Download de tussenrapportage - Teylingen Ondernemers Vereniging

INVESTEREN EN PARTICIPEREN IN DE LOKALE ECONOMIE
O ND E RZ OE K
NA A R
O ND E RNE ME RS F O ND S T E Y LI N GE N
tussenrapportage, 9 september 2014
interne TOV-versie
Blaauwberg
Mariet Ewalts
Aart van Bochove
INHOUDSOPGAVE
VERZOEK AAN GEMEENTERAAD EN AGENDA (VOLGT)
4
SAMENVATTING (VOLGT)
VOORWOORD
1.
5
INLEIDING
6
1.1 versterking van de samenwerking
1.2. versterking van de lokale economische structuur – landelijke en lokale argumenten
2.
EEN GEMEENTEBREED ONDERNEMERSFONDS: SPELREGELS EN AFSPRAKEN
2.1
2.2
2.3
2.4.
2.4
2.6
2.7
2.8
2.9
3.
4.
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
22
benadering
aanpak onderzoek
RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
4.1
5.
drie beschikbare instrumenten
de spelregels van een gemeentebreed ondernemersfonds
hoe komt een ondernemer aan geld
een fonds is een instrument, geen doel
tarief: balans tussen opbrengst en draagkracht
hoe om te gaan met fiscale gegevens
de gemeente als partij
de BTW-problematiek
voorbeelden van bestedingen (zie flyer in bijlage)
ONDERZOEK NAAR AMBITIES EN DE DRAAGVLAKTOETS
3.1
3.2
11
26
kernen
a. detailhandel
b. zorg- en maatschappelijke instellingen
c. onderwijs
d. sport en cultuur (volgt)
het buitengebied
a. campings- en jachthavens
b. agrarisch bedrijfsleven
bedrijven(terreinen)
overzicht resultaten bestedingsplannen (schematisch)
voorlopige conclusies
gebiedsindeling
de praktijk
DE ‘GOVERNANCE’ VAN HET FONDS
43
Bijlage 1 - Respondenten
Bijlage 2 - Flyer en voorbeelden bestedingsplannen elders in het land
Bijlage 3 - Bedrijfseconomische kerngegevens Teylingen
2
VERZOEK AAN GEMEENTERAAD EN AGENDA
volgt
3
VOORWOORD
Voor u ligt het resultaat van het onderzoek naar Ondernemersfonds Teylingen. Het onderzoek is
uitgevoerd in opdracht van de ondernemersvereniging TOV met steun van de gemeente Teylingen.
Het bestuur en leden van TOV achten de tijd rijp voor een volgende fase: de lokale economie
vraagt om een boost en na de fusie tot één gemeente Teylingen is het nu tijd voor economische
integratie. Ondernemers willen investeren en participeren. Naast financiële mogelijkheden (‘what’s
in for me’) zoeken ze naar maatschappelijke betrokkenheid. Een gemeentebreed fonds maakt het
mogelijk deze ambitie in gezamenlijkheid te realiseren met alle ondernemers, profit- en not-forprofit naast elkaar.
Ook de organisatie van ondernemers in Teylingen is toe aan een volgende stap: vrijwilligerswerk
kent z’n grenzen; “het zijn altijd dezelfde die het werk doen”. Ondernemers zijn echt niet te
beroerd om te maaien, te beveiligen en te doneren etc. maar voor de structurele organisatie van
visie en een continue uitvoeringskwaliteit is kennis en kracht nodig. En die ontbreekt nu: “ieder
neemt zijn deel, maar niemand staat op”. Het is tijd voor een professionaliseringsslag.
Dit rapport van Teylinger ondernemers is geschreven voor de Teylinger politiek. Het vraagt om
aandachtige lezing. Niet alleen van de techniek en werkwijze van een ondernemersfonds, maar
vooral van de economische analyse en de vele plannen en (verschillende) meningen van de lokale
ondernemers. Het daagt raadsleden uit een eigen visie te formuleren op de wenselijkheid van een
goed georganiseerd lokaal ondernemerschap en vanuit die visie minder op draagvlak en meer op
de inhoud van de plannen te letten.
In de Inleiding geven we aan waarom structuurverbetering van de lokale economie van Teylingen
nodig is.
In hoofdstuk 2 beschrijven we de verschillende vormen van collectieve financiering voor
ondernemersactiviteiten en maken we duidelijk dat de ambities van TOV een keuze voor een
gemeentebreed ondernemersfonds rechtvaardigen.
De gevolgde aanpak van het onderzoek (de interviews, de groepsgesprekken, de informatie etc.)
staat in hoofdstuk 3 beschreven.
De onderzoeksresultaten (met bestedingsplannen) en budgetten en indeling per sector komen in
hoofdstuk 4 aan de orde.
Er is – zo blijkt uit de gesprekken – een zekere ongerustheid over beheer en besluitvorming
rondom de fondsgelden. In het laatste hoofdstuk 5 beschrijven we de governance van het
ondernemersfonds zodat daar openheid over bestaat.
Vooropgesteld: het onderzoek is nog zeker niet afgerond. Voor wie deze tussenrapportage leest:
bedenk dat we in de maand september nog aanvullende gesprekken houden waar ondernemers
nog ruimschoots de kans krijgen hun plannen en voorstellen naar voren te brengen. We streven er
naar om in oktober dit rapport in definitieve vorm naar de raadsleden te sturen.
4
6.
INLEIDING
1.1
Versterking van de samenwerking
De gemeente Teylingen met 35.800 inwoners, is sinds 2006 een fusiegemeente van Voorhout,
Warmond en Sassenheim. De drie woon- en winkelkernen worden omringd door een buitengebied
met twee landschappelijke en toeristische iconen: het bloembollenlandschap en het watergebied
de Kagerplassen. In het buitengebied liggen verspreide (handels- en transport)bedrijven naast
agrarische bedrijven (vooral bloembollenbedrijven, tuinbouw en veeteelt). Rondom de
Kagerplassen liggen campings en jachthavens. De gemeente telt in totaal 8 bedrijventerreinen.
De vraag hoeveel bedrijven Teylingen telt, is niet eenduidig te beantwoorden. Volgens tellingen
van de KvK en Holland Rijnland heeft Teylingen 1565 bedrijven maar dit getal zegt op zichzelf niet
zoveel. Het KvK-bedrijvenregister is in oorsprong een register om de rechtszekerheid in het
handelsverkeer te borgen. De nadruk van het register ligt daarom vooral op het registreren van
juridische entiteiten. Dat leidt tot een groot aantal inschrijvingen zonder werkgelegenheid
(holdings, pensioen BV’s etc). Ook kan er sprake zijn van meervoudige inschrijvingen (bedrijf
bestaat uit meerdere BV’s). Bovendien worden grote en kleine bedrijven bij elkaar opgeteld. Alles
bij elkaar een aantal waar je niet zoveel veel mee kan. In dit onderzoek tellen we niet de bedrijven,
maar de ondernemers, gedefinieerd als alle organisaties die onroerende zaak belasting (OZB)
betalen in de categorie niet-woningen. Dat gaat volgens de gegevens van de gemeente om
ongeveer 1850 objecten. Maar zelfs dan weet je nog niet alles: immers zowel gebruikers als
huurders betalen OZB en onder de ‘objecten’ zitten ook nutsgebouwen (bijv. trafo’s) en andere
zaken waar geen afzonderlijke organisatie achter staat. Sommige ondernemers zijn eigenaar van
een bedrijf met meerdere objecten op verschillende kavels.
In 2005 is TOV opgericht, nog voor de bestuurlijke fusie van de 3 gemeenten. De drie
winkeliersverenigingen in de drie kernen zijn met de HID (Industrie, Handel en Dienstverlening) en
de HoReDe (Horeca, Recreatie en Detailhandel) samengevoegd tot de Teylingen
Ondernemersvereniging (TOV). Het is nog maar sinds dit jaar 2014 dat binnen de TOV gekozen is
om niet meer van de 3 kernen uit te gaan, maar van één ondernemersvereniging te spreken.
Negen jaar na de fusie moet het er in principe niet meer toedoen of je namens Warmond,
Voorhout of Sassenheim spreekt. Vanaf nu geldt dat het nieuwe TOV-bestuur het eerste
aanspreekpunt is voor de leden in de drie kernen en het hele buitengebied. Hiermee heeft TOV een
nieuwe koers ingezet: het werd tijd om in navolging van het politieke bestuur, de ondernemers in
de hele gemeente te verenigen en eenheid uit te stralen.
In deze startparagraaf willen we stilstaan bij de redenen waarom landelijk gezien het lokale
ondernemersklimaat een volgende stap nodig heeft en waarom een ondernemersfonds daar een
goed instrument voor is.
1.2
Versterking van de lokale economische structuur – landelijke en lokale argumenten
Er zijn op dit moment 30 gemeentebrede ondernemersfondsen in het land, en nog eens 15 in
voorbereiding. Daarnaast zijn er tientallen gebieden waar een reclamebelasting wordt geïnd en
zijn er 120 plekken waar een BIZ-heffing is ingevoerd (op de verschillen tussen de drie systemen
komen we later terug). Er is een trend gaande. In deze paragraaf benoemen we eerst enkele
5
landelijke trends die het beeld van Teylingen mede bepalen en noemen we daarna enkele
specifieke lokale omstandigheden die de vraag naar een ondernemersfonds in de hand werken.
Landelijke trends
De komst van ondernemersfondsen is een beweging van onderop. Elke locale situatie is weer
anders. Maar er is ook een serie landelijke trends die overal een rol spelen. We noemen:

De eisen aan de bedrijfsomgeving nemen toe. Werknemers, klanten en bezoekers willen zich
bewegen in een goed georganiseerde, veilige en schone omgeving. In winkelgebieden worden
marketing, promotie en gebiedsidentiteit steeds belangrijker. In het economisch klimaat gaat
het over ketenvorming, integratie, samenwerking, innovatie. ‘Stand alone’ bedrijven hebben
hun tijd gehad. De voorzieningen die daarvoor nodig zijn, zijn niet meer op basis van vrijwillige
bijdragen te dragen. Er zijn structurele oplossingen nodig.

Sinds in de troonrede van 2013 het begrip ‘participatiesamenleving’ viel, is het zoeken naar
een nieuwe rolverdeling tussen overheid, burgers en maatschappelijke instellingen. Elke
burger, dus ook ondernemers, zal meer verantwoordelijkheid krijgen (en moeten nemen) om
zelf bij te dragen aan de samenleving. Een ondernemerfonds geeft de ondernemers de
mogelijkheid om deze bijdrage aan de samenleving vorm te geven. De overheid is een bredere,
maatschappelijke verantwoordelijkheid van de ondernemers gaan verlangen. Ondernemers
worden geacht mededrager te zijn van cultuur, gezondheidsbeleid, arbeidsmarktbeleid en
onderwijs. Zelfs een klassieke kerntaak van de overheid als het veiligheidsbeleid is geen echt
monopolie meer. Ook dat moet gebeuren op basis van deling van verantwoordelijkheden.

Het verschil tussen publieke en commerciële sector is aan het vervagen. Voorheen strikt publieke
instellingen als scholen, welzijnsorganisaties, organisaties voor zorg, cultuur en sport, gaan zich
steeds meer gedragen als maatschappelijk ondernemers die een aantal belangen
gemeenschappelijk hebben met hun collega’s uit de commerciële sectoren. Werkgelegenheid is er
één van, maar de grotere zorg van gemeentes voor de zwakkeren in onze samenleving vraagt om
een goede samenwerking tussen zorg- en maatschappelijke instelling en bedrijfsleven, voor stages,
voor opdrachten etc. voor hun cliënten. We zien die roep ook terug in Teylingen.

Samenwerking tussen ondernemers is aan de ene kant meer noodzaak dan ooit te voren: in de
nieuwe economische werkelijkheid is het crisis. Er moeten nieuwe markten gecreëerd worden. Dat
vergt zichtbaarheid van het bedrijfsleven, ruimte om te pionieren, een overheid die precies weet
wat ondernemers nodig hebben, goede woordvoerders en ook mogelijkheden om gezamenlijk
voorzieningen te betalen, te investeren en kosten te besparen.

De Kamer van Koophandel is dit jaar vertrokken. Er is geen automatische ‘back-up’ meer. De
ondernemers moeten hun eigen belangen onder woorden brengen en behartigen. Dat kan gaan
over lokale belangen zoals de vraag of een bedrijf op een bepaald terrein thuis hoort. Het kan ook
gaan over regionale belangen. Zo heeft de kamer een bepalende rol gespeeld in de regionale lobby
voor de Rijnlandroute. Het is wat wrang dat juist de sector die bij uitstek gaat profiteren van die
route – de tuinbouw – op dit moment moeite heeft met het beginsel van regionale
belangenbehartiging. Maar de noodzaak van dit soort werkzaamheden blijft gewoon bestaan. De
aanhoudende recessie maakt samenwerking ook moeilijker. Bedrijven zijn meer dan voorheen op
zichzelf teruggeworpen, zitten in een defensieve ‘modus’: ‘whats in for me’?. Maar het lukraak
indienen van verlanglijstjes bij anderen – voorop bij de gemeente – zonder zelf na te denken over
6
sectorversterking, zal nog minder werken dan het toch al deed. De ondernemers moeten zelf een
sterke partner worden in beheer en ontwikkeling van het ondernemersklimaat.
 Er is steeds meer sprake van concurrentie tussen steden en regio’s. Ze staan met elkaar in een
competitieverhouding om het binden van koopkracht en in het werven van inwoners, werknemers,
bezoekers en bedrijven. De concurrentiekracht van een gebied wordt niet meer alleen bepaald
door ruimte, bereikbaarheid en huisvesting, maar in toenemende mate ook door de interne
organisatie, de kwaliteit van de voorzieningen, de transparantie van de relaties tussen economie
overheid en onderwijs, de toegankelijkheid van de zorg en de woningmarkt en de interne
verbindingen.
Lokale trends
Teylingen kent daarnaast een aantal specifieke redenen om de organisatiegraad van lokale
ondernemers te versterken:

Er zijn in Teylingen reële economische vraagstukken op te lossen, zoals de versterking van de
detailhandel in de kernen. De nieuwe door bestuur en ondernemers opgestelde detailhandelsvisie
heeft een aantal urgente plannen opgeleverd. Uitvoering van die plannen lukt alleen met een
goede basisfinanciering en een professionele kracht: een centrummanager. Er blijft nog genoeg
werk over voor de talrijke onbetaalde winkeliers die zich als vrijwilliger zullen blijven inzetten. De
Detailhandelsvisie is een mooi voorbeeld van hoe de ondernemers in de verschillende kernen –
aanvankelijk concurrenten – de linies gesloten hebben onder het motto: eerst samen klanten
trekken en houden, daarna onderling concurreren. De economische integratie in de gemeente
moet vorm krijgen om in samenwerking met omringende gemeenten de Bollenregio economisch in
een goede positie in te brengen

Het economisch beleid van de gemeente Teylingen heeft sterke partners nodig. Om de sociale
voorzieningen op peil te kunnen houden is een brede economische basis nodig, en die ontbreekt in
de gemeente. Veel bewoners zijn relatief rijk maar de economische basis is smal. Teylingen kent
meer werkenden dan dat er banen zijn te vinden. Het ‘gat’ wordt opgevuld door banen bij
1
bedrijven in de wijdere omgeving te zoeken . De gemeente heeft de komende jaren weinig geld.
Politieke partners vragen in het recente coalitieakkoord om een flinke inzet van de lokale
ondernemers. Het beleid moet het hebben van het organiserend vermogen van de ondernemers;
zij moeten zelf de regie gaan voeren in de werkgebieden. De gemeente kan faciliteren. Maar niet
veel meer. Alweer: er is een goede samenwerkingsstructuur nodig.
1
Teylingen: positie in rangorde in vgl. met de 50 grootste gemeenten van het land (uit: Atlas van Gemeenten 2014):
- Aantal inwoners 35.686; aantal arbeidsplaatsen 13.410
Aantal arbeidsplaatsen per arbeidskracht (potentiële arbeidskracht): 44ste plaats met 84% (met woonsteden als Zoetermeer
e
en Zaanstad, Almere etc.; Haarlemmermeer staat op de 1 plaats met 198% dus bijna 2 arbeidsplaatsen per potentiële
arbeidskracht)
e
- Rijkdom inwoners (besteedbaar gestandaardiseerd huishoudinkomen): 2 plaats met 27.300 euro (met woonplaatsen als
e
Leidschendam en Haarlemmermeer); Amstelveen staat op de 1 plaats met 28.000).
7

Een motief dat de laatste tijd steeds vaker opduikt, is dat van een gemeentelijke herindeling.
Teylingen is na verloop van tijd bestuurlijk redelijk tot eenheid gesmeed. Vier jaar geleden is een
poging ondernomen om een ondernemersfonds op te richten. TOV was toen nog een vereniging
voor elke afzonderlijke kern en TOV als een federatie voor het geheel. De introductie van een
ondernemersfonds is een probaat middel om al vanaf het begin naast een bestuurlijke, ook de
economische integratie in de nieuwe gemeente op gang te brengen. TOV heeft dit jaar een
volgende stap gezet: een daadwerkelijke fusie van ondernemersverenigingen van sectoren. Het
ondernemersfonds Teylingen kan als vehikel dienen om de economische integratie en samenhang
tussen ondernemers verder te versterken.

Vrijblijvende regelingen volstaan niet meer. Om over voldoende beschikbare middelen te blijven
beschikken is een sterkere organisatie van het lokale ondernemerschap nodig. Teylingen kent veel
vrijwilligers en is daar trots op. Aan hun belasting zit echter wel een grens; je kunt niet altijd
terugvallen op de vrijwillige inzet. Inbreng van nieuwe kennis en technieken en continue
uitoefening van druk om zaken voor elkaar te krijgen en ondernemers te verbinden, vraagt
eigenlijk om betaalde krachten van wie je deze taakopvatting mag eisen. Een keuze voor een
fondsmanager (een ‘centrummanager’ voor de winkelcentra of met bredere taken: een
‘citymanager’) die namens de ondernemers uitvoering geeft aan plannen, lijkt steeds vaker de
oplossing. Professionele inzet waarborgt een zekere continuïteit en biedt structuur. Verdere
professionalisering van het Teylinger ondernemerschap is nodig.

Een noodzaak tot modernisering van verschillende bedrijfssectoren. Een ondernemersfonds zorgt
voor onafhankelijkheid, biedt een transparante structuur en zorgt voor een gegarandeerde
financiële grondslag. Natuurlijk kan je je afvragen of het nu in Teylingen niet goed gaat.
Gemeenschappelijke activiteiten draaien grotendeels op donaties van lokale ondernemers. De
gemeenschap in Teylingen blijkt goedgevend en gul. Waarom deze situatie niet gewoon
doorzetten? Waarom zijn vrijblijvende regelingen niet meer afdoende? Als we terug in de
geschiedenis gaan, zien we dat de samenleving toen veel meer draaide op weldoeners zoals
eigenaren van grote industriële bedrijven en herenboeren. Charitatieve instellingen stellen zich
tegenwoordig meer en meer op als vermogensfondsen en beperken zich tot de rol van
geldschieter. Modern ondernemerschap vraagt om moderne financieringsvormen. Bovendien:
afhankelijkheid van deze groep vrijgevende rijken had natuurlijk een prijs: in ruil voor de gift kreeg
de gulle gever veel (politieke) invloed. De gift was dus bij nader inzien lang niet altijd zo vrijblijvend.

Modernisering van het ondernemerschap betekent ook: vernieuwing van de bedrijfsvoering, het op een
hoger plan brengen van de gemiddelde bedrijfsprestatie (rendement en arbeidsproductiviteit), het
nadenken over investeringen en het vitaal houden van de onderneming, op de korte, maar zeker ook op
de wat langere termijn. De ambitie ontbreekt. Ook Teylingen kent bedrijven, vooral in het buitengebied,
die zich nauwelijks meer vernieuwen en als het ware stil staan in de hoop te overleven. Waar eigenaren
de economische crisis en de veranderende maatschappelijke trends lijken te negeren en nauwelijks meer
o n d e r n e m e n. Het leidt gemakkelijk tot een ingeslapen (deel)economie.
Er ligt in Teylingen een opgave om het ondernemersklimaat verder te ontwikkelen en te
verbeteren. Dat heeft de vernieuwde TOV ertoe gebracht om rond te kijken naar methodes om de
samenwerking tussen de ondernemers beter te funderen en de positie van de ondernemers en de
samenwerking met de overheid te versterken. Deze vraag past in het landelijk beeld: ondernemers
worden volop aangesproken op hun verantwoordelijkheid, maar ze missen de middelen om er
werk van te maken. Een ondernemersfonds kan die middelen verschaffen. De TOV is met dat doel
8
voor ogen dit onderzoek naar de haalbaarheid van een ondernemersfonds voor Teylingen
begonnen. De organisatiegraad onder ondernemers is vrij laag en vraagt versterking. Er is een
permanente zoektocht naar financiële middelen, veel vrijwilligers dragen bij en nemen hun
verantwoordelijkheid, maar er is - gezien de ambities - te veel werk en er zijn tal van bedrijven die
wel profiteren van collectieve afspraken maar geen energie of geld steken in het organiseren
daarvan. Samenwerking tussen ondernemers vormt een voorwaarde voor een grotere slagkracht.
2
TOV werkt hard aan het verder vergroten van het ledenaantal (nu 350 leden) en zoekt
samenwerking met gebieden en sectoren die nu nog nauwelijks betrokken zijn bij de brede
ondernemersvereniging.
Gezamenlijke fondsvorming is in korte tijd een erkend instrument geworden om het
ondernemings- en samenwerkingsklimaat op lokaal niveau te versterken. Er zijn inmiddels 30
gemeenten die dit model hanteren, van heel klein (Schiermonnikoog) tot heel groot (Utrecht). In
de voorliggende notitie worden strekking en werkwijze van zo’n fonds uitvoerig toegelicht. Voor
gemeentebrede ondernemersfondsen geldt geen enkel wettelijk voorschrift. Alle fondsen zijn van
onderop, vanuit de ondernemers zelf ontstaan en hebben zichzelf in de praktijk ‘uitgevonden’. Er
zijn dus geen formats of stramienen. Een ondernemersfonds is niet een regelgeleide, maar een
ondernemerschapsgeleide omgeving. Tussen de dertig fondsen heeft zich inmiddels wel een ‘good
practice’ benadering ontwikkeld. Er is een Landelijk Platform van Ondernemersfondsen, waar die
‘good practice’ ook bewaakt en besproken wordt. Alle fondsen doen waar ze voor bedoeld zijn:
Ondernemers in staat stellen zelf regie te voeren in hun bedrijfsomgeving,
zorgen voor vrij inzetbare gelden voor de behartiging van gezamenlijke
belangen, eerlijk verdelen van de lasten en nieuwe kansen scheppen voor
gezamenlijk ondernemerschap.
2
Met aftrek van holdings en andere juridische bedrijfsconstructies, kunnen we globaal uitgaan van 600 bedrijven, waarvan een groot
deel ZZP-er, praktijkruimte etc. is.
9
2.
EEN GEMEENTEBREED ONDERNEMERSFONDS: SPELREGELS EN AFSPRAKEN
TOV streeft naar versterking van de collectieve kracht. In dit hoofdstuk gaan we in op mogelijke
publieke regelingen voor versterking van het organiserend vermogen van ondernemers. Gezien de
brede ambities van TOV heeft de inzet op het gemeentebrede ondernemersfonds op basis van de
WOZ de voorkeur. Dit fonds kent een aantal algemene spelregels; wat rest is een set van voor de
ondernemers van Teylingen geldende afspraken, waarover consensus moet ontstaan.
2.1
Drie beschikbare instrumenten
De praktijk is in zekere zin aan de leer vooraf gegaan. Er zijn, zonder al te veel discussies, goede
collectieve oplossingen ontstaan. Zo wordt er geen nieuw bedrijventerrein meer ontsloten zonder
dat er in de koop- of pachtovereenkomst verplichte afspraken zijn opgenomen over participatie
van bedrijven in collectieve arrangementen zoals onderhoud, beveiliging en energiehuishouding. In
Teylingen is dat het geval bij het enige particuliere bedrijventerrein Greenib, waarvan de eigenaar
het parkmanagement verzorgt. Winkelcentra met één grote eigenaar (vaak een institutionele
belegger) werken vaak met een verplichte opslag op de huur om gezamenlijk beheer en promotie
van het centrum te betalen. En de ambulante handel betaalt her en der ook een toeslag – soms
zelfs een zeer forse toeslag – op de marktgelden (ook een publieke heffing).
In veel gevallen is echter een privaatrechtelijke oplossing voor de bundeling van collectieve
belangen van ondernemers niet haalbaar: het eigendom is te versplinterd, het ontbreekt aan
organiserend vermogen, er zijn geen aanspreekbare partijen, enzovoort. Dan komen publieke
regelingen in beeld: de reclamebelasting, een BIZ of een WOZ-fonds. We benoemen ze hiernaast
in het kort.
Er is consensus dat het initiatief voor een regeling uit moet gaan van de ondernemers en dat het
ook de ondernemers zijn die moeten bepalen om wat voor soort regeling het gaat. De gemeente
kan informatie verschaffen en de discussie op gang brengen, maar de keuze ligt bij de
ondernemers.
In de kern is de vraag naar een BIZ, een reclamebelasting of een WOZ-fonds vooral een zaak van
ambitie: de reclamebelasting is vooral geschikt voor het financieren van klassieke winkelpromotie,
de BIZ is geschikt voor verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein of in een
winkelgebied, een WOZ-fonds komt in beeld wanneer de ambitie om het hele ondernemersklimaat
in de gemeente een ‘’ boost’’ te geven en om dat te doen op een van de overheid en van de
regelgeving onafhankelijke wijze, op eigen ondernemerskracht.
10
Reclamebelasting
Bedrijfsinvesteringzone-belasting (BIZ)
De reclamebealsting is een belasting op reclame-uitingen. Een reclame-uiting is alles wat
iets meer is dan alleen een naamsaanduiding. De gemeente kan in een verordening een
gebied aanwijzen waarbinnen reclamebelasting betaald moet worden. Dat kan een klein
gebied zijn, het kunnen ook verscheidene gebieden per gemeente zijn. Probleem is wel
dat de belasting alleen betaald wordt door de gebruikers van een reclamevoerend pand.
In de praktijk: winkels en een beetje horeca. Andere bedrijven die evenzeer belang
hebben bij ‘’traffic’’ en collectieve belangenbehartiging, doen niet mee. En buiten de
winkelgebieden werkt de reclame-belasting sowieso niet. Het instrument van de
verordening maakt de reclamebelasting wat log – de gemeente heeft er veel
zeggenschap over - maar de inzetbaarheid is flexibel. De tarifering is dat ook. Er zijn
globaal drie tariefgrondslagen:
Sinds enkele jaren is er een wettelijke regeling om tot een gebiedsgerichte ‘businesstax’ te
komen, de zogenaamde BIZ. Kenmerk van de BIZ is zijn gebiedsgerichtheid: een BIZ kan tot op
postcodeniveau bepaald worden en binnen dat gebied kunnen zelfs weer sectorale
uitzonderingen gemaakt worden. Er zijn bij gevolg veel mini-BIZzen tot stand gekomen. De
hoogte van de heffing wordt gerelateerd aan de WOZ-waarde. De BIZ wordt alleen betaald
door de huurders van een zakelijk onroerend goed. Alleen bij leegstand wordt de heffing
verlegd naar de eigenaar. Omdat het aantal schouders dat de lasten draagt beperkt is, kan de
last per heffingsplichtige oplopen.

Een eenheidstarief, een gelijk bedrag voor elke winkel. Dat wringt wat: een groot
en een klein bedrijf betalen dan evenveel. Deze manier van tariferen lokt veel
bezwaren uit: bedrijven gaan argumenteren dat ze alleen een naamsaanduiding
voeren en geen reclame.

Een bedrag gerelateerd aan de omvang van de reclame-uiting. Ook dat wringt
wat: een belwinkel heeft een minimale omzet maar moet zichzelf met veel
reclame vindbaar maken, terwijl een warenhuis op eigen kracht gevonden kan
worden. Bovendien zijn de perceptiekosten – de kosten die gemaakt worden om
de belasting te innen – vrij hoog: er moet gemeten en gerekend worden. Dat kan
door gespecialiseerde bureaus gebeuren, naar dan nog lopen de kosten op tot
20% van de opbrengst. Er zijn gemeenten die deze taak er niet meer bij willen of
kunnen nemen.

Een tarief gerelateerd aan de WOZ-taxatie van een pand.
De reclamebelasting is lang geleden in het leven geroepen om gemeentebesturen een
instrument te geven ter beteugeling van wildgroei van reclame in het straatbeeld. De
belasting is nu aan een tweede leven begonnen als grondslag voor collectieve
belangenbehartiging. De belasting is een effectief instrument om aan geld te komen in
een situatie waarin de belangen van winkeliers leidend zijn. Omdat de populatie die
meebetaalt vrij klein is, kunnen de kosten per belastingplichtige behoorlijk oplopen,
alvorens een substantiële opbrengst in zicht komt.
De reclamebelasting is voor Teylingen minder passend. Ten eerste is de
reclamebelasting juist een aantal jaren geleden afgeschaft. En de vraag naar een
ondernemersfonds leeft zowel in de winkelgebieden (waar veel reclame wordt
gemaakt) als op de bedrijventerreinen (waar niet of nauwelijks reclame wordt
gemaakt). Sommige gemeenten zien zelf af van de invoering of verhoging van de
reclamebelasting omdat het jaarlijks checken van de reclame-uitingen veel werk
kost en er veel bezwaarmogelijkheden zijn. Deze kosten worden meestal van de
baten afgetrokken.
De regeling stelt complexe, getalsmatige draagvlakeisen, vast te leggen via een schriftelijke
stemming onder de gebruikers van de panden (het huurdersdeel van de WOZ). Die bepalingen
zijn zowel voor de gemeente als voor de vrijwiligers-bestuurders van sommige
terreinverenigingen niet realistisch en haalbaar in de uitvoering. Juist de wat verouderde
terreinen met een behoorlijke omvang en een diversiteit aan bedrijventypes staan voor bijna
onneembaar hoge drempels. De BIZ is vooral geschikt voor gebieden waar al een hoge mate
van samenhang is.
De toegestane bestedingen in de BIZ-gebieden zijn beperkt tot ‘schoon, heel en veilig’ in de
openbare ruimte en in het verlengde van de taken van de gemeente.
Op enkele bedrijventerreinen in Teylngen moet het een en ander gebeuren aan
onderhoud en revitalisering. Er is sprake van leegstand en het onderhoud rondom
deze gebouwen laat wat te wensen over. Om dat goed op te kunnen pakken, zijn een
goede ondernemersstructuur en een goed samenwerkingsklimaat nodig. Maar het
scheppen van een goed samenwerkingsklimaat op terreinen waar leegstand ontstaat
is juist moeizaam.
Gebieden die strikt private dingen willen (zoals promotie, een digitale parkmanager,
marketing, inkoopbundeling, mobiliteitsmanagement) of gemeenten waar het vooral
gaat om versterking van het ondernemers- en onderhandelingsklimaat, komen met
een BIZ niet veel verder. Bovendien kunnen de draagvlakeisen in de BIZ verlammend
werken. Bij aanvang dwingen die eisen de initiatiefnemers tot een nauwkeurig
telproces. En als de BIZ er eenmaal is, kan ten allen tijde een herpeiling worden
aangevraagd. Het is een kwestie van voortdurend ‘koppen tellen’, in plaats van
plannen maken voor structuurversterking. De bepalingen van de wet en de daarvan
afgeleide verordening lokken vooral een regelgeleide reflex uit en geen creatief
ondernemerschap. En tenslotte: de BIZ-regeling geeft de gemeente veel invloed. Daar
zit niet elke gemeente op te wachten.
De derde optie is een fonds op basis van een verhoging van de OZB voor niet-woningen. De TOV heeft
belangstelling uitgesproken voor deze laatste aanpak: een gemeentebreed WOZ-fonds. In die voorkeur
speelden mee:

TOV is ambitieus en de ondernemers willen investeren in de lokale economie. Een Ondernemersfonds
geeft die mogelijkheden. In deze notitie staan de bestedingsplannen beschreven. Een ondernemersfonds
gaat nooit werken als de lokale ondernemers alleen maar uitgaan van de eigen portemonnee en de vraag
“whats in for me?” Teylingen kent een groep ondernemers die zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen
voor een broodnodige impuls aan de lokale economie. Er is een bereidheid van grote ondernemers om
mee te doen, maar uitsluitend op basis van professionele en collectieve regeling. Dit genereert financiële
armslag die op geen enkele andere manier beschikbaar zou komen.

De ontwikkelruimte die een WOZ-fonds verschaft is zeer ruim. Een WOZ-fonds legt bestedingen niet vast,
maar verschaft de mogelijkheden aan de georganiseerde ondernemers om flexibel mee te sturen.

Het integrale karakter van een WOZ-fonds. Een WOZ-fonds brengt alle economische actoren in dezelfde
werkstructuur onder. Dat betekent dat ze veel gemakkelijker tot belangenbundeling komen en tot
vorming van een lokale markt . Zeker een gefuseerde gemeente als Teylingen kan die extra samenhang
zeer goed gebruiken.

Het beginsel ‘voor en door ondernemers’, de optimale ontplooiingsvrijheid die een WOZ-fonds verschaft.

Een WOZ-fonds is eenvoudig in de aansturing, is niet gevoelig voor beroep en bezwaar, gaat niet gepaard
met innings- of perceptiekosten en vergt geen gemeentelijke regels.
Een gemeentebreed WOZ-fonds betekent wel dat er maatwerkoplossingen moeten komen voor sectoren
of terreinen waar een minder acute behoefte bestaat aan een collectieve oplossing, zoals bijvoorbeeld de
agrarische sector in het buitengebied.
2.2
De spelregels van een gemeentebreed ondernemersfonds
Een ondernemersfonds bestaat op grond van een politieke deal tussen een initiatiefgroep van
ondernemers en de gemeenteraad: de gemeenteraad stemt in de OZB als ínningsinstrument toe te
passen, los van de reguliere belastingheffing. Er wordt van te voren een bedrag afgesproken en de
ondernemers accepteren die verhoging onder de conditie dat er een subsidie komt ter waarde van de
OZB-verhoging voor de Stichting Ondernemersfonds Teylingen. Meer dan die deal is niet nodig. Er zijn
geen wettelijke voorschriften voor hoe een fonds er uit moet zien en waar het zich aan moet houden: het
is allemaal zelfbestuur van de initiatiefnemers.
Maar er zijn in de steden waar al een fonds bestaat wel een aantal spelregels geïntroduceerd en die
spelregels zijn ook in Teylingen in de plannen betrokken. Een opsomming.
a. Ondernemer is iedereen die OZB betaalt
De gemeente is in staat om ‘’ pijnloos’’ te voorzien in de voeding van een ondernemersfonds doordat die
voeding even groot is als de opbrengst van een verhoging van de OZB voor niet-woningen. Het begrip
‘’ondernemer’’ valt daarmee samen met de belastingcategorie niet-woningen. Dat betekent dat niet
alleen de commerciële bedrijven – winkels, horeca, kantoren, dienstverleners, werkplaatsen, fabrieken –
meedoen, maar ook ‘’ not-for-profit’’ ondernemingen uit overheid, het onderwijs, de cultuur, de zorg,


welzijn, sport. Alleen het wettelijk van OZB vrijgestelde vastgoed doet niet mee: kerken die voor de
eredienst in gebruik zijn, waterstaatkundige werken, de glasopstand in de tuinbouw, landbouwgrond. Het
bij elkaar brengen van zoveel ongelijksoortige organisaties was ooit een probleem, maar past nu goed bij
trends in het economisch proces:
‘’Not for profit’’ organisaties zijn zich steeds meer als onderneming gaan gedragen en zijn ook steeds
vaker lid van ondernemersverenigingen. Er is veel meer begrip ontstaan voor de wederzijdse
afhankelijkheid van profit en not-for-profit, bijvoorbeeld in de relatie tussen onderwijs en arbeidmarkt.
Ook in Teylingen zien de onderwijs- en zoginstellingen het ondernemersfonds als een kans om in samen te
kunnen werken met de lokale ondernemers.
De omgevingsbelangen van profit en not-for-profit – veiligheid, bereikbaarheid, promotie,
herkenbaarheid – vallen vaak samen.
Het feit dat een ondernemersfonds op OZB-basis niet gericht is op een enkele sector (bijvoorbeeld
winkels) en op, een enkel gebied (bijvoorbeeld bedrijventerrein) kan worden ingezet maar voor alle
ondernemingen in de hele gemeente geldt, leek in de gemeenten waar al een fonds is, in eerste instantie
een complicatie. Maar na verloop van tijd wordt juist die veelheid als een grote verworvenheid van het
fonds ervaren: de context waarbinnen ondernemingen hun positie bepalen wordt veel breder en rijker. En
er vindt nieuwe marktschepping plaats, door het ontstaan van nieuwe zakenrelaties.
De OZB wordt mede door de eigenaren van het vastgoed opgebracht. De eigenaren zijn dus ook
ondernemer. Niet alleen naar de letter: ze worden van harte uitgenodigd om zich als ondernemer te
manifesteren, in de activiteiten die vanuit het fonds gefinancierd worden deel te nemen en invloed uit te
oefenen op de bestedingen. Een ondernemersfonds draagt bij aan bestrijding van leegstand, aan
promotie, veiligheid en andere zaken die bijdragen aan een duurzaam rendement voor eigenaren van
vastgoed. In die zin is er ook tussen eigenaren en gebruikers van vastgoed een belangenparallelliteit.
b. Een fonds is voor en door ondernemers
Bij de deal met de gemeenteraad hoort dat de raad zich afzijdig houdt van de inrichting van en
bestedingen uit het fonds. Natuurlijk is er wel degelijk een minimale bemoeienis: het fonds dient zich te
houden aan algemene normen voor gesubsidieerde instellingen die met publiek geld werken, zoals het
overleggen van jaarstukken en het blijven binnen de grenzen van de wet. Maar het inhoudelijk debat
hoort geheel bij de ondernemers te liggen.
In sommige gemeenten met een fonds heeft het de gemeente moeite gekost om aan die non-interventie
te wennen. Maar de spelregel is wel overal geaccepteerd geraakt. Het rendement van een
ondernemersorganisatie die eigen keuzes kan maken en zich in vrijheid kan organiseren is voor een
gemeentebestuur op den duur veel groter dan dat beetje zeggenschap over een beperkt geldbedrag waar
het in eerste instantie om ging. Juist door het fonds los te laten kan dynamiek ontstaan en krijgt de
gemeente te maken met goed georganiseerd ondernemerschap.
Het is overigens omgekeerd ook even wennen. Veel ondernemers hebben de gewoonte om hun probleem
steeds te definiëren in relatie tot de overheid. Dat er een vrije ruimte komt voor gezamenlijk
ondernemerschap, met geld maar zonder regels, kost vaak tijd om te ontdekken. In het begin van een
fonds vragen tal van verenigingen wat de voorschriften zijn waar ze zich aan moeten houden. De kunst
voor het bestuur van het fonds is natuurlijk om zo regelarm mogelijk op te trekken en de vrijheid om iets
op poten te zetten zo maximaal mogelijk te houden.
13
c. Bestedingsvrijheid
We kunnen het beginsel ‘’ voor en door ondernemers’’ in een volzin vertalen: een ondernemersfonds is
er voor de financiering van de collectieve belangen van ondernemers, waarbij alles wat ondernemers
langs democratische weg bestemmen als hun collectieve belang, een valide bestemming is.
In deze volzin zit verpakt dat er geen inhoudelijke voorschriften zijn voor de bestedingen: het fonds is niet
afhankelijk van politieke of publieke opinievorming. De beslissing over besteding uit het fonds is privaat:
alleen de ondernemers gaan er over. Soms zullen de bestedingen strikt te maken hebben met de private
bedrijfsvoering, zoals promotie of kostenreductie door gezamenlijke inkoop. En soms zullen bestedingen
raken aan de taak van de overheid in de openbare ruimte, zoals bij beveiligingsmaatregelen. Maar in alle
gevallen zijn het de ondernemers die hun, mening vormen en beslissen, zonder inmenging van buiten.
d. Non-substitutie
Een volgende spelregel is dat de gemeente niet zal proberen om publieke taken onder het
ondernemersfonds te schuiven. Wanneer de gemeente een bezuinigingstaakstelling afwentelt op het
fonds, wordt het fonds een verlengstuk van de gemeentebegroting en heeft het geen meerwaarde meer.
Dat wil niet zeggen dat een ondernemersfonds voor een gemeente geen toegevoegde waarde heeft. De
meerwaarde van de komst van een fonds voor de politiek zit in de betere organisatie van de ondernemers
in de gemeente en in het beschikbaar komen van een stevige partner voor overleg en samenwerking, niet
in een mogelijk financieel voordeeltje voor de gemeente. Echt zoden aan de dijk zal het ook niet zetten:
het geld in een fonds is veel geld voor de behartiging van de collectieve belangen van ondernemers, maar
het is slechts een fractie van een gemeentebegroting.
Ook wordt wel de vrees geuit dat de komst van het fonds voor de gemeente Teylingen, met straffe
bezuinigingen voor de boeg, een alibi kan zijn om zelf te korten op gemeentelijke taken. Het is eerder
andersom: zo moet de bijdrage van de gemeente aan bijvoorbeeld het bloemencorso omlaag, net zoals
zoveel andere gemeentelijke bijdragen. Om de organisatie van het bloemencorso te kunnen blijven
garanderen en om VVV, promotie en een website te laten functioneren, kan een ondernemersfonds een
bijdrage overwegen.
Natuurlijk blijft substitutie in theorie mogelijk. De komst van een ondernemersfonds verandert niets aan
het budgetrecht van de gemeenteraad. Maar de praktijk in andere ‘fondsgemeenten’ is anders. Juist
omdat het lokale ondernemerschap straks goed georganiseerd is en over een eigen financiële positie
beschikt, kunnen gemeentelijke taken veel effectiever worden opgepakt. De gemeente kan als partner
wel voorwaarden stellen. Een voorbeeld: op voorwaarde dat de bedrijventerreinen hun parkeerplaatsen
eens per week vrij maken, veegt de gemeente het terrein. Die afspraak veronderstelt een hoge
organisatiegraad van de ondernemers: het werkt alleen wanneer alle ondernemers op het afgesproken
uur de auto’s van straat halen.
De ondernemers moeten er op kunnen vertrouwen dat de gemeente zich naar vermogen zal blijven
inzetten voor het ondernemersklimaat, juist in tijden van financiële schaarste. Daarom is het zaak om het
beginsel van non-substitutie vast te leggen. Dat zal gebeuren in het convenant dat het oprichtingsbestuur
van het fonds en het gemeentebestuur gaan afsluiten.
Een mogelijke uitwerking van het non-substitutie beginsel zou kunnen zijn het vastleggen van het
minimale gemeentelijke onderhoudsniveau in een ‘service level agreement’. Probleem van zo’n ‘SLA’ is
14
dat ze niet meer zijn dan een momentopname en de dynamiek op een terrein niet goed kunnen
weergeven. Er begint daarom op veel plaatsen een voorkeur te ontstaan om vooral procedurele afspraken
of stappenplannen te maken. Die afspraken kunnen gaan over gemeentelijke transparantie in de
beschikbaarheid van budgetten en kostprijzen, over een periodieke schouw en over de afdoening van
klachten of over gezamenlijke planning van onderhoud. Het kan gaan om uiterst praktische afspraken,
zoals het net genoemde parkeervrij maken van de straat bij een veegbeurt. De gemeentelijke inspanning
en die van de bedrijven zijn geen communicerende vaten. Het gaat vooral om het scheppen van een
onderhandelingssituatie waarin recht wordt gedaan aan een vorm van dynamisch beheer.
De beste garantie tegen het afwentelen van gemeentelijke taken op het fonds is uiteindelijk toch het
alleenbeslissingsrecht over het fonds van de ondernemers. De praktijk uit andere gemeenten wijst uit dat
de komst van een fonds de gemeente geen geld uitspaart, maar juist een prikkel is om extra te investeren.
De ondernemers zijn georganiseerd, hebben een onderhandelingspositie, kunnen veel beter zaken
signaleren en voorstellen doen. Er komen kwaliteitsvragen aan de orde die eerst helemaal niet in beeld
waren. Op het moment dat de ondernemers daar een financiële prikkel voor kunnen geven, wordt het
voor de gemeente interessant om daar ook financieel in te gaan participeren.
e. Transparantie en democratie
Een ondernemersfonds moet transparant zijn, in de zin dat alle bestedingen inzichtelijk zijn. Dat is een
principieel statement: het fonds werkt met publiek geld, ook al is de besluitvorming privaat. Het is ook
een praktisch statement: het geld moet door de ondernemers als ‘’van hen zelf’’ ervaren worden en dat
verplicht tot duidelijkheid. En het is nog een keer een praktisch statement: goede initiatieven moeten
bekend worden en anderen moeten zich erbij kunnen aansluiten. Het fonds draagt bij aan
marktschepping en dat vergt kennisdeling.
Het democratisch gehalte is qua vormgeving soms lastig. Uitgangspunt is dat elke ondernemer / OZBbetaler moet kunnen meepraten en meebeslissen over de besteding van het geld. Daarom is er een
voorkeur voor de verenigingsstructuur: elke ondernemer moet lid kunnen worden van een vereniging en
meebeslissen over bestedingen. Maar het oerdemocratische ‘’ meeste stemmen gelden’’ is niet altijd de
meest handige utwerking. Een bedrijf dat via de OZB duizenden euro’s bijdraagt aan het fonds mag in de
praktijk meer gewicht laten gelden dan een bedrijf waarbij het om tientjes gaat. Het vergt dus
stuurmanskunst van de besturen van de verenigingen om iedereen tot z’n recht te laten komen.
In de andere gemeenten blijkt dat er altijd uit te komen is. De sleutel is dat verschillen van inzicht over
bestedingen niet als politieke of bestuurlijke kwesties worden beschouwd, maar als verschillende business
proposals. Je moet er een deal over kunnen sluiten.
f. Systematiek van trekkingsrechten
Bij de verdelingssystematiek in het fonds is het zoeken naar balans tussen twee uitgangspunten. Aan de
ene kant is het zaak dat besluiten over geld zo dicht mogelijk bij de ondernemers genomen worden en dat
de ondernemers het fonds als van hen zelf beschouwen (eigenaarschap). Aan de andere kant moeten
ondernemers over de grenzen van hun eigen gebied en vereniging heen kunnen kijken, wijkoverstijgende
acties kunnen plannen en toewerken naar een gemeentebreed ‘’ marktplein’’ van geldstromen,
activiteiten en ideeën. Het systeem van trekkingsrecht blijkt die balans goed te kunnen treffen.
In dat systeem blijft al het geld in een centrale kas. Er komt maar één jaarrekening en één
goedkeuringsprocedure. Er zullen in Teylingen mogelijk 8 tot 10 allianties en verenigingen ontstaan die
trekkingsrecht gaan uitoefenen; in dit onderzoek wordt daartoe een voorstel gedaan (zie verder).
Verdeling van contant geld zou het budget vergruizen en een enorme papierstroom op gang brengen. Dat
wordt voorkomen door het geld centraal te houden. Maar de verenigingen kunnen een recht laten gelden
15
op hun eigen ‘’ inleg’’ en kosten maken tot de hoogte van die inleg. Verenigingen kunnen ook sparen; het
kalenderjaar is geen bestedingsvenster. Ze kunnen dus ook een financiële positie opbouwen voor grotere
investeringen.
De ondernemers moeten het geld als ‘hun’ geld beschouwen, ook zonder dat ze het contant in handen
hebben. Dat eigenaarschap kan bevorderd worden door een transparante administratie. Er zijn
gemeenten waar elke trekkingsgerechtigde partij toegang heeft tot een eigen, besloten deel van de
website van het fonds, waar alle financiële activiteiten van die partij en de stand van het trekkingsrecht
tot op de komma nauwkeurig in beeld is gebracht. Dat blijkt goed te werken. In Teylingen zal de
introductie van dit systeem ook overwogen worden.
Uitzonderingen op de systematiek zijn mogelijk. Het is denkbaar dat sommige trekkingsgerechtigde
partijen zo groot zijn, dat ze met eigen jaarplannen werken en ook andere inkomstenbronnen hebben dan
alleen het fonds. In het geval de trekkingsgerechtigde partij zelf over een beheersstichting beschikt en
BTW kan verrekenen, kan voor een kasstroom tussen ondernemersfonds en trekkingsgerechtigde op basis
van een jaarplan worden gekozen.
Er hoort een waarschuwing bij. Het systeem van de trekkingsrechten is waterdicht. Het werkt zoals een
bouwdepot bij de bank: op is echt op, een tekort is niet mogelijk. Bij het inzetten van een tweede
rechtspersoon naast de beheersstichting van het fonds is het zaak goede vervangende afspraken te
maken.
Het vaststellen van de gebieden, van de sectoren of van de thematische allianties waarbinnen
ondernemers hun trekkingsrechten uitoefenen, is een kwestie van maatwerk. De meeste ondernemers
zullen hun belangen op gebiedsniveau formuleren. Dan is het zoeken naar ‘’natuurlijke’’ gebieden, waarin
ondernemers elkaar herkennen. We doen daar in het vervolg van deze rapportage een voorstel voor.
Veranderingen in gebieden of allianties in de loop van de tijd zijn mogelijk: immers in de loop van de tijd
veranderen problemen en voorkeuren. Er is praktisch wel een beperking aan de veranderbaarheid van de
systematiek: het moet organisatorisch werkbaar blijven. Maar geen enkele grens is heilig: het systeem
moet een goede balans treffen tussen berekenbaarheid en veranderbaarheid, tussen consolidatie en
innovatie.
2.3





Hoe komt een ondernemer aan geld?
De bovenomschreven spelregels komen samen in de wijze waarop een ondernemer aan geld uit het fonds
kan komen. In stappen:
De ondernemer sluit zich aan bij zijn gebiedsvereniging (of andere alliantie). Als die er nog niet is, kan hij
zelf een oprichtingsvergadering organiseren, met ondersteuning door het ondernemersfonds.
De ondernemer begint in de vereniging een discussie over de visie op de bedrijfsomgeving. Daar volgen na
verloop van tijd bestedingsvoorstellen uit.
De vereniging krijgt aan het begin van elk kalenderjaar per brief van het bestuur van het
ondernemersfonds te horen hoeveel trekkingsrecht zij heeft op het ondernemersfonds. Dat
trekkingsrecht wordt opgeteld bij restanten van vorige jaren.
De vereniging maakt plannen. Kleine verenigingen zullen dat per activiteit doen, grote verenigingen
kunnen ook met een jaarplan werken. Het plan wordt ingediend bij het bestuur van het fonds.
Het bestuur van het fonds toetst de aanvraag aan twee criteria: is er voldoende trekkingsrecht? En wordt
het voorstel naar behoren gedragen door de leden van de vereniging? Het bestuur kan inhoudelijke
vragen stellen en de vereniging wijzen op omstandigheden zoals dubbelingen met de programma’s van
anderen, maar kan de aanvraag niet op inhoudelijke gronden afwijzen. De meeste aanvragen worden dus
16


2.4
per hamerslag toegekend. Agendering in het fondsbestuur dient niettemin twee doelen: toetsen van de
rechtmatigheid en veilig stellen van de transparantie.
De vereniging krijgt bericht van goedkeuring en kan de activiteit aanbesteden of zelf uitvoeren.
De rekening van de activiteiten wordt door de vereniging naar het fonds doorgeleid. Het fonds betaalt de
rekening en zorgt voor vooraftrek van de BTW.
Een fonds is een instrument, geen doel
De laatste spelregel voor een ondernemersfonds op WOZ-basis: een fonds is een instrument voor
versterking van het handelend vermogen van het lokale ondernemerschap, het is geen doel op zich. Bij de
eerste ronde – de periode na de oprichting van het fonds – geldt het fonds als een experiment, dat ook
kan mislukken. Na die startperiode – het voorstel is om in Teylingen drie jaren te nemen – wordt het
fonds geëvalueerd. Wanneer de ondernemers dan van mening zijn dat het fonds onvoldoende bijdraagt
aan hun slagkracht, verdwijnt het fonds weer en wordt de OZB weer verlaagd. Dat wordt in het convenant
met de gemeente vastgelegd. Mocht het fonds door die eerste evaluatie heen komen en blijven bestaan,
dan nog komt elke vier jaar bij weer een evaluatie de vraag aan de orde of het fonds nog naar behoren
functioneert. Elke tijd heeft z’n eigen inzichten en het is best mogelijk dat over een tijd weer betere
oplossingen beschikbaar zijn voor het probleem waar het fonds zich op richt.
De keerzijde van die experimentele status is dat het fonds ook volstrekt niet als een kant-en-klaar
mechaniek moet worden gezien. Er moet ontwikkelruimte en experimenteerruimte zijn in het fonds,
institutionalisering moet vermeden worden, grenzen van werkgebieden mogen flexibel blijven,
bestedingen moeten permanent goed tegen het licht gehouden worden op hun nut en noodzaak. Een
individuele onderneming verandert voortdurend en volgt de markt, de behoeftes van klanten. Een fonds
moet als werktuig van die zelfde ondernemers ook voortdurend veranderen en met hun behoeftes
meebewegen.
2.5
Tarief: balans tussen opbrengst en draagkracht
De komst van een ondernemersfonds betekent macro-economisch een lastenverzwaring voor het lokale
bedrijfsleven, maar micro-economisch – op het niveau van individuele bedrijven – hoeft dat niet het geval
te zijn. Ondernemers die op basis van vrijwilligheid en goodwill al jaren lang tijd en geld in hun omgeving
en in de ondernemersverenigingen stoppen, kunnen de komst van het fonds als een lastenverlichting
ervaren: de financiële last zal in het vervolg door alle ondernemers worden gedragen. Voor veel van die
ondernemers zal de OZB-verhoging lager uitvallen dan de bedragen die zij thans aan contributie kwijt zijn;
althans, in het geval de gelden uit het ondernemersfonds verrekend worden met de contributie. Of die
verrekening zal plaats vinden, is aan de ondernemers zelf.
Dan de grondslag voor de tarifering.
De OZB voor niet-woningen voldoet aan het criterium van evenredigheid: de belastingdruk is gerelateerd
aan de waarde van het bedrijfspand. In beginsel dragen de sterkere schouders de zwaardere lasten. Er zijn
enkele uitzonderingen (bijvoorbeeld logistieke bedrijven met weinig personeel en weinig toegevoegde
waarde op strategisch gelegen, dure grond), maar dat zijn incidenten.
Om welke opslag gaat het?
De tarifering moet een balans treffen tussen twee uitgangspunten:
17


De opbrengst van de verhoging moet voldoende substantieel zijn om ook echt iets te doen. Dingen kosten
hun geld; de beveiligingscamera’s, de feestverlichting, de promotie-campagne, het parkmanagement, de
relaties onderwijs-arbeidsmarkt. Niet alles kan en niet alles hoeft tegelijkertijd, maar het fonds moet
voldoende omvangrijk zijn om, ten eerste, acute noden en behoeftes te kunnen aanspreken en om, ten
tweede, planontwikkeling en ondernemerschap aan te moedigen.
De verhoging moet geen onevenredige pijn doen, moet niet meer dan een detail zijn in de
kostenstructuur van bedrijven. Want ondernemers zijn gebaat bij samenwerking, maar ook bij het laag
houden van de (productie)kosten.
In Teylingen wordt gediscussieerd over een verhoging van maximaal € 60 per € 100.000 WOZ-waarde van
een niet-woning. Is € 60 een draaglijke last? Een paar rekenvoorbeelden.
De contributies van ondernemersvereniging TOV in Teylingen bedraagt 240 euro per jaar. Door de komst
van het fonds waaraan alle ondernemers bijdragen, krijgt de ondernemersvereniging de kans om die
contributie te verlagen. Of TOV dat ook doet, is geheel een eigen keuze. Overigens zijn de genoemde
contributiebedragen in vergelijking met andere gemeenten, aan de lage kant (het dubbele of drievoudige
komt vaak voor). De financiële basis voor samenwerking in Teylingen is op dit moment gewoon niet sterk.
Van die € 60 verhoging wordt 55% betaald door de eigenaar en 45% door de gebruiker / huurder
(conform de 55 procent / 45 procent verhouding uit de belastingverordening van Teylingen) checken.
Neem een winkelpand met een WOZ-waarde van vijf ton, veel panden zitten in die range. De extra last
voor dat pand na de komst van het fonds bedraagt € 300 per jaar, waarvan € 135 betaald wordt door de
gebruiker.
Nog een voorbeeld: een timmerman huurt als zzp-er een kleine hal voor opslag van gereedschappen. Bij
een WOZ-waarde van € 50.000, betaalt de timmerman jaarlijks € 10,75 mee aan het fonds.
Het gaat dus bij het overgrote deel van de belastingplichtigen om een relatief beperkt bedrag. Het is de
‘wet van de grote aantallen’ die tot een behoorlijke opbrengst leidt, niet de absolute druk per bedrijf.
Iedereen doet mee, dat houdt de lasten licht. Ook de hier en daar geuite vrees dat de eigenaren hun
aandeel aan het fonds gaan doorberekenen in de huur is niet gegrond. De OZB verhoging is maar een
detail in de totale kostenstructuur waar de eigenaar voor staat. Het zal zelfs moeite kosten om de
verhoging goed zichtbaar te maken op het moment dat de kostenstructuur weer wordt doorgenomen en
nieuwe huurcontracten worden voorbereid.
Bij een kleine groep grotere bedrijven is de afdracht aan het fonds ook in absolute bedragen omvangrijk.
Voor zowel grote als kleine bedrijven geldt natuurlijk dat elke lastenverzwaring er weer één is, hoe
beperkt ook. Er moet iets tegenover staan: bedrijven moeten het fonds gaan ervaren als een versterking
van hun bedrijfsomgeving, als een gemaksarrangement, als ‘value for money’.
Leidt die € 60 tot een substantiële opbrengst?
De totale waarde van de categorie niet-woningen in Teylingen bedraagt volgens de gemeente in 2014 iets
minder dan 700.000 miljoen euro. Bij 60 euro per ton WOZ-waarde wordt de jaarlijkse voeding van het fonds dus
omstreeks 400.00 euro. Let wel: dit is nog geen officieel getal. We gaan er van uit dat 6% van het fonds nodig is
voor beheers- en accountantskosten en voor capaciteit om acties als organisatieontwikkeling, opbouw,
communicatie en informatie op gang te krijgen. Blijft over 376.000 euro, te besteden in de gebieden.
Ondernemers zijn zuinig. Ze gaan, wanneer ze eenmaal over geld beschikken, dat niet onmiddellijk
uitgeven, maar eerst op zoek naar goede proposities. Zelfs in gebieden waar evidente behoeften liggen,
kan het geruime tijd duren voor er echt bestedingen zijn. Dat is geen punt: ook het overleg over de
18
problemen en de mogelijke oplossingen op een terrein voegen al iets toe aan organisatiegraad en
samenhang op een terrein, zelfs zónder dat er geld aan plannen wordt uitgegeven. Hier wordt de dubbele
functie van geld zichtbaar: je kunt het als vereniging uitgeven aan concrete activiteiten, maar zelfs zonder
dat je dat doet ontleen je er als vereniging een financiële positie aan die je slagkracht geeft. Er is dus
absorptietijd nodig. Die is er ook: er kan gespaard worden binnen het fonds.
De ervaring is dat met name promotionele activiteiten juist weer zeer snel van de grond zullen komen.
Festivals, folders, winterse ijsbanen en alles wat maar meer bedacht kan worden voor winkelpromotie,
werkt vaak direct omzetverhogend. Is er geld voor promotie, dan gaat dat geld ook op. Er kunnen dus
tempoverschillen ontstaan in besteding tussen gebieden in de gemeente.
Het geld uit het fonds doet dus twee dingen. Het draagt in de eerste plaats concrete financiering aan voor
een reeks van gezamenlijke investeringen. En het vormt in de tweede plaats een context waarin over veel
grotere investeringen, samenwerking en ondernemerschap gesproken kan worden.
2.6
Hoe om te gaan met fiscale gegevens
De grondslag voor de trekkingsrechtensystematiek is de belastingstructuur van de gemeente Teylingen.
Het fonds en de verenigingen die werken met het fonds moeten een beeld hebben van die structuur:
welke opbrengsten (en trekkingsrechten) horen bij welke sectoren en welke gebieden?
Het moet daarbij steeds gaan om een beeld op een zeker abstract niveau.
Belastinggegevens zijn vertrouwelijk, de WOZ-waarde is een zaak tussen eigenaar/gebruiker enerzijds en
de gemeentelijke belastingdienst anderzijds, waar derde partijen buiten staan. Het zal verder gaan om
een beeld met een zekere flexibiliteit: de vastgoedwaarde ontwikkelt zich niet overal even snel en
werkgebieden van ondernemersverenigingen veranderen.
In de praktijk moet er tussen bestuur en management van het fonds enerzijds en belastingdienst
anderzijds een ‘’understanding’’ groeien, waarin op basis van vertrouwelijke gegevens toch een adequaat
beeld kan worden verschaft van het trekkingsrecht. Het fonds moet op het niveau van de individuele
belastingbetaler wegblijven, dan wel discreet zijn.
Uit ervaringen elders blijkt dat het in het begin tijd voor rekenen en overleggen kost om de
trekkingsrechten scherp te krijgen. Maar na verloop van tijd is dat routine geworden. Een ‘’bonus’’ voor
de gemeente is het beschikbaar komen van een goede analyse: door de gebruiksmodaliteit van het fonds
ontstaat nieuw inzicht in de waardeontwikkeling van de gemeente. Op termijn wordt duidelijk waar snelle
groei is, welke delen in de gemeente achterblijven, wat het effect is van investeringen, enzovoort.
2.7
De gemeente als partij in het fonds
De positie van de gemeente is wat dubbelzinnig. De gemeente is de enige partij in Teylingen die zichzelf buiten
deze OZB-verhoging kan opstellen, door eenzijdig het eigen aandeel in het fonds af te trekken van de subsidie
aan de Stichting Ondernemersfonds Teylingen. De gemeente Teylingen heeft in het recente collegeakkoord
aangegeven niet te willen participeren. De gemeente is echter zelf ook ondernemer en vastgoedgebruiker met
dezelfde belangen bij een veilige en goed georganiseerde omgeving als alle andere ondernemingen.
Vanzelfsprekend mag de gemeente geen bestuurlijke invloed op het fonds uitoefenen en het mag niet
voorkomen dat de wethouder zich in de raad over bestedingen moet verantwoorden. Dat staat op gespannen
voet met het beginsel ‘voor en door ondernemers’. Er zijn dan ook gemeenten waar de gemeente gewoon mee
19
doet, vanuit een solidariteitsbeleving met de ondernemers, en zich netjes als private partij opstelt, zonder
verwarring met de publieke rol.
De Gemeente Teylingen heeft in het coalitieakkoord ‘Zorgzaam regisseren, dichtbij mensen’ vastgelegd dat de
gemeentelijke gebouwen buiten de werking van het ondernemersfonds blijven. Dat wil niet zeggen dat de
gemeente geen commitment aan gaat. Een overweging is de volgende. De gemeente heeft een middelenstroom
voor kleine subsidies in het economisch domein. Het gaat dan om incidentele bijdragen aan het ‘opleuken’ van
winkelstraten, bloembakken, verlichting en dergelijke. Deze middelenstroom zou kunnen worden overgedragen
aan het ondernemersfonds, onder het motto ‘loslaten in vertrouwen’. Onderbrenging bij het fonds bevordert de
impact en samenhang van deze middelen: ze worden als vanzelf gebundeld met de ambities van de betrokken
ondernemers. De gemeente is verlost van het beheer van een kleine, maar bewerkelijke middelenstroom. Om
het fonds niet bijzonder te belasten, kan worden afgesproken om de rekening en verantwoording onder te
brengen in de reguliere rapportages van het fonds aan de gemeente.
De initiatiefgroep van het fonds staat positief tegenover deze overweging. Weliswaar zal de gemeente niet direct
in het fonds participeren, maar het verleggen van de subsidiestroom is een prikkel voor het prestatieniveau van
het fonds en voor het vermogen om cofinanciering tot stand te brengen. Het past bovendien in de politieke
trend naar zelfsturing, een van de motieven achter het fonds.
2.8
De BTW-problematiek
De Staatssecretaris van Financiën heeft vorig jaar een richtlijn uitgegeven over de BTW-verrekening vanuit
de ondernemersfondsen (op dit punt is er geen verschil tussen een fonds op basis van de BIZ en een fonds
op basis van de WOZ). De richtlijn komt er op neer dat de fondsen BTW-plichtig zijn, zelfs wanneer ze hun
voeding krijgen uit niet-BTW-belaste geldstromen (subsidies). Fondsen betalen de rekening voor met
BTW-belaste verleende diensten en vragen vervolgens de betaalde BTW in de vooraftrek weer terug. De
‘ruling’ van de staatsecretaris geeft de lokale belastinginspecteurs de ruimte om een uitzondering te
maken voor dat deel van het areaal, dat zelf niet BTW-plichtig is (zorg, cultuur, onderwijs). De meeste
inspecteurs laten het overigens zitten: het zou te ingewikkeld worden. In Teylingen gaat het maar om een
klein aandeel. Het komt er op neer dat het besteedbare bedrag van 400.000 euro dus ook echt dat geld is,
en niet 400.000 euro minus 21% BTW.
Na BTW-plichtig verklaren van de Stichting Ondernemersfonds Teylingen maken de allianties van
ondernemers dus bestedingsplannen, stellen die in overleg met het bestuur van het fonds vast en dienen
de rekening in bij dat bestuur. Het fonds betaalt de rekening en vraagt de betaalde BTW in vooraftrek
terug en brengt de nettosom in mindering op het trekkingsrecht van de ondernemers.
2.9
Voorbeelden van bestedingen
Bij de start van een fonds is doorgaans voor een deel al duidelijk welke problemen het eerst aangepakt
gaan worden. Voor een ander deel moet de gedachtevorming nog op gang gebracht worden. Het komt
voor dat ondernemers hun bedrijfsomgeving pas goed gaan bekijken en de problemen gaan analyseren,
wanneer het fonds een raamwerk aandraagt voor een oplossing. Voor die tijd had het toch geen zin.
Het bestedingspatroon verandert in de loop van de tijd ook. In veel fondsen zie je dat na enkele jaren in
de meest acute basisbehoeftes, is voorzien: er is een goede feestverlichting, de contracten over
parkmanagement functioneren goed, de veiligheidsbeleving verbetert, enzovoort. Dan komen de meer
reguliere en kostenbesparende en strategische bestedingen in beeld, waar eigen visies en beleidsvorming
20
achter zitten: lobby bij de overheid, sparen voor investeringen, public relations, duurzaamheid,
personeelsbeleid, personeelsgezondheid, samenwerking met onderwijs, sport en cultuur, enzovoort.
We geven in de bijlage een indruk - ter illustratie - van bestedingsdoelen zoals die in de loop der jaren
zijn ontstaan bij andere fondsen in het land. We komen verderop terug op mogelijke bestedingsdoelen in
Teylingen.
21
3.
ONDERZOEK NAAR AMBITIES EN DE DRAAGVLAKTOETS
In het nieuwste coalitieakkoord staat als voorwaarde gesteld dat de gemeente faciliteert bij het opzetten
van een ondernemersfonds “…als wordt aangetoond dat voor het fonds voldoende draagvlak bestaat…”.
In dit hoofdstuk geven we onze benadering weer. We zullen betogen dat dit initiatief om een
ondernemersfonds in te richten, in de kern een ‘business proposal’ is van een groep leidende
ondernemers aan het collectief van het ondernemerschap in de gemeente Teylingen. We beschrijven
vervolgens de wijze waarop we met dit begrip draagvlak zijn omgegaan.
3.1
Benadering
We hebben eerder de komst van ondernemersfondsen als een beweging van onderop getypeerd. In de
jaren 2005-2007 was de politieke inzet in gemeenteraden vooral of dit initiatief van onderop kon rekenen
op herkenning van de lokale politiek. Er waren twee vragen aan de orde. Ten eerste de vraag of de lokale
politiek het probleem van de steeds hogere eisen aan de bedrijfsomgeving versus de vrijblijvendheid van
de oplossingen herkende. En ten tweede de vraag of de lokale politiek het inzetten van het
belastinginstrument steunde om een einde te maken aan die vrijblijvendheid.
De komst van de BIZ heeft eenzijdig de aandacht getrokken naar het draagvlak. En dan draagvlak opgevat
als een uitkomst van een teloefening, niet als resultaat van een analyse en een kwalitatief voorstel. Dat is
jammer, omdat het een versmalling van de discussie is. De allereerste draagvlakeis van een BIZ is dat
tenminste de helft van de belastingplichtigen moet opkomen bij een peiling. Als dat criterium niet gehaald
wordt, gebeurt er niets meer. Als het wel gehaald wordt, volgen nog meer tellingen. En als ook die achter
de rug zijn, kan er ten allen tijde een nieuwe peiling worden aangevraagd. Stel dat we alleen het eerste
criterium – een opkomst van 50% - zouden toepassen op gemeenteraadsverkiezingen, dan zou een
toenemend aantal gemeenten intussen zonder gemeenteraad zitten. Maar zo werkt het gelukkig niet, het
zou niets oplossen. De mechanische blik op het beginsel van draagvlak heeft geleid tot twee gedaanten in
het lokale politieke discours. De ene gedaante is die van een gemeenteraad die alleen nog de BIZbepalingen toepast en kijkt of er aan de formele criteria is voldaan. De andere gedaante is die van een
gemeente die zelf een visie vormt.
Wil dat zeggen dat ‘draagvlak’ geen criterium is? Nee, natuurlijk niet, maar het gaat er om hoe je
draagvlak definieert en hanteert. Daarover het volgende.
De OZB is een algemeen dekkingsmiddel voor gemeentebesturen en geen doelheffing. Wanneer we
zeggen dat het ondernemersfonds betaald wordt uit een opslag op de OZB, dan is dat een metafoor die
politiek wel klopt, maar wettelijk of juridisch onmogelijk is. Er loopt geen buis direct van de OZB-incasso
naar het ondernemersfonds. Er loopt wel een buis van de algemene middelen van het gemeentebestuur
naar het fonds. Formeel is het fonds een instelling die gesubsidieerd wordt vanuit die algemene middelen.
De gemeenteraad heeft de vrijheid om de OZB-tarieven te verhogen ter verkrijging van meer algemene
middelen. Dat de gemeenteraad vervolgens besluit om een subsidie toe te kennen ter hoogte van de
opbrengst van een zekere OZB-verhoging, is een politieke metafoor. De raad had ook kunnen besluiten
om die extra opbrengst aan onderwijs te besteden, aan infrastructuur of aan wat dan ook. Maar praktisch
en materieel is het natuurlijk een krachtige metafoor: ondernemers betalen hun eigen collectieve
belangenbehartiging en gebruiken daarvoor de belastingincasso van de gemeente.
Overigens heeft het tarievenbeleid van gemeentebesturen te maken met toezicht door rijk en provincie.
De afspraak is thans dat gemeentebesturen vrij zijn in hun tarievenbeleid, maar dat achteraf kan worden
ingegrepen wanneer die vrijheid leidt tot extreme tariefsverhogingen. De staatssecretaris van
22
binnenlandse zaken heeft laten weten dat bij die toetsing rekening zal worden gehouden met de vraag of
er in een gemeente een ondernemersfonds is. De gemeentebesturen die de OZB verhogen om een fonds
te voeden, hoeven dus niet te vrezen voor een tik op de vingers van de toezichthouder.
De verhoging van de OZB is formeel dus geen zaak van de ondernemers. De gemeenteraad kan in theorie
gewoon besluiten om de tarieven te verhogen en de opbrengsten te bestemmen voor een
ondernemersfonds, zonder ook maar enige raadpleging van belanghebbenden. Het is in een enkel geval
ook zo gegaan.
Maar een belastingverhoging ligt politiek gevoelig. Het lokale lastenniveau maakt immers deel uit van de
vestigingsvoorwaarden van bedrijven. Een gemeenteraad kan dat politieke risico zelf lopen. Maar het ligt
in de rede dat de raad het politieke risico verlegt naar de initiatiefnemers: die moeten met een
vertrouwenwekkend voorstel komen. Het vertrouwen van de raad is ten eerste een kwestie van
intrinsieke kwaliteit van het voorstel: de raad moet de mogelijke komst van een fonds gewoon een goed
plan vinden. Het is ten tweede een kwestie van draagvlak: het moet duidelijk zijn dat er in ondernemend
Teylingen veel ondernemers zijn die zo’n fonds nodig hebben en er kansen in zien, dan wel bereid zijn er
hun nek voor uit te steken. Voorafgaand aan de besluitvorming moet de raad het vertrouwen hebben dat
een grote groep ondernemers met een goed idee is gekomen en bereid is daar in te investeren.
In de politiek is er draagvlak wanneer bij een stemming de helft plus één zich voor een standpunt
uitspreekt. In de economie is dat lastiger. De helft plus één van de ondernemers? Maar hoe ga je dan om
met de enorme verschillen in omvang tussen ondernemingen, van de eenmanszaak op parttimebasis tot
een bedrijf met duizenden arbeidsplaatsen? De helft plus één van de omzet, de personeelsomvang, de
toegevoegde waarde of de onroerend goed waarde dan? In de BIZ-regeling is geprobeerd om het
draagvlak te kwantificeren: tenminste de helft van de belastingplichtigen in een gebied moet opkomen,
waarvan tweederde voor moet stemmen. En de woz-waarde van die tweederde moet hoger zijn dan die
van de tegenstemmers. En er kan ten allen tijde een nieuwe peiling worden gevraagd. Zo’n regeling lokt
eindeloos ‘koppen tellen’ uit. En het probleem is dat er al heel veel organiserend vermogen van de
initiatiefnemers vergen. Het komt er op neer dat de BIZ sterke gebieden waar al veel aan collectieve actie
gebeurt, verder versterkt, maar voor andere gebieden minder bruikbaar is.
Je kunt je afvragen of stemmingen wel thuis horen in de economie. Stemmingen horen thuis in het
democratisch proces in de politiek, in de gemeenteraad. Het initiatief om een fonds in te richten is in de
kern een ‘business proposal’ van een groep leidende ondernemers aan het collectief van het
ondernemerschap in een gemeente. Zoals de meeste ‘business proposals’, laat het zich niet met een
simpel ja of nee beantwoorden. Er horen voorwaarden bij, en onderhandelingen. Op een gegeven
moment valt er een beslissing op basis van het vertrouwen en de plausibiliteit dat je een goede deal gaat
sluiten. Bij die deal hoort draagvlak en het is aan de gemeenteraad om te beoordelen of dat draagvlak er
in voldoende mate is. In de gemeenten waar al een fonds is, is een praktische consensus ontstaan dat
draagvlak drie dingen betekent:
Draagvlak betekent in dit onderzoek:
a. Er moet steun zijn onder de reeds georganiseerde ondernemers: in de TOV, LTO, toeristisch platform en
de verenigingen. Dat deel van de ondernemers dat niet georganiseerd is, wordt daarmee weliswaar niet
bereikt maar het is ook redelijk dat de politiek de stem van de reeds georganiseerden honoreert. De
politiek vraagt immers bij voortduring om maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dan is het terecht
om gezag toe te kennen aan de bedrijven die de verantwoordelijkheid al nemen. Het zijn allemaal
vrijwilligers, die soms tegen de klippen op proberen samenhang en kwaliteit toe te voegen aan hun
omgeving. Het fonds is er om die mensen te steunen.
23
b. In het onderzoek is gezocht naar steun onder de ´stakeholders´: de grotere OZB-betalers maar ook de
grotere werkgevers en de bijzondere sectoren en gebieden, zoals het buitengebied (agrarische en
recreatieve bedrijven) en de zorg- en onderwijsinstellingen. Hun belangen en ambities moeten in het
ondernemersfonds goed naar voren worden gebracht (zie bijlage respondenten).
c. In dit onderzoek in Teylingen zijn zowel mededelingen in kranten geplaatst (‘oproep aan ondernemers
om respons’), als uitgebreide informatie op de TOV-website. Er komen nog bijeenkomsten voor specifieke
groepen (campings, jachthavens, LTO).
Deze drie routes gezamenlijk hebben niet geleid niet tot een geharnast ja of nee, maar tot een
genuanceerd beeld. Er zullen altijd ondernemers zijn die nergens aan mee willen doen, hun isolement
koesteren en zich principieel verzetten tegen een lastenverhoging, hoe beperkt ook. Omgekeerd zijn er
voorhoedespelers met al praktische en uitgewerkte ideeën over hoe een fonds moet gaan werken. Door
draagvlak op te vatten als een kwalitatief proces, worden die nuances zichtbaar, komen voorwaarden en
prioriteiten in beeld. En er is een beeld van waar het enthousiasme zit, waar zorgen over zijn, waar al
voldoende organiserend vermogen aanwezig is om snel te kunnen starten en waar nog geruime tijd
ondersteuning nodig is.
Er zullen altijd OZB-betalers zijn die met geen stok tot een gesprek of tot het articuleren van een mening
zijn te brengen. En niet alleen omdat het geharnaste tegenstanders zijn, maar omdat ze zichzelf niet
primair als ondernemer zien, omdat ze geen belangstelling hebben voor de wereld achter een aanslag,
omdat ze principieel tegen elke vorm van aanslag zijn ongeacht inhoud, of omdat ze boos zijn op de
gemeente of geen tijd willen besteden aan wat voor discussie dan ook. Met veel ondernemers valt
uitstekend te discussiëren over een zakelijk voorstel, en dat heeft de TOV ook gedaan, maar met sommige
ondernemers komt gewoon geen gesprek op gang. Dat is precies het soort onmacht wat je met de komst
van een fonds wilt gaan oplossen.
Het valt te verwachten dat na de start van het fonds in het eerste jaar twee-derde deel van de
trekkingsrechten daadwerkelijk wordt gebruikt. De ondernemers staan al in de startblokken en er is
voldoende passieve en actieve steun (mee willen doen aan activiteiten) en er zijn goede
aanknopingspunten voor organisatie. Het ontbrekende een-derde deel aan benuttting van de
trekkingsrechten volgt in de loop van de jaren dat het fonds de status van een pilot heeft. Soms is sprake
van verbrokkeld eigendom, van gebieden waar nog niets georganiseerd is en waar geen woordvoerders
waren te vinden, enzovoort. Die gebieden komen vanzelf in beeld wanneer het fonds ‘uitgerold’ wordt.
Bestuursleden van de nieuw op te richting Stichting Ondernemersfonds Teylingen vervullen daarin een
activerende en adviserende rol.
De opbrengst van dit onderzoek naar zoiets inhoudelijks als een ondernemersfonds is dus per definitie
een kwalitatief verhaal, met wegingen, voorwaarden en nuanceringen. Maar wanneer de hamer eenmaal
is gevallen houdt de discussie wel op. De praktijk in andere gemeenten wijst uit dat na het lopen van het
discussieparcours en na besluitvorming door de raad het fonds snel, binnen een jaar, in ´het systeem´van
de ondernemers zit. Het wordt ervaren als een gemaksarrangement, waarmee veel gezeur en organisatiearmoede uit de lucht gehaald wordt.
Daar komt nog iets bij. Bij de discussie over het wel of niet invoeren van een fonds draait het vaak om de
tegenstelling tussen reeds georganiseerde bedrijven die hun verantwoordelijkheid willen nemen enerzijds
en niet-georganiseerden anderzijds. Maar wanneer een fonds eenmaal effectief is, begint zich een grote
´middengroep´ te manifesteren van ondernemers die best willen meebetalen en meewerken, zolang er
maar een helder kader is en de discussies ook echt ergens over gaan. Er zijn voorbeelden van
24
verenigingen waar de opkomst op vergaderingen binnen twee jaar vertienvoudigde, gewoon omdat er
niet meer eindeloos gepraat werd over de hoogte van de contributie en er ruimte was gekomen voor de
inhoud.
De verwachting is reëel dat dit ook in Teylingen zal gebeuren. Na enkele jaren zal de organisatiegraad van
het bedrijfsleven zeer versterkt zijn en zal de belangenbehartiging een veel professionelere gedaante
aannemen.
In alle gemeenten waar inmiddels een fonds op WOZ-basis bestaat, is dat op experimentele basis
gebeurd. De ‘early adopters’ zijn door hun experimenteerperiode heen en hebben evaluaties achter de
rug, in een enkel geval zelfs al meerdere keren. De opbrengsten van die evaluaties zijn over de hele linie
positief. Waar bij de start van die fondsen nog aarzelingen over draagvlak en effectiviteit bestonden,
blijken die na de experimenteertijd te zijn verdwenen. Dat is natuurlijk geen garantie voor succes in
Teylingen. Maar het is wel een aanwijzing dat er na de inrichting van een fonds een eigen dynamiek kan
ontstaan die een ander licht werpt op mogelijke lacunes in het draagvlak.
25
3.2
Aanpak onderzoek
We gaan nu in op het praktisch en chronologisch verloop van het onderzoek.
De recente detailhandelsvisie is mede opgesteld door de gemeente in samenwerking met de detailhandel
uit de drie kernen. De winkeliers zien een ondernemersfonds als een goede financieringsoptie voor een
centrummanager, die leiding geeft aan een concreet uitvoeringsprogramma. Aanwezigen raadsleden
hebben tijdens de plenaire bespreking eveneens aangegeven om, met dit doel voor ogen, de komst van
een ondernemersfonds te willen steunen.
Tijdens de bestuursvergadering van TOV, begin 2014 hebben de bestuursleden vervolgens unaniem
ingestemd met het onderzoek naar een ondernemersfonds. Vervolgens zijn de raadsleden per brief
geïnformeerd. Na de gemeenteverkiezingen zijn via een notitie en een presentatie voor de raadsleden van
de commissie BFT ook alle nieuwe raadsleden ingelicht. Vanaf medio april is een flyer verspreid en zijn op
basis van gegevens van de gemeente gesprekken gevoerd met de grotere WOZ-betalers en grotere
werkgevers in Teylingen, met bedrijven en instellingen in de verschillende sectoren in zowel de kernen als
het buitengebied (zie bijlage voor respondenten).
In juli is via de website informatie verspreid – in zowel elektronische als schriftelijke vorm. Via
mededelingen in de lokale media is een oproep geplaatst aan ondernemers om zich via de TOV-website te
laten informeren en een eventuele reactie achter te laten. Daarop binnengekomen vragen zijn
beantwoord. In de flyer staan tal van voorbeelden opgenomen van elders uitgevoerde
ondernemersplannen, gefinancierd met trekkingsgeld van een ondernemersfonds.
Gelijkertijd is in die periode, vaak naar aanleiding van een gesprek, voor verschillende groepen gezocht
naar mogelijkheden om een avond te organiseren voor speciale doelgroepen en gebieden. Zo is op
initiatief van het bestuur van LTO-Noord Duin - & Bollenstreek een ontmoeting met de verantwoordelijk
wethouder georganiseerd. In september volgt ook een avond voor toeristisch ondernemers (camping- en
jachthavenbedrijven) en voor de sport, cultuur- en welzijnsinstellingen.
In september organiseert de TOV een speciale bijeenkomst voor haar leden en een bijeenkomst voor nietgeorganiseerden, die soms al individueel geraadpleegd zijn. Deze bijeenkomsten werden bekend gemaakt
via post, email en berichten in de pers.
We kunnen constateren dat verspreiding van informatie over een ondernemersfonds in meerdere
stappen is gegaan. Vaak moesten we na een eerste keer met veel toelichting en voorbeelden een
vervolgafspraak vastleggen. We zien dat op zich als een goed teken: kennelijk maakt de komst van een
ondernemersfonds veel los. De ondernemers in Teylingen gaan niet over één nacht ijs.
26
4.
RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
Onderstaande resultaten zijn genoteerd op basis van individuele gesprekken en bijeenkomsten. In een
apart overzicht beschrijven we de visie en ideeën van ondernemers; van voor- en tegenstanders. Op basis
hiervan doen we een voorstel voor een gebiedsindeling en gemeenschappelijke afspraken.
Resultaten bijeenkomsten september:
volgt
4.1 Kernen
a.
Detailhandel
Teylingen heeft ten opzichte van vergelijkbare plaatsen een relatief beperkt winkelaanbod. In totaal staat
circa 20 panden leeg, samen goed voor een leegstand van circa 10.500 m2 winkelvloeroppervlak = >20%
(peildatum oktober 2013). Deze leegstand betreft wat oudere, vaak solitair gelegen panden. In de
kernwinkelgebieden is de leegstand zeer laag. De conclusie uit de recente detailhandelsvisie is dat de
winkelgebieden relatief goed functioneren, dat niet gewerkt moet worden aan uitbreiding van het aantal
meters, maar aan de aantrekkelijkheid van de
Hoofdlijnenen detaihandelsvisie Teylingen 2014
winkelcentra: klanten willen een vernieuwd aanbod met
meer diversiteit.
Met een trekkingsrecht van 81.000 euro (20,2%)
kunnen de nieuwe plannen uit detailhandelsvisie (zie
box). uitgewerkt worden door de vele vrijwilligers en
door een aan te trekken centrummanager. Hierbij
wordt met een schuin oog gekeken naar de positieve
effecten van het centrummanagement elders in het
land, zoals in Leiden waar sommige Teylinger
detaillisten eveneens zaken hebben.
De detailhandel ziet in dat samenwerking met andere
sectoren, zowel binnen als buiten de kernen nodig is.
Aan de ene kant is het fonds nodig voor structurele
steun en lobbykracht, aan de andere kant is het geld
goed te gebruiken om praktische activiteiten te
organiseren. Bijvoorbeeld de organisatie van speciale
koopdagdelen voor cliënten van de lokale
zorginstellingen, voor themamarkten en –braderieën,
samen met de agrariërs. Het fonds kan gebruikt worden
om de betrokkenheid van de ondernemers bij deze
activiteiten verder te vergroten.
 Teylingen heeft relatief beperkt winkelaanbod. Dat komt
omdat er veel alternatieven dichtbij zijn (Leiden, Haarlem,
Hoofddorp, Den Haag, Amsterdam). Ten opzichte van
omliggende gemeenten doet Teylingen het nog goed.
 Niets doen leidt tot verslechtering.
 Nieuwe ontwikkelingen moeten waarde toevoegen;
uitgangspunt is krimp in plaats van groei, maar met ruimte
voor vernieuwing. Creëren kernwinkelgebieden en opstellen
brancheprofielen, samenhang detailhandel horeca
versterken, vereniging van pandeigenaren oprichten als
klankbordgroep (o.a idee om panden uit de markt halen via
vastgoedfonds t.b.v. detailhandel in kerngebied),
gebiedsvisie opstellen en centrummanager aanstellen die
aan de hand van gebiedsvisie kan werken.
 Clustering winkels nodig; onderscheid maken in
kernwinkelgebied en aanloopstraat; nieuwe ontwikkeling in
kernwinkelgebied. Er is onderscheid tussen detailhandel en
horeca/dienstverlening/ambachten.
 Winkelgebieden in Teylingen moeten elkaar gaan
versterken, het reeds ontstane onderscheid in
functie verder versterken: Sassenheim compleet
winkelaanbod; Voorhout dagelijkse en basis niet
dagelijks; Warmond dagelijks en op toerisme.
 Koopzondag toch langzamerhand toestaan (5
zondagen per kerngebied en promoten)Het
verenigen van de pandeigenaren in een
klankbordgroep per kern en zo structureel overleg
met deze groep opzetten over de te maken keuzes.
 Verkennen mogelijkheden tot oprichting en
financiering van onafhankelijk centrummanagement
als trekker van de ontwikkelingen. (door onderzoek
van kwartiermaker)
De detailhandelsvisie is omgezet in een
uitvoeringsprogramma met de volgende acties:
27
1. verkennen mogelijkheden centrummanagement
2. vastgoedeigenaren betrekken en organiseren
3. opstellen visie per kern
4. handhaving en beleid
De gemeente is van mening dat een ondernemersfonds ook kan worden gebruikt voor de financiering van
de genoemde initiatieven. De gemeente zelf neemt daarin een stimulerende rol en ondersteunende rol
zoals bij het opzetten van een overall website en het tegengaan van ongewenst leegstand tegengaan met
tijdelijke maatregelen.
b.
zorg en maatschappelijke instellingen
Teylingen kent een flink aantal grote maatschappelijke en zorginstellingen: Marente, Activite, het
Raamwerk, GGZ-Rivierduinen, maar ook Teylingereind (Min. van Justitie) en de Maregroep (samen goed
voor ongeveer 34.000 euro, 8,5% van het OF). Deze sector beschouwt zich zelf als maatschappelijk
ondernemer en sommigen zijn dan ook lid van de TOV.
In het algemeen hechten zorginstellingen veel belang aan een goede relatie met de lokale omgeving. Dat
heeft te maken met het draagvlak voor de zorg en met een zekere deling van de verantwoordelijkheid.
Het duidelijkst is dat in ‘healthy neighbourhood’ -achtige projecten. Zorginstellingen en commerciele
ondernemers zijn daar gezamenlijk betrokken bij preventieactiviteiten. Verder vraagt de politiek expliciet
aan werkgevers een inzet om sociaal zwakkeren in de regio aan het arbeidsproces deel te laten nemen.
De zorginstellingen van ouderen stimuleren cliënten zo lang mogelijk mobiel te blijven, organiseren
wijkactiviteiten en open dagen om zo de relaties met de omgeving te versterken. Zonder uitzondering
onderschrijven deze ondernemers de voordelen van samenwerking. Goede relaties met het bedrijfsleven
zijn van belang voor hun cliënten (stages, werkplekken, contact met de buitenwereld etc.) als voor het
personeel dat uit de directe omgeving wordt gerekruteerd. Bovendien is het bedrijfsleven een donateur
voor activiteiten. Tenslotte is er begrip voor dat de samenwerking in de belangenbehartiging voor het
bedrijfsleven een professionalisering nodig heeft, met meer financiële armslag. Voor Maregroep geldt: wij
sluiten aan bij de doelstellingen van de regionale ondernemers. De Maregroep, Activite, Rivierduinen,
Teylingereind en Marente stenen de komst van het ondernemersfonds.
De nuancering is natuurlijk de kostenkant. De meeste zorginstellingen staan financieel onder druk. Het
meest expliciet in deze nuancering is Marente. De woz-waarde niet-woningen wordt met name
uitgemaakt door de verpleeghuiscapaciteit. Rondom deze capaciteit zijn al samenwerkingsprojecten,
soms met behoorlijke subsidies. Het is niet eenvoudig om met het op zich beperkte budget vanuit het
fonds nog relevante aanvullingen te vinden. Voor Marente speelt verder mee dat het fonds weliswaar een
speelveld schept, maar niet automatisch ‘returns’ oplevert. Je moet nog steeds energie steken in
samenwerking. In bijvoorbeeld Gouda heeft het Groene Hart Ziekenhuis een evident belang bij
preventieactiviteiten samen met ondernemers. Daar heeft het ziekenhuis zich ontwikkelt tot een
sleutelspeler in het bedrijfsleven. Maar die situatie doet zich in Teylingen niet voor. De meeste
instellingen in Teylingen werken regionaal.
De lijn met betrekking tot de zorg is nu als volgt:


Het trekkingsrecht van de zorginstellingen zal als sectoraal recht beschikbaar blijven (en dus niet
opgaan in het budget van de gebiedsgerichte ondernemersverenigingen).
Het bestuur van het fonds zal zich actief inzetten om met de zorginstellingen goede voorstellen
te ontwikkelen. Daarbij kunnen voorstellen aan de orde komen die de hele sector raken (of zelfs
het hele bedrijfsleven), zoals het organiseren van de aanleg van glasvezel (een collectieve
aanbesteding verlaagt de kosten voor een individuele aansluiting dermate, dat de ‘inleg’ in het
fonds voor jaren in één klap wordt terugverdiend). Het kan ook gaan om voorstellen die op een
28

c.
afzonderlijke instelling betrekking hebben, bijvoorbeeld het organiseren van feesten in een
verpleeghuis of zorgcentrum. Binnen de initiatiefgroep leven ideeën over cross-overs tussen zorg
en detailhandel, bijvoorbeeld in de vorm van winkelarrangementen en toegankelijkheid voor
rolstoelers.
Mocht het in de drie jaar die het fonds in eerste instantie zal bestaan (daarna volgt ene evaluatie)
niet tot een substantiele en zinvolle besteding komen, dan wordt het ‘gespaarde’ trekkingsrecht
weer aan de instellingen gerestitueerd. Het gaat om een klein aantal relatief grote bedragen, dat
is administratief goed oplosbaar.
onderwijs
Bovenstaande argumenten gelden in grote lijnen ook voor het onderwijs. Maar meer nog dan de
zorginstellingen zijn de bedrijven nu al directe partners van onderwijsinstellingen. Het belang van de
bedrijven ligt in leerlingen die hun potentiële arbeidskrachten vormen. Er vindt dan ook nu al zeer
frequent overleg plaats tussen stagebegeleiders en bedrijven om maatschappelijke stages te organiseren
en om het lesprogramma nauwkeurig af te stemmen. Scholen zijn volgend aan het bedrijfsleven: als
bedrijven een ondernemersfonds van belang achten, dan sluiten de scholen daarbij aan.
d.
sport en cultuur
De sectoren sport, cultuur en onderwijs maken met ongeveer 39.000 euro 9,7% van het OF uit. Het gaat
hier soms om particuliere bedrijven, maar ook vaak om huur van gemeentepanden waarvan de huurders
wel hun eigen bijdrage moeten afstaan.
4.2.
Het buitengebied
In het buitengebied (totaal 74.000 euro, 18,4% van het OF) gaat om het open gebied, met verschillende
soorten bedrijvigheid: het agrarisch bedrijfsleven (verspreid om de 3 kernen heen met bollenteelt,
tuinbouw en veeteelt en agrarische handelsbedrijven) en de toeristisch-recreatieve bedrijven rondom de
Kagerplassen: campings en jachthavens. Daarnaast is er nog een categorie overige bedrijven
buitengebied. Deze bedrijven worden meegenomen onder 4.3 bedrijven(parken)
29
Een eerste analyse laat zien dat de Kagerplassen al enige tijd onderwerp van het politieke gesprek zijn
binnen de gemeente. Uitgangspunt is versterking van het toerisme rondom de plassen. Al in 2007 werd in
beleidsstukken gesproken over het “…in zijn algemeenheid achterblijvende kwaliteit van het toeristischrecreatief product over de gehele linie…” Sinds 2007 wordt gewerkt aan een verbeterplan. Voor de
financiering van deze plannen zijn gemeentebudgetten gereserveerd en wordt aangeklopt bij
verschillende subsidiegevers, fondsen en bij lokale ondernemers: “… . daar waar mogelijk worden ook
kostendragers gezocht vanuit het bedrijfsleven……”.
De RECRON stelt in haar beleidsstukken dat de recreatiesector in deze moeilijke jaren er alles aan moet doen om
de economische vitaliteit te behouden: “Het gaat om de productiviteitsverbetering: “Het accent komt minder te
liggen op groei, en meer op verbetering van de marges. Een meer efficiënte en effectieve bedrijfsvoering is
nodig. Dit moet resulteren in hogere opbrengsten per gast of verblijfseenheid (bijv. kampeerplaats, bungalow of
bed) en/of substantieel lagere kosten per gast of per eenheid. Deskundigen stellen dat de kosten per gast in de
verblijfsrecreatie met 15-20% moeten dalen. In navolging van de industrie en de detailhandel in het recente
verleden, maakt de recreatiesector een professionaliseringsslag door. De sector en de individuele ondernemer
zijn daarvoor in eerste instantie zelf verantwoordelijk. Ondernemers gaan in de bedrijfsvoering scherper letten
op efficiency, effectieve marketing en slimmer organiseren…”
De recreatiesector is belangrijk voor de locale economie of zoals een ondernemers aangeeft: “zonder
onze gasten op de jachthavens zou de horeca geen omzet hebben”. Hetzelfde geldt voor de detailhandel:
de campinggasten zorgen gedurende de zomer voor een goede klandizie bij de winkels in de kernen,
vooral in Warmond en Sassenheim.
a.
De campings- en jachthavens rondom de Kagerplassen (3,3% - samen goed voor een geschat
trekkingsrecht van naar schatting 13.000 euro) bespreken we al eerste. Enkele campings maken deel uit
van een informeel toeristisch platform. Deze bedrijven worden door de gemeente gezien als
vertegenwoordigers van de sector. Slechts drie ondernemers zijn betalend lid van Recron, een organisatie
die deze ondernemers bijstaat bij bijvoorbeeld belangenbehartiging, zoals een discussie over
bestemmingsplannen in de gemeente. De 12 jachthavens in Teylingen zijn georganiseerd in de WOKB – de
belangenvereniging van WatersportOndernemers rondom Kaag Braassem e.o. De ruim 100 leden komen
uit het hele Hollandse Plassengebied. Vanuit Warmond/Leiden zit een aparte vertegenwoordiger in het
bestuur. De organisatie van gezamenlijke activiteiten gaat volgens de woordvoerders niet eenvoudig maar
zou wel nodig zijn. Hier zou een ondernemersfonds juist een vehikel in de samenwerking kunnen zijn:
”iemand moet het voortouw nemen – uit zichzelf staat niemand staat op”.
Op abstract niveau zijn de agendapunten voor deze sector wel duidelijk: verbetering van de
bereikbaarheid en de infrastructuur, de promotie en marketing van het gebied rondom de Kagerplassen,
het aantrekken van toerisme (jongeren!) bij een steeds meer vergrijzende klandizie. Inzet van een
professionele fondsmanager zou hier goed kunnen werken – net zoals in Lisse waar de fondsmanager er
voor zorgt dat ondernemers zich in het dorp goed presenteren. Een ondernemersfonds zou bijdragen aan
versterking van de samenwerking tussen toeristisch ondernemers en de gemeente en aan ondersteuning
van de gemeentelijke verbeterplannen voor de recreatiesector. Meer concreet gaat het om acties als:
een website/portal waarop alle recreatiebedrijven rondom de Kagerplassen te vinden zijn, vaker
uitbaggeren van de sloten (Hoogheemraadschap baggert slechts 1x per jaar) zodat de sloepen via de
sloten de Kaag eenvoudiger kunnen bereiken, folders ter promotie van de camping en de jachthavens en
betere bewegwijziging.
30
Na een enkel individueel gesprek met ondernemers uit deze sector is besloten tot een bijeenkomst in
september.
De tegenstanders die zich expliciet hebben gemanifesteerd geven toch vooral aan dat de verplichte
bijdrage via de OZB onwenselijk is – dat vernieuwing een kwestie is van individueel ondernemerschap.
Een enkeling heeft de hoop op samenwerking al verloren op basis van slechte ervaringen. Sommigen zien
geen voordelen voor het bedrijf al was het maar omdat het afgelegen ligt. Ze hopen op restitutie van het
bedrag – maar dat is op individuele basis niet aan de orde.
b.
Dan het agrarisch bedrijfsleven: al direct bij de start van het onderzoek is contact opgenomen met LTONoord Duin- & Bollenstreek en is een avond georganiseerd met leden van de agrarische commissie.
Ondanks de informatie over techniek en werking van een ondernemersfonds bleven de commissieleden
tegenstander van een ondernemersfonds. Het palet aan tegenargumenten was divers: van een principiële
onderbouwing (“wij zijn tegen elke lastenverzwaring” en ‘’wij betalen niet voor de detailhandel”en “het
enige dat geldt is mijn portemonnee”) tot een meer inhoudelijke argumentatie (“de sector doet al
genoeg” en “we gaan geen gezamenlijke bestedingsplannen verzinnen”). In juli heeft het bestuur van
LTO-Noord D&B opnieuw contact opgenomen en is een gesprek met de (nieuwe) wethouder EZ
gearrangeerd.
Toch zijn er ook andere geluiden te horen: er is een aantal agrarisch ondernemers die zich hard wil maken
voor een aantal goede bestedingsplannen. Die zich realiseren dat je mee moet doen (“want anders gaan
anderen over je beslissen”). Die het ondernemersfonds als een kans zien om – na het afschaffen van de
landelijke productschappen – lokaal gemeenschappelijke investeringen mogelijk te maken, zeker als het
trekkingsrecht bij de sectoren komt te liggen. Het grootste noodzakelijke investering die naar voren komt
is de aanleg van glasvezelkabel: een lange termijn investering die absolute prioriteit moet krijgen.
Daarnaast willen zij zich inzetten om met elkaar goede plannen te ontwikkelen. Ook hier kan het OF een
vehikel betekenen om ondernemende agrariërs actief met elkaar te verbinden en een (financiële) positie
te geven.
De gemeente verwacht op den duur een substantiële bijdrage van de agrarische sector voor de Greenport
Duin en Bollenstreek. Daarnaast ziet de detailhandel mogelijkheden om markten en braderieën te
organiseren in samenwerking met agrariërs. Een grotere betrokkenheid van deze sector bij de TOV wordt
sowieso toegejuicht. In Lisse en Katwijk participeert deze sector naar tevredenheid in het
ondernemersfonds. Bovendien profiteren agrariërs ook van investeringen in de toeristische sector maar
dat wordt door deze sector niet altijd zo ervaren: toeristen zijn eerder lastig (vernielingen) dan welkom.
Normaals: dat geldt niet voor alle agrariërs. Sommigen zien juist kansen voor samenwerking.
Bij de agrarische sector gaat het om een geschat trekkingsrecht van ongeveer 29.000 euro (7,2%). Het
gaat om ongeveer 220 bedrijven (tuinbouw, veeteelt en bollen, exclusief opslag/distributie-bedrijven).
Dat zijn bedrijven rondom de drie kernen maar ook enkele (veeteelt-) bedrijven dicht tegen Kaag en
Brasseem aan. De gemiddelde bijdrage aan het fonds van deze bedrijven bedraagt 232.500 euro, met
uitschieters naar boven en beneden. Overigens is de productiegrond van een agrarisch bedrijf wettelijk
gezien al uitgezonderd van ozb-betaling. Met ozb belast zijn alleen de opstallen. De feitelijke ozbbedragen corresponderen dus niet met de totale woz-waarde van het agrarisch bedrijf. De agrarische
bedrijven in het buitengebied zijn over het algemeen geen lid van TOV, maar juist een gemeentebreed
ondernemersfonds zou kunnen bijdragen aan meer samenwerking tussen agrarisch en overige
ondernemers in de gemeente.
In het buitengebied is een aantal grote (agrarische) handels- en transportbedrijven gevestigd. Meestal zijn
deze bedrijven nog maar deels bollenkwekerij en doorontwikkeld tot louter verpakkingsbedrijf van
31
geïmporteerde bollen uit alle delen van het land. Een groot deel daarvan heeft zich primair ontwikkeld tot
internationale georiënteerde handels- en transportbedrijf met grote loodsen. Deze bedrijven, vaak lid van
de landelijke belangenorganisatie Anthos, lopen niet echt warm voor een lokaal ondernemersfonds.
Hoewel ze hun wortels in de bollenstreek hebben, zijn ze gewend hun eigen (marketing)doelen te
formuleren en te financieren (met bijvoorbeeld private fondsen); het liefst zonder moeizaam overleg en
zonder onhandige samenwerking met onbekende partners “zonder dat je weet wat er uit komt”.
Bovendien verwachten deze bedrijven weinig van een OF voor hun bedrijf vanwege een te geïsoleerde
ligging. Ze investeren op individuele basis in de gemeenschap. De hoogte van de bijdrage aan het
ondernemersfonds is voor hen niet direct relevant. De eigen donaties en door henzelf geformuleerde
marketingdoelen hebben een veel grotere omvang. Eén ondernemer met een eigen vastgoedportefeuille
draagt al bij aan de ondernemersfondsen in de buurgemeenten, zonder zich daarvan bewust te zijn.
Internationaal georiënteerde bedrijven die ver van de lokale economische agenda zijn afgedreven en
nauwelijks nog binding voelen met hun directe omgeving, vind je overal. De kunst is deze bedrijven te
binden en dat is bijvoorbeeld wel gelukt in het BioScience Park bij de buren in Leiden. Alle internationale
bedrijven begrijpen goed dat ze moeten participeren in het lokale businesspark. Het cluster BioScience
verbindt alle sectoren, klein en groot, exporteurs, producenten, onderzoekers en onderwijzers in één
lokale organisatie. Juist de verbondenheid in een cluster geeft de kracht. In de regio rondom Teylingen is
zoiets ook gaande: de totstandkoming van het ‘cluster’ Greenport Duin- en Bollenstreek waarin alle
bedrijven: handel, transport, kwekers, technici, scholen en onderzoek samen de economische agenda in
de streek voor de komende jaren zouden moeten gaan bepalen. De zes betrokken gemeenten financieren
voorlopig nog deze ontwikkeling en een aanvulling vanuit de brede agrarische sector is toegezegd. Naast
lokale kwekers is het zaak om ook deze internationaal georiënteerde bedrijven aan de Greenport te
binden. Alleen met samenwerking tussen lokaal gevestigde ondernemers op allerlei niveaus kan de
Greenport zich in de bollenregio ontwikkelen.
Een handelingslijn met de agrarische sector is de volgende. Er bestaat nog steeds weerstand tegen een
ondernemersfonds, maar er lijkt ook sprake te zijn van enige dynamiek. Dat blijkt zeker uit de bereidheid
van het bestuur van LTO om gezamenlijk te studeren op zinvolle, structuurversterkende bestedingen van
het agrarisch aandeel in het fonds. Om die dynamiek een kans te geven, kan het helpen om de druk van
het proces te halen door in 2015 met een restitutieregeling te werken. Dat kan door de agrarisch
ondernemers uit te nodigen een kopie van hun woz-aanslag aan het secretariaat van het fonds te sturen.
De aanslag maakt duidelijk dat het om een agrarisch bedrijf gaat (een deel van de woz-waarde – glas en
land in gebruik voor de primaire productie - is wettelijk vrijgesteld van belastingheffing). Het secretariaat
berekent het aandeel van de aanslag dat met het ondernemersfonds te maken heeft en retourneert dat
aandeel.
In de loop van 2015 kan in goed overleg naar een vervolg worden gekeken.
4.3
Bedrijven(parken)
Teylingen kent 8 bedrijvenparken, waarvan 2 in ontwikkeling, met samen naar schatting 171.500 euro
fondsgrootte (42,6%).
32
Op het terrein van Greenib (Warmond) na, zijn alle op de bedrijvenparken gevestigde bedrijven in
particuliere handen. Er zijn geen bedrijvenparkverenigingen; de bedrijven komen soms op ad-hoc basis bij
elkaar. Desondanks zijn er bedrijven die hopen dat geld van het ondernemersfonds een middel is om tot
gezamenlijke acties te komen. Bijvoorbeeld de coördinatie van afvalverwerking, het onderhoud van het
terrein, bewaking en beveiliging en aanleg van kabel voor internet en gezamenlijke investeringen in
duurzaamheid (energie, oplaadpalen, shuttlebus etc.). Er is veel mogelijk dat nu niet tot stand komt. Zeker
niet op de bedrijvenparken waar gedeeltelijke leegstand is. Het onderhoud laat te wensen over.
Tegenstand komt daarentegen van bedrijven die zelf alles al goed geregeld hebben: eigen beveiliging t/m
eigen donaties en subsidies. Sommige bedrijven staan zo los van de lokale economie en opereren zo op
globaal niveau dat ze geen bestedingsplannen kunnen bedenken en daar de relevantie ook niet van
inzien. Daar ging de deur dicht.
Daarnaast zijn er in het buitengebied meer geïsoleerd liggende bedrijven: handel & industrie, kantoren,
werkplaatsen & garages, opslag & distributie (32.000 euro – 8%). Niet alle bedrijven zijn op parken,
geconcentreerd en naast elkaar gevestigd.
Het onderstaand overzicht laat de resultaten van de talrijke gesprekken zien (voor lijst van
e
e
geïnterviewden: zie bijlage). Enige toelichting is wel op de plaats. Per sector (1 kolom) zijn in de 2 kolom
de suggesties genoteerd voor bestedingsplannen als het ondernemersfonds er komt. Sommige
geïnterviewden spraken zich ook over de Teylinger economie uit en zagen mogelijkheden voor crossovers. Zo zijn er ook ondernemers die pleiten voor een verdere integratie van de agrarische sector in de
rest van de economie. Uit de toelichtende opmerkingen in de derde kolom komt zowel de eensgezindheid
als de uiteenlopendheid van meningen en verwachtingen naar voren. De ene vastgoedeigenaar meent dat
verbetering van het ondernemersklimaat alleen goed is voor huurders, terwijl de ander juist aangeeft dit
een krachtige en noodzakelijke maatregel te vinden, goed voor de sector. Na dit overzicht trekken we een
aantal voorlopige conclusies.
33
4.4. RESULTATEN ONDERZOEK ONDERNEMERSFONDS TEYLINGEN
MOGELIJKE BESTEDINGEN SECTOR
MOTIVATIE/UITSPRAKEN/KANTTEKENINGEN SECTOR
DETAILHANDEL
- Aantrekken centrummanager – professionalisering en in de lead bij
uitvoeringsplan Detailhandelsnota (o.a. marketing en promotie)
- Crossovers:
- Themadagen organiseren over de streekproducten (veeteelt) en
bollenweekenden/ -markten met kraampjes (bijv. ‘de bol in de stad’).
(TOV investeert nu al in bollencorso: doneert aan orkesten en
kindercorso); Bollenoogstfeest organiseren, evt. in ‘museum
Westerbeek’ als bollenmuseum?
- Toegankelijk maken van winkelcentra voor minder mobiele
inwoners, deskundigen inzetten om samen knelpunten vast te stellen
(‘rolstoeltoegankelijk’ en ‘krachtig in de wijk’); speciale koopavonden
organiseren voor mensen met handicap – ouderen, rolstoelen,
70plussers, samen met zorginstellingen, thema’s aandragen met als
doel de mensen de huizen ‘uit te krijgen’ (op de stille
maandagmorgen); seniorenmarkt (vernieuwing) met horeca
- Groen-onderhoud (i.s.m. Maregroep) o.a. plantenbakken
- Voorzieningenniveau op peil houden (nu gemeente zich verder
terugtrekt – veiligheid en onderhoud wijken/winkels)
- Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en Duurzaamheid:
- Fairtradegemeente: duurzaamheidsdag voor alle ondernemers: over
ontwikkelingen, lezingen, markten, fietspalen, palen voor electrische
auto’s, verkeerscirculatieplan, ambities voor verkeerscirculatie etc.
- Coördinatie gezamenlijk vuilafvoer onder winkeliers (nu 200 auto’s
per jaar) = goedkoper en minder overlast, minder energie., minder
overlast in het dorp en maatschappelijke doelstelling en minder
energie
- Gezamenlijke inkoop energie, KVO en bewaking (ook evt. samen met
agrarische sector)
- Zie detailhandelsvisie (2014): product van samenwerking tussen
ondernemers en gemeente:
Uitvoeringsplan o.a.:
- Bestrijding leegstand winkels
- Makelaarsoverleg
- Aanzicht winkelcentra verbeteren
- Veiligheid
- Gemeenschappelijke regeling internet webtoegankelijkheid,
portals
- Krimp begeleiden (overleg pandeigenaren, bestemmingsplannen,
aanloopstraten, branchering etc.)
- O.a. vernieuwing en diversificatie aanbod in winkelcentra
ZORG
- Seniorenmarkt: zorginstellingen tonen seniorenproducten (i.s.m. horeca)
- (Mede)financiering wijkactiviteiten (integratie in wijken)
- Maatschappelijk ondernemen: stageplekken aanbieden aan
Maregroep etc.
KERNEN
- Ondernemers verzorgen (intramurele) faciliteiten voor
clienten/leerlingen (bijv. kapperswerkplaats Teylingereind door AKZO)
- Zorginstellingen faciliteren ondernemers met aanbod van ruimte en
inzet professionele kennis van personeel
SPORT & CULTUUR
Volgt in september
ONDERWIJS
- Ontwikkeling leerwegen met stages/bedrijfsbezoeken etc.
- (Gratis) deelname leerlingen aan ondernemersactiviteiten
- Deelname ondernemers aan beleidsontwikkeling op verbetering thema
onderwijsinhoud –lokale arbeidsmarkt
- Onderwijsinstellingen faciliteren ondernemers met aanbod van ruimte
en inzet professionele kennis van personeel
(middelbaar- en
beroepsonderwijs)
BUITENGEBIED
35
- Belang is om 125.000 arbeidsplaatsen weg te zetten in de regio
(sociale participatie)
- Zijn op zoek naar (verbetering) relaties met de omgeving en met
ondernemers – OF kan zorgen dat het meer wordt dan praten
alleen
- Er wordt veel gepraat (zorgpact) maar er gebeurt te weinig
- Veelal regio-insteek; de meerwaarde van deelname aan een OF zit
bovenlokaal : meer dan alleen Teylingen.
- Meedoen is altijd belangrijk want we hebben ondernemers nodig
- We willen in de gemeenschap investeren
- We snappen dat er een professionaliseringsslag gewenst is voor
wat betreft bredere financiering gemeenschappelijke
ondernemersactiviteiten (naast incidentele donaties en sponsoring)
- OF is vooral voor gemeenschappelijke zaken (‘niet te klein houden’)
- OF brengt mensen samen en in overleg = ‘pure winst’
- Contacten met ondernemers is voor onderwijs erg belangrijk: voor
maatschappelijke stage en studiekeuze
- Bedrijfsvragen/opdrachten zijn goed vor leerlingen die vaak in
lokale bedrijfsleven instromen (‘dubbel winst’)
- Nu al veel goede samenwerking met bedrijven en detailhandel,
veelal operationeel (stages), maar liefst willen we ook
beleidsmatige inbreng (over brancheontwikkeling, nieuwe
technische mogelijkheden, leerwegen) = ‘groot’ denken
- Structurele samenwerkingsverband beter dan incidenteel
samenkomen
- Veel leerlingen komen op bedrijf ouders terecht
- Gewend om mee te denken met ondernemers: het onderwijs is
i.s.m. bedrijfsleven ingericht (veel ‘werkvloer’-gesprekken)
- Ondernemers en onderwijs willen in de samenleving staan: OF is
daar goed voor (alle kinderen ‘binnenboord’ houden scheelt
uitkeringsgeld) – versterkt de regio!
AGRARISCH
- Internet/glasvezelkabel: is noodzakelijk en speelt belangrijke rol bij
modernisering in de landbouw (bijv. tracking en tracing)
- Reputatie agrarische sector verbeteren: bijv. rol van landbouwgif
- Duurzaamheid en kostenreductie: agrariërs kunnen samen met andere
ondernemerssectoren inzetten op gereduceerde inkoop van glasvezel of
energie etc.
- Crossovers (zie detailhandel):
- Themadagen organiseren over de streekproducten (veeteelt) en
bollenweekenden/ markten met kraampjes (‘de bol in de stad’). TOV
investeert nu al in bollencorso: donaties aan orkesten en kindercorso;
Bollenoogstfeest organiseren, evt. in ‘museum Westerbeek’ als
bollenmuseum?
- Samenwerking tussen agrarische sector en markten en restaurants
met ‘streekgerechten’
- Bloemencorso als hospitality-event,meer geld aan besteden vanuit OF
- Keukenhof als innovatiecentrum (concepten ontwikkelen, geld zoeken,
multiplier effect nastreven)
36
- Samenwerking met de toeristische sector is nodig
- Door het wegvallen van de productschappen is het OF een goede
manier om lokaal collectieve acties mogelijk te maken
- Er zijn binnen de agr. sector teveel eigen doelen (eigen
portemonnee) en te weinig gezamenlijke doelen
- “Iedereen profiteert van de agrarische sector maar wij krijgen nooit
wat terug (en we zijn het sponsoren wel moe)”
- “Agrarisch ondernemen is meer overleven (knokken) dan
ondernemen” (ambitieuze plannen maken)
- Er is te weinig samenhang tussen de agrariërs in de streek (anders
dan Lisse vnl. kwekers)
- Greenport is vooral voor bollentelers – daar hebben we niets mee
- Grote agrarische (handel- en transport-)bedrijven zijn teveel met
zichzelf bezig, gunnen anderen niets en houden anderen buiten de
regio tegen (‘verdelen de koek onderling’) – ze zijn te weinig lokaal
georiënteerd!
- Sommige agrarische bedrijven liggen te geïsoleerd om te kunnen
profiteren van OF
- Agrarische sector wordt vaak bevoordeeld (met subsidies en
vergunningen) en staat overal buiten maar voelt zich altijd tekort
gedaan – misschien moeten we ze buiten het OF plaatsen? Geld
terug geven en subsidies stoppen!
- Veel agrarische bedrijven werken wereldwijd en denken niet
(meer) lokaal – ze zijn de lokale binding kwijtgeraakt.
- Agrariërs geven veel aan de gemeenschap en goede doelen,
investeren veel in eigen bron en bepalen het ook liever zelf: “wij
regelen het liever zelf, zoeken onze eigen partners. Met
samenwerking kun je je invloed minder aanwenden, te veel
consensus-gedoe”
- Eigen sponsorgeld is een soort van marketinggeld =
naamsbekendheid. Dat heeft de voorkeur boven een
ondernemersfonds (sponsorbedrag is veel hoger dan evt.
fondsbijdrage – daar gaat het dan ook niet om)
- We zijn tegen gedwongen samenwerking
- Belastingafdracht is zoiets als uitbreiding van de overheid = ervaren
we als sanctie
- In de sector zijn de landelijke collectieve heffingen nog maar
-
TOERISME
- Meer overnachtinggelegenheid voor toeristen in sloepen rondom de
Kagerplassen realiseren (er wordt te weinig aan ‘getrokken’)
- Samenwerking tussen agrarische sector en markten en restaurants met
‘streekgerechten’
- Bewegwijziging verbeteren
- Baggeren van de sloten (Hoogheemraadschap baggert te weinigwaardoor toegang naar de Kaag moeilijk wordt).
- Omgeving aantrekkelijker maken
- (Mede)onderhoud en aanleg van voet- en fietspaden.
- Aantrekken van een fondsmanager (dus meer dan een
centrummanager) om lokaal ondernemerschap op hoger plan te
brengen.(Lisse is goed voorbeeld: “daar krijgen ze e.e.a. voor elkaar waar
Teylingen niet aan kan tippen! “) De citymanager moet mensen
verbinden en de leiding nemen, liefst samen met andere taken 1 hele
formatieplaats, uit Teylingen zelf!
- Informatieportaal (“nu kom je nergens als je Warmond intypt”)
- Professionalisering functie van VVV
- “We moeten ons meer als een ‘skigebied’ gaan gedragen” = (regionale)
eenheid naar toeristische klant toe
- regionalisering!: regionale samenwerking is op dit moment het
belangrijkste ‘gat’: branding/toerisme en infrastructuur
37
-
-
-
-
-
-
onlangs afgeschaft. Er is principieel verzet tegen nieuwe lokale
verplichte heffingen – bij KAVB beginnen ze nu meer oog te krijgen
voor maatschappelijk ondernemen = investeren (sluit aan bij het
zoeken naar nieuwe vormen van collectiviteit agrarische sector)
“De overheid betaalt al die plannen zelf maar! De overheid is
onbetrouwbaar, misbruikt WOZ en OF om ondernemers te laten
betalen voor plannen die ze zelf op moeten pakken (en waar ze zelf
genoeg geld voor hebben)”
Er zijn geen bestedingsplannen; activiteiten kunnen prima via
sponsoring en de ‘schooierszak’ gefinancierd worden
OZB-belastingverhoging voor OF is in feite beperking van de
vrijheid – opzeggen is niet mogelijk!
Agrariërs ‘doen nergens aan mee’ – en ontvangen veel van de
gemeente (o.a. nu toestemming voor aanleg winterstalling jachten)
Er is een markt voor Nederlandse toeristen (Kagerplasen) en voor
internationale toeristen (uit Amsterdam etc.) – dit onderscheid
moeten we blijven maken!
Samenwerking vraagt professionalisering: niet teveel ‘houtjetouwtje’ en geen vrijblijvendheid – je moet op elkaar kunnen
rekenen
Samenwerken in de gemeente is niet het sterkste punt: rijke
bewoners, mooi wonen – maar beetje ‘suf’- terwijl er zoveel kansen
liggen…….
OF gaat om een professionaliseringslag. Het gaat er om dingen te
regelen die essentieel zijn zodat je met de ‘grote jongens’om tafel
kunt zitten
Er zijn veel partime-campingeigenaren – misschien wel minder
ondernemersambities?
Visie op vergrijzing en veroudering in de sector (zowel
eigenaars/toeristen) ontbreekt en is wel nodig.
Investeringen in campings (o.a. opschaling) blijft nodig – anders
geen verdienvermogen (niet mogelijk vanwege
bestemmingsplannen i.t.t. agrarische bedrijven (boerengolf en
horeca = “meten met 2 maten”)
Agrarische bedrijven mogen wel deeltijd-dagrecreatie voerne
(boerengolfen en horeca). Het bestemmingsplanbeleid laat dat toe.
Hetzelfde geldt nu voor winterstalplaatsen.
- Er zijn veel eigen belangen – verbetering van het gebied is voor elk
bedrijf van belang maar “we zitten elkaar allemaal in de weg”
- Horeca, recreatie en campings gaan samen (in Warmond)
BEDRIJVEN(TERREINEN)
- Gezamenlijk Glasvezel /internet
- Vervoer personeel en gasten (Schiphol): shuttlebus en goede abri’s
- Duurzaamheid en ketenbeheer: nieuw asfalt op parkeerplaats met
daaronder een berging voor grijs water; warmtekracht, windmolens op
terrein
- Promotiezuilen bij de twee NS-stations
- Privaat-publieke samenwerking bijv. kleine kantoren bouwen voor ZZPers
- Toegang tot station verbeteren (looproute/verlichting)
- Parkmanagement: er is weinig toezicht en geen onderhoud op
bedrijvenparken. De oorzaak daarvoor ligt misschien bij de
versnippering.
- Beveiliging bedrijven (Veerpolder: ondanks patrouille door politie elke
week een inbraak) – samen met andere terreinen beveiliging regelen. Is
ook goedkoper voor gemeente.
- Bollenstreek: Space en Akzo-Nobel paradepaardjes - uitventen!
- Bedrijven vragen zich af wat ze kunnen betekenen voor het sociale
domein (nu bestedingen van de gemeente teruglopen)
- Investeren in de ‘Greencity’: investeren in groen levert op den duur
minder vandalisme, meer energiebesparing etc. op waardoor de prijzen
van de huizen stijgen en uiteindelijk de OZB-inkomsten hoger uitvallen
- Infrastructuur en belangenbehartiging – er moet veel gebeuren en dat
kan niet met allemaal vrijwilligers en zonder geld (vgl. BioScience Park)
- Lobbyist richting gemeente
38
- Ons bedrijf heeft als concernpolicy om naast financiële ook
maatschappelijke doelen te verwezenlijken zoals: deelname aan
lokale publieke programma’s en de lokale economie
- We kunnen onze eigen bedrijfsexpertise inzetten(eigen personeel)
voor lokale doeleinden
- OF geeft je een buffer om plannen uit te voeren (mede of –
voorfinanciering)
- Relaties met maatschappelijke instellingen verbeteren
(‘maatschappelijk gezicht’)
- Vanuit (jong-)ondernemers meer contacten zoeken met werklozen
(‘netwerkborrel’)of gedetineerden (bedrijfsbezoek)
- ZZP-ers weerhouden om naar Leiden te vertrekken: o.a. kleine
kantoren bouwen op bedrijventerreinen (maar dan wel
glasvezel/internet aanleggen en bestemmingsplannen wijzigen)
- Maatschappelijk ondernemen zien als investering
- Functioneren binnen de gemeenschap (en er niet buiten staan)
- Regio-ontwikkeling vraagt om goede vertegenwoordiging van
ondernemers, zeker na verdwijnen van de KvK
- Je weet elkaar te vinden dankzij OF
- Vastgoedeigenaren hebben weinig voordeel van verbetering
omgeving/winkelstraten
- Vastgoedeigenaren hebben vooral voordeel van verbetering
winkelgebied
- Voor grote (vastgoed) eigenaren zou een reductie moeten komen
boven een bepaalde hoeveelheid WOZ-waarde; en meer
zeggenschap
- Er zijn zorgen over de verdeling van en de zeggenschap over het
OF-geld: wie krijgt wat en wie beslist daarover? Het eigen belang
speelt een grote rol.
- Overheid bezuinigt veel en kans bestaat dat ondernemers te veel
de taken overnemen (wat zijn de reguliere overheidstaken nu?)
- Over het terugtrekken van de gemeenten: beter is om partners te
worden – ieder doet wat. Bovendien, als overheid participeert in
bijv. beveiliging bedrijventerreinen dan kunnen ze ook eisen stellen
aan bijvoorbeeld hoeveelheid licht etc.
- Afvalverwerking, beveiliging, duurzaamheid, kostenreductie….. het
komt nu allemaal niet van de grond…. niemand neemt het
voortouw
GEMEENTE /TOV/ALGEMEEN*
*Suggesties door
ondernemers
aangedragen
- Een bedrijfscontactenfunctionaris bij de gemeenten zou een goede
oplossing kunnen zijn om:
- vanuit de gemeente de communicatie te verbeteren:
- de terugkoppeling rondom voor ondernemers van relevante besluiten
te verbeteren (de helft van de eigenaars woont immers buiten Teylingen)
- versnelling beantwoording van vragen van ondernemers (bijv. m.b.t.
vergunningen). Dit duurt nu veel te lang (in Hillegom en Lisse zitten de
(communicatie) ambtenaren dichtbij de ondernemers).
- Gemeente zou globaal en flexibel moeten plannen – in andere
gemeenten gebeurt dat al…. (starten als ZZP-er in
kantoren/bedrijventerreinen en internetwinkels; bouw afhaalpunt
boodschappen langs snelweg, ‘meten met 2 maten’ bij
toestaan/verbieden van bijv. paracommercie– ongelijkheid weerhoudt
ondernemers van investeringen
- Stimuleren vestiging van goede restaurants in Teylingen,anders gaan
ondernemers naar Lisse en Noordwijk, dus de gemeente uit. Voor de
zichtbaarheid moet je de ondernemers in de gemeente proberen te
houden
- Ondernemers moeten samen met de gemeente een visie op
bedrijventerreinen ontwikkelen: bijv. concentreren op 1 sector, bijv. de
hoogwaardige relatief schone maakindustrie, met hoogopgeleide
werknemers (te vgl. met. BioScience Park
39
- Teylingen heeft bestuurlijk inmiddels wel een identiteit = geslaagd,
maar daaronder is er nog weinig samenhang; de ondernemerslaag
is nog steeds ‘verbrokkeld’
- Het opleidingsniveau in Teylingen is hoog. Je ziet dat werknemers
na ontslag starten als onderneming. Dat levert veel diversiteit op.
- Bedrijven communiceren niet met elkaar en zoeken elkaar niet op
voor samenwerking
- Kleine bedrijven zijn afhankelijk van grote bedrijven. We moeten
leren de lokale economie in samenhang te bekijken!
- TOV kan meer leden gebruiken. Er is meer bewustwording nodig. In
Teylingen hangt een sfeer van “ieder voor zichzelf” – daarom
komen mensen ook maar moeilijk naar TOV vergaderingen. Veel
ondernemers wachten af en knikken instemmend, maar komen
niet tot actie. Het is voor sommigen zelfs teveel moeite om de
eigen buren te leren kennen. TOV moet ook beter communiceren.
- De Teylingse ondernemers moet zich beter profileren: de
ondernemers zijn iets te ouderwets, te beschermend , te
behoudend, te afwachtend…..
- We moeten ons als ondernemers beter organiseren, anders lopen
er ondernemers uit de gemeente weg!
- TOV moet meer samenwerken met andere
ondernemersverenigingen. Daar het contact zoeken i.p.v. het
overleg op provinciaal en regionaal niveau af te wachten. Wij
ondernemers moeten ‘gewoon naar de buren stappen’. We
moeten samen ‘vechten’ in de regio.
4.5
Voorlopige conclusies
We verbinden aan het praktisch verloop van het onderzoek tot nu toe enkele conclusies.
Ten eerste. Het concept van een ondernemersfonds is goed doorgedrongen in het bedrijfsleven van
Teylingen. Er is geen unanieme steun – dat was ook niet te verwachten – maar de actieve belangstelling
en de ambities om iets goeds neer te zetten zijn er zeker: de ideeën zijn er. En niet zonder reden. Er is
zoveel werk aan de winkel dat niet alleen de inzet van vrijwilligers maar ook van professionele krachten
nodig is. De detailhandelaren opteren voor een centrummanager, maar ook bedrijven buiten de
dorpskernen spreken over een bredere inzet van een fondsmanager. De omvang en reikwijdte van de
problemen en uitdagingen zeggen lang niet alles over de mate van support voor samenwerking en
vernieuwing onder de ondernemers. Daar waar de problemen het grootst zijn is er soms maar een
enkeling die op deze manier vooruit wil.
Ten tweede. De organisatiegraad binnen Teylingen is niet overal even groot. Niet alle bedrijfseigenaren
zijn ondernemers met ambities die voortdurend op zoek zijn naar investeringsmogelijkheden en
vernieuwing, die kansen zien maar zich ook zorgen maken over een veranderende markt en teruglopende
klandizie. Deze actieve ondernemers willen samenwerken en beschouwen het ondernemersfonds als een
mogelijkheid om dat voor elkaar te krijgen. Als een manier om niet altijd maar te hoeven ‘leuren en
sleuren’ of niet langer alleen gemeenschappelijke belangen te verdedigen. Meer behoudende eigenaren
zien een ondernemersfonds vooral als kostenpost en zien geen crisis.
Ten derde. Er is een voorkeur voor praktische bestedingen (website, baggeren, vegen, maaien,markten,
folders etc.). Maar er zijn ook ideeën voor meer kostenreducerende en gemeenschappelijke bestedingen
en meer onderlinge solidariteit (aantrekken fondsmanager, gezamenlijk inzetten op duurzaamheid,
afvalverwerking, aankoop energie, glasvezelkabel e.d.). De meer strategische analyses en plannen lijken
vooralsnog bij de gemeente vandaan te moeten komen, in goede samenwerking met de ondernemers.
Het detailhandelsvisie is een goed voorbeeld: de aan te trekken fondsmanager, gefinancierd door
ondernemers, kan zich vervolgens richten op gebiedsontwikkeling ter versterking van de sector. Er is wel
een aantal ondernemers die het regiobelang benadrukt en mogelijkheden ziet om het ondernemersfonds
te benutten voor regiomarketing en –ontwikkeling
Ten vierde. Uit alles - maar zeker ook het coalitieakkoord - blijkt dat de gemeente zichzelf als partner van
de ondernemers ziet. De gemeente ziet de noodzaak en mogelijkheden ter versterking van verschillende
sectoren en verwacht een flinke inzet van de ondernemers in de gemeente. Omgekeerd laten de
resultaten van het onderzoek zien dat ondernemers in zien dat ze – in plaats van te wijzen naar de
overheid – zich beter kunt richten op gedeeld partnerschap met de gemeente, met bijvoorbeeld een
grotere kans op cofinanciering. Ook wordt bijvoorbeeld geroepen om een aparte
bedrijfscontactenfunctionaris aan de kant van de gemeente voor adequate serviceverlening.
Ondernemers kiezen voor maatschappelijke betrokkenheid, zeker nu het voorzieningenniveau door
teruglopende overheidsfinanciën terug dreigt te lopen. Het is zaak om in samenwerking Teylingen in
economisch én sociaal opzicht te versterken.
4.6 Gebiedsindeling
In dit deel presenteren we een gedetailleerd voorstel voor een indeling voor trekkingsrechten. Deze
voorzet is niet bedoeld als definitief voorstel, maar om de discussie op gang te brengen.
Een indeling in gebieden heeft als voordeel dat de afstand tussen de individuele ondernemer en de
financiële posities in het ondernemersfonds zo kort mogelijk zijn. Het ‘eigenaarschap’ van het fonds lijkt
zo het meest gediend. Anderzijds heeft het bestuur van TOV een voorkeur uitgesproken om de regie te
voeren. We denken dat een tussenweg mogelijk is. We denken dat het goed is om het trekkingsrecht niet
centraal te regelen, maar gebieden te definiëren met een eigen trekkingsrecht met daarnaast afspraken
over een percentage voor gemeenschappelijke, ondernemersbrede investeringen.
In de systematiek uit het volgende hoofdstuk wordt uitgegaan van 3 verschillende financiële posities:
1.
2.
3.
3 kernen samen: (detailhandel, horeca, zorg, sport en cultuur)
Buitengebied (agrarisch en recreatie )
Bedrijventerreinen en bedrijven buitengebied
Er zou voor al deze gebieden een nieuwe vereniging of platform opgericht moeten worden of TOV moet
aparte gebiedscommissie willen vormen. In de eerste helft van 2015 moeten de voorkeuren wel echt
duidelijk worden. Het staat de ondernemers vrij om hun eigen samenwerkingsgebieden te kiezen. Een
criterium kan zijn de logische samenhang in een werkgebied. Een criterium kan ook zijn een gezamenlijke
ambitie. Gebieden kunnen na verloop van tijd gaan samenwerken en fuseren, of juist weer uit elkaar
gaan. De gebiedsindeling van een fonds moet de dynamiek van de lokale economie volgen.
Het trekkingsrecht is gebaseerd op 60 euro per ton WOZ-waarde van de categorie niet-woningen in de
gemeente Teylingen. De totaalsom is in deze tabel nog exclusief de bijdrage uit de gemeentepanden, en
komt uit op € 362.500,--, gebaseerd op de belasting database van de gemeente.
Enkele kanttekeningen:

Gaat de gemeente ook participeren, dan komt er een extra bijdrage bij van 39.000 (9,7%). Totaal ruim
400.00 euro. De Gemeente Teylingen heeft twee identiteiten. Aan de ene kant is de gemeente een
publiekrechtelijke partij; in die hoedanigheid hoort er gepaste afstand te zijn tot het fonds: politiekbestuurlijke bemoeienis met het fonds zou schadelijk zijn voor het beginsel ‘voor en door ondernemers’.
Aan de andere kant is de gemeente ook privaatrechtelijke partij en is als vastgoedeigenaar en gebruiker
ook gewoon ‘ondernemer’, met dezelfde belangen als de andere ondernemers. Het fonds kan verder, ook
zonder financiële en praktische participatie van de kant van de gemeente. De stuurgroep wil de gemeente
echter van harte uitnodigen toch deel te nemen aan het fonds. Er is vertrouwen dat een gemeentelijke
positie in het fonds niet vanuit politieke motieven gebruikt zal worden. Tegelijkertijd gaat van
gemeentelijke participatie wel een signaal van solidariteit uit naar de ondernemers. Mocht de gemeente
inderdaad mee gaan doen, dan moeten ook voor de gemeente uiteindelijk rendementen zichtbaar


worden gemaakt.
In deze getallen is nog geen rekening gehouden met de eerder besproken bijdrage aan de operationele
kosten van het fonds van 6%.
Er is ook nog geen rekening gehouden met gemeentebrede bestedingsdoelen. Overwogen zou kunnen
worden om daar van af te zien en eerst maar eens te kijken of de gebiedsgerichte benadering goed van de
grond komt. Maar een andere overweging is dat vroeg of laat de vraag naar gezamenlijke acties toch wel
op komt en dat het handig is daar nu al op vooruit te lopen. Zo zijn er fondsen die vanaf het begin 15%
apart hebben gezet voor gemeentebrede acties en juist met dat bedrag enorm veel dynamiek hebben
kunnen losmaken
Gebieden:
1.
Kernen Voorhout, Sassenheim en Warmond, trekkingsrecht:
a. zorg
(34.000)
b. onderwijs
c. detailhandel/horeca:
41
€ 115.000
Sassenheim:
(50.000)
Voorhout:
(21.000)
Warmond:
(10.000)
d. sport en cultuur
2.
3.
Buitengebied, trekkingsrecht
a. agrarische sector
(29.000)
b. recreatie sector
(13.000)
c. overig
(32.000)
Bedrijventerreinen, trekkingsrecht:
€ 171.500
a. Jagtlust(S)
(47.000)
b. Sassenheim-Zuid (S)
(37.000)
c. AKZO-terrein (s) incl. Teylingereind
(49.000)
d. Industriekade (S)
(4.500)
e. Nijverheidsweg (V)
(8.000)
f. Veerpolder (W)
g. Greenib (W)
4.
€ 74.000
(20.000)
(6.000)
Gemeente, trekkingsrecht:
€ 39.000
Eindtotaal
€ 362.500,-- (excl. gemeente)
€ 400.000,-- (incl. gemeente)
4.7 De praktijk
Hoe gaat het nu in de praktijk lopen? Een voorbeeld:

Een ondernemer neemt in zijn gebiedsvereniging deel aan de discussie over de visie op de
bedrijfsomgeving; daar volgen na verloop van tijd bestedingsvoorstellen uit.

De vereniging krijgt aan het begin van elk kalenderjaar per brief van het bestuur van het
ondernemersfonds te horen hoeveel trekkingsrecht zij heeft op het ondernemersfonds (dat
trekkingsrecht wordt, indien van toepassing, opgeteld bij restanten van vorige jaren).

De vereniging maakt plannen – dat kunnen plannen per activiteit zijn, maar bij voorkeur een jaarplan.

De plannen worden ingediend bij het bestuur van de beheerstichting van het fonds.

Het bestuur van het fonds toetst de aanvraag aan twee criteria: is er voldoende trekkingsrecht en wordt
het voorstel naar behoren gedragen door de leden van de vereniging? Het bestuur kan inhoudelijke
vragen stellen en de vereniging wijzen op omstandigheden zoals dubbelingen met de programma’s van
anderen, maar kan de aanvraag niet op inhoudelijke gronden afwijzen. De meeste aanvragen worden dus
per hamerslag toegekend. Agendering in het fondsbestuur dient niettemin drie doelen: toetsen van de
rechtmatigheid, veilig stellen van de transparantie en verenigingen wijzen op mogelijke samenhang in
activiteiten.

De vereniging krijgt bericht van goedkeuring en kan de activiteit aanbesteden of zelf uitvoeren.

De rekening van de activiteiten wordt door de vereniging naar het fonds geleid. Het fonds betaalt de
rekening en zorgt voor vooraftrek van de btw. Ingeval van een jaarplan (waarbij de btw-aftrek door de
trekkingsgerechtigde kan worden geregeld) kan ook budget worden overgemaakt naar de
trekkingsgerechtigde.
42
In het begin zal er her en der misschien kritisch naar deze werkwijze gekeken worden. Maar de ervaring is
dat deze systematiek binnen een jaar routine is geworden.
Veranderingen in werkgebieden in de loop van de tijd zijn mogelijk: in de loop van de tijd veranderen
problemen en voorkeuren. Er is praktisch wel een beperking aan de veranderbaarheid van de
systematiek: het moet organisatorisch werkbaar blijven. Maar geen enkele grens is heilig: het systeem
moet een goede balans treffen tussen berekenbaarheid en veranderbaarheid, tussen consolidatie en
innovatie.
43
5.
DE ‘GOVERNANCE’ VAN HET FONDS
Dit hoofdstuk verschaft een inrichtingsschets van het ondernemersfonds. Achtereenvolgens:

de governance in grote lijnen

bestuursstructuur

taken en samenstelling bestuur

fondsmanagement

evaluatie van het fonds.
De governance in grote lijnen
Het fonds financiert de omgevingsambities die ondernemers gezamenlijk formuleren. Het verschaft de
ondernemers een financiële positie, maar vult die niet voor hen in. De vlag moet steeds door de
verenigingen geplant worden, niet door het fonds. Bij zo’n rol hoort een bescheiden en servicegerichte
opstelling. Het fonds gaat niet op de stoel van de ondernemers zitten, neemt geen politieke standpunten
in en is terughoudend met het voeren van een eigen communicatiestrategie.
Het bestuur draagt, richting de gemeente, de eindverantwoordelijkheid voor een ordentelijke gang van
zaken. Dat betekent dat het bestuur van het fonds alle bewegingen in het fonds moet kunnen zien en
kunnen beoordelen en ook moet kunnen ingrijpen in geval van dreigende tekorten, verwaarlozing, ‘non
deliveries’, enzovoort. Bovendien is zeker in het begin ook opbouwwerk nodig, de verwachtingen zijn
hooggespannen, de kritische zin van de ondernemers ook. En terecht. Maar bij zoveel verwachtingen
moet het fonds geoutilleerd op pad worden gestuurd. Het fonds heeft een eenvoudige, niet-prominente
maar wel effectieve bestuursstructuur nodig.
Stichting Ondernemersfonds Teylingen
De meest praktische vorm voor het fonds is een centrale stichting. Het wordt statutair een onafhankelijke
stichting, die los staat van de bestaande verenigingen. Deze stichting:

zorgt voor afspraken met de gemeente

beheert trekkingsrechten

neemt geen inhoudelijke beslissingen over bestedingen uit het fonds (daar gaan de trekkingsgerechtigde
verenigingen zelf over)

zorgt voor een jaarrekening, btw-afhandeling, et cetera

neemt daarmee geen plek in onder de bestaande verenigingen als het gaat om belangenbehartiging of
activiteiten, maar is alleen een organisatorisch construct om het zo gemakkelijk mogelijk te maken.
Bestuur Stichting Ondernemersfonds Teylingen
Als het gaat om de samenstelling van het bestuur zijn er twee benaderingen. De ene benadering is die van
een compact bestuur – 3 tot 5 personen – met een onafhankelijke signatuur. Zo’n aanpak leent zich goed
wanneer er nog veel witte vlekken zijn waar goed over moet worden nagedacht en waar creativiteit voor
nodig is. De andere benadering is die waarin vertegenwoordigers van de trekkingsgerechtigde groepen in
het bestuur komen: iemand van de detailhandel, iemand van de not for profit, iemand van de terreinen,
enzovoort. Deze aanpak ligt meer voor de hand in situaties waarin verankering en eigenaarschap vooral
de aandacht behoeven.
44
De keuze is om de oprichtingsfase van het bestuur – de jaren 2015 en 2016 – in te gaan met een bestuur
volgens de eerste benadering: een compact bestuur met nieuwe en onafhankelijke mensen. De
overweging daarbij is dat het fonds een initiatief is van de drie ondernemersverenigingen, maar een
onafhankelijke rol moet gaan spelen, ook ten opzichte van deze verenigingen. Dit rapport opent met de
mededeling dat we iets nieuws gaan beginnen in Teylingen. Die nieuwe start willen we onderstrepen door
ook nieuwe bestuurlijk talent te zoeken voor deze klus. Het spreekt vanzelf dat het moet gaan om mensen
met een groot gevoel voor ondernemerschap, maar die zijn ongetwijfeld te vinden.
In de statuten kan worden vastgelegd dat het bestuur bestaat uit minimaal drie of vijf personen met
wortels in en kennis van ondernemend Teylingen. Statutair zal ook de mogelijkheid bestaan om het
bestuur uit te breiden, ook met niet-stemhebbende adviseurs.
Het bestuur van de Stichting Ondernemersfonds Teylingen fungeert in de regel als beslissingsorgaan en
heeft de volgende taken:

Besluitvorming over alle aanvragen voor het gebruik van een trekkingsrecht. In het overgrote deel van de
gevallen zal die behandeling een routinehandeling zijn. De inhoudelijke afweging hoort immers bij de
verenigingen. Maar de bestuurlijke eindverantwoordelijkheid vergt dat het bestuur alles ziet.

Zorg dragen voor tijdige vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening, verantwoording richting de
gemeente.

Bewaken van de goodwill richting de gemeente en de representatie van het fonds naar derde partijen
(overheid, andere fondsen, andere ondernemersorganisaties).

Zorgen dat ondernemers overal in Teylingen georganiseerd raken, zodat in de hele gemeente
trekkingsrecht kan worden uitgeoefend.

Zorg dragen voor transparantie in het hele netwerk: beschikbaar stellen van informatie over bestedingen,
bevorderen van samenwerking tussen ondernemersorganisaties.

Signaleren van behoeftes en problemen, indien nodig beleid ontwikkelen.

Leveren van praktische hulp bij conflicten en problemen, ingrijpen bij ontsporingen.

Het in gang zetten van periodieke evaluaties van het fonds.
Punt van overweging is nog om, naast het bestuur, een adviesraad in te stellen. Een adviesraad zou
kunnen bestaan uit de besturen van alle verengingen die gebruik maken van de financiële posities van het
fonds. De functie van de adviesraad is tweeledig: gesprekspartner voor het bestuur, met name bij de
bespreking van de jaarstukken; en platform voor uitwisseling van ideeën en voorstellen tussen alle
partijen. Er zal later een keuze gemaakt worden in deze kwestie.
45
Fondsmanagement
De ervaring van elders wijst uit dat fondsen groter dan ongeveer 250.000 euro niet meer met alleen
vrijwilligerswerk te runnen zijn. Het aantal verrekeningen is zo groot, dat een deugdelijke administratie
nodig is. In de praktijk verbinden de meeste fondsen daar een soort ‘opbouwcapaciteit’ aan, die de
verenigingen ondersteunt in hun activiteiten. Dat wordt een secretariaat of management van een fonds,
in Teylingen kan gedacht worden aan de ordegrootte van 15 tot 20 uur in de week.
Het gaat om de volgende taken:

Het soepel laten verlopen van het administratief proces: samen met de gemeente de hoogte van het
trekkingsrecht per deelgebied vast stellen, de verenigingen daarover berichten, financieringsaanvragen
begeleiden, facturen voldoen, administreren, zorgen voor een begroting en een jaarrekening.

Het ‘opbouwwerk’: het ondersteunen van het tot stand komen van verenigingen en allianties in gebieden
in de gemeente die nu nog een witte vlek zijn.

Zorgen voor ‘zuurstof’ in het netwerk van verenigingen, informatie verspreiden, goede
praktijkvoorbeelden laten zien, mensen op ideeën brengen, ondernemers waar nodig helpen bij het
formuleren van een project, contacten leggen, praktische problemen oplossen.

Het ondersteunen van het bestuur van het fonds.
De vraag naar capaciteit is in ondernemerskringen vaak lastig. Aan de een kant riekt het scheppen van een
formatieve capaciteit naar ‘overhead’. Aan de andere kant is er ook gewoon vraag naar een slimme man
of vrouw die de besturen van de verenigingen werk uit handen neemt.
Evaluatie van het fonds
De afspraak is dat het fonds een pilotperiode van drie jaar meemaakt. Tegen het einde van die periode –
eind-2017 – volgt een evaluatie. Die evaluatie kan eventueel leiden tot het verdwijnen van het fonds, of
tot voortzetting, indien nodig in bijgestelde vorm of met een bijgestelde agenda. De evaluatie bestaat uit
het voorleggen van een kwalitatieve vraagstelling aan de ‘stakeholders’ van het fonds. Dat zijn in beginsel
de besturen van de verenigingen die gebruik maken van het fonds, aangevuld met de gemeente
Teylingen, grotere individuele bedrijven en derden, waaronder eventueel deskundigen ‘van buiten’.
46
Bijlage:1 respondenten
Lijst van geraadpleegde bedrijven en instellingen (s.v.z. medio augustus 2014):
Teylingereind
GGZ-Rivierduinen
Marente
Activite
Raamwerk
Teylingen college KTS Voorhout
Rijnlands Lyceum Sassenheim
Van der Schoot – export. bollen
Theo de Boer BV
LTO-Noord,
Duin-& Bollenstreek
agrarische commissie
bloembollenhandel
Anthos
Akzo-Nobel
MCS
Agriraad
Heemskerk Development
AbvaKabo
Van Velzen van de Water
Greenib Onroerend Goed BV
Wesseling Transport
Bakkerij Ammerlaan
D-winkels - vastgoed
Camping Rianto
Detailhandel-commissie
Jachthaven Zwanengat
Olympia Charters
Van der Valk Hotel Sassenheim
Jong TOV:
Oranjestate Vastgoed
BK-office.nl
Into-business
Engineringsbedrijf
Bakkerij Ammerlaan
WIJMKB
Spoelbedrijf Helmus
Steenbergen Advocaten
Suzikidealer + vakgarage
Van Velzen van de Water
Rozenkwekerij
ABN-AMRO
Mw. Esther Onderweter, voorzitter bestuur
Mw. Derkje Schinkelshoek, directeur algemene Zaken
Mw. Yvonette den Boer, directeur Wonen met Zorg
Mw. Lita Berkhout, voorzitter bestuur
Mw. Mr. A.S.V. de van der Schueren- van Hemel, bestuurssecretaris
Dhr. Ton de Groot, directeur
Mw. A. Verkade, directeur.
Dhr. Fred Molenaar, directeur
Dhr. Nanne Batenburg, financieel directeur
Dhr. Theo de Boer
Dhr. Mart Duineveld (voorzitter)
Dhr. Fer Vergeer
Dhr. Daan Janze
Dhr. Hedwig Damen
Dhr. Ron Mulder
Dhr. Mr. Henk Westerhof, voorzitter
Dhr. Peter van der Knaap
Dhr. Luc Schouten
Dhr. Sjaak Langeslag
Dhr. Frans Heemskerk
Dhr. Andre Vink
Dhr. Rob J. Batenburg
Dhr. Jack Renes, managing director
Dhr. Marcel Wesseling
Dhr. Charles Ammerlaan
Dhr. B.J. Faber, manager Vastgoed Beheer
Mw. Lidia van Kempen
Dhr. Jules de Vries (voorzitter)
Dhr. Wim Ouwehand
Mw. Ria Luiten
Dhr. Patrick Kerkvliet
Dhr. Ab de Bruin
Dhr. Sven Bakker, directeur
Dhr. Bart Keultjes
Dhr. John van der Tol, uitgever
Dhr. Anco Doeswijk
Dhr. Wesly Ammerlaan
Dhr. Roy van der Vlugt en Dhr. Paul v.d. Nagel
Dhr. Marcel Helmus en Dhr. Epco Schippers
Mw. Sanne van der Meer, advocaat
Dhr. Laurens Bakker, accountant
Dhr. Ron van der Hulst, accountant
Dhr. Frank van der Valk
Dhr. Geert Jan van Leeuwen, senior relatiemanager overheid en onderwijs
47
Bijlage 2 - Flyer onderzoek OF Teylingen, verspreid via TOV-site en lokale media (naast een uitgebreide ’handreiking’)
49
50
Bijlage 3 - Bedrijfseconomische kerngegevens gemeente Teylingen
Fusiegemeente sinds
Aantal inwoners
Aantal bedrijven
Warmond
2006
35.800
1.556 (cijfers KvK 2011)
296 bedrijven
Voorhout
590 bedrijven
Sassenheim
679 bedrijven
veel kleine bedrijven met 1-3 mws.
kern voor toerisme en recreatie, goede
positie in zorg
kern voor woningproductie, grenst aan het
bollengebied
centrumfunctie voor detailhandel en
bedrijvigheid
Aantal vestigingen per
sector/branche (cijfers
CBS, 2014)
Arbeidsplaatsen
Werkeloosheid
WOZ-waarde nietwoningen
Fondsgrootte bij OZBverhoging 60 euro / ton
13.000 (cijfers 2012 CBS)
3% (cijfers 2012)
771 miljoen (cijfers CBS 2012)
Detailhandel
nieuwe visie dec. 2013
3 winkelkernen
>400.000 euro (bij 100% participatie)
Warmond
dagelijks aanbod en toerisme
Voorhout
dagelijkse en basis niet-dagelijksaanbod
compleet winkelaanbod
47.000m2
Sassenheim
winkelvloeropp.
detailhandelsvisie
Bedrijventerreinen
oppervlakte totaal
8 bedrijventerreinen
relatief beperkt aanbod – weglek naar grote
buurgemeenten
45.666 (is gemiddelde van
referentiegemeenten 20.000 <> 50.000
inwoners.
-Inzet op concentratie en clustering en onderscheidend vermogen
-brancheprofielen
-aanstelling centrummanager met gebiedsvisie
- samenhang detailhandel met horeca versterken
-opkopen oude panden met vastgoedfonds
(8 nieuwe bestemmingplannen 2012)
13,3 ha.
Gemengde bedrijventerreinen m.u.v. AKZO
- Veerpolder (Warmond)
meer wellness en leisure
-
Nijverheidsweg (Voorhout)
AKZO (Sassenheim)
Sassenheim-Zuid (Sassenheim)
Rijksstraatweg (SassenheimZuid)
- Jagtlust (Sassenheim)
duurzaamheidspilot en regionaal pilotproject
(ontsluiting fiets/bus)
- Industriekade (Sassenheim)
- Dinsdagse Wetering (Greenibterrein) (Sassenheim)
Kantorenlocaties
leegstand
nieuwbouwbehoefte tot
2020
trends
6 lokaties
(onderzoek 2011)
10% leegstand
5.000 m2
minder m2 per werknemers (ong.
25 m2) en kleine gebouwen
multifunctioneel en mix
goed bereikbaar (auto, fiets,
spoor, lopen)
- Warmonderstraat
- StationsSassenheim-Zuid
- Greenibterrein
- Jagtlust (Probin van Dijk)
- Parklaan
- Station Voorhout
onder landelijk gemiddelde van 14%
vooral voor lokale bedrijvigheid
concentratielocatie
concentratielocatie
concentratielocatie
Buitengebied
concentratiegebieden en beperking bouwmogelijkheden/verplaatsing bedrijven
(ruimte-voor-ruimte regeling GOM)
opengebied-beleid/tegengaan verrommeling o.a. voor toerisme bollengebied
Toerisme/recreatie
Eiland Koudenhoorn (passantenplaatsen)
Boterhuispolder
Kagerplassen ( uitkijkpunt)
Zelfst. jachthavens
Agrarisch toerisme
52