1 Inleiding - FSI Fiscal

©FSI Fiscal – [email protected] De invloed van fiscaliteit op de prudentiële positie van Nederlandse banken Een pleidooi om de aandacht voor fiscale planning te vergroten. -­‐ Waarom overwogen gebruik van belastinglatenties, hybride kapitaal, en bankenbelasting een positieve uitwerking op de kapitaalseisen kan hebben. -­‐ fsifiscal.com FSI Fiscal fsifiscal.com Februari 2014 1
Inleiding Een overwogen fiscaal beleid binnen financiële instellingen in het algemeen, en in het bijzonder bij banken, gaat zoveel verder dan het minimaliseren van de te betalen belasting. Een goede fiscale planning dient ook de prudentiële positie van een bank. Onder Bazel III mogen actieve belastinglatenties bijvoorbeeld nog maar zeer beperkt tot het risicodragend kapitaal van een bank worden gerekend. Wordt het met de komst van intensievere stresstests niet verstandig om de risico mitigerende werking van passieve belastinglatenties te beschouwen? In het volgende stuk worden een aantal zaken beschreven waar FSI Fiscal een adviserende rol in kan spelen. Het gaat om: !
!
!
!
2
Het fiscaal optimaliseren van hybride kapitaal binnen tier 1 kapitaal; De beperkte mogelijkheden van actieve belastinglatenties binnen het tier 1 kapitaal met de komst van CRD4. De mogelijkheden van passieve belastinglatenties bij stresstests; en De uitwerking van de bankenbelasting op de bankenbalans, en het beloningsbeleid van bestuurders. Risicodragend kapitaal 2.1 Een bankenbalans Grofweg bevat een balans van een bank de volgende elementen. Hierbij is voor de toezichthouder de capaciteit van een bank om risico’s te kunnen dragen het belangrijkste. Risicodragend kapitaal wordt uitgedrukt als percentage Activa Passiva van de activa. Hierbij gaat ! Vorderingen overheden ! Tier 1 kapitaal het overigens om de activa ! Vorderingen bedrijven ! Tier 2 kapitaal (Achtergestelde waarop geen risicoweging ! Vorderingen particulieren schulden) plaats heeft gevonden. Het ! Effecten ! Andere achtergestelde tier 1 en 2 kapitaal is het ! Bezittingen buitenlandse schulden zogenaamde risicodragend kantoren ! Schulden kapitaal. Hierbij is het tier 1 ! Deelnemingen ! Deposito’s kapitaal bedoeld om bij ! Actieve belastinglatenties ! Passieve belastinglatenties schoksgewijze verliezen Risicodragend Tier 1 “Common equity” de voortzetting van het kapitaal bankbedrijf te Hybride kapitaal waarborgen. Tier 2 Tie 2 Achtergestel e schulden met “loss absorption” kapitaal moet waarborgen dat crediteuren, zoals bijvoorbeeld depositohouders gecompenseerd kunnen worden door de bank bij insolventie. Het tier 1 en 2 kapitaal onder Bazel III is als volgt in te delen. 2.2 Hybride kapitaal 2.2.1 Criteria “Common equity” wordt fiscaal aangemerkt als eigen vermogen, en achtergestelde schulden met “loss absorption” worden fiscaal hoogstwaarschijnlijk aangemerkt als vreemd vermogen. Voor wat betreft het hybride kapitaal zou het vanuit fiscaal perspectief optimaal zijn als het passivum fiscaal als vreemd vermogen kan worden aangemerkt. In dat geval kan immers de vergoeding die de investeerder/crediteur ontvangt voor het ter beschikking stellen van kapitaal door de bank als kostenpost van de fiscale winst worden afgetrokken. De kenmerken van hybride kapitaal staan beschreven in EU richtlijn 575/2013 en kunnen als volgt worden samengevat: 1 ©FSI Fiscal – [email protected] fsifiscal.com ! achtergesteld t.o.v. alle overige crediteuren (inclusief Tier 2 instrumenten); ! geen garanties of zekerheden verstrekt; ! onbepaalde looptijd en de voorwaarden bevatten geen prikkel om over te gaan tot vervroegde aflossing; ! expliciet noch impliciet is aangegeven dat er wordt ingestemd met een verzoek tot opvraging, aflossing of wederinkoop; ! uitkeringen vinden alleen plaats als er beschikt wordt over voor uitkering beschikbare reserves; ! discretionaire bevoegdheid om geen uitkeringen te doen; ! een mechanisme zijn (“loss absorption”) dat bij bepaalde gebeurtenissen waarbij de solvabiliteit in het geding is, het hybride kapitaal ofwel worden omgezet in aandelenkapitaal ofwel (een deel van) de hoofdsom wordt kwijtgescholden. Het laatstgenoemde mechanisme van conversie van de papieren treedt in werking in het geval van een daling van het tier 1 kapitaal onder een bepaald minimum percentage. 2.2.2 Fiscale kwalificatie: eigen-­‐ of vreemd vermogen De volgende vragen zijn relevant om vast te stellen of een passivum als vreemd-­‐ of eigen vermogen moet worden gekwalificeerd en of vervolgens de vergoeding voor het ter beschikking stellen van kapitaal door de investeerder, in de vorm van rente, ook rente is die kan worden afgetrokken van de fiscale winst. De regels voor de fiscale duiding zijn niet expliciet en een inschatting hoe een instrument kwalificeert is grotendeels gebaseerd op casuïstiek in jurisprudentie. In BNB 1998/208 heeft de Hoge Raad geformuleerd dat bij de vraag of een geldverstrekking als een vreemd-­‐ of eigen vermogen dient te gelden als uitgangspunt geldt dat de civielrechtelijke kwalificatie beslissend is. Hiervoor is de verplichting om het verstrekte geld weer terug te geven beslissend. Uit NJ 2003/50 (Helms/Aerts) blijkt dat de verplichting om het verstrekte geld terug te geven voorwaardelijk mag zijn, en uit BNB 2007/104 blijkt dat de omstandigheid dat de terugbetalingsverplichting voorwaardelijk is en dat de terugbetaling onzeker is ook geen obstakel vormt voor de civielrechtelijke kwalificatie. Indien aan een geldverstrekking voor de ontvanger een terugbetalingsverplichting is verbonden, en indien ten tijde van de geldverstrekking niet is te voorzien dat het nimmer tot terugbetaling komt, dan moet de geldverstrekking worden beschouwd als een geldlening. Op de hoofdregel valt wel af te dingen, want uit de jurisprudentie blijkt dat geen sprake is van vreemd vermogen in de volgende gevallen: !
!
!
De geldverstrekker en de gefinancierde ondernemer hebben in wezen bedoeld eigen vermogen te verstrekken (de leer waarbij er geen overeenkomst bestaat tussen de opgehouden schijn van vreemd vermogen en het eigenlijke wezen van de geldverstrekking als eigen vermogen), of Het voor de geldverstrekker redelijkerwijs duidelijk moet zijn op het moment van het verstrekken dat het geld niet terugbetaald zal of kan gaan worden, of Indien de geldverstrekking cumulatief aan de volgende eisen voldoet want in dat geval is er sprake van deelnemen en daarmee eigen vermogen: • Er is sprake van een bijna geheel winstafhankelijke vergoeding. Het gaat daarbij om de verschuldigdheid van de rente en niet de uitbetaling; • Er is sprake van achterstelling bij alle concurrente schuldeisers; • De schuld een looptijd heeft langer dan vijftig jaar, zie hiervoor BNB 1999/176. Opeisbaarheid in geval van faillissement, surseance van betaling of liquidatie is geen problemen. 2.2.3 Toepassing van de fiscale criteria op hybride vermogen De drie cumulatieve eisen vormen een potentieel struikelblok om hybride tier 1 vermogen fiscaal als vreemd vermogen aan te kunnen merken. Namelijk: (1) een perpetuele lening voldoet aan het criterium geen vaste looptijd, in ieder geval een looptijd van langer dan 50 jaar, en (2) Een perpetuele lening die als hybride Tier 1 kapitaal kwalificeert zal ook voldoen aan het criterium van de achterstelling. Het zal er voor de kwalificatie als vreemd vermogen dus op aankomen dat de vergoeding niet winstafhankelijk is. !
!
3
Bij een vast percentage is dat in principe niet het geval, zie BNB 1999/176 waar vastgesteld is dat indien de uitbetaling van een vaste coupon afhankelijk is gesteld van de uitbetaling van dividend, er geen winstafhankelijkheid is. Resteert de vraag of de voorwaarde dat de coupon alleen betaald mag worden uit voor uitkering beschikbare reserves leidt tot winstafhankelijkheid. Een uitbetaling van de coupon kan niet plaatsvinden indien de vennootschap daardoor negatieve reserves zou krijgen. Of dit voldoende is om te spreken van winstafhankelijkheid kan ik niet afleiden uit bestaande jurisprudentie maar ik kan het ook allerminst uitsluiten. Latente belastingen 3.1 IFRS jaarrekening vertalen naar goed koopmansgebruik 2 ©FSI Fiscal – [email protected] fsifiscal.com In Nederland geldt voor de fiscale winstbepaling het fiscale beginsel van goed koopmansgebruik. In BNB 1957/208 is beslist dat voor fiscale winstbepaling van een bank bedrijfseconomische rapportages als uitgangspunt genomen kunnen worden. Vervolgens moet er worden beoordeeld of de commerciële jaarrekening correcties behoeft op grond van fiscale beginselen. Een kenmerk van IFRS is de nadruk op waarderingen op “fair value”. Positieve en negatieve waardeveranderingen van activa en passiva worden onder IFRS dan ook snel gerapporteerd: soms in de verlies-­‐ en winstrekening, soms als mutatie van het eigen vermogen. Fiscaal is voor de bank het voorzichtigheidsprincipe van belang; de belastingheffing over nog niet gerealiseerde winsten mag worden uitgesteld tot daadwerkelijke realisatie waar nog niet gerealiseerde verliezen daarentegen verantwoord kunnen worden zodra ze zich aandienen. Voor de belastingdienst is het realiteitsbeginsel van belang, dat ziet op een toerekening van baten en lasten aan de jaren. Een en ander heeft geresulteerd in de zogenaamde IFRS-­‐afspraak tussen de financiële instelling en de belastingdienst. Onder die afspraken wordt vastgesteld hoe goed koopmansgebruik zich verhoudt tot de commerciële winstbepaling in bepaalde situaties. Zodra een waardestijgingen fiscaal nog niet in aanmerking wordt genomen ontstaat een passieve belastinglatentie. Daarnaast worden bepaalde waardedalingen fiscaal niet in aanmerking genomen vanwege het fiscale realiteitsbeginsel. Hierdoor ontstaat in de jaarrekening een latente belastingvordering. 3.2 Latente belastingvordering: aftrekpost op het risicodragend kapitaal Onder de solvabiliteitregels zoals die tot 1 januari 2014 gelden, maakt de balanspost latente belastingvordering, in beginsel volledig deel uit van het toetsingsvermogen. In Bazel 3 en CRD4 is bepaald dat latente belastingvorderingen in aftrek moeten worden gebracht op het risicodragend kapitaal, zij het gefaseerd vanaf 2014. Een belastingvordering kan ontstaan doordat een bank verliezen heeft geleden die kunnen worden verrekend met toekomstige winsten; ofwel voorwaartse fiscale verliescompensatie. Het kan ook ontstaan doordat de waarde van een bezitting in de commerciële jaarrekening lager is de fiscale waardering. Er is een onderscheid gemaakt tussen latente belastingvorderingen die afhankelijk zijn van toekomstige winsten en vorderingen die ontstaan door tijdelijke verschillen tussen de commerciële en fiscale waardering van activa. De laatste mogen wel worden meegeteld bij het tier 1 “common equity” tot maximaal 10% hiervan. Let op: de latente belastingvordering krijgt onder de nieuwe regels een zware risicoweging van 250%. Daarnaast kent de Europese verordening specifieke regels voor het met elkaar verrekenen van latente belastingvorderingen en latente belastingverplichtingen in bepaalde gevallen. 3.3 Stresstesten De Europese banken autoriteit (EBA) heeft een mandaat om risico’s en kwetsbaarheden binnen de Europese bankensector bloot te leggen. Dit kan door reguliere risico-­‐inschatting rapporten en pan-­‐
Europese stresstesten. Daarnaast vereist CRD4 ook dat banken zelf allerlei stress-­‐scenario’s op regelmatige basis op hun eigen balans toepassen. Bij een stresstest moeten banken een hypothetisch scenario doorrekenen om vast te stellen of zij uit dat scenario voortvloeiende verliezen kunnen dragen. De commerciële balans dient als uitgangspunt bij de stresstests die DNB toepast. Het gevolg hiervan kan bijvoorbeeld zijn dat door de scenario’s die worden toegepast tijdens de test een latente belastingverplichting zal verminderen. Er wordt bij een stresstest immers uitgegaan van waardedalingen van activa door het materialiseren van bepaalde risico’s. Dit heeft een negatieve uitwerking op te verwachten fiscale inkomsten en daarmee een mitigerende uitwerking op de gepassiveerde toekomstig te betalen vennootschapsbelasting. Eventueel kan er zelfs een latente belastingvordering ontstaan door het ontstaan van mogelijke carry-­‐back en/of carry-­‐forward van fiscale verliezen. Om voornoemde reden is een mogelijke stap het optimaliseren van de fiscale boekhouding door o.a. te streven naar: (a) lagere fiscale boekwaarde voor activa dan de commerciële boekwaarden, (b) hogere fiscale boekwaarde voor passiva dan de commerciële boekwaarden. Door (a) en/of (b) uit te voeren worden latente belastingverplichtingen aan de belastingdienst beoogd, die op hun beurt kunnen zorgen voor hogere solvabiliteit tijdens een stresstest. Een gunstige bijkomstigheid is dat tegelijkertijd ook wordt genoten van bijvoorbeeld de liquiditeitsvoordelen van uitgestelde belastingen. 4
Bankenbelasting 4.1 Grondslag en tarief Bankenbelasting bestaat in Nederland sinds 1 oktober 2012. De belasting kijkt naar de commerciële balans en wordt geheven over het zogenaamde belastbare bedrag. !
!
Het belastbare som = doorgaans het balanstotaal -­‐/-­‐ (het risicodragend kapitaal + de deposito’s, voor zover die voor voldoening ingevolge een depositogarantiestelsel in aanmerking komen + de eventuele passiva die betrekking hebben op de entiteit die het bedrijf van verzekeraar uitoefent). Om vervolgens tot het belastbare bedrag te komen moet van het bedrag dat overblijft 20 miljard euro worden afgetrokken, de zogenaamde doelmatigheidsvrijstelling. 3 ©FSI Fiscal – [email protected] fsifiscal.com Het belastbare bedrag wordt vervolgens opgedeeld in twee belastingschijven. Op de eerste schijf wordt 0,044% belasting geheven en op het resterende deel, de tweede schijf, 0,022%. !
!
De eerste schrijf = het belastbare bedrag x (het totaalbedrag van de schulden op de in aanmerking te nemen balans of geconsolideerde balans die een looptijd hebben van minder dan één jaar / door het totaalbedrag van alle schulden op die balans of geconsolideerde balans). De tweede schijf = het belastbare bedrag -­‐/-­‐ de eerste schijf. Tenslotte wordt de aandeelhouder van een bank gestraft voor het variabel belonen van een bestuurder. Want indien de variabele beloning van ten minste één bestuurder meer bedraagt dan 100% van diens vaste beloning, worden de belastingpercentages vermenigvuldigd met een factor 1,1. Hierbij wordt als een variabele beloning het beloningsbestanddeel aangemerkt waarvan de toekenning afhankelijk is gesteld van het bereiken van bepaalde doelen of van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden. 4.2 Minimaliseren Om de uiteindelijke impact van bankbelasting op de liquiditeit van een bank te minimaliseren moet gekeken worden of de kosten van bijvoorbeeld hoger risicodragend kapitaal opwegen tegen de nadelen van hogere belasting bij een minimaal risicodragend kapitaal. Een andere mitigerende factor op de heffingsgrondslag zijn spaardeposito’s. Hoe hoger deze verhoudingsgewijs zijn, hoe lager de heffingsgrondslag zal worden. Om zo min mogelijk te worden afgerekend tegen het hoge tarief van 0,044% heeft de wetgever beoogd kortlopende financiering (<1 jaar) tot een minimum te beperken. De financiering die een bank aantrekt vereist een complexe afweging tussen de veelal lagere rentes van kortlopende financiering en de hogere belastingkosten die hiervan het gevolg zullen zijn. Voor wat betreft de gecreëerde boete op het bestaan van variabele beloningen kan het volgende gezegd worden. De wetgever heeft besloten het wapen van variabele beloningen bij de aandeelhouder uit handen te slaan. De wetgever werkt de bestuurder in de hand door de aandeelhouder te stimuleren te kiezen voor een hoge vaste beloning. De aandeelhouder en raad van commissarissen zullen zichzelf achter de oren krabben bij het vaststellen van een beloningsbeleid voor de raad van bestuur door de komst van deze compromitterende factor. Het wekt ook verbazing te zien dat juist de effectenhandelaren en verkopers van risicovolle derivaten, die doorgaans de ontvangers zijn van bonussen die risico-­‐zoekend gedrag stimuleren en waarover zoveel maatschappelijke consternatie bestaat, volledig buiten schot blijven met deze beleidsmaatregel. D isclaimer De gegeven informatie in deze memo (de ‘informatie’) is slechts bedoeld als algemene informatie en is gebaseerd op bronnen die openbaar zijn en vrij toegankelijk. De informatie is niet bedoeld en kan niet gezien worden als een aanbod tot het aangaan van een ‘client-­‐adviseur’ relatie met FSI Fiscal en bevat ook geen juridisch, fiscaal of enige andere vorm van advies anderszins. Geen rechten kunnen worden ontleend aan, of aansprakelijkheid kan voortvloeien uit de informatie. Maak geen besluiten die u en/of uw onderneming beïnvloeden op basis van de informatie. Juridisch advies is afhankelijk van specifieke analyse van feiten en omstandigheden door een competent juridisch adviseur en geen aansprakelijkheid voor schade kan ontstaan voor FSI Fiscal voor enige informatie verstrekt zolang er geen overeenkomst tot het geven van advies bestaat tussen FSI Fiscal en enig ander persoon. 4