Kennisupdate SPO 2014.03 (juni 2014) Het Witteveenkader Het Witteveenkader geeft de grenzen aan van de fiscale ondersteuning van de pensioenopbouw. Dit kader bevat 4 parameters: 1. de pensioenrichtleeftijd; 2. de minimum-franchise; 3. het jaarlijkse maximale opbouwpercentage en 4. pensioensalaris. De naamgever van het Witteveenkader De naamgever – Dirk Witteveen (1949-2007)was voorzitter van de commissie Witteveen, die in 1995 aanbevelingen heeft gedaan op basis waarvan een wetsvoorstel is geformuleerd ter wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964. Op 1 juni 1999 werd het Witteveenkader in de belastingwet geïmplementeerd. Redenen voor aanpassingen Gegeven de gestegen levensverwachting kan iedereen langer pensioen opbouwen en kan daarom de opbouw per jaar lager zijn om te komen tot een gelijk pensioenresultaat. Ook het later en maar deels ontvangen van belastinginkomsten - door de grote omvang van het pensioensparen in Nederland – zijn voor de overheid belangrijke redenen voor de aanpassingen van het Witteveenkader. Want door de verdeling van pensioenen over de boxen 1 en 3 krijgt de overheid circa 25 miljard euro aan belastinginkomsten later dan gewenst en waarschijnlijk maar gedeeltelijk ter beschikking. Daarom wordt er nu gekeken naar beperking van de aftrekbaarheid van pensioenpremie/pensioenopbouw. Fiscale aanpassingen per 1-1-2014 In het kader van de versobering van het Witteveenkader zijn op 1-1-2014 de parameters van het Witteveenkader aangepast: de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd van 65 naar 67 jaar. deze richtleeftijd wordt tegelijkertijd gekoppeld aan de stijgende levensverwachting. Daardoor kan deze richtleeftijd in de toekomst - verder verhoogd worden, net als met de AOW gebeurt. Bijkomend effect van deze verhoging is een mogelijke verlaging van de pensioenpremie. de jaarlijkse pensioenopbouw wordt verlaagd naar 2,15% per jaar voor middelloonregelingen en 1,9% bij eindloonregelingen. Fiscale aanpassingen per 1-1-2015 De jaarlijkse pensioenopbouw wordt verlaagd naar 1,875% per jaar voor middelloonregelingen en 1,657% voor eindloonregelingen. De wettelijke minimaal in te bouwen AOW-franchise wordt verlaagd naar € 12.522,00 (niveau 2014). Door een verlaging van de AOWfranchise wordt de pensioenopbouw van de laagstbetaalden procentueel het meest verbeterd. Omdat Nederlanders langer leven en langer kunnen werken, kan de opbouw per jaar lager worden. Met dat lagere opbouwpercentage kan toch in 46 jaar (21 tot 67 jaar) een redelijk pensioen worden opgebouwd. Bijkomend effect van het lagere opbouwpercentage kan een hoger netto salaris zijn indien er daardoor een lager bedrag aan pensioenpremie wordt ingehouden op het salaris. En dat hoger netto salaris kan weer ruimte geven voor extra consumptie. Daarnaast vervalt de fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw voor inkomens boven € 100.000 per jaar; boven dit bedrag geldt de fiscaal gunstige omkeerregel niet meer. Bijkomend wetsvoorstel - de excedentregeling - geschrapt Niet iedereen was blij met het aanvankelijke regeringsvoorstel. Met name de invoering van de verlaagde opbouw kan werknemers in de problemen brengen; zij bouwen een lager pensioen op dan verwacht. De sociale partners – verenigd in de Stichting van de arbeid (STAR) - hadden daarom de excedentregeling bedacht. Dit voorstel behelsde een deel van de pensioenpremie te betalen uit het nettoloon in plaats van het brutoloon. Deze excedentregeling is uiteindelijk uit het wetsvoorstel geschrapt Nieuwe product voor pensioenfondsen Belangrijk te vermelden is dat ook pensioenfondsen voortaan vrijwillige netto-regelingen (met een box IIIvrijstelling) ten behoeve van een hoger pensioen mogen aanbieden. Deze netto-regeling kan worden opgebouwd door werknemers met een inkomen boven € 100.000. Wie gaat waar over bij het Witteveenkader? De zeggenschap over de 4 parameters van het Witteveenkader is niet in de handen van een autoriteit alleen. Het is een ‘samenspel’ van: de regering en het parlement, De Nederlandsche Bank die toezicht houdt op de pensioenfondsen, de sociale partners die de pensioenregelingen afspreken, en de pensioenfondsen als uitvoerder van de pensioenregelingen. Het gelopen traject Het finale wetsvoorstel is op 6 maart 2014 in de Tweede Kamer aangenomen. Dit na aanpassingen omdat er tijdens het Eerste Kamerdebat in oktober 2013 geen Kamermeerderheid bleek te zijn. Met name de jonge werknemer bouwde te weinig pensioen op en de uitvoering van het aanvullende wetsvoorstel (excedentregeling) was te complex. Verder wenste de Eerste kamer meer zekerheid over verlaging van de pensioenpremie vanaf 2015. De partijen in de besluitvorming en hun taken - De Eerste Kamer is op 27 mei 2014 akkoord gegaan met het wetsvoorstel. De wijzigingen gaan in per 1 januari 2015. - De Nederlandsche Bank (DNB) heeft er een aantal taken bij gekregen om te bewaken dat de uitvoering van de aanpassingen conform afspraken (blijven) verlopen. Ook verwacht DNB een positieve impuls van de lagere pensioenpremies op onze kwakkelende economie. - De sociale partners kunnen nu waarschijnlijk al aan de slag met de implementatie nu de inhoud van het aangepaste Witteveenkader vrijwel zeker is. - De Pensioenfederatie is tevreden dat ze in de Tweede Kamer gehoor heeft gevonden voor haar pleidooi om de pensioenfondsen niet uit te sluiten van de netto-regelingen. De pensioenfondsen kunnen nu aan de slag gaan om de besloten nieuwe wetgeving uit te voeren. Het vervolgtraject en mijlpalen 1. 27 mei 2014 akkoord Eerste Kamer; 2. Invoering door pensioenuitvoerders op 1-1-2015. Aansluiting bij syllabussen De informatie in deze kennis-update hoort bij de SPO-opleidingen vanaf het verdiepingsniveau.
© Copyright 2024 ExpyDoc