NBB Jaarverslag 2013 Luc Coene Gouverneur I. Wereldeconomie In de geavanceerde economieën zijn, vijf jaar na het begin van de crisis, de gevolgen ervan voor de reële economie nog steeds zichtbaar. De aanpassingen komen zeer geleidelijk tot stand en zijn sterk heterogeen tussen de verschillende regio's. Aanwijzingen dat de groeidynamiek robuuster werd in de geavanceerde economieën Vertraging in de opkomende landen 2 Bbp in de voornaamste economieën1 (veranderingspercentages naar volume t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2011 Geavanceerde landen waarvan: Verenigde Staten Japan Eurogebied Verenigd Koninkrijk 2012 2013 p.m. 2012, aandeel van het mondiale bbp1 1,7 1,4 1,3 50,4 1,8 2,8 1,9 19,5 -0,4 1,6 1,1 1,4 -0,7 0,3 1,7 -0,4 1,3 5,5 13,5 2,8 6,2 4,9 4,7 49,6 5,4 7,8 1,4 6,4 2,5 6,5 3,4 25,0 9,3 7,7 7,7 14,7 4,6 2,9 2,6 8,7 Wereld¹ 3,9 3,1 3,0 100,0 p.m. Wereldhandel2 6,1 2,7 2,7 Opkomende landen waarvan: Centraal- en Oost-Europa Opkomende landen van Azië waarvan: China Latijns-Amerika Bronnen: EC, IMF, OESO. 1 Voor de regio's buiten het eurogebied wordt het bbp berekend volgens de definities van het IMF en op basis van de koopkrachtpariteiten. 2 Gemiddelde van de in- en uitvoer van goederen en diensten. 3 sterkere groeidynamiek vs. budgettaire verkrapping begrotingsstimuli monetaire stimuli structurele hervormingen "Abenomics" negatieve conjuncturele effecten aanscherping van de financiële voorwaarden vertraging van de potentiële groei Het vooruitzicht op een afbouw van de aankopen van effecten door de FED beïnvloedde alle mondiale financiële markten Rendement van overheidsobligaties op 10 jaar Wisselkoersen van enkele belangrijke opkomende landen t.o.v. de Amerikaanse dollar (in %) (indexcijfers 1 mei 2013 = 100) 6 105 5 100 4 95 3 90 2 85 1 80 0 75 2008 2009 2010 Verenigde Staten Bron: Thomson Reuters Datastream. 4 2011 2012 Duitsland 2013 Japan Brazilië China India Indonesië Opkomende economieën: verandering in de groei tussen 2011 en 20131 (in procentpunt) 0,5 0,0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3,5 Brazilië China India Rusland Bijdrage van de cyclische component Bijdrage van de potentiële groei Verandering in de effectieve reële groei Bron: IMF. 1 De cyclische component wordt berekend als het verschil tussen de effectieve reële groei en de geraamde potentiële groei. 5 Zuid-Afrika II. Eurogebied Verdere implementatie van de hervormingsagenda is van cruciaal belang om het aarzelend herstel te schragen, de overheidsschuldencrisis te boven te komen en de economische en monetaire unie uit te diepen 6 In het licht van een nog haperend economisch herstel en een teruglopende inflatie, besloot de Raad van Bestuur de rente te verlagen en beleidsindicaties te verstrekken Belangrijkste beleidsrentetarieven (in %) 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Verenigde Staten¹ Eurogebied Japan¹ Verenigd Koninkrijk Bronnen: IMF, Bank of England, Bank of Japan, People's Bank of China, Federal Reserve, ECB. 1 Voor de beleidsrentetarieven wordt de lijn gesplitst als de centrale bank zich een band tot doel heeft gesteld, waarvan het plafond wordt aangeduid door een fijnere lijn in dezelfde kleur. 7 China De aankondiging van het OMT-programma heeft sterk ertoe bijgedragen de twijfels over de onomkeerbaarheid van de euro in te dijken. De financiële fragmentatie bleef nog. Rendementsverschillen van de staatsleningen op 10 jaar 20 (t.o.v. de Duitse Bund, in %) 50 18 40 16 14 30 12 10 20 8 6 10 4 2 0 0 2008 2009 2010 2011 Portugal Ierland Italië Spanje Bron: Thomson Reuters Datastream. 8 2012 2013 Griekenland (rechterschaal) Het herstel zou echter bescheiden blijven in België en ongelijkmatig gespreid over de Europese landen (voorspelling voor de groei van het reële bbp, veranderingspercentage op jaarbasis) 1,3 1.7 0.3 2,4 2,2 Verenigd Koninkrijk 2,5 -1,0 Ierland 1,2 0,2 Nederland Eurogebied 1,1 1,1 0,2 1,7 1,4 0,5 0,2 0,9 0,0 1,9 1,4 1,9 EU Duitsland België -0,4 1,7 1,7 Frankrijk 2013 -1,8 0,8 0,7 1,5 0,5 2014 2015 Portugal Bronnen: EC-vooruitzichten (november 2013), NBB. -1,3 1,1 1,2 1,7 -1,8 2,9 Italië -8,7 Spanje -4,0 Griekenland 9 -3,9 0,6 Cyprus Bbp en belangrijkste macro-economische indicatoren in de landen van het eurogebied in 20131 (volumegegevens, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Duitsland Frankrijk Italië Spanje Nederland België Oostenrijk Finland Griekenland Ierland Portugal ... Cyprus ... Eurogebied Werkloosheidsgraad2 Werkloosheidsgraad bij jongeren3 Bbp Inflatie 0,5 0,2 -1,8 -1,3 -1,0 0,2 0,4 -0,6 -4,0 0,3 -1,8 1,6 1,0 1,3 1,5 2,6 1,2 2,1 2,2 -0,9 0,5 0,4 5,4 11,0 12,2 26,6 7,0 8,5 5,1 8,2 27,0 13,3 17,4 7,5 25,6 41,7 57,7 11,6 22,8 8,6 19,6 59,2 24,8 36,8 -8,7 0,4 16,7 40,0 -0,4 1,4 12,2 24,2 Bron: EC. 1 De landen van het eurogebied zijn gerangschikt volgens de grootte van hun bbp in 2013. 2 Verhouding tussen het aantal werklozen en de beroepsbevolking, in %. 3 De werkloosheidsgraad bij jongeren drukt het aantal werkloze jongeren tussen 15 en 24 jaar, uit in verhouding tot de beroepsbevolking van dezelfde leeftijd. Gegevens met betrekking tot november 2013, of de laatste beschikbare gegevens. 10 De landen die vóór de crisis omvangrijke tekorten op hun lopende rekening vertoonden, boekten aanzienlijke vooruitgang Lopende rekening van de betalingsbalans (jaargegevens, in € miljard) 400 300 200 100 0 -100 -200 -300 2008 IE Bron: EC. 11 EL 2009 ES PT 2010 CY IT 2011 FR DE 2012 NL Andere 2013 p.m. EA Geografische verdeling van de uitvoer van de perifere economieën (indexcijfers 2007 = 100, uitvoer van goederen naar waarde) 200 Ierland 180 180 160 160 140 140 120 120 100 100 80 80 60 60 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2007 2008 2009 2010 2011 2012 200 Portugal 180 160 160 140 140 120 120 100 100 80 80 60 60 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Eurogebied 12 Spanje 200 180 Bron: IMF. Italië 200 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Andere geavanceerde economieën Rest van de wereld De budgettaire governance verlegde de focus naar de structurele saldi Structurele inspanningen van de begrotingsconsolidatie 18 (waardering van het structureel saldo1, in procentpunt bbp, tenzij anders vermeld) 15 12 9 6 3 0 2014 2015 2016 Na 2013 tot de middellangetermijndoelstelling² 2010-2013 Nominaal tekort in 2013 (in % bbp) Bronnen: EC, ECB. 1 Het structureel saldo stemt overeen met het financieringssaldo van de overheid, gezuiverd voor conjunctuurinvloeden en tijdelijke maatregelen. 2 Volgens de stabiliteitsprogramma's van 2013. 13 EL ES CY PT FR 2013 IE Geen EDP NL BE Uiterste jaar voor de correctie van het buitensporig tekort IT DE -3 De schuldafbouw moet nog beginnen Geconsolideerde brutoschuldgraad van de niet-financiële sectoren1 300 (in % bbp) 300 België Eurogebied Bronnen: EC, ECB, NBB. 1 Gegevens tot het derde kwartaal van 2013 voor België; voor het eurogebied enkel tot het tweede kwartaal. Kwartaalgegevens voor de schuldgraad van de nietfinanciële private sector. Jaargegevens voor de overheidsschuld (aan het einde van de periode, raming voor 2013), lineair geïnterpoleerd op kwartaalbasis. 14 2013 2011 2009 2007 2005 0 2003 0 2001 50 1999 50 2013 100 2011 100 2009 150 2007 150 2005 200 2003 200 2001 250 1999 250 III. De Belgische economie op een scharnierpunt Ook al heeft de Belgische economie de crisis vrij goed weerstaan, o.m. door de tewerkstellingsmaatregelen en de beperkte relance, toch heeft de crisis sporen achtergelaten in de overheidsfinanciën, het productiepotentieel, de werkgelegenheid en de financiële sector Bovendien wijst het verloop van de lopende rekening en van het concurrentievermogen alsook de lage potentiële groei op fragiliteit in het creëren van welvaart. 15 De bedrijvigheid in België bereikte opnieuw het peil van vóór de crisis Evolutie van het bbp (indexcijfers, piek vóór de recessie van 2008 = 100, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens naar volume) 103 102 101 100 99 98 97 96 95 94 93 2008 België Bronnen: EC, INR. 16 2009 Eurogebied 2010 2011 Duitsland 2012 Frankrijk 2013 Nederland Het herstel bleek nog te zwak om voor een opleving van de werkgelegenheid te zorgen, en de werkloosheid is gestegen Geharmoniseerde werkloosheidsgraad in België en in het eurogebied 15 (seizoengezuiverde maandgegevens, in % van de beroepsbevolking van 15 jaar en ouder) 30 13 25 11 20 9 15 7 10 5 5 2007 Bron: EC. 17 2008 2009 2010 2011 Eurogebied (totaal) België (totaal) Eurogebied (jongeren) (rechterschaal) België (jongeren) (rechterschaal) 2012 2013 De inflatie is teruggelopen Inflatie (HICP) 6 (veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 5 4 3 2 1 0 -1 -2 2008 2009 België Bron: EC. 18 2010 2011 Drie belangrijkste buurlanden 2012 p.m. Eurogebied 2013 De crisis leidde tot grotere overheidstekorten…. (% bbp) 55 16 50 14 45 12 40 10 35 8 30 6 25 4 20 2 15 0 10 -2 5 -4 0 -6 Ontvangsten Primaire uitgaven Linkerschaal Primair saldo Rentelasten Rechterschaal Financieringssaldo¹ Bronnen: INR, NBB. 1 Voor 2014-2016 gaat het om het normatieve saldo dat in het stabiliteitsprogramma van april 2013 is opgenomen. 19 ….en tot een toename van de overheidsschuld Geconsolideerde brutoschuld van de overheid in België en in het eurogebied 110 (in % bbp) 105 100 95 90 85 80 75 70 65 60 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 r Eurogebied Bronnen: EC, INR, NBB. 20 België Voornaamste macro-economische resultaten voor België (veranderingspercentages, tenzij anders vermeld) 2011 Bbp waarvan Particuliere consumptie Overheidsconsumptie Investeringen Voorraadwijziging1 Netto-uitvoer1 Uitvoer Invoer Binnenlandse werkgelegenheid2 (verandering in duizenden personen) Werkloosheidsgraad2 (in % van de beroepsbevolking) Beschikbaar inkomen, in reële termen Spaarquote (in % van het beschikbaar inkomen) Inflatie Uurloonkosten in de private sector Financieringssaldo van de overheid (in % bbp) Overheidsschuld (in % bbp) Bronnen: EC, ADSEI, INR, NBB. 1 Bijdragen aan de verandering van het bbp. 2 Jaargemiddelde. 2012 2013 r 1,8 -0,1 0,2 0,2 0,7 4,1 0,9 -0,3 6,4 6,9 -0,3 1,4 -2,0 -0,4 0,5 1,8 1,3 0,6 0,7 -2,4 -0,5 0,6 2,0 1,3 63 9 -11 7,2 7,6 8,5 -0,9 1,2 0,3 14,1 15,2 15,0 3,4 2,4 2,6 3,7 1,2 2,2 -3,7 -4,0 -2,7 98,0 99,8 99,7 IV. Structurele en budgettaire uitdagingen De afgelopen twee jaar zijn eerste stappen gezet om het tij te keren, maar meer is nodig voor duurzame groei als hefboom voor een hoge levensstandaard en een hoge graad van sociale bescherming 22 Saldo van de lopende rekening met de rest van de wereld (in % bbp, gegevens van de betalingsbalans) 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 1995 1997 Goederen Bronnen: INR, NBB. 23 1999 Diensten 2001 2003 Inkomsten 2005 2007 2009 Lopende overdrachten 2011 2013r Lopend saldo Marktaandelen bij goederenuitvoer (naar waarde1; gemiddelde jaarlijkse veranderingspercentages, periode 1995-2012) België Duitsland Frankrijk Nederland Referentiegebied2 Uitvoer 4,5 6,1 3,9 7,9 5,6 Geografisch gewogen uitvoermarkten 7,0 7,5 7,2 6,6 7,2 -2,3 -1,3 -3,1 1,2 -1,4 7,5 7,1 7,5 7,8 7,4 -2,8 -1,0 -3,4 0,1 -1,6 Winst (+) / verlies (-) van marktaandelen Naar product gewogen uitvoermarkten Winst (+) / verlies (-) van marktaandelen Bronnen: EC, UNCTAD, INR. 1 Volgens de buitenlandse handel; gegevens voor België op basis van het nationale concept. 2 Niet-gewogen gemiddelde van 9 Europese landen (UK, IT, ES, SE, AT, IE, PT, EL, FI). 24 Een zwakke bijdrage van de totale factorproductiviteit tot de potentiële groei (bijdragen tot de potentiële groei, in procentpunten) 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 Totale factorproductiviteit Bron: EC. 25 Kapitaal Arbeid Potentiële groei (in %) 2017 r 2015 r 2013 r 2011 2009 2007 2005 2003 2001 1999 1997 1995 0,0 Innoveren en ondernemen, om duurzaam een meer dynamische economie te creëren en zich in de wereldeconomie te integreren Indicatoren inzake het niet-prijsconcurrentievermogen (verschillen in % tussen België en het referentiegebied; gemiddelde van de laatste drie gekende gegevens) Infrastructuur Kwaliteit van de handels- en transportinfrastructuur Toegang van de huishoudens tot het internet R&D en innovatie Gediplomeerden hoger onderwijs wetenschappelijke of technische richting Uitgaven voor R&D p.m. Gefinancierd door de overheid Prestaties op het vlak van innovatie (het Innovation Union Scoreboard) Ondernemingen die hun processen innoveren Omzet van nieuwe producten Ondernemerschap Ondervraagden die binnen de 3 jaar een onderneming willen oprichten Ondervraagden die een onderneming oprichten of die dat recent deden Bureaucratische belemmeringen bij de ondernemingsactiviteiten Percentage van ondernemingen die e-Procurement gebruiken Toegang tot krediet voor kmo's Risicokapitaal: investeringen in % bbp¹ -40 België ten opzichte van de EU -20 0 40 België ten opzichte van de drie buurlanden Bronnen: EC, Wereldbank, Global Entrepreneurship Monitor, IMD Competitiveness Yearbook, ECB. 1 Gegevens voor België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje. 26 20 60 80 Loonkostenhandicap 30 Loonkosten per eenheid product in de Belgische bedrijvensector Niveau van de uurloonkosten in de bedrijvensectoren in 2012 (verschil in procenten t.o.v. de drie belangrijkste buurlanden, gecumuleerd sinds 1996) (in €) 45 25 40 20 35 15 30 10 25 5 20 0 15 -5 10 -10 5 -15 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2013K3 Arbeidsproductiviteit per uur² Uurloonkosten¹ Drie belangrijkste buurlanden Duitsland Frankrijk Nederland Overige landen van het eurogebied Bron: EC. 1 Een positief teken impliceert dat de loonkosten per eenheid product en de uurloonkosten in België sneller toenemen dan gemiddeld in de drie belangrijkste buurlanden. 2 Een positief teken impliceert dat de arbeidsproductiviteit in België trager toeneemt dan gemiddeld in de drie belangrijkste buurlanden. 27 0 EA BE FR LU NL DE FI AT IE IT ES EL CY SI PT MT Nettoloon³ Belastingen en sociale bijdragen (werknemersen werkgeversbijdragen)4 3 4 Loonkosten min geraamde fiscale en parafiscale lasten. Raming uitgevoerd door het impliciete belastingtarief op arbeid (werkgevers- en werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid en personenbelasting ) in 2011 toe te passen op de uurloonkosten in 2012. De arbeidsparticipatie moet worden verhoogd voor bepaalde bevolkingsgroepen Werkgelegenheidsgraad (in % van de bevolking tussen 20 en 64 jaar) 2000 20131 Doelstellingen Europa 2020 65,8 66,5 67,3 68,3 73,2 75,0 Naar geslacht Vrouwen Mannen 56,0 75,5 62,1 72,4 69,1 Naar scholingsniveau Laaggeschoolden2 50,5 47,1 Naar leeftijd Van 20 tot 29 jaar Van 55 tot 64 jaar 66,0 26,3 58,1 41,7 50,0 Naar nationaliteit Andere EU-staatsburgers Niet-EU-staatsburgers 61,0 36,1 63,7 40,3 < 16,53 Naar gewest Brussel Vlaanderen Wallonië 59,7 69,4 61,1 56,8 72,0 62,3 76,0 Totaal p.m. EU Bronnen: EC, ADSEI. 1 Gemiddelde van de eerste drie kwartalen van 2013. 2 Hooguit een diploma van lager secundair onderwijs. 3 Het verschil tussen de Belgen en de niet EU-staatsburgers moet minder dan 16,5 procentpunt bedragen. 28 Levensverwachting stijgt ... ... de effectieve pensioenleeftijd (nog) niet Levensverwachting en effectieve pensioenleeftijd (1970-2011) 85 80 BE 75 EU 70 VS 65 60 2010 2005 2000 1995 1990 1985 Levensverwachting in België Levensverwachting in de EU Levensverwachting in de VS Pensioenleeftijd in België Pensioenleeftijd in de EU Pensioenleeftijd in de VS Bron: OESO (2011). 29 1980 1975 1970 55 Daling van het overheidstekort, ondanks een zwakke economische groei Het financieringssaldo van de overheid (in % bbp) 2008 Realisaties 2009 2010 2011 2012 2013 -1,0 -5,6 -3,7 -3,7 -4,0 -2,7 r 2014 2015 2016 Doestellingen Stabiliteitsprogramma (avril 2013) p.m. idem, structureel saldo Beslissing van de Ecofin-Raad (juni 2013) -3,9 -2,5 -2,0 -0,5 0,4 -2,9 -1,8 -1,2 0,0 0,75 -2,7 -2,1 Middellangetermijndoelstelling Gelet op de hoge overheidsschuld en de budgettaire kosten van de vergrijzing, is het zaak spoedig naar de middellangetermijndoelstelling te convergeren Bronnen: EC, FOD Financiën, INR, NBB. 30 De pensioenhervorming is een belangrijke stap, maar de gemiddelde loopbaanduur moet verder worden verlengd en dit moet voldoende vroeg aangepakt worden Gemiddelde effectieve leeftijd van uittreding uit de arbeidsmarkt en wettelijke pensioenleeftijd1 Mannen Vrouwen Noorwegen Ierland Nederland Duitsland Eurogebied² Italië Frankrijk België Luxemburg 70 65 60 55 Effectief 50 50 55 60 65 Wettelijk Bron: OESO. 1 De effectieve pensioenleeftijd wordt berekend over een periode van vijf jaar (2007-2012). De pensioenleeftijd heeft betrekking op 2012. 2 Niet-gewogen gemiddelde van de landen van het eurogebied, met uitzondering van Cyprus en Malta. 31 70 De vergrijzingskosten zijn bijzonder hoog in België Projectie van het verloop van de vergrijzingskosten bij ongewijzigd beleid 34 (in % bbp) 32 30 4,8 5,4 28 26 Bron: SCvV. 32 2060 2056 2052 2048 2044 2040 2036 2032 2028 2024 2020 2016 2012 24 Scenario met betrekking tot het verloop van de overheidsfinanciën noodzakelijk om de vergrijzingskost op te vangen1 (in % bbp) 110 5 100 4 90 3 80 70 3,6 2 60 1 50 0 40 -1 30 20 -2 10 0 Overheidsschuld (rechterschaal) Primair saldo (linkerschaal) Begrotingssaldo (linkerschaal) Bronnen: SCvV, INR, NBB. 1 Op basis van de macro-economische hypothesen van het referentiescenario van de SCvV en van de hypothese volgens welke de impliciete rente op de overheidsschuld zou stijgen tot 3,75 % in 2025 en zich vervolgens op dat niveau zou stabiliseren. 33 2050 2040 2030 2020 2015 2013 -3 V. Financiële ontwikkelingen De zwakke bedrijvigheid en de lagerenteomgeving beïnvloedden de rendabiliteitsvooruitzichten van de financiële instellingen 34 De in het verleden in België geaccumuleerde spaartegoeden zorgden voor een positieve externe positie Netto financieel vermogen van de lidstaten van het eurogebied1 150 (gegevens aan het einde van 2012, in % bbp) 100 50 0 -50 -100 -150 NL MT BE DE FI AT FR IT SI EE SK CY ES Overheid Private sector Totale economie (netto externe positie) PT IE EL Bronnen: EC, NBB. 1 Verschil tussen het uitstaand bedrag aan financiële activa en passiva. Luxemburg is niet in de grafiek opgenomen vanwege de hoge volatiliteit van de gegevens. 35 De particulieren behielden een sterke voorkeur voor liquiditeit, maar begonnen zich deels op risicovollere beleggingen te richten Vorming van financiële activa door de particulieren 50 (in € miljard) 50 40 40 30 30 20 20 10 10 0 0 -10 -10 -20 -20 2006 2007 2008 2009 2010 Biljetten, munten en deposito's Tak 21-verzekeringsproducten¹ Aandelen en andere participaties Overige² 2011 2012 2012 2013 eerste 9 maanden Vastrentende effecten Deelbewijzen van ICB's Tak 23-verzekeringsproducten¹ Totaal Bron: NBB. 1 Deze rubrieken omvatten voornamelijk de nettorechten van de huishoudens op de technische voorzieningen van levensverzekeringen en op de pensioenfondsen of de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. 2 Deze rubriek omvat, voor zover ze konden worden opgetekend, de handelskredieten en verschillende activa op de overheid en de financiële instellingen. 36 Verdeling van de door de Belgische kredietinstellingen aangehouden activa in de vorm van leningen en schuldbewijzen (eindeperiodegegevens, op geconsolideerde basis; in % van het totaal) 100% Geografische uitsplitsing1 100% Uitsplitsing naar tegenpartij1 100% 80% 80% 80% 60% 60% 60% 40% 40% 40% 20% 20% 20% 0% 0% 2007 2012 2013 K3 Rest van de wereld Eurogebied België Verloop van vorderingen op de overheidssector2 0% 2007 2012 2013 K3 Niet-bancaire instellingen Centrale overheden Particulieren 4 Niet-bancaire vennootschappen³ 5 Kredietinstellingen 2007 2012 2013 K3 Overige landen Duitsland,Frankrijk, Nederland Centraal- en Oost-Europa Perifere landen België Bron: NBB. 1 Gegevens afkomstig van de rapportering op geconsolideerde basis van de Belgische kredietinstellingen. Verdeling in overeenstemming met de prudentiële rapportering FINREP. 2 Gegevens afkomstig van de rapportering van de geconsolideerde internationale bankstatistieken. De gegevens zijn opgesteld volgens de Belgische boekhoudnormen (Belgian GAAP). De activa zijn onderverdeeld naar finaal risico, dat wil zeggen na risico-overdracht. 3 Omvat de vorderingen op niet-financiële vennootschappen en bepaalde kmo's, alsook die op bepaalde niet-bancaire financiële ondernemingen. 4 Omvat ook de zelfstandigen en bepaalde kmo's. 5 Omvat de vorderingen op bepaalde niet-bancaire financiële ondernemingen en op de lokale overheid. 37 Rentemarge van de Belgische banken Nettorenteresultaat en renteverschillen 0,40 (kwartaalgegevens, op geconsolideerde basis) 4,0 0,38 3,5 0,36 3,0 0,34 2,5 0,32 2,0 0,30 1,5 0,28 1,0 0,26 0,5 0,24 0,0 0,22 -0,5 0,20 -1,0 Driemaandelijks nettorenteresultaat (gemiddelde percentages van de rentedragende activa) (linkerschaal) Ecart tussen de tienjaars OLO-rente en de eenmaands interbancaire rente (in %) (rechterschaal) Ecart tussen de tienjaars swap en de eenmaands interbancaire rente (in %) (rechterschaal) Bronnen: Thomson Reuters Datastream, NBB. 38 Het verstrekken van nieuwe kredieten vertraagde, als gevolg van een zwakke vraag Niet-financiële ondernemingen 20 (veranderingspercentages op jaarbasis) 15 Hypothecaire kredieten 4 20 3 15 2 10 1 5 0 0 -1 -5 10 5 0 -5 -10 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bronnen: ECB, NBB. 39 België Nettostromen (in € miljard) (linkerschaal) Eurogebied Groeipercentages op jaarbasis (in %) (rechterschaal) De lage rente en de zwakke bedrijvigheid drukken de rentabiliteit van de banken, en nopen hen tot een rigoureus kostenbeheer Kosten/inkomstenratio van de Europese banksectoren 80 (gegevens op geconsolideerde basis, gemiddelden 2010 - eerste helft van 2013) 70 Gewogen gemiddelde voor de EU 60 50 40 30 20 0 NL DE BE FR AT IT UK DK EL IE PT LV SI HU SE CY SK LT RO PL FI BG LU ES CZ EE MT 10 Bron: ECB. 40 De verzekeringsondernemingen kampen met de daling van de levensverzekeringspremies en de lage rentetarieven Verloop van de levensverzekeringspremie-inkomsten (gegevens op sociale basis, in € miljard, tenzij anders vermeld) 30 25 20 15 10 5 Tak 21 (individuele) Tak 23 (individuele) Totaal Bron: NBB. 41 Tak 21 (groepsverzekering) Overige takken 9M2013 9M2012 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 0 Gewaarborgd rendement van tak 21 (in %) 10 10 9 9 8 8 7 7 6 6 5 5 4 4 3 3 2 2 1 1 0 0 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 lange rente¹ Gemiddeld gewaarborgd rendement op de bestaande contracten Rendement op jaarbasis van de activa die de contracten met gewaarborgd rendement dekken Bronnen: Thomson Reuters Datastream, NBB. 1 Rendement op de secundaire markt van tienjaars leningen van de Belgische Staat (OLO’s), weekgegevens. 42 VI. Prudentiële regelgeving en prudentieel toezicht Een nieuw kader om het vertrouwen in de financiële sector te herstellen: uitwerken van de bankenunie nieuw kader voor macroprudentieel beleid versterking van de prudentiële maatregelen 43 In 2013 werd verder gewerkt aan een stabiel financieel stelsel 1) via de nieuwe bankwet Omzetting CRD IV en CRR in Belgische wetgeving, rekening houdend met aanbevelingen van FSAP en Bazels Comité voor Bankentoezicht: • • • • strengere solvabiliteitsnormen • sancties en corrigerende maatregelen, o.a. beperking dividenduitkeringen en variabele beloning ten voordele van heropbouw eigen vermogen nieuwe liquiditeitsnormen versterking governance: wettelijk bestuursorgaan en operationele organisatie beloningsbeleid: maximumratio variabele/vaste beloning van 0,5 - criteria selectie Identified Staff Herstel en afwikkeling - anticipatie op richtlijn: • • herstel- en afwikkelingsplannen verplicht voor alle banken oprichting onafhankelijke afwikkelingsautoriteit binnen de NBB Conglomeraten: toezicht op financiële conglomeraten afstemmen op sectoraal (bancair) groepstoezicht 44 In 2013 werd verder gewerkt aan een stabiel financieel stelsel 2) via structurele hervormingen (eindrapport NBB en nieuwe bankwet) Tradingactiviteiten: • aanvullende kapitaalvereisten voor tradingactiviteiten boven drempel Drempel 1 verbonden aan het volume aan activiteiten Drempel 2 verbonden aan het risico van activiteiten • zuivere trading voor eigen rekening (proprietary trading) verboden • reeks van 'toegelaten activiteiten' nuttig voor reële economie (voornamelijk transacties op verzoek van cliënten, marketmaking en hedging) binnen beperkte marge, gecontroleerd door de NBB Voorafgaandelijke goedkeuring door NBB vereist van alle strategische beslissingen 45 In 2013 werd verder gewerkt aan een stabiel financieel stelsel 3) via maatregelen van de NBB inzake micro- en macroprudentieel beleid Analyses van bedrijfsmodellen, renterisico, liquiditeitsrisico en kredietrisico van banken, verzekeringsondernemingen en financiële marktinfrastructuren ... ... leidden tot : 46 • verhoging risicogewichten hypothecaire leningen, horizontale evaluatie van IRB-modellen, … • vaststellen van beleid inzake beheer van liquiditeitsrisico (overgang naar liquidity coverage ratio, LCR) • voorbereiding op Solvabiliteit II en voorlopig niet toekennen van vrijstellingen m.b.t. knipperlichtvoorziening voor verzekeringsondernemingen • nieuw beleid inzake fit and proper Gemiddelde risicogewichten in de IRB-modellen voor hypothecaire leningen op de binnenlandse markt (in %, de landen worden niet vernoemd wegens het vertrouwelijke karakter van de gegevens) 70 59,6 60,4 60 50 41,6 40 33,7 30 25,0 20 10 17,5 17,5 15,8 15,8 16,4 9,6 10,1 10,7 6,0 0 Bron: EBA. 47 België 12,1 12,6 12,8 18,3 20,0 20,7 43,4 Versterkt banktoezicht leidde tot terugkeer van het vertrouwen in Europese banken als voorwaarde voor herstel van de economische groei Ruim 5 jaar na de crisis is het landschap hertekend Microprudentieel toezicht: GTM Regelgeving: • internationaal vlak: cf. Bazel III – CRDIV /CRR • nationaal vlak: nieuwe bankwet NBB België Macroprudentieel toezicht: ESRB/GTM NBB Herstel en afwikkeling: NBB GTM=Gemeenschappelijk toezichtsmechanisme; GAM=Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme 48 GAM Gedeeltelijke overheveling microprudentieel toezicht naar gemeenschappelijk toezichtsmechanisme in november 2014 BESLISSINGEN VAN HET GTM BESLISSINGEN VAN DE NBB Als belangrijk beschouwde banken Als minder belangrijk beschouwde banken GTM Home-toezichthouders Kredietinstellingen Buiten GTM Bijkantoren Host-toezichthouder grote instellingen BNP Paribas Fortis, ING, Crelan Crédit Mutuel Host-toezichthouder andere instellingen KBL, Monte Paschi, Santander, SocGen, ABN, Deutsche Bank BESLISSINGEN VAN DE NBB Bijkantoren buiten EER • • Bron: NBB. 49 Argenta, KBC, Axa, Belfius, Dexia, Bank of New York Mellon Verzekeringsondernemingen Beleggingsondernemingen Voorafgaand: uitgebreide beoordeling - AQR Uitdagingen inzake organisatie, harmonisatie toezichtspraktijken, coördinatie tussen ECB en nationale toezichthouders, tussen Europese regelgevende en toezichthoudende autoriteiten Versterkt banktoezicht leidde tot terugkeer van het vertrouwen in Europese banken als voorwaarde voor herstel van de economische groei NBB behoudt belangrijke verantwoordelijkheden m.b.t.: • toezicht op belangrijke banken als lid van de Supervisory Board en als lid van de Joint Supervisory Teams, microtoezicht op minder belangrijke banken en op alle verzekeringsondernemingen, eerstelijnscontrole op marktinfrastructuren • • macroprudentieel toezicht 50 herstel en afwikkeling als afwikkelingsautoriteit Start GTM vereist integratie financiëlecrisisbeheer via gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en uniforme regels voor herstel en afwikkeling van banken NBB Belgische banken Reikwijdte Alle banken GTM (belangrijke en minder belangrijke) Afwikkelingscollege NBB Gemeenschappelijke afwikkelingsraad: uitvoerend directeur, 4 leden, nationale afwikkelingsautoriteiten Financiering: bijdragen banksector Bij start: nationale bijdragen aan GAM-fonds Afwikkelingsautoriteit Bankenafwikkelingsfonds GAM Pooling over 10 jaar GTM=Gemeenschappelijk toezichtsmechanisme; GAM=Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme 51 Harmonisatie toezicht en crisisbeheer dient aangevuld met macroprudentieel toezicht op nationaal vlak, met Europese omkadering NBB GTM ESRB Reikwijdte Alle financiële instellingen in België Banken in eurogebied Alle financiële instellingen in EU Bevoegdheden Aanbevelingen Beslissingen X Beslissingen Aanbevelingen X Voorzien in CRD IV/CRR, onder meer: Bepaalde instrumenten voorzien in CRD IV/CRR waaronder extra eigenvermogensvereisten en maatregelen om systeemrisico’s op te vangen Opinies omtrent genomen maatregelen Instrumenten Extra eigenvermogensof liquiditeitsvereisten Strengere risicoconcentratienormen Maatregelen m.b.t. hypothecair krediet Andere instrumenten (disclosure,onderpand) Sterke coördinatie vereist 52 Conclusie: De Belgische economie heeft de crisis relatief goed doorstaan dank zij doelgerichte maatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren Nu de cyclische opleving omzetten in duurzame groei Steunend op recente resultaten... • • • Het overheidstekort werd teruggebracht tot 2,7 % • Een nieuwe bankwet zal aan de hervormingen van de financiële sector gestalte geven Pensioen- en arbeidsmarkthervormingen zijn aangevat Eerste maatregelen zijn genomen om de mededinging in de netwerkindustrieën te verscherpen en de concurrentiekracht van de bedrijven te verbeteren ... zijn belangrijke bijkomende inspanningen vereist, zo niet komen de hoge levenstandaard en de hoge graad van sociale bescherming onvermijdelijk onder druk te staan 53 Conclusie: Via beheersing van de loonkosten via product- en arbeidsmarkthervormingen, via het aanmoedigen van ondernemerschap, via een stabiel en efficiënt stelsel van financiële intermediatie, via het inzetten op een kwaliteitsvol onderwijs: • • • Inzetten op innovatie en productiviteit daarmee sporende prijs- en loonvorming werkgelegenheid creëren De structurele ingrepen vroeg in de steigers zetten, op en coherente wijze door alle beleidsniveaus De overheidsfinanciën structureel en op groeivriendelijke wijze gezond maken De vergrijzingskost beheersen door hervormingen die de solidariteit tussen generaties vrijwaren 54
© Copyright 2024 ExpyDoc