OER Bachelor RGL 2014-2015

Onderwijs- en examenregeling (OER)
bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid
2014/2015
Departement Rechtsgeleerdheid
Universiteit Utrecht
In de Onderwijs- en examenregeling zijn de opleidingsspecifieke rechten en plichten
opgenomen van studenten enerzijds en de Universiteit Utrecht anderzijds.
In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor
alle studenten gelden.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
INHOUD
1.
Algemene bepalingen
1.1
toepasselijkheid van de regeling
1.2
begripsbepalingen
1.3
internet en e-mail
2.
Vooropleiding
2.1
toelating
2.2
taaleis bij buitenlands diploma
2.3
colloquium doctum
3.
Inhoud en inrichting van de opleiding
3.1
doel van de opleiding
3.2
vorm van de opleiding
3.3
taal waarin de opleiding wordt verzorgd
3.4
studielast
3.5
major
3.6
profileringsruimte
3.7
trajecten binnen de opleiding
3.8
afstudeerwerk bachelor
3.9
onderdelen elders
3.10 honoursprogramma
4.
Onderwijs
4.1
cursus
4.2
ingangseisen cursussen; voorkennis
4.3
inschrijven voor cursussen
4.4
aanwezigheids- en inspanningsverplichting
4.5
deelname aan cursussen; voorrangsregels
4.6
afsluiten cursussen internationale studenten vóór onderwijsvrije periode
Kerst
5.
Toetsing
5.1
algemeen
5.2
examencommissie
5.3
cijfers
5.4
overmachtsituatie; inhaaltoets
5.5
reparatietoets
5.6
toetsvorm
5.7
mondelinge toetsen
5.8.
individuele toetsvoorziening voor afronding van de opleiding
5.9
termijn beoordeling
5.10 geldigheidsduur
5.11 inzagerecht
5.12 bewaartermijn toetsen
5.13 vrijstelling
5.14 fraude en plagiaat
6.
Examen
6.1
examen
6.2
judicium
6.3
graad
6.4
honours
6.5
getuigschrift
6.6
final Grade Point Average (GPA)
6.7
beroepsvereisten
7.
Studiebegeleiding
7.1
studievoortgangsadministratie
7.2
studiebegeleiding
7.3
handicap
7.4
(bindend) studieadvies
7.5
portfolio
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
8.
Overgangs- en slotbepalingen
8.1
overstap 'oude stijl' > 'nieuwe stijl'
8.1a overgangsbepaling Engelstalige cursus
8.2
cum laude voor studenten die voor 1 september 2011 zijn gestart
8.3
bachelor-adviesteam (BAT)
8.4
besturen Utrecht Law College (ULC)
8.5
vangnetregeling
8.6
wijziging
8.7
bekendmaking
8.8
inwerkingtreding
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
BIJLAGEN
1.
Major en profileringsruimte
1.1
Verplichte onderdelen Major Rechtsgeleerdheid
1.2
Keuzeonderdelen Major Rechtsgeleerdheid
1.3
Onderdelen Multidisciplinair traject
1.4
Onderdelen Toga traject
1.5
Onderdelen Notarieel traject
2.
Regeling Afstudeerwerk bachelor
3.
Inhoud honoursprogramma
4.
Uitvoeringsregeling internationalisering
5.
HBO-minoren
6.
Overzicht relatie eindkwalificaties en Dublin-descriptoren
7.
Overgangsregeling herziening bachelor 2008/2009
8.
Compensatieregeling Kernvakken voor doctoraalstudenten
9.
Gelijkwaardige vooropleidingen
10
Standaardvrijstellingen voor UCU- en UCR-studenten
11.
Final GPA
12.
Inbrengtabel: In geval van overstappen naar de bachelor en/of master met
behaalde doctoraalvakken.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Paragraaf 1 – Algemene bepalingen
art. 1.1 – toepasselijkheid van de regeling
Deze regeling geldt voor het studiejaar 2014/2015 en is van toepassing op het onderwijs, de
toetsen en het examen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (hierna te noemen: de
opleiding) en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven. De opleiding wordt
verzorgd door het departement Rechtsgeleerdheid binnen de faculteit Recht, Economie, Bestuur en
Organisatie, hierna te noemen: het departement.
art. 1.2 – begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs
en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding;
c. studiepunt: eenheid uitgedrukt in ECTS, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 uur
studeren;
d. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in art. 1.1 van deze regeling, bestaande uit een
samenhangend geheel van onderwijseenheden;
e. onderdeel: een onderwijseenheid (cursus) van de opleiding, opgenomen in de Universitaire
Onderwijscatalogus;
f. cursus: het geheel van onderwijs en toetsing van een onderdeel;
g. niet-juridische cursus: een cursus, aangeboden door het departement, die (in de studiegids)
niet als juridisch is gekenmerkt. Voor cursussen van buiten het departement bepaalt de
examencommissie of deze juridisch of niet-juridisch is.
h. toets: tentamen als bedoeld in art. 7.10 van de wet;
i. examen: het afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd als
aan alle verplichtingen van de gehele bacheloropleiding is voldaan;
j. Universitaire Onderwijscatalogus: het onder verantwoordelijkheid van het college van bestuur
gehouden register van de binnen de universiteit verzorgde cursussen;
k. portfolio: het reflectiewerkstuk en de map met documenten waarnaar in het reflectiewerkstuk
verwezen wordt;
l. contract onderwijsvoorzieningen: het door (of namens) de onderwijsdirecteur en de student
met een functiestoornis afgesloten contract waarin is vastgelegd op welke noodzakelijke en
redelijke voorzieningen de student recht heeft;
m. Internationaal Diploma Supplement: de bijlage bij het bachelorgetuigschrift waarin een
toelichting is opgenomen m.b.t. de aard en de inhoud van de opleiding (mede in internationale
context);
n. praktische oefening:
1. het deelnemen aan een onderwijsleeractiviteit die gericht is op het verwerven van bepaalde
vaardigheden zoals:
het schrijven van een scriptie c.q. afstudeerwerk
het maken van een werkstuk
het houden van een mondelinge presentatie of
het uitvoeren van een onderzoekopdracht
2. het deelnemen aan een onderwijsactiviteit die gericht is op kennismaking met de
beroepspraktijk zoals:
het deelnemen aan een excursie of
het doorlopen van een stage;
o. cursuscoördinator: de examinator die in de onderwijscatalogus als cursuscoördinator is
aangewezen of diens vervanger, en die eindverantwoordelijk is voor de desbetreffende cursus;
p. universitaire jaarkalender: de periodiek door het College van Bestuur vastgestelde indeling van
het academisch jaar;
q. semester: gedeelte van het academisch jaar waarvan de begin- en einddatum zijn bepaald in
de universitaire jaarkalender;
r. cursusperiode: gedeelte van het academisch jaar, hetzij een semester, hetzij een deel van een
semester waarvan de begin- en einddatum zijn bepaald in de universitaire jaarkalender;
s. onderwijsdirecteur: het door de decaan aangewezen lid van het bestuur van het departement
Rechtsgeleerdheid belast met de leiding van de afdeling van het onderwijsinstituut waaronder
de opleiding ressorteert;
t. examencommissie: de examencommissie van het departement voor de bacheloropleiding
Rechtsgeleerdheid.
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
art. 1.3 – internet en e-mail
1. Bij de student wordt PC-basisvaardigheid, waaronder kunnen werken met internet en e-mail,
verondersteld.
2. Computer- en internetgebruik is noodzakelijk voor het volgen van de opleiding.
3. Materiaal dat bij een cursus digitaal wordt aangeboden kan onderdeel uitmaken van de te
toetsen stof.
4. De student dient geregeld zijn universitaire e-mailadres, de website van het departement en de
digitale leeromgeving te raadplegen. Informatie die via e-mail, de digitale leeromgeving of de
website wordt verspreid, wordt als bekend verondersteld.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Paragraaf 2 – Vooropleiding
art. 2.1 – toelating
Naast de in de wet genoemde diploma’s die toegang geven tot de opleiding, heeft de bezitter van
het diploma van een in bijlage 9 vermelde gelijkwaardige vooropleiding toegang tot de opleiding.
art. 2.2 – taaleis bij buitenlands diploma
De bezitter van een buitenlands diploma kan pas inschrijven:
a. nadat voldaan is aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal door:
1.
het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal,
programma 2 dan wel het certificaat Nederlands als Vreemde Taal, ‘Profiel Academische
Taalvaardigheid’ (PAT) of "Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs" (PTHO), en
2.
het met goed gevolg afleggen van het taalexamen Nederlands voor Rechten, afgenomen
door BABEL Talen te Utrecht, en
b. nadat is aangetoond dat voldaan is aan de eis van voldoende beheersing van de Engelse taal
op het niveau van het Nederlandse vwo-examen.
Deficiënties in de vooropleiding in Engels worden voor aanvang van de opleiding vervuld door
het afleggen van één de volgende toetsen:

IELTS (International English Language Testing System), academic module. De minimum
vereiste IELTS score (overall band) moet zijn: 6.0 met tenminste 5.5 voor het onderdeel
‘writing’.

TOEFL (Test Of English as a Foreign Language). De minimum vereiste TOEFL score is:83
(internet-based test).

Cambridge EFL (English as a Foreign Language) Examinations, met een van de volgende
certificaten:
- Cambridge Certificate in Advanced English; minimum score: C;
- Cambridge Certificate of Proficiency in English; minimum score: C.
art. 2.3 – colloquium doctum
Het toelatingsonderzoek, als bedoeld in artikel 7.29 van de wet, bestaat uit de onderdelen
Nederlands, Geschiedenis, Engelse taal en naar keuze één van de onderdelen Duitse taal, Franse
taal, Spaanse taal, Wiskunde A en Economie.
Nadere regels omtrent de procedure kunnen worden vastgelegd in het Colloquium doctumreglement.
De Examencommissie bachelor is belast met de uitvoering van dit onderzoek.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Paragraaf 3 – Inhoud en inrichting van de opleiding
art. 3.1 – doel van de opleiding
1. Met de opleiding wordt beoogd:

kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van het recht te verwerven, en het bereiken
van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid.

academische vorming. Hieronder wordt verstaan het ontwikkelen van competenties
(kennis, vaardigheden en attitudes) ten aanzien van:
- academisch denken, handelen en communiceren;
- hanteren van relevant wetenschappelijk instrumentarium;
- (wetenschappelijk) communiceren in de eigen taal;
- hanteren van specifieke kennis op het gebied van het recht in een bredere
wetenschappelijke, wetenschapsfilosofische en maatschappelijk/culturele context;
- gedragsnormen die gelden tijdens de studie en binnen de wetenschap.

voorbereiding op een verdere studieloopbaan.
Studenten worden vanaf het eerste bachelorjaar vertrouwd gemaakt met theorie en praktijk
van wetenschappelijk onderzoek.
2. De afgestudeerde:

heeft kennis van en inzicht in de grondslagen, de beginselen, het systeem, de
samenhang, en de ontwikkeling van het recht, alsmede de rechtswetenschappelijke
methoden;

heeft kennis van en inzicht in de kerngebieden van het recht, te weten: privaatrecht,
strafrecht, staats- en bestuursrecht, en internationaal en Europees recht;

heeft kennis van en inzicht in de internationale en nationale maatschappelijke context
waarin het recht functioneert;

is in staat bestaande wetenschappelijke kennis te vergaren, deze op waarde te schatten
en zich deze eigen te maken, ongeacht of de bronnen van deze kennis in het Nederlands
of in het Engels zijn gesteld;

kan regelgeving analyseren en toepassen in concrete gevallen, juridische casus oplossen
en rechtspraak analyseren en toepassen;

kan een juridische argumentatie opbouwen en een juridisch oordeel vormen;

kan een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en kan daartoe een probleemstelling
formuleren en een onderzoek voorbereiden;

kan zowel schriftelijk als mondeling voldoende helder presenteren en kan in het Engels
over zijn vakgebied communiceren;

kan een schriftelijk of mondeling betoog van een ander kritisch analyseren en
waarderen;

kan op kritische wijze reflecteren op eigen handelen;

is in staat om kennis, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande
uit specialisten en niet-specialisten;

heeft een attitude gericht op de wetenschappelijke beroepsuitoefening en gericht op
levenslang leren.
In bijlage 6 is een tabel opgenomen waarin de relatie tussen de eindkwalificaties van de
opleiding en de zgn. Dublin-descriptoren is beschreven.
3. Het departement bevordert de internationale uitwisseling van studenten.
art. 3.2 – vorm van de opleiding
1. De opleiding wordt uitsluitend voltijds verzorgd.
2. De opleiding start eenmaal per jaar in september.
art. 3.3 – taal waarin de opleiding wordt verzorgd
1. De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen een of meer onderdelen van de opleiding in het Engels
worden verzorgd.
3. Van de opleiding maakt deel uit minimaal één juridische cursus waarvan de voertaal tijdens de
onderwijscontacturen Engels is.1 Deze eis geldt niet voor studenten die uitsluitend in het
notariële traject afstuderen.
1
Zie ook de Overgangsbepaling Engelstalige cursus in art 8.1a.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
art. 3.4 – studielast
1. De opleiding heeft een studielast van 180 studiepunten en een opleidingsduur van 3 jaar. Een
studiepunt wordt genormeerd op 28 studielasturen.
2. De opleiding omvat onderdelen op gevorderd niveau (3) met een studielast van tenminste 45
studiepunten (in major en profileringsruimte samen).
art. 3.5 – major
1. De opleiding omvat de major Rechtsgeleerdheid en de profileringsruimte.
2. De major Rechtsgeleerdheid omvat een studielast van 105 studiepunten. Daarvan zijn de in
bijlage 1 onder 1.1 aangewezen onderdelen met een totale studielast van 90 studiepunten
verplicht.
3. De overige onderdelen van de major met een studielast van 15 studiepunten worden door de
student gekozen uit de in bijlage 1 onder 1.2 aangewezen onderdelen.
4. Tenminste 22,5 studiepunten aan onderdelen van de major hebben mede betrekking op de
wetenschappelijke en maatschappelijke context van het gekozen studietraject.
5. De onderdelen van de major zijn voor tenminste 60 studiepunten op verdiepend niveau (2) en
voor tenminste 7,5 studiepunten op gevorderd niveau (3).
6. Onderdeel van de major is een Afstudeerwerk met een studielast van 7,5 studiepunten,
waarbij de student de mogelijkheid heeft een afrondend werkstuk te maken als proeve van
bekwaamheid waarin vereiste kennis, vaardigheden en attitudes samenkomen.
art. 3.6 – profileringsruimte
1. De opleiding omvat een profileringsruimte van 75 studiepunten. Afhankelijk van het gekozen
traject wordt de profileringsruimte deels ingevuld met verplichte cursussen en gebonden
keuzecursussen.
2. De onderdelen van de profileringsruimte dienen voor tenminste 22,5 studiepunten2 op
verdiepend niveau (2) te liggen.3
3. Voor keuze komen in aanmerking bacheloronderdelen opgenomen in de Universitaire
Onderwijscatalogus, tenzij er naar het oordeel van de examencommissie sprake is van
inhoudelijke dubbeling met betrekking tot eerder door de student afgelegde onderdelen.
Voorts komen voor keuze in aanmerking - onder goedkeuring van de examencommissie onderdelen verzorgd door een andere Nederlandse of een buitenlandse universiteit dan wel van
een bekostigde of aangewezen Nederlandse instelling voor hoger beroepsonderwijs. De
examencommissie bepaalt daarbij welk niveau deze onderdelen hebben.
De examencommissie onthoudt goedkeuring als er naar haar oordeel sprake is van inhoudelijke
dubbeling met betrekking tot eerder door de student afgelegde onderdelen.
Indien onderdelen inhoudelijk geheel of gedeeltelijk overlappen kan de examencommissie de
inbreng van deze onderdelen voor het examen beperken door aftrek van studiepunten naar
rato van de overlap.
4. Indien de student een samenhangend geheel van onderdelen kiest, dat door een
onderwijsinstituut wordt verzorgd onder de aanduiding ”minor”, wordt deze aanduiding op het
getuigschrift van zijn examen vermeld. Indien een minor aan een andere instelling voor Hoger
Onderwijs gekozen wordt, dient toestemming verleend te worden door de examencommissie.
Voorwaarde voor toestemming voor een HBO-minor is voorts dat de minor is goedgekeurd door
de Onderwijsdirecteur. (zie bijlage 5)
art. 3.7 – trajecten binnen de opleiding
1. Binnen de profileringsruimte kan gekozen worden voor het Multidisciplinair traject, het Toga
traject en het Notarieel traject.
2. Onverminderd de vereisten in deze paragraaf is in bijlage 1 onder 1.3 tot en met 1.5
opgenomen voor welke onderdelen binnen de profileringsruimte gekozen moet worden om aan
eisen van het desbetreffende traject te kunnen voldoen
art. 3.8 – afstudeerwerk bachelor
1. De student kan niet eerder aan het Afstudeerwerk beginnen dan nadat hij minimaal 120
studiepunten heeft behaald, waaronder in ieder geval de cursussen opgenomen in bijlage 1
onder 1.1
2. Het eindcijfer van het Afstudeerwerk wordt niet eerder door de begeleidende docent definitief
bepaald dan nadat hij heeft vastgesteld dat de student aan zijn portfolioverplichting (zie art.
7.5) heeft voldaan.
2
Voor studenten die het contextvak hebben behaald op verdiepend niveau (2) geldt een minimum van 15
studiepunten. Zie ook bijlage 1.
3
Dit vereiste geldt naast de eis van 45 studiepunten op niveau 3, genoemd in art.3.4 lid 2.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
3. Nadere en afwijkende regels zijn gesteld in bijlage 2.
art. 3.9 – onderdelen elders
1. Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het bachelorexamen van de opleiding is
dat tenminste 90 van de 180 studiepunten zijn behaald via onderdelen, waarvoor het onderwijs
en de toetsing is verzorgd door de Universiteit Utrecht.
2. Onderdelen die tijdens de opleiding buiten de Universiteit Utrecht behaald worden, kunnen
uitsluitend met voorafgaande toestemming van de examencommissie worden ingebracht in het
examenprogramma van de student. (zie art.3.6)
3. In het Reglement examencommissie en de uitvoeringsregeling internationalisering (bijlage 4)
zijn regels en procedures opgenomen m.b.t. het inbrengen van onderdelen behaald in het
buitenland.
4. Inbrengen van onderdelen op HBO-niveau is mogelijk tot maximaal 15 studiepunten, mits de
onderdelen geen propedeuseonderdelen zijn. Van deze restrictie kan worden afgeweken indien
gekozen wordt voor een door de Onderwijsdirecteur goedgekeurde HBO-minor.
5. Voor onderdelen die voorafgaand aan de start van de bacheloropleiding zijn behaald aan een
instelling voor hoger onderwijs, kan slechts op grond van art. 5.13 vrijstelling worden verleend.
art. 3.10 – honoursprogramma
1. De opleiding biedt een honoursprogramma aan onder de naam Utrecht Law College (ULC) van
180 studiepunten. Onderdeel van het honoursprogramma is een honours-afstudeerwerk met
een studielast van 7,5 studiepunten4. De inhoud van het programma wordt beschreven in
bijlage 3. Van elke honoursstudent wordt actieve deelname verwacht aan extracurriculaire
activiteiten binnen het college. Studenten doen internationale ervaring op in het
honoursprogramma, in ieder geval in de vorm van een studiereis.
2. Alle aankomende studenten die toegelaten kunnen worden tot de opleiding Rechtsgeleerdheid
kunnen zich, voor aanvang van de opleiding, aanmelden voor het ULC.
De selectiecommissie van het ULC selecteert jaarlijks uit de aanmeldingen de studenten die
toegelaten worden tot het honoursprogramma. Gegadigden kunnen binnen zes weken na
dagtekening van de beslissing van de selectiecommissie bezwaar indienen bij de
Geschillenadviescommissie via het Klachtenloket voor studenten.
3. Studenten kunnen vanuit de reguliere opleiding instromen in het ULC tot aanvang van het
tweede semester van de opleiding. Het ULC draagt zorg voor de bekendmaking van deze
mogelijkheid en de selectie van studenten die zich aanmelden.
4. Bij de selectie voor deelname aan het honoursprogramma gelden, naast de
standaardvoorwaarden die ook gelden voor toelating tot de bacheloropleiding
Rechtsgeleerdheid in Utrecht, de volgende criteria:
- aantoonbaar bewuste keuze voor de rechtenstudie en het ULC;
- ambitie en in staat om goede studieresultaten te behalen;
- gemotiveerd en in staat om binnen dit honoursprogramma te studeren;
- academische nieuwsgierigheid, zoals op zoek gaan naar achtergronden, brede verbanden
zien en creatieve oplossingen aandragen;
- verantwoordelijkheid willen dragen voor de eigen opleiding en bereidheid om een bijdrage te
leveren aan het college;
- aantoonbare interesse in het organiseren en bijwonen van extra (studie)activiteiten.
Niet elke ULC'er hoeft in dezelfde mate aan de criteria te voldoen; de criteria worden in
onderlinge samenhang beoordeeld.
5. De kandidaat die vanuit de reguliere opleiding instroomt in het ULC ontvangt van de
selectiecommissie een toelatings- c.q. afwijzingsbeslissing tot het honoursprogramma. Hierin
wordt gewezen op de bezwaarmogelijkheid om binnen zes weken na dagtekening van de
beslissing bezwaar in te dienen bij de Geschillenadviescommissie via het Klachtenloket voor
studenten.
6. Het bestuur van het betreffende ULC–college kan de student, die toegelaten is tot het
honoursprogramma, uitsluiten van verdere deelname daaraan en verwijzen naar het reguliere
onderwijs:
bij onvoldoende kwantitatieve en/of kwalitatieve bijdrage;
bij het behalen van een onvoldoende eindresultaat voor meer dan één verplichte cursus
en/of gebonden keuzecursus in hetzelfde studiejaar;
bij het voor de tweede maal behalen van een onvoldoende eindresultaat voor dezelfde
verplichte cursus of gebonden keuzecursus.
4
Het honours-afstudeerwerk is niet verplicht voor studenten die reeds vóór 2014/2015 waren ingeschreven
voor het honoursprogramma.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Studenten die van verdere deelname worden uitgesloten kunnen binnen zes weken na
dagtekening van de beslissing van het bestuur bezwaar indienen bij de
Geschillenadviescommissie via het Klachtenloket voor studenten.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Paragraaf 4 – Onderwijs
art. 4.1 – cursus
1. Voor de onderdelen van de opleiding worden cursussen verzorgd met een studielast van zeven
en een halve studiepunt of een veelvoud daarvan. In afwijking hiervan hebben de volgende
cursussen een studielast van 5 studiepunten:
Inleiding privaatrecht;
Inleiding staats- en bestuursrecht;
Inleiding strafrecht;
Bestuursprocesrecht;
Burgerlijk procesrecht;
Strafprocesrecht.
2. Alle cursussen die deel uit kunnen maken van de opleiding zijn opgenomen in de Universitaire
Onderwijscatalogus.
3. Een cursus wordt verzorgd op een van de volgende niveaus:
inleidend:
1;
verdiepend:
2;
gevorderd:
3.
art. 4.2 – ingangseisen cursussen; voorkennis
1. Aan het Afstudeerwerk kan eerst worden deelgenomen nadat minimaal 120 studiepunten van
de opleiding zijn behaald, waaronder de cursussen genoemd in bijlage 1 onder 1.1.
2. Aan de cursussen Bestuursprocesrecht, Burgerlijk procesrecht, European Law, Handels- en
rechtspersonenrecht en Strafprocesrecht kan eerst worden deelgenomen nadat alle cursussen
van het eerste jaar van de opleiding zijn behaald.5
3. Bij deelname aan de kernvakken wordt ervan uitgegaan dat de cursussen Grondslagen van het
recht, Inleiding privaatrecht, Inleiding staats- en bestuursrecht en Inleiding strafrecht zijn
behaald of dat er voldoende voorkennis aanwezig is op het niveau van deze cursussen.
4. Voor deelname aan cursussen op gevorderd niveau (3) is vereist dat de cursussen Grondslagen
van het recht, Inleiding privaatrecht, Inleiding staats- en bestuursrecht en Inleiding strafrecht
zijn behaald.
5. Bij deelname aan cursussen op gevorderd niveau (3) wordt voorkennis verondersteld op het
niveau van twee of meer kernvakken.
6. Bij deelname aan cursussen op verdiepend niveau (2) wordt voorkennis verondersteld op het
niveau van de cursussen Grondslagen van het recht, Inleiding privaatrecht, Inleiding staats- en
bestuursrecht, Inleiding strafrecht en een of meer kernvakken.
7. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden wordt in de Universitaire
Onderwijscatalogus bij elke cursus aangegeven welke voorkennis gewenst is om daaraan met
goed gevolg te kunnen deelnemen. Per cursus kunnen ook specifieke ingangs- en
voorkennisvereisten gesteld worden.
art. 4.3 – inschrijven voor cursussen
1. Aan een cursus kan pas worden deelgenomen nadat de student zich tijdig daarvoor via OSIRISstudent heeft ingeschreven. Zie: www.uu.nl/inschrijfperiodes.
art. 4.4 – aanwezigheids- en inspanningsverplichting
1. Van elke student wordt actieve deelname verwacht aan de cursus waarvoor hij staat
ingeschreven.
2. Naast de algemene eis dat de student actief participeert in het onderwijs, worden de
aanvullende eisen per onderdeel in de Universitaire Onderwijscatalogus omschreven.
3. Bij een kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname kan de cursuscoördinator de student
uitsluiten van verdere deelname aan de cursus of een gedeelte daarvan.
4. Studenten die niet voldoen aan de vereisten die in de cursusbeschrijving staan beschreven
kunnen door de cursuscoördinator worden uitgesloten van deelname aan de
reparatiemogelijkheid.
5
Dit zijn de volgende cursussen : Grondslagen van het recht, Inleiding privaatrecht, Inleiding staats- en
bestuursrecht, Inleiding strafrecht, Kernvak internationaal en Europees recht I, Kernvak privaatrecht I, Kernvak
staats- en bestuursrecht I en Kernvak strafrecht I.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
art. 4.5 – deelname aan cursussen; voorrangregels
1. Met uitzondering van de verplichte cursussen van de major, kan door de Onderwijsdirecteur
voor een cursus een maximum aantal deelnemers worden vastgesteld.
2. Toelating voor de cursussen met een maximum aantal deelnemers vindt plaats op basis van
specifieke voorrangsregels:
Voor cursussen die verplicht zijn voor een bepaald traject geldt dat studenten die in
OSIRIS op dat traject geregistreerd staan voorrang hebben op studenten die niet op dat
traject geregistreerd staan;
studenten die een cursus herhalen omdat zij deze cursus niet met goed gevolg hebben
afgerond ten gevolge van een overmachtsituatie hebben voorrang bij de desbetreffende
cursus.
Daarnaast kunnen voor toelating tot de cursussen zonder maximum aantal deelnemers vooraf
vastgestelde en gepubliceerde toelatingscriteria en voorrangsregels gelden.
3. Per cursus kunnen naast de in lid 2 beschreven regels nog aanvullende voorrangsregels
vastgesteld worden door de Onderwijsdirecteur.
art. 4.6 – afsluiten cursussen internationale studenten vóór onderwijsvrije periode Kerst
In dit artikel zijn de cursussen opgenomen die internationale studenten in periode 2 voor de
onderwijsvrije periode rond Kerst kunnen afronden:
RGBOL0200 Legal Ethics
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Paragraaf 5 – Toetsing
art. 5.1 – algemeen
1. Tijdens de cursus wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de
student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt.
2. In de Universitaire Onderwijscatalogus staat beschreven aan welke prestaties de student moet
voldoen om de cursus met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student
beoordeeld wordt.
3. Iedere cursus bevat meerdere toetsmomenten6. Uiterlijk halverwege de cursusduuris er een
moment waarop de docent de vorderingen van de student evalueert en aan hem kenbaar
maakt.
4. De toetsing van de student is afgerond bij het einde van de cursus.
5. In het Reglement examencommissie staat de gang van zaken bij toetsing beschreven.
art. 5.2 – examencommissie
1. De decaan stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in en
draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie
voldoende wordt gewaarborgd.
2. De decaan benoemt de voorzitter en de leden van de examencommissie voor een termijn van
drie jaar op basis van hun deskundigheid op het terrein van de betreffende opleiding(en) of het
terrein van toetsing. Herbenoeming is mogelijk. Alvorens tot benoeming over te gaan, hoort de
decaan de leden van de desbetreffende examencommissie.
3. Als lid of voorzitter van de examencommissie kan niet benoemd worden diegene die een
managementfunctie met financiële verantwoordelijkheid bekleedt of bestuurlijke
(deel)verantwoordelijkheid voor een onderwijsprogramma heeft. Hieronder worden in ieder
geval verstaan: de decaan, vice-decaan, directeur/hoofd/manager van een departement, lid
van een departementaal management/bestuursteam, directeur/hoofd/manager van een
afdeling7, lid van een afdelings- management/bestuursteam, lid/voorzitter van de board of
studies van de Graduate School of Undergraduate School en de onderwijsdirecteur.
4. Het lidmaatschap van de examencommissie eindigt bij het verstrijken van de
benoemingstermijn. Voorts wordt aan de voorzitter en de leden door de decaan op eigen
verzoek ontslag verleend. De voorzitter en de leden worden door de decaan ontslagen, indien
zij niet meer voldoen aan de vereisten genoemd in lid 2 of lid 3 van dit artikel. Voorts kan de
decaan de voorzitter en de leden ontslaan indien is gebleken dat zij de wettelijke taken
onvoldoende uitvoeren.
5. De decaan maakt de samenstelling van de examencommissie(s) aan de studenten en docenten
bekend.
art. 5.3 – cijfers
1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. De eindbeoordeling van een cursus
is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager.
In het Reglement examencommissie zijn nadere bepalingen opgenomen met betrekking tot de
beoordeling van een onderdeel en de afronding van cijfers.
2. Alfanumerieke resultaten worden in onderstaande gevallen toegekend:
- de student die staat ingeschreven voor een cursus en aan geen enkel toetsonderdeel heeft
deelgenomen of niet aan alle toetsonderdelen ontvangt een NVD (Niet voldaan);
- indien de student heeft voldaan aan een onderdeel, maar hier geen cijfer voor ontvangt,
kan de student een V (Voldoende) als resultaat worden toegekend;
- indien de student niet heeft voldaan aan een onderdeel, maar hier geen cijfer voor
ontvangt, kan de student een ONV (Onvoldoende) als resultaat worden toegekend;
- de student aan wie vrijstelling is verleend door de examencommissie ontvangt een VR
(Vrijstelling);
- indien fraude is geconstateerd door de examencommissie, kan de student een FR (Fraude)
als resultaat worden toegekend.
art. 5.4 – overmachtsituatie, inhaaltoets
1. Een student die vanwege een aantoonbare overmachtsituatie niet in staat is of niet in staat is
geweest tot het afleggen van maximaal één deeltoets per cursus mag een inhaaltoets afleggen,
indien hij voorafgaand aan de deeltoets de overmachtsituatie heeft gemeld bij het studiepunt.
6
Bestuursprocesrecht, Burgerlijk procesrecht en Strafprocesrecht gelden in dit kader als een cursus van 15
studiepunten.
7
Bij het departement Rechtsgeleerdheid is dit de afdelingsvoorzitter.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Indien dit laatste niet mogelijk was dan dient de student dit zo spoedig mogelijk na het
ontstaan van de overmachtsituatie te melden. Deze student komt hierna niet meer in
aanmerking voor een reparatietoets als bedoeld in art. 5.5.
2. De cursuscoördinator bepaalt de vorm van de inhaaltoets en beslist of een student mag
deelnemen aan de inhaaltoets.
3. De inhaaltoets is een toets, waarbij de gehele stof van de cursus kan worden getoetst.
art. 5.5 – reparatie en herkansing
1. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan en hem
niettemin geen voldoende is toegekend, maar wel het (voorlopig) eindcijfer van tenminste een
niet afgeronde 4,0, wordt hij eenmaal in de gelegenheid gesteld een aanvullende of een
vervangende toets af te leggen.
2. Voor een cursus met deeltoetsen geldt de in de volgende leden van dit artikel beschreven
reparatieregeling. Voor een cursus met slechts één toets geldt de in de volgende leden van dit
artikel beschreven herkansingsregeling.
3. De cursuscoördinator bepaalt de vorm van de reparatietoets en herkansingstoets en beslist met
inachtneming van lid 1 of een student mag deelnemen aan de reparatietoets of
herkansingstoets.
4. De reparatietoets is een individuele toets, waarbij de gehele stof van de cursus kan worden
getoetst. De reparatietoets wordt beoordeeld met 'voldoende' of 'onvoldoende'. Indien de
reparatietoets 'voldoende' is, wordt het eindcijfer voor de desbetreffende cursus een 6. Is de
reparatietoets 'onvoldoende', dan blijft het oorspronkelijke eindcijfer onveranderd.
5. De herkansingstoets is een individuele toets, waarbij de gehele stof van de cursus wordt
getoetst. De herkansingstoets wordt beoordeeld met een cijfer, dat ook het eindcijfer is.
6. Er is geen inhaalmogelijkheid voor studenten die niet hebben deelgenomen aan de
reparatietoets of aan de herkansingstoets.
art. 5.6 – toetsvorm
1. Toetsing binnen een cursus vindt plaats op de wijze als vermeld in de Universitaire
Onderwijscatalogus.
2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere
wijze dan krachtens het eerste lid is bepaald, wordt afgelegd.
3. Toetsing binnen een cursus vindt plaats door middel van minimaal twee deeltoetsen. Voor
cursussen van 15 studiepunten geldt een minimum van 3 deeltoetsen. Deze bepaling geldt niet
voor de procesrechtcursussen.
4. De toetsing van het in artikel 3.5 lid 6 en artikel 3.8 bedoelde Afstudeerwerk wordt verricht
door tenminste twee examinatoren (de desbetreffende begeleider en een tweede beoordelaar).
5. Voor alle cursussen geldt dat voor het verkrijgen van een eindcijfer noodzakelijk is dat de
student voor alle daartoe verplicht gestelde deeltoetsen een beoordeling heeft gekregen.
6. Een centraal afgenomen schriftelijke deeltoets duurt in beginsel twee uur. Op verzoek van de
cursuscoördinator kan de onderwijsdirecteur toestemming verlenen tot uitbreiding van de duur
van de toets.
art. 5.7 – mondelinge toetsen
Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de
desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student
daartegen bezwaar heeft gemaakt.
art. 5.8 – individuele toetsvoorziening voor afronding van de opleiding
1. Indien een student voor het behalen van het bachelorexamen nog ten hoogste één (eerder
afgelegd maar niet met goed gevolg voltooid) onderdeel van maximaal 7,5 studiepunt nodig
heeft en het niet verlenen van een individuele toetsvoorziening aantoonbaar tot een
studievertraging van meer dan een semester leidt, kan hij desgevraagd in aanmerking komen
voor een individuele toetsvoorziening. De student dient het betreffende onderdeel in het
geheel te hebben gevolgd en hij dient aan alle deeltoetsen te hebben deelgenomen. De
cursussen Grondslagen van het recht, Inleiding privaatrecht, Inleiding staats- en bestuursrecht
en Inleiding strafrecht zijn uitgesloten van deze regeling.
2. De student dient zijn verzoek voor een individuele toetsvoorziening - zoals bedoeld in lid 1 schriftelijk in bij de examencommissie op het moment dat vaststaat dat hij nog één onderdeel
van maximaal 7,5 studiepunt voor het behalen van het bachelorexamen moet afleggen. De
examencommissie deelt haar beslissing mondeling of schriftelijk mee aan de student en –
indien zij instemt met het verzoek – aan de cursuscoördinator van het betreffende onderdeel.
3. De individuele toetsvoorziening dient zo spoedig mogelijk na de beslissing van de
examencommissie te worden geboden maar uitsluitend in een reguliere cursusperiode.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
art. 5.9 – termijn beoordeling
1. De examinator stelt zo spoedig mogelijk na het afnemen van een mondelinge toets het oordeel
vast en reikt indien mogelijk de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit.
2. De examinator stelt het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen toets vast
binnen 10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen, en verschaft de administratie van
het departement de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk of
elektronisch bewijsstuk van het oordeel aan de student.
3. De student wordt gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art.5.11, en op de
beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de Examens.
art. 5.10 – geldigheidsduur
1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is zes jaar8.
2. In afwijking van het gestelde in lid 1 kan de examencommissie in geval van bijzondere
omstandigheden, op verzoek van de student, voor een onderdeel een verlengde
geldigheidsduur bepalen.
3. De geldigheidsduur van behaalde deeltoetsen eindigt op 31 augustus van het academisch jaar
waarin de deeltoets is afgelegd.
4. Wanneer binnen een academisch jaar aan dezelfde cursus een tweede maal wordt
deelgenomen, moeten alle deeltoetsen van de betreffende cursus opnieuw worden afgelegd.
art. 5.11 – inzagerecht
1. Gedurende dertig dagen na bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke toets in OSIRIS
Online krijgt de student op zijn verzoek en op een door de cursuscoördinator te bepalen wijze
inzage in zijn beoordeeld werk.
2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van
vragen en opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede zo mogelijk van de normen aan de
hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
3. De cursuscoördinator kan besluiten dat toetsvragen en andere opgaven na het afleggen van de
toets of na het inzien van het beoordeeld werk weer ingenomen worden.
art. 5.12 – bewaartermijn toetsen
1. De opgaven, uitwerkingen en het beoordeelde werk van de schriftelijke toetsen worden (in
papieren of digitale vorm) gedurende twee jaar na de beoordeling bewaard.
2. Het afstudeerwerk en de beoordeling daarvan wordt (in papieren of digitale vorm) gedurende
zeven jaar na de beoordeling bewaard.
art. 5.13 – vrijstelling
1. De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende
examinator, vrijstelling verlenen van een onderdeel van de opleiding, indien de student:
a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere
beroepsopleiding voorafgaand aan de start van de bacheloropleiding heeft voltooid;
b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te
beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.
Een vrijstelling kan alleen betrekking hebben op een hele cursus en niet op een gedeelte
hiervan.
2. HBO-onderdelen kunnen geen vrijstelling opleveren voor onderdelen van de major behoudens
de vrijstellingen die in bijlage 9 zijn opgenomen. Aan studenten die geen vrijstelling verkrijgen
als genoemd in bijlage 9 onder A 2 of A 3, kan binnen het examen voor maximaal 15
studiepunten (niveau 1) aan vrijstelling op basis van HBO-onderdelen worden verleend.
Wanneer HBO-onderdelen worden ingebracht op grond van art.3.9 lid 4 wordt dit maximum
van 15 studiepunten beperkt met de studielast van de ingebrachte onderdelen en omgekeerd.
art. 5.14 – fraude en plagiaat
1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor
een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk
wordt.
Onder fraude valt onder meer:
tijdens het tentamen spieken. Degene die gelegenheid biedt tot spieken is medeplichtig aan
fraude;
8
Van onderdelen behaald t/m het academisch jaar 2007/2008 was de geldigheidsduur 8 jaar.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
tijdens het tentamen in het bezit te zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde
rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc.), waarvan de
raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan;
door anderen laten maken van (delen van) een studieopdracht;
zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit te
stellen van de vragen of opgaven van het desbetreffende tentamen;
fingeren van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens.
Van plagiaat is sprake bij het in een scriptie of ander werkstuk gegevens of tekstgedeelten van
anderen overnemen zonder bronvermelding. Onder plagiaat valt onder meer:
het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën of digitale
tijdschriften zonder aanhalingstekens en verwijzing;
het knippen en plakken van teksten van het internet zonder aanhalingstekens en
verwijzing;
het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften of encyclopedieën zonder
aanhalingstekens en verwijzing;
het opnemen van een vertaling van bovengenoemde teksten zonder aanhalingstekens en
verwijzing;
het parafraseren van bovengenoemde teksten zonder (deugdelijke) verwijzing: parafrasen
moeten als zodanig gemarkeerd zijn (door de tekst uitdrukkelijk te verbinden met de
oorspronkelijke auteur in tekst of noot), zodat niet de indruk wordt gewekt dat het gaat om
eigen gedachtegoed van de student;
het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal van anderen zonder verwijzing en
zodoende laten doorgaan voor eigen werk;
het zonder bronvermelding opnieuw inleveren van eerder door de student gemaakt eigen
werk en dit laten doorgaan voor in het kader van de cursus vervaardigd oorspronkelijk
werk, tenzij dit in de cursus of door de docent uitdrukkelijk is toegestaan;
het overnemen van werk van andere studenten en dit laten doorgaan voor eigen werk.
Indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan
plagiaat;
ook wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt
gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of
moeten weten dat de ander plagiaat pleegde;
het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling (zoals een
internetsite met uittreksels of papers) of die tegen betaling door iemand anders zijn
geschreven.
2. a. Wanneer fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit
schriftelijk mee aan de examencommissie.
b. Wanneer de examinator plagiaat constateert of vermoedt:
- deelt hij dit schriftelijk mee aan de student en de examencommissie;
- de examencommissie stelt de student in de gelegenheid schriftelijk daarop te reageren.
c. De examencommissie stelt de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord.
3. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de examinandus
schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in het vierde lid mede, onder
vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens.
4. Fraude en plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft:
a. In ieder geval:
ongeldig verklaren van het ingeleverde werkstuk of tentamen;
berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS.
b. En eventueel voorts, afhankelijk van aard en omvang van de fraude of plagiaat, en van de
studiefase van de examinandus, één of meer van de volgende sancties:
verwijderen uit de cursus;
het niet meer in aanmerking komen voor een positief judicium (cum laude) als bedoeld
in art.6.2;
uitsluiting van deelname aan tentamens of andere vormen van toetsing die behoren bij
het betreffende onderwijsonderdeel voor het lopende academisch jaar, dan wel voor
een periode van 12 maanden;
volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing
voor een periode van 12 maanden.
c. Indien de student reeds eerder een berisping heeft gekregen:
volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing
voor een periode van 12 maanden.
d. Bij zeer ernstige en/of herhaalde fraude kan de examencommissie het college van bestuur
voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te beëindigen.
-
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Paragraaf 6 – Examen
art. 6.1 – examen9
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast en reikt het getuigschrift als
bedoeld in art. 6.5 uit zodra de student aan de eisen van het examenprogramma heeft
voldaan.
2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een
onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten
van de opleiding, indien en voorzover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe
aanleiding geven.
3. Beoordeling van het examendossier maakt deel uit van het afsluitend examen. Als datum voor
het examen geldt de laatste werkdag van de maand waarin examencommissie heeft
vastgesteld dat de student aan de eisen van het examenprogramma heeft voldaan.
4. Voor het behalen van het examen gelden de volgende voorwaarden:
a. voor alle onderdelen van de opleiding is een voldoende behaald of is een vrijstelling
verkregen;
b. voor het portfolio, als bedoeld in art.7.5, is een voldoende beoordeling verkregen.
5. Voor het behalen van het examen en de afgifte van het getuigschrift geldt tevens als
voorwaarde dat de student ingeschreven was voor de opleiding in de periode dat de toetsen
zijn afgelegd. Ingeval de student niet aan deze voorwaarde voldoet, kan het college van
bestuur een verklaring van geen bezwaar afgeven met betrekking tot het behalen van het
examen en de afgifte van het getuigschrift nadat de student de verschuldigde collegegelden en
administratiekosten voor de 'ontbrekende' perioden heeft betaald.
6. Degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd en aanspraak heeft op uitreiking van
een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. Dit
verzoek moet worden ingediend binnen twee weken nadat de student op de hoogte is gebracht
van de uitslag van het examen. Bij dit verzoek geeft de student aan wanneer hij het
getuigschrift wil ontvangen. De examencommissie willigt het verzoek in het studiejaar
2014/2015 in ieder geval in wanneer de student:
een bestuursfunctie gaat vervullen waarvoor een bestuursbeurs van de Universiteit Utrecht
beschikbaar is;
een stage of onderdeel in het buitenland gaat volgen;
onderdelen moet volgen die verplicht zijn voor toelating tot de masteropleiding.
De examencommissie kan het verzoek tevens inwilligen indien het niet inwilligen van het
verzoek zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard vanwege de omstandigheid dat
betrokkene in de studieplanning geen rekening heeft kunnen houden met het automatisch
afstuderen.
art. 6.2 – judicium 10
1. Het judicium 'cum laude' wordt toegekend aan het bachelorexamen, indien voldaan
is aan elk van de volgende voorwaarden:
voor de onderdelen van de bacheloropleiding is gemiddeld tenminste het cijfer 8,0
(onafgerond) behaald;
in de loop van de studie is voor maximaal 2 onderdelen een onvoldoende behaald, danwel
zijn maximaal 2 voldoendes overgedaan;
voor maximaal 60 studiepunten zijn niet-meetellende vrijstellingen verkregen
er is geen beslissing van de examencommissie inhoudende dat vanwege vastgestelde
fraude/plagiaat de student niet meer in aanmerking komt voor een positief judicium;
het bachelorexamen binnen vier jaar is behaald.
2. Het judicium ‘met genoegen’ wordt alleen toegekend aan het bachelorexamen indien de
student vóór 1 september 2007 aan de opleiding is begonnen en derhalve niet in aanmerking
komt voor vermelding van het GPA op het diplomasupplement. De overige voorwaarden voor
dit judicium zijn gelijk aan de voorwaarden voor het judicium ‘cum laude’ zoals bedoeld in
art.8.2 met dien verstande dat gemiddeld tenminste het cijfer 7,5 (onafgerond) is behaald.
art. 6.3 – graad
1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of
Laws” verleend.
9
Zie ook de bepaling van art. 3.9.
Zie voor de regeling voor studenten die voor 1 september 2011 met de opleiding zijn begonnen de
overgangsbepaling van art. 8.2.
10
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
art. 6.4 – honours
1. Indien het honoursprogramma als bedoeld in art. 3.10 met goed gevolg is afgesloten, wordt
een afzonderlijk getuigschrift uitgereikt waarop dit is vermeld. Dit getuigschrift maakt
onderdeel uit van het Internationaal Diploma Supplement (IDS).
2. Voor het behalen van dit getuigschrift gelden naast de vereisten van het reguliere
bachelorexamen de volgende voorwaarden. De student heeft:
voor alle verplichte cursussen en gebonden keuzecursussen gemiddeld tenminste het cijfer
7,0 (onafgerond) behaald.11 Verschillen in omvang van de studielast van afzonderlijke
onderdelen worden niet meegewogen;
een voldoende kwalitatieve en kwantitatieve bijdrage aan het programma geleverd, onder
meer blijkend uit het portfolio;
tenminste twee jaar aan het honoursprogramma deelgenomen.
3. Het bestuur van het betreffende ULC-college beslist of de student heeft voldaan aan alle
specifieke vereisten van het honoursprogramma.
art. 6.5 – getuigschrift
1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie een
getuigschrift uitgereikt. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt, ook al rondt een
student meerdere trajecten af.
2. De examencommissie voegt aan dit getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement toe,
waarmee (internationaal) inzicht wordt verschaft in de aard en inhoud van de afgeronde
opleiding.
Art. 6.6 – final Grade Point Average (GPA)
1. Voor studenten die per september 2007 of later het eerste jaar van hun opleiding zijn
aangevangen, is op het Internationaal Diploma Supplement het final Grade Point Average
(GPA) vermeld om de academische prestaties van een student weer te geven.
2. Het final GPA is het gemiddelde cijfer van de resultaten die zijn behaald binnen het
examenprogramma van de opleiding, gewogen naar studiepunten en uitgedrukt op een schaal
van 1 tot en met 4 met twee decimalen. Resultaten behaald in het eerste inschrijvingsjaar voor
de bacheloropleiding, tellen niet mee bij de berekening van het final GPA.
3. De berekening van het final GPA gaat als volgt:
alle geldende tentamenresultaten na het eerste inschrijvingsjaar, mits uitgedrukt op een
schaal van 1 tot 10, behaald in het examenprogramma van de bacheloropleiding worden
omgerekend naar quality points;
quality points zijn het geldend tentamenresultaat x aantal studiepunten (ECTS) van het
betreffende onderdeel;
het totaal aantal behaalde quality points gedeeld door het totaal aantal behaalde
studiepunten (ECTS) geven het gemiddeld tentamenresultaat;
het gemiddeld tentamenresultaat wordt volgens de tabel in bijlage 11 omgezet in het
final GPA.
art. 6.7 – beroepsvereisten
Nadere informatie over de beroepsvereisten voor toelating tot de opleidingen van de advocatuur en
de rechterlijke macht, het zogenaamde “civiel effect”, is opgenomen in bijlage 5 van de Onderwijsen Examenregeling master12.
11
Deze eis geldt voor studenten die na 31 augustus 2008 met de opleiding gestart zijn.
Niet alle cursussen van het departement Rechtsgeleerdheid zijn juridisch van aard; zie voor meer informatie
bijlage 5 van de OER Master.
12
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Paragraaf 7 – Studiebegeleiding
art. 7.1 – studievoortgangsadministratie
1. Het departement registreert de individuele studieresultaten van de studenten en stelt deze via
OSIRIS-student ter beschikking.
2. Bij het Studiepunt rechten kan een gewaarmerkt resultatenoverzicht worden verkregen.
3. Van de student wordt verwacht dat hij, zodra een traject gekozen is, aan het departement
doorgeeft welk bachelortraject is gekozen. Na registratie hiervan in OSIRIS kan de student zijn
studievoortgang voor dit traject in OSIRIS volgen.
art. 7.2 – studiebegeleiding
1. De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor
de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van het bindend studieadvies en hun
oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
2. De studiebegeleiding omvat:
een verplicht matchingstraject voor aanstaande studenten voorafgaand aan inschrijving
voor de bacheloropleiding met als doel studenten te begeleiden bij de keuze voor een
opleiding die past bij hun ambitie, verwachtingen en mogelijkheden;
een introductie in de eerste week van het eerste semester van het eerste studiejaar;
toewijzing van een tutor aan alle bachelorstudenten die hen gedurende het eerste
semester in de studie introduceert, en voor hen beschikbaar is voor begeleiding in de
verdere studie en bij het maken van keuzes gedurende de bachelorfase;
groepsgewijze en individuele advisering over mogelijke studiewegen in en buiten de
opleiding, mede met het oog op beroepsmogelijkheden na de masteropleiding en over
mogelijkheden om direct na het behalen van het bachelordiploma de arbeidsmarkt te
betreden;
groepsgewijze en individuele advisering over studievaardigheden, studieplanning en de
keuze voor het vervolgtraject na het bachelordiploma;
het bieden van cursussen studiemethodiek en –vaardigheden;
het bieden van verwijzing en hulp bij door studenten ervaren moeilijkheden tijdens de
studie;
begeleiding door de docent die het Afstudeerwerk bachelor begeleidt en beoordeelt bij het
voltooien van het portfolio;
het geven van een dringend advies na het eerste semester en een bindend studieadvies
na het tweede semester van het eerste jaar op basis van alle behaalde studiepunten in
het eerste jaar over het al dan niet voortzetten van de studie.
art. 7.3 – handicap
Aan de student met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en
de toetsen af te leggen op de wijze zoals vastgelegd in zijn Contract onderwijsvoorzieningen.
Verzoeken om een studiecontract af te sluiten worden ingediend bij de studieadviseur.
art. 7.4 – (bindend) studieadvies
1. In het jaar van eerste inschrijving ontvangt de student die staat ingeschreven voor de opleiding
voor 31 januari een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn opleiding. Dit preadvies, dat gebaseerd is op de op dat moment geregistreerde studieresultaten van het eerste
semester, is niet bindend maar attendeert de student op eventuele onvoldoende
studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren:
- wanneer de student minder dan 15 studiepunten of alleen de cursus Grondslagen van het
recht (15 ECTS) heeft behaald na het eerste semester, krijgt de student een negatief
advies;
- indien de student 15, 17,5, of 20 studiepunten heeft behaald, krijgt de student een
waarschuwing, tenzij uitsluitend de cursus Grondslagen van het recht is behaald (zie
hiervoor);
- heeft de student 22,5 of meer studiepunten behaald, dan wordt de studievoortgang
beoordeeld als positief.
2. In het jaar van eerste inschrijving ontvangt de student aan het einde van het academisch jaar,
doch uiterlijk op 31 augustus, een tweede schriftelijk advies over de voortzetting van zijn
opleiding. Onverminderd het bepaalde in lid 7, 8 en 9 wordt aan dit studieadvies een afwijzing
met een bindend karakter verbonden, indien de student minder dan 45 studiepunten heeft
behaald. De afwijzing geldt voor onbepaalde tijd.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Bij het vaststellen van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in lid 1 en lid 2 tellen alle
behaalde studiepunten in het eerste jaar mee, met uitzondering van studiepunten van
verworven vrijstellingen en de resultaten van behaalde deeltoetsen; deze tellen niet mee.
Aan de student die een verzoek tot uitschrijving vóór 1 februari van het eerste jaar van
inschrijving doet, wordt geen studieadvies als bedoeld in lid 2 uitgebracht.
Indien de student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende
studiejaar het studieadvies als bedoeld in lid 2 worden uitgebracht, op basis van de in dat
studiejaar behaalde studiepunten en conform de regeling van dat studiejaar.
In afwijking van het vierde lid, krijgt de student die:
- een verzoek tot uitschrijving vóór 1 februari van het jaar van eerste inschrijving doet, en
- na 1 februari wel ingeschreven is bij (een andere opleiding van) de Universiteit Utrecht, en
- minder dan 45 studiepunten heeft behaald,
wel een negatief bindend studieadvies voor de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid.
Het studieadvies wordt namens de decaan van de faculteituitgebracht door de
onderwijsdirecteur van de opleiding.
Alvorens een afwijzend studieadvies wordt uitgebracht, wordt de student in de gelegenheid
gesteld te worden gehoord door of namens de onderwijsdirecteur.
In zijn afweging om een afwijzend studieadvies uit te brengen betrekt de onderwijsdirecteur op
verzoek van de student diens persoonlijke omstandigheden. Uitsluitend persoonlijke
omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden
verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door de onderwijsdirecteur betrokken in
zijn afweging. Onder persoonlijke omstandigheden wordt verstaan ziekte, zwangerschap,
functiestoornis, bijzondere/ernstige familieomstandigheden, topsport en bestuursactiviteiten
voor een studentenorganisatie met volledige rechtsbevoegdheid of in het kader van de
organisatie en het bestuur van de Universiteit Utrecht, de faculteit of de opleiding.
In zijn afweging om een afwijzend studieadvies uit te brengen betrekt de onderwijsdirecteur op
verzoek van de student voorts andere vormen van overmacht dan de in het vorige lid
genoemde. Uitsluitend overmachtsituaties die na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan
worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door de onderwijsdirecteur
betrokken in zijn afweging. Voorts kan de onderwijsdirecteur onbillijkheden van ernstige aard
in zijn oordeel betrekken.
Indien op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 9 en lid 10 van een afwijzing met
een bindend karakter wordt afgezien, dan wordt aan de student aan het einde van diens
volgende studiejaar opnieuw het studieadvies als bedoeld in lid 2 uitgebracht. De student moet
het aantal punten bedoeld in het tweede lid halen in dat volgende studiejaar; de reeds in het
eerste studiejaar behaalde studiepunten tellen daarbij niet mee.
Tegen een beslissing tot afwijzing kan binnen 6 weken beroep ingesteld worden bij het College
van beroep voor de examens.
art. 7.5 – portfolio
1. Iedere student houdt een portfolio bij.
2. Het portfolio van de student heeft de vorm van een reflectiedossier dat aan de eisen van lid 3
voldoet.
3. Om aan de portfolioverplichting te voldoen dient de student:
een beknopt werkstuk (het reflectiewerkstuk) te overleggen waarin de student reflecteert
op:
a. De opleiding en zijn eigen ontwikkeling daarin, in het bijzonder met betrekking tot de
verworven kennis en inzichten alsmede de ontwikkelde onderzoeks- en juridische
vaardigheden;
b. Zijn keuze voor het al dan niet aanmelden voor het volgen van een masteropleiding;
een elektronische of papieren map te overleggen waarin opgenomen enkel die
bewijsstukken (zoals schriftelijke opdrachten, verslagen van mondelinge presentaties en de
beoordelingen daarvan door de docent) waarnaar in het reflectiewerkstuk is verwezen.
4. De beoordeling of voldaan is aan de portfolioverplichting geschiedt gelijktijdig met de
beoordeling van het Afstudeerwerk door de begeleidende docent. De beoordeling van het
portfolio van een student die deelneemt aan het honoursprogramma geschiedt door de tutor
aan het eind van de opleiding.
5. Via www.uu.nl/studenten/rechten/bachelor onder portfolio kan een portfolio-instructie voor
studenten en docenten worden geraadpleegd.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Paragraaf 8 – Overgangs- en slotbepalingen
art. 8.1 – overstap ‘oude stijl’ > ‘nieuwe stijl’
Een student die direct voorafgaand aan het tijdstip van invoering van deze regeling was
ingeschreven voor de opleiding Nederlands recht, de opleiding Notarieel recht, de opleiding Fiscaal
recht, de opleiding Recht, bestuur en management en/of de opleiding Internationaal en Europees
recht, en overstapt naar het bachelorprogramma, heeft krachtens deze onderwijs- en
examenregeling te maken met de volgende regelingen:
a. behaalde studieresultaten kunnen worden ingebracht voor overeenkomstige onderdelen
volgens de zogenoemde Inbrengtabel doctoraalvakken, in bijlage 12, en de
compensatieregeling, in bijlage 8.
b. deelname staat open voor zover de gefaseerde invoering van het onderwijs en de tentamens
volgens deze regeling dit feitelijk toelaten.
c. equivalente cursussen vanuit het doctoraalprogramma – met een afwijkende, lagere studielast
– mogen de bachelorcursussen vervangen, maar dan dient in het overige deel van de major
compensatie van tekort aan studiepunten te geschieden.
d. de geldigheidsduur van propedeuse onderdelen die worden ingebracht voor het
bachelordiploma bedraagt acht jaar en van doctoraalonderdelen die worden ingebracht voor
het bachelordiploma twaalf jaar.
e. Indien het propedeutisch examen behaald is, is de geldigheidsduur van de onderdelen ervan
onbeperkt.
art. 8.1a – overgangsbepaling Engelstalige cursus
De verplichting voor studenten om minimaal één Engelstalige cursus onderdeel te laten uitmaken
van de opleiding geldt voor studenten die vanaf september 2005 zijn begonnen aan het
bachelorprogramma, met uitzondering van de “hogere instroom” studenten die in september 2005
aan de opleiding zijn begonnen. (zie art.3.3 lid 3).
art. 8.2 – cum laude voor studenten die voor 1 september 2011 zijn gestart
In afwijking van artikel 6.2 geldt voor studenten die vóór 1 september 2011 voor de opleiding
waren ingeschreven tot en met het studiejaar 2014/2015 dat het judicium 'cum laude' wordt
toegekend aan het bachelorexamen, indien voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden:
- voor de onderdelen van de bacheloropleiding is gemiddeld tenminste het cijfer 8,0
(onafgerond) behaald;
- in de loop van de studie is voor maximaal 2 onderdelen een onvoldoende behaald, danwel
zijn maximaal 2 voldoendes overgedaan;
- voor maximaal 60 studiepunten zijn niet-meetellende vrijstellingen verkregen;
- er geen beslissing is van de examencommissie inhoudend dat er vanwege vastgestelde
fraude/plagiaat de student niet meer in aanmerking komt voor een positief judicium (cum
laude).
art. 8.3 – bachelor-adviesteam (BAT)
1. De Onderwijsdirecteur stelt een bachelor-adviesteam in.
2. In het bachelor-adviesteam hebben zitting de cursuscoördinatoren van de cursussen die in de
eerste anderhalf jaar van de opleiding verzorgd worden, een of meer studenten, een lid van de
examencommissie en een of meer medewerkers van de afdeling Studentzaken.
3. Het bachelor-adviesteam heeft tot taak:
- de onderlinge afstemming van de cursussen die in de eerste anderhalf jaar van de opleiding
verzorgd worden, zowel naar inhoud als procedure, te bevorderen;
- de Onderwijsdirecteur, gevraagd en ongevraagd, te adviseren over de uitvoering en
toepassing van de Onderwijs- en examenregeling.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
art. 8.4 – besturen Utrecht Law College (ULC)
1. Er is een bestuur voor elk college van het ULC waarvan de leden worden benoemd door de
Onderwijsdirecteur.
2. Het ULC draagt - in samenwerking met andere onderdelen van het departement, de
studievereniging, en externe instanties - zorg voor de organisatie en inhoud van het
honoursprogramma en voor handhaving van de kwaliteit daarvan.
Het ULC is in het bijzonder verantwoordelijk voor:
het selecteren van studenten voor het honoursprogramma;
het bekendmaken van de mogelijkheid vanuit de reguliere opleiding in te stromen tot
aanvang van het tweede semester van de opleiding;
Het bestuur van elk ULC-college is in het bijzondere verantwoordelijk voor:
het uitsluiten van studenten van verdere deelname aan het honoursprogramma en,
het toekennen van het getuigschrift van het honoursprogramma.
3. Het ULC brengt jaarlijks verslag uit aan de Onderwijsdirecteur over de activiteiten van het ULC.
art. 8.5 – vangnetregeling
In die gevallen waarin deze regeling niet voorziet, niet duidelijk voorziet of tot kennelijke
onredelijke uitkomsten leidt, wordt door of namens de decaan beslist, na de examencommissie te
hebben gehoord.
Indien de beslissing op basis van de wet behoort tot de bevoegdheden van de examencommissie,
stuurt de decaan het verzoek naar de examencommissie ter afhandeling.
art. 8.6 – wijziging
1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan, gehoord de opleidingscommissie en na
overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de
belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op een beslissing, die
krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
art. 8.7 – bekendmaking
De decaan draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging via
internet.
art. 8.8 – inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2014.
Deze regeling is vastgesteld door de decaan van de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en
Organisatie van de Universiteit Utrecht op 16 juni 2014 met instemming van de faculteitsraad d.d.
05 juni 2014.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 1
Major en profileringsruimte
1.1 Verplichte onderdelen Major Rechtsgeleerdheid (90 studiepunten):
- cursussen op inleidend niveau (1):
- Grondslagen van het recht,
15 studiepunten,
- Inleiding privaatrecht,
5 studiepunten,
- Inleiding staats- en bestuursrecht
5 studiepunten,
- Inleiding strafrecht
5 studiepunten
- cursussen op verdiepend niveau (2):
- Kernvak internationaal en Europees recht I,
7,5 studiepunten,
- Kernvak internationaal en Europees recht II,
7,5 studiepunten,
- Kernvak privaatrecht I,
7,5 studiepunten,
- Kernvak privaatrecht II,
7,5 studiepunten,
- Kernvak staats- en bestuursrecht I,
7,5 studiepunten,
- Kernvak staats- en bestuursrecht II,
7,5 studiepunten,
- Kernvak strafrecht I,
7,5 studiepunten,
- Kernvak strafrecht II,
7,5 studiepunten.
1.2 Keuzeonderdelen Major Rechtsgeleerdheid (15 studiepunten):
- cursussen op gevorderd niveau (3):
een contextvak13, 7,5 studiepunten, gebonden keuze uit:
Rechtsfilosofie
Rechtsgeschiedenis
Rechtssociologie
Rechtstheorie
Afstudeerwerk incl. Portfolio, 7,5 studiepunten, gebonden keuze uit:
Afstudeerwerk privaatrecht
Afstudeerwerk internationaal en Europees recht
Afstudeerwerk rechtstheorie
Afstudeerwerk staats- en bestuursrecht
Afstudeerwerk strafrecht
Voor het Notarieel traject is het Afstudeerwerk privaatrecht verplicht.
Zie ook de Regeling Afstudeerwerk bachelor in bijlage 2.
13
Een student die voor 1 september 2009 een contextvak heeft behaald op verdiepend niveau (2) kan deze
cursus inbrengen in plaats van het contextvak op gevorderd niveau (3). Deze cursus telt dan echter niet mee
als cursus op niveau 3 in het kader van de verplichting genoemd in art.3.4 lid 2.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
1.3. Onderdelen Multidisciplinair traject
Ten behoeve van het Multidisciplinair traject moet behalve voor de onderdelen van de major
Rechtsgeleerdheid (105 studiepunten) bovendien binnen de profileringsruimte gekozen worden
voor de volgende onderdelen:
a. Een rechtsvergelijkende cursus, 7,5 studiepunten, gebonden keuze uit:
Comparative Constitutional (and Administrative) Law,
Comparative Criminal Law,
Comparative Law: Methodology,
Comparative Legal Cultures,
Comparative Human Rights.
b. Tenminste 45 studiepunten aan niet-juridische cursussen, waarvan bij voorkeur een minor
onderdeel uitmaakt.
c. De vrije profileringsruimte binnen het Multidisciplinair traject omvat 22,5 studiepunten.
Bij de keuze van niet-juridische cursussen (45 studiepunten) én cursussen binnen de vrije
profileringsruimte (22,5 studiepunten) (totaal 67.5 studiepunten) gelden de volgende regels:
1. op gevorderd niveau (3) moet voor tenminste 22,5 studiepunten aan cursussen worden
gekozen14.
2. op verdiepend niveau (2) moet voor tenminste 22,5 studiepunten aan cursussen worden
gekozen15. Dit aantal mag worden verminderd in de mate waarin het minimum op
gevorderd niveau (3) wordt overschreden.
3. Op inleidend niveau (1) kan maximaal 22,5 studiepunten aan cursussen worden gekozen.
1.4 Onderdelen Toga traject
Ten behoeve van het Toga traject moet behalve voor de onderdelen van de major
Rechtsgeleerdheid bovendien binnen de profileringsruimte gekozen worden voor de volgende
onderdelen:
a. European Law,
7,5 studiepunten,
b. Handels- en rechtspersonenrecht,
7,5 studiepunten,
c. Integratievak: Algemene rechtsleer,
7,5 studiepunten,
d. Bestuursprocesrecht,
5 studiepunten,
Burgerlijk procesrecht,
5 studiepunten,
Strafprocesrecht,
5 studiepunten,
e. Een rechtsvergelijkende cursus, 7,5 studiepunten, gebonden keuze uit:
Comparative Constitutional (and Administrative) Law,
Comparative Criminal Law,
Comparative Law Methodology,
Comparative Legal Cultures,
Comparative Human Rights.
De vrije profileringsruimte binnen het Toga traject omvat 30 studiepunten, waarvan 7,5
studiepunten minimaal op verdiepend niveau (2). Van de profileringsruimte kan maximaal 22,5
studiepunten aan cursussen op inleidend niveau (1) deel uit maken.
14
Een student die het contextvak heeft behaald op verdiepend niveau (2) moet voor tenminste 30
studiepunten aan cursussen behalen op gevorderd niveau (3). Zie ook vorige noot.
15
Een student die het contextvak heeft behaald op verdiepend niveau (2) moet voor tenminste 15 studiepunten
aan cursussen behalen op verdiepend niveau (2).
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
1.5
Onderdelen Notarieel traject
Ten behoeve van het Notarieel traject moet behalve voor de onderdelen van de major
Rechtsgeleerdheid bovendien binnen de profileringsruimte gekozen worden voor de volgende
onderdelen:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
Bedrijfseconomie,
Handels- en rechtspersonenrecht,
Belastingrecht16,
Kernvak notarieel recht,
Omgevingsrecht,
Verdieping goederenrecht17,
Personen- en familierecht,
Relatievermogensrecht,
Vennootschappen en rechtspersonenrecht,
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
studiepunten,
studiepunten,
studiepunten,
studiepunten,
studiepunten,
studiepunten,
studiepunten,
studiepunten,
studiepunten,
De vrije profileringsruimte binnen het Notarieel traject omvat 7,5 studiepunten.
Dit traject geldt als ingangseis voor de master Notarieel recht.
16
17
Zie vorige noot.
De cursus Onroerend goed (7,5 studiepunten) kan worden ingebracht in plaats van deze cursus.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 2
Regeling Afstudeerwerk bachelor
1.
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
2.
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
3.
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
4.
4.1
4.2
4.3
4.4
Plaats, omvang, voorkennis
Het Afstudeerwerk bachelor vormt de afronding van de opleiding Bachelor
Rechtsgeleerdheid en wordt in beginsel in het laatste jaar van de opleiding afgelegd.
Het Afstudeerwerk bachelor is een niveau 3 onderdeel van de opleiding en heeft een
omvang van 7,5 ects.
De student kan aan het Afstudeerwerk bachelor beginnen indien hij minimaal 120 ects
punten van de opleiding heeft behaald, waaronder de grondslagen, inleidende - en
kernvakken van de opleiding.
De student die het Notarieel traject binnen de opleiding volgt, moet, naast de in lid 1.3
gestelde eisen, het kernvak Notarieel recht hebben behaald.
Naast de in de vorige leden genoemde ingangseisen, kan voor deelname aan het
Afstudeerwerk bachelor het hebben gevolgd of hebben behaald van bepaalde juridische
bachelorcursussen uit de onderwijscatalogus als voorkennis worden aanbevolen.
Leerdoel en vorm
Het Afstudeerwerk bachelor is een individuele proeve van zelfstandig werk waarin kennis,
inzicht en vaardigheden op het eindniveau van de opleiding tot uitdrukking worden
gebracht.
Het Afstudeerwerk bachelor bestaat uit het doen van een rechtswetenschappelijk
onderzoek of het uitvoeren van een andere rechtswetenschappelijke opdracht.
Het resultaat van het uitvoeren van de rechtswetenschappelijke opdracht wordt neergelegd
in één of meer schriftelijke verslagen.
De student volgt voor het afleggen van het Afstudeerwerk bachelor in beginsel één van de
cursussen die daarvoor door het departement worden aangeboden.
In bijzondere gevallen kan de student, onder goedkeuring van de Examencommissie, het
Afstudeerwerk bachelor in de vorm van een individuele regeling doen. De student motiveert
zijn verzoek voor het individueel afleggen van het afstudeerwerk en geeft aan welke docent
het afstudeerwerk zal begeleiden. .
Organisatie
Elke afdeling biedt per studiejaar in twee verschillende semesters een cursus Afstudeerwerk
bachelor aan. Deze cursussen worden in de onderwijscatalogus Rechtsgeleerdheid
opgenomen.
De cursussen Afstudeerwerk bachelor worden evenwichtig over de onderwijsperioden
verdeeld.
De begeleiding van de cursussen Afstudeerwerk bachelor vindt plaats in werkgroepen van
maximaal 25 studenten, die begeleid worden door één of meer docenten.
Een cursus Afstudeerwerk bachelor wordt in beginsel binnen één onderwijsperiode
afgerond.
Studenten dienen zich voor cursussen Afstudeerwerk bachelor door middel van de reguliere
departementale procedures in te schrijven.
Studenten die het notariële traject binnen de opleiding volgen moeten het Afstudeerwerk
privaatrecht doen.
Toetsing en beoordeling
Het Afstudeerwerk bachelor is een individuele prestatie van de student. De eindbeoordeling
van deze prestatie is individueel.
De beoordeling van het Afstudeerwerk bachelor geschiedt op basis van een of meer
schriftelijke verslagen.
Het afstudeerwerk wordt door een tweede docent beoordeeld; het cijfer wordt in onderling
overleg tussen begeleider en tweede beoordelaar vastgesteld.
Het eindcijfer voor het Afstudeerwerk bachelor wordt niet eerder door de begeleidende
docent definitief bepaald dan nadat hij heeft vastgesteld dat de student aan zijn
portfolioverplichting heeft voldaan. Deze voorwaarde geldt niet wanneer het een student
betreft die deelneemt aan het honourstraject. Deze student dient het ULC-portfolio aan het
eind van de opleiding bij de tutor in te leveren.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 3
Inhoud honoursprogramma
Het honoursprogramma van het Utrecht Law College bestaat uit de major Rechtsgeleerdheid en de
profileringsruimte, van in totaal 180 studiepunten, aangevuld met extra (onderwijs)activiteiten.
Binnen de profileringsruimte dient de student te kiezen tussen het Toga traject, het Notarieel
traject of een combinatie van beide trajecten (zie bijlage 1.4 en 1.5).
De extra (onderwijs)activiteiten bestaan onder meer uit:
Extra werkgroepen;
Honoursmodules;
Oefenrechtbanken;
Ministages;
Praktijkopdrachten, eventueel gecombineerd met werkbezoeken;
Lezingen;
Excursies.
Studenten leggen een ULC-portfolio aan, op basis van het door het bestuur van het Utrecht Law
College vastgestelde format.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 4
Uitvoeringsregeling internationalisering
Ter uitwerking van art. 3.6 en 3.9
Uitgangspunten van het internationaliseringsbeleid van het departement
1. Onderdelen, behaald in het kader van een uitwisselingsprogramma, kunnen in beginsel
ingebracht worden in het examen van de opleiding waar de student voor ingeschreven
staat.
2. De student die een deel van zijn/haar studie in het buitenland wil doen, doet dit in beginsel
in het kader van het uitwisselingsprogramma van departement of universiteit, bij een van
diens uitwisselingspartners.
3. Studie in het kader van het uitwisselingsprogramma maakt deel uit van de studie in
Utrecht; het diploma kan niet worden aangevraagd of afgegeven voordat de uitwisseling is
afgerond en de resultaten uit het buitenland zijn verwerkt. De resultaten tellen mee voor
het judicium op gelijke voet met Utrechtse cursussen.
I.v.m. eisen aan niveau en inhoud van het afsluitend examen van de betreffende opleiding gelden
voor inbreng een aantal voorwaarden. De beoordeling of inbreng van een onderdeel voor het
examen mogelijk is, wordt uitgevoerd door de examencommissie. Inbreng is uitsluitend mogelijk
met toestemming van de examencommissie.
De voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn de volgende:

Het onderdeel is academisch van aard;

het onderdeel overlapt qua inhoud niet of nauwelijks met andere onderdelen van het examen
(art. 3.6 lid 3 OER bachelor)18;

het onderdeel is behaald in het kader van een uitwisselingsprogramma, m.u.v. de situatie zoals
hierna wordt beschreven (Reglement examencommissie);

de student vraagt vooraf schriftelijk toestemming voor inbreng, in beginsel d.m.v. indienen van
het 'Formulier t.b.v. registratie buitenlandse vakken binnen de opleiding' met bijlagen bij de
examencommissie;

de student overlegt op verzoek aan de examencommissie aanvullende informatie.
Van het tweede uitgangspunt kan worden afgeweken, indien de student goede studie-inhoudelijke
redenen heeft om in het buitenland te studeren bij een universiteit die geen uitwisselingspartner is.
Of een buitenlandse universiteit in het lopende jaar een uitwisselingspartner is, is na te gaan in de
brochure Rechten studeren in het buitenland.
In een dergelijke situatie geldt de volgende procedure:
De student dient (per brief of mail) tijdig een gemotiveerd schriftelijk verzoek in bij het
International Office. Bij het verzoek is - naast de persoonlijke en studievoortgangsgevens van de
student - informatie gevoegd over de universiteit, waar de student wil gaan studeren alsmede over
diens inhoudelijke motivatie voor het verzoek.
Het verzoek wordt beoordeeld door de gebiedscommissie/coördinator, waar de betreffende
universiteit onder valt. Bij deze beoordeling wordt het niveau en aanbod van de betreffende
universiteit vergeleken met dat van uitwisselingspartners; de gebiedscoördinator geeft geen
oordeel over de specifieke vakkeuze van de student, maar uitsluitend over algemene vragen van
niveau e.d.
Wanneer het oordeel over (het niveau van) de universiteit positief is, stuurt het International Office
daarvan bericht aan de student en aan de Examencommissie. Vervolgens sluit de student aan bij
het normale traject van uitwisseling, waaronder ook het normale goedkeuringstraject bij de
examencommissie voor inbreng van vakken.
Meer informatie over algemene zaken rondom uitwisseling zijn te verkrijgen via de brochure, de
website en de voorlichting van het International Office.
Bij verwerking door de examencommissie van in het buitenland behaalde uitslagen gelden de
volgende regels:

uitslagen moeten d.m.v. duidelijke, originele, schriftelijke berichten van de betreffende
universiteit worden ingeleverd bij de examencommissie (al dan niet via het International
Office); deze berichten dienen bij voorkeur - naast persoonlijke gegevens van de student en
18
In geval van inbreng in plaats van is overlap uiteraard wel toegestaan.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015



gegevens van de universiteit - de volgende informatie te bevatten: code en naam vak, niveau
vak, studielast vak, tentamendatum en -uitslag.
inbreng is alleen mogelijk als er een voldoende beoordeling19 is;
Uitsluitend 'gevolgd' of bepalingen van dergelijke strekking zijn niet genoeg;
Een resultaat dat in het betreffende land voldoende is, geldt ook hier als voldoende, een
buitenlandse onvoldoende is hier ook onvoldoende;
de studielast die is toegekend door de buitenlandse universiteit wordt hier zonder aanpassingen
overgenomen; als bv 5 ECTS is toegekend door de betreffende universiteit, geldt het vak voor
5 ECTS, ongeacht hoe moeilijk of makkelijk men het vak ervaren heeft.
als de studielast in het buitenland niet in ECTS maar in andere eenheden wordt uitgedrukt,
wordt de studielast door de Examencommissie omgerekend naar ECTS. De omrekening
geschiedt op basis van de studielast van een volledig jaar studie of een volledige opleiding in
relatie tot een studielast van 60 ECTS voor een jaar in Utrecht of 180 ECTS voor onze 3-jarige
bacheloropleiding.
Voor zover in de Onderwijs- en examenregeling, het Reglement examencommissie en deze bijlage
zaken niet zijn geregeld m.b.t. inbreng van onderdelen uit het buitenland beslist de
examencommissie.
19
Het is niet vereist dat dit altijd in de vorm van een cijfer is; de beoordeling 'voldoende' of 'behaald' volstaat
ook.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 5
HBO-minoren
De volgende HBO-minor is goedgekeurd door de Onderwijsdirecteur Bachelor:
- Minor Journalistiek (HU).
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 6
Overzicht relatie eindkwalificaties en Dublin-descriptoren
Eindkwalificaties bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid
4.
5.
heeft kennis van en inzicht in de kerngebieden van het recht, te
weten: privaatrecht, strafrecht, staats- en bestuursrecht, en
internationaal en Europees recht.

heeft kennis van en inzicht in de internationale en nationale
maatschappelijke context waarin het recht functioneert.
is in staat bestaande wetenschappelijke kennis te vergaren, deze
op waarde te schatten en zich deze eigen te maken, ongeacht of de
bronnen van deze kennis in het Nederlands of in het Engels zijn
gesteld.
kan regelgeving analyseren en toepassen in concrete gevallen,
juridische casus oplossen en rechtspraak analyseren en toepassen.
6.
kan een juridische argumentatie opbouwen en een juridisch oordeel
vormen.
7.
kan een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en kan daartoe een
probleemstelling formuleren en een onderzoek voorbereiden.
8.












kan zowel schriftelijk als mondeling voldoende helder presenteren,
en kan in het Engels over zijn vakgebied communiceren.
9.
kan een schriftelijk of mondeling betoog van een ander kritisch
analyseren en waarderen.
10.
kan op kritische wijze reflecteren op eigen handelen.
11.
is in staat om kennis, ideeën en oplossingen over te brengen op
een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
12.
heeft een attitude gericht op de wetenschappelijke
beroepsuitoefening en gericht op levenslang leren.
Leervaardigheden
3.

Communicatie
2.
heeft kennis van en inzicht in de grondslagen, de beginselen, het
systeem, de samenhang, en de ontwikkeling van het recht,
alsmede de rechtswetenschappelijke methoden.
Oordeelsvorming
1.
Toepassen kennis
en Inzicht
De afgestudeerde
Kennis en Inzicht
Bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid






Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015



Bijlage 7
Overgangsregeling herziening bachelor 2008/2009
Cursussen
Grondslagen privaatrecht en grondslagen publiekrecht
Studenten die zowel Grondslagen privaatrecht als grondslagen publiekrecht hebben behaald
kunnen deze cursussen inbrengen in plaats van de nieuwe cursussen Inleiding privaatrecht,
Inleiding staats- en bestuursrecht en Inleiding strafrecht.
Studenten die Grondslagen privaatrecht en grondslagen publiekrecht niet hebben behaald moeten
de nieuwe cursussen Inleiding privaatrecht, Inleiding staats- en bestuursrecht en Inleiding
strafrecht behalen.
Studenten die alleen Grondslagen privaatrecht maar niet Grondslagen publiekrecht hebben behaald
kunnen deze cursus inbrengen in plaats van de nieuwe cursus Inleiding privaatrecht (5
studiepunten). Zij moeten daarnaast de cursussen Inleiding staats- en bestuursrecht en Inleiding
strafrecht (samen 10 studiepunten) behalen.
Studenten die alleen Grondslagen publiekrecht maar niet Grondslagen privaatrecht hebben behaald
kunnen deze cursus inbrengen in plaats van de nieuwe cursus Inleiding staats- en bestuursrecht (5
studiepunten). Zij moeten daarnaast de cursussen Inleiding privaatrecht en Inleiding strafrecht
(samen 10 studiepunten) behalen.
Kernvakken
Studenten die een of meer van de kernvakken van 15 studiepunten niet hebben behaald dienen de
twee voor het betreffende kernvak in plaats gekomen kernvakken van 7,5 studiepunten te behalen.
De kernvakken van 15 studiepunten worden opgesplitst in de volgende kernvakken van 7,5
studiepunten
Kernvak internationaal en Europees recht wordt:
Kernvak internationaal en Europees recht I, en
Kernvak internationaal en Europees recht II
Kernvak privaatrecht wordt:
Kernvak privaatrecht I, en
Kernvak privaatrecht II
Kernvak staats- en bestuursrecht wordt:
Kernvak staats- en bestuursrecht I, en
Kernvak staats- en bestuursrecht II
Kernvak strafrecht en strafprocesrecht wordt:
Kernvak strafrecht I, en
Kernvak strafrecht II.
De Compensatieregeling kernvakken voor doctoraalstudenten, opgenomen in bijlage 8, blijft in het
studiejaar 2014/2015 onverkort van toepassing.
Contextvakken
Studenten die voor 1 september 2008 een van de volgende reflectievakken hebben behaald;
Rechtsfilosofie,
Rechtsgeschiedenis,
Rechtssociologie of
Rechtstheorie
kunnen deze inbrengen als contextvak, zoals bedoeld in bijlage 1.2
Rechtsvergelijkende cursussen (Toga traject)
Studenten die voor 1 september 2008 een van de volgende cursussen hebben behaald;
Comparative Law
Comparative Criminal Law
Comparative Constitutional and Administrative Law
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Comparative Legal Cultures
Comparative Human Rights (voorheen Human Rights)
kunnen deze inbrengen als Rechtsvergelijkende cursus, zoals bedoeld in bijlage 1.4
Zwaartepuntvakken (Toga traject)
Voltijdstudenten die voor 1 september 2008 een of meer zwaartepuntvakken hebben behaald en
deze niet gebruikt hebben om in studiejaar 2008/2009 af te studeren in het Toga traject (oude
programma) kunnen deze cursussen daarna inbrengen als keuzevak in de vrije profileringsruimte.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 8
Compensatieregeling Kernvakken voor doctoraalstudenten
Doctoraalstudenten die overstappen/overgestapt zijn naar de bachelor komen in aanmerking voor
een compensatieregeling betreffende de kernvakken.




gemiddeld een 5,5 voor Straf(proces)recht 1 (RGMS121) en Straf(proces)recht 2 (RGMS111)
samen kan ingebracht worden voor het Kernvak Strafrecht;
gemiddeld een 5,5 voor RIO 1 (RGMR151) en Volkenrecht 1 (RGMV090) samen kan ingebracht
worden voor Kernvak IER;
gemiddeld een 5,5 voor Verbintenissenrecht (RGMV035) en Goederenrecht (RGMG045) samen
kan ingebracht worden voor Kernvak Privaatrecht;
gemiddeld een 5,5 voor Staatsrecht (RGMS075) en Bestuursrecht (RGMB110 of RGMB115)
samen kan ingebracht worden voor Kernvak Staats- en bestuursrecht.
Daarbij geldt dat er minimaal een afgeronde 4 behaald moet zijn voor de tentamens. De cijfers
voor de twee vakken worden opgeteld en door twee gedeeld.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 9
Gelijkwaardige vooropleidingen
NEDERLAND:
A:
1. Een propedeuse rechten behaald aan een van de volgende instellingen:
een van de juridische zusterfaculteiten in Nederland;
de Open Universiteit;
de universiteit van Aruba;
de universiteit van Suriname;
de universiteit van de Nederlandse Antillen te Curaçao;
een van de juridische faculteiten in België.
Deze vooropleidingen geven bovendien vrijstelling voor de volgende cursussen uit het
studieprogramma:
Grondslagen van het recht; 15 studiepunten (ECTS);
Inleiding privaatrecht; 5 studiepunten (ECTS);
Inleiding staats- en bestuursrecht; 5 studiepunten (ECTS);
Inleiding strafrecht; 5 studiepunten (ECTS);
vrije profileringsruimte (juridisch) op niveau 1 van totaal 15 studiepunten (ECTS);
vrije profileringsruimte (juridisch) op niveau 2 van totaal 15 studiepunten (ECTS).
Indien de student kan aantonen een compleet eerste jaar wo-bachelorprogramma te hebben behaald
van 60 studiepunten (ECTS) aan een bovengenoemde instelling, en hieraan is geen
propedeusediploma verbonden, ontvangt hij dezelfde vrijstellingen.
Vrijstellingen voor andere onderdelen van het bachelorexamen op basis van de voornoemde behaalde
onderdelen zijn niet mogelijk.
2. Een diploma HBO-rechten.
Deze vooropleiding geeft bovendien vrijstelling voor de volgende cursussen uit het studieprogramma:
Grondslagen van het recht; 15 studiepunten (ECTS);
Inleiding privaatrecht; 5 studiepunten (ECTS);
Inleiding staats- en bestuursrecht; 5 studiepunten (ECTS);
Inleiding strafrecht; 5 studiepunten (ECTS);
vrije profileringsruimte (juridisch) op niveau 1 van totaal 15 studiepunten (ECTS);
vrije profileringsruimte (juridisch) op niveau 2 van totaal 15 studiepunten (ECTS).
3. Een diploma Sociaal-Juridische Dienstverlening.
Deze vooropleiding geeft bovendien vrijstelling voor de volgende cursussen uit het studieprogramma:
vrije profileringsruimte (juridisch) op niveau 1 van totaal 15 studiepunten (ECTS);
vrije profileringsruimte (juridisch) op niveau 2 van totaal 15 studiepunten (ECTS).
B:
Het afsluitend examen van de wetenschappelijke opleiding van het Koninklijk Instituut voor de Marine
te Den Helder geeft vrijstelling voor de volgende cursussen uit het studieprogramma:
Grondslagen van het recht; 15 studiepunten (ECTS);
Inleiding staats- en bestuursrecht; 5 studiepunten (ECTS);
vrije profileringsruimte (niet-juridisch) op niveau 1 van totaal 15 studiepunten (ECTS);
vrije profileringsruimte (niet-juridisch) op niveau 2 van totaal 15 studiepunten (ECTS).
C:

vwo-diploma ‘oude stijl’ op basis van vakkenpakket

vwo-diploma op basis van 'oude profielen' (vwo-eindexamen afgelegd krachtens de in de Wet
voortgezet onderwijs geregelde voorschriften zoals luidend tot en met 31 juli 2007)

gymnasium diploma afgegeven krachtens de Hoger Onderwijswet 1876

hbs-diploma afgegeven krachtens de Middelbaar Onderwijswet

een diploma van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een hogeschool
Einddiploma hoger beroepsonderwijs van opleidingen die onder ministerie van VWS
(Volksgezondheid, Welzijn Sport, voorheen WVC: Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, genaamd)
vallen. Het betreft hier de volgende opleidingen:
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015


Einddiploma verloskundige (afgegeven door bijvoorbeeld de Stichting Kweekschool voor
Vroedvrouwen te Amsterdam, de Vroedvrouwenschool Kerkrade uitgaande van de RoomsKatholieke Stichting Moederschapszorg te Kerkrade of de Stichting Rotterdamse Opleiding tot
Verloskundige te Rotterdam).
Einddiploma operatie-assistent
Tot 1 januari 1997 betrof het ook nog de volgende opleidingen:

Orthoptie (Nederlandse Academie voor Orthoptie aan de faculteit gezondheidszorg van de
Hogeschool Midden-Nederland te Utrecht)

Mondhygiëne (de Academie voor Mondhygiëne aan de faculteit gezondheidszorg van de
Hogeschool Midden-Nederland te Utrecht, de Stichting Opleiding Mondhygiënisten te Amsterdam,
de Opleiding tot Mondhygiënist te Nijmegen)

Oefentherapeut-Mensendieck (Stichting tot opleiding van oefentherapeuten-Mensendieck te
Amsterdam)

Bewegingstherapie Cesar (Stichting Opleiding Bewegingstherapie Cesar te Den Dolder)

Podotherapie (Hogeschool Eindhoven te Eindhoven)
Einddiploma hoger beroepsonderwijs op gebied van cultuur:

Einddiploma Rijksacademie voor Beeldende Kunst te Amsterdam

Einddiploma Jan van Eyk-academie te Maastricht

Einddiploma Opleiding Restauratoren te Amsterdam.

Einddiploma KMA/ KIM (defensie)

Diploma Hoger bestuursambtenaar
INTERNATIONAAL BACCALAUREAAT
Getuigschrift van het Diploma van het internationale baccalaureaat verstrekt door het International
Baccalaureate Office te Genève
SURINAME
getuigschrift Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 10
Standaardvrijstellingen voor UCU- en UCR-studenten
Voor de student die de bacheloropleiding Liberal Arts and Sciences, met voor minimaal 45 ECTS
aan juridische vakken, van het University College Utrecht (UCU) combineert met de
bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht, en deze combinatie afsluit met
een double degree, geldt de volgende regeling.
Indien voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden
- jaar 1 en jaar 2 van de opleiding Liberal Arts and Sciences zijn met succes afgerond,
- de volgende UCU-vakken zijn behaald:
UCSSCLAW12 Introduction to Law (7,5 ECTS),
UCSSCLAW21 International Law (7,5 ECTS),
UCSSCLAW33 European Union Law (7,5 ECTS),
UCSSCLAW11 Law, Society and Justice (7,5 ECTS),
UCSSCLAW22 Comparative Constitutional Law (7,5 ECTS) of UCSSCLAW31
International Human Rights (7,5 ECTS),
UCSSCRES32 Extended Social Science Research Thesis (voor tenminste 7,5 ECTS
juridisch van inhoud) (15 ECTS),
- de student is geslaagd voor de toelatingstoets van het double degree programma,
- de student is toegelaten en ingeschreven als student voor de bacheloropleiding
Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht,
worden op verzoek20 door de Examencommissie de volgende vrijstellingen verleend:
- RGBG00300 Grondslagen van het recht (15 ECTS),
- RGBG00120 Inleiding privaatrecht (5 ECTS),
- RGBG00220 Inleiding staats- en bestuursrecht (5 ECTS),
- RGBG00420 Inleiding strafrecht (5 ECTS),
- RGBK00250 Kernvak IER I (7,5 ECTS),
- RGBK00260 Kernvak IER II (7,5 ECTS),
- Contextvak: RGBOR0610 Rechtssociologie (7,5 ECTS),
- Rechtsvergelijkend vak: RGBOV0200 Comparative Constitutional (and Administrative)
Law (7,5 ECTS) of RGBOM0110 Comparative Human Rights (7,5 ECTS),
- RGBOA0025 Afstudeerwerk IER incl. Portfolio (7,5 ECTS),
- profileringsruimte niet-juridisch (45 ECTS: niveau 1 en/of niveau 2 en/of niveau 3,
afhankelijk van het niveau van de vakken in de UCU-opleiding),
- vrije profileringsruimte (22,5 ECTS: niveau 1 en/of niveau 2 en/of niveau 3, afhankelijk
van het niveau van de vakken in de UCU-opleiding, het al dan niet juridisch karakter van de
vakken in de UCU-opleiding en de vraag of civiel effect wordt beoogd).
Voor het behalen van het bachelorexamen Rechtsgeleerdheid met multidisciplinair traject binnen
de double degree dient de student voorts de volgende onderdelen met voldoende resultaat af te
leggen:
- RGBK00650 Kernvak strafrecht I (7,5 ECTS),
- RGBK00660 Kernvak strafrecht II (7,5 ECTS),
- RGBK00450 Kernvak privaatrecht I (7,5 ECTS),
- RGBK00460 Kernvak privaatrecht II (7,5 ECTS),
- RGBK00550 Kernvak staats- en bestuursrecht I (7,5 ECTS),
- RGBK00560 Kernvak staats- en bestuursrecht II (7,5 ECTS),
en indien civiel effect wordt beoogd tevens:
- RGBAPR0100 Bestuursprocesrecht (5 ECTS),
- RGBAPR0200 Burgerlijk procesrecht (5 ECTS),
- RGBAPR0300 Strafprocesrecht (5 ECTS),
- RGBOH0100 Handels- en rechtspersonenrecht (7,5 ECTS),
- juridisch keuzevak21 (7,5 ECTS).
Studenten die dit programma volgen, vallen niet onder de bepalingen van art. 7.4 inzake (bindend)
studieadvies.
20
Het verzoek moet tenminste 3 maanden voor de beoogde afstudeerdatum voor de bacheloropleiding
Rechtsgeleerdheid compleet binnen zijn bij de Examencommissie om vertraging in het afstuderen te
voorkomen.
21
Het juridisch keuzevak (7,5 ECTS) is nodig om in combinatie met een master met 60 ECTS juridisch in totaal
aan 200 ECTS juridisch studiepunten te komen; het keuzevak kan derhalve ook in de master worden gedaan.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Aan de student die het bachelorexamen Liberal Arts and Sciences, met voor minimaal 45 ECTS aan
juridische vakken, van het University College Utrecht (UCU) heeft behaald, en vervolgens de
bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Utrecht gaat doen, worden op verzoek22 en
voorzover van toepassing, gelet op de behaalde onderdelen van het UCU en het gekozen traject
binnen de bacheloropleidig Rechtsgeleerdheid, de volgende vrijstellingen verleend:
- RGBK00250 Kernvak IER I (7,5 ECTS) o.g.v. UCSSCLAW21 International Law (7,5 ECTS),
- RGBK00260 Kernvak IER II (7,5 ECTS) o.g.v. UCSSCLAW33 EuropeanUnion Law (7,5
ECTS),
- RGBOR0610 Rechtssociologie (7,5 ECTS) o.g.v. UCSSCLAW11 Law, Society and Justice
(7,5 ECTS),
- RGBOV0200 Comparative Constitutional (and Administrative) Law (7,5 ECTS) o.g.v.
UCSSCLAW22 Comparative Constitutional Law (7,5 ECTS),
- RGBOM0110 Comparative Human Rights (7,5 ECTS) o.g.v. UCSSCLAW31 International
Human Rights (7,5 ECTS),
- RGBOA0025 Afstudeerwerk IER incl. Portfolio (7,5 ECTS) o.g.v. UCSSCRES32 Extended
Social Science Research Thesis (15 ects) (indien voor tenminste 7,5 ECTS internationaal- of
Europeesrechtelijk van inhoud),
- profileringsruimte niet-juridisch (45 ECTS: niveau 1 en/of niveau 2 en/of 3, afhankelijk
van het niveau van de vakken in de UCU-opleiding).
Vrijstelling voor de profileringsruimte-juridisch wordt uitsluitend na individuele beoordeling door de
Examencommissie verleend, indien en voorzover er na verlenen van overige vrijstellingen
juridische cursussen over zijn om deze vrijstelling op te baseren.
Aan de student die het bachelorexamen Liberal Arts and Sciences, met voor minimaal 45 ECTS aan
juridische vakken, van het University College Roosevelt (UCR) heeft behaald, en vervolgens de
bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Utrecht gaat doen, worden op verzoek en
voorzover van toepassing, gelet op de behaalde onderdelen van UCR en het gekozen traject binnen
de bacheloropleidig Rechtsgeleerdheid, de volgende vrijstellingen verleend:
- RGBOV0200 Comparative Constitutional (and Administrative) Law (7,5 ECTS) o.g.v.
SSC274 Comparative Constitutional Law and International Political Institutions (7,5 ECTS),
- RGBOM0110 Comparative Human Rights (7,5 ECTS) o.g.v. SSC371 International Human
Rights (7,5 ECTS),
- RGBOR0610 Rechtssociologie (7,5 ECTS) o.g.v. SSC171 Law, Society and Justice (indien
rechtssociologisch van inhoud) (7,5 ECTS),
- RGBOA0025 Afstudeerwerk IER of RGBOA0030 Afstudeerwerk rechtstheorie incl. Portfolio
(7,5 ECTS) o.g.v. SSC300 Independent Research Project (7,5 ECTS) (indien
internationaalrechtelijk, Europeesrechtelijk of rechtstheoretisch van inhoud),
- profileringsruimte niet-juridisch (45 ECTS, niveau 1 en/of niveau 2 en/of 3, afhankelijk
van het niveau van de vakken in de UCR-opleiding).
Vrijstelling voor de profileringsruimte-juridisch wordt uitsluitend na individuele beoordeling door de
Examencommissie verleend, indien en voorzover er na verlenen van overige vrijstellingen
juridische cursussen over zijn om deze vrijstelling op te baseren.
22
Het verzoek moet tenminste 3 maanden voor de beoogde afstudeerdatum voor de bacheloropleiding
Rechtsgeleerdheid compleet binnen zijn bij de Examencommissie om vertraging in het afstuderen te
voorkomen.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 11
Final GPA
Gemiddeld (gewogen)
tentamenresultaat
final GPA
8,00 of hoger
7,99
7,98
7,97
7,96
7,95
7,94
7,93
7,92
7,91
7,90
7,89
7,88
7,87
7,86
7,85
7,84
7,83
7,82
7,81
7,80
7,79
7,78
7,77
7,76
7,75
7,74
7,73
7,72
7,71
7,70
7,69
7,68
7,67
7,66
7,65
7,64
7,63
7,62
7,61
7,60
7,59
7,58
7,57
7,56
7,55
7,54
7,53
4,00
3,99
3,98
3,97
3,96
3,95
3,94
3,93
3,92
3,91
3,90
3,89
3,88
3,87
3,86
3,85
3,84
3,83
3,82
3,81
3,80
3,79
3,78
3,77
3,76
3,75
3,74
3,73
3,72
3,71
3,70
3,69
3,67
3,66
3,65
3,63
3,62
3,61
3,59
3,58
3,57
3,55
3,54
3,53
3,51
3,50
3,49
3,47
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Gemiddeld (gewogen)
tentamenresultaat
final GPA
7,52
7,51
7,50
7,49
7,48
7,47
7,46
7,45
7,44
7,43
7,42
7,41
7,40
7,39
7,37
7,36
7,35
7,33
7,32
7,31
7,29
7,28
7,27
7,25
7,24
7,23
7,21
7,20
7,19
7,17
7,16
7,15
7,13
7,12
7,11
7,09
7,08
7,07
7,05
7,04
7,03
7,01
7,00
6,99
6,98
6,97
6,96
6,95
6,94
6,93
3,46
3,45
3,43
3,42
3,41
3,39
3,38
3,37
3,35
3,34
3,33
3,31
3,30
3,29
3,28
3,27
3,26
3,25
3,24
3,23
3,22
3,21
3,20
3,19
3,18
3,17
3,16
3,15
3,14
3,13
3,12
3,11
3,10
3,09
3,08
3,07
3,06
3,05
3,04
3,03
3,02
3,01
3,00
2,99
2,98
2,97
2,96
2,95
2,94
2,93
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Gemiddeld (gewogen)
tentamenresultaat
final GPA
6,92
6,91
6,90
6,89
6,88
6,87
6,86
6,85
6,84
6,83
6,82
6,81
6,80
6,79
6,78
6,77
6,76
6,75
6,74
6,73
6,72
6,71
6,70
6,69
6,68
6,67
6,66
6,65
6,64
6,63
6,62
6,61
6,60
6,59
6,58
6,57
6,56
6,55
6,54
6,53
6,52
6,51
6,50
6,49
6,48
6,47
6,46
6,45
6,44
6,43
2,92
2,91
2,90
2,89
2,88
2,87
2,86
2,85
2,84
2,83
2,82
2,81
2,80
2,79
2,78
2,77
2,76
2,75
2,74
2,73
2,72
2,71
2,70
2,69
2,67
2,66
2,65
2,63
2,62
2,61
2,59
2,58
2,57
2,55
2,54
2,53
2,51
2,50
2,49
2,47
2,46
2,45
2,43
2,42
2,41
2,39
2,38
2,37
2,35
2,34
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Gemiddeld (gewogen)
tentamenresultaat
final GPA
6,42
6,41
6,40
6,39
6,37
6,36
6,35
6,33
6,32
6,31
6,29
6,28
6,27
6,25
6,24
6,23
6,21
6,20
6,19
6,17
6,16
6,15
6,13
6,12
6,11
6,09
6,08
6,07
6,05
6,04
6,03
6,01
6,00
2,33
2,31
2,30
2,29
2,28
2,27
2,26
2,25
2,24
2,23
2,22
2,21
2,20
2,19
2,18
2,17
2,16
2,15
2,14
2,13
2,12
2,11
2,10
2,09
2,08
2,07
2,06
2,05
2,04
2,03
2,02
2,01
2,00
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015
Bijlage 12
Inbrengtabel: In geval van overstappen naar de bachelor en/of master met
behaalde doctoraalvakken.
Zie hiervoor bijlage 12 van de Onderwijs- en examenregeling bachelor 2013/2014.
Onderwijs- en examenregeling bachelor Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
2014/2015