Naar een keerpunt in de macroeconomische evoluties? Sint-Niklaas, 24 februari 2014 Luc Aucremanne 1. Waar staan we? a. Internationaal b. Eurogebied c. België 2. Wat deed (doet) de ECB? 3. Wat deden (doen) anderen? 4. Wat deed (doet) België? 5. Wat moet nog gebeuren? 6. Besluit 2 Economische groei (%) 2011 2012 2013 2014r Opkomende landen +6,2 +4,9 +4,7 +5,4 VS +1,8 +2,8 +1,9 +2,8 Eurogebied +1,6 -0,7 -0,4 +1,0 Bron: IMF. 3 Impact van "tapering" door Fed Wisselkoersen t.o.v. de dollar Rendement van overheidsobligaties op 10 jaar (indexcijfers 1 mei 2013 = 100) (in %) 6 105 5 100 4 95 3 90 2 85 1 80 0 75 2008 2009 2010 Verenigde Staten Bron: Thomson Reuters Datastream. 4 2011 2012 Duitsland 2013 Japan China Brazilië India Indonesië Opkomende economieën: verandering in de groei tussen 2011 en 20131 (in procentpunt) 0,5 0,0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3,5 Brazilië China India Rusland Verandering in de cyclische component Verandering in de potentiële groei Verandering in de effectieve reële groei Bron: IMF. 1 De cyclische component wordt berekend als het verschil tussen de effectieve reële groei en de geraamde potentiële groei. 5 Zuid-Afrika Fragmentatie in het eurogebied (bbp, indexcijfers, piek voor de recessie van 2008 = 100, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens naar volume) 102 100 98 96 94 92 90 2008 2009 2010 2011 Eurogebied Italië, Spanje, Portugal, Cyprus¹ Bron: EC. ¹ Gewogen gemiddelde (De kwartaalgegevens voor Griekenland zijn slechts beschikbaar tot eind 2010). 2 Gewogen gemiddelde van alle andere landen van het eurogebied. 6 2012 Andere landen² 2013 Economische groei sinds de crisis (bbp, indexcijfers, piek vóór de recessie van 2008 = 100, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens naar volume) 103 102 101 100 99 98 97 96 95 94 93 België Bron: EC. 7 Eurogebied Duitsland Frankrijk Nederland Werkloosheidsgraad (seizoengezuiverde maandgegevens, in % van de beroepsbevolking van 15 jaar en ouder) 14 14 12 12 10 10 8 8 6 6 Eurogebied Bron: EC. 8 België Bbp en voornaamste bestedingscategorieën (voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens naar volume; veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2009 2010 2011 2012 2013 r Particuliere consumptie 0,6 2,8 0,2 -0,3 0,6 Overheidsconsumptie 1,9 0,6 0,7 1,4 0,7 -8,4 -1,1 4,1 -2,0 -2,4 -8,6 3,6 -3,2 -3,2 -4,0 -10,2 -3,1 7,3 -2,1 -0,5 9,8 -2,1 7,1 2,4 -11,4 p.m. Finale binnenlandse bestedingen1 -1,1 1,4 1,1 -0,2 0,0 Voorraadwijziging2 -1,1 0,3 0,9 -0,4 -0,5 Netto-uitvoer van goederen en diensten2 -0,6 0,6 -0,3 0,5 0,6 Uitvoer van goederen en diensten -9,4 8,1 6,4 1,8 2,0 Invoer van goederen en diensten -8,8 7,5 6,9 1,3 1,3 Bbp -2,8 2,3 1,8 -0,1 0,2 p.m. Finale vraag -5,5 4,5 4,0 0,5 0,7 Bruto-investeringen in vaste activa Woningen Ondernemingen Overheid Bronnen: INR, NBB. 1 Ongerekend de voorraadwijziging, bijdragen tot de verandering van het bbp t.o.v. het voorgaande jaar, in procentpunten. 2 Bijdragen aan de verandering van het bbp t.o.v. het voorgaande jaar, in procentpunten. 9 1. Waar staan we? 2. Wat deed (doet) de ECB? a. Rentebeleid b. Liquiditeitssteun c. Banktoezicht 3. Wat deden (doen) anderen? 4. Wat deed (doet) België? 5. Wat moet nog gebeuren? 6. Besluit 10 Beleidsrentetarieven (procenten) 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Verenigde Staten¹ Eurogebied Japan¹ Verenigd Koninkrijk China Bronnen: Bank of England, Bank of Japan, People's Bank of China, Federal Reserve, ECB. 1 Voor de beleidsrentetarieven wordt de lijn gesplitst als de centrale bank zich een band tot doel heeft gesteld, waarvan het plafond wordt aangeduid door een fijnere lijn in dezelfde kleur. 11 Nettoleningen1 van de banken bij de nationale centrale banken (uitstaande bedragen, maandgegevens, in € miljard) 800 600 400 200 0 -200 -400 -600 Duitsland België, Frankrijk Spanje, Italië Griekenland, Ierland, Portugal Bronnen: NCB's. 1 Verschil tussen de bedragen van de leningen van de NCB’s aan de ingezeten banksectoren en de bedragen van de deposito’s van de ingezeten banksectoren bij de NCB’s. 12 OMT en rendementsecarts van de staatsleningen op 10 jaar (t.o.v. de Duitse Bund, in %) 8 7 6 5 4 3 2 1 0 2008 2009 2010 Italië Bron: Thomson Reuters Datastream. 13 2011 Spanje 2012 2013 Europees banktoezicht Gemeenschappelijk toezichtsmechanisme Rechtstreeks toezicht van de ECB op de als belangrijk beschouwde banken Vooraf beoordeling van deze banken (risico's, kwaliteit activa, stresstest) 14 Europees banktoezicht: toepassing op België BESLISSINGEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK TOEZICHTSMECHANISME BESLISSINGEN VAN DE NBB Als belangrijk beschouwde banken Als minder belangrijk beschouwde banken Buiten GTM GTM Home-toezichthouders Bron: NBB. 15 Argenta, KBC, Axa, Belfius, Dexia, Bank of New York Mellon Kredietinstellingen Bijkantoren Host-toezichthouder grote instellingen BNP Paribas Fortis, ING, Crelan Crédit Mutuel Host-toezichthouder andere instellingen KBL, Monte Paschi, Santander, SocGen, ABN, Deutsche Bank BESLISSINGEN VAN DE NBB Bijkantoren buiten EER Verzekeringsondernemingen Beleggingsondernemingen 1. Waar staan we? 2. Wat deed (doet) de ECB? 3. Wat deden (doen) anderen? a. Financiële regulering b. Europees bestuur c. Aanpassingen van landen 4. Wat deed (doet) België? 5. Wat moet nog gebeuren? 6. Besluit 16 Financiële regulering Strengere solvabiliteitsnormen Nieuwe liquiditeitsnormen Versterking governance Strikter beloningsbeleid 17 Europees bestuur Six Pack Two Pack Fiscal compact Procedure macroeconomische onevenwichten Bankenunie 18 Lopende rekening van de betalingsbalans (jaargegevens, in € miljard) 400 300 200 100 0 -100 -200 -300 2008 Bron: EC. 19 2009 2010 2011 2012 Duitsland Ierland Griekenland Spanje Frankrijk Italië Cyprus Nederland Portugal Andere landen p.m. Eurogebied 2013 Begrotingsinspanningen sedert 2010 (verandering van het structureel saldo1, in procentpunt bbp) Geen EDP 2010-2013² 2014 2015 Spanje Cyprus Portugal Frankrijk Ierland Nederland België 2013 2016 Na 2013 tot de middellangetermijndoelstelling³ Bronnen: EC, ECB. 1 Het structureel saldo stemt overeen met het financieringssaldo van de overheid, gezuiverd voor conjunctuurinvloeden en tijdelijke maatregelen. 2 Berekend aan de hand van de najaarsprognoses 2013 van de EC. 3 Volgens de stabiliteitsprogramma's van 2013. 20 Griekenland Uiterste jaar voor de correctie van het buitensporig tekort Italië Duitsland 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 1. Waar staan we? 2. Wat deed (doet) de ECB? 3. Wat deden (doen) anderen? 4. Wat deed (doet) België? a. Banksysteem b. Begroting c. Structurele hervormingen 5. Wat moet nog gebeuren? 6. Besluit 21 Belang van banken in de economie (in % bbp) Bronnen: EC, ECB. 22 Bankkrediet aan bedrijven1 (gegevens aan het einde van de maand; veranderingspercentages op jaarbasis, tenzij anders vermeld) 20 15 10 5 0 -5 -10 België Bronnen: ECB, NBB. 1 Inclusief de geëffectiseerde kredieten (vanaf januari 2010 voor het eurogebied). 23 Eurogebied Bankregulering en - toezicht in België Bankwet • • • • • omzetting internationale regels herstel- en afwikkelingsplannen, afwikkelingsautoriteit structurele hervormingen (trading) goedkeuring strategische beslissingen macroprudentiële autoriteit Risicogebaseerd toezicht 24 Begrotingssaldo (in % bbp) 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Primair saldo 2007 2008 2009 Totaal saldo¹ Bronnen: INR, NBB. ¹ Volgens de methodologie die wordt gebruikt in het kader van de procedure bij buitensporige overheidstekorten (EDP). 25 2010 2011 2012 2013r Reële groei van de primaire overheidsuitgaven (veranderingspercentages naar volume t.o.v. het voorgaande jaar) 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Gecorrigeerde primaire uitgaven¹ 2010 2011 2012 2013 r Bbp² Bronnen: INR, NBB. 1 Primaire uitgaven gedefleerd aan de hand van de bbp-deflator en gecorrigeerd voor de invloed van conjuncturele, niet-recurrente of budgettair neutrale factoren, alsook voor het indexeringseffect. Dit laatste effect vloeit voort uit het verschil tussen, enerzijds, de effectieve indexering van de bezoldigingen van het overheidspersoneel en de sociale uitkeringen en, anderzijds, het verloop van de bbp-deflator. 2 Voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens. 26 Overheidsschuld (in % bbp) 110 105 100 95 90 85 80 75 70 65 60 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 r Eurogebied Bronnen: EC, INR, NBB. 27 België Netto financiële positie (gegevens aan het einde van 2012, in % bbp) 150 100 50 0 -50 -100 -150 NL MT BE DE FI AT FR IT SI EE SK Overheid Private sector Totale economie (netto externe positie) Bronnen: EC, NBB. 28 CY ES PT IE EL Gezette stappen herstructurering financiële sector vermindering begrotingstekort, stabilisering overheidsschuld verhoging pensioenleeftijd actiever arbeidsmarktbeleid (degressieve werkloosheidsuitkeringen, statuut arbeiders - bedienden) grotere concurrentie netwerkindustrieën verbetering concurrentiekracht 29 INFLATIE (HICP) (veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 België Bronnen: EC, NBB. 30 Drie belangrijkste buurlanden p.m. Eurogebied Loonkosten (voor kalanderinvloeden gezuiverde gegevens; veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2009 2010 2011 2012 2013 r 2,2 0,9 2,7 3,8 2,2 2,6 0,6 2,7 3,0 2,0 Reële conventionele aanpassingen 0,2 0,1 0,0 0,2 0,1 Indexeringen 2,5 0,5 2,7 2,8 1,9 -0,4 0,3 0,0 0,8 0,2 0,5 0,0 -0,3 -0,1 0,0 Sociale zekerheid 0,3 0,0 0,1 -0,1 -0,1 Overige bijdragen4 0,2 0,0 -0,4 0,0 0,1 Uurloonkosten in de private sector 2,7 0,9 2,4 3,7 2,2 Loonkosten per eenheid product in de private sector 4,3 -0,4 2,6 4,4 1,8 Uurloonkosten in de overheidssector 2,6 1,8 3,9 3,8 3,1 2,5 0,5 2,7 2,5 2,3 2,8 1,1 2,7 3,7 2,4 Loonkosten in de private sector Brutolonen per uur Conventionele lonen1 Loondrift en overige factoren2 Werkgeversbijdragen3 waarvan: indexeringen Uurloonkosten in het geheel van de economie Bronnen: Algemene toelichting bij de begroting; FOD WASO, INR, RSZ, NBB. 1 In de paritaire comités vastgelegde loonsverhogingen. 2 Door de ondernemingen toegekende verhogingen en premies bovenop de centrale en sectorale collectieve overeenkomsten, loondrift als gevolg van veranderingen in de werkgelegenheidsstructuur en meetfouten; bijdrage tot de verandering van de loonkosten, in procentpunt. 3 Bijdrage tot de verandering van de loonkosten, ingevolge de wijzigingen in de impliciete bijdragevoeten, in procentpunt. 4 Niet aan de overheid betaalde werkelijke sociale bijdragen, waaronder premies voor groepsverzekeringen en pensioenfondsen of instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, en toegerekende bijdragen, met inbegrip van ontslagvergoedingen. 31 Rendementen van de OLO en de Duitse Bund (maandgemiddelden) 6 5 4 3 2 1 0 België Bron: Thomson Reuters Datastream. 32 Duitsland Renteverschil 1. Waar staan we? 2. Wat deed (doet) de ECB? 3. Wat deden (doen) anderen? 4. Wat deed (doet) België? 5. Wat moet nog gebeuren? a. Prijs- en financiële stabiliteit b. Voltooiing van de EMU c. Begroting d. Groei en werkgelegenheid 6. Besluit 33 Inflatie in het eurogebied en inflatieverwachtingen op korte en middellange termijn 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 Totale inflatie Inflatie, ongerekend de levensmiddelen en de energiedragers december 2012 april 2013 Verwachte inflatie in1 juni 2013 oktober 2013 december 2013 Bronnen: EC, Bloomberg, Thomson Reuters Datastream, ECB. 1 Gemeten aan de hand van de impliciete termijnnotering voor een inflatieswap. Aangezien de indexcijfers van de consumptieprijzen met enige vertraging worden gepubliceerd, weerspiegelen de contracten de verwachte inflatie voor de maand die drie maanden aan hun vervaldatum voorafgaat. Zo weerspiegelen de eenjaars contracten van december 2012 de inflatiecijfers die in september 2013 worden verwacht. 34 Voltooiing van de EMU Bankenunie • • • toezichtsmechanisme afwikkelingsmechanisme depositogarantiestelsel Economische unie Begrotingsunie Politieke unie 35 Doelstellingen inzake het financieringssaldo van de Belgische overheid in de respectievelijke stabiliteitsprogramma's1 (in % bbp) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 April 2008 0,0 0,3 0,7 1,0 April 2009 -1,2 -3,4 -4,0 -3,4 -2,6 -1,5 -0,7 0,0 September 2009 (aanvulling) -5,9 -6,0 -5,5 -4,4 -2,8 -1,3 0,0 Januari 2010 -5,9 -4,8 -4,1 -3,0 -2,0 -1,0 0,0 -4,1 -3,6 -2,8 -1,8 -0,8 0,2 -3,7 -2,8 -2,15 -1,1 0,0 -3,9 -2,5 -2,0 -0,5 -2,7 -2,1 2016 Stabiliteitsprogramma's April 2011 April 2012 April 20132 p.m. Juni 20133 p.m. Realisaties -1,0 -5,6 -3,7 -3,7 -4,0 -2,7 r Bronnen: EC, FOD Financiën, INR, NBB. 1 Net als in de andere tabellen en grafieken van dit hoofdstuk en, overeenkomstig de regels van de procedure bij buitensporige overheidstekorten (EDP), met inbegrip van de nettorentewinsten van financiële transacties, zoals swaps. 2 Deze saldi stemmen overeen met structurele financieringssaldi ten belope van, respectievelijk, -2,9 % bbp in 2012, -1,8 % in 2013, -1,2 % in 2014, 0 % in 2015 en 0,75 % in 2016. 3 Beslissing van de Ecofin-Raad van 21 juni 2013. 36 0,4 Vergrijzingsfactuur in België1 (in % bbp) 34 32 30 4,8 5,4 28 26 Bron: SCvV. ¹ Stijging van de sociale uitgaven. 37 2060 2058 2056 2054 2052 2050 2048 2046 2044 2042 2040 2038 2036 2034 2032 2030 2028 2026 2024 2022 2020 2018 2016 2014 2012 24 Scenario op basis van de begrotingsdoelstellingen op middellange termijn1 (in % bbp) 110 5 100 4 90 3 80 70 3,6 2 60 1 50 0 40 -1 30 20 -2 10 -3 Overheidsschuld (rechterschaal) Primair saldo (linkerschaal) Begrotingssaldo (linkerschaal) Bronnen: SCvV, INR, NBB. 1 Op basis van de macro-economische hypothesen van het referentiescenario van de SCvV en van de hypothese volgens welke de impliciete rente op de overheidsschuld zou stijgen tot 3,75 % in 2025 en zich vervolgens op dat niveau zou stabiliseren. 38 2050 2040 2030 2020 2015 2013 0 Levensverwachting en effectieve uittredingsleeftijd 85 80 75 70 65 60 Bron: OESO (2011). 39 Levensverwachting in België Levensverwachting in de EU Effectieve uittredingsleeftijd in België Effectieve uittredingsleeftijd in de EU 2010 2005 2000 1995 1990 1985 1980 1975 1970 55 Potentiële economische groei (bijdragen tot de potentiële groei, in procentpunten) 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 Totale factorproductiviteit Bron: EC. 40 Kapitaal Arbeid Potentiële groei (in %) 2017 r 2015 r 2013 r 2011 2009 2007 2005 2003 2001 1999 1997 1995 0,0 Lopende rekening met de rest van de wereld (in % bbp, gegevens van de betalingsbalans) 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 1995 1997 Goederen Bronnen: INR, NBB. 41 1999 Diensten 2001 2003 Inkomsten 2005 2007 2009 Lopende overdrachten 2011 2013r Lopend saldo Loonkostenhandicap (gecumuleerde verschillen in de stijging van de uurloonkosten sedert 1996 ten opzichte van de drie belangrijkste buurlanden, in %) 20 15 10 5 0 -5 -10 -15 Drie belangrijkste buurlanden¹ Bron: CRB. 1 Gewogen gemiddelde aan de hand van de relatieve grootte van het bbp. 42 Duitsland Frankrijk Nederland 2013r 2011 2009 2007 2005 2003 2001 1999 1997 -20 Niet-prijsconcurrentievermogen (verschillen in % tussen België en het referentiegebied; gemiddelde van de laatste drie gekende gegevens) Infrastructuur Kwaliteit van de handels- en transportinfrastructuur Toegang van de huishoudens tot het internet R&D en innovatie Gediplomeerden hoger onderwijs wetenschappelijke of technische richting Uitgaven voor R&D p.m. Gefinancierd door de overheid Prestaties op het vlak van innovatie (het Innovation Union Scoreboard) Ondernemingen die hun processen innoveren Omzet van nieuwe producten Ondernemerschap Ondervraagden die binnen de 3 jaar een onderneming willen oprichten Ondervraagden die een onderneming oprichten of die dat recent deden Bureaucratische belemmeringen bij de ondernemingsactiviteiten Percentage van ondernemingen die e-Procurement gebruiken Toegang tot krediet voor kmo's Risicokapitaal: investeringen in % bbp¹ -40 België ten opzichte van de EU -20 0 40 België ten opzichte van de drie buurlanden Bronnen: EC, Wereldbank, Global Entrepreneurship Monitor, IMD Competitiveness Yearbook, ECB. 1 Gegevens voor België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje. 43 20 60 80 Werkgelegenheidsgraad in 2013¹ (In % van de overeenstemmende bevolking (20 tot 64 jarigen), tenzij anders vermeld) België Vlaanderen 3 voornaamste partners² 67,3 72,0 74,1 73,2 76,0 - Laaggeschoolden 47,1 52,1 56,4 Niet-EU-burgers 40,3 47,0 55,2 Van 20 tot 29 jaar 58,1 65,0 67,8 Van 55 tot 64 jaar 41,7 43,0 56,1 Totaal p.m. doelstelling 2020 Bronnen: ADSEI, EC. 1 Gemiddelde van de eerste drie kwartalen. 2 Duitsland, Frankrijk, Nederland. 44 1. Waar staan we? 2. Wat deed (doet) de ECB? 3. Wat deden (doen) anderen? 4. Wat deed (doet) België? 5. Wat moet nog gebeuren? 6. Besluit 45 Besluit De Belgische economie heeft de crisis relatief goed doorstaan dank zij doelgerichte maatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren Nu de cyclische opleving omzetten in duurzame groei Steunend op recente resultaten... • • • Het overheidstekort werd teruggebracht tot 2,7 % • Een nieuwe bankwet zal aan de hervormingen van de financiële sector gestalte geven Pensioen- en arbeidsmarkthervormingen zijn aangevat Eerste maatregelen zijn genomen om de mededinging in de netwerkindustrieën te verscherpen en de concurrentiekracht van de bedrijven te verbeteren ... zijn belangrijke bijkomende inspanningen vereist, zo niet komen de hoge levenstandaard en de hoge graad van sociale bescherming onvermijdelijk onder druk te staan 46 Besluit (vervolg) Via product- en arbeidsmarkthervormingen, via het aanmoedigen van ondernemerschap, via een stabiel en efficiënt stelsel van financiële intermediatie, via een kwaliteitsvol onderwijs: • • • inzetten op innovatie en productiviteit daarmee sporende prijs- en loonvorming werkgelegenheid creëren De structurele ingrepen vroeg in de steigers zetten, op en coherente wijze door alle beleidsniveaus De overheidsfinanciën structureel en op groeivriendelijke wijze gezond maken De vergrijzingskost beheersen door hervormingen die de solidariteit tussen generaties vrijwaren 47 Naar een keerpunt in de macroeconomische evoluties? Sint-Niklaas, 24 februari 2014 Luc Aucremanne
© Copyright 2024 ExpyDoc