Eén, twee, drie, wie heeft de bal?

Eén, twee, drie, wie heeft de bal?
Ra, ra, ra, wie heeft de bal?
4
&4 œ
5
œ
œ
Eén, twee, drie,
Ra,
ra,
ra,
& œ
œ
Kijk maar
œ
wie
...
Ϫ
heeft
œ
œ
Ϫ
om;
ik
heb
œ
Ϫ
de bal,
die
mooi
j
œ œ
œ
Ϫ
die
mooi
j
œ œ
’m
al,
-
-
j
œ œ
e
bal
j
œ œ
e
bal
uit Liessel, Noord-Brabant
œ
van
œ
van
˙™
goud?
˙™ Œ
goud!
Spel-variant I:
De kinderen staan dicht naast elkaar in een rij met één kind ervoor.
Terwijl het liedje wordt gezongen geven de kinderen achter hun
ruggen de bal aan elkaar door. Het kind dat voor de rij staat moet
aan het eind van het lied raden wie op dat moment de bal heeft.
Als het goed geraden is, dan ruilen deze twee kinderen van plaats.
Spel-variant II:
Eén kind heeft de bal en staat met de rug naar de andere kinderen.
Dit kind gooit over het hoofd de bal naar achteren en de andere
kinderen proberen de bal te vangen. Wie dat gelukt is houdt de bal
achter de rug, de overig kinderen leggen ook de handen op de rug.
Dan gaan ze het liedje zingen en zodra dat uit is draait het kind,
dat de bal gegooid heeft, zich om en raadt wie de bal heeft gevangen.
Wordt het goed geraden dan mag dit kind nogmaals de bal gooien,
wordt het niet goed geraden dan mag het kind, dat de bal gevangen
heeft, de bal gaan gooien.
gedownload van www.vrijeschoolliederen.nl, het verzamelde liedrepertoire van vrijescholen in Nederland
Œ