Lezing kinderrechtencommissaris Staten

Standpunt
DATUM
24-04-2014
Reflecties op aanbevelingen Staten-Generaal Opvang en vrije tijd van schoolkinderen
Lezing Slotcolloquium Staten Generaal Opvang en Vrije Tijd van
Schoolkinderen
Geachte aanwezigen,
Hartelijk dank voor de uitnodiging om deel te nemen aan het slotcolloquium
van de Staten Generaal over de opvang en vrije tijd van schoolkinderen. Voor
veel kinderen is het een belangrijk thema. Ik ben dan ook blij met de kans om
vanuit een kinder- en kinderrechtenperspectief te reflecteren op buitenschoolse opvang van schoolkinderen.
Voor het Kinderrechtencommissariaat is het belangrijk dat de opvang en vrije
tijd van schoolkinderen vertrekt vanuit het recht op spel. Kinderen hebben recht
op spel, vrije tijd en deelname aan artistieke en culturele activiteiten.
Ideaal schuift het beleid een integrale aanpak naar voor. De opvang en vrije
tijd van schoolkinderen is niet alleen de verantwoordelijkheid van één beleidsdomein of -niveau. Het is een verantwoordelijkheid van welzijn, jeugd,
sport, onderwijs, mobiliteit en tewerkstelling. Extra inspanningen van de
Vlaamse en de lokale overheid zijn nodig om de vrije tijd en opvang van kinderen en jongeren te realiseren.
De beleidsaanbevelingen van de drie voorbereidende werkgroepen1besteden
duidelijk veel aandacht aan het recht op spel. De aanbevelingen onderschrijven de extra nood aan opvang voor kinderen en jongeren die opgroeien in
maatschappelijke kwetsbare situaties. Anderzijds tonen de beleidsaanbevelingen aan dat het (toekomstige) beleid rond de buitenschoolse kinderopvang
overal en nergens staat. Fundamentele keuzes dringen zich dan ook op.
1 http://www.kindengezin.be/vernieuwing/kinderopvang/staten-generaal-opvang-vrije-tijdschoolkinderen
Speelplein gemiddeld 25% duurder
De voorbije maanden formuleerden drie voorbereidende werkgroepen verschillende aanbevelingen.
De eerste werkgroep kreeg de opdracht om het begrip ‘schoolkinderopvang’
af te bakenen. De tweede werkgroep ontwierp een referentiekader voor kwaliteitsvolle opvang. En de derde werkgroep zocht naar mogelijkheden om de
opvang en vrije tijd van schoolkinderen te organiseren.
Het geleverde werk door de werkgroepen is interessant en belangrijk, maar
tegelijk roept de aard van dit werk vragen op. We zien immers de voorbije
maanden zaken gebeuren die in schril contrast staan met deze beleidsaanbevelingen. Recent publiceerde de regionale media dat de speelpleinwerking
25% duurder wordt. Dit omwille van besparingen op lokaal niveau.
Wat is de betekenis van een aanbeveling zoals ‘aandacht voor kinderen en
jongeren in maatschappelijke kwetsbare situaties’? Als in de praktijk speelpleinwerking duurder wordt.
Op het ogenblik dat de overheid aan het middenveld vraagt om beleidsaanbevelingen te formuleren, moet hier parallel een engagement tegenover staan
om deze daadwerkelijk te willen realiseren. Anders maken we oefeningen ‘in
het ijle’ en daar is niemand bij gebaat.
Volwassenen zijn tijdvreters
De opvang en vrije tijd van schoolkinderen vraagt om een integrale aanpak.
Het is van belang om de organisatie van opvang en vrije tijd van schoolkinderen open te trekken naar alle relevante beleidsdomeinen, zoals tewerkstelling en mobiliteit.
De opvang en de vrije tijd van schoolkinderen wordt niet in het minst bepaald
door de arbeidsuren van de ouders. De opvang en de vrije tijd van schoolkinderen wordt nu te veel als verplicht te overbruggen tewerkstellingstijd van de
ouder ingevuld.
De omgekeerde beweging zien we te weinig. Ook de beleidsaanbevelingen
situeren zich zeer snel op het praktische, logistieke vlak en besteden onvoldoende aandacht aan fundamentele keuzes zoals het gevaar van institutionalisering van de vrije tijd van kinderen.
Bevraag je kinderen over de combinatie tussen hun vrije tijd en de tewerkstelling van de ouder? Dan stellen ze de tewerkstelling van de ouder op zich niet
in vraag. Wel dat de tewerkstelling vreet aan de gezinstijd en de vrije tijd die
ze samen doorbrengen. Ze zien hun ouders pas laat, thuis zijn ze nog met
hun werk bezig, en na de werkuren wordt de ouder opgeslorpt door huishoudelijk werk. Als de ouder vaak afwezig is, laat thuiskomt, maaltijden mist of
na de werkuren nog veel met het werk bezig is, dan wordt dit als een gemis
ervaren.
Buitenschoolse kinderopvang staat overal en nergens
De beleidsaanbevelingen sommen verschillende ambities op. Voor de realisatie kijken de aanbevelingen naar de overheid, met een bijzondere aandacht
voor de regie van de lokale overheden. Maar wat betekent dit concreet?
2
De uitbouw van opvang en vrije tijd van schoolkinderen mag niet gehypothekeerd worden door een gebrek aan engagement. De betrokken actoren en
sectoren mogen niet blijven steken ‘in het naar elkaar kijken’. Ze moeten samenwerken en op voldoende ondersteuning kunnen rekenen om deze samenwerking te concretiseren.
We moeten vermijden dat opvang en vrije tijd van schoolkinderen in een soort
vaagheid belanden. Na vijf jaar kunnen we ons geen vaagheid meer permitteren.
Onderzoeken en statistieken tonen aan dat concrete actie en een duidelijk
engagement noodzakelijk zijn:
 Afhankelijk van de leeftijd van het kind doet 39% tot 70% van de ouders beroep op naschoolse opvang.
 De vraag naar opvanginitiatieven tijdens de schoolvakantie stijgt.
 De deelname van kinderen en jongeren uit maatschappelijk kwetsbare
situaties aan de opvang staat steeds meer onder druk.
Ook via de klachtenlijn van het Kinderrechtencommissariaat krijgen we meer
signalen binnen:
 Ouders maken zich zorgen over de kwaliteit en de kind per begeleider
ratio.
 Schepenen van jeugd en onderwijs signaleren botsende regelgeving
die het hen moeilijk maken om initiatieven uit te bouwen.
 Aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid wijzen op een verschil
in visie tussen de jeugdsector en welzijnssector.
Recht op spel is geen kinderspel
Op 18 maart 2013 publiceerde het VN-Comité voor de Rechten van het Kind
een Algemene Commentaar bij artikel 31 uit het Kinderrechtenverdrag, het
recht op spel. Artikel 31 benadrukt dat kinderen recht hebben op vrije tijd,
spel en ruimte om te spelen.
Het VN-Comité waarschuwt dat het recht op spel steeds meer onder druk
komt te staan. Ze ziet verschillende oorzaken:
 Functionele benadering van spelen: er is een gebrek aan besef van het
belang van spelen. Spelen mag niet gezien worden als overbodig, niet
nuttig en zonder waarde.
 Moeilijke verhouding tussen kinderen en de publieke ruimte: er is
steeds minder ruimte en dat maakt het voor kinderen niet makkelijk
hun plek in de publieke ruimte te verzekeren.
 De school neemt een (te) sterke plaats in in de tijdbesteding van kinderen: huiswerk en buitenschoolse lessen knabbelen aan de vrije tijd.
 De strakke structurering van de kindertijd en kinderruimte koloniseert
het vrije spel van kinderen.
 Te veel kinderen vallen uit de boot: kinderen die leven in armoede met
weinig toegang tot voorzieningen en vrije tijdsmogelijkheden, kinderen met een beperking die botsen op ontoegankelijke speelplekken,
kinderen in instellingen waar tijd, ruimte of contact met anderen onvoldoende voor handen is.
‘Recht op spel en ontspanning is even belangrijk als eten en drinken’, zegt het
VN-Comité. Spelen draagt bij tot de gezondheid, de ontwikkeling van creativiteit, verbeelding, zelfvertrouwen en de ontwikkeling van fysieke, sociale, cognitieve en emotionele kracht. Om het recht op spel en vrije tijd te vrijwaren
3
schuift het VN-Comité verschillende voorwaarden naar voor die inspirerend
kunnen zijn voor het referentiekader voor kwaliteitsvolle kinderopvang.
Kwaliteitsvolle vrije tijd voor kinderen:
 Is vrij van stress,
 Is vrij van sociale uitsluiting,
 Speelt zich af binnen een geweldloze omgeving,
 Vraagt een veilige en gezonde omgeving,
 Biedt gelegenheid tot rust,
 Is tijd en ruimte die niet altijd onder controle van volwassenen staan,
 Biedt kansen tot interactie en contact met leeftijdgenoten, de buurt, de
natuur,
 Creëert ruimte tot verbeelding,
 Heeft aandacht voor het culturele en artistieke erfgoed,
 Bestaat aandacht voor sport en spel.
Respecteer het kinderrechtenperspectief
Kinderrechten gaan niet alleen over individuele rechten. Het Kinderrechtenverdrag is ook een leidraad voor hoe we met de groep kinderen, ‘alle’ kinderen, in onze samenleving omgaan. Het is een leidraad voor de relaties die
ze aangaan met de andere betrokken actoren in onze samenleving.
Kinderen hebben rechten. Hier en nu. Dit is het vertrekpunt van een kinderrechtenperspectief. Het spel van kinderen speelt zich in het ‘hier en nu’ af. De
tijd die kinderen in de buitenschoolse kinderopvang doorbrengen mag geen
tijd zijn waaraan strikte normen en vooraf bepaalde opvoedende doelstellingen verbonden zijn. Spelen en vrije tijd is voor kinderen vaak juist tegengesteld aan doelgerichtheid. Het proces en het verderzetten van het spel is voor
kinderen van belang, veel meer dan het resultaat2.
Het kinderrechtenperspectief betekent ook respect voor de participatierechten
van ‘alle’ kinderen. Kinderen hebben recht op deelname aan de samenleving.
Ze hebben recht op toegang tot maatschappelijke voorzieningen, zoals het
vrije tijdsaanbod of de buitenschoolse opvang. De overheid moet extra aandacht hebben voor maatschappelijk kwetsbare groepen van kinderen want zij
ervaren meer drempels in hun toegang tot deze basisvoorzieningen. De buitenschoolse opvang mag niet uitsluiten maar moet insluiten.
Geef ruimte aan het kinderperspectief
Spelen heeft voor kinderen een intrinsieke waarde, niet in het minst door het
plezier dat ze eraan beleven. Kinderen hebben een spontane drang om te spelen en om deel te nemen aan recreatieve activiteiten. Ze gaan er naar op zoek.
Spelen is je verliezen in de tijd en actief omgaan met de tijd. Spelen is één van
de belangrijkste manieren waarop kinderen in interactie gaan met hun omgeving. Ze leggen verbinding met de wereld rondom hen, ze krijgen er greep op
waardoor ze zich er meer thuis voelen.
Nederlands onderzoek bij kinderen over de buitenschoolse opvang concludeert dat kinderen het liefst een opvang willen “zoals thuis”3. Het moet een
plek zijn waar ze dingen kunnen doen op het moment wanneer zij er in zin
hebben, waar er leeftijdsgenoten zijn, waar er een gevarieerd aanbod is aan
Johan Meire. Over vrijbuiters en ankertijd. De tijdsbeleving van kinderen onderzocht. Kind
& Samenleving Brussel. 2013.
3
Rob Gilsing. Liefst zoals thuis. Ouders en kinderen over buitenschoolse kinderopvang.
Sociaal en Cultureel Planbureau. 2007
2
4
uitstappen en activiteiten en waar ze tot rust kunnen komen. Helaas wordt dit
laatste vaak vergeten.
Creëer geen bijkomend eiland
“Our society faces challenges where we need to act collaboratively more than
ever. We need to deepen democracy through more deliberative and participative democratic mechanisms that spread democracy into the ‘everyday’ of our
lives. And we need to foster a stronger public realm and associative democracy with organizations that bring people together to live and learn together” 4
Het citaat komt uit een bijdrage van Peter Moss. Met dit citaat wil hij duidelijk
maken dat alles wat we opzetten voor kinderen mee sturend is voor de wijze
waarop we de samenleving vormgeven. Het citaat maakt duidelijk dat de buitenschoolse kinderopvang geen eiland is en ook niet zo mag behandeld worden.
Ideaal stapt de buitenschoolse kinderopvang mee in het enthousiasme van Jan
Peeters over de oudercrèches in Frankrijk. Ouders zijn er niet alleen consumenten, maar participeren aan de uitbouw van de buitenschoolse opvang.
De buitenschoolse opvang moet aandacht hebben voor de intergenerationele
verbinding in onze samenleving. Niet zelden vind je bij grootouders een grote
gretigheid om betrokken te worden bij het leven van hun kleinkinderen.
De buitenschoolse kinderopvang moet verbinding maken met de samenleving
en moet zelf een plek van verbinding zijn: niet alleen tussen mensen, maar
ook tussen verschillende sectoren en beleidsdomeinen.
In ons memorandum pleiten we voor één minister van het kind die zorg
draagt voor de vele kindgerelateerde beleidsdomeinen. We geloven in één
minister want hierin ligt de kiem voor de nodige verbindingen tussen de vele
domeinen die zich nu teveel als eilanden opstellen.
24 april 2014
Bruno Vanobbergen
Kinderrechtencommissaris
4
5
Hetan, Shah en Sue Goss. Democracy and the public realm. London. 2007.