hun brief aan het Rijk over ARVODI 2014

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
T.a.v.
Postbus 20011
2500 EA DEN HAAG
ONDERWERP
DATUM
ONS KENMERK
ARVODI 2014
16 mei 2014
080514
UW KENMERK
DOORKIESNUMMER
E-MAIL
BEHANDELD DOOR
PAGINA(‘S)
867
[email protected]
[email protected]
BNA en NLi
3
Geachte,
BNA en NLingenieurs zijn van mening dat de Algemene Rijksvoorwaarden voor het
verstrekken van opdrachten tot het verrichten van Diensten (ARVODI) 2014 voor de
architecten- en ingenieursbranche op enkele belangrijke punten een stap achteruit is.
Dat baart ons zorgen. In onze ogen schiet de ARVODI nu zijn doel voorbij. Het lijkt ons
zinvol verder met elkaar van gedachten te wisselen over hoe we de ARVODI
toekomstbestendiger kunnen maken. Hieronder een toelichting.
DNR was wel opgenomen in ARVODI 2011
In de toelichting bij de ARVODI 2011 was de DNR expliciet genoemd. BNA en
NLingenieurs waren daar blij mee. In paragraaf 1.5 van de Toelichting op de ARVODI
2011 stond: ‘De ARVODI zijn in beginsel bedoeld voor alle vormen van dienstverlening.
Een uitzondering betreft rechtsverhoudingen die zo specifiek zijn, dat het verstandig is
voor de betreffende opdracht andere voorwaarden te gebruiken. (…). Een voorbeeld van
een dergelijke specifieke rechtsverhouding betreft de opdrachten aan architecten en
raadgevend ingenieurs. De Rijksgebouwendienst beschikt voor dergelijke opdrachten
over de Algemene Bepalingen van de Rijksgebouwendienst voor opdrachten aan
Architecten en Adviseurs (ABAA DNR), in combinatie met De Nieuwe Regeling 2005
(DNR)’. Een dergelijke toelichting ontbreekt bij de ARVODI 2014, terwijl de
rechtsverhouding bij opdrachten aan architecten en ingenieurs nog steeds even specifiek
is waardoor uitzonderingen op de ARVODI nog steeds gerechtvaardigd zijn.
ARVODI 2014 niet passend en toekomstbestendig
Bij de ARVODI 2014 is in onze ogen niet voldoende nagedacht over de aard van
toekomstige opdrachten en de gewenste samenwerkingsvorm die daarbij hoort. Welke rol
verwacht het Rijk van de adviseur? De ARVODI gaat uit van een zeer goed
georganiseerde en professionele opdrachtgever met een hele concrete vraag, en
onwillige adviseurs die vooral streng in de hand moeten worden gehouden. De
werkelijkheid is echter aan beide zijden genuanceerder. De kern van de beoogde
samenwerking is een gezamenlijke zoektocht naar de beste oplossing, denken wij.
Ambities moeten geconcretiseerd worden, er moet gezorgd worden voor draagvlak en
voor overeenstemming met externe partijen. Tegenstrijdigheden moeten in kaart worden
gebracht en opgelost. Dat alles vereist wederzijds inspanning. Dat wederzijds inspannen
vinden we niet terug in de ARVODI. Te zeer wordt gedacht in termen van een
koopcontract in plaats van een samenwerkingsovereenkomst (co-creatie) met
bijpassende condities.
Wij signaleren tot onze spijt dat de ARVODI te vrijblijvend is voor de opdrachtgever. De
adviseur echter wordt geacht veel verplichtingen en aansprakelijkheid op zich te nemen,
terwijl zijn verantwoordelijkheid en bevoegdheid juist worden uitgekleed. De focus van
de ARVODI ligt op de mogelijkheid de adviseur zo snel als mogelijk terzijde te kunnen
schuiven, en niet op het gezamenlijk willen vinden van de beste ontwerpoplossingen. Dit
heeft, naast financiële consequenties voor de adviseur, ook een andere consequentie. De
dominante positie die het Rijk in de ARVODI kiest, dwingt hem als opdrachtgever
onvoldoende zorgvuldig en serieus zijn vraag te formuleren. Het advies dat hij zo inkoopt
wordt dermate vrijblijvend dat het averechts kan werken en onnodige, dubbele
opdrachten kan veroorzaken.
De ARVODI gaat ook voorbij aan ontwikkelingen als BIM en co-creatie, waarbij er van
vele kanten informatie wordt gebundeld en het soms hybride is door wie wat geleverd
wordt. Hier is overigens voor alle partijen in de bouwkolom een slag te maken, ook door
BNA en NLingenieurs. Maar wij denken dat we dit soort zaken het best gezamenlijk en op
genuanceerde, evenwichtige wijze moeten regelen. Eenzijdige cherry picking is in elk
geval niet de oplossing. Daarmee schiet de ARVODI ons inziens zijn doel voorbij.
Ter illustratie van de samenwerkingssfeer die de ARVODI creëert, hieronder slechts
enkele voorbeelden die de toon zetten:
 In de ARVODI is sprake van aansprakelijk per gebeurtenis en álle
aansprakelijkheidsbeperkingen uit de DNR vervallen als de ARVODI van
toepassing is. Dat wil zeggen dat de adviseur eindeloos lang aansprakelijk kan
worden gehouden voor álle denkbare schade voor een eindeloze hoeveelheid
gebeurtenissen. Er zijn geen verzekeringen die dergelijke aansprakelijkheden
kunnen afdekken. Architecten- en ingenieursbureaus kunnen dat dus niet
verzekeren. Het Rijk denkt van alle risico’s af te zijn ‘omdat het is weg
gecontracteerd’. Maar schades die niet verzekerd zijn, kunnen in de praktijk
nauwelijks verhaald worden op architecten- en ingenieursbureaus.
Er zullen bureaus zijn die niet willen meedingen naar opdrachten omdat ze het
risico onaanvaardbaar vinden. Daarmee mist het Rijk straks verstandige bureaus
die serieus nadenken over risico’s. Terwijl opdrachtgevers en bouwprojecten juist
gebaat zijn bij bureaus die goed zijn in risicomanagement. Daarnaast bestaat de
kans dat bureaus wel meedingen naar opdrachten, maar daarbij enkel ‘op safe
spelen’. Innovatie, nieuwe ideeën, en andere wegen komen dan niet aan de orde
want ‘te risicovol’.
De waarde van architecten- en ingenieursbureaus is niet financiële slagkracht,
maar intellectueel kapitaal. Het is zonde om daar geen optimaal gebruik van te
maken door onbeperkte aansprakelijkheid op te nemen in de algemene
voorwaarden.

De opdrachtgever mag te allen tijde opzeggen, zonder gebonden te zijn aan een
opzeggingsregime zoals in de DNR. Opzeggen kost de opdrachtgever dus geen
pijn. Toch wil de opdrachtgever ook nog het recht behouden om te allen tijde te
kunnen ontbinden. Waarom? Met welk doel? Hoe kan de adviseur zich daar op
voorbereiden? Hoe kunnen partijen elkaar in een situatie brengen alsof er nooit
een overeenkomst is geweest? Wij denken dat het reëler en passender is om
ontbinding uit te sluiten.

Alle IE rechten worden aan de opdrachtgever overgedragen. Wij denken echter
dat het beter is een oplossing te vinden die ergens in het midden ligt tussen
ARVODI en DNR. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat de adviseurs het IE
recht behouden, en dat de opdrachtgever een uitgebreid gebruiksrecht krijgt. Dat
is ook het uitgangspunt van de Gids Proportionaliteit.
De ARVODI 2014 zet niet de juiste toon voor de toekomst. Toch is het Rijk in onze ogen
veelal een bijzonder professionele opdrachtgever met een goede kijk op de toegevoegde
waarde van adviseurs. Het lijkt ons daarom zinvol nader met elkaar van gedachten te
blijven wisselen over waar het in de toekomst naar toe moet.
Tot slot
BNA en NLingenieurs kunnen zich niet vinden in de nieuwe ARVODI, al hebben we begrip
voor het feit dat het Rijk bepaalde zaken anders wil regelen dan de DNR. De weg vooruit
is echter niet ‘ieder voor zich’ maar ‘samen verder’, geloven wij. Wat ons betreft slaan we
de handen ineen om gezamenlijk tot een betere contractspraktijk te komen die is
toegesneden op de bouwopgave van de toekomst.
BNA en NLingenieurs zijn inmiddels uit eigen initiatief gestart met het proces
“Samenwerken in de Bouw in de 21e eeuw”. Daarmee bedoelen we dat we met de
private bouwpartijen een Programma van Eisen gaan opstellen dat het fundament zal
gaan vormen voor een nieuwe contractspraktijk. Vervolgens willen we op basis van dat
gemeenschappelijk kader nader tot elkaar komen op het gebied van algemene
voorwaarden. We hopen van harte dat het Rijk zich op enig moment bij dit proces wil
aansluiten. Bij dezen willen we uw organisatie uitnodigen hierover verder van gedachten
te wisselen.
Met vriendelijke groeten,
Namens de Bond van Nederlandse Architecten,
Namens NLingenieurs,
Drs. F. Schoorl
Directeur
ir. P.J.A. Oortwijn
Directeur