken met een redeneerproces proces van gegevensverzameling en analyse gericht dat met patiënten te maken heeft en niet met een theo- op de vragen en problemen van een individu en diens retisch redeneerproces. Klinisch redeneren is de term die naasten, in relatie tot ziekte en gezondheid. Het continue alle zorgprofessionals gebruiken voor deze activiteit. cyclische proces van klinisch redeneren omvat risico- Een belangrijk uitgangspunt voor goede verpleegkundige inschatting, vroegsignalering, probleemherkenning, zorg is het kennen van de patiënt. Het begrip kennen van interventie en monitoring’ (Schuurmans in Lambregts, Grotendorst, & Merwijk, 2012 pag 171). Het klinisch redeneerproces bestaat uit anamnese, diagnose, planning van resultaten, planning van interventies, uitvoering en evaluatie (Wilkinson, Nieweg, & Duinen, 2013). Kenmerkend van de beschrijvingen van klinisch redeneren is dat het een circulair, continu proces is. En daarmee is het verschil met de indicatiestelling door het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) gemaakt. De indicatiestelling van het CIZ is veel meer een momentopname. Terwijl de beschrijving van klinisch redeneren aangeeft dat indicatie niet los gezien kan worden van de zorgverlening die daarna volgt. Wijkverpleegkundige indicatie als aparte functie, los gemaakt van het zorgverleningsproces was en is daarom onwenselijk en werkt contraproductief. ‘De wijkverpleegkundige moet op basis van haar kennis en kunde tot een goede vraagverheldering en indicatie komen’ Klinisch redeneren wordt gezien als een complexe vaardigheid om verschillende redenen. Zorgproblemen zijn niet enkelvoudig, de besluitvorming is onzeker en veranderlijk, doelen kunnen tegenstrijdig zijn en moeten De zes stappen van klinisch redeneren steeds worden heroverwogen omdat situaties veran- 1) Anamnese derlijk zijn. Besluiten moeten vaak genomen worden 2) Diagnose onder tijdsdruk of persoonlijke stress. Dit maakt klinisch 3) planning van resultaten redeneren een complexe vaardigheid waar ook morele 4) planning van interventies en ethische afwegingen bij horen (Higgs, 2008). 5) Uitvoering Wilkinson (2013) schrijft dat het holistisch uitgangspunt 6) Evaluatie van de verpleegkunde ook bijdraagt aan complexiteit (Wilkinson et al., 2013). Met holisme wordt bedoeld dat verpleegkundigen de mens beschouwen als een de patiënt overstijgt dus het toepassen van (wetenschap- bio-psychosociale eenheid. Problemen van patiënten pelijke) kennis en refereert vooral aan het kennen van de zijn daarom met elkaar verweven en moeten ook als patiënt als persoon en een gedeeld en diep begrip van de zodanig benaderd worden. Sociale problemen kunnen reactiepatronen van de patiënt (Zolnierek, 2014). Zonder gezondheidsproblemen beïnvloeden of veroorzaken en dit kennen zijn verpleegkundigen niet in staat om te be- omgekeerd. Daarnaast bepaalt de draagkracht en draag- palen wat de patiënt nodig heeft of tot het verlenen van last van een individu of systeem voor een groot deel de patiëntgerichte zorg. Ook het bereiken van zorgresulta- behoefte aan professionele hulp. ten is onmogelijk als je de patiënt niet kent. Voor wijkverpleegkundigen is deze werkwijze vanzelf- In het nieuwe verpleegkundig beroepsprofiel V&V2000 sprekend en krijgt met de overheveling van de indicatie- Leren van de toekomst wordt klinisch redeneren als stelling plots de volle politieke aandacht. Want de zorg- Tijdschrift LVW juni 2014 142457_VVN_TLVW_2.indd 7 7 07-05-14 13:37 Onderzoek verzekeraars willen inzicht krijgen in de wijze waarop de indicatie en de zorgtoewijzing tot stand is gekomen. Ook Project Verpleegkundige indicatie in zorg(leef)plannen moet dit tot uitdrukking komen. De projectgroep Verpleegkundige indicatie bestaat uit projectleider Rosemarie van Troost, penvoerder Lia van Voldoende feitenkennis opdoen Straalen en projectassistent Eline de Kok. De ingrediënten van klinisch redeneren zijn kennis, In de stuurgroep zitten de volgende partijen: V&VN, cognitieve en metacognitieve vaardigheden. Bij kennis VWS, ActiZ, BTN, ZN. Aan de klankbordgroep nemen gaat het om feitenkennis die opgedaan is uit theorie de volgende partijen deel: Actiz, BTN, CVZ, LHV, NPCF, en onderzoek, maar ook kennis die verkregen wordt VNG, V&VN Eerstelijn, ZN. Ook is er een werkgroep door ervaring. Grundmeyer et al. (2009) schrijven dat ingesteld waar wijkverpleegkundigen in zitten en is er geneeskundestudenten in de eerste jaren van hun studie een meeleesgroep waar ze aan deelnemen. miljoenen nieuwe feiten uit het hoofd moeten leren Zie voor meer info: www.venvn.nl/projecten (Grundmeijer & Reenders, 2009 pag 67). Voor verpleegkundigen is dit nooit beschreven, maar er is geen reden om aan te nemen dat het aantal feiten veel verschilt. kennis in het brein ontstaat. Deze netwerken ontstaan Een argument daarvoor is de breedte van het vakgebied geleidelijk en maken het mogelijk steeds nieuwe feiten (wijk)verpleging. Het gaat bij dit vakgebied niet alleen in een logische context te plaatsen. Als laatste fase om om anatomische, fysiologische en pathologische feiten- tot goed klinisch redeneren te komen is veel oefening in kennis, maar ook om kennis uit de epidemiologie, psy- de praktijk noodzakelijk. chologie, sociologie, biologie, natuurkunde en ethiek. Pas aan de hand van signs en symptoms van unieke Als (wijk)verpleegkundigen eenmaal beschikken over patiënten kan een verpleegkundige het klinisch rede- voldoende feitenkennis wordt het mogelijk om syste- neren leren. Het gaat daarbij om de confrontatie met matisch verbanden te leggen zodat een netwerk van veel verschillende situaties en om de feedback van een ervaren verpleegkundige in dit leerproces (Van der Vleuten in Higgs, 2008 pag 413 e.v.). Onderzoek van Benner uit 1984 toont aan dat minimaal vijf jaar ervaring nodig is om een expertniveau te bereiken als het gaat om klinisch redeneren. (Benner, 1984). ‘Wijkverpleegkundige indicatie als aparte functie, los gemaakt van het zorgverleningsproces, is onwenselijk’ Naast kennis en ervaring zijn metacognitieve vaardigheden dus ook nodig. Mensen met goede metacognitieve vaardigheden zijn in staat om te denken over hun eigen denkproces en zij kunnen daardoor vaststellen wat er ontbreekt (leervermogen). Dit vermogen is sterk verbonden aan het vermogen tot klinisch redeneren (Simmons, 2010). Dat wil zeggen dat gebrekkige metacognitieve vaardigheden snel kunnen leiden tot fouten of missers in het klinisch redeneerproces. Als laatste ingrediënt speelt de werkomgeving van de (wijk)verpleegkundigen mee. De meesten werken in teamverband. Individuele drijfveren zijn vaak onbewust en ontstaan meer door socialisatieprocessen dan door een bewuste en geïnformeerde keuze van een individu. Dit wil zeggen dat verpleegkundigen zich vaak onbewust conformeren aan een teamcultuur, meer dan zij zelf vaak denken (Higgs, 2008 pag 32 e.v.). Dus hoe hoger de kwaliteitsnorm van een team, des te beter zal een 8 142457_VVN_TLVW_2.indd 8 Tijdschrift LVW jaargang 14 nummer 2 07-05-14 13:37 Casus: gezondheidswinst of kwaliteit van leven Om het klinisch redeneren een praktijk gericht tintje te geven, laten we hier een casus zien. De geel geacreerde woorden geven de stappen van het klinisch redeneren aan. Vrijdagmiddag om 16.30 komt er bij de thuiszorgorganisatie een aanvraag binnen van de dementieconsulent. Een cliënt van haar, een dame uit 1926 met de diagnose ziekte van Alzheimer, heeft hulp nodig bij de inname van haar medicatie. Reden is dat haar echtgenoot die dit tot dan toe verzorgde, met een maagbloeding is opgenomen in het ziekenhuis. Meteen wordt een huisbezoek gepland om de situatie in kaart te brengen. Via de vrouw zelf wordt niet duidelijk hoe haar medicatieschema eruit ziet. De dementieconsulent is daar ook niet van op de hoogte want zij vervangt haar collega die op vakantie is. Er is wel een weekdoos gevuld nog door de echtgenoot maar daar wordt geen medicatie uit gegeven door de verpleegkundige. Dit is niet toegestaan in het kader van de medicatieveiligheid en de voorschriften die daarin staan beschreven. De apotheker wordt ingeschakeld en via hem wordt een innameschema verkregen en de nodige medicatie zodat diezelfde avond nog begonnen kan worden met de zorg. Mevrouw woont in een ‘warme’ buurt waar men zich het lot van dit echtpaar erg aantrekt. Nu de man is opgenomen komt de buurman dagelijks bij haar langs om een oogje in het zeil te houden. Er is één zoon die ver weg woont. De cliënt is behoorlijk van slag door het wegvallen van haar echtgenoot. Na een paar dagen komt er via de familie een vraag om de maaltijden te verzorgen en blijkt door de dementieconsulent een aanvraag gedaan te zijn om mevrouw tijdelijk op te nemen. Na overleg met de zoon, de dementieconsulent en de buurman wordt besloten om haar niet tijdelijk op te laten nemen maar haar op te vangen in haar eigen huis. In eerste instantie met behulp van de thuiszorg en de buurman, in nauw overleg met de dementieconsulent en de zoon. De reden voor dit besluit ligt in het feit dat de cognitieve functies van mevrouw hard achteruit gaan als zij tijdelijk wordt opgenomen nu haar echtgenoot tijdelijk niet voor haar kan zorgen. Dit zou voor haarzelf een plotselinge verergering van haar ziekte betekenen wat weer gevolgen heeft voor haar zelfredzaamheid en die van haar echtgenoot zodra die weer naar huis mag. individuele wijkverpleegkundige in staat zijn tot klinisch Literatuur: redeneren. Aiken, L. H., Sloane, D. M., Bruyneel, L., Van, d. H., Griffiths, P., Busse, R., . . . Sermeus, W. (2014). Nurse staffing and education and hospital mortality in nine european countries: A retrospective observational study Lancet Publishing Group. Retrieved from http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=cmedm& AN=24581683&site=ehost-live Missers in het klinisch redeneerproces Samenvattend kan gesteld worden dat te weinig basiskennis, te weinig oefening in de praktijk en en gebrek aan cognitieve vaardigheden kunnen leiden tot missers in het klinisch redeneerproces. De fases van het klinisch redeneerproces zijn gelijk aan de fases van het verpleegproces, niet in terminologie maar wel in doel en functie. Iedere verpleegkundige is bekend met dit proces en voert het dagelijks uit. Het is niet uniek voor indicatie of herindicatie. Wat wel betrekkelijk nieuw is voor veel wijkverpleegkundigen, is de koppeling van het verpleegproces aan de indicatiestelling en zorgtoewijzing en de kennis over wetgeving en de plaatselijke sociale kaart die daarvoor nodig is. Daar moeten wij als beroepsgroep in rap tempo kennis over opdoen. Indicatiestelling vraagt minimaal hbo werk- en denk niveau en goed zijn ingewerkt in het werken in de wijk. Onderzoek uit het verleden naar de relatie tussen kwaliteit van zorg en opleidingsniveau onderschrijft de keuze voor minimaal hbo-niveau. Het meest recente voorbeeld op dit gebied is een onderzoek van Aiken et al. naar de relatie tussen mortaliteit en opleidingsniveau in combinatie met hoeveelheid personeel (Aiken et al., 2014). Ofwel: er kwam minder sterfte voor op afdelingen als er meer personeel werd ingezet, maar ook als dat personeel hoger opgeleid was. Bakker, M., & Heycop ten Ham, C. v. (2010). Proactive nursing; klinisch redeneren in zes stappen. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Benner, P. (1984). From novice to expert : Excellence and power in clinical nursing practice. Menlo Park, CA: Addison-Wesley. Grundmeijer, H. G. L. M., & Reenders, K. (2009). Het geneeskundig proces : Klinisch redeneren van klacht naar therapie (3e [herz. en uitgebr.] dr ed.). Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Higgs, J. (2008). Clinical reasoning in the health professions (3rd ed.). Oxford: Elsevier Butterworth-Heinemann. Kuiper, M. d., & Jong, A. d. (2012). Klinische besluitvorming voor verpleegkundigen. Amsterdam: Reed Business. Lambregts, J., Grotendorst, A., & Merwijk, C. v. (2012). Leren van de toekomst : Verpleegkundigen & verzorgenden 2020. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Simmons, B. (2010). Clinical reasoning: Concept analysis. Journal of Advanced Nursing, 66(5), 1151-1158. doi:10.1111/j.13652648.2010.05262.x Wilkinson, J. M., Nieweg, R., & Duinen, M. v. (2013). Kritisch denken binnen het verpleegkundig proces (5e ed.). Amsterdam: Pearson. Zolnierek, C. D. (2014). An integrative review of knowing the patient. Journal of Nursing Scholarship, 46(1), 3-10. doi:10.1111/ jnu.12049 Tijdschrift LVW juni 2014 142457_VVN_TLVW_2.indd 9 Mariska de Bont is beleidsmedewerker V&VN Eerstelijn en Lia van Straalen is voormalig wijkverpleegkundige te Amsterdam en docent aan Hogeschool Utrecht. 9 07-05-14 13:37
© Copyright 2024 ExpyDoc