KINDERPARDON VREEMDELINGENKAMER ARNHEM TIKT TEEVEN OP DE VINGERS Op 1 juli jl. heeft de Vreemdelingenkamer in Arnhem het beroep van een moeder en twee kinderen tegen een afwijzing aanvraag kinderpardon gegrond verklaard. Zij worden hierin bijgestaan door Harrie van Pelt, als advocaat verbonden aan ons kantoor. Het gezin betreft een uit Kazachstan afkomstige moeder, die in Nederland een man heeft ontmoet en met hem is getrouwd en samenwoont. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren, thans 8 en 5 jaar oud. Het verblijfsrecht van de vader is niet in het geding. De uitspraak houdt in, dat de Staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen. Inmiddels is echter aangekondigd, dat hij in hoger beroep gaat. De zaak zal daardoor ter volle toetsing aan de Raad van State worden voorgelegd. De IND had de aanvraag afgewezen, omdat betrokkenen zich zouden hebben onttrokken aan het rijkstoezicht. De IND baseert dat op mededelingen van de Dienst Terugkeer & Vertrek (één van de instanties van de rijksoverheid), dat de vertrekprocedure van de moeder op 26 januari 2010 zou zijn gesloten en zij daarna ‘niet meer in beeld van deze dienst zou zijn geweest.’ Het hele gezin (inclusief moeder en de twee kinderen) heeft onafgebroken ingeschreven gestaan bij de gemeente. Dit valt echter niet onder rijkstoezicht. De rechtbank tikt de staatssecretaris om meerdere redenen op de vingers: 1. De Staatssecretaris stelde zich op het standpunt, dat het kinderpardon een vorm is van ‘begunstigend beleid’. Bij het uitdelen van ‘kadootjes’ is de gever (de Staatssecretaris) degene, die niet alleen bepaalt welke criteria van toepassing zijn, maar ook hoe die vervolgens worden toegepast. De rechter mag dan bij de toetsing niet op de plaats van de Staatssecretaris gaan zitten en moet zich terughoudend opstellen: De rechtbank verwijst echter naar de parlementaire totstandkoming van de kinderpardonregeling en komt tot het oordeel, dat het criterium ‘zich onttrokken hebben aan het rijkstoezicht’ duidelijk is en geen ruimte laat voor nadere invulling door de Staatssecretaris. De Staatssecretaris heeft derhalve de vrijheid die hij had, in het parlementaire debat ingeperkt. De rechtbank kan dan ook vol toetsen. 2. De Staatssecretaris legt het criterium zó uit, dat al sprake is van ‘zich onttrokken hebben aan het rijkstoezicht’ als de vreemdeling zich tenminste één keer gedurende meer dan drie maanden te passief heeft opgesteld ofwel niet zelf actief contact met één van de rijksoverheidsinstanties heeft opgenomen. Inschrijving gedurende de hele periode in de registers van de gemeente, waarbij niets er op wijst, dat de vreemdeling wegloopt of –duikt voor het toezicht (niet voldoen aan de meldplicht, niet verschijnen op een uitnodiging voor een gesprek e.d.) helpt hem dan niet: Hij heeft zich dan toch ‘onttrokken aan het rijkstoezicht’. De rechtbank volgt de staatssecretaris hierin, onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis, niet. ‘Zich onttrokken hebben’ is een actieve handeling van de vreemdeling. De Staatssecretaris wil al kunnen weigeren, als de vreemdeling naar de instanties toe te passief is geweest. Dit gedeelte van de uitspraak biedt hoop voor al die gezinnen, wier aanvraag kinderpardon is geweigerd en die steeds ingeschreven hebben gestaan bij de gemeente, terwijl niets op actieve onttrekking aan het toezicht wijst. 3. Volgens de Dienst Terugkeer & Vertrek was de vertrekprocedure van de moeder op 26 januari 2010 gesloten, omdat zij er toen voor koos om een aanvraag voor een verblijf bij haar man in te dienen. Dat zij tijdens die aanvraag wel in beeld van de rijksoverheid is gebleven, doet er dan niet aan af, dat na afsluiting van die procedure (op 17 maart 2011) zij definitief buiten beeld zou zijn geraakt van de rijksoverheid. De rechtbank merkt hierover op, dat de DT & V haar niet in kennis had gesteld van de sluiting van de procedure. Verder was er nog sprake van een door de DT & V ingediende aanvraag bij de Kazachse autoriteiten voor een terugkeerdocument, waarop nog geen bericht was gekomen en waarover de moeder nog zou worden geïnformeerd. Hoewel de rechtbank dat verder niet nadrukkelijk in haar overwegingen betrekt, staat verder vast, dat de moeder nog een aantal keren met haar zus, die met dezelfde gecompliceerde terugkeersituatie te maken had, bij de Dienst op gesprek is geweest. Verder zijn de moeder en haar zus talloze malen bij de ambassade van het land van herkomst geweest. Dit wordt niet in twijfel getrokken. Hoger beroep De Staatssecretaris heeft onmiddellijk aangekondigd in hoger beroep te gaan. Het kan niet anders dan dat dat komt omdat het belang van deze uitspraak het belang van cliënten overstijgt. Immers al die gezinnen die steeds ‘braaf’ ingeschreven hebben gestaan, kunnen hoop putten uit deze uitspraak. Dat de Staatssecretaris specifiek in deze zaak in hoger beroep gaat, kan haast alleen worden verklaard, doordat dit de eerste uitspraak is van een vreemdelingenkamer op een beroep in een zaak betreffende het kinderpardon. Gezien de bijzondere omstandigheden van deze zaak (de actieve medewerking die de moeder steeds heeft getoond), kan de Staatssecretaris de afwijzende beslissing zelfs op grond van de uitleg, die hij zelf aan de regeling van het Kinderpardon geeft, volgens ons geen in stand houden. Voor het gezin brengt het hoger beroep helaas weer vele maanden van onzekerheid met zich mee. De uitspraak van de rechtbank is te vinden op www.rechtspraak.nl, het nummer is: ECLI:NL:RBDHA:2014:8015 03-07-2014 Harrie van Pelt
© Copyright 2024 ExpyDoc