Praktijkopdracht Klinisch Redeneren AIZ

Praktijkopdracht Klinisch Redeneren – AIZ – jaar 3
Stage 3-2: MC-stage
Inleiding
Via deze praktijkopdracht werk je aan je verpleegkundige vakdeskundigheid. De opdracht helpt je om
achtergrondkennis te verwerven van MC-patiënten.
Competenties
Deze opdracht draagt bij aan de volgende beroepscompetenties:
1a. De verpleegkundige verleent zorg in complexe zorgsituaties van opname tot ontslag.
1b. De verpleegkundige verleent preventieve zorg aan individuen en groepen.
1c. De verpleegkundige onderbouwt de zorg met behulp van klinisch redeneren.
4c. De verpleegkundige zorgt voor het voortdurend actueel houden van de eigen kennis.
Opdracht
Ontwikkel en verdiep je specialistische kennis van de MC-patiëntenzorg. Doe dit door een patiënt die
op dit moment opgenomen is te observeren en na te denken over diens ziekte. Vergroot vervolgens
je vakinhoudelijke kennis en inzicht door vanuit betrouwbare theoriebronnen en doelgerichte
patiëntobservaties de opdracht uit te werken. Doe dit via twee deelopdrachten: een vanuit de
medische invalshoek, en een vanuit de verpleegkundige invalshoek.
Ga hierbij te werk aan de hand van onderstaande methoden.
1. Keuze
Kies een MC-patiënt die op dit moment op de afdeling verpleegd wordt, en die je zelf verpleegt of
verpleegd hebt. Houdt bij de keuze van de patiënt rekening met complexiteit van zorg: dit moet
passen bij jouw niveau binnen de opleiding.
2. De medische invalshoek: de probleemoplossende methode in de gezondheidszorg in 6 stappen1
1. oriëntatie op de situatie/klinisch beeld (gegevens verzamelen: anamnese, observaties,
metingen),
2. klinische probleemstellingen (lichamelijke, psychische en psychosociale problematiek;
uitleggen wat er medisch gezien [pathofysiologie] aan de hand is, differentiaal en definitieve
diagnosen en andere probleemgebieden; prioriteitstelling),
3. aanvullend klinisch onderzoek (redeneren over ontbrekende [bevestigende of weerleggende]
informatie, aanvullende informatie beschrijven),
4. klinisch beleid (prognose, doelstelling en interventies),
5. klinisch verloop (te verwachten verloop, mogelijke complicaties en behandelrisico’s,
mogelijke reactie op behandeling, monitoren),
6. nabeschouwing (vaststellen behaalde resultaten van verpleegkundige zorgverlening,
besluiten over bijstelling of beëindigen van de zorgverlening).
1
Gebaseerd op: Bakker M, van Heycop ten Ham C. Proactive Nursing. Klinisch redeneren in zes stappen.
Amsterdam: BoomLemma / Amstel Academie VUmc; 2010.
1
3. De verpleegkundige invalshoek
1. oriëntatie op de situatie/klinisch beeld (gegevens verzamelen: anamnese, observaties,
metingen),
2. welke verstoring in activiteiten, participatieproblemen, en (fysieke, psychische,
psychosociale) reacties heeft de patiënt op, en welke gevolgen van ziekte, handicap en
(para)medische behandeling?
3. formuleren van hypothetische verpleegkundig diagnosen over deze reacties op- en gevolgen
van ziekte handicap, behandeling,
4. aanvullend klinisch onderzoek (redeneren over ontbrekende [bevestigende of weerleggende]
informatie, aanvullende informatie beschrijven), één definitieve verpleegkundige diagnose
beschrijven: volgens het format Probleem, veroorzaakt door de volgende Etiologische
factoren, blijkend uit de volgende Signalen, verschijnselen, klachten van de patiënt;
5. klinisch beleid (prognose, doelstelling en interventies bij de verpleegkundige diagnose),
7. klinisch verloop (te verwachten verloop, monitoren),
6. nabeschouwing (vaststellen behaalde resultaten van verpleegkundige zorgverlening,
besluiten over bijstelling of beëindigen van de zorgverlening).
Eindproduct
Per stap een beschrijving van ‘jouw’ patiënt met een onderbouwde uitleg (in eigen woorden) van de
verpleegkundige zorg (zowel medisch gedelegeerd, als gericht op activiteiten, participatieproblemen,
reactie op ziekte of behandeling, lichamelijk, psychisch, psychosociaal).
Beoordeling
C1a
1. De student laat blijken oog te hebben voor de beleving, behoeften en wensen van ‘de eigen’
patiënt.
2. De student laat blijken oog te hebben voor de gevolgen van het ziekteproces op lichamelijk,
psychisch en sociaal gebied.
3. De student laat blijken voldoende achtergrondkennis te hebben over deze aandoening.
4. de student toont aan adequaat prioriteiten te kunnen stellen.
c1b
5. De student laat blijken voldoende kennis te hebben van preventieve maatregelen bij deze
aandoening.
c1c
7. De student heeft potentiële diagnosen en probleemgebieden geformuleerd en deze voor de
‘eigen’ patiënt vastgesteld.
8. De student verantwoordt op basis van de achtergrondkennis de verpleegkundige zorgverlening.
9. De student plaatst de verpleegkundige klinische redenering in een multidisciplinaire context.
c4c
10. Werkt de praktijkopdracht uit met voldoende diepgang.
2
Beoordelaar:
1. De werkbegeleider, of praktijkopleider/KVO beoordeelt de praktijkopdracht op feitelijke
juistheid.
2. De stagedocent beoordeelt de praktijkopdracht aan de hand van de beoordelingscriteria op het
niveau.
De stagedocent beoordeelt de praktijkopdracht met een cijfer. het cijfer van deze opdracht telt voor
20% mee in het uiteindelijke cijfer voor stage 3-2.
Portfolio
In het digitaal portfolio worden ten minste opgenomen:
De uitwerking van de praktijkopdracht en de beoordeling hiervoor van de docent.
Literatuur:
Bakker M, van Heycop ten Ham C. Proactive Nursing. Klinisch redeneren in zes stappen. Amsterdam:
BoomLemma / Amstel Academie VUmc; 2010.
HvA-HBOV. Handleidingen Medische kennis en Klinisch redeneren. Amsterdam: HvA-HBOV; 20102013.
3