historisch onderzoek explosieven waterberging

Projectnummer:
0214GPR4293
Onderzoekslocatie: project Waterberging sportpark Fijnaart
Inhoudsopgave
Lijst van bijlagen ................................................................................................... 3
1
Het onderzoek ................................................................................................. 4
1.1 Achtergrond ............................................................................................... 4
1.2 Projectdoel ................................................................................................ 4
1.3 Praktijkgericht gebruiken rapportage ............................................................ 5
2
Het onderzoeksgebied ...................................................................................... 6
2.1 Gegevens onderzoekslocatie ........................................................................ 6
2.2 Informatie van opdrachtgever ...................................................................... 6
3
Fase 1: Inventarisatie van het bronnenmateriaal ................................................. 7
3.1 Literatuurstudie.......................................................................................... 7
3.2 Archiefonderzoek ........................................................................................ 7
3.2.1 Gemeentearchief .................................................................................. 8
3.2.2 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie ........................................ 8
3.2.3 Nederlands Instituut voor Militaire Historie ............................................... 8
3.2.4 Nationaal Archief Den Haag .................................................................... 8
3.2.5 Archief van de MMOD ............................................................................ 9
3.2.6 Archief van de EODD ............................................................................. 9
3.2.7 Overige Nederlandse archieven............................................................... 9
3.2.8 Buitenlandse archieven .......................................................................... 9
3.2.9 Informatie van internet.........................................................................10
3.3 Luchtfoto interpretatie ...............................................................................10
3.4 Samenvatting en conclusie van inventarisatiefase en advies ...........................11
3.4.1 Samenvatting van de inventarisatie .......................................................11
3.4.2 Conclusie van de inventarisatie ..............................................................12
4
Fase 2: Analyse bronnenmateriaal ....................................................................13
4.1 Analyse bronnenmateriaal – onverdachte gebieden ........................................13
4.2 Uitgebreide analyse bronnenmateriaal – verdachte gebieden ..........................14
5
Fase 3: Risicoanalyse (geplande) werkzaamheden ..............................................17
5.1 Geplande werkzaamheden ..........................................................................17
5.2 Locatiespecifieke omstandigheden ...............................................................17
5.3 Afbakening opsporingsgebied ......................................................................17
5.4 Risicoanalyse en advies ..............................................................................18
6
Conclusie .......................................................................................................19
7
Aanbevelingen met betrekking tot de geplande werkzaamheden ...........................20
8
T&A en kwaliteit..............................................................................................21
T&A Survey
Pagina 2 van 56
Lijst van bijlagen
Bijlage 1
Overzichtskaart onderzoeksgebied en (on)verdachte gebied
Bijlage 2
Overzichtslijst gebruikte literatuur en uitwerking resultaten
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Overzicht archiefbezoek
Overzichtslijst gemeentearchief en uitwerking resultaten
Overzicht archief NIOD en uitwerking resultaten
Overzicht archief NIMH en uitwerking resultaten
Overzicht Nationaal Archief Den Haag en uitwerking resultaten
Overzicht archief MMOD en uitwerking resultaten
Overzicht archief van de EODD en uitwerking resultaten
Overzicht overige Nederlandse archieven en uitwerking resultaten
Overzicht buitenlandse archieven en uitwerking resultaten
3a
3b
3c
3d
3e
3f
3g
3h
3i
Bijlage 4
Overzicht gebruikte websites en uitwerking resultaten
Bijlage 5
Overzicht gebruikte luchtfoto’s en uitwerking resultaten
Bijlage 6
Overzichtskaart probleeminventarisatie
Bijlage 7
Algemene evaluatie van de risico’s van explosieven
Bijlage 8
Wetgeving en subsidiemogelijkheden voor explosievenonderzoek
Bijlage 9
Procedure risicoanalyse
Bijlage 10
WSCS-OCE richtlijnen horizontale afbakening verdacht gebied
Bijlage 11
Beoordeling van de betrouwbaarheid van bronnen
Bijlage 12
Distributielijst
T&A Survey
Pagina 3 van 56
1
Het onderzoek
Waterschap Brabantse Delta (“opdrachtgever”) heeft T&A Survey (“T&A”) op 12 maart
2014 schriftelijk opdracht verleend voor het uitvoeren van het historisch vooronderzoek
naar de aanwezigheid van conventionele explosieven (verder “explosieven”) ter plaatse
van project Waterberging sportpark Fijnaart.
1.1
Achtergrond
Verstrekte informatie door opdrachtgever
 E-mail d.d. 04 maart 2014
Geplande werkzaamheden
Waterschap Brabantse Delta wil een waterberging graven nabij het sportpark van Fijnaart. Hiervoor worden de taluds van de watergang vergraven en worden er drasbermen
aangelegd. Wanneer de waterstand in de watergang stijgt, is er zodoende meer ruimte
voor water beschikbaar, waardoor de waterstand minder hoog zal stijgen dan voorheen.
Het mogelijk voorkomen van explosieven in de ondergrond houdt over het algemeen in
Nederland verband met oorlogshandelingen gedurende de Tweede Wereldoorlog
(“WOII”). Voorbeelden hiervan zijn bombardementen (zowel geallieerde als Duitse),
gevechten (meidagen 1940, bevrijding 1944-1945), verdedigingswerken (mijnenvelden)
en dumpingen (verborgen voor vijand, achterlaten van munitie bij overgave of
terugtrekking). Aangezien eventueel aanwezige niet gesprongen explosieven een risico
vormen voor de uit te voeren werkzaamheden, is het van belang dat de kans op het
aantreffen van explosieven in het onderzoeksgebied onderzocht wordt.
1.2
Projectdoel
Doel van het historisch vooronderzoek is het vaststellen van de risico’s van de
aanwezigheid van explosieven in de bodem van het onderzoeksgebied op basis van
verzameld en geanalyseerd (historisch) feitenmateriaal.
Een
volledig
vooronderzoek
bestaat
overeenkomstig
het
Werkveldspecifiek
certificatieschema voor het systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven
(WSCS-OCE) uit twee fasen:
1. Inventarisatie van bronnenmateriaal (hoofdstuk 3 en bijlagen 2 t/m 7)
2. Analyseren van bronnenmateriaal (hoofdstuk 4)
De inventarisatie van het bronnenmateriaal betreft het verzamelen van historisch
feitenmateriaal. Voordat de inventarisatie van start kan gaan, dient het
onderzoeksgebied eerst duidelijk omschreven te zijn.
De analyse betreft het analyseren van het aangetroffen feitenmateriaal. Op basis van de
analyse kan worden vastgesteld of het onderzoeksgebied onverdacht of (deels) verdacht
is. Als het gebied (deels) verdacht is, zullen soort, aantal en de verschijningsvorm van
mogelijke explosieven worden vastgesteld. Daarnaast wordt het verdachte gebied
horizontaal en verticaal afgebakend.
Na de inventarisatie en analyse van het bronnenmateriaal wordt het opsporingsgebied
afgebakend, vindt er een risicoanalyse plaats en wordt er een aanbeveling gedaan met
betrekking tot de geplande werkzaamheden (hoofdstuk 5).
T&A Survey
Pagina 4 van 56
Deze rapportage is uitgevoerd conform de richtlijnen van de WSCS-OCE. Om aan de
WSCS-OCE te kunnen voldoen dienen alle, volgens de richtlijnen van de WSCS-OCE,
verplichte bronnen geraadpleegd te worden. In onderstaande tabel zijn de verplichte en
tevens aanvullende bronnen opgenomen. Hierin is aangegeven welke bronnen door T&A
geraadpleegd zijn.
Bron
Literatuur
Gemeentelijk en/of provinciaal archief
Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
Explosieven Opruimings Dienst Defensie
Luchtfotocollectie Bibliotheek Wageningen
Luchtfotocollectie Topografische Dienst (Zwolle)
Luchtfotocollectie
The
Aerial
Reconnaissance
Archives
The National Archives (Londen)
Bundesarchiv-Militararchiv (Freiburg)
The National Archives (wachington DC)
Getuigen
1.3
Raadplegen
Verplicht
Aanvullend
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
Geraadpleegd door T&A
√
√
√
√
√
√
√
√
√
Praktijkgericht gebruiken rapportage
Via de kaart in bijlage 1 kan bekeken worden of het gebied verdacht is op de mogelijke
aanwezigheid van niet gesprongen conventionele explosieven. Dit is herkenbaar aan een
rode of roze arcering, waarbij roze staat voor een gebied waarvan bekend is dat de
bovenlaag naoorlogs geroerd is.
Verdacht
Indien er sprake is van een verdacht gebied kan in hoofdstuk 7 worden teruggevonden
welke consequenties dit heeft voor de geplande werkzaamheden. Nadere toelichtingen
hiervoor kunnen in hoofdstuk 5 worden gevonden.
In hoofdstuk 6 kan worden teruggevonden, tot welke diepte en op welk soort explosieven
het gebied verdacht is. In §4.2 is de onderbouwing van deze verdachte gebieden terug te
vinden en aan de hand van de vermelde markeringsnummers kunnen desgewenst
vervolgens de achterliggende feiten worden achterhaald, waarop het gebied verdacht is
verklaard. Deze achterliggende feiten zijn weer te herleiden tot de individuele archiefstukken.
Onverdacht
Indien het gehele onderzoeksgebied onverdacht is dan vervallen de hoofdstukken 4.2, 5,
6 en 7 in de bovenstaande vorm. In hoofdstuk 5 staat dan de conclusie.
Een onverdacht gebied is herkenbaar met een groene arcering. Binnen onverdacht
gebied kunnen de werkzaamheden regulier worden uitgevoerd.
T&A Survey
Pagina 5 van 56
2
Het onderzoeksgebied
2.1
Gegevens onderzoekslocatie
Geografische ligging en grootte
De onderzoekslocatie betreft een locatie parallel aan de Beukenlaan. Het onderzoeksgebied heeft een lengte van circa 400 meter en een breedte van circa 70 meter. In bijlage
1 staat het onderzoeksgebied weergegeven.
De onderzoekslocatie valt binnen de volgende gemeente: Moerdijk
Bodemopbouw
Voor gegevens over de bodemopbouw is de website van Dinoloket geraadpleegd.
Boring(B)
Sondering (S)
B42H0922
RD coördinaten
Bodemopbouw
91040, 406300
B42H0927
91240, 406500
S43H00187
S43H00281
91125, 406115
90546, 406538
Eerste laag van 0.05 m – 0.60 m-mv is klei/kleiig. Gevolgd door zand
tot op een diepte van 2.10 m-mv. Daarna volgt klei tot op 3.30 m-mv.
Eerste laag van 0.30 m-mv bestaat uit klei, gevolgd door een eerst
laag zand tot op 3.20 m-mv en dan klei-laag van 0.70 m. Voorts van
3.90 tot 5.80 m-mv veen.
De 10 MPa-laag ligt op 6.50 m-NAP. Maaiveld ligt op 0.25+NAP
De 10 MPa-laag ligt op 17.4 m-mv.
2.2
Informatie van opdrachtgever
Opdrachtgever heeft onderstaande informatie geleverd aan T&A.
Kaartmateriaal
Opdrachtgever heeft T&A een digitale topografische kaart met RD-coördinaten ter beschikking gesteld. Hierop staat het onderzoeksgebied aangegeven.
Aanwezige informatie over de bodemgesteldheid
Opdrachtgever had informatie beschikbaar over de bodemopbouw in het onderzoeksgebied. In §2.1 is deze informatie verwerkt.
Naoorlogse werkzaamheden
Opdrachtgever had geen informatie beschikbaar
het onderzoeksgebied. Op de internetsite van
schreven dat het voetbalvelden complex tussen
nummer 4193-011). Het nieuwe complex ligt op
ke locatie van voetbalvelden.
T&A Survey
over naoorlogse werkzaamheden binnen
de naastgelegen voetbalclub staat be1999 en 2001 gebouwd is (markeringseen andere locatie dan de oorspronkelij-
Pagina 6 van 56
3
Fase 1: Inventarisatie van het bronnenmateriaal
Met behulp van de geraadpleegde literatuur en archiefstukken is een overzicht opgesteld
van oorlogshandelingen tijdens WOII in de omgeving van het onderzoeksgebied. Elke
oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer en weergegeven in de
inventarisatiekaart in bijlage 6 (inclusief markeringsnummer). Aan hand van
aangetroffen feiten is bepaald welke van de in de archieven beschikbare luchtfoto’s een
toegevoegde waarde zouden kunnen hebben voor de conclusies en afbakening van
(on)verdachte gebieden. In de volgende paragrafen is een algemene toelichting gegeven
voor de bronnen die geraadpleegd (kunnen) worden voor historisch vooronderzoek. De
voor onderhavig onderzoek geraadpleegde bronnen staan in de bijlagen vermeld met
daarbij de uitwerking van de resultaten van het onderzoek – in onderstaande paragrafen
wordt naar de bijbehorende bijlage verwezen. De bronnen zijn beoordeeld op
betrouwbaarheid conform bijlage 11.
3.1
Literatuurstudie
De eerste stap in een historisch vooronderzoek is in de regel het raadplegen van de
literatuur. Middels een literatuurstudie is een beeld te verkrijgen van algemene oorlogshandelingen van een gebied, meestal met data van deze gebeurtenissen en soms met
zeer relevante details die niet in andere bronnen te vinden zijn. Op basis van de literatuur kan daarmee een algemeen overzicht worden opgesteld met data van gebeurtenissen, op basis waarvan gericht gezocht kan worden in diverse nationale en internationale
archiefinstellingen.
Voor de literatuurstudie bestaat een aantal standaardwerken dat geraadpleegd wordt,
aangevuld met regionale en plaatselijke literatuur. Deze literatuur is deels in bezit van
T&A en wordt aangevuld met literatuur uit de Koninklijke Bibliotheek (“KB”), het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (“NIOD”), het gemeentearchief en/of plaatselijke bibliotheken en historische verenigingen. De geraadpleegde literatuur en uitwerking
van de aangetroffen relevante feiten is in bijlage 2 terug te vinden.
3.2
Archiefonderzoek
De meest belangrijke bronnen van informatie voor een historisch vooronderzoek zijn in
de regel de (archief)stukken die gebeurtenissen hebben vastgelegd tijdens en vlak nadat
ze plaatsvonden. Dit zijn ondermeer processen-verbaal en dagrapporten, die binnen
enkele dagen na de gebeurtenis zijn opgesteld en omschrijven wat er heeft plaatsgevonden, foto’s die een gebeurtenis of de resultaten ervan vastleggen en militaire verslagen
waarin plannen, uitvoering, resultaten en gebruikte explosieven zijn vastgelegd. Archiefstukken hebben in de regel de meeste accurate en betrouwbare gegevens die voor een
onderzoek gebruikt kunnen worden, omdat het meestal primaire bronnen betreft die de
informatie hebben vastgelegd korte tijd nadat een gebeurtenis plaatsvond.
Archiefstukken liggen in verschillende archieven verspreid door het land en in enkele
buitenlandse archiefinstellingen. Aan hand van de richtlijnen in de WSCS-OCE en door de
onderzoeker is bepaald welke archieven geraadpleegd dienden te worden voor het
onderzoek en of de aangetroffen informatie relevant is of niet. Per archief is een inventarisatie opgemaakt van de dossiers waarin relevante informatie verwacht mag worden.
Deze dossiers zijn ingezien en de inhoud is beoordeeld op relevantie. Een stuk is niet
relevant indien het geen indicaties of contra-indicaties voor de mogelijke aanwezigheid
van explosieven in het onderzoeksgebied of de directe nabijheid ervan bevat. De relevante stukken zijn verder uitgewerkt en geanalyseerd. De inventarisatie van geraadpleegde
archieven, inventarissen en de uitwerking van de relevante informatie is terug te vinden
in de bijlagen 3a tot en met 3i.
T&A Survey
Pagina 7 van 56
3.2.1 Gemeentearchief
Archiefstukken uit gemeentearchieven bevatten in de regel de meest gedetailleerde en
betrouwbare informatie voor oorlogshandelingen in de gemeente, getroffen locaties,
afhandelingen betreffen het zoeken en/of ruimen van explosieven en naoorlogse werkzaamheden. Archiefstukken van gemeentes zijn terug te vinden in een lokaal gemeentearchief en/of in regionale archieven. Bij het raadplegen van het gemeentearchief worden
conform de WSCS-OCE ten minste stukken van de luchtbeschermingsdienst, de stukken
over aangetroffen/geruimde CE en oorlogsschaderapporten geraadpleegd. Tevens is bij
de gemeente nagevraagd of er in het verleden reeds onderzoeken zijn uitgevoerd naar
de aanwezigheid van explosieven.
De resultaten van het onderzoek in het gemeentearchief zijn uitgewerkt in bijlage 3b.
3.2.2 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (“NIOD”) is een kennis- en informatiecentrum over oorlog en bevat diverse (dag)boeken en archiefstukken over WOII.
Hiertoe behoren ondermeer:


Collectie Departement van Justitie
Collectie Generalkommissatiat für das Sicherheitswesen - Höhere SS- und Polizeiführer Nord-West
Beide collecties zijn geraadpleegd voor dit onderzoek.
De uitwerking hiervan is terug te vinden in bijlage 3c.
3.2.3 Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (“NIMH”) is een gespecialiseerd kennisen onderzoekscentrum op het gebied van de Nederlandse militaire geschiedenis en
beschikt onder andere over de volgende collecties:


Collectie 409 “Gevechtsverslagen en rapporten mei 1940”
Collectie 575 “Duitse verdedigingswerken in Nederland en rapporten van het Bureau Inlichtingen te Londen (1940-1945)”
Waar noodzakelijk zijn collectie 409 en/of collectie 575 geraadpleegd voor dit onderzoek.
De uitwerking hiervan is terug te vinden in bijlage 3d.
3.2.4 Nationaal Archief Den Haag
In het Nationaal Archief van Den Haag is een onder toegang 2.04.53.15 – “Binnenlandse
Zaken” een collectie berichten beschikbaar van gemeentes gericht aan Rijksinspectie
Luchtbescherming te Den Haag. Dit zijn meldingen van de gemeentes en provincies
betreffende gebeurtenissen waarbij voorwerpen vanuit de lucht in de gemeente terecht
zijn gekomen, vliegtuigbeschietingen en bombardementen. De stukken betreffen voornamelijk de periode 1940-1943. Deze stukken voegen weinig tot niets toe aan de processen-verbaal van de Luchtbeschermingsdienst van de gemeentes zelf, maar wanneer die
stukken verloren zijn gegaan, zijn de stukken uit het Nationaal Archief een waardevolle
bron van informatie.
De resultaten van het onderzoek in het Nationaal Archief zijn uitgewerkt in bijlage 3e.
T&A Survey
Pagina 8 van 56
3.2.5 Archief van de MMOD
In de periode van 1945-1972 werden de munitieruimingen uitgevoerd door verschillende
instanties, die de ruiminggegevens zelf bijhielden. De gegevens, indien nog voorhanden,
zijn nooit centraal gearchiveerd en ontsloten. Een klein deel bevindt zich in het Archief
Mijn- en Munitie Opruimings Dienst (“MMOD”) van het Semistatisch archief van het
Ministerie van Defensie te Rijswijk, waarin de ruimingen in de periode 1945-1947 zijn
ontsloten. Soms worden in andere archieven ook ruiminggegevens aangetroffen, maar
het overgrote deel van deze gegevens is niet meer te achterhalen. Daarom bestaat er
een hiaat in de informatie over munitieruimingen voor de periode 1947-1972.
De resultaten van het onderzoek in de stukken van de MMOD zijn uitgewerkt in bijlage
3f.
3.2.6 Archief van de EODD
Vanaf de jaren zeventig heeft de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (“EODD”) de
ruimingen van explosieven uitgevoerd, gerapporteerd en gearchiveerd. Deze munitie
opruimingsrapporten (“MORA’s”) van de EODD zijn de belangrijkste bron van informatie
voor het achterhalen van munitieruimingen vanaf 1972. Tevens beschikt de EODD over
mijnenkaarten, waarin de bekende geregistreerde mijnenvelden zijn opgenomen met
bijbehorende rapportages betreffende de ruimingen van deze velden.
Zowel de MORA’s als de mijnenkaarten zijn geraadpleegd. In bijlage 3g zijn de resultaten
uitgewerkt.
3.2.7 Overige Nederlandse archieven
Overige Nederlandse archieven
Naast de reeds vermelde archiefinstellingen, zijn er nog andere uiteenlopende archiefinstellingen in Nederland die relevante informatie voor historisch vooronderzoek (kunnen)
bevatten. Dit betreft vaak kleinere archieven van bijvoorbeeld locale musea, heemkundige en geschiedkundige kringen en soms zelfs privé archieven.
Getuigenverklaringen
Interviews met ooggetuigen die informatie hebben over de eventuele aanwezigheid van
neergestorte vliegtuigen, afgeworpen bommen en andere gevechtshandelingen binnen
het gebied, kan veel bruikbare informatie opleveren. Ruim 65 jaar na dato is het aantal
ooggetuigen echter zeer beperkt en bovendien waren deze mensen ten tijde van WOII
vaak erg jong. Ooggetuigen verklaring hebben daarom niet altijd een toegevoegde
waarde.
In bijlage 3h zijn de resultaten van getuigenverklaringen en deze archieven uitgewerkt.
3.2.8 Buitenlandse archieven
In het buitenland zijn diverse archieven met uitgebreide informatie over WOII. Deze
bevatten archiefstukken, boeken en foto’s van oorlogshandelingen gemaakt of
buitgemaakt door de troepen van het land waar het betreffende archief staat. Aangezien
eenheden van diverse nationaliteiten op Nederlands grondgebied hebben gevochten,
bevatten deze archieven vaak informatie over het voorkomen van explosieven in
Nederland.
T&A Survey
Pagina 9 van 56
The National Archives te Londen
The National Archives te Londen is het officiële archief van Groot-Brittannië, met informatie over de Britse geschiedenis tot meer dan 1.000 jaar geleden. Hier zijn ondermeer
Flight Reports te vinden met informatie over luchtaanvallen van de RAF tijdens WOII.
The National Archives te College Park (VS)
The National Archives te College Park is het officiële archief van de Verenigde Staten.
Hier zijn o.a. vluchtgegevens van luchtaanvallen en (lucht)foto’s van WOII te vinden.
Bundesarchiv-Militärarchiv te Freiburg
Het Bundesarchiv-Militärarchiv te Freiburg bevat de informatie van de Duitse militaire
geschiedenis vanaf 1867.
De resultaten van onderzoeken in de buitenlandse archieven zijn uitgewerkt in bijlage 3i.
3.2.9 Informatie van internet
Tegenwoordig is ook internet een goede bron voor informatie, ook voor historisch vooronderzoek. Hoewel op internet informatie staat waarvan de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid in twijfel getrokken kunnen worden, zijn er tegenwoordig ook veel archiefinstellingen die foto’s, archiefstukken, dagboeken en meer gedigitaliseerd materiaal
beschikbaar hebben gesteld via hun website. Daarnaast is er informatie te vinden van
amateur historici, krantenberichten van de afgelopen decennia, contactgegevens van
mogelijke getuigen en locatiedeskundigen en meer.
De resultaten van de informatie van internet zijn uitgewerkt in bijlage 4.
3.3
Luchtfoto interpretatie
In WOII zijn door de geallieerden diverse fotoverkenningsvluchten boven Nederland
uitgevoerd. Deze luchtfoto’s zijn grotendeels terug te vinden in de Speciale Collecties van
de bibliotheek van Wageningen UR (“Wag”) en bij het Kadaster in Zwolle (“Zwolle”). Ook
de luchtfotocollectie van de Royal Commission on the Ancient and Historical Monuments
of Scotland te Edinburgh (“ACIU/JARIC”) en the National Archives te College Park
(“NARA”) hebben (een grote hoeveelheid) luchtfoto’s van Nederland beschikbaar. The
National Archives te Londen (“NAL”), de National Air Photo Library Ottawa (“Canada”),
het Bundesarchiv/Militärarchiv te Freiburg (“BAF”) en het spoorwegmuseum te Utrecht
(“SMU”) beschikken over een aantal luchtfoto’s van Nederland. De archiefinstellingen in
Nederland en de BAF zijn door T&A geraadpleegd. Waar nodig zijn de overige archieven
geraadpleegd middels de Luftbilddatenbank te Würzburg (“LBDB”), die een volledige
inventarisatie van deze archieven – m.u.v. de BAF en de SMU – beschikbaar heeft.
Luchtfoto’s worden geselecteerd op kwaliteit en datum van opname. Vervolgens worden
ze door deskundigen met ervaring in de interpretatie van luchtfoto’s uit het tijdvak 19401945 onafhankelijk van elkaar geïnterpreteerd. Eén van deze deskundigen doet dit met
de kennis van informatie uit het overige bronnenmateriaal, de andere zonder deze
aanvullende kennis. Verschillen in interpretatie worden besproken en herbeoordeeld.
De resultaten van de luchtfoto-interpretatie zijn uitgewerkt in bijlage 5.
Vergelijking van de luchtfoto’s met de huidige situatie
Door de luchtfoto’s uit 1940-1945 te vergelijken met recente luchtfoto’s en
satellietbeelden, kan een goed beeld verkregen worden van de naoorlogse
ontwikkelingen in het gebied. Aanvullend zijn diverse topografische kaarten van de
afgelopen 70 jaar (waaronder uit de Grote Atlas van Nederland 1930-1950 en
www.watwaswaar.nl) met elkaar en de luchtfoto’s vergeleken.
De resultaten van de vergelijking van de luchtfoto’s zijn uitgewerkt in bijlage 5.
T&A Survey
Pagina 10 van 56
3.4
Samenvatting en conclusie van inventarisatiefase en advies
De aangetroffen feiten zijn weergegeven in bijlagen. Op basis van de inventarisatie van
het historisch feitenmateriaal kan de volgende samenvatting van de relevante
gebeurtenissen in en nabij het onderzoeksgebied worden opgesteld:
3.4.1 Samenvatting van de inventarisatie
Literatuuronderzoek
1.
Tijdens de bevrijdingsgevechten van 1944/45 hebben in en bij het onderzoeksgebied beschietingen plaatsgevonden en troepenverplaatsingen;
2.
Bij Fijnaart zijn (brand)bommen neergekomen, waarbij geen exacte locatie genoemd is;
3.
Bij Fijnaart zijn meerdere V1’s terechtgekomen, maar uit de beschikbare informatie blijkt dat daarbij geen enkele in het onderzoeksgebied terecht gekomen is;
Gemeentearchief
4.
In het gemeentearchief van Fijnaart werd melding gemaakt van de beschietingen
en meerdere naoorlogse vondsten van explosieven en mijnenvelden. De exacte
locaties werden niet gemeld;
Archief NIOD
5.
Het NIOD meldt dat er 3 bommen terechtkwamen bij in een akkerland bij Fijnaart
in 1941. Geen exacte locatie bekend;
Archief NIMH
6.
In het NIMH is geen feitenmateriaal aangetroffen dat duidt op de mogelijke
aanwezigheid van explosieven binnen het onderzoeksgebied;
Nationaal Archief Den Haag
7.
In het Nationaal Archief Den Haag is geen feitenmateriaal aangetroffen dat duidt
op de mogelijke aanwezigheid van explosieven binnen het onderzoeksgebied;
Archief van de MMOD
8.
In het archief van de MMOD zijn geen stukken aangetroffen met betrekking tot
het onderzoeksgebied. Er werd wel melding gemaakt van nog achtergebleven explosieven, zonder exacte locatie aanduiding;
Archief van de EODD
9.
Er zijn door de EODD explosieven geruimd nabij het onderzoeksgebied
10. Er hebben geen mijnenvelden gelegen in het onderzoeksgebied;
Buitenlandse archieven
11. In de National Archives is geen feitenmateriaal aangetroffen dat duidt op de
mogelijke aanwezigheid van explosieven binnen de onderzoeksgebieden;
Internet
12. Op het internet is informatie aangetroffen, waaruit op te maken valt dat er diverse
V1’s terecht gekomen zijn in Fijnaart. De exacte locaties zijn niet altijd duidelijk;
13. Fijnaart werd getroffen door de watersnoodramp van 1953
Interpretatie van de luchtfoto’s van 1940-1945
14. Op luchtfoto van 4 november 1944 is een grote hoeveelheid aan artillerie inslagen
binnen en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied zichtbaar;
Vergelijking van de luchtfoto’s met de huidige situatie
15. Uit de luchtfoto’s blijkt dat het gehele onderzoeksgebied in 1944 akkers en
T&A Survey
Pagina 11 van 56
landbouwgronden betrof en nog ver buiten de bebouwde kom van Fijnaart lag.
Tegenwoordig is het gebied een onbebouwd grasland met bomen gelegen tussen
de rand van de bebouwing en een sportveldencomplex.
3.4.2 Conclusie van de inventarisatie
Het historisch feitenmateriaal afkomstig van de inventarisatie doet de aanwezigheid van
explosieven vermoeden.
Het onderzoeksgebied is daarmee mogelijk (deels) verdacht gebied. In het volgende
hoofdstuk wordt het bronnenmateriaal verder geanalyseerd om het verdachte gebied af
te bakenen en soort, hoeveelheid en verschijningsvorm van de vermoede explosieven te
bepalen.
T&A Survey
Pagina 12 van 56
4
Fase 2: Analyse bronnenmateriaal
In deze fase wordt het historisch feitenmateriaal afkomstig van de inventarisatiefase
gedetailleerd geanalyseerd. Op basis hiervan wordt vastgesteld of er sprake is van de
vermoedelijke aanwezigheid van explosieven. Een belangrijk aspect van deze analyse is
het beoordelen van de betrouwbaarheid van de bronnen. In bijlage 11 zijn de richtlijnen
weergegeven die T&A hanteert bij het beoordelen van deze betrouwbaarheid. Waar de
beoordeling van een bron afwijkt van deze richtlijn of anderzijds een nadere toelichting
noodzakelijk wordt geacht, zal deze in onderstaande analyse beschreven worden.
Als na de analyse van het bronnenmateriaal geen feiten duiden op de vermoedelijke
aanwezigheid van explosieven, wordt de conclusie onverdacht getrokken. Als er sprake is
van de vermoedelijke aanwezigheid van explosieven, wordt de conclusie (deels) verdacht
getrokken. In dit geval wordt aangeraden om een uitgebreide analyse uit te laten voeren.
4.1
Analyse bronnenmateriaal – onverdachte gebieden
De volgende feiten hebben na analyse niet geleid tot een verdacht gebied binnen het
onderzoeksgebied en zijn daarom niet meegenomen in de uitgebreide analyse in §4.2:
Vliegtuigcrash
Uit markeringsnummer 4293-009 kan opgemaakt worden dat op 17 september 1944 een
Horsa zweefvliegtuig is neergestort bij de Nieuwe Molen te Fijnaart. Deze is niet zichtbaar
op luchtfoto’s en niet uit andere bronnen te verifiëren. Er kan gesteld worden dat er geen
wrakresten van dit toestel binnen het onderzoeksgebied terecht gekomen zijn.
Bombardementen rond Fijnaart
Uit markeringsnummers 4293-001 en -007 kan opgemaakt worden dat er meerdere
(brand)bom treffers werden gemeld binnen de kom van Fijnaart. Er zijn geen andere
bronnen die de voorvallen bevestigen en exacte locaties van waar de bommen
terechtkwamen zijn er niet. Er is dus geen nauwkeurige informatie beschikbaar waarop
een deel van het onderzoeksgebied als verdacht kan worden aangemerkt op basis van
deze informatie.
V1’s
Uit markeringsnummers 4293-004 en -005 kan opgemaakt worden dat er meerdere V1raketten in en rond Fijnaart terecht gekomen zijn. Niets wijst uit dat er één of meer in
het onderzoeksgebied terechtgekomen zijn. Er is dus geen nauwkeurige informatie
beschikbaar waarop een deel van het onderzoeksgebied als verdacht kan worden
aangemerkt op deze explosieven.
T&A Survey
Pagina 13 van 56
4.2
Uitgebreide analyse bronnenmateriaal – verdachte gebieden
Voor de verdachte delen van het onderzoeksgebied is de analyse aangevuld met:



het horizontaal en verticaal vaststellen en afbakenen van het verdachte gebied
het vaststellen van de hoofdsoort, kaliber, nationaliteit en verschijningsvorm van
vermoede explosieven
het vaststellen van de subsoort, type ontsteker(s) en aantal van vermoede afwerpmunitie
In het geval dat grondroerende werkzaamheden binnen het verdachte gebied gepland
zijn, is het raadzaam een risicoanalyse te laten uitvoeren, die resulteert in een advies
over hoe om te gaan met de risico’s van de vermoede explosieven bij de geplande
werkzaamheden en toekomstig grondgebruik.
Op basis van de inventarisatie en analyse van het bronnenmateriaal, is onderscheid
gemaakt in verschillende deelgebieden:
Deelgebied 1: Uit de literatuur, het gemeentearchief, (markeringsnummers 4293-002, 003, 006, -010 en 3990-018 en -019), de Mora’s en markeringen van de luchtfoto
interpretaties valt op te maken dat Fijnaart te maken heeft gehad met langdurige
artilleriebeschietingen tijdens de geallieerde opmars. Voorts werden er meerdere
naoorlogse meldingen gedaan van munitievondsten rond en nabij het onderzoeksgebied.
Uit de ruimingen door de EODD blijkt dat het minimale kaliber geschutsmunitie dat in het
onderzoeksgebied verwacht mag worden 8.8 cm is.
Horizontale afbakening
Op basis van de resultaten van de inventarisatie (waaronder de overzichtskaart in bijlage
6) en de richtlijnen hiervoor in het WSCS-OCE (zie bijlage 10) is het verdachte gebied
horizontaal afgebakend. Deze afbakening is weergeven in onderstaande tabel en de kaart
in bijlage 1.
Deelgebieden
Beschrijving horizontale afbakening verdachte gebied
Deelgebied 1
Het gehele onderzoeksgebied
Soort, kaliber, nationaliteit en verschijningsvorm van vermoede explosieven
Op basis van het aangetroffen feitenmateriaal, is een analyse verricht van de
vermoedelijke hoofdsoort, kaliber, nationaliteit en verschijningsvorm van de explosieven
binnen het verdachte gebied. Indien de hoofdsoort afwerpmunitie betrof, is aanvullend
een analyse verricht op de vermoede subsoort, type ontsteker(s) en verwachte aantal
van de mogelijk aanwezige explosieven.
Verdachte
gebieden
(Sub)soort, kaliber en nationaliteit van mogelijk aan Verschijningsvorm
te treffen explosieven
Aantal
Deelgebied 1
Geschutsmunitie: vanaf 8.8 cm; Duits en geallieerd
Enkele
T&A Survey
Verschoten
Pagina 14 van 56
Verticale afbakening
Explosieven kunnen vanaf direct onder het maaiveld ten tijde van WOII aangetroffen
worden. De maximale diepte tot waar explosieven kunnen voorkomen hangt af van
verschillende factoren zoals bodemgesteldheid, soort explosieven en bij afwerpmunitie
(vliegtuigbommen) ook vliegsnelheid, afwerphoogte en -hoek.
Op basis van de mogelijk aan te treffen explosieven, ondergrond en naoorlogse
werkzaamheden is per deelgebied/voor het onderzoeksgebied een verticale afbakening
van het verdachte gebied bepaald, zoals weergegeven in onderstaande tabel. Er kan van
uitgegaan worden dat het maaiveld ten tijde van WOII overeenkomt met het huidige
maaiveld, behalve waar vermeld wordt dat dit niet het geval is (zie projectspecifieke
achtergrondrisico aan het eind van dit hoofdstuk). Indien tijdens werkzaamheden op
locatie blijkt dat deze aanname plaatselijk niet klopt, dient deze aanname bijgesteld te
worden aan hand van de nieuw verkregen informatie.
Niet-afwerpmunitie
Niet-afwerpmunitie wordt afhankelijk van de bodemopbouw en soort explosieven in de
regel verwacht op maximaal 2.5 m-mv.
Verdachte gebieden
Beschrijving verticale afbakening verdachte gebied
Deelgebied 1
Gezien de bodemopbouw (zie §2.1) zijn explosieven te verwachten vanaf maaiveld tot
maximaal 1.5 m-mv*
*
Met maaiveld wordt maaiveld ten tijde van WOII bedoeld. Er kan van uitgegaan worden dat het maaiveld ten
tijde van WOII overeenkomt met het huidige maaiveld, behalve waar vermeld wordt dat dit niet het geval is
(zie ook projectspecifieke achtergrondrisico aan het eind van dit hoofdstuk).
De diepte minus maaiveld kan via het Dinoloket (www.dinoloket.nl) en/of via de
algemene hoogtekaart van Nederland (www.ahn.nl) worden herleid tot een hoogte ten
opzichte van NAP.
Voor deze diepteafbakening zijn geen aanvullende boringen of sonderingen gezet of
proefsleuven gegraven. De afbakening kan dan ook gezien worden als een goede
indicatie op basis van de toegankelijke informatie. Indien er een project voorbereid
wordt, zullen in de regel veel meer gedetailleerdere gegevens over de bodemopbouw
beschikbaar komen. Ook kan extra informatie naar voren komen over naoorlogse
grondroering, constructies van gebouwen of ophooglagen.
In die gevallen wordt geadviseerd om op basis van deze extra informatie opnieuw de
diepte afbakening vast te stellen en op basis daarvan de noodzaak en wijze van detectie
onderzoek te bepalen.
Achtergrondrisico
Gebieden met een zogenaamd ‘achtergrondrisico’ hebben, al spreekt men over een
verdacht gebied, geen wezenlijk verhoogd risico op het aantreffen van explosieven
(tenzij er sprake is van een contra indicatie). Het betreft de volgende gebieden:
 Naoorlogs aangebrachte ophooglagen
 Onder vooroorlogse bebouwing, waarbij deze en de directe omgeving niet beschadigd
is tijdens de oorlog en er geen sprake is van bombardementen
 Geroerde grond, waarbij het aannemelijk is dat aanwezige explosieven tijdens eerdere werkzaamheden zouden zijn ontdekt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de grond boven
naoorlogs aangelegde kabels, de naoorlogs vernieuwde ballastlaag en al eerder gebaggerde waterbodem, waarbij aantoonbaar niet dieper wordt gewerkt.
Projectspecifiek achtergrondrisico
 Naoorlogs (periode 1999-2001) zijn het onderzoeksgebied en de nabijgelegen
sportvelden gerealiseerd. Markeringsnummer 4293-011.
T&A Survey
Pagina 15 van 56
Diepte naoorlogse werkzaamheden
In veel gevallen is de beschikbare informatie over de diepte van naoorlogse ingrepen
dermate globaal, dan wel afwezig dat deze vastgesteld/geverifieerd dient te worden in
het veld door onderzoek. Dit kan door het zetten van boringen of sonderingen, het
graven van proefsleuven of uitvoeren van geofysisch onderzoek.
Als algemene richtlijnen voor het veldonderzoek kan hierbij het volgende worden aangehouden:
 Onder gesloopte en naoorlogse bebouwing: funderingsdiepte (vaak 2 tot 4 m-mv
tenzij er sprake is van een slappe bodem en de bebouwing op palen staat, dan tot 10
Mpa laag) ter plaatse van de paallocaties
 Ballastvernieuwing op doorgaande sporen: tot 0.5 m-BS
 Wegen en parkeerplaatsen: tot 0.5 m-mv
 Kabels en leidingen: 0.5 tot 1.0 m-mv
 Damwanden: dieper dan een laag met 10 Mpa drukweerstand en normaal minimaal 4
meter lang
Voor de volledigheid wordt nogmaals opgemerkt dat bovenstaande indicaties betreffen,
die in alle gevallen geverifieerd dienen te worden door beschikbare tekeningen, getuigen
en veldonderzoek.
Vrijgegeven gebieden binnen het onderzoeksgebied
Er zijn voor zover bekend geen gebieden vrijgegeven van explosieven.
T&A Survey
Pagina 16 van 56
5
Fase 3: Risicoanalyse (geplande) werkzaamheden
De mogelijke aanwezigheid van explosieven in een verdacht gebied kan een risico
vormen tijdens het uitvoeren van grondroerende werkzaamheden. Of de vermoede
explosieven een risico vormen en, zo ja, welke maatregelen getroffen kunnen worden om
dit risico te voorkomen of te beperken, hangt af van diverse factoren zoals de soort en de
verschijningsvorm van de vermoede explosieven, de afbakening van het verdachte
gebied, de geplande werkzaamheden en omgevingsfactoren. Aan hand hiervan kan een
risicoanalyse uitgevoerd worden voor de toekomstige grondberoerende werkzaamheden
en grondgebruik binnen het onderzoeksgebied.
5.1
Geplande werkzaamheden
Waterschap Brabantse Delta wil een waterberging graven nabij het sportpark van
Fijnaart. Hiervoor worden de taluds van de watergang vergraven en worden er
drasbermen aangelegd. Wanneer de waterstand in de watergang stijgt, is er zodoende
meer ruimte voor water beschikbaar, waardoor de waterstand minder hoog zal stijgen
dan voorheen.
5.2
Locatiespecifieke omstandigheden
Voor een goede risicoanalyse en advies over welke maatregelen getroffen kunnen worden om risico’s te voorkomen of te beperken, is het van belang een duidelijk beeld te
hebben van de locatiespecifieke omstandigheden. Deze kunnen namelijk bepalend zijn
voor de mogelijkheden en onmogelijkheden van de opsporing van explosieven en de
keuze van de detectietechnieken. De inzetbaarheid en het detectiebereik van detectietechnieken kan negatief worden beïnvloed door verstorende factoren als damwanden,
hekwerk, kabels en leidingen, hoogspanningsmasten, bruggen, bovenleiding van het
spoor en stelconplaten.
Voor het afzonderlijke risicogebied geldt dat het langs de rijksweg A59 ligt en tussen
voetbalvelden en de bebouwde kom van Fijnaart. Zowel wegen als woonwijk bebouwing
met bijbehorende kabels en leidingen liggen aangrenzend aan het onderzoeksgebied en
kunnen verstorend werken.
5.3
Afbakening opsporingsgebied
Over het algemeen is het opsporingsgebied het gebied waar het verdachte gebied en het
werkgebied elkaar overlappen. In het opsporingsgebied is explosievenonderzoek noodzakelijk in verband met de geplande werkzaamheden en het toekomstige gebruik. Ook de
aard van de werkzaamheden is hierbij van belang. In sommige gevallen behoort ook een
deel van een verdacht gebied waar geen werkzaamheden gepland zijn tot het opsporingsgebied. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er sprake is van een veiligheidszone
bij werkzaamheden waarbij grote trillingen worden veroorzaakt, zoals heien.
Voor de geplande werkzaamheden van dit onderzoek is de afbakening van het opsporingsgebied als volgt:
Opsporingsgebieden
Opsporingsgebied 1
Beschrijving afbakening opsporingsgebied
Het gehele onderzoeksgebied met een diepte van maximaal 1.5 m-mv
Opmerking: de afbakening van de opsporingsgebieden en de risicoanalyse hebben
betrekking op de onder paragraaf 5.1 omschreven werkzaamheden.
T&A Survey
Pagina 17 van 56
5.4
Risicoanalyse en advies
De risico analyse vooronderzoek is gebaseerd op de kans dat men in aanraking komt met
eventueel aanwezige explosieven bij het geplande gebruik of geplande werkzaamheden
(KxB) en het effect van een eventueel ongeval E. De kans dat men in aanraking komt
met eventueel aanwezige explosieven bij het geplande gebruik of geplande
werkzaamheden (KxB) hangt af van de kans op de aanwezigheid van explosieven in het
onderzoeksgebied (K) en de soort en omvang van de werkzaamheden/het gebruik van
het gebied (B). Aan de hand hiervan wordt een risicowaarde bepaald, die het advies voor
eventuele vervolgstappen bepaalt (KxBxE).
Zie bijlage 7 voor de beschrijving van de algemene risico’s van explosieven.
Zie bijlage 9 voor de procedure aan die gebruikt is bij het bepalen van de risicowaarde.
Samenvatting risicoanalyse:
Opsporingsgebieden Werkzaamheden
K
B
E
Opsporingsgebied 1
3
3
15 135 III Wezenlijk risico, detectie onderzoek
T&A Survey
Grondroerende
werkzaamheden
RW RN Risico en Advies
Pagina 18 van 56
6
Conclusie
Er is feitelijk materiaal aangetroffen, waaruit blijkt dat er mogelijk verschillende typen
explosieven in het onderzoeksgebied zijn achtergebleven tijdens WOII. Hierdoor geldt dat
het onderzoeksgebied (deels) verdacht is op de aanwezigheid van explosieven.
Op basis van de inventarisatie en analyse van het bronnenmateriaal, is onderscheid
gemaakt in verschillende deelgebieden. De afbakening van het verdachte gebied en de
soorten te verwachten explosieven is als volgt:
Verdachte
gebieden
Deelgebied 1
*
(Sub)soort,
kaliber
en Verschijningsvorm Beschrijving horizontale Beschrijving
verticale
nationaliteit van mogelijk
afbakening
verdachte afbakening
verdachte
aan te treffen explosieven
gebied
gebied
Geschutsmunitie: vanaf 8.8 Verschoten
Het gehele onderzoeksge- Gezien de bodemopbouw
cm; Duits en geallieerd
bied
(zie §2.1) zijn explosieven
te
verwachten
vanaf
maaiveld tot maximaal 1.5
m-mv*
Met maaiveld wordt maaiveld ten tijde van WOII bedoeld.
Voor aanvullende informatie over horizontale en verticale afbakening en de vermoede
soorten, hoeveelheden en verschijningsvormen van de explosieven wordt verwezen naar
hoofdstuk 5 en de bijlagen. De uitleg op basis van welk feitenmateriaal de gebieden
verdacht zijn verklaard en afgebakend is terug te vinden in de hoofdstukken 2 en 3.
Contra-indicaties:
Naoorlogs (periode 1999-2001) zijn het onderzoeksgebied
sportvelden gerealiseerd. Markeringsnummer 4293-011.
en
de
nabijgelegen
Vrijgegeven gebieden binnen het onderzoeksgebied:
Er zijn voor zover bekend geen gebieden vrijgegeven van explosieven.
T&A Survey
Pagina 19 van 56
7
Aanbevelingen met betrekking tot de geplande werkzaamheden
Aan hand van de resultaten van de analyse van het bronnenmateriaal en de geplande
werkzaamheden zoals omschreven in paragraaf 5.1 is het opsporingsgebied afgebakend,
waarbinnen rekening gehouden dient te worden met de risico’s van vermoede
explosieven. Dit betreft de volgende gebieden (voor meer details wordt verwezen naar
hoofdstuk 5):
Opsporingsgebieden Beschrijving afbakening opsporingsgebied
Opsporingsgebied 1 Het gehele onderzoeksgebied
maximaal 1.5 m-mv
met
een
diepte
Advies (nader toegelicht onder tabel)
van Detectieonderzoek
Om de veiligheid tijdens het uitvoeren van de geplande werkzaamheden te waarborgen
geldt voor het opsporingsgebied het volgende:
Detectieonderzoek
Voor aanvang van de geplande werkzaamheden wordt geadviseerd de mogelijk nog
aanwezige explosieven op te sporen. Hierbij wordt met geofysische meettechnieken
vanaf het maaiveld de positie van verdachte objecten (mogelijke explosieven) bepaald.
Als de resultaten van het detectieonderzoek uitwijzen dat er verdachte objecten
aanwezig zijn, wordt geadviseerd deze voor aanvang van de geplande werkzaamheden te
benaderen. Hierbij worden de verdachte objecten ontgraven en geïdentificeerd.
Eventueel aangetroffen explosieven worden vervolgens veiliggesteld om uiteindelijk te
worden geruimd door de EODD.
Afhankelijk van de soort explosieven, locatiespecifieke omstandigheden, wijze van
uitvoering en soort werkzaamheden en planning kan het efficiënter en/of
kostenbesparend zijn om detectie- en benaderingswerkzaamheden te integreren met de
reguliere werkzaamheden en laagsgewijze detectie en benadering uit te voeren. Hierbij
worden gedetecteerde verdachte objecten direct benaderd, geïdentificeerd en
veiliggesteld om uiteindelijk te worden geruimd door de EODD.
Indien werkzaamheden dieper gepland zijn dan het maximale meetbereik van de
detectieapparatuur, kunnen de diepere delen onderzocht worden door in lagen detectie
uit te voeren en vervolgens de onderzochte en vrijgegeven laag af te graven, of door
middel van dieptedetectie (bij werkzaamheden dieper dan 2.0 tot 6.0 m-mv). De meest
efficiënte methode hangt af van de soort explosieven, locatiespecifieke omstandigheden,
wijze van uitvoering en soort werkzaamheden en planning.
T&A Survey
Pagina 20 van 56
8
T&A en kwaliteit
Het historisch vooronderzoek behandeld in deze rapportage is op zorgvuldige wijze
uitgevoerd volgens algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Door een ISO-9001,
VCA** en WSCS-OCE gecertificeerd kwaliteitssysteem waarborgt T&A de kwaliteit en
veiligheid van haar diensten.
T&A streeft naar een zo groot mogelijke representativiteit van het onderzoek. Een
probleeminventarisatie is echter gebaseerd op een (relatief) beperkt archiefonderzoek.
Zodoende blijft het mogelijk dat relevante informatie niet wordt achterhaald.
T&A is niet aansprakelijk voor de schade die mogelijk voortvloeit uit het gebruik van haar
onderzoeksresultaten
T&A Survey
Pagina 21 van 56
Bijlage 1
T&A Survey
Overzichtskaart onderzoeksgebied en (on)verdachte gebied(en)
Pagina 22 van 56
91100
91200
91300
91400
91500
91600
406400
406300
406300
406400
406500
91000
406500
90900
406200
406100
406100
406200
1
Legenda
Onderzoeksgebied
Status met verwijzing naar deelgebieden
Verdacht, naoorlogs geroerd/beperkt vrijgegeven
0
25
50
75
100
³
Meter
Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg
T&A Survey BV
Dynamostraat 48
Postbus 20670
1001 NR Amsterdam
Project:
020-6651368
020-6685486
[email protected]
www.ta-survey.nl
HVO CE Waterberging Fijnaart
Bijlage:
1. Overzichtskaart met (on)verdachte gebieden
Opdrachtgever:
Waterschap Brabantse Delta
Schaal:
Tekenaar:
Telefoon:
Fax:
E-mail:
Internet:
Formaat:
A3
1:2.000
Projectnummer:
0214GPR4293
MvV
Datum:
17-04-2014
Bijlage 2
Overzichtslijst gebruikte literatuur en uitwerking resultaten
Overzichtslijst gebruikte literatuur
Voor de literatuurstudie zijn de onderstaande boeken uit het archief van T&A, de
Koninklijke Bibliotheek, het Nederlandse Instituut voor Oorlogsdocumentatie, plaatselijke
bibliotheek en gemeentearchief geraadpleegd. In de kolom “bronverwijzing” staat de
afkorting die in het overzicht van de relevante gebeurtenissen gebruikt is om naar het
betreffende boek te verwijzen.
Auteur
Titel
Amersfoort, H. e.a.,
Mei
1940,
de
strijd
op
Nederlands
Uitgegeven
Bronverwijzing
Den Haag 2005
Amersfoort (2005)
grondgebied
Berkt, H. van de,
De "Westhoek in nood" : 1940-1945
Klundert 1990
Berkt (1990)
Buitkamp, J.,
Van de Mark naar de Moerdijk
Breda 1984
Buitkamp (1984)
Didden, J. e.a.,
Einddoel
Weesp 1984
Didden (1984)
Maas,
de
strijd
in
zuidelijk
Nederland tussen september en december
1944
Didden, J. e.a.,
Brabant bevrijd
Hulst 1993
Didden (1993)
Doorn, J. van et al.
Klundert, Moerdijk zoals het was
Klundert 1992
Doorn (1992)
Hoedelmans, P., e.a.,
De
(Roosendaal
Hoedelmans
september 1944- mei 1945
1994)
(1994)
Eindelijk!!!! : dagboekaantekeningen van
Schaijk-Reek
Kemenade (1990)
Pastoor Van Kemenade over de periode 23
1990
Kemenade, H.J.H. van,
bevrijding
van
West-Brabant,
augustus - 31 december 1944
Klep, C. (red.),
De bevrijding van Nederland 1944-1945,
Den Haag 1995
Klep (1995)
Amsterdam 1984
Korthals
oorlog op de flank
Korthals Altes, A.,
Luchtgevaar, luchtaanvallen op Nederland
1940-1945
red.: Doorn, J. van;
Altes
(1984)
Oorlogstijd Fijnaart en Heijningen '40-'44
Fijnaart 1995
Doorn (1995)
red.: Doorn, J. van;
Operatie 'Rebound' : bevrijding van de
Willemstad 1994
Doorn (1994)
Bos, J.S.,
Westhoek, oktober/november 1944
Sneep, F. en Doorn, J.
Bevrijding van Fijnaart en Heijningen
Fijnaart 2005
Sneep (2005)
Belevenissen van een jonge Fendertsman
Fijnaart 2005
Sprudel (2005)
Sprang-Capelle : Wereldoorlog II, 1940-
Sprang-Capelle
Heem
'45
1985
(1985)
Standdaarbuiten in vroeger tijden
Oostvoorne 1998
Werf-de
Bos, J.S.,
van,
Sprundel, J.A.Th. van,
in de tijd v
r, tijdens en na de bevrijding
van Fijnaart : april 1944-april 1945
Vereniging
voor
Heemkunde
van
Sprang
Sprang-Capelle e.o
Werf-de Deugd, T. van
der
Zwanenburg, G.J.,
Deugd
(1998)
En nooit was het stil… Kroniek van een
z.p., z.j.
Zwanenburg (z.j.)
luchtoorlog – delen I en II
Uitwerking resultaten literatuurstudie
Op basis van de genoemde literatuur is onderstaand overzicht van de oorlogshandelingen
opgesteld. De kolom ‘bron’ verwijzen naar de bovenstaande boeken. Wanneer er geen
paginanummer is aangegeven, houdt dit normaal gesproken in, dat de melding op basis
van datum en/of locatie eenvoudig in het betreffende boek terug te vinden is. Elke
relevante oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer en weergegeven in
de inventarisatiekaart in bijlage 6. De toevoeging ‘indicatief’ bij het markeringsnummer
geeft weer dat de melding niet nauwkeurig geplaatst kan worden en dus indicatief in de
inventarisatiekaart ingetekend is of er als tekstvlak in staat. De toevoeging ‘BOL’ (buiten
T&A Survey
Pagina 23 van 56
onderzoekslocatie) laat zien dat de melding zich buiten het onderzoeksgebied bevindt,
maar wel van belang is voor een algemeen beeld van de omgeving. De toevoeging ‘NIK’
(niet in kaart) geeft weer dat de exacte locatie van de melding op basis van de beschikbare gegevens niet nader te bepalen was en dat de melding dus niet in de kaart kon
worden gezet. Geen toevoeging geeft aan dat de melding (redelijk) nauwkeurig ingetekend kon worden.
Fijnaart
Markering
BOL
Datum
1940/
1945
4293-001
indicatief
10/11-942
BOL
1-03-44
BOL
17-09-44
BOL
BOL
1-09-44
29-10-44
BOL
30-10-44
BOL
30-10-44
3990-018
indicatief
31-10-44
3990-018
indicatief
BOL
3990-019
indicatief
31-10-44
3990-019
indicatief
eind oktbegin
nov 1944
4293-002
31-10-44
31-10-44
-
T&A Survey
Gebeurtenis/locatie
Een uitspraak welke gedaan werd op een expositie van de
Heemkundige Kring Fijnaart en Heijningen over WOII en de
bevrijding van Fijnaart en Heijningen. Er was een overzichtskaart op een van de borden, met in WOII neergekomen
vliegtuigen in Fijnaart en Heijningen en de directe omgeving.
'Maar er ontbrak er wel één volgens de aanwezige mensen,
namelijk dat, wat nabij de boerderij van Jack Jacobs aan de
Boerendijk terecht was gekomen. Het vliegtuig zou direct
achter de schuur in de mesthoop terecht zijn gekomen. Dit
vliegtuig had zich volledig in de grond geboord. Alleen wat
onderdelen die er afgespat waren en daarbij een paar handen
die ergens in de bomen rond de boerderij werden er gevonden. Dit zouden de enige overblijfselen zijn van het vliegtuig
en de inzittende(n).
Boven Fijnaarts grondgebied vond een luchtgevecht plaats.
Omstreeks middernacht viel een Duitse nachtjager een Britse
bommenwerper aan. Het viermotorige vliegtuig, van het type
Short Stirling, werd door de Duitse Messerschmitt in brand
geschoten. In een poging de thuisbasis te halen, werden alle
bommen gelost. Van de in totaal 175 geloste brandbommen
kwamen er 30 op Fijnaarts gebied, de overige vielen op
Willemstad gebied. De bommen kwamen echter niet tot
ontbranding.
De Oude Heijningsdijk vanaf de Nieuwe Molen werd 'Sperrgebiet'
Spitfires van No 310 Tsjechisch Sq brachten o.a. een geschutsopstelling bij Standdaarbuiten tot zwijgen.
Geschutsopstellingen op de Boerendijk te Fijnaart.
Omstreeks 09.00 uur vlogen drie Engelse jachtvliegtuigen
boven Fijnaart. Met een duikvlucht werden auto’s op de
Molenstraat doorzeefd. De auto’s waren Duitse legervoertuigen die zich tegenover hotel de Reijer bevonden, ongeveer
waar de bushalte voor de BBA in 1995 was.
Tegen de avond stonden de geallieerde troepen voor het
nieuwe front bij het riviertje de Mark. Daar ondervonden de
Amerikanen felle weerstand van Duitse troepen bij Standdaarbuiten en de Polen bij Nieuwe Veer – de twee locaties waar de
zwaartepunten van de aanval op de nieuwe Duitse linie kwam
te liggen. Door de intensieve beschietingen van Duitse zijde
slaagden de geallieerden er niet zondermeer in de Mark over
te steken.
De Duitse verdedigingslinie liep langs de Mark en de Dintel bij
Standdaarbuiten.
Bron
Kannekens (2010)
Pagina’s
10
Doorn (1995)
19
Doorn (1995)
48
Zwanenburg (z.j.)
(II) 332
Sneep (2005)
Doorn (1995)
31
40-41
’s Morgens vroeg vielen de eerste granaten op Fijnaart en
later ook op andere delen van de gemeente. Onder zwaar
Duits mitrailleurvuur probeerde het 1st Bataljon van het 415th
Regiment van de Timberwolfs de Mark tussen Zevenbergen en
Standdaarbuiten over te steken. Dit lukte. Omstreeks 16.00
uur werd dit bruggenhoofd door de Duitse soldaten aangevallen.
Het schieten op Fijnaart begon. De geallieerden waren tot de
overkant van de Mark genaderd.
Gevechten bij de brug bij Standdaarbuiten.
Vele mijnen en boobytraps (onder meer in suikerbieten
verstopt). Ook vele boobytraps in hooibergen en granaten in
suikerbieten verstopt in de omgeving van Standdaarbuiten.
Bij het terugtrekken van de Duitse soldaten bezaaiden ze de
verlaten wegen overvloedig met allerlei soorten mijnen en
boobytraps. Veel boobytraps waren in suikerbieten ingebouwd
(voetmijnen) die net geoogst waren.
Fijnaart lag in de frontlinie van optrekkende geallieerden en
Doorn (1995)
Doorn
19,
Sneep 51
42
Sprudel (2005)
11
Sneep (2005)
Didden (1984),
Klep (1995)
Hoegh (1999)
34
Didden
194, Klep
220
49
Amersfoort (2005)
206 en
Didden (1984)
Doorn (1994),
Sneep (2005)
Pagina 24 van 56
Markering
indicatief
BOL
BOL
3990-018
indicatief
3990-018
indicatief
Datum
t/m 911-44
oktober/
november 1944
oktober/
november 1944
begin
nov 44
1-11-44
BOL
1-11-44
BOL
2-11-44
3990-018
indicatief
2-11-44
3990-018
indicatief
2-11-44
3990-018
indicatief
2-11-44
3990-018
indicatief
2-11-44
3990-019
indicatief
2-11-44
BOL
2/3-1144
BOL
2/3-1144
BOL
3-11-44
T&A Survey
Gebeurtenis/locatie
terugtrekkende Duitse troepen. Oorlogshandelingen bestonden
vooral uit artilleriebeschietingen en bombardementen.
Door de zware bevrijdingsgevechten vielen er vele doden in
Standdaarbuiten en huizen in het dorp waren onherstelbaar
vernield.
Nadat het de Amerikanen is gelukt de Mark en Dintel bij
Standdaarbuiten over te steken, rukken ze verder op naar het
noorden naar Klundert
Er vielen vele granaten op Fijnaart.
Bron
Pagina’s
219-222
Werf-de Deugd
(1998)
5
Didden (1984)
191-192
Sneep (2005)
15-17
De afgelopen nacht lag vooral de kom van Fijnaart onder
hevig granaatvuur. In de weilanden lag veel dood vee.
Omstreeks 12.00 uur begon opnieuw een hevige artilleriebeschieting. Nieuwe Molen, Oude Molen, Heijningen, de Boerendijk en Fijnaart lagen om beurten onder granaatvuur.
Standdaarbuiten lag nog dichter bij de frontlinie dan Fijnaart
waardoor de inwoners het zwaar te verduren hadden.
Standdaarbuiten werd voorafgaand aan de Amerikaanse
aanval (oversteek) door Amerikaans trommelvuur beschoten.
Het granaatvuur [op Fijnaart en omgeving] ging onverminderd
door. Een 7-jarig jongetje kwam nabij de Kadedijk om het
leven. Ook vond er een voltreffer plaats in een kelder van een
huis langs de Boerendijk. Ook in Klundert en Willemstad vielen
slachtoffers. Het zeer hevige artillerievuur was een gevolg van
het stormrijp schieten van Duitse stellingen door Engelse
kanonnen in verband met de komende nachtelijke aanval. De
kanonnen stonden bij Oud Gastel opgesteld.
De Timberwolf Divisie kreeg het bevel bij Standdaarbuiten een
bruggenhoofd te slaan. Om 21.00 uur begon de aanval, vooraf
gegaan door trommelvuur van artilleriebatterijen. Zowel de
Amerikanen als de Duitse troepen leden zware verliezen. Het
2nd Bataljon van het Essex Regiment, 56th Infanterie Briage,
slaagde er in de Mark in de omgeving van Barlague over te
steken. Om 21.00 werd met de oversteek begonnen. Toen de
C-compagnie bijna de Mark over was opende de Duitse
soldaten een hevig vuur op het pas gevormde bruggenhoofd.
Door hevig Duits vuur vanaf de Fijnaartse Kade kon de Essex
niet verder oprukken. Er werd begonnen met een Bailey-brug
maar deze werd door Duits vuur vernietigd.
Nadat het 2e Bataljon van het 413e Infanterie Regiment
(Timberwolves) de Mark waren overgestoken doorkruisten ze
de drassige Prins Hendrikpolder en bereikten de Sluisdijk waar
ze zich begonnen in te graven. Een patrouille trok op richting
het kruispunt van de Blaaksedijk en de Sluisdijk. Ondanks de
vrij voorspoedige overtocht werden de Timberwolves in hun
opmars gehinderd door vijandelijke handvuurwapens en
mortieren. Hier en daar kwam het tot hevige vuurgevechten.
De geallieerden probeerden ter hoogte van het buurtschap
Barlaque de Dintel over te steken om zo via Kade in de
richting van Fijnaart door te stoten. Ondanks de voorzichtigheid van de geallieerden ontdekten de Duitse soldaten de
oversteek. Voordat de compagnie de overzijde veilig en wel
had bereikt werden zij, vanaf de Fijnaartse Kade, door de
Duitse soldaten onder vuur genomen. Met tussenpozen
vuurden de Duitse soldaten granaten op het kleine bruggenhoofd van de Britten. Zij kregen echter steun van Britse
artillerie welke vermoedelijke Duitse posities bestookte.
In de omgeving van Standdaarbuiten waren de suikerbieten
gerooid. Door het omgewoelde terrein konden de Duitse
soldaten makkelijk het terrein bezaaien met landmijnen.
Oostelijk van Stampersgat waren de Britten de Dintel
overgestoken. Door Duitsers onder vuur genomen, maar
oversteek lukt met infanterie en twee 6-ponders geschut.
Daarna echter geen vooruitgang en blijven ze steken op
hevige weerstand bij buurtschap Kade.
Na artilleriebeschietingen van een uur, kwamen de Amerikanen bij Staanddaarbuiten op twee plekken over de Mark.
Ondanks het mitrailleurvuur, de vele mijnen en boobytraps
(onder meer in suikerbieten verstopt) slagen ze erin een
stevig bruggenhoofd te vestigen.
Duitse artillerie bestookte Britse genie die brug bouwde. Later
deze dag werden een Duitse officier en sergeant onder de
Doorn (1995)
42-43
Doorn (1995)
42
Didden (1993)
247
Doorn (1995)
43
Doorn (1994),
Doorn (1995)
Doorn
(1994)
39,
Doorn
(1995)
43-44
Doorn (1994)
39
Sneep (2005)
53-54
Besselink (1984)
19
Didden (1984)
194
Didden (1984),
Klep (1995)
Didden
194, Klep
220
Didden (1984)
194
Pagina 25 van 56
Markering
Datum
3990-018
indicatief
3-11-44
BOL
3-11-44
Gran:
3990-018
Bom:
3990-073
3990-018
indicatief
3-11-44
Artil:
3990-018
Duiker en
Mariahoeve: BOL
3-11-44
4293-003
3990-018
indicatief
4-11-44
4-11-44
3-11-44
T&A Survey
Gebeurtenis/locatie
oude brug gevonden met radio, die artillerie hadden ingelicht.
Het centrum van Fijnaart kwam onder kruisvuur te liggen. De
Duitse soldaten schoten vanuit het noorden en het noordoosten. De geallieerden beschoten Fijnaart vanuit het zuidoosten.
Door een inslaande granaat in de Voorstraat vond een 7-jarig
meisje de dood. Ook stierven er mensen door gevechtshandelingen (man tegen man gevechten) bij de Blaaksedijk.
Omstreeks 23.00 kwam de B-compagnie aan bij het begin van
de Boerendijk, hierdoor kon de C-compagnie verder trekken.
Zij ontmoette echter zwaardere tegenstand en kon niet verder
dan halverwege de Boerendijk. Tegen middernacht luwden de
gevechten. De schade aan de woonhuizen aan de Blaaksedijk
en rond de Kade was enorm.
Gezien de Duitse tegenstand werd de Britse luchtmacht
verschillende malen te hulp geroepen. Jachtvliegtuigen
voerden beschietingen uit. Bij één van deze aanvallen kwamen
vier mensen uit Zwingelspaan om het leven. Die namiddag viel
een bom, bedoelt voor Duitse voertuigen, op de schuilkelder
van de familie Hollemans.
Fijnaart: De bombardementen en het granaatvuur namen in
hevigheid toe. Van twee kanten.
Bron
Pagina’s
Doorn (1995)
44-45
Doorn (1995)
44-45
Sneep (2005)
35
De D-Compagnie trok in de vroege ochtend over de Blaaksedijk in de richting van Kade. Halverwege deze dijk kwamen de
soldaten echter in hevig geweer- en mitrailleurvuur terecht,
waardoor hun opmars werd gestuit. Ook werden zij hevig met
mortieren bestookt. Even later voerden de Duitse soldaten
vanaf de Fijnaartse Kade een tegenaanval uit. Onder intens
dekkingsvuur van granaten en mortieren rukte de gevechtsgroep Bieg langs beide zijden van de Blaaksedijk op. In de
boomgaarden langs de dijk ontstonden gevechten van man
tegen man. B-compagnie schoot D-compagnie te hulp. Een
van de berichten die het hoofdkwartier bereikten melde dat er
twee stuks Sturmgeschut zich in de Nieuwlandsedijk had
ingegraven en van daaruit het 2e Essex Regiment onder vuur
nam. De divisie-artillerie gaf diverse salvo’s, met ruim 100
stukken geschut, af op de eigen linies om op die wijze de
Duitse aanval een halt toe te roepen. Even later trokken de
Duitse soldaten zich terug op het buurtschap Kade. De hele
dag zou het 2e Essex Regiment nog onder vrij intensief
granaatvuur blijven liggen. Ook verdragend Duits geschut
beschoot over het Hollands Diep vanaf de Zuidhollanse kant
het Britse bruggenhoofd. De geplande aanval op Fijnaart zou
deze dag niets meer worden. Door de gevechten op deze twee
dagen raakten er verschillende inwoners van Fijnaart gewond
en ook stierven er meerdere.
Nadat het Essex Regiment was afgelost door de South Wales
Borderers stuurde de laatste hun A-compagnie naar Kade met
een omtrekkende beweging. De Boerendijk werd via Boerengord bereikt en vandaar verder naar Kade. Er was geen
tegenstand van Duitse artillerie maar wel werden zij beschoten door granaten uit de richting van Klundert. De Bcompagnie nam aan het begin van de Boerendijk positie in.
Ter hoogte van de Martenskreek (ter hoogte van de maria
hoeve) werd men opgehouden omdat op de plaats waar dit
kreekje de Boerdendijk kruiste, de Duitse soldaten de duiker
hadden opgeblazen. Vanuit de Maria Hoeve werden de troepen
met een mitrailleur onder vuur genomen. Later, nadat de
artillerie de aanval had afgeslagen, kon er verder worden
getrokken en loste de C-compagnie de B-compagnie af,
waarna zij voorbij de Maria Hoeve trokken.
Fijnaart werd bevrijd.
In de vroege morgen trok een bataljon van de 49th Divisie
vanaf de kade in de richting van Fijnaart. Ze trokken over de
Kadedijk en kwamen rond 02.00 uur aan bij de Konijnenberg.
De Duitse soldaten gaven de Kadedijk niet gemakkelijk prijs.
In de schuttersputten langs de dijk werd fel weerstand
geboden. Rond 03.30 uur bereikten de Engelsen de Voorstraat. De C-compagnie trok door het dorp om het kruispunt
Molenstraat-Appelaarseweg af te grendelen. Het voorste
peloton kreeg van beide zijden van de Molenstraat onver-
Doorn (1994),
Sneep (2005)
Doorn
44,
Sneep
58-59
Doorn (1994),
Sneep (2005)
Doorn
45, 53,
Sneep
62-63
Doorn (1995)
Doorn (1995)
45
46
Pagina 26 van 56
Markering
Datum
Bron
Pagina’s
Doorn (1994),
Sneep (2005)
Doorn
56,
Sneep 66
Sneep (2005)
68
4-11-44
Gebeurtenis/locatie
wachts machinegeweervuur. Ter hoogte van Molenstraat 70
sneuvelde een Korporaal. De Engelsen beantwoorden het vuur
en de Duitse soldaten trokken zich op de Nieuwe Molen terug.
Tot 01.00 uur op 4 november werden door het 69e Field
Regiment beschietingen uitgevoerd op de woningen aan het
begin van de Kadedijk. Verder vuurden nog drie andere
regimenten op deze posities. Alles bij elkaar zo’n 88 stukken
geschut. Ter hoogte van huisnummer 130 werden twee Duitse
soldaten gevangen genomen waarvan er één door de artilleriebeschieting zwaar gewond was geraakt. Omstreeks 02.30
uur passeerden de geallieerden de Koningenberg. Vanuit de
Anna Hoeve, nu gelegen aan de Kadedijk 79, werden zij onder
vuur genomen. Vervolgens werd de hoeve van diverse zijden
door de geallieerden onder vuur genomen. Vervolgens trokken
de geallieerden door naar Fijnaart.
Kort na zonsopgang werd het gebied rond Fijnaart zwaar
beschoten vanuit Oude Molen dat nog in Duitse handen was.
Taaie Duitse tegenstand vanuit Oude Molen.
3990-018
4-11-44
3990-018
indicatief
3990-018
indicatief
3990-018
indicatief
3990-018
indicatief
BOL
4-11-44
Sneep (2005)
70
4/5-111944
5-11-44
Het duurde 20 uur om Oude Molen in geallieerde handen te
krijgen.
Met tussen pauzes vielen er Duitse granaten op Fijnaart.
Sneep (2005)
73
Doorn (1995)
47
5-11-44
Het kruispunt Zwingelspaansedijk – Drigendijk werd intensief
bestookt. De smederij van de familie Hollemans kreeg een
bomtreffer.
De gemeente Fijnaart en Heijningen kwam weer in de
frontlinie terecht doordat de Duitse soldaten zich over het
Hollands Diep hadden terug getrokken. Gedurende zeven
maanden werd de gemeente regelmatig door Duitse artillerie
onder vuur genomen.
Omstreeks 05.00 uur viel er bij de kom van Fijnaart een V1
welke ontplofte. Slecht een in de nabijheid staande landbouwschuur ondervond lichte schade.
Sneep (2005)
35
4293-002
7-11-44
Doorn (1995)
49
4293-004
indicatief
16-03-45
Doorn (1995)
52
T&A Survey
Pagina 27 van 56
Bijlage 3a
Overzicht archiefbezoek
Bij het raadplegen van archieven is door de onderzoeker bepaald of informatie relevant is
of niet. Per archief is een inventarisatie opgemaakt van de dossiers waarin relevante
informatie verwacht mag worden. Deze dossiers zijn ingezien en de inhoud is beoordeeld
op relevantie. Een stuk is niet relevant indien het geen indicaties of contra-indicaties voor
de mogelijke aanwezigheid van explosieven in het onderzoeksgebied of de directe
nabijheid ervan bevat. De relevante stukken zijn verder uitgewerkt en geanalyseerd. De
inventaris en uitwerking is per Nederlands archief te vinden in de bijlagen 3b tot en met
3h, voor de buitenlandse archieven in bijlage 3i en voor de luchtfoto-archieven in bijlage
5. Voor al deze archieven geldt, dat in de laatste kolom van de tabel van de inventarisatie middels een nummer aangeduid is waarom een inventaris niet relevant is bevonden.
De vermelde nummers in de tabel van de inventarisatie van elk archief staan voor het
volgende:
1. De in de stukken gemelde gebeurtenissen zijn te ver van het onderzoeksgebied
om relevant te zijn;
2. De stukken melden geen (aan) explosieven (gerelateerde gebeurtenissen);
3. De stukken melden geen relevante naoorlogse werkzaamheden;
4. De stukken missen in het archief;
In onderstaande tabel staat aangegeven welke archieven zijn geraadpleegd en in welke
bijlage de uitwerking van de resultaten terug te vinden zijn.
Archiefinstellingen
Gemeentearchief Moerdijk
 Stukken betreffende de luchtbeschermingsdienst
 Stukken betreffende aangetroffen/geruimde
CE
 Stukken betreffende oorlogsschaderapporten
 Stukken betreffende reeds uitgevoerde
onderzoeken naar aanwezige explosieven
 Stukken betreffende relevante naoorlogse
ontwikkelingen
 Overige stukken
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
(NIOD)
 Toegangsnummer 216K
 Toegangsnummer 077
Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH)
 Collectie 409
 Collectie 575
 Overige collecties
Nationaal Archief Den Haag
Semistatisch archief van het Ministerie van
Defensie te Rijswijk – Archiefstukken van de
MMOD
Archief van de EODD te Culemborg
Overige Nederlandse archiefinstellingen, namelijk:
The National Archives te Londen
The National Archives te College Park
Bundesarchiv-Militärarchiv te Freiburg
Speciale Collectie van de Bibliotheek van Wageningen UR
Luchtfotocollectie Kadaster te Zwolle
Luchtfotocollectie The Aerial Reconnaissance
Archives (ACIU/JARIC)
Luftbild Datenbank te Estenfeld
T&A Survey
Geraadpleegd
Resultaten te vinden
in bijlage
Ja
Bijlage 3b
Ja
Bijlage 3c
Nee, er zijn geen aanwijzingen
in de literatuur en andere
archieven gevonden, die duiden
op grondgevechten in mei 1940
Ja
Bijlage 3d
Ja
Bijlage 3e
Ja
Bijlage 3f
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Bijlage 3g
Bijlage 3h
Bijlage 3i
Bijlage 3i
Bijlage 3i
Ja
Bijlage 5
Ja
Bijlage 5
Ja
Bijlage 5
Ja
Bijlage 5
Pagina 28 van 56
Bijlage 3b
Overzichtslijst gemeentearchief en uitwerking resultaten
Overzichtslijst geraadpleegde archieven en inventarissen
Fijnaart
De archiefstukken van Fijnaart zijn ondergebracht bij de gemeente Moerdijk en liggen in
het Regionaal Archief West-Brabant te Oudenbosch. Hiervan zijn de volgende archieven
geraadpleegd:
0429 – Gemeentebestuur van Fijnaart en Heijningen, 1929 – 1970
Inv. Nr. Omschrijving archiefstuk(ken)
Dossier betreffende opgaven en rapporten betreffende de toestand van de gemeente in
4
bezettings- en bevrijdingstijd, 1943-1946.
968
Dossier betreffende het herstel van de oorlogsschade, 1945-1954
Dossier betreffende de vestiging van een tijdelijk gemeentehuis in het pand Kerkring A
969
51 tijdens herstel van de oorlogsschade, 1949
Dossier betreffende de beschikbaarstelling van glas van tuinderij Gebr. Lanning ten
1257
behoeve van door oorlogsgeweld getroffen percelen, 1945-1949
1262
Herstel oorlogsschade wegen en straten 1946-1957
Kaarten woningregister van verwoeste woningen tijdens oorlogsgeweld in november
1375
1944, 1944
1656
Bouwvereniging Fijnaart te Fijnaart. Vergoeding oorlogsschade, 1946-1956
1766
Luchtbeschermingsdienst, 1929-1946: Rapporten luisterpost 15-23 mei, 1940
Luchtbeschermingsdienst, 1929-1946: Rapporten neergestorte of –gekomen strijdmid1768
delen, 1941-1946
1786
Dossier betreffende de opruiming van mijnen en munitie, 1945-1959
1796
Brandweer. Dossier oorlogsschade 1948-1956
1865
Verlichting: Herstel oorlogsschade, 1948-1954
Dossiers betreffende de Christelijke Nationale School, Oude Heijningsedijk 179,
2165
Heijningen, 1929-1970: Herstel oorlogsschade, 1947-1952
Relevant
Ja
Ja
Nee, 1
Nee, 1
Nee, 1
Nee, 1
Ja
Nee, 1
Ja
Ja
Ja
Nee, 1
Nee, 1
2171
Dossiers betreffende de Hervormde Christelijke School (Julianaschool) aan de Koningin
Julianastraat 25, v/h Wilhelminastraat 20, 1929-1970: Herstel oorlogsschade, 1947- Nee, 1
1950
2177
Dossiers betreffende de Christelijke Nationale School, Tonsedijk 6 te Zwingelspaan,
Nee, 1
1929-1970: Herstel oorlogsschade, 1947-1956
0411 – Gemeentebestuur van Fijnaart en Heijningen, 1971 – 1996
Inv. Nr. Omschrijving archiefstuk(ken)
1168 Openbare veiligheid: Opruiming van munitie en mijnen , 1971 – 1988
Relevant
Ja
1504 – Waterschap Oude Appelaar, 1597-1958
Inv. Nr. Omschrijving archiefstuk(ken)
130 Stukken betreffende de afwikkeling der oorlogsschaden, 1945-1952
Relevant
Ja
Uitwerking resultaten informatie van gemeente Fijnaart
Op basis van de aangetroffen archiefstukken in genoemde archieven en inventarissen is
onderstaand overzicht van de oorlogshandelingen opgesteld. De kolom ‘bron’ verwijzen
naar de bovenstaande archief- en inventarisnummers, waarbij het deel voor de streep
verwijst naar het archiefnummer en het deel achter de streep naar het inventarisnummer. Elke relevante oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer en weergegeven in de inventarisatiekaart in bijlage 6. De toevoeging ‘indicatief’ bij het markeringsnummer geeft weer dat de melding niet nauwkeurig geplaatst kan worden en dus indicatief in de inventarisatiekaart ingetekend is of er als tekstvlak in staat. De toevoeging
‘BOL’ (buiten onderzoekslocatie) laat zien dat de melding zich buiten het onderzoeksgebied bevindt, maar wel van belang is voor een algemeen beeld van de omgeving. De
toevoeging ‘NIK’ (niet in kaart) geeft weer dat de exacte locatie van de melding op basis
van de beschikbare gegevens niet nader te bepalen was en dat de melding dus niet in de
kaart kon worden gezet. Geen toevoeging geeft aan dat de melding (redelijk) nauwkeurig
ingetekend kon worden.
T&A Survey
Pagina 29 van 56
Markering
BOL
BOL
BOL
Datum
12-91944
okt en
nov 1944
okt en
nov 1944
BOL
31-10/ 411-44
4293-003
4-111944
3990-018
indicatief
BOL
4-111944
nov-44
BOL
nov-44
3990-019
20-11/
10-12-44
BOL
-
BOL
-
4293-005
indicatief
16-31945
4293-006
indicatief
Jaren '70
T&A Survey
Gebeurtenis/locatie
In een weide langs het Hollands Diep werden 30 stuks
onafgebrande brandbommen gevonden en weggehaald.
Er is schade ontstaan aan roerend goed van de brandweer van
gemeente Fijnaart ten gevolge van oorlogshandelingen.
Verschillende panden door de gemeente Standdaarbuiten heen
zijn vernield door oorlogsgeweld in oktober en november
1944.
Aan de eigendommen van het waterschap ‘Oude Appelaar’,
onder de gemeente Fijnaart is tijdens de Bevrijdingsdagen,
omstreeks begin november 1944, oorlogsschade ontstaan.
Door het beschieten met granaten werden de machinstenwoning, de bemanningsinstallatie en de sluis aan de Grote
Torenpoldersedijk B98 en 99 te Fijnaart aanzienlijk beschadigd.
Gemeente Fijnaart en Heijningen werd bevrijd. Hierna heeft de
gemeente nog tot aan de capitulatie in mei 1945 onder vuur
gelegen.
Panden door de gehele gemeente Fijnaart werden door
oorlogsgeweld vernield.
Het gemeentehuis van Fijnaart en Heijningen, Voorstraat A145
te Fijnaart, werd ten gevolge van de oorlogshandelingen in
november 1944 zwaar beschadigd.
Schade aan 12 panden van de Bouwvereniging “Fijnaart” te
Fijnaart aan de Kadedijk liepen schade op door beschietingen
en granaatinslagen. Het betrof panden B154-B167.
Er werd gemeld dat sommige polderwegen in de gemeente
Fijnaart nog steeds niet bruikbaar waren wegens de aanwezigheid van landmijnen.
In de gemeente Fijnaart en Heijningen zijn in totaal 5 Vbommen gevallen. Eén nabij de kom der gemeente, één bij de
hofstede J. Bom, één bij buurtschap “Kwartier”, één bij de
rivier de Mark tegenover de Suikerfabriek Dinteloord en één
nabij Dintelsas.
Bij panden aan de Kadedijk te Fijnaart werden enkele
tientallen patronen en hulzen gemeld. Ook verschillende
granaten. Bij de Blaak werden eveneens enkele tientallen
hulzen gemeld en circa 50 granaten die in de grond waren
gegraven. Bij de Boerendijk werden tientallen hulzen en
patronen gemeld en één granaat.
Omstreeks 05.00 uur kwam er een V1 neer in een perceel
bouwland in de polder De Oude Fijnaart. Slechts aan een
landbouwschuur en aan een landbouwwoning staande op
ongeveer 500 meter is enige dakpannen- en glasschade
aangericht.
In de gemeente Fijnaart en omgeving werden in de jaren
zeventig
meerdere
explosieven
gevonden,
waaronder
handgranaten, granaten, mortiergranaten. Sommige van de
vondsten werden gedaan tijdens graafwerkzaamheden.
Bron
0429-1768
0429-1796
527-1727
1504-130
0429-4
0429-1375
0429-968
0429-1656
0429-4
0429-4
0429-1786
0429-1768
0411-1168
Pagina 30 van 56
Bijlage 3c
Overzicht archief NIOD en uitwerking resultaten
Overzichtslijst geraadpleegde collecties en inventarissen
Toegangsnummer 077 - Collectie Generalkommissariat für das Sicherheitswesen - Höhere SS- und
Polizeiführer Nord-West
Inv. Nr.
Omschrijving archiefstuk(ken)
Relevant
518
Verslagen van de Befehlshaber der Ordnungspolizei betreffende de luchtaan- Nee, 1
vallen op Nederlands grondgebied van 21 tot en met 27 augustus 1940
993
Verslagen betreffende geallieerde luchtaanvallen op bewapeningsbedrijven in Nee, 1
Hengelo en de gasfabriek in Rotterdam, 1942-1943
1328
Dagberichten van de Befehlshaber der Ordnungspolizei Den Haag betreffende Ja
vijandelijke luchtaanvallen, 1940-1941
1332
Stukken betreffende vijandelijke luchtaanvallen, landingen van vijandelijke Nee, 1
vliegeniers, het vinden van versperringsballons, het werpen van springstoffen
en het gebruik van sabotagematerialen, 1940-1943
1759
Berichtgevingen betreffende neergekomen vliegtuigen, 1943
Nee, 1
1855
Telegrammen van de marechaussee regio Rotterdam aan het 3. Polizeibatail- Nee, 1
lon over bominslagen en delicten, 27-30 november 1944
Toegangsnummer 216K - Collectie Departement van Justitie
Inv. Nr.
Omschrijving archiefstuk(ken)
179
Ingekomen en minuten van uitgegane stukken, 16 december 1942 - 21
november 1944
180
Rapporten van de plaatselijke luchtbeschermingsdiensten, politiekorpsen en
de Marechaussee inzake het geven van het sein luchtalarm, het neerstorten
van vliegtuigen en vliegtuigonderdelen en de vondst van niet-ontplofte
explosieven, 23 juni 1943 - 28 april 1944
181
Processen-verbaal van de plaatselijke luchtbeschermingsdiensten, politie en
Marechaussee met betrekking tot vijandelijke vliegtuigen, bomaanvallen en
ontploffingen in verschillende gemeenten: Aalsmeer-Apeldoorn
182
Processen-verbaal van de plaatselijke luchtbeschermingsdiensten, politie en
Marechaussee met betrekking tot vijandelijke vliegtuigen, bomaanvallen en
ontploffingen in verschillende gemeenten: Arcen-Arnhem
183
Processen-verbaal van de plaatselijke luchtbeschermingsdiensten, politie en
Marechaussee met betrekking tot vijandelijke vliegtuigen, bomaanvallen en
ontploffingen in verschillende gemeenten: Baarn-Burgh
184
Processen-verbaal van de plaatselijke luchtbeschermingsdiensten, politie en
Marechaussee met betrekking tot vijandelijke vliegtuigen, bomaanvallen en
ontploffingen in verschillende gemeenten: Capelle a/d Ijssel - Dwingeloo
185
Processen-verbaal van de plaatselijke luchtbeschermingsdiensten, politie en
Marechaussee met betrekking tot vijandelijke vliegtuigen, bomaanvallen en
ontploffingen in verschillende gemeenten: Echt-Zwolle
186
Meldingen van verschillende gemeenten betreffende ongevallen, beschietingen, bombardementen en het afwerpen van (lege) benzinetanks door
vliegtuigen
188
Meldingen van luchtalarm in de provincies Gelderland en Overijssel, 18
september 1944 - 16 januari 1945
844
Rapport van de Marechaussee Clinge aan de hoofdinspecteur van de
Luchtbescherming inzake het neerstorten van een vliegtuig, 3-5 januari 1944
Relevant
Ja
Nee, 1
Nee, 1
Nee, 1
Nee, 1
Nee, 1
Nee, 1
Nee, 1
Nee, 1
Nee, 1
Uitwerking resultaten archiefstudie NIOD
Op basis van de aangetroffen archiefstukken in genoemde collecties en inventarissen is
onderstaand overzicht opgesteld. De kolom ‘bron’ verwijzen naar de bovenstaande
collectie- en inventarisnummers, waarbij het deel voor de streep verwijst naar het
collectienummer en het deel achter de streep naar het inventarisnummer. Elke relevante
oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer en weergegeven in de inventarisatiekaart in bijlage 6. De toevoeging ‘indicatief’ bij het markeringsnummer geeft weer
dat de melding niet nauwkeurig geplaatst kan worden en dus indicatief in de inventarisatiekaart ingetekend is of er als tekstvlak in staat. De toevoeging ‘BOL’ (buiten onderzoekslocatie) laat zien dat de melding zich buiten het onderzoeksgebied bevindt, maar
wel van belang is voor een algemeen beeld van de omgeving. De toevoeging ‘NIK’ (niet
in kaart) geeft weer dat de exacte locatie van de melding op basis van de beschikbare
gegevens niet nader te bepalen was en dat de melding dus niet in de kaart kon worden
gezet. Geen toevoeging geeft aan dat de melding (redelijk) nauwkeurig ingetekend kon
worden.
T&A Survey
Pagina 31 van 56
Markering
4293-007
indicatief
Datum
11-02-41
T&A Survey
Gebeurtenis/locatie
In de nacht van 11 februari 1941 werden drie bommen
afgeworpen op akkerland in Fijnaart. Geen exacte informatie
over locatie.
Bron
077-1328
Pagina 32 van 56
Bijlage 3d
Overzicht archief NIMH en uitwerking resultaten
Overzichtslijst geraadpleegde collecties en inventarissen
Er is in de collecties 409 en 575 geen feitenmateriaal met betrekking tot oorlogshandelingen in het onderzoeksgebied gevonden.
Uitwerking resultaten archiefstudie NIMH
Er is in de geraadpleegde stukken geen relevante informatie aangetroffen.
T&A Survey
Pagina 33 van 56
Bijlage 3e
Overzicht Nationaal Archief Den Haag en uitwerking resultaten
Overzichtslijst geraadpleegde toegang en inventarissen
Toegang 2.04.53.15 – Binnenlandse Zaken
Inv. Nr.
Omschrijving archiefstuk(ken)
37
Ingekomen en minuten van uitgegane brieven van en aan diverse overheidsinstellingen 1940 – 1941: Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, nrs.
17.32.1 - 17.32.11
78
Meldingen en processen -verbaal ontvangen van gemeenten over geallieerde
Luchtactiviteiten 1940-1941: Noord-Brabant
Relevant
Nee, 1
Nee, 1
Uitwerking resultaten archiefstudie Nationaal Archief Den Haag
Er is in de geraadpleegde stukken geen relevante informatie aangetroffen.
T&A Survey
Pagina 34 van 56
Bijlage 3f
Overzicht archief MMOD en uitwerking resultaten
Uitwerking resultaten archiefstudie MMOD-archief
Op basis van de aangetroffen archiefstukken in het MMOD-archief is onderstaand overzicht opgesteld. Elke relevante oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer
en weergegeven in de inventarisatiekaart in bijlage 6. De toevoeging ‘indicatief’ bij het
markeringsnummer geeft weer dat de melding niet nauwkeurig geplaatst kan worden en
dus indicatief in de inventarisatiekaart ingetekend is of er als tekstvlak in staat. De
toevoeging ‘BOL’ (buiten onderzoekslocatie) laat zien dat de melding zich buiten het
onderzoeksgebied bevindt, maar wel van belang is voor een algemeen beeld van de
omgeving. De toevoeging ‘NIK’ (niet in kaart) geeft weer dat de exacte locatie van de
melding op basis van de beschikbare gegevens niet nader te bepalen was en dat de
melding dus niet in de kaart kon worden gezet. Geen toevoeging geeft aan dat de
melding (redelijk) nauwkeurig ingetekend kon worden.
Markering
4293-010
indicatief
Datum
13-02-45
T&A Survey
Gebeurtenis/locatie
De burgemeester van Fijnaart meldde dat er op verschillende
punten in zijn gemeente nog meerdere niet ontplofte projectielen en bommen lagen. Ook in de Polder Oud Fijnaart zouden
nog mijnen liggen.
Bron
MMOD-archief
Pagina 35 van 56
Bijlage 3g
Overzicht archief van de EODD en uitwerking resultaten
Overzichtslijst geraadpleegde MORA’s
In onderstaande tabel zijn de EODD-vondsten in en nabij het onderzoeksgebied
opgenomen. In bijlage 6 zijn deze in kaart gebracht met bijbehorend WO-nummer.
Fijnaart
WO nr
19730945
19752304
19822106
19821646
19832437
19862180
Locatie
Eerstekruisweg 6
Oude Molensweg 2 (in weiland)
Oude Molenseweg 2
Parralelweg
Kadedijk, achter tuincentrum
Kadedijk 2
Vondst
art gr 105 mm HE
1 granaat Ø 15 cm
1x 155 mm HE
.50 patroon
gr 25 pdr HE met buis 119
art gr chemisch (leeg)
De volgende WO-nummers in/nabij het onderzoeksgebied zijn aangevraagd, maar betrof
geen explosieven, of meldingen van naoorlogse, geïmproviseerde explosieven: geen.
Uitwerking resultaten bestudering mijnenkaarten
Volgens de mijnenkaart van de EODD hebben er geen mijnenvelden binnen het
onderzoeksgebied gelegen.
T&A Survey
Pagina 36 van 56
Bijlage 3h
Overzicht overige Nederlandse archieven en uitwerking resultaten
Proces-verbaal getuigenverklaring
Voor dit onderzoek zijn geen getuigen gehoord. De reeds beschikbare informatie uit de
literatuur, archieven en luchtfoto’s geeft een duidelijk beeld van de gebeurtenissen
tijdens WOII, waardoor verwacht wordt dat eventuele getuigen geen toegevoegde
waarde hebben.
T&A Survey
Pagina 37 van 56
Bijlage 3i
Overzicht buitenlandse archieven en uitwerking resultaten
Overzicht geraadpleegde inventarissen van the National Archives te London
De Operational Records van de 2nd Tactical Air Force (Air 37) zijn gecontroleerd op
aanvallen op of nabij het onderzoeksgebied. Er zijn hierin geen relevante meldingen
gevonden.
T&A Survey
Pagina 38 van 56
Bijlage 4
Overzicht gebruikte websites en uitwerking resultaten
Overzicht geraadpleegde websites
Voor het onderzoek zijn de onderstaande websites geraadpleegd. In de kolom
“bronverwijzing” staat de afkorting die in het overzicht van de relevante gebeurtenissen
gebruikt is om naar de betreffende website te verwijzen.
Website
www.watwaswaar.nl
http://www.vergeltungswaffen.nl/
http://www.heemkundigekringfijnaartenheijningen.nl/
http://www.bhic.nl/index.php?id=13638
http://www.vvdefendert.nl/algemeen/historie
Korte toelichting
Kaarten en luchtfoto’s
Overzicht van de in nederland
neergekomen V-raketten
Geschiedenis van Fijnaart en
Heijningen. Niet veel WOII wel
veel over de watersnoodramp
van 1953
Overzicht
van
neergestorte
vliegtuig in de buurt van Fijnaart
Informatie over de bouw van de
sportvelden
naast
het
onderzoeksgebied
Bronverwijzing
watwaswaar
V-wapens
Heemkunde
Fijnaart
BHIC
Fendert
Uitwerking resultaten websites
Op basis van de genoemde websites is onderstaand overzicht van de oorlogshandelingen
opgesteld. De kolom ‘bron’ verwijzen naar de bovenstaande websites. Elke relevante
oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer en weergegeven in de inventarisatiekaart in bijlage 6. De toevoeging ‘indicatief’ bij het markeringsnummer geeft weer
dat de melding niet nauwkeurig geplaatst kan worden en dus indicatief in de inventarisatiekaart ingetekend is of er als tekstvlak in staat. De toevoeging ‘BOL’ (buiten onderzoekslocatie) laat zien dat de melding zich buiten het onderzoeksgebied bevindt, maar
wel van belang is voor een algemeen beeld van de omgeving. De toevoeging ‘NIK’ (niet
in kaart) geeft weer dat de exacte locatie van de melding op basis van de beschikbare
gegevens niet nader te bepalen was en dat de melding dus niet in de kaart kon worden
gezet. Geen toevoeging geeft aan dat de melding (redelijk) nauwkeurig ingetekend kon
worden.
Markering
4293-004
indicatief
4293-005
indicatief
Datum
29-1-1945
4293-008
indicatief
1-2-1953
4293-009
17-9-1944
4293-011
1999-2001
16-3-1945
T&A Survey
Gebeurtenis/locatie
In Fijaart kwam een V1 neer in een akker op zo'n 500
meter van de bebouwing. Exacte locatie is onbekend.
In polder De Oude Fijaart kwam een V1 neer. Een woning
op ongeveer 500 meter er vandaan had lichte glas- en
dakschade opgelopen.
Fijnaart heeft ook te lijden gehad van de watersnoodramp
van 1953. Uit de informatie van de site is niet geheel
duidelijk waar binnen de kom van Fijnaart gebieden onder
water stonden.
Er kwam een zweefvliegtuig (Airspeed AS-58 Horsa) neer
bij Nieuwe Molen te Fijnaart. De gehele bemanning kwam
om. Geen exacte crashlocatie bekend.
Bouw, inrichting en ingebruikname sportcomplex aan de
Parallelweg
Bron
V-wapens
V-wapens
Heemkunde
Fijnaart
BHIC
Fendert
Pagina 39 van 56
Bijlage 5
Overzicht gebruikte luchtfoto’s en uitwerking resultaten
Overzichtslijst geraadpleegde luchtfoto’s
In onderstaande tabel staan alle luchtfoto’s van het onderzoeksgebied die geraadpleegd
voor onderhavig onderzoek. De afkortingen in de kolom “archief” verwijzen naar de
volgende archiefinstellingen: de Speciale Collecties van de bibliotheek van Wageningen
UR (“Wag”), het Kadaster in Zwolle (“Zwolle”), The Aerial Reconnaissance Archives
(“ACIU/JARIC”), ondergebracht bij de Royal Commission on the Ancient and Historical
Monuments of Scotland te Edinburgh, the National Archives te College Park (“NARA”),
The National Archives te Londen (“NAL”), de National Air Photo Library Ottawa (“Canada”), het Bundesarchiv/Militärarchiv te Freiburg (“BAF”), het spoorwegmuseum te
Utrecht (“SMU”) en de Luftbilddatenbank (“LBDB”).
Onder de tabel staat een uitvoerige omschrijving van de interpretatie van de
geanalyseerde luchtfoto’s. De resultaten van de luchtfoto-interpretatie zijn verwerkt in de
kaart in bijlage 6.
Datum
04.11.1944
Fotonr
3236
Sortie/Doos
Schaal (1:x)
ca. 9.000
Relevant
4/1224
19.06.1945
2001
16-2188
ca. 55.000
Ja, zie beschrijving onder tabel.
Ja, zie beschrijving onder tabel.
Archief
Canada
ACIU
JARIC
Uitwerking resultaten luchtfoto-analyse
4 november 1944
foto 3236
Op de luchtfoto is een grote hoeveelheid aan artillerie inslagen in en om Fijnaart waar te
nemen. Binnen het onderzoeksgebied zijn eveneens meerdere inslagen zichtbaar. Buiten
het onderzoeksgebied zijn tevens nog stellingen en een enkele bomkrater waar te
nemen.
19 juni 1945
foto 2001
Deze naoorlogse foto dekt het onderzoeksgebied bij Fijnaart compleet. Door de schaal
van de foto zijn de eenduidige sporen van oorlogshandelingen, zoals zichtbaar op de foto
van 4 november 1944, niet zichtbaar.
Leemte in kennis:
 In de archieven zijn geen bruikbare luchtfoto’s van het onderzoeksgebied
gevonden van kort na het bombardement van 11 februari 1941.
Uitwerking resultaten vergelijking van luchtfoto’s tijdens en na WOII
Fijnaart
Uit de luchtfoto’s blijkt dat het gehele onderzoeksgebied in 1944 akkers en
landbouwgronden betrof en nog ver buiten de bebouwde kom van Fijnaart lag.
Tegenwoordig is het gebied een onbebouwd grasland met bomen gelegen tussen de rand
van de bebouwing en een sportveldencomplex.
T&A Survey
Pagina 40 van 56
4 november 1944
T&A Survey
foto 3236
Pagina 41 van 56
Bijlage 6
T&A Survey
Overzichtskaart probleeminventarisatie
Pagina 42 van 56
91000
91250
91500
91750
92000
406750
19752304
406500
92750
93000
93250
93500
93750
4293-002: okt-nov 1944 Frontlijn liep door Fijnaart waarbij regelmatig
artillerie beschietingen op het dorp plaatsvonden.
198-16-2188-2001
3990-018
indicatief
92500
4293-001: 10-9-1942 30 brandbommen op Fijnaarts gebied.
19822106
3990-018
92250
407000
90750
406750
90500
4293-003: 4-11-1944 Fijnaart bevrijd, maar nog altijd in frontlinie.
4293-004. 1945 Meerdere V1`s kwamen in Fijnaart terecht.
19821646
4293-005: 16-03-1945 V1 in polder Oude Fijnaart.
4293-011
406500
90250
407000
90000
4293-006: jaren `70 Meerdere munitievondsten in en rond
Fijnaart.
3990-018
4293-007: 11-02-1941 3 bommen afgeworpen op akkerlad Fijnaart.
4293-009: 17-9-1944 Zweefvlieftuig Horsa neergekomen bij
Nieuwe Molen te Fijnaart.
4293-010: 13-02-1945 Meerdere explosieven en bommen
achtergeblecen in gemeente Fijnaart.
DD
3990-018
indicatief
406000
406000
406250
19730945
3990-018
3990-073: 03-11-1944 De bombardementen en het granaatvuur namen
van twee kanten in hevigheid toe.
405750
3990-018: Fijnaart, Nieuwe Molen, Oude Molen, Heijningen en Boerendijk lagen onder granaatvuur. Duitse troepen trokken zich terug,
maar hielden stand bij Oude Molen en beschoten de optrekkende geallieerden die nog in Fijnaart zaten.
405500
3990-018
19862180
198-16-2188-2001
Legenda
Onderzoeksgebied
Archiefstukken
Duitse terugtrekking
Geallieerde aanval
Getroffen door artillerie
#
*
Explosievenvondst met WO-nummer
Naoorlogse grondroerende werkzaamheden
Luchtfotointerpretatie
(Bomkrater)
D
Duitse stelling
Inslagkrater raket/granaat
Getroffen door artilleriebeschieting
Loopgraaf
Luchtfotokaders met bestandsnaam
0
100
200
300
400
³
Meter
405000
405000
405250
19832437
405250
405500
3990-019: okt-nov 1944 Terugtrekkende Duitse troepen laten boobytraps & mijnen achter in
akkers rondom Fijnaart en nabijgelegen dorpen.
405750
406250
4293-008: Fijnaart getroffen door watersnoodramp 1953
Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg
T&A Survey BV
Dynamostraat 48
Postbus 20670
1001 NR Amsterdam
Project:
020-6651368
020-6685486
[email protected]
www.ta-survey.nl
HVO CE Waterberging Fijnaart
Bijlage:
6. Overzichtskaart probleeminventarisatie
Opdrachtgever:
Waterschap Brabantse Delta
Schaal:
Tekenaar:
Telefoon:
Fax:
E-mail:
Internet:
Formaat:
A3
1:10.000
Projectnummer:
0214GPR4293
MvV / KM
Datum:
17-04-2014
Bijlage 7
Algemene evaluatie van de risico’s van explosieven
Gevolgen detonatie (explosie)
Explosieven bevinden zich vanaf WOII onder slechte condities in de bodem. Bij het
aantreffen van explosieven moet daarom rekening worden gehouden met een
ongecontroleerde detonatie. Oorzaken van een ongecontroleerde detonatie kunnen zijn
onder andere ongelukken bij handelingen aan munitie, brand en grondberoerende
werkzaamheden. De kans op een ongecontroleerde detonatie is klein, maar de gevolgen
zijn aanzienlijk. Het is daarom noodzakelijk om na te gaan welke gebeurtenissen elkaar
zouden kunnen opvolgen en met welke effecten.
Een ongecontroleerde detonatie kan leiden tot ernstig letsel en schade aan materieel
en/of levende have binnen de invloedssfeer van een detonatie. Afhankelijk van de plaats
van detonatie kan het schadebeeld in ernst variëren; een detonatie op het land heeft
andere gevolgen dan een detonatie in (diep)water. Tijdens een detonatie komt in een
zeer korte tijd een grote hoeveelheid energie vrij in de vorm van druk, schokgolf,
temperatuur en eventueel scherfwerking. Tijdens het bepalen van de veiligheids- en
beschermende maatregelen moet hiermee rekening worden gehouden.
Druk
Afhankelijk van de soort springstof kan in de directe omgeving van het detonatiepunt een
druk ontstaan van 100.000 tot 400.000 bar. Tegen deze detonatiedruk is geen enkel
materiaal bestand. Een druk van vier bar kan al ernstig letsel toebrengen aan het
menselijk lichaam met zelfs de dood tot gevolg.
Schokgolf
Tijdens een detonatie ontstaat een schokgolf. De kracht van de schokgolf is afhankelijk
van de detonatiesnelheid van de springstof. De detonatiesnelheid die ontstaat, varieert
van circa 3000 tot 9000 m/sec. Afhankelijk van het medium waardoor de schokgolf zich
voortplant kan de schokgolf schade veroorzaken aan machines, constructies en
vaartuigen. Het is een gegeven dat een schokgolf zich in water verder voortplant dan in
de lucht. De schade die ontstaat door de schokgolf kan daarom onder water groter zijn
dan in de lucht.
Temperatuur
In de directe omgeving van het detonatiepunt komen zeer hoge temperaturen vrij.
Afhankelijk van de plaats van de detonatie kunnen deze temperaturen brand
veroorzaken. Onder water zijn de effecten van de bij een detonatie vrijkomende hoge
temperaturen nihil.
Scherfwerking
Het bekendste gevaar dat ontstaat bij een detonatie is scherfwerking. Afhankelijk van het
materiaal waarin de springstof verpakt is (het lichaam van het explosief) en de plaats
van de detonatie kan scherfwerking ontstaan. De scherven die ontstaan krijgen als
gevolg van de ontstane druk en temperatuur een zeer hoge snelheid, die bij aanvang
circa 1500 meter per seconde bedraagt. Afhankelijk van de toestand en het soort
explosieve stof zal de grootte van de scherven variëren.
T&A Survey
Pagina 43 van 56
Afhankelijk van het gewicht van de scherven en het medium waardoor deze zich
voortbewegen kan de afstand die zij afleggen sterk variëren. Naast directe scherfwerking
moet ook rekening worden gehouden met secundaire scherfwerking. Onder secundaire
scherfwerking worden materialen verstaan (bijvoorbeeld grind en stenen) die uit de
directe omgeving van de detonatie als gevolg van de toenemende druk worden
rondgeslingerd.
Overige effecten
Ook zijn er explosieven gebruikt met (toevoeging van) brandbare stoffen en chemische
middelen, die een zeer specifiek gevaar vormen voor hun omgeving. Zo werd
bijvoorbeeld fosfor gebruikt in zogenaamde springrookgranaten en -handgranaten. Witte
fosfor is een brandbare stof die spontaan tot ontbranding kan komen bij contact met
zuurstof.
Wanneer witte fosfor brandt, verspreidt het een giftige rook en kan uiteindelijk een
detonatie veroorzaken al in het explosief ook een verspreidingsspringlading aanwezig is.
Het komt voor dat explosieven gevuld met witte fosfor spontaan gaan branden wanneer
zij tijdens het uitvoeren van graafwerkzaamheden worden blootgelegd. In het algemeen
kan voor explosieve stoffen worden gesteld dat ze toxisch zijn.
Veiligheidsmaatregelen/risico
In gebieden waar mogelijk explosieven aanwezig zijn is maximale bescherming geboden
tegen de uitwerking ervan. Deze maatregelen hebben zowel betrekking op
handelingsfactoren als uitwerkingsfactoren.
De maatregelen kunnen we indelen in twee hoofdgroepen:
 Veiligheidsmaatregelen: alle maatregelen die worden genomen om te voorkomen
dat een explosief ongecontroleerd tot werking komt.
 Beschermende maatregelen: alle maatregelen die worden genomen om de
daadwerkelijke uitwerking van een explosief op personen, levende have en
goederen te beperken of te voorkomen.
De risico’s van een ongecontroleerde detonatie van explosieven bij grondpenetrerende
werkzaamheden hangen af van de soort explosieven en de diepte/plaats waarop ze
kunnen worden aangetroffen.
Soort explosieven
Voor het beoordelen van de risico’s en het bepalen van de juiste veiligheidsmaatregelen
is het van belang om te weten welke soorten explosieven verwacht kunnen worden.
Grootte
De vuistregel is dat de grootte van een explosief het effect op de omgeving bepaalt. Hoe
groter het explosief, hoe groter het effect op de omgeving. Het effect op de omgeving
wordt mede bepaald door de netto inhoud van de explosieve stof.
Gevoeligheid
De kans dat een explosief ongecontroleerd tot detonatie komt is afhankelijk van de
gevoeligheid van een explosief. De gevoeligheid van een explosief wordt bepaald door de
gevoeligheid van de in het explosief aanwezige explosieve stof en/of de
(wapenings)toestand van de geplaatste ontsteker. Hoe gevoeliger een explosief, hoe
eerder een ongecontroleerde detonatie zal plaatsvinden. De gevoeligheid van explosieve
stoffen in de vorm van springstoffen neemt veelal toe door veroudering. De gevoeligheid
van een ontsteker wordt voornamelijk bepaald door de wapeningstoestand.
T&A Survey
Pagina 44 van 56
De wapeningstoestand van een ontsteker wordt bepaald door de krachten die worden
uitgeoefend op een ontsteker tijdens het verschieten, werpen, afwerpen of plaatsen van
het explosief. Tijdens het zogenaamde wapenen van een ontsteker worden alle
explosieve en/of mechanische componenten in één lijn gebracht waardoor het explosief
tot werking kan komen.
Het wapenen kan ook gebeuren doordat explosieven worden rondgeslingerd als gevolg
van een explosie. De explosie kan het gevolg zijn van vernietigingswerkzaamheden of
een ongecontroleerde explosie. Explosieven voorzien van gewapende ontstekers zijn over
het algemeen gevaarlijker zijn dan explosieven waarvan de ontsteker niet gewapend is.
T&A Survey
Pagina 45 van 56
Bijlage 8
Wetgeving en subsidiemogelijkheden voor explosievenonderzoek
Wet- en regelgeving
De BeoordelingsRichtLijn “Opsporen Conventionele Explosieven” (BRL OCE) versie 200702 d.d. 8 februari 2007 is vanaf heden niet meer van kracht.
Vanaf 1 juli 2012 dienen bedrijven die Conventionele Explosieven opsporen conform het
Arbobesluit (artikel 4.10) in het bezit te zijn van een Systeemcertificaat “Opsporen
Conventionele Explosieven”. Dit certificaat wordt uitgegeven op basis van het WerkveldSpecifieke CertificatieSchema “Opsporen Conventionele Explosieven” (WSCS-OCE), 2012,
versie 1. Dit is vastgelegd en aangekondigd in het besluit van 5 maart 2012 zoals vermeld in staatsblad 108, jaargang 2012.
Het toepassingsgebied van de WSCS-OCE is onderverdeeld in twee deelgebieden, te
weten:
 Deelgebied A: Opsporing (inclusief vooronderzoek, detectie en handmatige benadering)
 Deelgebied B: Civieltechnisch opsporingsproces (civieltechnische assistentie bij
benadering)
De aanwezigheid van explosieven kan de Openbare Orde en Veiligheid in gevaar brengen. Op basis van de gemeentewet (artikelen 175, 176) is de burgemeester verantwoordelijk voor het handhaven van de Openbare Orde en Veiligheid en is deze bevoegd hier
handelend op te treden.
Conform 6.6.2.2 van de WSCS-OCE dient het bevoegd gezag geïnformeerd te worden
over opsporingswerkzaamheden middels het indienen van het projectplan en in het geval
van benaderingswerkzaamheden hier ook actief haar goedkeuring aan te verlenen
(middels een verklaring van geen bezwaar).
Bedrijven die opsporingswerkzaamheden uitvoeren en hierbij explosieven voor handen
kunnen krijgen, dienen op basis van de Wet Wapens en Munitie (artikel 4) te beschikken
over een ontheffing.
Subsidie explosievenopsporing en ruiming
Gemeentes kunnen vanuit het gemeentefonds een bijdrage voor het opsporen en ruimen
van explosieven ontvangen. De wijze van bijdrage verschilt per gemeente.
Gemeentes die een jaarlijkse vaste bijdrage ontvangen:
Amsterdam, Den Haag, Rotterdam
Gemeentes die jaarlijks een bijdrage ontvangen van € 2.000.- per nieuwbouwwoning:
Aalburg, Aalsmeer, Alphen-Chaam, Apeldoorn, Arnhem, Beverwijk, Bloemendaal, Eindhoven, Gouda, Groesbeek, Hengelo, Houten, Lansingerland, Lingewaard, Loon op Zand,
Neder-Betuwe, Nijmegen, Noorderveld, Overbetuwe, Pijnacker-Nootdorp, Rijssen-Holten,
Oosterhout, Roermond, Schijndel, ’s-Hertogenbosch, Sluis, Tiel, Tilburg, Veere, Veldhoven, Venray, Vlissingen, Wassenaar, Westland, Westvoorne, Winterswijk, Woensdrecht
en Zwolle.
Overige gemeentes:
Deze gemeentes kunnen 70% van de gemaakte kosten vergoed krijgen middels het
indienen van een gemeenteraadsbesluit bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken,
waarin blijkt dat opsporing uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is. Tevens dienen
hierin de te verwachten uitgaven te worden vermeld.
T&A Survey
Pagina 46 van 56
Bijlage 9
Procedure risicoanalyse
Doel
De risicoanalyse van het vooronderzoek is een inventarisatie en evaluatie van de risico’s
voor de geplande werkzaamheden op de locatie en de vermoede ligging van
Conventionele Explosieven (CE). De risicoanalyse dient als basis voor de eventueel uit te
voeren opsporingswerkzaamheden van CE. De definitieve afbakening van het
opsporingsgebied kan op basis van de risicoanalyse worden vastgelegd.
De risico analyses detectie en benadering betreffen een inventarisatie van de risico’s die
zich tijdens detectie en benaderingswerkzaamheden kunnen voordoen voor medewerkers
en omgeving. Op basis hiervan kunnen veiligheidsmaatregelen worden genomen om de
risico’s te verminderen.
Risico analyse vooronderzoek
De risico analyse vooronderzoek is gebaseerd op de kans dat men in aanraking komt met
eventueel aanwezige explosieven bij het geplande gebruik of geplande werkzaamheden
(KxB) en het effect van een eventueel ongeval (E). De kans dat men in aanraking komt
met eventueel aanwezige explosieven bij het geplande gebruik of geplande werkzaamheden (KxB) hangt af van de kans op de aanwezigheid van explosieven in het onderzoeksgebied (K) en de soort en omvang van de werkzaamheden/het gebruik van het gebied
(B). Aan de hand hiervan wordt een risicowaarde bepaald, die het advies voor eventuele
vervolgstappen bepaalt (KxBxE).
K-waarde
10
6
3
2
1
0.2
0.1
Kans op aanwezigheid explosieven binnen het gebied
Kan verwacht worden, bijna zeker (80 – 100%)
Goed mogelijk (20 – 80%)
Ongewoon, maar mogelijk (10 – 20%)
Onwaarschijnlijk (5 – 10%)
Denkbaar, maar zeer onwaarschijnlijk (1 – 5%)
Praktisch onmogelijk (0.1 – 1 %)
Bijna niet denkbaar (< 0.1 %)
B-waarde
10
6
3
2
1
0.5
Soort en omvang van de werkzaamheden
Zeer grootschalige grondroering tot indringingsdiepte mogelijke aanwezige explosieven
Grootschalige grondroering tot (beperkte) diepte
Beperkte grondroering tot (beperkte) diepte
Zeer beperkte grondroering
Grondroering tot zeer beperkte diepte (maaiveld tot enkele centimeters minus maaiveld)
Geen feitelijke grondroering
E-waarde
100
40
15
7
3
1
Maximale grootte van de mogelijke (letsel-)schade bij ongeval
Catastrofaal
Ramp, verschillende doden
Zeer ernstig, een dode
Aanzienlijk, ernstige verwondingen, permanente arbeidsongeschiktheid
Belangrijk, werkonderbreking, letsel met verzuim
Betekenisvol, BHV kan nodig zijn, letsel zonder verzuim of hinder
Risico waarde
> 320
161 –320
61 –160
20 – 60
< 20
T&A Survey
Risico niveau
V
IV
III
II
I
Risico en Advies
Zeer hoog risico, detectie onderzoek
Hoog risico, detectie onderzoek
Wezenlijk risico, detectie onderzoek
Mogelijk enig risico, werkprotocol
Zeer licht risico, geen verdere actie noodzakelijk
Pagina 47 van 56
Bijlage 10
Nr
Indicatie
1
2
Verdedigingswerk
Wapenopstelling
3
Geschutopstelling
(statisch en mobiel)
4
5
Munitieopslag in
open veld
Loopgraaf
WSCS-OCE richtlijnen horizontale afbakening verdacht gebied
Details
Vervallen
Opstellingen van
handwapen, machinegeweer of ander
(semi)automatisch
wapen
Locatie van geschut
Uitgangspunt
Uitgangspunten voor
conclusie
afbakening verdachte
Verdacht Onverdacht gebied
Vervallen*
Locatie van de wapenopstelling
x
x
Locatie van munitievoorraad in het open
veld
Militaire loopgraaf of
schuttersput
x
x
6
Tankgracht of -geul
25 meter rondom het hart van
de geschutsopstelling, maar
niet verder dan een eventueel
aangrenzende watergang
Locatie van de veldopslaglocatie
Het gebied binnen de contouren
van de loopgraaf of schuttersput is verdacht, bij voorkeur
bepaald aan de hand van
geogerefereerde luchtfoto’s
Niet verdacht, tenzij er
aanwijzingen zijn dat er
mogelijk munitie in gedumpt is
Een diepe (al dan niet
droge) gracht of geul
met steile wanden,
x
aangebracht om
pantservoertuigen
tegen te houden
7
Landmijnen
Middels een aanwijn.v.t.
verdacht gebied
zing, niet zijnde een
mijnenlegrapport, op
landmijnen verdacht
verklaard gebied. In
x
het verdachte gebied
zijn bij de controle
door de MMOD géén
landmijnen aangetroffen
8
Landmijnen
Middels een aanwijDe grenzen zoals aangegeven
verdacht gebied
zing, niet zijnde een
in het ruimrapport
mijnenlegrapport, op
landmijnen verdacht
verklaard gebied. In
x
het verdachte gebied
zijn bij de controle
door de MMOD, of bij
na-oorlogse activiteiten landmijnen
9
Mijnenveld, geheel
Geregistreerd mijnenN.v.t.
geruimd
veld, waarvan mijnenlegrapport aanwezig is.
Alle volgens het
legrapport gelegde
x
landmijnen zijn geruim
of feitelijke onderbouwing bekend waarom
landmijnen niet meer in
veld aanwezig waren
10 Mijnenveld,
Geregistreerd mijnenDe grenzen zoals aangegeven
gedeeltelijk
veld waarvan mijnenlein het mijnenlegrapport en/of
geruimd
grapport aanwezig is.
ruimrapport
Niet alle volgens het
mijnenlegrapport
x
gelegde landmijnen zijn
geruimd. Geen feitelijke
onderbouwing bekend
waarom er landmijnen
worden vermist.
*
Noot T&A: uitgangspunten en afbakening van verdachte gebieden binnen een verdedigingswerk gebeuren aan
hand van de afzonderlijke stellingen, loopgraven e.d. binnen de contouren van het verdedigingswerk.
T&A Survey
Pagina 48 van 56
Nr
Indicatie
11
Versperringen
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Infrastructuur
zonder geschutsopstelling of
munitievoorraad
Schuilloopgraaf
Kampementen
Mangat
Dumplocatie van
munitie en/of
toebehoren
Crashlocatie
vliegtuig
Krater van
gedetoneerde
incidentele
luchtafweergranaat
Vernielingslading
Vernielingslading
(in werking
gesteld)
Ongecontroleerde
(massa)explosie
Vernietigingslocatie voor CE
Details
Uitgangspunt
conclusie
Verdacht Onverdacht
Versperringen zoals
strandversperringen en
drakentanden
Militaire werken zoals
woononderkomen of
werken met een
burgerdoel zoals
schuilbunker
Loopgraaf voor burgerbevolking om in te
schuilen
Grondgebied met
onderkomens zoals
tenten
Gat in grond met
schuilfunctie, niet in
gebruik genomen als
schuttersput
Dumplocatie van CE
en/of
toebehoren in landbodem of op waterbodem.
Aanwezigheid van CE
vanwege de crash
Gebied waarin zich de
krater van de detonatie
van een incidentele
luchtafweergranaat
bevindt
Locatie van aangebrachte vernielingslading
Locatie van in werking
gestelde vernielingslading, waarbij de
mogelijkheid bestaat op
het aantreffen van niet
(geheel) gedetoneerde
springlading(en).
(Sympatische) detonatie
van een explosieven
voorraad zoals ontploffing munitieopslag of
munitietrein
Eén of meerdere
springputten
x
x
x
x
24
Artillerie-,
mortier- of
raketbeschieting
Raketbeschieting
inslagenpatroon
bekend
Gebied dat is beschoten
door mobiel of vast
geschut, mortieren of
grondgebonden (meervoudig) raketwerpersysteem
Gebied dat is getroffen
door een raketbeschieting met jachtbommenwerpers
Tenzij er indicaties zijn op CE
vanwege de aanwezigheid van
munitieopslag of nabijverdediging in de vorm van bijvoorbeeld wapenopstellingen
n.v.t.
Locatie van de dump en
afbakening verder
situationeel te bepalen,
bijvoorbeeld dumping in
stilstaand of stromend water
Situationeel te bepalen
x
x
x
x
x
Tenzij er indicaties zijn dat het
geen incidentele luchtafweergranaat betreft.
Locatie waar de vernielingslading is aangebracht
Locatie waar de vernielingslading in werking is gesteld en
afbakening verder situationeel
te bepalen.
Situationeel te bepalen
x
De contour(en) van de
springput(ten) en afbakening
verder situationeel te bepalen,
bijvoorbeeld gelet op de
afstand van eventuele
uitgeworpen CE buiten deze
contour(en).
Situatie te bepalen
x
x
T&A Survey
Tenzij er indicaties zijn dat CE
onderdeel uitmaken van de
versperring
Tenzij er indicaties zijn op CE
vanwege de aanwezigheid van
nabij verdediging in de vorm
van bijvoorbeeld wapenopstellingen
n.v.t.
x
x
23
Uitgangspunten voor
afbakening verdachte
gebied
Op basis van een analyse van
het inslagenpatroon wordt de
maximale afstand tussen twee
opeenvolgende inslagen binnen
een inslagpatroon bepaald. Het
verdachte gebied wordt
afgebakend door deze afstand
te projecteren op de buitenste
inslagen van het inslagenpa-
Pagina 49 van 56
Nr
25
26
27
28
29
30
Indicatie
Raketbeschieting,
inslagenpatroon
onbekend, op
zgn. Pin Point
Target'
Raketbeschieting,
inslagenpatroon
onbekend, op
'Line Target'
Duikbombardement inslagenpatroon bekend
Duikbombardement, inslagenpatroon onbekend
op 'Pin Point
Target'
Duikbombardement inslagenpatroon onbekend
op 'Line Target',
Overige bombardementen
Details
Gebied dat is getroffen
door een raketbeschieting met jachtbommenwerpers, met als doel om
een vooraf bepaald
specifiek object te
treffen.
Gebied dat is getroffen
door een raketbeschieting met jachtbommenwerpers, met als doel om
een vooraf bepaald
specifiek lijnvormig
(bijvoorbeeld spoorlijn/militaire colonne)
object te treffen.
Gebied dat is getroffen
door een bombardement
met jachtbommenwerpers, met als doel om
een vooraf bepaald
specifiek object te
treffen
Gebied dat is getroffen
door een bombardement
met jachtbommenwerpers, met als doel om
een vooraf bepaald
specifiek object te
treffen.
Gebied dat is getroffen
door een bombardement
met jachtbommenwerpers, met als doel om
een vooraf bepaald
specifiek lijnvormig
(bijvoorbeeld spoorlijn/militaire colonne)
object te treffen.
Gebied dat is getroffen
door een bombardement
met bommenwerpers,
niet zijnde jachtbommenwerpers
Uitgangspunt
conclusie
Verdacht Onverdacht
x
x
x
x
x
x
T&A Survey
Uitgangspunten voor
afbakening verdachte
gebied
troon. Dat is exclusief de
eventuele horizontale
verplaatsing van de buitenste
blindganger binnen het
inslagenpatroon.
Het verdachte gebied wordt
bepaald door een afstand van
108 meter gemeten vanuit het
hart van het doel
Het verdachte gebied wordt
bepaald door een afstand van
80 meter gemeten vanuit het
hart van het doel
Op basis van een analyse van
het inslagenpatroon wordt de
maximale afstand tussen twee
opeenvolgende inslagen binnen
een inslagpatroon bepaald. Het
verdachte gebied wordt
afgebakend door deze afstand
te projecteren op de buitenste
inslagen van het inslagenpatroon. Dat is exclusief de
eventuele horizontale
verplaatsing van de buitenste
blindganger binnen het
inslagenpatroon.
Het verdachte gebied wordt
bepaald door een afstand van
181 meter gemeten vanuit het
hart van het doel
Het verdachte gebied wordt
bepaald door een afstand van
91 meter gemeten vanuit het
hart van het doel
Op basis van een analyse van
het inslagenpatroon1 wordt de
maximale afstand tussen twee
opeenvolgende inslagen binnen
een inslagpatroon bepaald. Het
verdachte gebied wordt
afgebakend door deze afstand
te projecteren op de buitenste
inslagen van het inslagenpatroon. Dat is exclusief de
eventuele horizontale
verplaatsing van de buitenste
blindganger binnen het
inslagenpatroon. Anders
situationeel te bepalen
Pagina 50 van 56
Nr
Indicatie
31
Inslagpunt
blindganger zijnde
een vliegtuigbom
Vliegtuigbom die niet in
werking is getreden.
Inslagpunt van een
niet gedetoneerd Vwapen
Gebied dat is getroffen
door de inslag van een
V-wapen
Krater van een
(gedeeltelijk)
gedetoneerd Vwapen
Gebied waarin zich de
krater van de detonatie
van een V-wapen
bevindt
32
33
1
Details
Uitgangspunt
conclusie
Verdacht Onverdacht
x
x
x
Uitgangspunten voor
afbakening verdachte
gebied
15 meter rondom een
inslagpunt vanwege de
mogelijke horizontale
verplaatsing onder de grond
15 meter rondom een
inslagpunt vanwege de
mogelijke horizontale
verplaatsing onder de grond
50 meter rondom een
inslagpunt vanwege de
mogelijke aanwezigheid van
explosieve componenten.
Verzameling van locaties van inslagen van één bepaald toestel of één bepaald bombardement.
T&A Survey
Pagina 51 van 56
Bijlage 11
Beoordeling van de betrouwbaarheid van bronnen
Conform de richtlijnen in de WSCS-OCE, paragraaf 6.5.2, dient gerapporteerd te worden
hoe de betrouwbaarheid van de gebruikte bronnen is ingeschat. De standaard richtlijnen
bij T&A hiervoor staan hieronder vermeld per soort bron. Waar in de rapportage afgeweken wordt deze interne richtlijn, zal dit in de rapportage vermeld en onderbouwd zijn in
hoofdstuk 4 bij de analyse van het bronnenmateriaal. Tevens geldt dat gebeurtenissen
uit bronnen die T&A betrouwbaar acht, geen bevestiging van een tweede bron nodig
hebben ter bevestiging van de gebeurtenis. In de regel zal T&A waar mogelijk een
tweede bron raadplegen, omdat dit kan leiden tot een betere afbakening van een verdacht gebied.
Literatuur
Literatuur voor historisch vooronderzoek loopt in betrouwbaarheid uiteen van weinig
betrouwbaar tot zeer betrouwbaar. Dit komt doordat boeken geschreven kunnen zijn
door auteurs met zeer uiteenlopende achtergronden in opleiding, ervaring en motivatie
voor het schrijven van het stuk en ook sterk uiteenlopende bronnen gebruikt kunnen
hebben. Voor literatuur gelden de volgende richtlijnen om de betrouwbaarheid in te
schatten van:
Geschiedenisboeken van (lokale) amateurs versus gerenommeerde geschiedkundigen
Een van de grote verschillen in betrouwbaarheid van literatuur wordt veroorzaakt door de
achtergrond van de betreffende auteur. Boeken van gerenommeerde auteurs als L. de
Jong, H. Amersfoort, E.H. Brongers en C. Klep worden als betrouwbaar gezien. Deze
boeken zijn gebaseerd op uitvoerig onderzoek in archieven en naslagwerken, interviews
met getuigen en een brede kennis van de gebeurtenissen in WOII. De inhoud van boeken
van amateurhistorici loop echter uiteen wat betreft de kwaliteit en betrouwbaarheid. De
onderzoeken kunnen nogal summier zijn, bronverwijzingen ontbreken vaak en bij nadere
bestudering blijken diverse aspecten van gebeurtenissen door elkaar gehaald. In de regel
dienen dergelijke bronnen in de literatuur middels een andere bron bevestigd te worden.
Boeken gebaseerd op archiefstukken
Voor sommige boeken is uitvoerig archiefonderzoek uitgevoerd en in de betere boeken
zijn archiefstukken geciteerd of is een afdruk van relevante archiefstukken opgenomen.
In de regel zijn deze archiefstukken ook ingezien tijdens het archiefonderzoek, maar in
sommige gevallen zijn deze archiefstukken niet te achterhalen (zoals de zogenaamde
‘gele briefjes’ die gebruikt zijn in het boek “het spoorwegbedrijf in oorlogstijd” van C.
Huurman). In dergelijke gevallen gelden dezelfde richtlijnen met betrekking tot de
betrouwbaarheid als omschreven in deze bijlage bij de betreffende archiefinstelling.
Naast het gemelde boek van Huurman, geldt dit ook voor het veel gebruikte boek “En
nooit was het stil” van G.J. Zwanenburg, dat gebruik heeft gemaakt van Flight Reports
en archiefstukken uit Nederlandse en buitenlandse archiefinstellingen.
Dagboeken uit WOII
Meldingen in dagboeken uit WOII worden in de regel als betrouwbaar voor een gebeurtenis gezien, maar niet voor de details omtrent de betreffende gebeurtenis. Hierbij moet
rekening gehouden worden met de specifieke melding van het gebeurde, of de auteur
van het dagboek dit zelf meemaakte of uit tweede hand vernam en de leeftijd en functie
van de auteur. De opgeschreven eigen ervaringen zijn betrouwbaar, omdat ze kort na
een gebeurtenis zijn genoteerd. Vaak bevatten ze ook details die in andere bronnen niet
vermeld zouden worden. Anderzijds zijn omschreven gebeurtenissen in dagboeken in de
regel vaak overdreven en zijn de auteurs vrijwel uitsluitend leken op het gebied van
explosieven. Aantallen en soorten explosieven zullen daardoor middels een andere bron
bevestigd moeten worden. Wat in dagboeken genoteerd is uit tweede hand is vaak matig
betrouwbaar en dient middels tweede bron bevestigd te worden.
T&A Survey
Pagina 52 van 56
Archiefstukken – gemeentearchief
Archiefstukken uit het gemeentearchief zijn in de regel betrouwbaar, hoewel dit iets kan
verschillen per soort archiefstuk.
Processen-verbaal van de Luchtbeschermingsdienst (LBD), politie en brandweer
Processen-verbaal van de LBD, politie en brandweer zijn betrouwbare weergaven van de
situatie zoals waargenomen tijdens en/of na een gebeurtenis. Ze zijn meestal opgesteld
kort na een gebeurtenis en op basis van waarnemingen van de verbalisant of directe
medewerkers en betreffen in de regel objectieve constateringen, zonder overdrijving van
feiten in eigen belang. Deze stukken worden betrouwbaar geacht betreffende het plaatsvinden van een gebeurtenis, de betroffen locatie(s), de afhandeling van de gebeurtenis
door de autoriteiten en andere zaken die betrouwbaar vanuit de positie van de verbalisant konden worden bepaald. Hieronder valt dus bijvoorbeeld wel het aantal bommen dat
ontplofte, maar meestal niet het aantal afgeworpen bommen, aangezien dit zelden
betrouwbaar waargenomen kon worden.
Stukken betreffende aangetroffen/geruimde explosieven
Deze stukken worden als betrouwbaar gezien aangezien deze stukken meestal zijn
opgesteld kort na het aantreffen/ruimen van de explosieven en op basis van waarnemingen van de verbalisant of directe medewerkers en betreffen in de regel objectieve
constateringen, zonder overdrijving van feiten in eigen belang.
Oorlogsschaderapporten
De betrouwbaarheid van oorlogsschaderapporten is wisselend, maar over het algemeen
redelijk betrouwbaar. De ervaring leert dat bij schaderapporten twee belangrijke factoren
meespelen voor de betrouwbaarheid van de melding. Ten eerste de melder van de
schade. Indien de schade is geconstateerd door de LBD, politie of brandweer, kan gesteld
worden dat het een betrouwbare melding betreft. Bij een schadeclaim van de eigenaar
bestaat de kans echter dat er sprake is van fraude. Bovendien zijn dergelijke claims vaak
ook van lange tijd na de gebeurtenis (vaak naoorlogs) waardoor de datum en oorzaak
van de schade niet erg betrouwbaar zijn. Een tweede factor die meespeelt is de datum
van de melding ten opzichte van de datum van de gebeurtenis. Meldingen van maanden
of jaren na de gebeurtenis melden vaak de verkeerde datum en/of oorzaak van de
schade. Indien schademelding door de eigenaar is gedaan en/of van lang na de gebeurtenis is, dient de melding bij voorkeur door een tweede bron bevestigd te worden, of
wordt onderbouwd waarom de melding als (on)betrouwbaar wordt gezien.
Archiefstukken – regionale archieven, Nationaal Archief en NIOD
Archiefstukken uit regionale archieven en het Nationaal Archief betreffen in de regel
vergelijkbare stukken als die uit het gemeentearchief. Indien dit het geval is en de
verbalisant van het archiefstuk iemand betrof die op locatie is geweest of een directe
medewerker betrof van degene die op locatie is geweest, dan geldt hetzelfde als gesteld
is voor de betrouwbaarheid van de archiefstukken uit het gemeentearchief.
Vaak is dit echter niet het geval, maar betreft het samenvattende rapporten, die gebaseerd zijn op de originele rapporten. Hierbij kan gedacht worden aan een stuk van de
burgemeester, waarin de gebeurtenissen van een maand worden samengevat en gerapporteerd aan de provincie of de autoriteiten in Den Haag. Hierbij bestaat de kans op
fouten bij het overnemen en samenvatten van informatie. De gebeurtenis zelf is daarmee
wel betrouwbaar, maar de details minder. Indien een archiefstuk niet uit eerste hand
rapporteert, worden de details (aantallen explosieven, exacte locaties, e.d.) als minder
betrouwbaar gezien, tenzij de omschrijving dermate gedetailleerd is, dat gesteld kan
worden dat het letterlijk over is genomen uit het oorspronkelijke proces-verbaal. Indien
dergelijke details niet zijn gegeven, verdient de voorkeur om bevestiging van de details
middels een tweede bron te verkrijgen.
T&A Survey
Pagina 53 van 56
Archiefstukken uit het NIMH
Indien het NIMH wordt geraadpleegd, betreft het in de regel stukken uit de collecties 409
en/of 575.
Collectie 409
Deze collectie bevat gevechtsverslagen en rapporten van de Nederlandse strijdkrachten
van de meidagen van 1940. Deze verslagen zijn korte tijd na de gevechten in mei 1940
opgesteld aan hand van betrokkenen bij de strijd. Voor oorlogshandelingen in de meidagen van 1940 zijn deze verslagen de meest betrouwbare bron.
Collectie 575
Deze collectie bevat door het verzet opgestelde rapporten en kaarten van Duitse verdedigingswerken in Nederland en rapporten van het Bureau Inlichtingen te Londen. In deze
collectie zijn kaarten van verdedigingswerken en meldingen van troepenbewegingen en
resultaten van geallieerde bombardementen te vinden. Deze meldingen zijn in de regel
betrouwbaar, maar details (datum van gebeurtenis en aantallen bommen e.d.) wijken
regelmatig af. Een tweede bron (vrijwel altijd een luchtfoto) wordt meestal geraadpleegd
om het verdachte gebied beter af te kunnen bakenen.
Explosievenruimingsgegevens MMOD en EODD
De ruimingsrapporten van de MMOD (periode 1945-1947) en de EODD (periode 1972heden) worden als zeer betrouwbaar gezien wat betreft de gebeurtenis en het soort
gemelde explosief. De locatieaanduidingen van aangetroffen explosieven zijn in de regel
echter onnauwkeurig (vaak het adres van het perceel waar het explosief is aangetroffen,
soms een centraal meldpunt zonder aanduiding van de locatie van het explosief) waar in
bepaalde gevallen rekening mee gehouden dient te worden in de afbakening van een
verdacht gebied. De ruiming van explosieven door deze instanties zijn echter zeer
betrouwbare (contra)indicaties voor de conclusies ten aanzien van het onderzoeksgebied.
Getuigenverklaringen
Interviews met ooggetuigen die informatie hebben over de eventuele aanwezigheid van
neergestorte vliegtuigen, afgeworpen bommen en andere gevechtshandelingen binnen
het gebied, kunnen veel bruikbare informatie opleveren. Ruim 65 jaar na dato is het
aantal ooggetuigen echter zeer beperkt en bovendien waren deze mensen ten tijde van
WOII meestal erg jong. Verklaringen van ooggetuigen zijn daarom niet altijd betrouwbaar, waardoor een ooggetuigenverklaring altijd door een tweede bron bevestigd dient te
worden, of onderbouwd zal worden waarom een specifieke verklaring als betrouwbaar
wordt gezien bij afwezigheid van een andere bron.
Informatie uit andere Nederlandse archieven
Naast de reeds vermelde archiefinstellingen, zijn er nog andere uiteenlopende archiefinstellingen in Nederland die relevante informatie voor historisch vooronderzoek (kunnen)
bevatten. Deze betreffen vaak kleinere archieven van bijvoorbeeld lokale musea, heemkundige en geschiedkundige kringen en soms zelfs privé archieven. In deze archieven
wordt zeer uiteenlopende informatie aangetroffen van zeer uiteenlopende bronnen en
betrouwbaarheid. Indien er geen tweede bron is, die een melding uit een dergelijke bron
bevestigd, is de betrouwbaarheid van de informatie in hoofdstuk 4 toegelicht en onderbouwd.
Buitenlandse archieven
Flight Reports
Van de uitgevoerde luchtaanvallen zijn Flight Reports opgesteld. Hierin staan vermeld
welke vliegtuigen, op welke dag en welk tijdstip, met welke wapens en op welk doelwit
geacht werden een aanval uit te voeren. Daarnaast is achteraf door de bemanning
gerapporteerd wat ze gedurende hun vlucht daadwerkelijk hebben uitgevoerd. Wat
betreft deel één – type en aantallen vliegtuigen, datum en tijd, soorten wapens en het
beoogd doelwit – zijn deze rapporten zeer betrouwbaar. Wat betreft deel twee – daadwerkelijk uitgevoerde aanvallen – zijn de rapporten maar zeer beperkt betrouwbaar. Uit
ervaring van T&A en onderzoeken van de RAF blijkt dat het beoogde doelwit (zeker in het
T&A Survey
Pagina 54 van 56
begin van WOII) vaak niet gevonden werd en een verkeerd doelwit werd aangevallen.
Daarnaast blijkt – ook uit ervaring van T&A en onderzoeken van de RAF – dat de gemelde resultaten vaak sterk overdreven waren.
Flight Reports worden als betrouwbaar gezien wat betreft type en aantallen gebruikte
wapens/raketten/bommen. De overige meldingen betreffende observaties, aangevallen
doelwit en resultaten van de aanval worden in de regel niet als betrouwbaar gezien en
dienen door een tweede bron bevestigd te worden.
Luchtfotoanalyse door geallieerde luchtmacht
Er zijn diverse soorten analyses van bombardementsresultaten uitgevoerd door de
geallieerde luchtmacht op basis van luchtfoto’s. Zo zijn er soms door de aanvallende
toestellen foto’s genomen tijdens het bombardement, of direct erna. In andere gevallen
zijn de dag na het bombardement luchtfoto’s genomen en geanalyseerd op schade en/of
bominslagen. Deze analyses zijn uitgevoerd door ervaren deskundigen en worden als
betrouwbaar beoordeeld. Deze analyses zijn weliswaar beperkt doordat luchtfoto’s een
momentopname zijn waarop niet alles zichtbaar is – zie nadere toelichting onder luchtfoto’s.
Duitse rapporten
Er zijn diverse soorten Duitstalige rapporten in verschillende archieven te vinden. Deze
lopen uiteen van rapporten opgesteld door een Duitse autoriteit op een locatie in Nederland die verslag legde van gebeurtenissen ter plaatse (zoals een Ortskommandant) tot
aan korte samenvattende rapporten die naar Duitsland werden gestuurd om verslag te
doen van de gebeurtenissen (vaak luchtactiviteit) in Nederland. Voor deze rapporten
geldt hetzelfde als voor de archiefstukken uit gemeentearchieven, regionale archieven en
het Nationaal Archief, namelijk dat de gebeurtenis zelf betrouwbaar is, maar de betrouwbaarheid van de details afhangen van de persoon die rapporteert en zijn positie.
Luchtfoto’s
Luchtfoto’s worden in de regel als betrouwbare bron gezien. Bij luchtfoto’s dient echter
rekening gehouden te worden met het feit dat ze geïnterpreteerd worden, met andere
woorden dat er een soort van “vertaling” plaatsvindt van wat op de foto zichtbaar is.
Aangezien niet alle sporen van oorlogshandelingen eenduidig als zodanig te herkennen
zijn, geldt echter dat de betrouwbaarheid van deze sporen uiteen kunnen lopen. Terwijl
van een krater van 10 meter doorsnede gesteld kan worden dat deze door een ontplofte
bom is veroorzaakt, kunnen er diverse oorzaken zijn waarom een woning is verdwenen –
van vernield door een ontplofte bom tot aan de sloop van het gebouw om plaats te
maken voor nieuwbouw. Indien zichtbare sporen op een luchtfoto niet eenduidig zijn,
zullen ze altijd bevestigd moeten worden door een tweede bron, of zal onderbouwd
moeten worden waarom een bepaalde interpretatie is gemaakt. In de praktijk worden
luchtfoto’s doorgaans gebruikt als tweede bron, ter bevestiging van bepaalde gebeurtenissen. Indien sporen op een luchtfoto niet onmiskenbaar te interpreteren zijn, zal de
interpretatie onderbouwd zijn en/of zal er verwezen worden naar een andere bron.
T&A Survey
Pagina 55 van 56
Bijlage 12
Distributielijst
Het definitieve rapport wordt verzonden aan:
 Opdrachtgever
T&A Survey
Pagina 56 van 56