Beleidsplan Wmo 2015

Beleidsplan Wmo
2015
Niemand staat alleen!
Borne, oktober 2014
Inhoudsopgave
1
Inleiding.................................................................................................4
1.1 Aanleiding..............................................................................................4
1.2 Relatie met andere ontwikkelingen.......................................................5 1.3 Maatschappelijke opgave...................................................................... 8
1.4 Kengetallen............................................................................................ 8 2
Lokale uitvoering en regionale samenwerking...................................... 10
2.1 Lokaal wat lokaal kan.............................................................................10
2.2 Regionale samenwerking.......................................................................10
3
Uitgangspunten en doelstellingen......................................................... 12
3.1 Lokale uitgangspunten...........................................................................12
3.2 Keuzemogelijkheden voor en invloed van burgers................................ 13
3.2.1 Keuze tussen gecontracteerde aanbieders....................................13
3.2.2 Keuze voor een persoonsgebonden budget.................................. 14
3.2.3 Invloed van burgers op de lokale besluitvorming..........................16
4
Verantwoordelijkheid gemeente voor maatschappelijke
ondersteuning........................................................................................18
4.1 Taken en verantwoordelijkheden gemeenten....................................... 18
4.2 Overzicht algemene voorzieningen........................................................19
4.2.1 Bestaande algemene voorzieningen............................................19
4.2.2 Nieuwe algemene voorzieningen.................................................19
4.2.2.1 Telefonische en/of elektronische hulpdienst........... 19
4.2.2.2 Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en
Kindermishandeling: Veilig Thuis.............................19
4.2.2.3Inloop GGZ...............................................................
20
4.2.2.4 Cliëntondersteuning................................................
20
4.3 Nieuwe maatwerkvoorzieningen...........................................................23
4.3.1 Zelfredzaamheid en participatie..................................................23
4.3.2
Zintuiglijk beperkten....................................................................
24
4.3.3 Inkomensondersteuning..............................................................25
4.4 Ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers....................................... 26
4.5 Inrichting van het primaire proces: van behoefte naar ondersteuning..26
4.5.1 Lokale en bovenlokale ondersteuning..........................................26
4.5.2 Woonservicegebieden.................................................................27
4.6 Contractering aanbieders...................................................................... 28
4.7 Lokale verordening................................................................................ 28
4.8 Invoeringsjaar en overgangsrecht..........................................................29
4.9 Bezwaar en beroep................................................................................30
4.10 Afspraken zorgverzekeraar/zorgkantoor................................................ 30
5
Financiën................................................................................................31
5.1
5.2
5.3
Budget....................................................................................................31
Extra budget...........................................................................................32
Financiële risico’s................................................................................... 33
BIJLAGE 1: Afkortingenlijst...............................................................................35
BIJLAGE 2: Doel en inhoud beleidsplan conform Wmo 2015.......................... 36
BIJLAGE 3: Bestaande algemene voorzieningen...............................................38
BIJLAGE 4: Achtergronddocumentatie..............................................................41
4
1
Beleidsplan Wmo 2015
Inleiding
1.1Aanleiding
De regering wil met de hervorming van de langdurige zorg mensen beter in staat stellen zo lang mogelijk eigen regie te blijven voeren en thuis
te kunnen blijven wonen. De aanwezigheid van
goede en toegankelijke voorzieningen in de buurt,
zoals begeleiding en dagbesteding, is een belangrijke voorwaarde voor het versterken van de
zelfredzaamheid en participatie van mensen. Niet
alleen voor ouderen of mensen met een beperking, maar evenzeer voor hun partner, ouders of
familieleden die als mantelzorger een grote en
belangrijke rol vervullen.
Eén van de onderdelen van de hervorming is dat
in 2015 verschillende functies vanuit de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) gedecentraliseerd worden naar een nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Deze wet is op 8
juli 2014 aangenomen door de Eerste Kamer en op
18 juli 2014 gepubliceerd in de Staatscourant.
Gemeenten worden vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning aan
burgers die beperkt zijn in hun maatschappelijke
participatie en zelfredzaamheid. Omdat zij burgers goed kennen, zijn gemeenten bij uitstek in
staat om deze ondersteuning op maat te bieden.
Hierdoor kunnen zij komen tot een meer integrale
aanpak van problematiek.
Daarnaast wordt door het rijk in de langdurige
zorg (AWBZ) gestuurd op een sterke vermindering
van plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen.
Er zullen dus meer mensen (extra) ondersteuning
vanuit de Wmo nodig hebben om langer thuis te
kunnen blijven wonen. Ook wat betreft de aard
van de regelgeving zal de Wmo sterke wijzigingen
ondergaan. Tegelijkertijd wordt er fors gekort op
huidige Wmo-taken (hulp bij het huishouden).
Strategische uitgangspunten Wmo en gezondheid
2013-2016
In de nieuwe Wmo 2015 staat dat de gemeenteraad tot taak heeft periodiek een plan vast te
stellen met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid op het gebied van de
maatschappelijke ondersteuning. Dit is niet nieuw.
Onder de oude Wmo moet de gemeente voor
een beleidsperiode van 4 jaar een beleidsplan
vaststellen. In juni 2013 heeft de gemeenteraad
de Strategische uitgangspunten Wmo en gezondheid 2013-2016 vastgesteld. Dit is een integraal
beleidsplan Wmo en gezondheid. Gekozen is voor
het samengaan van beleidsnota’s Wmo en gezondheid in één document omdat er steeds meer
samenhang tussen beide onderwerpen ontstaat.
Meedoen is voor elke inwoner belangrijk. Gezond
zijn is een belangrijke voorwaarde om zelfstandig
mee te kunnen doen. Deze Strategische uitgangspunten Wmo en gezondheid 2013-2016 blijven
van kracht en vormen de basis voor het uitwerken
Beleidsplan Wmo 2015 van deelonderwerpen in deelplannen. Een van die
deelplannen is dit Beleidsplan Wmo 2015: Niemand staat alleen! Daar waar iemand niet op eigen kracht of samen met zijn sociale omgeving in
oplossingen kan voorzien, gaat de gemeente hem
ondersteunen om meedoen makkelijker te maken.
In bijlage 2 is aangegeven wat in de nieuwe Wmo
2015 het doel en de inhoud van het periodieke
plan zijn.
De gemeenteraad heeft op 27 mei 2014 een
motie aangenomen waarin een aantal uitgangspunten zijn geformuleerd. In dit beleidsplan zijn
deze uitgangspunten opgenomen (voor zover van
toepassing voor dit beleidsplan). Ook wordt in dit
beleidsplan aangesloten bij de toekomstvisie MijnBorne2030: onder andere een regierol voor de
gemeente, verbindingen met allerlei partners en
inwoners van Borne, Civil Society en Noaberschap.
Opzet beleidsplan (leeswijzer)
Hoofdstuk 1 bestaat uit een beschrijving van de
decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo, de
Strategische uitgangspunten Wmo en gezondheid,
de relatie met relevante ontwikkelingen, de maatschappelijke opgave en kengetallen.
In hoofdstuk 2 en 3 wordt dieper ingegaan op de
lokale uitvoering en regionale samenwerking.
Op grond van welke uitgangspunten werken de
Twentse gemeenten samen en waar moet vooral
lokaal invulling aan worden gegeven.
Hoofdstuk 4 beschrijft de opgave voor gemeenten:
de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, de regionale en lokale invulling van de algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen
en de lokale inrichting van het primaire proces.
In hoofdstuk 5 wordt inzicht gegeven in het budget voor Borne.
1.2
5
Relatie met andere ontwikkelingen
Naast de nieuwe taken op het gebied van maatschappelijke ondersteuning krijgen gemeenten er
per 1 januari 2015 taken bij in het kader van de
nieuwe Jeugdwet en de Participatiewet. Passend
Onderwijs is per 1 augustus 2014 al een nieuwe
verantwoordelijkheid van het onderwijs. Al met al
wordt de verantwoordelijkheid van de gemeente
binnen het sociale domein veel groter: veel nieuwe taken, veel nieuwe klantgroepen en een aanmerkelijke groei van het budget sociaal domein.
Net als de meeste gemeenten in Nederland kiest
Borne ervoor om deze decentralisaties niet apart
op te pakken maar in samenhang met elkaar en
met andere aspecten op het sociaal domein. Onderstaand een overzicht van de ontwikkelingen.
Decentralisatie AWBZ-functies naar de Wmo
In de nieuwe Wmo 2015 komt er een aantal
taken en klantgroepen bij: de begeleiding bij de
participatie en zelfredzaamheid van mensen met
een beperking, de dagbesteding, het organiseren
van Kortdurend Verblijf (logeerhuis, respijtzorg),
persoonlijke verzorging / ADL-ondersteuning
(Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) en het
Begeleid Wonen gericht op participatie.
Binnen deze ondersteuningsvormen is er nog een
grote diversiteit aan ondersteuningsvragen en
klantgroepen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen
met psychische problematiek, mensen met een
verstandelijke of lichamelijke beperking, mensen
met een zintuiglijke beperking of mensen met
dementie.
Decentralisatie middelen MEE
Op dit moment zijn gemeenten op grond van de
Wmo verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning van alle burgers en wordt extra aandacht
6
Beleidsplan Wmo 2015
besteed aan ouderen en de GGZ-doelgroep (Geestelijke GezondheidsZorg). In de huidige situatie
wordt de cliëntondersteuning voor mensen met
een handicap nog uitgevoerd door de MEE-organisaties, op basis van een AWBZ-subsidieregeling.
Per 1 januari 2015 zijn gemeenten op grond van
de Wmo 2015 verplicht om cliëntondersteuning
als gratis algemene voorziening te organiseren
voor alle (groepen) burgers.
HH (hulp bij het huishouden). In de tekst van de
Wmo 2015 is voor 2015 geen overgangsrecht voor
de huidige HH-cliënten opgenomen. Dat betekent
dat gemeenten hier maatregelen moeten nemen
om de bezuiniging in 2015 te kunnen opvangen,
daarbij de wettelijke eisen met betrekking tot de
overgangstermijnen respecterend. Het college van
burgemeester en wethouders (B&W) heeft het
een en ander separaat opgepakt en uitgewerkt.
De budgetten die vanuit de AWBZ gemoeid waren
met cliëntondersteuning voor mensen met een
Maatregelen beschermd wonen
De doelstelling is om voor mensen in een be-
handicap, worden overgeheveld naar gemeenten.
schermde woonvorm het leven daar waar mogelijk te normaliseren en hen weer in staat te stellen
zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Het kabinet heeft ervoor gekozen om beschermd wonen (nu bekostigd met zorgzwaartepakketten C binnen de AWBZ) vanaf 2015 onder te
brengen in de Wmo 2015. De centrumgemeenten
(Almelo en Enschede) zijn hiervoor verantwoordelijk. Voor Borne is Enschede de centrumgemeente.
Zo wordt deze doelgroep kansen op participatie
geboden. Uiteraard krijgen mensen in een beschermde woonvorm de noodzakelijke ambulante
behandeling vergoed uit de Zvw (Zorgverzekeringswet), net zoals nu het geval is.
Extramuralisering zorgzwaartepakketten
Het kabinet heeft besloten tot extramuralisering
van de AWBZ. Dat betekent dat ouderen, mensen
met een verstandelijke beperking of GGZ-problematiek zo lang mogelijk thuis moeten blijven
wonen. Alleen mensen die het zelfstandig echt
niet meer redden, krijgen nog een indicatie voor
het verpleeghuis. De ZZP’s (ZorgZwaartePakketten)
1 t/m 3 (en later mogelijk ook ZZP 4) worden afgeschaft en gaan uit de AWBZ. Gemeenten worden
hiervoor financieel gecompenseerd.
De extramuralisering van zorgzwaartepakketten is
geen onderdeel van de decentralisatie van verschillende functies vanuit de AWBZ naar de nieuwe Wmo (de ZZP’s worden immers afgeschaft).
Maar door de samenloop met de decentralisatie
van de AWBZ is de veranderopgave voor gemeenten wel extra gecompliceerd omdat meer mensen
een beroep op ondersteuning door de gemeente
zullen doen.
Maatregelen hulp bij het huishouden
In 2015 krijgen gemeenten minder budget voor de
Invoering aanspraak thuisverpleging Zvw
Er komt een nieuwe aanspraak wijkverpleging in
de Zvw. Naast de extramurale verpleging, die nu
nog onder de AWBZ valt, valt ook de extramurale
persoonlijke verzorging, die nauw met verpleging
samenhangt, onder de aanspraak wijkverpleging.
Mensen hebben straks via deze nieuwe aanspraak
recht op verpleging en verzorging in samenhang
vanuit de Zvw. Het gaat meestal om lijfgebonden
medische zorg die voortvloeit uit een ziekte, een
Beleidsplan Wmo 2015 aandoening of een beperking. Hierdoor wordt
samenwerking tussen huisartsen en wijkverpleegkundigen versterkt, waardoor mensen langer thuis
kunnen blijven. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning aan
mensen in hun dagelijks leven.
Persoonlijke verzorging naar Zvw (5% naar Wmo)
Voor een kleine groep wordt ondersteuning bij
Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL),
zoals wassen, aankleden en douchen, meer in samenhang met begeleiding geleverd. Uit de praktijk
blijkt dat verzorging ook kan samenhangen met
begeleiding in plaats van met verpleging. Verzorging wordt dan meer in het verlengde van begeleiding geleverd. Over het algemeen is er dan geen
somatische aandoening en/of primaire medische
problematiek. Veelal is er behoefte aan ondersteuning bij ADL, in plaats van het overnemen ervan.
Dit komt met name voor bij mensen met een
verstandelijke beperking, zintuiglijke beperking en
psychiatrische problematiek.
Dit betekent dat persoonlijke verzorging van
cliënten met lichamelijke aandoeningen, bij wie
in de regel sprake is van medische problematiek,
met ingang van 2015 wordt geleverd op grond van
de nieuwe aanspraak wijkverpleging ingevolge de
Zvw. Dit geldt ook voor de verzorging van mensen met dementie. Ondersteuning bij ADL die is
gericht op behoud of verbetering van zelfredzaamheid behoort tot maatschappelijke ondersteuning
waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn.
In totaal gaat het om 95% van het budget van de
totale persoonlijke verzorging dat onder de aanspraak wijkverpleging in de Zvw zal komen te vallen en 5% van het budget dat naar de Wmo wordt
overgeheveld.
7
Invoering maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
De bestaande Wet tegemoetkoming chronisch
zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie voor het verplicht eigen risico (Cer) zijn met
ingang van 2014 afgeschaft. Daarbij is de huidige
landelijke fiscale regeling specifieke zorgkosten, inclusief de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten, in aangepaste vorm gehandhaafd (vanaf 2014). De
gemeenten ontvangen aanvullende financiële middelen om ingezetenen met beperkingen als gevolg
van een chronische ziekte of beperkingen, gericht
te kunnen compenseren met voorzieningen of het
geven van directe inkomensondersteuning via de
bijzondere bijstand.
Decentralisatie jeugdzorg
De Jeugdwet regelt dat gemeenten met ingang
van 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor
alle jeugdhulp, de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering.
Dit in aanvulling op een aantal preventieve taken
die al bij gemeenten liggen. Het begrip jeugdhulp
omvat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij alle denkbare opgroei- en
opvoedingsproblemen, psychische problemen en
stoornissen. Het betreft zowel vormen van ambulante hulp als een verblijf bij pleegouders, hulp
in een medisch kinderdagverblijf, psychiatrische
zorg, begeleiding en persoonlijke verzorging bij
een beperking.
Invoering Participatiewet
Met ingang van 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. De Participatiewet voegt
de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale
werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehan-
8
Beleidsplan Wmo 2015
dicapten (Wajong) samen. De Participatiewet
moet mensen die nu nog aan de kant staan, meer
kansen geven om mee te doen en waar mogelijk
zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien.
Tegelijk met het in werking treden van de Participatiewet worden er wijzigingen in de WWB doorgevoerd. Deze wijzigingen hebben onder andere
betrekking op het maatregelenregime bij het niet
nakomen van verplichtingen. Bovendien wordt van
iedereen die een uitkering ontvangt, verwacht dat
er een zogenaamde tegenprestatie naar vermogen
wordt geleverd.
Invoering Passend Onderwijs
Kinderen met een handicap of gedragsproblemen
hebben recht op een passende onderwijsplek.
Dat kan in het speciaal onderwijs of met extra
begeleiding op een gewone school. Vanaf 1 augustus 2014 is er een nieuw stelsel voor Passend
Onderwijs. Dit verplicht scholen een passende
onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra
ondersteuning nodig hebben. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze wet ligt bij het
onderwijs. De gemeente moet vanuit de Jeugdwet ‘op overeenstemming gericht overleg’ voeren met
de organisatie voor Passend Onderwijs.
Invoering Wet langdurige zorg (Wlz)
Het is de bedoeling dat deze nieuwe Wet langdurige zorg (Wlz) vanaf 1 januari 2015 de huidige
AWBZ gaat vervangen. Uitgangspunt van de regering is dat mensen zo lang mogelijk thuis blijven
wonen met behulp van hun sociale netwerk en
eventuele gemeentelijke ondersteuning. Pas als
dat niet meer mogelijk is en iemand bijvoorbeeld
is aangewezen op intensieve zorg met 24-uurs toezicht, bestaat er aanspraak op zorg vanuit de Wlz.
1.3
Maatschappelijke opgave
De maatschappelijke doelen moeten behaald worden met een budget waar fors op bezuinigd wordt
en binnen wettelijke kaders die vanuit de rijksoverheid worden opgelegd. Dat is geen eenvoudige opgave. Daar is niet alleen een forse stelselwijziging voor nodig, maar ook een andere mindset
bij overheid, professionals en inwoners. Dit betekent dat er met zijn allen anders en innovatiever
gewerkt moet worden: meer gebruik maken van
de zelfredzaamheid van burgers, van de kracht
van de samenleving, meer integraal werken, beter
gebruik maken van nabije voorzieningen en meer
sturen op resultaat. Een transformatie!
Eigen kracht en sociaal netwerk
Het is voor de gemeente essentieel dat wordt ingezet op de betrokkenheid van de burger. Van het
huidige systeem, waarin de nadruk ligt op verzekeren en verzorgen, wordt overgestapt naar een
systeem waarin de eigen kracht van burgers en
hun omgeving optimaal benut wordt. De centrale
vraag is welke rol de gemeente kan vervullen om
de eigen kracht van burgers te versterken. Daarnaast dient de gemeente scherp te hebben wat
ze voor burgers kan betekenen die een steuntje in
de rug nodig hebben. Wat hebben ze bijvoorbeeld
nodig om werk te vinden, om zelfstandig te blijven
wonen als ze ziek, gehandicapt of ouder zijn of om
kinderen groot te brengen? Welke ondersteuning
kunnen inwoners daartoe in hun eigen omgeving
mobiliseren en waar kan of moet de gemeente
stimulerend of ondersteunend optreden?
1.4Kengetallen
Met de komst van de nieuwe taken vanuit de
AWBZ komen er nieuwe cliënten over naar de gemeenten. In Twente gaat het in totaal om 10.438
Beleidsplan Wmo 2015 mensen waarvoor de gemeenten verantwoordelijk
worden. In Borne betreft het 310 personen. Onderstaande tabel geeft een verdeling naar diverse
soorten ondersteuning voor geheel Twente en
voor Borne.
Twente: Borne: Borne: Borne: Aantal cliënten met: % cliënten Borne: Aantal cliënten met vervoer: % cliënten met vervoer: BGI 5497 146 47% BGG 2840 87 28% 7 2% BGI & BGG 1207 37 12% 7 2% BGI & PV 315 10 3% BGG & PV 150 8 3% BGG & BGI & KVB 120 7 2% 4 1% PV 91 7 2% BGG & BGI & PV 150 6 2% 1 0% BGG & KVB 23 1 0% BGI & KVB 29 1 0% KVB 7 -­‐ -­‐ BGI & KVB & PV 2 -­‐ -­‐ KVB & PV 2 -­‐ -­‐ Overig 5 -­‐ -­‐ Totaal 10.438 310 100% 19 6% Tabel 1: Kengetallen unieke cliënten naar (gecombineerde) functies.
Bron: Vektis-bestanden, juli 2014
BGI = begeleiding individueel, BGG = begeleiding groep, PV = persoonlijke verzorging, KVB = kortdurend verblijf
Voor de bestaande groep gebruikers van maatwerkvoorzieningen gelden voor Borne de volgende kengetallen (peildatum 1 augustus 2014):
Tabel 2: Kengetallen bestaande maatwerkvoorzieningen.
Bron: gemeentelijke bestanden, 1 augustus 2014
Voorziening: Aantal: Rolstoel-­‐ 647 Vervoer-­‐ 1676 Woon-­‐ 1957 Hulp bij het huishouden 875 9
10
2.1
2
Beleidsplan Wmo 2015
Lokale uitvoering en
regionale samenwerking
Lokaal wat lokaal kan
Als gevolg van de decentralisatie van AWBZ-functies naar de Wmo, worden de gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor het bieden
van ondersteuning aan burgers die beperkt zijn
in hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid. Omdat zij burgers goed kennen, zijn gemeenten bij uitstek in staat om deze ondersteuning op maat te bieden. Hierdoor kunnen zij
komen tot een meer integrale aanpak van problematiek.
Het is nadrukkelijk aan de afzonderlijke gemeenten om lokaal invulling te geven aan hun nieuwe
verantwoordelijkheden. In tegenstelling tot de
decentralisatie van de jeugdzorg ligt er géén landelijke opdracht om taken regionaal op te pakken.
Voor een beperkt aantal vraagstukken ligt het voor
de hand om deze regionaal op te pakken, bijvoorbeeld vanuit inhoudelijke of doelmatigheidsafwegingen. De decentralisatie van de verschillende
AWBZ-functies naar de Wmo is daarmee vooral
een kwestie van slim samenwerken tussen de
Twentse gemeenten (Samen14) en externe partners.
In 2012 hebben de 14 gemeenten in Twente gezamenlijk een Visie- en keuzenota maatschappelijke
ondersteuning in Twente opgesteld. Deze nota
heeft de gemeenteraad op 7 juni 2012 vastgesteld. Daarbij is gekozen voor het uitgangspunt ‘lokaal
wat lokaal kan’. Het leidende principe bij de voorbereiding, inrichting en uitvoering van de Wmo
is dan ook dat het primaat lokaal ligt. Vanuit dit
fundamentele vertrekpunt wordt bepaald welke
vraagstukken lokaal, bovenlokaal of regionaal
opgepakt worden.
Dit vraagstuk is verder uitgewerkt in de notitie Decentralisatie van AWBZ-functies naar de Wmo: een
kwestie van slim samenwerken (2014), opgesteld
door het Ambtelijk Overleg Wmo van Samen14.
De notitie is de uitwerking van het besluit Kaderstelling regionale samenwerking AWBZ/Wmo
(2014), vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg van
Samen14 op 13 februari 2014.
Het uitgangspunt ‘lokaal wat lokaal kan’ betekent
concreet dat iedere gemeente zelf een beleidsplan Wmo opstelt. Ook de toegang wordt lokaal
belegd, waardoor de gemeenten ieder voor
zich bepalen welke vorm(en) van ondersteuning
burgers krijgen. Dit betekent dat een gemeente,
samen met de burger (en zijn of haar omgeving),
een ondersteuningsplan opstelt. De gemeente kan
daarbij besluiten om algemene voorzieningen en/
of maatwerkvoorzieningen in te zetten.
2.2
Regionale samenwerking
De 14 gemeenten in Twente hebben afgesproken
dat iedere gemeente zelf een beleidsplan Wmo
opstelt. Ook de toegang tot ondersteuning voor
Beleidsplan Wmo 2015 burgers die beperkt zijn in hun maatschappelijke
participatie en zelfredzaamheid wordt lokaal
belegd. De gemeenten bepalen dus ieder voor
zich welke vorm(en) van ondersteuning burgers
krijgen.
In het voorstel Kaderstelling regionale samenwerking AWBZ/Wmo (2014) is ook opgenomen dat
het aan afzonderlijke gemeenten is om te bepalen
welke algemene voorzieningen lokaal beschikbaar
zijn. Dit betekent dat de gemeenten zelf invulling
moeten geven aan algemene voorzieningen, zoals
informele zorg, maatschappelijk werk, cliëntondersteuning en de inrichting van een inloop GGZ.
Als er behoefte is aan kennisdeling en/of onderlinge afstemming, dan kan dit (sub)regionaal
plaatsvinden. Op het gebied van een telefonische
en/of elektronische hulpdienst en bij het Advies
en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) wordt regionaal samengewerkt.
Het AMHK heeft (landelijk) de naam Veilig Thuis
gekregen.
Maatwerkvoorzieningen betreffen onder meer
diensten van aanbieders die worden geboden in
het kader van de huidige AWBZ-functies Begeleiding Individueel, Begeleiding Groep (inclusief
vervoer), Kortdurend Verblijf en ook een beperkt
aantal diensten in het kader van de huidige AWBZ-
11
functie Persoonlijke Verzorging. Als het gaat om
deze maatwerkvoorzieningen hebben alle 14
gemeenten in Twente besloten om op regionaal
niveau raamovereenkomsten af te sluiten met
aanbieders. Hierin worden de voorwaarden,
kwaliteitseisen en tarieven van de ondersteuning
die een aanbieder kan leveren vastgelegd. Bij het
opstellen van een ondersteuningsplan voor een
inwoner, kunnen de gemeenten lokaal gebruik
maken van dit regionaal gecontracteerde aanbod.
Een raamovereenkomst betekent dat er vooraf
geen volumegaranties worden afgegeven. Pas op
het moment dat een inwoner ondersteuning nodig
heeft, wordt deze ingezet en daadwerkelijk bij een
aanbieder afgenomen.
Als het gaat om maatwerkvoorzieningen voor zintuiglijk beperkten (auditief en/of visueel) gelden
er landelijke afspraken. Vanaf 2015 krijgen gemeenten er ook verantwoordelijkheden bij op het
gebied van Beschermd Wonen. Deze nieuwe taken
worden ondergebracht bij de centrumgemeenten voor Maatschappelijke Opvang. Ook moeten
gemeenten een regiovisie opstellen voor Huiselijk Geweld. Deze taak is belegd bij de centrumgemeenten Vrouwenopvang. Voor beide taken
wordt, onder regie van de centrumgemeenten
Almelo en Enschede, op regionaal niveau samengewerkt door de 14 gemeenten in Twente.
12
3.1
3
Beleidsplan Wmo 2015
Uitgangspunten en
doelstellingen
Lokale uitgangspunten
De gemeente Borne wil de verschillende onderdelen van het sociale domein zoveel mogelijk bundelen tot een integrale werkwijze. Deze integrale
aanpak wordt versterkt door toe te werken naar
één integraal, ongedeeld budget voor het sociale domein. Uiteraard blijven er verschillen in de
ondersteuning die verleend wordt door de gecontracteerde en gesubsidieerde aanbieders.
De grote uitdaging waar de gemeente voor staat,
is het verder ‘kantelen’. Het is niet langer het recht
op een uitkering of het recht op ondersteuning dat
staat centraal staat, maar de bijdrage die de gemeente kan leveren aan oplossingen voor kwetsbare burgers die minder zelfredzaam zijn. Of het
nu gaat om jeugdhulp, inkomensondersteuning,
dagbesteding of hulp bij het huishouden, bij al
deze vormen van ondersteuning wordt de omslag
van ‘zorgen voor …’ naar ‘zorgen dat …’ gemaakt.
In de Strategische uitgangspunten Wmo en gezondheid 2013-2016 zijn de inhoudelijke uitgangspunten vastgesteld. Deze dienen als kaders voor
het beleid gericht op de decentralisaties Wmo/
AWBZ en jeugdhulp.
De belangrijkste daarvan zijn:
• Eigen kracht als startpunt
De gemeente Borne wil haar inwoners en de
verschillende netwerken rondom de kwetsbare
burgers aanspreken op hun verantwoordelijkheid
voor zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Door de kracht van mensen als uitgangspunt
te nemen, deze te versterken waar dat kan en te
ondersteunen waar dat nodig is, wordt bijgedragen aan een sterkere samenleving als geheel. De
rol van de gemeente verandert daardoor. Ook
de taken van maatschappelijke organisaties voor
welzijn, ondersteuning, (jeugd)zorg en participatie
worden anders. Dit mede omdat het totaal beschikbare budget straks kleiner is dan vóór deze
decentralisaties.
• Preventie waar mogelijk
De gemeente Borne wil, voor zover ze dit kan
beïnvloeden, zoveel mogelijk voorkomen dat problemen ontstaan of verergeren. Door aandacht te
geven aan het vroegtijdig signaleren en de preventie van maatschappelijke en zorggerelateerde problemen, worden deze in de kiem gesmoord. Op dit
moment gaat het in grote lijn op tal van aspecten
goed met de burgers van Borne. Dat willen we na
de decentralisaties graag zo houden.
• Voorzieningen en ondersteuning zo dicht mogelijk bij de burger
Alle inwoners, maar vooral ouderen en mensen
met een beperking, zijn gebaat bij gemaks-, welzijns- en zorgvoorzieningen in de directe omgeving
waarin zij wonen en leven. Ook een goede fysieke
inrichting van de leefomgeving draagt ertoe bij dat
inwoners zo lang mogelijk, zo zelfstandig mogelijk
Beleidsplan Wmo 2015 en zo gezond mogelijk wonen en leven in de wijk.
Evenals het zelf tijdig doorvoeren van aanpassingen in de eigen woning. De komende jaren
wordt verder ingezet op het wijkgericht werken
en de ontwikkeling van de woonservicegebieden.
Dit levert een bijdrage aan het versterken van de
eigen kracht van mensen en hun sociale netwerken en behoudt wat in Borne als kwaliteit wordt
ervaren: het lokale karakter van de samenleving.
• Gemeente als regisseur en financier
De gemeente Borne kiest ook in het sociale domein voor de rol van regisseur. In haar rol als
regisseur bepaalt de gemeente WAT moet gebeuren en wat dat mag kosten. De aanbieder bepaalt
vervolgens HOE de ondersteuning eruitziet en wat
de beste manier is om het beoogde resultaat te
realiseren. De burger kan voor de daadwerkelijke
hulpverlening kiezen uit meerdere gecontracteerde aanbieders (voor zover het maatwerkvoorzieningen betreft). De gemeente bepaalt tevens of en
welke bijdrage de burger zelf kan leveren.
Aanvullend op bovenstaande uitgangspunten
houdt de gemeente, binnen het door de wet
gegeven speelveld, verantwoordelijkheid voor het
bieden van een vangnet in noodsituaties. Preventie, eigen kracht, burgerkracht en ‘zorg dicht bij
huis’ kennen grenzen. Als die grenzen zijn bereikt
en een crisis dreigt of zich manifesteert, kan snelle
inzet van zorg aan de orde zijn. Deze garantie biedt
de gemeente Borne haar burgers. De uitvoering
van dit vangnet zal deels bovenlokaal georganiseerd zijn, de verantwoordelijkheid hiervoor blijft
echter steeds lokaal.
Vanuit de motie van de gemeenteraad, d.d. 27
mei 2014, komt het uitgangspunt dat in Borne
13
de integrale toegang centraal georganiseerd is,
op één fysiek punt. Bovendien wordt hierbinnen
nadere invulling gegeven aan het wijkgerichte
werken. Naast een fysieke toegang wordt ook een
digitale ingang gerealiseerd. Binnen dit fysieke
punt kijken deskundige professionals (consulenten
/ regisseurs) wat het beste past bij de vraag van
de burger. Dat doen zij op basis van een gesprek
waarin de werkelijke vraag wordt achterhaald en
vertaald in een ondersteuningsplan. Daarbij wordt
uitgegaan van één plan per huishouden, zodat er
ook één regie mogelijk wordt.
3.2 Keuzemogelijkheden voor en invloed
van burgers
De gemeenten stellen hun burgers in de gelegenheid om te kiezen uit meerdere aanbieders. In de
nieuwe Wmo 2015 is bovendien vastgelegd dat
de mogelijkheid moet bestaan voor de toekenning van een pgb, een persoonsgebonden budget.
Ook is bij wet vastgelegd dat de burgers invloed
moeten kunnen uitoefenen op het gemeentelijk
beleid.
3.2.1 Keuze tussen gecontracteerde aanbieders
Het is aan de gemeente om te bepalen welke
algemene voorzieningen lokaal beschikbaar zijn
en door welke aanbieders deze worden geleverd.
Als het gaat om maatwerkvoorzieningen, dan kan
enerzijds ondersteuning worden ingezet op basis
van op regionaal niveau afgesloten raamovereenkomsten met aanbieders. Anderzijds, ook voor
het inzetten van andere maatwerkvoorzieningen
(te denken valt aan hulpmiddelen, ondersteuning
in huishouden, vervoersoplossingen etc.), wordt
voor de inkoop zoveel mogelijk samengewerkt
met andere regiogemeenten. Het uitgangspunt is
de keuze van de burger zelf. In voorkomende ge-
14
Beleidsplan Wmo 2015
vallen kan de gemeente gemotiveerd afwijken van
de keuze van een burger, omdat de gemeente met
meer en andere aspecten rekening houdt, zoals de
locatie van ondersteuning en (vervoers)kosten.
Wanneer meerdere aanbieders een raamovereenkomst hebben voor dezelfde voorziening is
een toedelingsmethodiek nodig om cliënten aan
een van die aanbieders te koppelen. De gemeente
Borne kiest ervoor om cliënten hierin 100% keuzevrijheid te bieden. Dat betekent dat cliënten zelf
mogen kiezen voor een van de aanbieders die gecontracteerd zijn voor een maatwerkvoorziening
die de cliënt nodig heeft. De toedelingsmethodiek
is in dit geval de vrije keuze van de cliënt.
Het kan ook voorkomen dat er slechts één aanbieder gecontracteerd is die een passende voorziening aan de cliënt kan bieden. In dat geval is er
geen sprake van een toedelingsmethodiek.
3.2.2 Keuze voor een persoonsgebonden budget
Gemeenten moeten de mogelijkheid bieden voor
het toekennen van een persoonsgebonden budget
(pgb). Burgers hebben daarmee meer mogelijkheden om ondersteuning te krijgen op een wijze
die aansluit op hun voorkeuren. Ook kunnen zij op
deze wijze beter zelf de regie behouden. De wettekst beschrijft een aantal voorwaarden waaraan
voldaan moet zijn, voordat het pgb daadwerkelijk
verstrekt wordt. Deze voorwaarden gelden zowel
voor de Wmo 2015 als voor de Jeugdwet.
Wanneer een cliënt in aanmerking wenst te
komen voor een pgb, dan toetst het college van
B&W de volgende drie voorwaarden:
• Vermogen pgb-taken uit te voeren
De aanvrager (in het geval van de Jeugdwet de
jeugdige of zijn ouders) is in staat de aan het pgb
verbonden taken op een verantwoorde wijze uit
te voeren. Het gaat hier onder andere over het
sluiten van de overeenkomst, het aansturen en
aanspreken van de hulpverlener op zijn verplichtingen en het afleggen van verantwoording over
de besteding. De aanvrager mag daarbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociale netwerk of door een curator, bewindvoerder, mentor
of gemachtigde.
• Motivering
De aanvrager stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend
wordt geacht (Jeugdwet); de aanvrager stelt zich
gemotiveerd op het standpunt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
geleverd wenst te krijgen (Wmo 2015).
• Kwaliteit
Diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en
andere maatregelen (die tot de maatwerkvoorziening behoren) worden veilig, doeltreffend en
cliëntgericht verstrekt. De aanvrager krijgt zelf de
regie over, en ook de verantwoordelijkheid voor,
de kwaliteit. Het college kan met deze bepaling
vooraf toetsen of kwaliteit voldoende is gegarandeerd, bijvoorbeeld in een persoonlijk budgetplan.
Specifiek geldt dat er géén pgb mag worden
verstrekt voor ondersteuningen op grond van de
Jeugdwet in de volgende twee situaties:
• Een minderjarige die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen.
Beleidsplan Wmo 2015 • Een jeugdige die is opgenomen in een gesloten
jeugdaccommodatie met een machtiging op
grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.
Wanneer bijvoorbeeld een kind een kinderrolstoel
met een pgb wil en de ouders zijn in staat dit te
beheren, maar de minderjarige heeft jeugdreclassering, dan kan het pgb voor de rolstoel wél
worden verstrekt op grond van de Wmo. Pgb-tarief
Binnen de huidige AWBZ zijn de tarieven van het
persoonsgebonden budget vastgesteld op 75%
van de zorg in naturatarieven. Pgb-tarieven lopen
echter sterk uiteen: sommige tarieven zijn inderdaad 75% van de ZIN-tarieven, andere slechts
57%. De wettekst Wmo 2015 stelt dat het persoonsgebonden budget kan worden geweigerd
voor zover de kosten van het betrekken van de
diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en
andere maatregelen van derden hoger zijn dan de
kosten van de maatwerkvoorziening, maar stelt
geen ondergrens.
Omdat er grote verschillen zijn tussen de pgb- en
zorg in naturatarieven voor maatwerkvoorzieningen, is de opgave om binnen de pgb-populatie de
bezuinigingsopgaven te realiseren lastig. Bovendien geeft de wettekst Wmo 2015 aan dat de
verleende zorgindicatie voor cliënten met een
AWBZ-indicatie, die vallen onder het overgangsrecht gedurende 2015, gerespecteerd moet
worden. Ook mogen gemeenten met deze cliënten
niet over de tarieven van het pgb onderhandelen.
De huidige pgb’s mogen voor de overgangscliënten niet worden gekort.
15
Regionale afspraken met betrekking tot inkoop
nieuwe maatwerkvoorzieningen (begeleiding,
dagbesteding, kortdurend verblijf en eventueel
vervoer)
• Gemeenten sluiten geen raamovereenkomsten
met aanbieders die ondersteuning leveren,
bekostigd met een pgb
Er worden geen raamovereenkomsten gesloten met aanbieders die ondersteuning leveren,
bekostigd met een pgb. Het verschil tussen
ZIN en pgb zou hiermee vervagen of zelfs
verdwijnen. Pgb-ondersteuning kan goedkoper geleverd worden dan ZIN. Juist omdat
diverse voorwaarden en eisen die in raamovereenkomsten worden opgenomen niet van
toepassing zijn. Binnen de wettelijke eisen en
de eventueel te stellen voorwaarden staat het
aanbieders, die ondersteuning leveren, bekostigd met een pgb, wel vrij om een ZIN-aanbod
te doen en daarvoor een raamovereenkomst
aan te gaan.
• Geen algemene kwaliteitseisen maar cliëntspecifieke resultaatafspraken
De gemeente verstrekt een pgb aan de cliënt.
Vervolgens gaat de cliënt een overeenkomst
aan met een ondersteuner/aanbieder die
met behulp van het pgb wordt ingehuurd. De
gemeente heeft formeel geen (inkoop)relatie
met een ondersteuner/aanbieder die met
behulp van het pgb wordt ingehuurd en kan
daarom vooraf geen algemene kwaliteitsafspraken maken. Niettemin is het van belang
dat er per cliënt resultaatafspraken worden
gemaakt. De regisseur vervult een belangrijke
rol bij het maken en toetsen van deze resultaatafspraken.
16
Beleidsplan Wmo 2015
• Het pgb wordt lokaal ingevuld
Het niet sluiten van raamovereenkomsten voor
de pgb-groep betekent dat pgb een volledige
lokale aangelegenheid is. De cliënt, eventueel ondersteund door de regisseur, zoekt de
juiste ondersteuner/aanbieder die met behulp
van het pgb wordt ingehuurd, de cliënt gaat
een overeenkomst aan met de ondersteuner/
aanbieder die met behulp van het pgb wordt
ingehuurd en de uitbetaling loopt (wettelijk
verplicht) via de Sociale Verzekeringsbank
(SVB).
• Regionaal samenwerken en kennisdelen
Lokale invulling staat regionale samenwerking
niet in de weg. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld gezamenlijk verkennen hoe resultaatafspraken met pgb-houders worden vormgegeven en regionaal afspraken maken met de
SVB onder welke voorwaarden/condities en
tarieven de SVB de wettelijk opgedragen taken
voor iedere gemeente gaat uitvoeren.
Het maken van afspraken omtrent het pgb wordt
regionaal opgepakt en separaat uitgewerkt.
Beleidsuitgangspunt 1:
Na vaststelling door de regisseur dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, mogen cliënten
zelf kiezen voor zorg in natura of een persoonsgebonden budget. Bij zorg in natura mogen cliënten
kiezen voor één van de aanbieders die gecontracteerd zijn voor een maatwerkvoorziening die de
cliënt nodig heeft. In voorkomende gevallen kan
de gemeente gemotiveerd afwijken van de keuze
van de burger omdat de gemeente met meer en
andere aspecten rekening houdt, zoals de locatie
van ondersteuning en (vervoers)kosten.
Beleidsplan WMO 2015 16
Fraudebestrijding
In voorkomende gevallen zal fraudebestrijding
worden opgepakt via de Sociale Recherche Twente. Dit sluit goed aan bij de huidige werkwijze van
vermoedens van bijstandsfraude.
Beleidsuitgangspunt 2:
In voorkomende gevallen zal fraudebestrijding
worden opgepakt via de Sociale Recherche Twente.
3.2.3 Invloed van burgers op de lokale besluitvorming
De nieuwe Wmo 2015 schrijft voor dat gemeenten
burgers in de gelegenheid moeten stellen om
invloed uit te oefenen op de lokale beleidsvoorstellen, het lokale voorzieningenniveau en op
lokale regels voor het verstrekken van maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten. De gemeenten moeten in een verordening
vastleggen op welke wijze de inwoners worden
betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van
het lokale beleid. De gemeenteraad moet voorzien
in mogelijkheden voor gevraagd en ongevraagd
uitbrengen van advies bij besluitvorming over
verordeningen en beleidsvoorstellen.
De gemeente Borne heeft hiervoor een belangrijke rol weggelegd voor de Wmo Raad Borne.
De Wmo Raad heeft als doelstelling de belangen
in het kader van de Wmo van de inwoners van de
gemeente Borne te behartigen en van meerwaarde te zijn voor de kwaliteit van de uitvoering van
de Wmo. De taken van de Wmo Raad zijn als volgt:
• Het college van burgemeester en wethouders
gevraagd of ongevraagd te adviseren over het
gemeentelijk Wmo-beleid. Dit vertaalt zich in
Beleidsplan Wmo 2015 een tweevoudige functie:
- Een beleidsmatige functie: kritische reflectie
op de voorbereiding, uitvoering, monitoring
en evaluatie van het gemeentelijke Wmobeleid.
- Een signaleringsfunctie: signaleren van
eventuele leemten en knelpunten in beleid en
uitvoering.
• Bijdragen aan de totstandkoming en verbetering van het integraal gemeentelijke Wmobeleid.
• Betrokkenheid bij verschillende doelgroepen
en aanspreekpunt voor inwoners, zoals vertegenwoordigers van de GGZ, de ouderenbonden, mantelzorgers, vrijwilligers, patiëntgroepen en wijkverenigingen.
17
De Wmo Raad is in dit kader een belangrijk adviesorgaan en informatiebron voor de gemeente.
De wijze waarop de cliëntenparticipatie in Borne
is vormgegeven, is vastgesteld in de Verordening
cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning, door de gemeenteraad op 27 juni 2013
vastgesteld.
18
4
Beleidsplan Wmo 2015
Verantwoordelijkheid gemeente voor
maatschappelijke ondersteuning
4.1 Taken en verantwoordelijkheden
gemeenten
Gemeenten worden verantwoordelijk voor ondersteuning van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen met een beperking,
chronisch psychische of psychosociale problemen.
behulp van anderen uit zijn/haar sociale netwerk
en/of algemene voorzieningen in te voorzien.
Voor maatwerkvoorzieningen moet een beschikking worden afgegeven. Het is van belang dat
tijdens het onderzoek naar het al dan niet inzetten
van maatwerkvoorzieningen de juiste expertise
Het streven is daarbij dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving (kunnen) blijven
(wonen). Ook moeten de gemeenten voorzien in
behoeften aan beschermd wonen en de opvang
van mensen met psychische of psychosociale problemen, of van de mensen die hun thuissituatie
hebben verlaten vanwege veiligheidsrisico’s. De
gemeenten krijgen daarbij de taak om algemene
voorzieningen en maatwerkvoorzieningen te
bieden. Om toegang te krijgen tot een algemene
voorziening hoeft er geen diepgaand onderzoek
te worden uitgevoerd naar behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van burgers. Er is
in dit geval dan ook geen sprake van een beschik-
aanwezig is. Ook moeten burgers gebruik kunnen
maken van onafhankelijke cliëntondersteuning,
door de gemeente beschikbaar gesteld.
king van de gemeente. In de meeste gevallen kan
direct gebruik worden gemaakt van een algemene
voorziening.
De gemeenten krijgen de opdracht om de toegankelijkheid van voorzieningen voor mensen
met een beperking te bevorderen. Voor algemene
en/of maatwerkvoorzieningen kan de gemeente
een eigen bijdrage vragen. Voor algemene voorzieningen vraagt de gemeente Borne geen eigen
bijdrage. Voor maatwerkvoorzieningen wordt de
maximale eigen bijdrage conform wettelijke bepalingen gevraagd. Dit is geheel overeenkomstig de
bestaande beleidsuitgangspunten zoals dat tot en
met 2014 is uitgevoerd. Het betalen van een eigen
Om toegang te krijgen tot een maatwerkvoorziening moet een burger zich melden bij het lokale
toegangspunt. Het lokale toegangspunt onderzoekt welke vormen van ondersteuning een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid en
maatschappelijke participatie van iemand die onvoldoende in staat is om hier op eigen kracht, met
Het lokale toegangspunt kan, tijdens de onderzoeksfase, de mogelijkheden onderzoeken voor
het bieden van ondersteuning aan mensen door
vrijwilligers en/of mantelzorgers. Door informele
zorg en formele ondersteuning te combineren, kan
maatwerk geboden worden. Het bieden van ondersteuning aan mantelzorgers en/of de inzet van
vrijwilligers kan er toe leiden dat mantelzorgers
hun taken langer kunnen blijven uitvoeren.
Beleidsplan Wmo 2015 bijdrage geldt voor de duur van het gebruik van
de maatwerkvoorzieningen. De eigen bijdrage kan
afhankelijk zijn van de kostprijs van een maatwerkvoorziening.
Beleidsuitgangspunt 3:
Voor algemene voorzieningen wordt geen eigen
bijdrage gevraagd, voor maatwerkvoorzieningen
wordt de maximale eigen bijdrage conform wettelijke bepalingen gevraagd.
4.2
Overzicht algemene voorzieningen
Het is aan de gemeente Borne om te bepalen
welke algemene voorzieningen lokaal beschikbaar
zijn. Dit betekent dat de gemeente zelf invulling
moet geven aan algemene voorzieningen, zoals
informele zorg, maatschappelijk werk en cliëntondersteuning.
4.2.1 Bestaande algemene voorzieningen
In Borne zijn al algemene voorzieningen beschikbaar, bijvoorbeeld:
• Algemeen maatschappelijk werk
• Welzijnswerk
• Welzijn ouderen Borne
• Informele zorg zoals:
- Stichting Informele Zorg Twente
- Raad van Kerken Borne Hertme Zenderen
- Stichting Noodopvang Dakloze Asielzoekers
- Voedselbank Midden Twente
- Zonnebloem afdeling Borne
- Rode Kruis Borne
- Stichting De Klup Twente
- Stichting Leendert Vriel Hengelo, Borne e.o.
Voor een beschrijving van deze organisaties, zie
bijlage 3.
19
4.2.2 Nieuwe algemene voorzieningen
4.2.2.1Telefonische en/of elektronische hulpdienst
In de nieuwe Wmo 2015 moeten gemeenten er
voor zorgen dat altijd een telefonisch en/of elektronisch anoniem luisterend oor en advies voor
hun burgers beschikbaar is. Deze taak is nieuw
voor gemeenten. Tot op heden hebben de G4 gemeenten en de provincies deze taak gefinancierd.
Alle 14 gemeenten in Twente hebben besloten om op het gebied van een telefonische en/
of elektronische hulpdienst regionaal samen te
werken (zie Kaderstelling regionale samenwerking
AWBZ/Wmo, 2014). Deze hulp op afstand wordt
in Nederland al meer dan 55 jaar door Sensoor
geleverd. Sensoor is de enige organisatie die landelijk, 24 uur per dag en 365 dagen per jaar hulp
op afstand aanbiedt door professioneel opgeleide
vrijwilligers. Na overleg in de commissie Gezondheid en Welzijn van de VNG is landelijk besloten
Sensoor deze taak te laten uitvoeren. Voor 25 eurocent per inwoner levert Sensoor anoniem hulp
op afstand via telefoon, chat en email.
4.2.2.2Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en
Kindermishandeling: Veilig Thuis
Het Advies- en Meldpunt voor Huiselijk geweld
en Kindermishandeling (AMHK) wordt wettelijk
verankerd in de nieuwe Wmo 2015 en heeft (landelijk) de naam Veilig Thuis gekregen. Veilig Thuis
wordt gevormd door een samengaan van het
huidige Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
(AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG).
Veilig Thuis:
• zal fungeren als herkenbaar en toegankelijk
meldpunt voor alle gevallen of vermoedens
van huiselijk geweld en kindermishandeling;
20
Beleidsplan Wmo 2015
• geeft advies en consult aan de melder;
• doet onderzoek naar de melding;
• informeert, indien nodig, de politiek en de
Raad voor de Kinderbescherming;
• schakelt indien nodig passende hulpverlening
in.
Zodra blijkt dat vrijwillige hulpverlening de problemen niet kan oplossen en een kind bedreigd
wordt in zijn/haar ontwikkeling, draagt Veilig Thuis
de casus onmiddellijk over aan de Raad voor de
Kinderbescherming.
Alle 14 gemeenten in Twente hebben besloten bij
Veilig Thuis regionaal samen te werken (zie Kaderstelling regionale samenwerking AWBZ/Wmo,
2014) in een nieuw op te richten organisatie.
4.2.2.3 Inloop GGZ
De decentralisatie van de inloopfunctie van de
GGZ wordt met ingang van 2015 overgeheveld
naar de gemeenten. Er moet een inloopfunctie GGZ zijn, ongeacht het aantal burgers dat er
gebruik van maakt. De inloopfunctie in de GGZ
is bedoeld voor personen met een langdurige
psychische stoornis en daarmee samenhangende
beperkingen (zoals een beperkte sociale redzaamheid). Er is sprake van drie doelgroepen: verslaafden, dak- en thuislozen en mensen met psychische
problemen. De inloopfunctie wordt beschouwd als
de meest laagdrempelige functie in het kader van
dag- en arbeidsmatige activiteiten. Het gaat hierbij
dan ook vooral om een beschikbaarheidfunctie.
Dit betekent dat aan de deelnemers over het
algemeen geen strikte eisen worden gesteld voor
wat betreft deelname aan de inloop. Er is dan ook
geen indicatie vereist voor deelname. Deelname
aan de inloopfunctie is vrijwillig en vrijblijvend.
Binnen de openingstijden van de inloopfunctie
komen en gaan de bezoekers op het moment dat
zij zelf willen. Beoogd wordt sociaal isolement bij
bezoekers te voorkomen en het maatschappelijk
verkeer te bevorderen.
Bezoekers komen voor een kopje koffie, een
gesprekje of voor het starten van de dag. Bij de
meeste inloopfuncties kunnen bezoekers gebruikmaken van een internetcafé, een tv-ruimte, spelcomputers en een leeshoek. Sommige inloopfuncties organiseren daarnaast ook activiteiten zoals
spelletjes, darten, biljarten, schilderen, breien en
koken.
De inloop GGZ had een regiofunctie. Inwoners uit
Borne konden tot 2015 terecht in de centrumgemeenten Almelo en Enschede, met steunpunten in Hengelo. De gemeente Borne heeft naar
verwachting weinig inwoners uit deze doelgroep
en de middelen die hiervoor overgeheveld worden zijn minimaal. In overleg met de gemeente
Hengelo en Mediant (als zijnde aanbieder van de
inloop GGZ tot 2015) wordt de inloop GGZ vanaf
2015 voor Bornse inwoners ondergebracht bij de
inlooppunten GGZ in Hengelo.
Beleidsuitgangspunt 4:
In overleg met de gemeente Hengelo en Mediant wordt de inloop GGZ vanaf 2015 voor Bornse
inwoners ondergebracht bij de inlooppunten GGZ
in Hengelo.
4.2.2.4 Cliëntondersteuning
In de nieuwe Wmo 2015 wordt de onafhankelijke
cliëntondersteuning prominenter en uitgebreider
gedefinieerd en toegelicht dan in de huidige Wmo.
De gemeente moet een algemene voorziening
Beleidsplan Wmo 2015 21
voor cliëntondersteuning realiseren, waar burgers
informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan, kunnen krijgen. Ook uitgebreide
vraagverheldering, alsmede kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes
op diverse levensterreinen, maken daarvan deel
uit. Daarmee zijn gemeenten vanaf 2015 ook verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning voor
mensen met een handicap (de MEE-doelgroep) en
in dat kader zullen de MEE-gelden worden toegevoegd aan het Gemeentefonds. De nieuwe Wmo
andere de Zonnebloem, ouderenbonden die
vrijwillige ouderenadviseurs inzetten en andere cliëntenorganisaties).
• Zorginstellingen waarmee de gemeente geen
financiële relatie heeft (voorbeelden hiervan
zijn GGZ-consulenten en het mantelzorgsteunpunt van een (thuis)zorginstelling).
• De gemeentelijke dienstverlening (zoals het
Wmo-loket).
2015 betekent niet alleen een transitie van de
cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (de MEE-doelgroep) maar voor alle (groepen)
burgers, dus ook voor ouderen en mensen met
psychische beperkingen. De regering heeft ervoor
gekozen om de verplichting voor gemeenten om
cliëntondersteuning voor alle cliënten voor het
gehele sociale domein (dus ook Jeugdwet en Participatiewet, van alle leeftijden en over alle levensdomeinen (zoals zorg, wonen, werken, vrije tijd))
in één wet (de nieuwe Wmo 2015) te regelen. huidige vormen van cliëntondersteuning, in relatie
tot de gemeentelijke processen en voorzieningen,
tot stand te brengen:
De huidige vormen van cliëntondersteuning worden geleverd vanuit verschillende organisaties, die
zich op verschillende manieren tot de gemeente
verhouden:
• Zelfstandige stichtingen, gefinancierd door de
gemeente (voorbeeld hiervan is Welzijn Kulturhus Borne (v.w.b. maatschappelijke begeleiding nieuwkomers)).
• Organisaties waar de gemeente (co)financier
van is (voorbeelden hiervan zijn Algemeen
Maatschappelijk Werk, Welzijn ouderen Borne
en Stichting Informele Zorg Twente).
• Zelfstandige stichtingen, niet gefinancierd door
de gemeente (voorbeelden hiervan zijn onder
Er zijn in de nieuwe Wmo 2015 in de kern twee
manieren om de verbinding van de verschillende
1. Via de financiering
Daar waar de gemeente een financiële relatie
heeft of straks krijgt, kan de gemeente in de financieringsvoorwaarden bepalingen opnemen die tot
samenwerking en integratie van de dienstverlening van die organisaties (kunnen) leiden.
2. Via afstemmingsoverleg
Daar waar de gemeente geen financiële relatie
heeft of straks krijgt, kan de gemeente alleen door
overleg tot de gewenste integratie en noodzakelijke afstemming komen.
De gemeente Borne vindt een combinatie van
beide vormen van aanpak het meest voor de hand
liggen. Het is immers, mede vanuit de gedachte
‘behouden wat goed is en aanvullen waar verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn’, in het belang
van de gemeente dat de partijen, die nu vanuit
eigen financiering onderdelen van de cliëntondersteuning leveren, dat blijven doen. Daarmee kan
de gemeente haar eigen middelen voor dit doel
22
Beleidsplan Wmo 2015
zorgvuldig en efficiënt inzetten. Het is niet logisch
te veronderstellen dat alle vormen van cliëntondersteuning straks vanuit één organisatie worden
vormgegeven. Voor zover het gaat om informele
vormen van ondersteuning heeft de gemeente
daarop ook maar beperkt invloed.
Beleidsuitgangspunten 5 en 6:
5. Cliëntondersteuning vanuit de gemeente
Borne wordt primair gekoppeld aan het lokale
toegangspunt. Binnen de Wmo 2007 had de gemeente, naast het geven van informatie en advies,
ook al de taak om de cliënten te ondersteunen.
6. De gemeente Borne heeft regie op alle soorten
van cliëntondersteuning. Het betreft regievoering
op samenwerking tussen de verschillende betrokken informele en formele partijen, inclusief de
cliëntondersteuning vanuit het huidige Wmo-loket.
Transitie cliëntondersteuning vanuit MEE
Gemeenten hebben al ervaring met cliëntondersteuning voor ouderen en mensen met psychische
problemen. Cliëntondersteuning voor mensen met
een handicap (de MEE doelgroep) is nieuw voor
hen. De MEE-organisaties leveren op dit moment
cliëntondersteuning, gericht op mensen met een
verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking (aangeboren of ontstaan door een chronische
ziekte of een beperking uit het autistisch spectrum). De huidige cliëntondersteuning door MEE
is ook gericht op de ouders, familieleden, andere
verwanten, verzorgers of vertegenwoordigers.
De MEE organisaties worden momenteel bekostigd via een subsidieregeling onder de AWBZ.
Deze regeling wordt uitgevoerd door het College
voor zorgverzekeringen (CVZ). Omdat de nieuwe
Wmo vanaf 2015 de verantwoordelijkheid voor
cliëntondersteuning voor alle burgers bij de gemeente belegt, worden de MEE-middelen toegevoegd aan het Gemeentefonds. Dit geldt ook voor
de middelen die de MEE-organisaties krijgen voor
de coördinatie van de netwerken voor Integrale
Vroeghulp. De middelen zijn niet geoormerkt en
voor gemeenten vrij besteedbaar binnen de wettelijke kaders die zijn gesteld aan de doelen van de
Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet.
Om de continuïteit van de cliëntondersteuning
voor mensen met een beperking te borgen hebben MEE Nederland, de VNG en het ministerie
van VWS gezamenlijk afspraken gemaakt om een
zorgvuldige transitie te waarborgen.
Deze afspraken hebben in ieder geval betrekking
op het jaar 2015, maar afspraken voor meerdere
jaren worden aanbevolen. VWS, VNG en MEE
Nederland bevelen sterk aan om de afspraken met
de MEE organisatie op regionaal niveau te maken,
omdat de 22 MEE-organisaties in het land voor
meerdere gemeenten werken en voor doelgroepen die vaak om een groter schaalniveau vragen.
De 14 Twentse gemeenten zien geen aanleiding
om gezamenlijk tot inkoopafspraken te komen
met MEE Twente (11 Twentse gemeenten inclusief
Borne) en MEE IJsseloevers (Twenterand, RijssenHolten, Hellendoorn en ruim 30 gemeenten uit
Gelderland). Zij zien de inzet van MEE-middelen
voor cliëntondersteuning als een lokale
Beleidsplan Wmo 2015 aangelegenheid. Het is aan elke gemeente afzonderlijk om afspraken (met MEE) te maken of, en
om te bepalen of en op welke wijze de middelen
worden ingezet.
23
jeugdhulp, ondersteuning vanuit de Wmo 2015
moeten krijgen. Vooral de groep van 18- tot 23-jarigen verdient bijzondere aandacht.
Beleidsuitgangspunt 7:
Teneinde de lokale cliëntondersteuning voor
mensen met een handicap te borgen zal de gemeente Borne dit in 2015 niet zelf gaan doen maar
neerleggen bij een instelling. Voor het jaar 2015
worden vooralsnog met MEE afspraken gemaakt.
De periode in 2015 wordt gebruikt om te inven-
4.3.1 Zelfredzaamheid en participatie
Voor de maatwerkvoorzieningen is het belangrijk
dat cliënten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen
blijven wonen en wordt aangesloten bij de twee
doelen uit de Wmo: zelfredzaamheid en participatie. Met behulp van de begrippen zelfredzaamheid
en participatie wordt door de wetgever voorop gesteld wat in beginsel van de burger zelf verwacht
tariseren welke doelgroepen gebruik maken van
deze cliëntondersteuning. In 2015 wordt eveneens
onderzocht waar de lokale cliëntondersteuning
voor mensen met een handicap het beste voor de
lange(re) termijn kan worden ondergebracht.
wordt. Deze begrippen beschrijven wanneer van
iemand gezegd kan worden dat hij of zij zelfredzaam is of participeert op een zodanig niveau dat
er voor de overheid in beginsel geen reden bestaat om daarin bij te springen.
4.3
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid wordt in de wet gedefinieerd als
het in staat zijn tot:
• het uitvoeren van de noodzakelijke algemene
dagelijkse levensverrichtingen;
• het voeren van een gestructureerd huishouden.
Nieuwe maatwerkvoorzieningen
Naast de bestaande maatwerkvoorzieningen hulp
bij het huishouden, woningaanpassingen, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen komen
er met ingang van 2015 nieuwe maatwerkvoorzieningen naar de gemeente. Nieuwe maatwerkvoorzieningen betreffen diensten van aanbieders
die worden geboden in het kader van de huidige
AWBZ-functies Begeleiding Individueel, Begeleiding Groep (inclusief vervoer), Kortdurend Verblijf
en ook een beperkt aantal diensten in het kader
van de huidige AWBZ-functie Persoonlijke Verzorging.
De 14 Twentse gemeenten hebben de huidige
AWBZ-functies omgezet naar maatwerkvoorzieningen vanuit de twee hoofddoelen uit de nieuwe
Wmo 2015, zelfredzaamheid en participatie. Aandachtspunt hierbij is, dat er een goede aansluiting
is geregeld voor jeugdigen die, met het bereiken
van de 18-jarige leeftijd en komende vanuit de
Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)
zijn de handelingen die mensen dagelijks in het
gewone leven verrichten, met inbegrip van persoonlijke verzorging. Het begrip wordt gebruikt
om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is.
Iemand die als gevolg van lichamelijke en geestelijke beperkingen ADL-verrichtingen niet zelf kan
doen, zal hulp nodig hebben en indien hij zoveel
hulp nodig heeft dat het niet verantwoord is dat
hij zonder enige vorm van (vrijwel) continu toezicht en hulp leeft, misschien zelfs niet langer thuis
kan blijven wonen.
24
Beleidsplan Wmo 2015
Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de
volgende algemene dagelijkse levensverrichtingen van belang: in en uit bed komen, aan- en
uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer
opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/
drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact.
Ondersteuning met het oog op het voeren van een
gestructureerd huishouden omvat bijvoorbeeld
hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij
het aanbrengen van structuur in het huishouden,
hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp
bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen
die de dagelijkse structuur doorbreken of hulp bij
het omgaan met geld.
Participatie
Participatie wordt in de Wmo omschreven als: het
deelnemen aan het maatschappelijke verkeer.
Dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met
anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten,
contacten kan onderhouden, boodschappen kan
doen en aan maatschappelijke activiteiten kan
deelnemen. Daarvoor is het ook een vereiste dat
hij zich kan verplaatsen. De Wmo 2015 kent ook
niet langer de begrippen persoonlijke verzorging,
begeleiding en huishoudelijke verzorging. In plaats
daarvan heeft de gemeente tot taak personen met
een beperking of met chronische psychische of
psychosociale problemen voorzieningen te bieden
ter ondersteuning van hun zelfredzaamheid en
participatie. Om die reden moet de slag worden
gemaakt naar een andere manier van inkopen van
maatwerkvoorzieningen. Dus niet meer denken in
het inkopen van producten, maar in het inkopen
van resultaten.
Als het gaat om de nieuwe maatwerkvoorzieningen hebben de 14 gemeenten in Twente besloten
op regionaal niveau raamovereenkomsten zonder
volumegaranties af te sluiten met aanbieders.
Hierin worden de voorwaarden, kwaliteitseisen en
tarieven van de ondersteuning die een aanbieder
kan leveren vastgelegd. Het betreft de maatwerkvoorzieningen ‘zelfstandig leven’, ‘maatschappelijke deelname’ en ‘kortdurend verblijf’. De maatwerkvoorziening ‘vervoer’ is een plus-module die
alleen wordt verstrekt indien een klant niet zelf
of met behulp van zijn eigen omgeving de voor
hem van toepassing zijnde maatwerkvoorziening
‘maatschappelijke deelname’ kan bereiken.
Bij het opstellen van ondersteuningsplannen maken de gemeenten lokaal gebruik van dit regionaal gecontracteerde aanbod en kunnen zo heel
gericht passende ondersteuning inzetten. Daarbij
vragen maatwerkvoorzieningen op het gebied van
zintuiglijk beperkten en inkomensondersteuning
om specifieke aandacht voor wat betreft afstemming en uitwerking.
4.3.2 Zintuiglijk beperkten
Bij de ondersteuning aan mensen met een zintuiglijke beperking, waaronder de doventolk in de
leefsituatie, gaat het om specifieke ondersteuning.
Ondersteuning waarvoor geldt dat er een gering
aantal cliënten gebruik van maakt, er een beperkt
aantal aanbieders voor is en de inhoud van het
aanbod zeer specialistisch is. Daarom zijn door de
VNG in afstemming met het ministerie van VWS
landelijke inkoopafspraken voor de specialistische
ondersteuning van mensen met een zintuiglijke
beperking gemaakt, vooralsnog voor een periode
van drie jaar. Het resultaat van de landelijk inkoopafspraken kent de vorm van een
Beleidsplan Wmo 2015 ‘raamovereenkomst’ tussen gemeenten en aanbieders van specialistische begeleiding, voor
mensen met een zintuiglijke beperking. De raamovereenkomst gaat over de inhoud van de ondersteuning, de tarieven en de afgesproken werkwijze
tussen de gemeenten en aanbieders. Binnen
de kaders van deze raamovereenkomst kunnen
individuele regionale samenwerkingsverbanden of
individuele gemeenten de zorg ‘afroepen’ overeenkomstig de in de overeenkomst gestelde voorwaarden. De VNG heeft voor dit doel een landelijk
‘coördinatiebureau’ opgezet. Vanuit dit bureau zijn
raamovereenkomsten afgesloten met de landelijke
aanbieders namens alle gemeenten en dit bureau
zal de monitoring, het beheer en het contractmanagement verzorgen. Hierbij is aangesloten bij de
landelijke inkoopafspraken voor de specialistische
jeugdzorg.
In februari 2014 is besloten een landelijke regeling voor Doventolk onder te brengen bij de VNG
namens alle gemeenten. Aan de ledenvergadering
van juni 2014 is voorgesteld een bedrag van
€ 7 miljoen af te zonderen van het macrobudget
voor het uitvoeren van de landelijke regeling
Doventolk in de Wmo 2015. In afstemming met
het ministerie van VWS wordt dit verder uitgewerkt. Hierbij wordt geprobeerd zo veel mogelijk
aan te sluiten bij de manier waarop de doventolk
in de leefsituatie op dit moment, naar tevredenheid van de gebruikers, door Zorgkantoor Menzis
(namens alle zorgkantoren) wordt uitgevoerd.
Daarnaast wordt er in afstemming met het ministerie van SZW een verkenning gedaan naar het
eventueel samenvoegen van de doventolk in de
werksituatie, waar gemeenten straks op basis van
de Participatiewet verantwoordelijk voor worden.
25
4.3.3 Inkomensondersteuning
Gemeenten worden met de drie decentralisaties verantwoordelijk voor de ondersteuning van
burgers bij hun zelfredzaamheid en participatie
in het brede sociale domein. Binnen deze context
past de afschaffing van de Wet tegemoetkoming
chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg, met als
onderdeel de 33 procent korting die mensen op
hun eigen bijdrage krijgen) per 1 januari 2015 en
de afschaffing van de regeling Compensatie eigen
risico (Cer) per 1 januari 2014. De regeling voor de
fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten, inclusief de Tegemoetkoming Specifieke
Zorgkosten, wordt structureel in een afgeslankte
vorm gehandhaafd.
De budgetten die met het afschaffen van de Wtcg
en Cer vrijvallen worden na een korting overgeheveld naar het Gemeentefonds. Gemeenten
beschikken over beleids- en bestedingsruimte om
het budget binnen het sociaal domein in te zetten.
Gemeenten kunnen met het totale budget van het
sociaal domein burgers op maat ondersteunen,
waaronder burgers met een chronische ziekte en/
of beperking en daarmee samenhangende meerkosten.
Uit gegevens van het CAK blijkt (eind maart 2014)
dat in Borne 2793 inwoners de Compensatie eigen
risico (Cer) ontvangen en 2861 inwoners ontvangen een tegemoetkoming conform de Wtcg.
De gemeente heeft een keuze op welke manier de
meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten worden gecompenseerd. Dit kan op basis van
de Wmo 2015 of op basis van het minimabeleid/
armoedebeleid worden opgepakt. De gemeente
Borne kiest ervoor dit onderwerp deels vanuit het
minimabeleid/armoedebeleid op te pakken en
26
Beleidsplan Wmo 2015
deels vanuit de Wmo 2015. De concrete uitwerking vindt daarom niet in dit beleidsplan plaats
maar wordt in samenhang met het minimabeleid/
armoedebeleid opgepakt.
Beleidsuitgangspunt 8:
De concrete uitwerking van de compensatie van
de meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten wordt in samenhang deels vanuit het
minimabeleid/armoedebeleid en deels vanuit de
Wmo 2015 opgepakt.
4.4 Ondersteuning mantelzorgers en
vrijwilligers
Vrijwilligers en mantelzorgers zijn onmisbaar; niet
voor niets worden zij het sociale cement van de
samenleving genoemd. Ze doen niet alleen zélf actief mee maar zorgen ook voor het ‘meedoen’ van
anderen, vaak kwetsbare groepen. Door de vrijwillige inzet van burgers, zowel informeel,
ongeorganiseerd als in georganiseerd verband,
kunnen meer mensen verantwoordelijkheid blijven behouden. Mantelzorgers onderscheiden zich
van vrijwilligers. De zorg die zij verlenen aan een
naaste is wel vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Mantelzorg kan als een belasting worden ervaren.
De zorg kan soms moeilijk te combineren zijn met
een betaalde baan en/of de thuissituatie.
In de deelnota over vrijwilligersbeleid, de Nota
vrijwilligers maken het verschil 2012-2015 en de
deelnota over mantelzorg, de Nota mantelzorg en
mantelzorgondersteuning 2008-2011, staat omschreven wat de gemeente Borne doet.
Vanaf 2015 worden de middelen die landelijk
beschikbaar zijn voor het mantelzorgcompliment
toegevoegd aan de gemeentelijke budgetten.
Vanuit de motie van de gemeenteraad d.d. 27 mei
2014 is het uitgangspunt dat het mantelzorgcomplimentbudget ter beschikking wordt gesteld en
op een zodanige manier wordt ingezet, waarbij in
overleg met de regisseur wordt bepaald op welke
wijze de mantelzorger hier het beste bij geholpen
is. Individueel maatwerk dus. Dit wordt in samenwerking met Steunpunt Informele Zorg nader
uitgewerkt.
Beleidsuitgangspunt 9:
Het mantelzorgcomplimentbudget wordt door de
gemeenteraad ter beschikking gesteld. In overleg
met de regisseur wordt bepaald op welke wijze
de individuele mantelzorger hier het beste bij
geholpen is. Individueel maatwerk dus. Dit wordt
in samenwerking met Steunpunt Informele Zorg
nader uitgewerkt.
4.5 Inrichting van het primaire proces:
van behoefte naar ondersteuning
4.5.1 Lokale en bovenlokale ondersteuning
Lokale ondersteuning
Inwoners van Borne die verminderd zelfredzaam
zijn en die dat niet op eigen kracht of in eigen
kring kunnen oplossen, doen primair een beroep
op de algemeen toegankelijke oplossingen. Deze
worden geboden door hiervoor gesubsidieerde
instellingen en/of voorhanden zijnde niet-gesubsidieerde organisaties en/of commerciële aanbieders (bijvoorbeeld maaltijdverstrekkingen). Als dat
niet toereikend is en mogelijk een maatwerkoplossing aan de orde is, kan iemand zich melden bij
het lokale toegangspunt, of de digitale toegang.
Dit geldt voor hulpvragen op alle denkbare domeinen van het leven (zorg, welzijn, opvoeding, werk,
inkomen, et cetera).
Beleidsplan Wmo 2015 Beleidsuitgangspunt 10:
De wijze waarop de lokale ondersteuning wordt
vormgegeven en de concrete uitwerking hiervan
(de toegang) wordt separaat opgepakt en uitgewerkt. Daarbij wordt ook een georganiseerde
overlegstructuur van samenwerkingspartners
vorm gegeven om (dreigende) ‘tussen-wal-enschip’-gevallen te bespreken en oplossingen in te
zetten.
Bovenlokale ondersteuning
Niet alle vormen van ondersteuning zijn dicht bij
huis en binnen de gemeente Borne beschikbaar.
Er zijn gespecialiseerde vormen van ondersteuning
die, mede omdat er minder vaak een beroep op
wordt gedaan en/of omdat de kosten hoog zijn,
regionaal worden ingekocht. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om gespecialiseerde dagopvang of kortdurend verblijf. Ook nader te bepalen vangnettaken kunnen hieronder vallen. Er zijn regionaal met
de 14 Twentse gemeenten afspraken gemaakt die
leiden tot raamovereenkomsten zonder volumegaranties voor deze vormen van ondersteuning.
De toegang tot deze voorzieningen is en blijft een
lokale verantwoordelijkheid.
Voor deze voorzieningen gelden eveneens toelatingscriteria. De regisseur kan hiervoor de indicatieprocedure opstarten. Door toetsing worden
de overwegingen van de regisseur gemonitord op
basis waarvan doorverwijzing plaatsvindt. Daaruit
wordt duidelijk welke patronen van verwijzingen
zich voordoen en hoe die zijn te beïnvloeden (bijvoorbeeld door te investeren in al dan niet gesubsidieerde lokale voorzieningen).
Ook bij inzet van deze bovenlokale maatwerkvoorzieningen, blijft de regisseur periodiek monitoren
27
aan de hand van het ondersteuningsplan en een
cliëntvolgsysteem. Daarmee wordt de ‘achterkant’
van die voorziening bewaakt (uitstroom, terug
naar de lokale situatie), zodat de gemeente controle blijft houden over de inzet, de kosten en de
daarmee bereikte resultaten.
Het resultaat van de bovenlokale ondersteuning
is dat deze burgers die daarvoor in aanmerking
komen, de ondersteuning krijgen die zij werkelijk
nodig hebben.
4.5.2 Woonservicegebieden
Het sociale domein is volop in ontwikkeling. De
verschuiving van taken, de bezuinigingen maar
ook de nadruk op de eigen regie en kracht van de
burger leiden tot een herbezinning op de ondersteuning van burgers. Om het wonen in de eigen
leefomgeving langer mogelijk te maken en het
aantal mensen dat zich eenzaam voelt te verminderen, zal er door gemeenten een groter beroep
worden gedaan op de eigen kracht van burgers,
het sociale netwerk van mensen en daar waar
mogelijk ook op vrijwilligers.
De visie die nu via het rijk breed wordt verspreid
is een visie die nauw aansluit bij die van de gemeente Borne op woonservicegebieden. Het gaat
om de visie dat de samenleving mensen de mogelijkheid moet bieden om verantwoordelijkheid te
nemen voor hun eigen leven, meer gelijke deelname en meer eigen regie. Wie ondersteuning
nodig heeft krijgt die zoveel mogelijk dichtbij, in
de eigen leefomgeving. Dit betekent dat mensen
eerst zelf of met hun sociale omgeving een oplossing moeten vinden voor hun behoefte aan ondersteuning. En dit is de kracht van woonservice. Een
woonservicegebied kan worden omschreven als: 28
Beleidsplan Wmo 2015
‘een wijk, dorp of gebied met een vraaggerichte
integratie van woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen, die door bewoners op maat zijn af te nemen;
dit maakt het mogelijk dat alle bewoners (jong
en oud, zonder en met een beperking) er zo lang
mogelijk kunnen participeren in de gemeenschap
en hun zelfredzaamheid behouden in een prettige woon- en leefomgeving, waarin de zorg niet
overheerst’.
In de af te sluiten raamovereenkomsten worden
ook eisen opgenomen voor de gegevensuitwisseling, monitoring en de informatievoorziening.
Het Strategisch Inkoopdocument Samen14, april
2014 is de basis voor de inkoop van de nieuwe
maatwerkvoorzieningen. Hierin zijn de uitgangspunten voor deze inkoop vastgelegd.
4.7
Lokale verordening
Beleidsuitgangspunt 11:
De doorontwikkeling van woonservicegebieden en
Om beleid te kunnen voeren op grond van de
nieuwe Wmo 2015 moet de gemeenteraad bij
wat de gemeente Borne wil bereiken met woonservice in het kader van de transities, wordt vanaf
2015 verder ontwikkeld en uitgewerkt.
verordening regels vaststellen voor de uitvoering
van het beleid. In de verordening moet zijn opgenomen:
• op welke wijze wordt vastgesteld of iemand
voor een maatwerkvoorziening op het gebied
van zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie, beschermd wonen en/of opvang in
aanmerking komt;
• op basis van welke criteria wordt vastgesteld
of iemand voor een maatwerkvoorziening op
het gebied van zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie, beschermd wonen en/of
opvang in aanmerking komt;
• op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;
• of iemand een bijdrage in de kosten is verschuldigd en wat de hoogte van deze bijdrage
is voor de verschillende voorzieningen;
• regels over de aan voorzieningen te stellen
kwaliteitseisen en de daaruit voortvloeiende
aan professionals te stellen eisen van deskundigheid;
• regels over de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik;
• eisen voor het melden van calamiteiten en
geweld tegen burgers;
4.6
Contractering aanbieders
Als het gaat om de nieuwe maatwerkvoorzieningen die overkomen vanuit de AWBZ, hebben de
14 gemeenten in Twente er voor gekozen om op
regionaal niveau raamovereenkomsten af te sluiten met aanbieders. Hierin worden voorwaarden,
kwaliteitseisen en tarieven van de ondersteuning
die de aanbieders kunnen leveren vastgelegd.
In principe worden met alle aanbieders raamovereenkomsten afgesloten, die aan de kwaliteits- en
tariefeisen voldoen en dus wordt de inkoopmethodiek gehanteerd. In voorkomende situaties kan
sprake zijn van argumentatie om met een andere
wijze van bekostiging te werken, bijvoorbeeld een
subsidie-overeenkomst. Dit is per situatie specifiek
te bepalen. In raamovereenkomsten worden o.a.
afspraken met betrekking tot het tarief en wijze
van betalen vastgelegd. Er worden geen volumeafspraken gemaakt of harde budgetgaranties gegeven. Alleen de werkelijk geleverde ondersteuning
wordt gefinancierd.
Beleidsplan Wmo 2015 • eisen aan de afhandeling van klachten van
de burgers ten aanzien van gedragingen van
de aanbieder en aan de medezeggenschap
van burgers over voorgenomen besluiten van
de aanbieder welke voor de gebruikers van
belang zijn;
• eisen aan de bestuursstructuur en bedrijfsvoering van de aanbieders en aan de klachtenprocedure en medezeggenschapsprocedure
voor burgers bij aanbieders;
• hoe zorg wordt gedragen voor een jaarlijkse
blijk van waardering voor mantelzorgers.
In de verordening wordt tevens opgenomen op
welke wijze wordt omgegaan met voorzieningen
die op grond van de oude verordening werden
verstrekt
4.8
Invoeringsjaar en overgangsrecht
Als de nieuwe Wmo op 1 januari 2015 in werking
treedt, vervalt de huidige Wmo. Daarbij is voorzien in een overgangsperiode van één jaar. Dit
betekent het volgende:
• Burgers die op 1 januari 2015 een vorm van
AWBZ-zorg ontvangen, waarvoor gemeenten
verantwoordelijk worden, gedurende een jaar
rechten, die verbonden zijn aan het indicatiebesluit, behouden, tenzij de indicatie eerder
afloopt. De zorg en/of ondersteuning moet gedurende die periode onder dezelfde condities
geleverd worden als in de AWBZ. Dit betekent
dat de burger een vergelijkbaar aanbod moet
krijgen. Dit hoeft niet per definitie te betekenen dat dit door dezelfde aanbieder of op
dezelfde wijze geleverd wordt. Ook eventuele
eigen bijdragen blijven gelden in het overgangsjaar.
29
• Het overgangsrecht geldt ook voor burgers die
zorg inkopen met een persoonsgebonden budget. De gemeente kan in overleg met de burger een afspraak maken over een vervangende
ondersteuning tijdens de overgangsperiode,
mits de burger daarmee instemt. Dit wordt zo
nodig nog nader uitgewerkt.
• Burgers die op 1 januari 2015 een indicatie
hebben voor beschermd wonen, moeten
gebruik kunnen blijven maken van beschermd
wonen voor een nader vast te stellen periode,
maar tenminste voor vijf jaar, tenzij het indicatiebesluit eerder eindigt.
• Burgers met een laag ZZP (ZorgZwaartePakket), die dat pakket op 1 januari 2015 niet
verzilveren in verblijf, maar gebruik maken van
extramurale zorg, vallen onder de overgangsregeling van de Wet langdurige zorg (Wlz). Zij
krijgen een jaar de tijd om een keuze te maken
tussen intramurale zorg uit de Wlz of ondersteuning uit de Wmo.
• Voor huidige Wmo-gebruikers die een indicatie hebben gekregen onder de Wmo 2007
geldt dat er geen sprake is van wettelijk
overgangsrecht. Dat betekent dat wanneer
de indicatie verandert door gewijzigd beleid
(zoals door korting op het budget voor hulp bij
het huishouden of aanpassing van het beleid
bij de nieuwe verordening) er geen wettelijke
overgangstermijn is. Vanuit de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) moet er een redelijk te
verwachten termijn zijn voor de overgang. In afzonderlijke besluiten van B&W over wijzigingen van het bestaand beleid moet uitspraak
worden gedaan over deze overgangstermijnen.
30
4.9
Beleidsplan Wmo 2015
Bezwaar en beroep
Uitgangspunt bij het opstellen van het ondersteuningsplan is een proces waarin de gemeente en de
burger met een ondersteuningsbehoefte samen
zijn situatie in kaart brengen. Op basis daarvan
wordt bepaald hoe de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van iemand kan worden
versterkt.
De beslissing van de gemeente op het verlenen
van een maatwerkvoorziening is een beschikking
in de zin van de Awb. Als de burger het niet eens
is met de inhoud of de onderbouwing van de beschikking, dan staan de gebruikelijke bezwaar- en
beroepmogelijkheden op grond van de Awb open.
De werkprocessen in het kader van de bezwaaren beroepsprocedure worden nader uitgewerkt.
4.10 Afspraken zorgverzekeraar/zorgkantoor
De 14 Twentse gemeenten en Menzis (zorgverzekeraar en Zorgkantoor) hebben in 2013 afspraken gemaakt over de regionale samenwerking
(vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg ‘Samen
14’ in oktober 2013). Het gaat hierbij met name
om de verbinding van de 14 Twentse gemeenten
en Menzis op de terreinen Jeugdzorg, hervormingen langdurige zorg, Wmo/AWBZ en inno-
vaties. Naast deze regionale afspraken zijn er op
landelijk niveau ook afspraken gemaakt over de
samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars. Hiertoe is begin juli 2014 een convenant
afgesloten tussen de 14 Twentse gemeenten en
zorgverzekeraar Menzis waarin de rol en positie
van de schakel-wijkverpleegkundige wordt geborgd. Het betreft niet-toewijsbare zorg. Dit wordt
vanaf juli 2014 tot juli 2015 regionaal opgepakt
en uitgewerkt. Zorgverzekeraar Menzis koopt bij
zorgaanbieders formatie in (en betaalt) voor de
functie van schakel-wijkverpleegkundige. Deze formatie kan vervolgens door de gemeenten worden
ingezet. Volgens een verdeelmodel kan Borne in
2015 beschikken over 0,73 fte (29,2 uur per week)
schakel-wijkverpleegkundige. Vanaf 2016 wordt
het budget voor de schakel-wijkverpleegkundige
en daarmee het aantal in te zetten uren, de komende jaren verhoogd.
Beleidsplan Wmo 2015 5.1
5
31
Financiën
Budget
Naast de nieuwe taken die overgaan naar de gemeente wordt door het rijk in de langdurige zorg
(AWBZ) gestuurd op een sterke vermindering van
plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen.
Er zullen dus meer mensen (extra) ondersteuning
vanuit de Wmo nodig hebben om langer thuis te
kunnen blijven wonen. Ook wat betreft de aard
van de regelgeving ondergaat de nieuwe Wmo
2015 sterke wijzigingen. Tegelijkertijd wordt er
fors gekort op huidige Wmo-taken (hulp bij het
huishouden).
Bij de meicirculaire 2014 zijn de definitieve rijksbudgetten voor 2015 bekend geworden.
Het budget voor de Wmo bestaat uit het bestaande budget voor de huidige Wmo taken enerzijds
en het budget voor de nieuwe taken anderzijds.
Hierbij heeft de gemeenteraad van Borne vastgesteld dat de nieuwe taken uitgevoerd moeten
worden met het daarvoor door het Rijk beschikbare geld.
De huidige begroting (2014) voor het bestaande
Wmo-beleid individuele voorzieningen bedraagt
€ 3.500.836. Het integratiebudget Wmo wordt in
het kader van de rijksbezuinigingen op de hulp bij
het huishouden verlaagd met een bedrag van
€ 583.596.
Verkenningen laten zien dat rond de 310 volwassen Bornenaren door de AWBZ gefinancierde diensten ontvangen die per 1 januari 2015 overgaan
naar de gemeente.
Het budget 2015 voor Borne voor de nieuwe Wmo
taken bedraagt € 4.097.446. Dit is inclusief het in
januari 2014 extra toegezegde bedrag van € 200
miljoen landelijk (maar exclusief het in april 2014
toegezegde extra bedrag van € 195 miljoen landelijk voor de Wmo en exclusief het in juli 2014
toegezegde bedrag van € 75 miljoen landelijk voor
mensen die door de kortingen op de hulp bij het
huishouden in financiële problemen komen, zie
paragraaf 5.2). Vanuit de motie van de gemeenteraad d.d. 27 mei 2014 is het uitgangspunt dat in
Borne de realisatie van de transities en transformaties van de decentralisaties in Borne in principe
budgettair neutraal gebeurt. Bij de budgettaire
neutrale realisatie wordt in ogenschouw genomen
dat op grond van gedane financiële keuzes niemand tussen wal en schip mag vallen. In de verordening Wmo wordt hiertoe een hardheidsclausule
opgenomen.
32
Beleidsplan Wmo 2015
Beleidsuitgangspunt 12:
De realisatie van de transities en transformaties
van de decentralisaties in Borne gebeurt in principe budgettair neutraal. Bij de budgettaire neutrale
realisatie wordt in ogenschouw genomen dat op
grond van gedane financiële keuzes niemand tussen wal en schip mag vallen.
Met het nieuwe budget (bijna € 4.1 miljoen) worden de volgende nieuwe taken uitgevoerd:
• Gegeleiding bij de participatie en zelfredzaamheid van mensen met een beperking.
• Dagbesteding.
• Het organiseren van Kortdurend Verblijf (logeerhuis, respijtzorg).
• Persoonlijke verzorging / ADL-ondersteuning
(=algemene dagelijkse levensverrichtingen).
• Inloop GGZ.
• Compensatie meerkosten chronisch zieken en
gehandicapten.
• Ondersteuning en waardering mantelzorgers.
• Cliëntondersteuning.
• 24-uurs telefonische hulpdienst (hulp op afstand).
• Het begeleid wonen gericht op participatie (→
budget gaat voorlopig naar centrumgemeenten).
Van het budget voor de nieuwe taken zal ook
de formatieve uitbreiding gefinancierd moeten
worden die nodig is om de taken uit te voeren en
voor extra uitbreiding van beleidstaken, evenals
maatregelen op het gebied van o.a. ICT. Dit wordt
separaat opgepakt en uitgewerkt buiten dit beleidsplan om.
Bovenlokale samenwerking
Vanaf 2012 tot 2015 wordt in Twents verband sa-
mengewerkt in de vorm van een projectstructuur.
Op basis van de nota over de positionering van
de jeugdhulptaken worden keuzes gemaakt over
de bovenlokale inrichting. Voorgesteld is voor de
(verplichte) regionale samenwerking een Organisatie voor Zorg en Jeugdhulp in te richten, de OZJT.
Ook wordt overwogen het beheer van contracten
van de raamovereenkomsten die in het kader van
maatwerkvoorzieningen (Wmo 2015) worden afgesloten met aanbieders, onder te brengen bij het
OZJT. De structurele lasten hiervoor komen t.z.t.
ten laste van het gedecentraliseerde budget voor
jeugdzorg en/of Wmo. Dit wordt separaat opgepakt en uitgewerkt buiten dit beleidsplan om.
5.2
Extra budget
Startjaar 2015
Eind januari 2014 zegde de staatssecretaris van
VWS al € 200 miljoen toe om de budgettaire
opgave voor gemeenten te beperken. Vooral het
startjaar 2015 knelde omdat in dat jaar de huidige AWBZ-cliënten hun oude rechten onder de
Wmo behouden. Gemeenten zagen zich daardoor
geconfronteerd met een financieel gat van € 500
miljoen. In april 2014 is nog eens een bedrag van
€ 195 miljoen (in aanvulling op de eerder toegezegde € 200 miljoen) extra beschikbaar gesteld
voor de Wmo in 2015. Deze genoemde bedragen
zijn landelijke bedragen.
Dit geeft gemeenten iets meer ruimte om de overgangsrechten van AWBZ-cliënten op te vangen.
Of dit voldoende is, zal pas in de loop van 2015
blijken. De VNG en de staatssecretaris werken
samen om de financiële effecten te monitoren.
Een dag voordat er in de Eerste Kamer is gestemd
over de nieuwe Wmo 2015, kwamen de minis-
Beleidsplan Wmo 2015 33
ter van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de
staatssecretaris van VWS met de toezegging van
een huishoudelijke hulp toelage. Huishoudens die
op grond van onderzoek van de gemeente niet
meer in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening in de zin van de Wmo 2015 kunnen
een huishoudelijke hulp toelage (HH-Toelage)
krijgen. De HH-Toelage is een uniform, vast bedrag
per uur of per prestatie (bijvoorbeeld een schoon
huis). Hiermee hebben zij de mogelijkheid om bij
door gemeenten gecontracteerde thuiszorginstellingen huishoudelijke hulp te blijven afnemen.
5.3
De wijze waarop de HH-Toelage wordt vormgegeven en de concrete uitwerking hiervan vindt niet
in dit beleidsplan plaats. Dit wordt (regionaal)
separaat opgepakt en uitgewerkt.
invloed op, omdat ze sturen op toegang en inzetten op preventie. In een aantal gevallen wordt de
toegang rechterlijk bepaald (in de jeugdzorg) en
is de invloed van de gemeenten beperkt. Enkele
belangrijke risico’s zijn:
2016 en daarna
Het kabinet zegt voor 2016 een bedrag toe van
€ 165 miljoen en daarna € 50 miljoen in 2017,
aflopend naar € 30 miljoen structureel vanaf 2019.
Hiermee krijgen gemeenten meer tijd en ruimte
om de overgang te regelen van de nieuwe taken
en de korting op hulp bij het huishouden.
Daarnaast wordt structureel € 200 miljoen extra
toegevoegd aan het macrobudget zodat gemeenten vernieuwende ondersteuningsarrangementen
kunnen ontwikkelen.
Extra geld voor intramuraal
Het Rijk stelt extra geld beschikbaar (oplopend tot
€ 70 miljoen vanaf 2019) om ouderen en gehandicapten met ZZP VV3 (ZorgZwaartePakketten
Verpleging en Verzorging) en VG 4 (Verstandelijk
Gehandicapt) die het thuis niet meer redden in
een intramurale instelling op te nemen. Overigens,
deze € 70 miljoen is niet voor gemeenten bestemd
(maar voor zorginstellingen).
Financiële risico’s
Zeker is dat gemeenten forse risico’s lopen, met
name in het overgangsrecht en in de fase van
transitie naar transformatie. Hoe gemeenten
invulling geven aan het risicomanagement is een
lokale keuze. Dit is immers mede afhankelijk van
de financiële gezondheid van de individuele gemeente. Naast de incidentele risico’s in de eerste
jaren is ook er sprake van blijvende structurele
risico’s, omdat er sprake is van openeinde regelingen (het aantal ondersteuningsvragen is niet te
regelen). Ten dele hebben hier de gemeenten zelf
Risico overgangsrecht (korte termijn)
De wettekst Wmo 2015 geeft aan dat de verleende
indicatie voor bestaande AWBZ-cliënten gedurende 2015 gerespecteerd moet worden. De tarieven
voor verleende zorg in natura voor overgangscliënten mogen verlaagd worden. Over de pgb-tarieven
mag niet onderhandeld worden c.q. die mogen
niet verlaagd worden. Gemeenten lopen daarom
een financieel risico in het overgangsjaar 2015. De
bezuinigingen moeten immers volledig bij zorg in
natura (ZIN) gerealiseerd worden.
Toenemende vraag
Een autonome groei van de vraag naar ondersteuning – zonder dat daar een budgetgroei tegenover
staat – vormt een groot financieel risico. Bekend is
bijvoorbeeld dat de jeugd-ggz een jaarlijkse volumegroei van ca. 10% kent. Hoe groot dit probleem
is bij Wmo-maatwerkvoorzieningen is moeilijk in
te schatten.
34
Beleidsplan Wmo 2015
Risico hulp bij huishouden
Er is een grote groep huidige Wmo-cliënten met
hulp bij het huishouden, die moet worden geherindiceerd binnen de nieuwe regels. Hiervoor is
geen wettelijke overgangstermijn geregeld.
Dit betekent dat deze groep een redelijk te verwachten termijn moet worden geboden om te
wennen aan de nieuwe situatie (VNG adviseert
maximaal 6 maanden). Om de bezuinigingen op
de hulp bij het huishouden te behalen zouden alle
cliënten moeten worden geherindiceerd. Gezien
de gewenningstermijn is het niet mogelijk dit voor
1 januari 2015 gerealiseerd te hebben, waardoor
de bezuiniging op de hulp bij het huishouden niet
kan worden gehaald in 2015 of slechts deels kan
worden gehaald (hangt af van de start van herindicaties huidige cliënten hulp bij het huishouden).
Beleidsplan Wmo 2015 Bijlage 1
Afkortingenlijst
ADL Algemene dagelijkse Levensverrichtingen
AMW Algemeen Maatschappelijk Werk
Awb Algemene wet bestuursrecht
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BGG Begeleiding groep / dagbesteding
BGIBegeleiding individueel
CAK Centraal Administratie Kantoor
Cer Compensatie eigen risico
CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg
CVZ
College voor zorgverzekeringen
GGD Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
GGZ Geestelijke gezondheidszorg
GGZ B ZZP’s gericht op behandeling
GGZ C ZZP’s gericht op wonen en participatie
MO Maatschappelijke Opvang
Pgb Persoon gebonden budget
PV Persoonlijke verzorging
VGVerstandelijk gehandicapten
VP Verpleging
VV
Verpleging en Verzorging
Wlz Wet langdurige zorg
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
Wtcg Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
Wsw Wet sociale werkvoorziening
WWB Wet werk en bijstand
ZIN Zorg in natura
Zvw Zorgverzekeringswet
ZZP Zorgzwaarte pakket
35
36
Beleidsplan Wmo 2015
Bijlage 2
Doel en inhoud beleidsplan conform WMO 2015
Doel zoals opgenomen in de wet
De Wmo 2015 geeft aan welk doel en welke inhoud een beleidsplan moet hebben. Voor wat betreft de
doelen betreft het:
• de sociale samenhang, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met
een beperking te bevorderen, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente te bevorderen, alsmede
•
•
•
•
•
•
huiselijk geweld te voorkomen en te bestrijden;
de verschillende categorieën van mantelzorgers en vrijwilligers zoveel mogelijk in staat te stellen hun
taken als mantelzorger of vrijwilliger uit te voeren;
vroegtijdig vast te stellen of ingezetenen maatschappelijke ondersteuning behoeven;
te voorkomen dat ingezetenen op maatschappelijke ondersteuning aangewezen zullen zijn;
algemene voorzieningen te bieden aan ingezetenen die maatschappelijke ondersteuning behoeven;
maatwerkvoorzieningen te bieden ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie aan ingezetenen van de gemeente die daartoe op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met
hulp van andere personen uit hun sociale netwerk niet of onvoldoende in staat zijn;
maatwerkvoorzieningen te bieden aan personen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven
in de samenleving en beschermd wonen of opvang behoeven in verband met psychische of psychosociale problemen of omdat zij de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor
hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
Het plan is erop gericht dat:
• cliënten zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven;
• cliënten die beschermd wonen of opvang ontvangen, een veilige woonomgeving hebben en, indien
mogelijk, weer in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
In het plan wordt bijzondere aandacht gegeven aan:
• een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, publieke
gezondheid, preventie, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
• keuzemogelijkheden tussen aanbieders voor degenen aan wie een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, waarbij rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de
culturele achtergrond van cliënten, in het bijzonder voor kleine doelgroepen;
Beleidsplan Wmo 2015 37
• de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking;
• de wijze waarop de continuïteit van hulp wordt gewaarborgd, in het bijzonder ten aanzien van de persoon die door het bereiken van een bepaalde leeftijd geen jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet meer
kan ontvangen;
• de wijze waarop ingezetenen worden geïnformeerd over de personen die kunnen optreden als vertegenwoordiger van een cliënt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn
belangen ter zake;
• mogelijkheden om met inzet van begeleiding, waaronder dagbesteding, mensen zo lang mogelijk in de
eigen leefomgeving te laten blijven;
• de samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet met
het oog op een zo integraal mogelijke dienstverlening.
In het plan wordt aangegeven op welke wijze aan personen met een beperking of chronische psychische
of psychosociale problemen en die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een
tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie, dan wel de
reden om die niet te verstrekken.
In het plan wordt aangegeven welke resultaten het gemeentebestuur in de door het plan bestreken periode wenst te behalen, welke criteria worden gehanteerd om te meten hoe deze resultaten zijn behaald en
welke outcomecriteria worden gehanteerd ten aanzien van aanbieders.
Inhoud
Het al bestaande beleidsplan Strategische uitgangspunten Wmo en gezondheid 2013-2016, de al bestaande
deelplannen die onderdeel hiervan zijn én dit beleidsplan, vormen samen de basis voor de uitwerking van
de wettelijke bepalingen. Het betreft verder:
• op het gebied van samenleven in wijken en buurten; De maatschappelijke veiligheidsagenda van de
gemeente Borne 2013-2016 en de jaarlijkse actieplannen hierbij;
• de vrijwilligersnota Nota vrijwilligers maken het verschil 2012-2015;
• de mantelzorgnota Nota mantelzorg en mantelzorgondersteuning 2008-2011;
• de regionale gezondheidsnota Vitale coalities; betere gezondheid, meer participatie (juni 2013);
• de sportnota Borne Beweegt! 2014-2017 (maart 2014);
• de cultuurnota Cultuurnota en Recreatie & Toerisme 2009-2012;
Dit Beleidsplan Wmo 2015: Niemand staat alleen! geeft als deelplan de aanvullende hoofdlijnen aan
waarop de gemeente Borne de komende jaren koerst ten aanzien van de maatschappelijke ondersteuning
om meedoen makkelijker te maken. Het jaar 2015 is een overgangsjaar waarin zorgvuldig invulling wordt
gegeven aan de nieuwe taken en waarin wordt gewerkt aan een soepele overgang.
38
Beleidsplan Wmo 2015
Bijlage 3
Bestaande algemene voorzieningen
In Borne zijn al algemene voorzieningen lokaal beschikbaar, bijvoorbeeld:
Algemeen maatschappelijk Werk
Het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) in de gemeente Borne, onderdeel van CarintReggeland, biedt
kortdurende psychosociale hulp aan kwetsbare burgers. De organisatie houdt kantoor in het Kulturhus.
Categorieën burgers waarop het AMW zich richt zijn onder meer mensen die kampen met gezondheidsklachten, relatieproblematiek, situaties van verlies en rouwverwerking, mensen met financiële problematiek of mensen met problemen op het werk. Ook biedt het AMW specifieke ondersteuning aan jongeren,
bijvoorbeeld in het geval van problemen thuis. Schoolmaatschappelijk werk richt zich op de relatie ouderkind-school, waarbij het zo kan zijn dat een kind niet goed kan meekomen in de groep en moeite heeft om
voor zichzelf op te komen, of dat een kind in de problemen komt als gevolg van een scheiding van ouders.
Welzijnswerk
Het welzijnswerk is ondergebracht bij Welzijn Kulturhus Borne. Welzijn Kulturhus Borne is de welzijnsinstelling voor inwoners van de gemeente Borne. Er worden activiteiten georganiseerd en er wordt ondersteuning geboden aan onder andere bewonersgroepen, wijkorganisaties (wijkgericht werken), jeugd- en jongeren, nieuwkomers en mensen met een verstandelijke beperking.
Welzijn Ouderen Borne
Als het gaat om senioren in de gemeente Borne richt Stichting Welzijn Ouderen Borne zich op het zo lang
mogelijk actief en zelfstandig blijven van ouderen.
Buurtsportcoaches
Om gemeenten te ondersteunen in het creëren van voldoende sport- en beweegaanbod voor alle inwoners
van jong tot oud, investeert het ministerie van VWS in de inzet van buurtsportcoaches.
De buurtsportcoaches hebben als specifieke opdracht het organiseren van een sport- en beweegaanbod in
de buurt en het maken van een verbinding tussen sport- en beweegaanbieders en andere sectoren zoals
zorg, welzijn, jeugdzorg, kinderopvang en onderwijs.
Door de buurtsportcoaches wordt sport als middel ingezet om doelstellingen van gezondheids-, jeugd-,
ouderen- en vrijwilligersbeleid te realiseren.
Beleidsplan Wmo 2015 39
Informele zorg
In Borne bieden diverse organisaties mantelzorgondersteuning en vrijwilligerszorg, zoals:
• Stichting Informele Zorg Twente
De Stichting Informele Zorg Twente (SIZT) is actief in 10 Twentse gemeenten en biedt ondersteuning aan
mantelzorgers en verzorgt het inzetten van vrijwilligers in zorgsituaties. De organisatie wil overbelasting van
mantelzorgers voorkomen en er voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk de regie in eigen hand kunnen
houden, zodat een beroep op formele zorg wordt voorkomen.
• Raad van Kerken Borne Hertme Zenderen
De Raad van Kerken Borne Hertme Zenderen bevordert vanuit een christelijke inspiratie de samenwerking
en het streven naar eenheid tussen de kerken alsmede de dienst van de kerken gezamenlijk aan de samenleving. In de kerkgemeenschappen wordt ondersteuning geboden in de vorm van geestelijke begeleiding in
alle levensfasen. Op deze wijze wordt in kerkgemeenschappen nauw omgezien naar elkaar, een vorm van
noaberschap.
• Stichting Noodopvang Dakloze Asielzoekers
De Stichting Noodopvang Dakloze Asielzoekers ondersteunt asielzoekers in Borne en bestaat volledig uit
vrijwilligers.
• Voedselbank Midden Twente
De Voedselbank Midden Twente is er voor mensen uit Hengelo, Borne en Hof van Twente die om uiteenlopende redenen zodanig in (financiële) problemen zijn geraakt, dat zij geen of onvoldoende geld hebben om
voedsel te kopen.
• Zonnebloem afdeling Borne
Stichting De Zonnebloem richt zich op langdurig lichamelijk zieken, lichamelijk beperkten en hulpbehoevende ouderen. De Zonnebloem organiseert verschillende activiteiten, waaronder dagtochten en aangepaste
vakanties. Het doel is voorkomen dat deze mensen in een sociaal isolement terechtkomen.
• Rode Kruis Borne
Het Rode Kruis heeft als doel het voorkomen en verzachten van menselijk lijden, het beschermen van leven
en gezondheid en het waarborgen van respect voor de mens, met bijzondere aandacht voor kwetsbare
burgers. Door de inzet van vrijwilligers en door lokale aanwezigheid bij diverse activiteiten levert het Rode
Kruis een bijdrage aan lokale gemeenschappen. Het Rode Kruis levert eerste hulp, noodhulp en sociale
hulp.
40
Beleidsplan Wmo 2015
• Stichting De Klup Twente
Stichting De Klup Twente ondersteunt mensen met beperkingen bij het stimuleren in hun zelfredzaamheid,
het verminderen van eenzaamheid en het vergroten van participatie. Deze organisatie streeft er naar dat
mensen met een beperking beschikken over voldoende vrijetijdsmogelijkheden.
• Stichting Leendert Vriel Hengelo, Borne e.o.
De Stichting Leendert Vriel verzorgt waak- en oppasdiensten bij ernstig zieke mensen thuis in hun laatste levensfase. Deze hulp wordt overdag en ’s nachts geboden door geschoolde vrijwilligers en is ondersteunend
en aanvullend op zorg van familie en kennissen, waardoor de zorg voor de patiënt hen lichter valt.
De stichting wil ernstig zieke mensen daarmee de mogelijkheid bieden thuis te sterven.
Beleidsplan Wmo 2015 41
Bijlage 4
Achtergronddocumentatie
• VWS, wettekst Wmo 2015 (juli 2014).
• Gemeente Borne (juni 2013), Strategische uitgangspunten Wmo en gezondheid 2013-2016.
• Gemeente Borne (2013), De maatschappelijke veiligheidsagenda van de gemeente Borne 2013-2016 en
de jaarlijkse actieplannen hierbij.
• Gemeente Borne (2007), Nota mantelzorg en mantelzorgondersteuning 2008-2011.
• Gemeente Borne (2011), Nota vrijwilligers maken het verschil 2012-2015.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Gemeente Borne (maart 2014), de sportnota Borne Beweegt! 2014-2017.
Gemeente Borne, de Cultuurnota en Recreatie & Toerisme 2009-2012.
Gemeente Borne (juni 2014), Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning.
Regio Twente (juni 2013), de regionale gezondheidsnota Vitale coalities; betere gezondheid, meer participatie.
Regio Twente: Samen14 (2012), Visie- en keuzenota maatschappelijke ondersteuning in Twente.
Regio Twente: Samen14 (2014), Actieplan 2014.
Regio Twente: Samen14 (maart 2014), Advies positionering regionale jeugdhulptaken in Twente.
Regio Twente: Samen14 (2014), Decentralisatie van AWBZ-functies naar de Wmo: een kwestie van slim
samenwerken.
Regio Twente: Samen14 (2014), Kaderstelling regionale samenwerking AWBZ/Wmo.
Regio Twente: Samen14, werkgroep inkoop (2014), Positie kiezen in het sociaal domein.
Regio Twente: Samen14 (april 2014), Strategisch Inkoopdocument.
Transitiebureau Wmo (2011), Begrippenboek Begeleiding in de AWBZ.
Transitiebureau Wmo (maart 2014), Informatiekaart Overgangsregime AWBZ-cliënten.
Transitiebureau Wmo (maart 2014), Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding.
Transitiebureau Wmo (maart 2014),Handreiking Cliëntondersteuning in het gemeentelijk sociaal domein vanaf 2015.
Transitiebureau Wmo (maart 2014), Handreiking gemeentelijk maatwerk voor personen met een chronische ziekte en/of beperking.
Transitiebureau Wmo (medio april 2014), Handreiking Zicht op cijfers, toelichting op de AWBZ beleidsinformatie van CAK en CIZ.
Vektis (juli 2014), Beleidsinformatie Wmo van gemeenten.