Meulenberg vertelt

Meulenberg vertelt
Inhoud
Voorwoord
Geschiedenis
10 Straffe madammen
3
4
6
9
Jonge jaren in het vaderland
Liefde & huwelijk
Migratie
Barakken
Taal
Dagelijkse leven
Heimwee & terugkeer
Bevallen & kinderen
Onze mannen in de mijn
En nu?
12
16
18
22
28
32
40
46
52
56
Dankwoord
Vertalingen
Sfeerbeelden
61
62
71
Voorwoord
Een boek schrijven? Hoe kom je erbij? Waarom doe je zoiets? Deze vragen hoorde ik de laatste maanden regelmatig van
familie en vrienden.
Waarom begin je daaraan? Daar probeer ik jullie hier een antwoord op te geven.
Jaren geleden hadden we in het buurthuis het reminiscentieproject. Reminisceren is aan de hand van oude voorwerpen,
muziek of foto’s en gerichte vragen, die betrekking hebben op het leven van vroeger, herinneringen oproepen. We kwamen toen samen met senioren, allemaal vrouwen, om deze theorie in de praktijk om te zetten. We werkten met verschillende nationaliteiten: Belgische, Duitse, Spaanse, Turkse, Marokkaanse, Italiaanse en Griekse vrouwen. Indien nodig
werkten we samen met een tolk.
Mensen hebben een natuurlijke behoefte om op oudere leeftijd op hun leven terug te blikken. Het is belangrijk voor het
algemeen welbevinden van ouderen om het verleden te kunnen delen met anderen. De oudere ontleent hier een sterk
gevoel van eigenwaarde aan.
Iedere mens heeft zijn eigen levensverhaal, vol herinneringen en levenservaringen. Verschillende keren per dag denkt
iedereen, soms zonder het te beseffen, aan het verleden.
Ouderen hebben vaak het gevoel weinig te kunnen bieden aan anderen. Maar juist zij hebben een schat aan ervaringen
en mogelijkheden. Ouderen genieten vaak zichtbaar als zij iets kunnen vertellen wat een ander nog niet wist.
Lange tijd werd praten over vroeger gezien als een teken van aftakeling. Ouderen die veel met het verleden bezig waren,
waren ‘niet meer bij de tijd’. Inmiddels weet men uit allerlei onderzoeken dat het ophalen van herinneringen niet een
ziekelijk verschijnsel is, maar juist nodig is om succesvol oud te worden. Het versterkt het gevoel van eigenwaarde en
zelfvertrouwen. Kortom, het zorgt er voor dat je prettig oud kunt worden!
Tijdens de sessies rond reminiscentie met de senioren kwamen er prachtige verhalen boven. De gesprekken werden allemaal opgenomen, toen nog op een cassette en daarna uitgeschreven.
Telkens we deze verhalen noteerden zeiden we dat ze niet verloren mochten gaan, dat we er ’iets’ mee moesten doen!
En nu is het zover. Hier vindt u de verhalen van 10 vrouwen. Tien sterke vrouwen die de meeste jaren van hun leven
doorbrachten op Meulenberg. Negen vrouwen zijn van een ander origine en zijn hier in België terecht gekomen omdat
ze hun liefje of hun man volgden die hier in de koolmijn werkte. Eén vrouw werkte heel haar leven op de wijk Meulenberg en haar verhaal wilde ik heel graag horen omdat zij bij de verschillende nationaliteiten aan huis kwam. Je kan
natuurlijk niet zomaar bij iemand binnenvallen om een interview af te nemen. Gelukkig kende ik de vrouwen al van het
reminiscentieproject en we komen al jarenlang wekelijks samen tijdens koffie-kaffee in de parochiezaal van Meulenberg.
4
Koffie-kaffee is een ontmoetingsmoment voor vrouwen van de wijk met vormings- en ontspanningsactiviteiten.
Er was dus al een vertrouwensband tussen de vrouwen en mij zodat het makkelijker was om persoonlijke vragen te stellen en te praten over het verleden. En weer kwamen die verhalen boven, verhalen over hun kindertijd, hun migratie,
het leven in de barakken, de opvoeding van de kinderen, het dagelijkse leven in de wijk. Ik heb samen met de vrouwen
tijdens deze interviews gelachen en geweend. Soms samen met een dochter die voor de vertaling zorgde en soms wij
tweetjes alleen. Het waren mooie momenten, momenten die ik altijd zal koesteren.
Er werden foto’s boven gehaald, deze zijn ook terug te vinden in dit boek. Bij het bekijken van de foto’s kwamen er ook
weer verhalen en emoties boven. Soms heftige emoties. Maar toch was het een opluchting voor de vrouwen om hun
verhaal te vertellen. Ze werden wel eens boos of emotioneel tijdens het gesprek, maar nadien zeiden ze dat het goed deed
om het nog eens te vertellen en dat ze toch positief keken naar vroegere gebeurtenissen. Het was dus heel wat meer dan
alleen maar ’leuk en gezellig’.
Vertellen over hun leven, terugblikken en vooruit kijken geeft ook grip op het leven. Bij het verlies van een dierbare bijvoorbeeld, helpt het koesteren aan de tijd met die persoon hun door een zware tijd.
Ik leerde door de verhalen de vrouwen ook beter begrijpen. Als je weet wat iemand heeft meegemaakt, kun je beter haar
gedrag en opvattingen begrijpen.
Ik heb dus heel veel bijgeleerd en ik heb de verhalen letterlijk genoteerd. Niet met grootse woorden, gewoon, zoals we
samen praten, de vrouwen en ik.
De verhalen in het boek zijn niet per persoon uitgeschreven, we kozen er voor om met thema’s te werken. Met korte
anekdotes en verhalen. Zo ziet men dadelijk hoe iedereen de dingen beleefd heeft, allemaal anders, geen enkel verhaal is
identiek.
Enkele vrouwen blijven liever anoniem. Dat respecteren we. Ik hoop dat jullie dit ook begrijpen.
Mij rest alleen nog de 10 vrouwen hartelijk te danken voor hun medewerking aan dit boek. Zonder hen was het nooit
gelukt. Jullie zijn allemaal straffe madammen!
BEDANKT!
Vera Houben
5
Geschiedenis
Twee verlichte schachtbokken torenen boven Houthalen.
Ze zijn het bewijs van de eens zo glorierijke periode van de mijnindustrie. Vele mannen, generatie op
generatie, haalden met noeste arbeid het zwarte goud boven.
Houthalen was de jongste mijn van Limburg. De cité van Meulenberg, gebouwd vanaf 1939 lag op anderhalve
kilometer van de mijnzetel, maar door de Koolmijnlaan was er een directe verbinding voorzien. Het tuinwijkconcept, gebruikt door de andere mijncités in Limburg, was intussen voorbij gestreefd. De architecten opteerden
voor een meer eigentijdse aanpak met een symmetrisch en rastervormig stratenpatroon. Er werden ook acht
ronde verkeersknooppunten geplaatst, wat zeer vernieuwend was voor die tijd. De eerste woningen lagen in de
Wildrozenstraat, de Kerklaan, de Bremstraat en de Varenstraat. De Kerklaan (de hoofdas van de tuinwijk) was een
dubbele laan met veel groen in het midden die in het verlengde lag van de grootste toegang tot de cité: het ronde
welkomsplein.
In de uitbouw van de wijk werd rekening gehouden met de hiërarchie binnen de mijn. Heel de sociale hiërarchie
van het mijnbedrijf vond er zijn afspiegeling; van directeur, ingenieur, werkleider, bediende, bovengronder en ondergronder tot de pastoor en zijn kapelaan toe. Voor allen werd een aangepaste woning voorzien. Alleen werknemers van de mijn mochten in de cité wonen.
Met dit voordeel van huisvesting wou de mijn zoveel mogelijk arbeiders aantrekken.
In de jaren ’40 waren er maar enkele huizen bewoond. Dit is te verklaren door de oorlog en door het feit dat de
mensen van Limburg niet graag in de mijn afdaalden. Hierdoor bleef de verhoopte toeloop van werknemers uit.
Op het einde van de jaren ’40 woonden er in de tuinwijk precies 3 ingenieurs, 8 bedienden en 9 arbeiders met
hun gezin of in het totaal vierenveertig volwassenen en negenenvijftig kinderen. De ingenieurs woonden in de
Kerklaan en betaalden geen huur. De eerste bedienden betaalden naargelang het type van hun woning 110 en 150
Belgische frank huishuur. De eerste arbeiders betaalden maandelijks 110 Belgische frank huurgeld. Dan werden
er nog drie hoofdingenieurswoningen, twee ingenieurswoningen en vierentachtig goedkope, betonnen arbeiderswoningen gebouwd. Gewone mijnwerkers hadden een huis in een twee- tot zeswoonst in de Bremstraat, bedienden kregen gevarieerde tweewoonst en de ingenieurs en hogere bedienden kregen een eengezinswoning op de
kruispunten.
Een ingenieurswoning ter beschikking hebben, betekende tal van voordelen. Zo moesten de bewoners geen
huishuur betalen. Ze stonden niet zelf in voor de onderhoudswerken en ze hadden een tuinman voor hun sier- en
moestuin. Het waren echter verborgen middelen om ingenieurs met handen en voeten aan de mijn te binden.
6
De mijn eiste veel terug van zijn ingenieurs, zoals een onvoorwaardelijke inzet die niet in uren om te
rekenen was. Zoals het spreekwoord zegt: ’de ingenieursvrouw was een koningin, maar … De koning was
nooit thuis’. Tijdens de kolenslag, moesten er woningen worden bijgebouwd om de mijnwerkers op te
vangen. Achter de Platanenstraat werden tweehonderdtwintig barakkenwoningen gebouwd. Vooraan
stonden de bruine barakken voor alleenstaanden en achteraan lagen zeven genummerde straten met
witte barakken om voornamelijk Poolse en Italiaanse gezinnen onderdak te geven. Zij bleven in gebruik
tot 1971. Daarna werden ze onbewoonbaar verklaard. Tussen 1972 en 1974 werden ze afgebroken en maakten
ze plaats voor een nieuwe sociale woonwijk en appartementsblokken van de maatschappij ’Kempisch Tehuis’.
De steenkoolmijn wou het leven vol mijnwerkers zo harmonisch mogelijk organiseren. Ze hadden alles voorzien:
van een winkel, een kerk, scholen tot ontspanningsgelegenheden toe. Dit deden ze om de greep en de controle
op de arbeiders zo groot mogelijk te houden en tegelijk de arbeiders een gevoel te geven dat er voor hen gezorgd
werd. Hoe groter de tevredenheid van de arbeiders, hoe beter de prestaties op het werk.
Alles was in de tuinwijk voorzien, tot het kinderheil toe. Dit kinderheil werd door de kolenmijn in twee aaneengesloten woningen geplaatst. Vrouwen konden er terecht voor postnatale raadplegingen. Op de bovenverdieping
van het gebouw was een appartement voorzien voor de sociaal-assistent van de mijn. Het kinderheil stond onder
toezicht van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, maar de sociaal-assistent, de verpleegster en de dokter waren
in dienst van de mijn. Ze werden bijgestaan door de echtgenoten van de directeur, onderdirecteur en de
ingenieurs.
De mijn voelde zich medeverantwoordelijk voor de opleiding van de kinderen van de mijnwerkers. Tot 1944
had Meulenberg geen eigen school. De kinderen moesten daarom iedere dag naar Houthalen-Centrum. In
september 1945 werd het lager onderwijs ingericht in Meulenberg. Het aantal leerlingen in Meulenberg groeide
zo snel dat men achter het pand van de regie Houthalen paviljoenen moest optrekken als noodklassen. In 1948
werden de meisjes- en jongensscholen omgevormd tot zelfstandige scholen.
De infrastructuur omvatte het zusterhuis met kleuterschool, twee barakken voor meisjes en drie barakken voor
jongens. Tussen deze barakken stond nog een barak die dienst deed als turnzaal.
Eind jaren ’40 besliste de directeur van de mijn een ultramodern schoolcomplex te bouwen op het hoogste en
mooiste punt van Meulenberg.
De bouw van de lagere scholen begon in 1951 en in 1953 werden de klassen één voor één in gebruik genomen.
De kleuterschool heeft internationale belangstelling gekregen. Pedagogen van overal werden vanuit Brussel naar
Meulenberg geleid. De koolmijn was enorm gul met knutselmateriaal en leermiddelen voor de kleuterschool.
In 1942 liet de mijndirectie een noodkerk bouwen in het hart van de cité.
7
Het plan was een grote kerk te bouwen, maar door de sluiting van de mijn werd het project nooit
verwezenlijkt. De noodkerk kreeg, met de groeiende bevolking, nog twee zijbeuken bij en zou zo de
uiteindelijke kerk van Meulenberg worden.
Aanwerving:
Door een tekort aan arbeidskrachten daalde het aantal mijnwerkers. In 1946 sloten de Belgische en Italiaanse
regering een akkoord. In ruil voor enkele miljoenen ton steenkool, stemde Italië toe in het leveren van 50 000
overwegend, jonge arbeidskrachten. Via affiches die allerlei voordelen beloofden, zoals hoge lonen, kindergeld,
uitkering bij ziekte,… lokte de mijnarbeiders naar België. Na de ramp in Marcinelle in 1956 die het leven kostte
aan 136 Italiaanse mijnwerkers, weigerde de Italiaanse regering nog werkkrachten naar België te sturen zolang
de nodige hervormingen in zake veiligheid en lonen niet waren doorgevoerd. Vervolgens werden er akkoorden
afgesloten met Spanje en Griekenland. In de ’Golden Sixties’ waren het vooral de Belgen die profiteerden van de
welvaartsstijging. Velen verlieten daarom de mijn om in andere, minder zware industrietakken te gaan werken.
Enkel door intense rekrutering in Griekenland en Turkije kon het aantal mijnwerkers enigszins op peil gehouden
worden. Vanaf 1963 sloot de Belgische regering bilaterale akkoorden af met Marokko en Turkije. Zij kwamen
meestal met een toeristenvisum naar het land van belofte. Deze beknopte geschiedenis geeft een zicht op het
ontstaan van een multiculturele wijk. Verder in het boek wordt beschreven hoe vrouwen van de mijnwerkers deze
migratie beleefden.
Bronvermelding:
ILSE NEIRINCK, “De relatie tussen de parochie Meulenberg en de mijn van Houthalen”, 2005.
8
10 straffe madammen
Graag stel ik jullie de vrouwen voor die in dit boek aan het woord komen.
Madammen met elk hun eigen verhaal. Mooie, sterke, vrolijke en droevige verhalen die jullie
doorheen het boek terugvinden aan de hand van verschillende anekdotes en korte stukjes tekst.
Teresa Iglesi-Ocana
Geboren op 15 oktober 1939 in La Linea, Spanje.
Een weduwe met 7 kinderen, 14 kleinkinderen en 3 achterkleinkinderen.
Een echte spraakwaterval, het was zeer interessant om haar te interviewen.
Ze vertelde de ene anekdote na de andere. We hebben veel gelachen met de
verhalen die ze vertelde. Ze neemt geen blad voor de mond.
Een (h)eerlijk mens.
Maria Tarantola
Geboren op 18 april 1937 in Mulazzo, Italië.
Een weduwe met 4 kinderen, 9 kleinkinderen en 10 achterkleinkinderen.
Maria is een echte ’la mama’. Een moeder waar de kinderen veel en graag
op bezoek komen. Ze is een positief denkende vrouw die heel veel mensen
lief heeft. Zijzelf is ook een vrouw om van te houden. Een zalig mens.
Elly Papantoni
Geboren op 23 maart 1939 in Deskati, Griekenland.
Ze is getrouwd en heeft 2 kinderen en 4 kleinkinderen.
Elly is een mooie, grote vrouw met een groot hart voor de medemens.
Ze bakt en kookt als de beste en daar mogen buren en vriendinnen van
meegenieten. Het was een warm interview met veel emotionele momenten.
Een mooi verhaal van een mooie vrouw.
9
Marcella Ciampa
Geboren op 6 augustus 1933 in Filetto, Italië.
Ze is getrouwd en heeft 1 zoon en 2 kleinkinderen.
Marcella, een klein dapper vrouwtje dat heel graag vertelt. Dat wist ik
al van tijdens de bijeenkomsten van koffie-kaffee, maar het werd nog
eens extra duidelijk tijdens het interview. Ze kan haar mannetje goed
staan en regelt nog steeds het hele huishouden. Lachen doet ze graag
en als er plezier gemaakt wordt staat ze op de eerste rij!
Marianthi Iliadou
Geboren op 6 april 1937 in Kastinies, Griekenland.
Een weduwe met 2 kinderen, 4 kleinkinderen.
Marianthi, een mooie, serene Griekse vrouw. Er waren veel stiltes in het
interview. Soms was het moeilijk voor haar, maar toch wilde ze haar
verhaal vertellen. Bij haar staat altijd de koffie klaar voor haar vriendinnen,
een lief mens.
Annie Strauss
Geboren op 26 april 1930 in Ingolstadt, Duitsland.
Een weduwe met 4 kinderen, 6 kleinkinderen en 6 achterkleinkinderen.
Een ongelooflijke sterke dame, een dame met pit en een hart van goud.
Annie was altijd heel actief in de wijk Meulenberg. Ze is een bekende
dame uit de wijk. Ondanks de vele problemen met haar gezondheid is
Annie een vrolijke vrouw. Het interview was vol animo. De leuke en
interessante verhalen kwamen tot leven in haar woonkamer.
Marokkaanse vrouw *47
Geboren op 1 juli 1947 in Taroudant, Marokko.
Een weduwe met 2 kinderen en 6 kleinkinderen.
Een klein, lief vrouwtje dat ondanks het vroege overlijden van haar man zich altijd overeind
hield voor haar kinderen en kleinkinderen. Een pakkend interview met een lach en een traan.
Heel mooi, heel rustig, net als haar. Ze wil liever niet op de foto en haar verhaal anoniem
vertellen.
10
Alfonsine Houbrechts
Geboren op 18 mei 1931 in Houthalen, België.
Een weduwe met 2 kinderen, 2 kleinkinderen en 1 achterkleinkind.
Alfonsine, de verpleegster of ’madam control’ zoals de mensen op de wijk
haar noemden. Ze heeft haar job met hart en ziel uitgeoefend op de wijk.
Veel vrouwen hebben steun van haar gekregen als ze het moeilijk hadden.
Ze stond altijd voor iedereen klaar. Nu doet ze nog steeds vrijwilligerswerk
en wordt ze nog altijd herkend door de mensen van de wijk.
Turkse vrouw
Geboren op 21 maart 1943 in Alakap, Turkije.
Ze is gescheiden en heeft 5 kinderen en 10 kleinkinderen.
Ze heeft niet altijd een gemakkelijk leven gehad maar dat is niet aan haar
te zien. Ze vertelde honderduit over haar leven. Ze is een vlotte verteller die
er geen doekjes om windt. Hoewel ze klein van gestalte is, is ze een grote
dame die er altijd voor haar kinderen en kleinkinderen is.
Marokkaanse vrouw *57
Geboren op 1 januari 1957 in Argana, Marokko.
Ze is getrouwd en heeft 7 kinderen en 11 kleinkinderen.
Het laatste interview dat ik afnam was dat met Fatima. Ze wil liever niet op de foto en niet
vernoemd worden met haar volledige naam. Ik heb hier alle respect voor. Het is een heel ander
verhaal dan dat van de andere vrouwen, zij kwam immers als kind naar België, verhuisde naar
Marokko door haar huwelijk en kwam dan weer terug met haar man naar België. Ze is de jongste
van alle geïnterviewde vrouwen. Een warme, goede vrouw die van haar leven iets mooi gemaakt
heeft ondanks de moeilijkheden die er soms waren.
Dat waren ze! Tien vrouwen met een groot hart die mij hun levensverhaal vertelden. Ik heb er heel erg van genoten. We hebben veel gelachen maar ook samen met tranen in de ogen rond de tafel gezeten tijdens de interviews.
Ik mocht kennismaken met hun verhalen en ik mocht ze neerschrijven in dit boek. Bedankt dames, voor jullie
enorme bijdrage. Een heleboel mooie verhalen en anekdotes die jullie met mij deelden. Bedankt voor jullie warm
onthaal bij je thuis, voor de koffie en koekjes, voor de warmte die jullie uitstraalden. Jullie zitten voor altijd in
mijn hart, jullie hebben een droom doen uitkomen.
Het boek ’Meulenberg vertelt’.
11
Jonge jaren in het vaderland
Ik kom uit een groot gezin: mijn vader is driemaal getrouwd.
In totaal had hij vijftien kinderen. Met mijn moeder kreeg
hij zes kinderen, ik had drie zussen en twee broers.
(Maria)
Ik ben de oudste in een gezin van tien kinderen. We woonden met ons gezin, samen met
een oom en tante in een dorpje in de bergen
van Marokko. Ik moest als klein meisje al helpen in het huishouden. Mijn mama en papa
werkten overdag op het veld en ik zorgde dan
voor het eten zodat ze aan tafel konden aanschuiven als ze thuis kwamen.
(Marokkaanse ♀ *57)
Ik ben geboren in een gezin met drie dochters en één zoon.
Niet lang na mijn geboorte overleed mijn vader. Mijn moeder heeft ons eigenlijk in haar eentje groot gebracht. Toen
mijn zus oud genoeg was om voor ons te zorgen, nam zij het
huishouden over en ging mijn moeder werken.
(Teresa)
We waren een typische boerenfamilie. We hadden koeien en
kippen en woonden op een kleine boerderij waar ik van kleins
af aan moest helpen. Ik ben bijna niet naar school geweest,
dat vonden mijn ouders niet nodig.
Mijn vader stond op de markt met producten zoals naaigerief,
parfum, … (Maria)
12
Ik had twee zussen en drie broers. We woonden in een klein
dorpje in Turkije. Mijn vader was veel ziek en we leefden
van groenten die we zelf teelden en dan verkochten.
Mijn zussen hielpen in het huishouden. Ik was te klein, te
mager en veel ziek en moest daarom niet helpen. We zijn
nooit naar school geweest, dat vond vader niet nodig. Jammer! (Turkse ♀)
Toen ik twaalf jaar was, mocht ik niet meer naar school gaan.
Ik had nog een jongere broer die moest gaan verder studeren
van mijn ouders als hij achttien jaar werd. In het huishouden moest ik niet veel doen, dat deden mijn moeder, zus en
schoonzus. Het enige dat ik moest doen, was naaien. Toen
mijn jongere broer ouder werd wilde hij helemaal niet verder studeren … Eigenlijk ben ik dus voor niks gestopt met
school op mijn twaalfde! (glimlacht) (Marianthi)
Ik ben opgegroeid in Taroudant, in een gezin met vier dochters. Naar school gaan mocht ik niet, in tegenstelling tot mijn
jongere zussen die na de dood van mijn vader wel mochten studeren. Ik weefde tapijten, die verkocht werden aan winkels,
om zo mijn steentje bij te dragen in het huishouden. Wanneer er een grote bestelling was, werkte ik dag en nacht om de tapijten af te krijgen. We hadden het immers niet breed. Eén jongere zus studeerde af als verpleegster, de andere als leerkracht.
Voor hen was het overlijden van mijn vader een geluk bij een ongeluk. Mijn zussen en ik mochten nooit naar buiten: winkelen, op straat rondlopen, naar feesten gaan … Het was allemaal uit den boze. (stilte) Wanneer er iemand aanklopte mochten
we de deur niet openen, enkel onze ouders deden dat. Was er een feest in het dorp, dan gingen we op het dakterras zitten om
naar de muziek te luisteren. We wisten dan ook niets af van het dagelijkse leven in het dorp. (Marrokaanse ♀ *47)
13
Thuis waren we met vier
kinderen, twee meisjes
en twee jongens. Onze
oma woonde bij ons in.
Ik ben tot mijn elfde
naar school gegaan
maar toen werd ik
ziek. Eénmaal genezen
mocht ik toch niet meer
naar school gaan.
De jongens mochten
wel langer studeren,
onze ouders stonden
er niet echt achter dat
wij, meisjes, lang naar
school gingen. Jammer!
Toen ik elf jaar was
moest ik al mee gaan
met mijn ouders om op
het veld te gaan werken. Mijn ouders waren
boeren. Ze hadden
velden en er liepen heel
wat dieren op de boerderij. Vooral schapen.
Ik hielp mee met het
dagelijkse werk op de
boerderij. Ik wist niet
beter, het hoorde zo.
(Elly)
In Griekenland woonde ik in een gezin van acht.
We waren niet rijk maar we kwamen zeker niets tekort.
(Marianthi)
Ik ben niet lang naar school
gegaan, tot een jaar of tien.
Vanaf toen ging ik helpen bij
mijn oudste zus die al een
eigen gezin had. Ik heb nooit
buitenshuis gewerkt.
(Teresa)
We hadden het niet breed,
er was nooit geld om iets
extra te kopen. Alleen mijn
jongste broer heeft leren
schrijven en lezen. Hij had
een opleiding
in het leger. (Turkse ♀)
14
Deze brief werd in het buitenland verspreid om arbeiders te zoeken die wilden werken in de mijnen van België.
15
Liefde & huwelijk
Toen ik acht jaar was leerde mijn
oudere zus een jongen kennen,
ze waren toen allebei zestien jaar
oud. Ik vond hem ook erg leuk.
(lacht) Toen ik ouder werd begon
hij mij het hof te maken. Mijn zus
was natuurlijk jaloers, wat begrijpelijk is aangezien haar lief achter
haar eigen zusje aan zat. (lacht)
Zijn moeder vond me de perfecte
schoondochter: ik werkte meer in
het huishouden dan mijn zus, dus
ik zou een betere vrouw kunnen
zijn voor haar zoon. Toen hij zijn
legerdienst deed, stuurde hij mij
brieven, die ik zowel voor mijn zus
als voor mijn broer moest verstoppen. Op een bepaald moment
verhuisde de jongen naar België
om in de mijn te gaan werken. Ik
schreef hem veel brieven, ik was
zo verliefd! Maar thuis kon ik het
niet meer volhouden met mijn
jaloerse zus, de sfeer in huis was
ver te zoeken. (Maria)
Op mijn negentiende
leerde ik mijn man kennen. Het was grote liefde!
(lacht) (Teresa)
In 1953 ben ik getrouwd in
Italië. In 1955 is mijn man
in zijn eentje naar België
gekomen en ik ben hem in
1956 gevolgd. (Marcella)
Op mijn zeventiende
leerde ik mijn man
kennen. In 1959 zijn we
getrouwd. (Elly)
16
Mijn zus trouwde en trok naar de stad. Ik mocht bij haar op bezoek gaan. Mijn broer woonde
ook al in de stad. Een vrouwelijke collega van hem zag mij wandelen in de stad en ze vond dat
ik wel iets voor haar broer was. Zij nodigde mij uit bij haar thuis. De moeder zag mij ook wel
zitten. Ze heeft toch nog twee jaar moeten wachten eer ik toestemde om te trouwen met haar
zoon. (lacht) (Turkse ♀)
Gelukkig kwam er soms wel bezoek bij ons thuis, ze
zagen ons dan en zo zijn de huwelijkskandidaten bij
ons geraakt. Die kwamen dan de hand vragen aan
mijn ouders. Op mijn achttiende ben ik getrouwd.
(Marokko ♀ *47)
Op zekere dag kwam ik mijn grote liefde tegen. Hij
woonde en werkte al twee jaar in België en was op
vakantie in Griekenland. Ik kende hem van vroeger
maar de vonk sloeg toen pas over en we werden
verliefd. (lacht) Na zijn vakantie vertrok hij terug
naar België. Maar onze liefde kende geen grenzen
en na een jaar brieven schrijven vertrok ik ook richting België. (Marianthi)
Ik heb mijn man in 1951 leren kennen in
Duitsland. Hij had twee jaar gratis moeten
werken in België, als krijgsgevangene voor
de oorlogsschulden van Duitsland. Hij
kende België een beetje. In 1953 traden we
in het huwelijksbootje. (Annie)
17
Migratie
We reisden met de trein en met de bus.
Op 16 augustus kwamen we aan in België.
Ik zal het nooit vergeten. (lacht)
(Turkse ♀)
Mijn liefste reisde samen met vrienden vanuit Spanje naar
Houthalen. Bij ons in Spanje was er weinig werkgelegenheid
en mijn man wilde samen met mij een nieuw leven opbouwen. De datum van de trouwdag lag vast en mijn toekomstige zou naar Spanje komen om te trouwen. Vervolgens
zouden we dan samen terug naar België gaan. Maar dat viel
tegen. Mijn man kreeg geen verlof van de mijn. Als hij niet
ging werken, zou hij ontslagen worden. Ik wilde absoluut dat
de trouw kon doorgaan, want dan zou ik de juiste papieren
hebben om ook naar België te gaan. Mijn man bedacht dé
oplossing! Ik moest simpelweg met ’zijn papieren’ naar het
gemeentehuis gaan om te trouwen, wel met een andere man.
Eerst zag ik dat niet zitten maar er zat niets anders op. Het
liefje van mijn nicht wilde ons wel helpen. Dus ’speelde’ hij
mijn echtgenoot, met de papieren van mijn man. Ik trouwde
in een witte bruidsjurk, alles erop en eraan, zelfs een bruidsmeisje had ik. En het liefje van mijn nicht tekende de huwelijksovereenkomst. Er werden foto’s gemaakt, maar alleen
van mij en het bruidsmeisje. Mijn ’echtgenoot’ stond op geen
enkele foto. (lacht) Na de trouw ben ik onmiddellijk naar
België vertrokken. In mijn valiesje zat mijn mooie trouwjurk.
Toen ik hier was zijn we naar de fotograaf gegaan om foto’s te
maken: ik in mijn trouwkleed, mijn echte man in pak! Ik had
gewoon echt alles over om maar bij mijn man te kunnen zijn.
Je bent jong, dan doe je al eens gekke dingen. (lacht) (Teresa)
We trouwden voor de wet en de Griekse
kerk. Onze ouders waren er niet bij. Toch
waren we zo gelukkig! Mijn ouders zijn
trouwens nooit in België geweest.
Zij kenden het land alleen van de verhalen die ze te horen kregen. En van foto’s
natuurlijk. (Marianthi)
Mijn man stond in Luik op ons te wachten, het was een blij weerzien na drie
maanden. We hadden elkaar erg gemist.
(Elly)
18
Mijn man verhuisde in 1964 naar België
om in de mijn te gaan werken. Drie jaar
later werd mijn oudste dochter geboren
in Marokko en in 1969 ben ik mijn man
gevolgd naar België. (Marokko ♀ *47)
In 1956 ben ik mijn man gevolgd naar België. Met een grote
groep Italianen vertrokken we vanuit Milaan richting België.
Ik werd aangesteld als verantwoordelijke van de hele groep.
Dit hield in dat ik ervoor moest zorgen dat iedereen bij elkaar
bleef, ik hield de nodige papieren van iedereen bij, enz … Ik
was toen al een plantrekker. (lacht) We werden opgevangen
aan het station door een medewerker van de mijn die ons naar
de barakken bracht. Ik was heel tevreden dat ik weer bij mijn
man was. Hij ook hoor, want hij nam me in zijn armen alsof
hij me nooit meer los zou laten. (Marcella)
Toen we in 1956 onze vakantie doorbrachten bij mijn schoonzus in Meulenberg, vroeg ze of we ook naar België wilden komen. Ik vond de huizen hier in de wijk heel mooi en zag dat
wel zitten. (lacht) In 1957 zijn we dan met onze drie kinderen
naar Meulenberg verhuisd. We kwamen met de auto, een
donkerblauwe Renault 4, ik zie het nog zo voor me. (lacht)
Onze meubels die we in Duitsland hadden, werden vervoerd
met de trein. Mijn man kon onmiddellijk in de mijn beginnen
te werken. (Annie)
We hadden geen huis toen ik hier aan
kwam. Mijn man woonde voordien in
een logementshuis. We hebben een tijdje
bij vrienden en kennissen gewoond, van
hier naar daar, telkens maar verhuizen …
dat was heel vermoeiend. (zucht)
(Turkse ♀)
19
De reis naar België verliep prima. Het eerste stuk
van de reis, tot Madrid, deed ik alleen. In Madrid
stapte een groepje vrouwen op die ook naar hun
echtgenoot in België gingen. Het enige minpunt
was dat ik mijn menstruatie had en ik vond het
niet kunnen om zo in België aan te komen. Ik
kon dat mijn man niet aandoen. (lacht luid) Dus
wat deed ik? Slim als ik was stapte ik uit in Parijs,
waar familie woonde, logeerde daar 2 dagen en
toen trok ik verder richting Brussel. Mijn man
wist van niks, hij was erg ongerust toen ik er niet
bij was toen het groepje vrouwen uit Spanje aankwam. Maar de vrouwen stelden hem gerust, hij
zou de reden wel horen wanneer ik enkele dagen
later zou aankomen. Mijn broer (die al drie jaar
in België werkte) en mijn man kwamen mij in
Brussel halen. Het weerzien was geweldig! We
konden niet van elkaar afblijven. Wat waren we
blij om elkaar in de armen te sluiten. Bij onze
aankomst in de barakken, mijn nieuwe thuis,
waren we erg onder de indruk. Er stond heel veel
volk op straat om mij te verwelkomen. Iedereen
was in feeststemming. Het was fantastisch. Maar
het werd steeds later en mijn man en ik hadden
de hele tijd oogcontact. Voor ons had het feest
lang genoeg geduurd. We wilden graag met ons
tweetjes verder feesten. (schatert het uit) Toen
de laatste gasten vertrokken, konden we dan ook
eindelijk gaan slapen en geloof het of niet, negen
maanden later werd onze eerste dochter geboren!
(lacht heel luid) (Teresa)
Onze liefde kende geen grenzen en na een jaar brieven schrijven vertrok ik
richting België. Vier dagen was ik onderweg met de trein. Op 10 september 1960 kwam ik eindelijk aan in Houthalen. Het weerzien was natuurlijk fantastisch. Omdat we nog niet getrouwd waren ging ik eerst nog een
maand bij familie wonen, tot onze trouwdag aanbrak. (Marianthi)
Mijn man woonde en werkte eerst in Nederland en dan verhuisde hij naar
België. Hij kwam wel regelmatig op vakantie in Turkije. Ik woonde met
onze vier kinderen bij de schoonfamilie. Dat viel niet mee, ik had het heel
moeilijk en wilde daar weg. Mijn man is ons komen halen, ik was heel blij
toen, ik was zo ongelukkig bij mijn schoonfamilie. (lange stilte) (Turkse ♀)
Mijn lief heeft alle papieren in orde gemaakt zodat ik ook naar België kon
afreizen. Met een groep vrouwen vertrokken we uit Italië. We waren bijna
twee dagen onderweg. Mijn droomprins stond me op te wachten aan het
station, ik zag hem meteen staan op het perron. Hij zag me niet, hij was aan
het zoeken. Toen een vrouw die vlak voor mij uitstapte tegen hem zei dat
ik er niet bij was, zag ik dat hij panikeerde, maar toen zag hij mij en klaarde
zijn gezicht helemaal op. Dat was in 1957.
We waren nog niet getrouwd dus moest ik eerst even bij familie gaan wonen. Op 17 mei zijn we dan eindelijk getrouwd. (Maria)
20
In mei 1968 ben ik samen met mijn
moeder en mijn twee zussen naar België
gekomen. Vader werkte hier al in de
mijn. Moeder was hoogzwanger van een
tweeling. We reisden met een auto, vader
is ons in Marokko komen halen. Ik kan
me er niets meer van herinneren. Gek
eigenlijk. (lacht) (Marokko ♀ *57)
Noem me geen vreemdeling l No me llames extranjero
Meer dan 50 jaar geleden kwamen de eerste Spanjaarden naar België om te
werken.
Deze tekst werd geschreven door een man die zijn eigen land achterliet om
zich hier te vestigen. Een tekst om even bij stil te staan:
NO ME LLAMES EXTRANJERO
No me llames extranjero
Por que haya nacido lejos
O por que tenga otro nombre
La tierra de donde vengo
Toen ons zoontje twee jaar was hadden
we het in Griekenland niet gemakkelijk
om rond te komen, er was niet veel werk
in Griekenland. In 1962 besloten we om
naar België te gaan, daar was veel meer
werkgelegenheid in de mijn. In juni vertrok mijn man en ik ben drie maanden
later met ons zoontje gevolgd. De reis
was een hele ervaring voor mij. We reisden met de trein. Via Duitsland kwamen
we naar België. Ik herinner me nog dat
de Duitsers heel vriendelijk waren, we
kregen onderweg zelfs limonade van hun.
(lacht) (Elly)
No me llames extranjero
Ni pienses de donde vengo
Mejor saber donde vamos
Adonde nos IIeva el tiempo
No me llames extranjero
Por que tu pan y tu fuego
Calman mi hambre y mi frio
Y me cobija tu techo
No me llames extranjero
Que es una palabra triste
Que es una palabra helada
Heule a olvido y a destierro
No me llames extranjero
Mira tu nino y el mio
Como corren de la mano
Hasta el final del sender
No me llames extranjero
Mirame bien a los ojos
Mucho mas alla del odio
Del egoism y del miedo
Y versa que soy un hombre
No puedo ser extranjero
Achteraan in het boek, op bladzijde 62 vind je de vertaling naar het Nederlands.
21
Barakken
Na ons trouwfeest gingen we in de barakken wonen.
Toen ik er de eerste maal binnen kwam schrok ik. Ik vond
dat het er naar paardenmest rook. Ik vond het maar niks.
Ik wilde eigenlijk het liefst rechtsomkeer maken en weggaan. Maar uit liefde voor mijn man ben ik toch gebleven
en heb ik geprobeerd er het beste van te maken.
We hadden in onze barak twee slaapkamers, een woonkamer en een keuken. Als je het tenminste een keuken kon
noemen! De wc was buiten en moest je doorspoelen met
een emmer water. Het was er erg koud. Gelukkig hadden
we wel wat licht, door een klein lampje dat er hing.
(Marianthi)
Er woonden toen Italiaanse, Spaanse en Griekse mensen in
de barakken. Iedereen leek me wel gelukkig en ik vroeg me
dikwijls af hoe dat kon, alles was zo armzalig …
In Griekenland woonde ik immers in een mooi, nieuw huis.
Maar ik zette door.
(Marianthi)
In de barakken waren de contacten met de buren heel goed.
Later, in de Haagdoornstraat, was de sfeer ook hartelijk
maar het was toch niet hetzelfde. Iedereen sprak met elkaar
tot die stomme televisie kwam. Vanaf toen bleef iedereen
vaker binnen. (zucht)
(Annie)
22
In België begon een nieuw leven.
Ik was heel tevreden over ons huis,
een barak in de 2de straat. De
Italiaanse vrouwen hebben me heel
goed opgevangen. We trokken veel
samen op. Het leven in de barakken viel goed mee. We waren daar
één grote familie, één grote compagnie.
(Maria)
Toen ons zoontje en ik in België
aankwamen, hebben we een barak
gekregen. Eerst in de 4de straat,
nadien in de 5de straat.
(Elly)
We woonden in een barak, ik weet
niet meer in welke straat, op een
berg in de buurt van het
klooster … Het was een heel klein
huisje en het was heel koud!
(Marokkaanse ♀ *57)
23
Na zes maanden verhuisden we van de 2de straat naar de 3de
straat in de barakken. Die waren mooier: ze hadden lagere,
grote vensters. De vensters in onze vorige barak waren te
hoog, daar zag ik niks door, ik ben ook niet van de grootste
hé! (schatert) (Marcella)
Ons huis, een barak, vond ik heel mooi. Het was er zo
proper en verzorgd. Alleen als ik ’s avonds kolen moest
halen, was ik bang. Er was heel veel ongedierte en dat vond
ik maar niks. Toen heeft mijn man een hoekje in de keuken
vrijgemaakt om de kolen te bewaren, zodat we niet meer in
het donker naar buiten moesten. In de barakken hadden
de vrouwen veel contact met elkaar. Af en toe was ik mijn
dochter kwijt en dan hoorde ik van de buurvrouw dat ze
haar even had meegenomen naar haar thuis. Dat kon allemaal. Iedereen liep binnen en buiten bij elkaar.
(Teresa)
We kregen een barak, waar we een jaar hebben gewoond.
Het was een mooie tijd. Iedereen kende elkaar, iedereen
hielp iedereen. Er was een grote samenhang tussen de inwoners van de barakken. Die vriendschap tussen de mensen
zie je nu nergens meer. Als er iemand bevallen was, stonden
de buurvrouwen klaar: eentje deed de was, de andere de
strijk. Er werd voor de andere kinderen gezorgd, men bracht
eten langs, … In het begin waren we het enige Duitse gezin
in onze straat. Maar het klikte enorm goed met de andere
vrouwen, dat kan niemand zich voorstellen. Toen heb ik
ook Spaans en Italiaans geleerd. ’s Avonds zaten we allemaal
samen buiten. Echt een heerlijke tijd. (Annie)
Toen ik acht maanden in België was, verhuisde ik van Leopoldsburg naar Meulenberg. We kregen een barak in de 3de straat.
Toen ik er voor het eerst kwam schrok ik wel, het zag er echt niet
uit. Binnen was het gelukkig heel netjes. Ik leefde zeer graag in
de barakken. Een minpuntje was dat de wc buiten stond. Dat
vond ik maar niets, ik was bang om ’s nachts naar de wc te gaan.
(Marokkaanse ♀ *47)
We hebben drie jaren in de barakken gewoond. Toen begon
de mijn de huizen van de wijk te verkopen. We kochten het
huis waar ik nu nog woon. Dat was natuurlijk heel aangenaam: plots hadden we meer plaats, maar toch was het wennen. Ik miste mijn buurvrouwen toch wel. Maar alles went
en luxe ben je gauw gewoon. (Maria)
24
25
Alle meubelen die we hadden in de barakken, en dat waren
er niet veel, waren tweedehands en ik probeerde het zo gezellig mogelijk te maken. Nadien kochten we nieuwe meubelen. Hier hadden we lang voor gespaard.
De eerste avond alleen in de barakken, toen mijn man nachtpost had, ben ik heel bang geweest. Hij kwam niet op het
normale uur thuis en ik werd ongerust. Opeens verscheen
de politie in onze straat. Ik schrok heel erg en haastte me
naar buiten. Ook de andere vrouwen stonden al op straat.
Mijn Italiaanse buurvrouw ging vragen wat er aan de hand
was. Haar man en al de andere vrouwen hun mannen waren
immers ook nog niet thuis. De politie kwam zeggen dat de
mannen moesten overwerken, er waren ’stukken’ in de mijn.
Iedereen was opgelucht maar toch moest ik even bekomen,
wat was ik bang geweest. (Marianthi)
26
Op Meulenberg was ’de tijd van de barakken’ een mooie
tijd. De appartementen hadden ze nooit mogen bouwen.
Iemand die zijn barak goed onderhield, woonde mooi.
Maar iemand die zijn appartement onderhield woonde
niet mooi. En er wonen daar nog steeds mensen ... Niet te
begrijpen!
Ik ben bij veel gezinnen in de barakken over de vloer
gekomen. Dat de dweilen aan de voordeur bij de Griekse
families altijd spierwit waren, is me altijd bijgebleven. Daar
zag je nooit een grijze dweil liggen, zo proper waren die
mensen. Het was niet altijd rozengeur en maneschijn hoor.
Sommige mannen sloten hun vrouwen op als ze gingen
werken, er was er zelfs eentje die het presteerde om al de
ramen donkergroen te verven zodat de vrouw niet naar
buiten kon kijken en niemand naar binnen kon loeren. Die
man heb ik een preek gegeven toen ik hem tegenkwam. Ik
zei dat het levensgevaarlijk was om zijn vrouw en kinderen
zo op te sluiten. Er moest maar eens brand uitbreken! Hij
was niet goedgezind op mij maar daar trok ik mij niks van
aan. Ik dreigde er zelfs mee om naar de politie te gaan.
Wij, werknemers van ’Kind en Gezin’ mochten dat wel niet,
maar dat deerde me niet … Ik moest toch opkomen voor
die vrouwen! (heftig) De man liet daarna zijn deur open en
waste de vensters. Ik sprak de mannen altijd aan. Ik pakte
ze zelfs hard aan hoor, toch hadden ze wel respect voor mij.
(Alfonsine)
27
Taal
Het volgende verhaal zal ik nooit vergeten. Ik was nog maar twee weken hier
in België en mijn man werd ziek. Hij werd opgenomen in het ziekenhuis. Ik
kon hem alleen niet gaan bezoeken want ik sprak geen woord Nederlands en
verstond niets. Ik kende de weg ook niet. Gelukkig was er een dorpsgenoot uit
Griekenland die bij ons in de buurt woonde en hij bracht me met zijn Vespa naar
het ziekenhuis. Hij ging mee op bezoek bij mijn man. Toen we naar huis wilden
gaan sputterde de Vespa en toen deed hij niks meer. Daar stonden we. De Vespa
moest naar de garage. Ik wilde meegaan maar onze buurman vond dat te ver
en zei dat ik beter met de bus naar Houthalen kon gaan. Hij zette me op de bus
en vroeg aan de chauffeur om me af te zetten aan de mijn van Houthalen. Dat
gebeurde ook en daar stond ik dan. Ik wist de weg niet naar huis. Ik was alleen
nog maar in de Unic geweest. Ik begon te wenen. Er passeerde een Italiaanse
man, hij zag me huilen en vroeg wat er scheelde. Ik antwoordde Unic, dat was
het enige woord dat ik kende. De man bracht me naar de Unic en van daaruit
wist ik de weg naar huis. Dat was een nachtmerrie! Ook omdat ik niet wist of
die man wel goede bedoelingen had. Wie weet waar hij me heen ging brengen.
Ik heb daar soms nog nachtmerries van. (emotioneel)
Het Nederlands heb ik altijd moeilijk gevonden. Ik ben een paar keer naar de
Nederlandse les geweest maar het ging niet. Het schrijven was ook heel moeilijk.
Ik heb het niet volgehouden. Mijn dochter heeft van kleins af al de rol van tolk
op haar genomen. In de kleuterschool was zij het die vertaalde wat de juffrouw
me wilde zeggen. Ze was erg bij de hand, gelukkig maar.
Op het kinderheil deed de dokter zijn best om zich verstaanbaar te maken, hij
kende zelfs wat Griekse woorden. En de vrouwen die hier al langer woonden
vertaalden voor ons. (Elly)
28
Ik volgde zwangere vrouwen, peuters van één
tot drie jaar en ook kleuters van drie tot zes
jaar op. De taal was een struikelblok. Vooral
bij de Marokkaanse en Turkse gezinnen: met
handen en voeten sprak ik met de vrouwen.
(Alfonsine)
De taal was natuurlijk wel een probleem. Ik
begreep geen woord Nederlands. Mijn man
ook niet, hij was ook geen talenknobbel. Hij
hoorde ook niet zo goed, omdat hij door het
lawaai in de mijn gehoorschade had opgelopen. Mijn man antwoordde zelfs niet toen de
burgemeester bij onze trouw vroeg of hij mij
tot vrouw wilde nemen. (lacht luid) Ik heb
hem toen een harde duw gegeven en gezegd
dat hij snel moest antwoorden! (lacht)
(Maria)
Omdat mijn zoontje ziek was moest hij kort na de geboorte naar het ziekenhuis in
Leuven. Dat was heel erg voor ons. Zo ver weg van Meulenberg. In een buurtwinkeltje op de wijk, waar ik dagelijks kwam, kon ik op een dag mijn tranen niet
bedwingen. De eigenares, die een aardig woordje Italiaans sprak, vroeg wat er
scheelde. Ik vertelde dat het niet goed ging met mijn zoontje en dat ik de dokters
en verpleging niet goed begreep. Zij is toen met mij meegegaan naar Leuven om te
tolken. Zo was ik beter op de hoogte van de ziekte van ons kind. Op een dag ging
ik mijn zoontje bezoeken in het Sint-Rafaëlziekenhuis in Leuven. Dat was een hele
trip: eerst met de bus naar Hasselt, daar de trein naar Leuven nemen en dan nog
eens met de bus tot aan het ziekenhuis. Het enige woord dat ik goed kon uitspreken was: ’Rafaël’! Dankzij een behulpzame buschauffeur van Leuven ben ik er
geraakt. Gelukkig was er na een tijdje ook iemand in het ziekenhuis die kon tolken
in het Frans, dus toen kon ik alles al wat beter begrijpen. (zucht)
Toen ik eens op weg was naar huis, vanuit Leuven, voelde ik dat er iets niet pluis
was. De loketbediende had gezegd dat ik op perron 9 moest opstappen, maar deze
trein was zo anders, zo mooi. Ik vroeg in het Italiaans aan de mevrouw die naast
mij zat of de trein naar Hasselt ging, maar ze begreep me natuurlijk niet. (lacht)
Plots stapte er een Italiaanse man op de trein. Hij vertelde dat ik fout zat. In Luik
stapte hij samen met mij uit, nam me mee naar het loket en legde uit dat ik op de
verkeerde trein zat. Hij regelde dat ik niets moest betalen om op de juiste trein te
stappen. Ik vond het allemaal vreselijk! De man heeft me moeten kalmeren, ik
was helemaal over mijn toeren. (Marcella)
Toen ik een diepvries ging kopen en
de taal nog niet goed kende vroeg de
winkelier hoeveel liter de diepvries
moest zijn. Ik antwoordde, geheel
onwetend, ’10 liter’ en de winkelier
antwoordde dat ik dan maar een emmer moest nemen. (lacht luid) Toen
ik eens eieren ging kopen en wilde
weten of de eieren van de kip waren,
antwoordde de verkoper dat ze van de
haan waren! (lacht) (Maria)
De taal was eerst een groot probleem, het Nederlands was zo moeilijk. Ik moest naar het ziekenhuis om te bevallen en sprak heel weinig
Nederlands. Ik was nog maar een jaartje in België. Ik legde het uit met handen en voeten. Omdat ik geen varkensvlees mocht eten deed ik
’kokkok kokkok’, het geluid van een kip na. En ze begrepen me! (lacht luid)
Ik kon me wel snel verstaanbaar maken. Ik onthield al de woorden. Ook mijn kinderen leerden me veel. Ik was best slim hoor, ik heb zelf
de letters en cijfers geleerd. Ik kon snel zelf de bus nemen, ik trok mijn plan wel! (Turkse ♀)
29
Op zondag zette ik mijn eigen kinderen aan het werk.
Zij moesten dan prentjes uitknippen van groenten en
fruit. Die prentjes nam ik mee op huisbezoek en liet ze
aan de moeders zien. Zo wisten ze welke groenten ze in
de voeding konden gebruiken en welke niet.
De communicatie met de mannen verliep iets vlotter.
Zij kenden meer Nederlands omdat ze in de koolmijn
met hun collega’s Nederlands spraken.
Regelmatig hadden wij van ’Kind en Gezin’ vormingsmomenten voor vrouwengroepen. Dat was altijd een
chaos. De Marokkaanse vrouwen spraken niet allemaal
dezelfde taal – sommige spraken Berbers, anderen Arabisch – en iedereen sprak maar door elkaar. Wij hebben dan voor tolken gezorgd, maar dat was ook niet de
ideale oplossing. Als de Berberse tolk aan het vertalen
was konden de andere vrouwen moeilijk zwijgen. (lacht)
Dat waren altijd rumoerige vergaderingen maar toch
wel leerrijk voor hun en niet te vergeten voor ons, van
’Kind en Gezin’. Wij leerden de vrouwen beter kennen
en zij zagen dat wij goede bedoelingen hadden.
(Alfonsine)
Gelukkig had ik een fantastische buurvrouw:
madam Biscotti. Zij leerde me heel veel over
het alledaagse leven. Ook van de buurmeisjes stak ik heel wat op. Ze leerden mij nieuwe
woordjes die ik in een schriftje noteerde en zo
leerde ik langzaam Italiaans en Nederlands.
Wat heb ik veel van madam Biscotti geleerd,
ze was een echte moeder voor mij. We hielden
ellenlange gesprekken. In het begin met handen en voeten maar later verstond ik heel wat
Italiaans! (Marianthi)
Ik heb ook Italiaans geleerd en zo sprak iedereen toch
met elkaar! (Elly)
30
In 1972 werd onze tweede dochter geboren. Ze kwam ter wereld in
het ziekenhuis van Heusden-Zolder. De bevalling verliep vlot, ondanks het feit dat ik geen Nederlands begreep. Maar na de bevalling
begon het pas! (schaterlacht) ’s Morgens stond er een verpleegster
naast mijn bed om te vragen wat ik wilde eten. Dat begreep ik min
of meer, maar het enige wat ik kon antwoorden was: ’nie vark, nie
vark’. (lacht) Ik beeldde ook een koe uit, eigenlijk was het een stier
wat ik uitbeeldde want ik tekende in de lucht horens aan mijn hoofd.
Zo probeerde ik duidelijk te maken wat ik wel of niet mocht eten.
En ze verstonden mij hoor, ongelooflijk hé! (lacht)
De taal is altijd mijn probleem geweest: iedereen praat Nederlands,
behalve ik. (lacht) Begin jaren ’90 nam ik in het buurthuis deel aan
de taallessen. Daar heb ik cijfers, mijn naam en mijn adres leren
schrijven. Wat was ik fier toen ik dat kon, nu nog trouwens! Nu
kan ik zelfs een telefoonnummer noteren wanneer iemand telefoneert voor de kinderen of kleinkinderen! Ik had veel eerder naar de
Nederlandse les moeten gaan, maar ik was te verlegen om de stap te
zetten. (Marokkaanse ♀ *47)
Wat de taal betreft, heb ik het altijd moeilijk gehad. Op mijn zeventigste ben ik Nederlandse lessen gaan volgen in het buurthuis. Ik versta
redelijk goed Nederlands maar het praten lukt nog steeds niet zo goed.
Ik ben al blij dat ik bij de dokter nu tenminste mijn lichaamsdelen kan
benoemen als ik ergens pijn heb. (lacht) (Marcella)
31
De mannen kenden de Nederlandse taal veel sneller en
beter dan ons, vrouwen. Ze waren de hele dag samen,
ze leerden Nederlandse woorden van hun Vlaamse collega’s. Wij, de vrouwen en vooral ik (lacht) hadden het
Nederlands niet zo snel onder de knie. Wij hadden niet
veel contact met Belgen. Winkelen deden we enkel als
het hoognodig was. Voor de grote inkopen gingen we
samen met onze man naar de Unic en hij nam dan het
woord. Moest ik alleen gaan om kip te kopen, dan ging
ik naar de slager, maakte geluiden zoals ‘toktok’ en dan
begrepen ze me wel. Gelukkig kwamen de melkboer en
de bakker aan huis. De melkboer was heel vriendelijk,
hij kwam één keer per week langs om geld te ontvangen
van mijn man. Hij had er begrip voor dat ik hem niet
begreep. Ik denk wel dat ze me in de winkels regelmatig
’bedot’ hebben, ik verstond hen toch niet. (lacht ) Toen
de kinderen groter werden, was het makkelijker. Zij
tolkten al vanaf zeer jonge leeftijd. Ik ben altijd afhankelijk gebleven van mijn man en kinderen, wat de taal
betreft. Ik ben echt geen talenknobbel, daar is nu eenmaal niets aan te doen. Gelukkig hadden we Donné, de
supermarkt, daar werkten Italiaanse en Spaanse mensen
die ons in onze moedertaal konden helpen. Italiaans
begreep ik wel snel, die taal lag mij beter alhoewel het
toch heel anders is dan het Spaans. (Teresa)
Dagelijkse leven
In België begon een nieuw leven. De Italiaanse
vrouwen hebben me heel goed opgevangen. We
trokken veel samen op. Het huishouden was
voor mij ook gemakkelijk, ik had genoeg ervaring opgedaan in mijn jeugd. Koken was niet
meteen mijn sterkste punt: in Italië was ik het
gewoon om buiten te werken en de dieren te
verzorgen. Maar voor de liefde heb je alles over
en dus leerde ik koken, wat vrij goed ging! Met
de hulp van de Italiaanse vrouwen en het beetje
wat ik nog wist van in Italië lukte het steeds
beter. Ik zal nooit vergeten dat ik de eerste keer
zelf ravioli maakte. Dat duurde uren, ik was
er bijna de hele dag mee bezig, maar het was
superlekker! (lacht) Met ouder worden werd ik
steeds een betere kok. Minestronesoep is nog
steeds mijn specialiteit, als ik dat maak is het
altijd feest!
De waarde van de Belgische frank kende ik snel,
ik regelde altijd de geldzaken. Ik ging zelf ook
winkelen. Mijn man deed dat niet graag dus
moest ik mijn plan wel trekken. Gelukkig hadden we Italiaanse winkels en later de supermarkt
Donné. Dat was ook een ontmoetingsplaats
voor de vrouwen. Daar zagen we elkaar en konden we een praatje slaan. (Maria)
Veel contact had ik niet met andere mensen, ik had het druk met mijn gezin en het huishouden. Gelukkig zag ik aan de schoolpoort andere moeders waarmee ik een babbeltje kon slaan. Ik ging iedere ochtend, middag
en om 16.00 uur naar school om de kinderen te halen, te voet en door
weer en wind. (Teresa)
32
Met de Belgische frank omgaan was geen probleem, ik had de waarde van
het geld dadelijk door, ik was een snelle! (lacht luid) (Turkse ♀)
Het loon van de mijn werd cash uitbetaald. Als mijn man het kreeg begonnen we te tellen: zoveel voor de huur, zoveel voor de elektriciteit en
ook een deel voor het huishouden. Wat overbleef ging naar onze spaarrekening op de bank.
Van koken kende ik niet veel. Mijn moeder had me al verwittigd voor
ik naar België kwam. Ze zei dat mijn man me terug naar Griekenland
zou schoppen omdat ik niet kon koken. Maar zover kwam het niet hoor!
(lacht) Mijn man kon zijn plan goed trekken in de keuken. Omdat hij
altijd in een logementshuis had gewoond. En de buurvrouwen leerden me
allerlei gerechten klaarmaken. Mijn zus kwam op bezoek en zij kookte
dan terwijl ik goed keek. Ik schreef alles op en stak alles in mijn kopke.
(lacht luid) Zij leerde me toen gelukkig ook Griekse gerechten maken.
(Marianthi)
Tijdens de zomervakantie trokken we er altijd op uit met het hele gezin.
Als het op zondag mooi weer was gingen we op uitstap. Mijn man maakte
zelf een caravan en daarmee zijn we naar Beieren, Frankrijk en nog veel
plaatsen gereisd. Een prachtige tijd was dat, maar het is allemaal voorbij.
(stilte) (Annie)
33
Ik heb veel leuke dingen meegemaakt. Ik werd
uitgenodigd op henna– en trouwfeesten. De
mannen en de vrouwen vierden toen apart.
Iedere groep in een ander huis. Fantastische
feesten waren dat. Er werd veel gegeten,
gedanst en vooral veel gelachen. De vrouwen
konden zich dan eens helemaal uitleven, weg
onder het toeziend oog van de mannen.
(Alfonsine)
Als er niets te doen was in het weekend of
’s avonds, gingen we naar de buren of kwamen
zij naar ons. In de zomer zaten we allemaal
buiten voor de huizen. Het was heel gezellig.
De vrouwen zaten te kletsen, de mannen stonden samen in groepjes en de kinderen speelden
op straat. Eigenlijk was dat de mooiste tijd.
Onze kinderen waren nog klein en iedereen
had contact met elkaar. We hadden toen weinig zorgen. (Marianthi)
Vanuit alle hoeken van ons land kwamen mensen naar Meulenberg
afgezakt om te kijken naar onze mooie gebouwen, het Casino, de
scholen, … Jaja, het was hier heel modern hoor! De wijk zag er
ook netjes uit. De garde van de mijn zorgde daar wel voor! Hij
controleerde dagelijks tijdens zijn ronde op de fiets of alle tuinen
er fatsoenlijk bij lagen. Was je haag te hoog of het gras niet gemaaid, hij wees je erop en je maakte dat best zo snel mogelijk in
orde. Want alles werd doorgegeven aan de mijn en dan konden er
sancties genomen worden. Deed je niets na een verwittiging dan
stuurde de mijn een ploeg die de arbeid verrichtte en dan werd
dat van je loon afgetrokken. Ook als de kinderen van de wijk iets
uitspookten, durfde de garde ze wel eens bij hun kraag te vatten en
ze mee te nemen naar hun ouders, door wie ze dan gestraft werden.
Wat ook prachtig was, waren de Italiaanse processies. Zo mooi:
een stoet, gezang, voor de deuren van de Italianen stonden altaartjes met kaarsjes, … Iedereen was dan op zijn paasbest gekleed.
Als de processie voorbij een huis van een Italiaans gezin kwam,
hingen de mannen armbanden aan het beeld van de Madonna.
Dat is me altijd bijgebleven. Een fantastische tijd, maar allemaal
voorbij.
Stilaan zijn de Belgen weggetrokken uit onze wijk en ondertussen heb ik Marokkaanse en Turkse buren. Met handen en voeten
praten we met elkaar. Ze zijn ook erg behulpzaam. Toen mijn man
nog leefde, waren we een houten plafond aan het maken in een
slaapkamer, boven op de eerste verdieping. Opeens hoorden we
iemand binnenkomen, onze Turkse buurman met thee en koekjes!
Hij had gehoord dat we hard aan het werken waren en kwam ons
verrassen. (Annie)
34
De kermis op Meulenberg was altijd het hoogtepunt van het jaar. Het was een heel grote
kermis met mooie attracties. De kinderen
werden dan helemaal in het nieuw gezet en
dan gingen we met het hele gezin op stap. De
kinderen mochten dan kiezen wat ze wilden
doen op de kermis. Er stond dan ook een tent
waar gedanst werd. Het was heel plezant, jong
en oud waren aanwezig en er werd veel gelachen. (Maria)
Om ons ’huisje’ te verwarmen kregen we van de
mijn een kolenbon. Waren die kolen op, dan
moesten we ze zelf aankopen. Er gingen heel wat
kolen door die ijzeren kachel.
(Marianthi)
De ijskar kwam langs en ik kreeg een ijsje. Maar
ik kon dat niet eten, het was veel te koud dus
gooide ik het maar weg. (lacht)
(Marrokaanse ♀ *57)
35
In onze vrije tijd was er vroeger altijd wel iets te doen. In de 1ste straat werd één barak omgetoverd tot een bescheiden feestzaaltje.
Daar werden Italiaanse feesten georganiseerd. Soms werden er zelfs Italiaanse films getoond. Dat was altijd leuk natuurlijk.
Wat ook heel mooi was, waren de processies die georganiseerd werden door pater Mario. Ook maakten we met de Italiaanse club uitstapjes naar zee, Scherpenheuvel, … Heel fijn en gezellig allemaal.
De eerste kermis die ik meemaakte, stond aan de barakken. Het was een grote kermis. Dat was altijd feest hoor, kermis dichtbij huis,
dat hadden we nog nooit gezien. Maar de grootste feesten voor ons zijn altijd Kerstmis en Pasen geweest. Nu vieren we dat nog altijd
uitgebreid. (Marcella)
36
Ik leerde ook heel snel gebruik te maken van het openbaar vervoer. De bus
nemen was gemakkelijk. Ik ging zelfs mijn man bezoeken in Lanaken toen
hij daar in het ziekenhuis lag. Ik trok mijn plan wel hoor.
In 1971 ben ik gaan werken in Nederland. In een metaalfabriek. Dat heb
ik negentien jaar gedaan. Mijn oudste dochter deed dan het huishouden en
in het weekend poetste ik. Mijn man heeft toen ook veel tijd in de kinderen
gestoken. Terwijl ik thuis aan het poetsen was ging hij met de kinderen
naar Kelchterhoef, naar de speeltuin. Het waren wel lange dagen toen. Ik
stond elke dag om 4 uur op. De bus om naar het werk te gaan kwam om
6.30 uur en dan had ik al veel in het huishouden gedaan. Op een dag had
ik me verslapen, mijn man maakte snel mijn boterhammen terwijl ik me
aankleedde en hij deed de boterhammen in een broodzak. Een brooddoos
hadden we nog niet. Ik nam snel die zak mee en liep naar de bushalte. Tijdens de pauze op het werk nam ik de zak en wilde beginnen te eten. Maar
dat viel tegen, ik had de verkeerde zak meegenomen en er zat alleen tuinafval en oud brood in. (lacht luid) Gelukkig mocht ik buiten de fabriek eten
gaan halen.
Ik ging wel graag werken, dan kwam ik onder de mensen. Mijn man vond
het maar niks, hij was een beetje jaloers. (lacht) Op het trouwfeest van
onze oudste dochter en haar man waren mijn baas en zijn echtgenote er
ook. Ik had een hele tijd met hun zitten praten en mijn man had dat in het
oog natuurlijk. Toen de baas naar huis ging riep hij naar mij ’tot maandag’
en mijn man riep van ver terug: ’dat zullen we zien, misschien komt ze wel
niet meer werken!’. Ik had teveel met mijn baas gepraat volgens mijn man,
zo jaloers was hij. Ik was volgens hem dan ook de vrouw van zijn leven.
(lacht) (Maria)
37
De Belgische frank leren kennen was ook niet gemakkelijk.
Mijn man verdiende vroeger 15 000 frank per maand. Het
voorschot, 5 000 frank, kregen we de 10de van de maand, de
overige 10 000 frank kregen we de 25ste van de maand. Dat
was veel geld voor ons. Ik kwam ook heel lang toe met 1 000
frank, alles was heel goedkoop. Soms raakte het precies niet
op. (lacht) (Marokkaanse ♀ * 47)
In het begin van ons huwelijk, voor de
kinderen er waren, reden we met een
brommer. Een auto hadden we niet. We
gingen samen veel weg. Op een zonnige
dag reden we naar Hasselt kermis. (begint
te lachen) Ik had me mooi uitgedost:
beige laarzen, beige handtas en een minirok. Toen ik op de brommer zat merkte
ik dat het rokje wel erg kort was. Ik zat
niet meer op mijn gemak op de brommer.
In Hasselt aangekomen zijn we dadelijk
naar een kledingszaak gereden en daar
heb ik een lange broek gekocht. Die deed
ik onmiddellijk aan en toen pas gingen
we naar de kermis. Sindsdien ben ik
altijd lange broeken blijven dragen, dat is
veel gemakkelijker. (lacht)
(Marianthi)
Ik zag schrijnende dingen op Meulenberg, maar ook veel
mooie dingen. Gelukkig maar! Met mijn fiets, mijn koffertje
achterop, heb ik heel de wijk doorcrost. Door regen en wind,
hagel en sneeuw, ik reed overal door. Zelfs ’s avonds, als mijn
post erop zat, vond je me nog op de wijk. In het weekend
ging ik schoolgaande kinderen helpen met hun huiswerk.
(Alfonsine)
In het begin kookte ik altijd Marokkaanse kost maar later leerde ik van de buurvrouwen Italiaanse en andere gerechten maken. Ik keek goed toe hoe zij alles klaar
maakten en dan probeerde ik dit thuis zelf ook. Ik had zelfs al een kleine diepvries
in de barakken waar we ons vlees in bewaarden. Mijn man haalde een schaap of een
kip bij de boer, slachtte dat dier en stopte het in de diepvries. Zo hadden we altijd
vers vlees in huis.
(Marokkaanse ♀ *47)
De moeders die in hun thuisland op het platteland woonden en jong naar hier kwamen hadden het zeer moeilijk. Alles was nieuw voor hun. Ze kenden geen stromend water of elektriciteit. Er waren vrouwen die het licht niet durfden uitdoen,
want dan was het misschien weg. Zo ging het ook met het stromend water. Ze lieten de kraan maar open en het water maar lopen … Want als ze de kraan toedraaiden was het water verdwenen. Heel raar allemaal, maar als je weet waar die mensen
vandaan kwamen begreep je het wel. (Alfonsine)
38
Lang geleden ging ik steeds winkelen in de Unic op
de Koolmijnlaan. Ik kende in het begin de waarde
van de Belgische frank niet. Mijn man raadde me
aan om gewoon altijd 1 000 frank op zak te hebben
en gewoon aan te nemen wat men mij teruggaf. Voor
olijven en fetakaas moesten we in het begin naar de
Italiaanse winkels in Genk. Gelukkig kwamen er later
ook Italiaanse winkels hier in de buurt. En Donné,
de supermarkt in de wijk, daar kon je alles vinden.
Jammer genoeg is die winkel ook alweer enkele jaren
verdwenen en moeten we nu naar het centrum om
grote inkopen te doen. (Marianthi)
Mijn taak in de gezinnen ging veel verder dan baby’s wegen en
meten. Ik heb veel moeders ook het gebruik van een ijskast
geleerd of hoe ze een kachel moesten aanmaken. Dat waren
allemaal nieuwe dingen voor hun. Eigenlijk waren sommige
vrouwen wereldvreemd! Maar dat was normaal hoor, ze kwamen
immers uit de bergen, uit kleine dorpjes waar ze leefden met hun
familie. Hier waren ze alleen, samen met hun man die ze soms
helemaal niet kenden. Erg allemaal. (stilte)
Gastvrij waren de moeders wel, dat kende ik dan weer niet. Ze
gaven me altijd thee of koffie met koekjes. Zelfs hele maaltijden
werden er voor mij op tafel gezet. Ze zouden de laatste amandelnoot aan mij gegeven hebben. (Alfonsine)
Zelf ben ik al een vijftal keren in Marokko geweest: tweemaal een
rondreis en driemaal op vakantie bij de moeder en familie van
een Marokkaanse vriendin. Ik ken dus ondertussen al heel wat
gebruiken van de Marokkaanse mensen. Het is een mooi land
met warme temperaturen en vooral warme mensen. (Alfonsine)
39
Heimwee & terugkeer
Toen de kinderen ouder waren, kochten
we een huis in Spanje. Er permanent gaan
wonen zagen we niet zitten. Onze kinderen
wonen in België en ik zou hen niet kunnen
missen. Als er nu enkele kinderen in Spanje
zouden wonen, was het anders, maar nu niet
hoor! Ik heb het huis in Spanje ondertussen
verkocht, ik ging er bijna nooit heen en het
stond er toch maar leeg. (Teresa)
De eerste jaren heb ik veel geweend, ik miste
mijn familie en mijn land.
Ik was altijd van plan om terug te gaan naar
Turkije als we wat geld gespaard hadden.
Dat is er nooit van gekomen. Maar hier is
het leven ook veel beter. (Turkse ♀)
Het was hier altijd zo koud!
(Marokkaanse ♀ *57)
In 1971 gingen we op vakantie naar Marokko. We reisden met een mooie, nieuwe auto. Vader was heel fier. Ik dacht dat het een leuke vakantie ging worden
maar in Marokko aangekomen hoorde ik dat ik moest trouwen met een neef. Ik
was amper 14 jaar. (stilte) Moeder wilde het niet maar ik moest en zou trouwen
van mijn vader. Hij dreigde ermee iedereen achter te laten in Marokko als ik
niet zou trouwen. En wat doe je dan? Luisteren natuurlijk, dat was toen zo. Ik
was niet gelukkig in Marokko, ik miste mijn moeder, mijn zusjes en broertjes.
Ik moest ook hard werken: het huishouden, gras maaien, water halen aan de put.
Maar ik trok goed mijn plan. Mijn opa was ook heel fier op me, ik had immers
in het ’rijke’ België gewoond en toch trok ik mijn plan. Maar ik wilde zo graag
terug naar België. (stilte) Door omstandigheden ben ik dan toch terug mogen komen. (glundert) Mijn zus in België, was van de trap gevallen, dit waren
familieleden in Marokko te weten gekomen en zij dachten dat mijn zusje dood
was. Ze stuurden een briefje om te condoleren naar mijn ouders. Die schrokken want zij dachten dat ik dood was en dat zij van niks wisten. Het was grote
paniek in Meulenberg. Mijn vader is toen onmiddellijk naar Marokko vertrokken. Toen hij zag dat ik oké was, moest ik snel van hem naar mijn moeder bellen
zodat zij mijn stem kon horen en er zeker van was dat ik nog leefde. (lacht) Ik
mocht terug naar België komen, ik was dolgelukkig! Ik was wel al acht maanden
zwanger maar mijn vader zei op de luchthaven dat ik nog maar zes maanden
zwanger was. Toen mocht ik met het vliegtuig naar België. Enkele weken later ben ik hier bevallen. Mijn man is acht maanden later pas aangekomen, hij
moest eerst zijn papieren nog in orde maken.
(Marokkaanse ♀ *57)
40
Ik had het in de beginjaren hier altijd koud.
Soms droeg ik vijf of zes kledingstukken
over elkaar en dan had ik het nog niet warm.
Maar ik trok het me niet aan, daar kunnen
we nu eenmaal niks aan doen.
Voor ik naar België kwam stierf mijn moeder
al en tien jaar later mijn vader. Ik ben sindsdien maar heel weinig in Turkije geweest.
Eigenlijk heb ik nog weinig contact met mijn
familie in Turkije, soms telefoneren ze eens
naar mij. Eén van mijn dochters woont in
Turkije en met haar heb ik wel veel contact.
(glimlacht) Het leven is hier veel beter dan
in Turkije. Ik zou niet meer voor altijd terug
willen, wel op vakantie. Maar het is allemaal
zo duur! (Turkse ♀)
De bedoeling van mijn man en mij was om terug te gaan naar Italië wanneer we ouder waren. Maar de kinderen hadden zich in België
gesetteld en we konden niet zonder hen vertrekken. We zijn wel regelmatig op vakantie geweest in Italië. Steeds met de trein en met de
kinderen. Maar eigenlijk was dat niet echt vakantie. Mijn man werkte daar hard, hij hielp iedereen. En ik kookte, hielp mijn zussen in het
huishouden, het was echt geen vakantie. De kinderen mochten wel eens naar het strand maar voor de rest was het hard werken. Toen we
25 jaar getrouwd waren wilden we ook nog eens op vakantie gaan maar dat ging niet door omdat mijn man toen in het ziekenhuis lag. En
toen we 50 jaar getrouwd waren, was mijn man er niet meer, hij was gestorven. Nu 6 jaar geleden. (tranen in haar ogen) Gestorven tijdens
een operatie. (zucht)
Aan het weer in België heb ik toch wel moeten wennen. Sneeuw kende ik wel van in Italië maar zoveel regen en koude dagen was ik niet
gewoon. Ik miste de zon toch wel. (Maria)
41
Ik miste in België mijn ouders heel erg. Ook mijn familie en vrienden van Griekenland. Als ik een brief schreef naar mijn familie dan was
het een brief met tranen. (ontroerd)
Ik heb echt veel heimwee gehad in het begin, het was niet gemakkelijk voor mij om iedereen en alles in Griekenland achter te laten. (stilte)
Gelukkig hadden we in de barakken veel contact met de buren, we waren erg gehecht aan elkaar. Als we gedaan hadden met werken zochten we elkaar op. Er waren ook dorpsgenoten van Griekenland en daar hadden we veel contact mee. Ik vond dat een heel mooie tijd. Maar
in mijn achterhoofd dacht ik steeds dat we terug naar Griekenland zouden gaan. We gingen hier een beetje sparen en dan zou ik terugkeren … Maar dat is niet gebeurd. (stilte)
Na zes jaren zijn we voor het eerst op vakantie gegaan in Griekenland. Het was fantastisch om iedereen terug te zien. We zijn altijd brieven
blijven schrijven. De post heeft goed verdiend aan ons. (lacht)
Toen ons zoontje zes jaar was hebben we hem naar Griekenland gestuurd. Het was de bedoeling dat wij twee jaar later ook zouden volgen.
Maar door de politieke toestand in Griekenland zijn we niet teruggekeerd. De jaren volgden elkaar maar op, de tijd vloog voorbij. En zie,
we zijn hier nog. Onze zoon kwam elke vakantie terug naar België. In Griekenland leefde hij samen zijn oma. Het was nog een jonge
oma, zij zorgde goed voor hem. Onze zoon woont nu nog steeds in Griekenland. Hij heeft er gestudeerd, werkt er, is getrouwd en heeft
een eigen huis, het is ’zijn’ land. Hij weet niet anders, zijn leven is daar. Wij verblijven wel enkele maanden per jaar in Griekenland nu we
ouder zijn. Het is altijd fantastisch om iedereen terug te zien!
Onze dochter is altijd bij ons in België gebleven. Anders waren we alleen, dat konden we niet. Zij is hier ook geboren, haar broer niet.
(Elly)
We gingen elk jaar op vakantie naar Spanje. We reisden
met de auto. Soms deden we dat samen met andere gezinnen. De trip was wel vermoeiend: zeven kinderen die
zeurden en een man die maar door wilde rijden om zo
snel mogelijk daar te zijn. Er werd dan ook heel wat gekibbeld en ruzie gemaakt in de auto. (lacht) We bleven
altijd een maand in Spanje. Daar genoten we allemaal
van. (Teresa)
Toen we 15 jaar in België woonden is mijn zus met haar gezin ook
naar België verhuisd. Dat was natuurlijk geweldig! Zij woont heel
dichtbij en we zien elkaar nog steeds dagelijks. Het is altijd fijn als
je familie bij je in de buurt woont.
We zijn niet vaak teruggekeerd naar Italië: enkel bij de begrafenis
van mijn ouders en twee keer hebben we er onze vakantie doorgebracht. Mijn vader is nooit naar hier gekomen en mijn moeder
enkel bij de geboorte van onze zoon. (Marcella)
42
België verschilt wel erg van Marokko. Vooral het ’weer’!
(lacht) De eerste keer dat ik sneeuw zag, dat was me wat!
Ik kende het niet en was niet achter het raam weg te slaan.
En de sneeuw stapelde zich op. De witte laag op de grond
werd maar dikker. Ik werd bang en mijn dochter was op
school. Ik dacht dat er sneeuw ging blijven vallen. Ik
liep naar haar school, klopte op de deur van de klas en zei
tegen de juf dat mijn dochter mee naar huis moest komen.
Ze antwoordde dat dat niet zomaar ging. Mijn dochter zei
dat ik gewoon naar huis moest gaan en pas moest terugkomen als de school uit was. Ik heb dat gedaan, maar ik
ben thuis aan het raam blijven zitten tot het tijd was om
terug naar school te gaan. (lacht heel luid) De eerste keer
dat kinderen, verkleed als de Driekoningen, aan onze
deur kwamen zingen, dat was nog zoiets! Ik dacht dat het
bedelaars waren, zoals in Marokko en ik gaf ze meteen iets
lekkers. Carnaval bestond in Marokko ook niet, maar we
hadden wel een feest waarbij de mensen zich verkleedden
met schapenvellen, terwijl er volop muziek werd gemaakt
in de straten. Dat was dus min of meer herkenbaar. Later
legden de kinderen mij alles over die gebruiken uit.
Ik vond het in de beginjaren ook wel vreemd dat, als je op
bezoek kwam bij Belgen die nog aan het eten waren, je in
de living moest gaan zitten wachten tot ze klaar waren.
Dat kenden wij niet. Bij ons zette men gewoon een stoel
en een bord bij en de gast at lekker mee. Maar ach, ieder
land heeft zijn eigen cultuur!
(marokkaanse ♀ *47)
Waar ik het lang moeilijk mee had in België was het
klimaat. Ik kwam uit een zonnig, warm land waar men
nauwelijks winter kende en hier … Hier sneeuwde het,
het was koud en het regende veel. Toen ik de eerste keer
sneeuw zag, wist ik niet wat me overkwam. Ik was er bang
voor, ik wilde niet naar buiten gaan. Ik wilde niet naar de
winkel en ik vond dat mijn man moest gaan. We kregen er
zelfs ruzie over en ik vroeg hem wat we hier toch zochten,
in dit koude, natte landje. (lacht) (Teresa)
De eerste jaren in België vond ik het vreselijk dat de zon
zo weinig scheen. We stuurden regelmatig foto’s naar
Griekenland. Na een tijdje schreef de familie een brief
met de vraag waarom we altijd foto’s van de winterperiode
opstuurden. We stonden altijd met een dikke jas of vest
op de foto’s. (lacht ) Ik had naar mijn gevoel geen zon
gezien, zelfs in hartje zomer droeg ik een vestje. Ik had
echt veel last van de koude. (Marianthi)
43
Ik heb in het begin de warmte en de zon dikwijls gemist en veel geweend. Maar je moet verder, je wordt het stilaan gewoon. (Maria)
44
Ik was heel blij toen we een groot huis kregen in de
Varenstraat. Maar ik vroeg me toch dikwijls af hoelang
we in België gingen blijven. Na één jaar in ons nieuwe
huis vroeg ik dat dan ook op de man af aan mijn echtgenoot. Hij antwoordde dat we eerst veel geld moesten
verdienen en dat we dan terug naar ons vaderland zouden gaan. Een jaar later dacht ik dat we stilaan de verhuis naar Italië moesten plannen, maar mijn man stelde
het vertrek telkens weer uit. En zie, we wonen hier nog
steeds. (Marcella)
Ik bleef alleen achter met mijn kinderen toen mijn man
stierf. De familie wilde dat ik terug naar Marokko verhuisde, maar dat zag ik niet zitten. Dan moest ik zeker
en vast opnieuw trouwen en dat wilde ik niet. Ook vond
ik het belangrijk dat mijn kinderen naar een goede school
konden gaan. Bovendien was alles hier zo goed geregeld
volgens de wet. Dus ben ik samen met mijn kinderen
hier gebleven. (Marokkaanse ♀ *47)
Marianthi noteerde receptjes op kleine briefjes
45
Bevallen & kinderen
Wij hebben zeven kinderen gekregen, allemaal heel snel
na elkaar. Zes kinderen zijn thuis geboren, waarvan
eentje in de barakken en vijf hier in de Varenstraat. Ik
ben bevallen op de tafel, onder begeleiding van dokter
Franssens en een vroedvrouw. Mijn laatste kind is in het
ziekenhuis geboren, ik was toen al 42 jaar en om geen
risico te nemen werd ik door de dokter naar het ziekenhuis gestuurd. Mijn bevallingen gingen allemaal heel vlot.
Na de bevallingen stonden buurvrouwen steeds klaar
om hulp te bieden. Ze brachten eten en zorgden voor
de andere kinderen. Toen ik zeven kinderen had is mijn
moeder naar hier gekomen. Zij kwam om me te helpen,
maar ik wilde dat eigenlijk niet, ik trok mijn plan. Mijn
moeder heeft het twee jaar uitgehouden. (lacht) (Teresa)
Afspraken met de vrouwen maken om met hun baby
naar het kinderheil te komen liepen ook veel verkeerd.
Ik ging dan een dag op voorhand de vrouwen nog eens
extra uitnodigen en ze zeiden dan dat ze zouden komen.
Maar kwam er iets tussen, ze kregen bezoek of ze waren
niet klaar met hun werk, dan kwamen ze niet opdagen.
Dus dan ging ’madam control’ weer maar eens op huisbezoek om een nieuwe afspraak vast te leggen. (zucht)
Heel intensief allemaal, maar ik deed het met hart en ziel.
(Alfonsine)
Toen we een maand in België woonden is mijn moeder
bevallen van een tweeling. Ik moest altijd helpen bij de
verzorging van de baby’s en helpen in het huishouden.
( Marokkaanse ♀ *57)
46
In 1957 werd onze zoon geboren. Dokter Franssens wilde
dat ik in het ziekenhuis ging bevallen, maar dat wilde ik
absoluut niet. Mijn moeder, die vroedvrouw was in Italië,
was naar België gekomen om mij te helpen bevallen.
Maar er moest volgens de dokter toch een vroedvrouw
van hier bij zijn. Toen het zover was, kwam de Belgische
vroedvrouw naar onze barak. Mijn moeder gaf haar koffie en koekjes, om haar af te leiden en hielp mij met de
bevalling. Zo had ik toch mijn zin gekregen. (grinnikt)
(Marcella)
Mijn vader was in Frankrijk en moeder was hoogzwanger. Ze kreeg plots weeën en zei me dat ik dringend de
vroedvrouw moest telefoneren. Het telefoonhokje stond
dicht bij Donné. Ik ging snel naar de telefooncel, belde de
vroedvrouw en wilde terug naar huis gaan. Maar ik was zo
speels, ik zag mijn vriendinnetjes op straat en sloot me bij
hen aan om samen fijn verder te spelen. Ik was mijn moeder helemaal vergeten. (lacht) Maar toen ik thuis kwam,
toen zwaaide er natuurlijk wat. Moeder was wel nog niet
bevallen, het was loos alarm, maar ik heb het geweten
hoor! (lacht luid) (Marokkaanse ♀ *57)
Toen ik moest bevallen in de barakken miste ik mijn moeder wel heel erg. Ik wilde in het ziekenhuis bevallen. Onze huisdokter, dokter
Franssens, raadde me dat ook aan. Maar de vroedvrouw zei dat ze ’als een moeder’ voor mij zou zorgen. Ze zei ook dat de dokters in
het ziekenhuis aan het staken waren, wij wisten van niets en geloofden dat. De bevalling is gelukkig goed verlopen. Maar na de bevalling wou de moederkoek er niet uitkomen, die zat vast. Mijn benen werden blauw en dan heeft de vroedvrouw de dokter gebeld. Dokter Franssens heeft dan de moederkoek eruit kunnen halen. De dag nadien stond hij om 7 uur al weer aan de deur om te vragen hoe het
met me ging. Het was echt een goede dokter, we zullen hem nooit vergeten. Hij verstond ons ook goed en kreeg ons altijd weer snel op
de been na een ziekte. Nu droom ik nog regelmatig dat ik zwanger ben en moet bevallen. (lacht)
Nadien wilde ik geen kinderen meer. Dokter Franssens zei dat hij me wel zou helpen: ’Maak er nog maar eentje, ik red u wel indien
nodig’ zei hij dan. (lacht) Dat was zo een goede dokter, die kwam hier binnen met de sigaret in zijn hand en telkens had hij het er weer
over dat hij me gered had en dat was ook zo. Dat was een dokter met een groot hart, de vroedvrouw deed alles voor het geld, ze wou aan
de bak blijven en patiënten hebben. Ze heeft me wel goed verzorgd na de bevalling maar toch heb ik er spijt van dat ik toen naar haar
geluisterd heb en thuis bevallen ben.
Veel dingen heb ik geleerd van Madam Biscotti. Zij was een buurvrouw in de barakken. Toen ik na de bevalling borstvoeding gaf, had
ik opeens geen melk meer. Ik was echt in paniek. Madam Biscotti stelde me gerust en zei dat ik babyvoeding moest halen bij de apotheek en dat dan één dag moest geven. Dan zou de borstvoeding wel weer lukken. En dat was ook zo. Madam Biscotti had veel ervaring, ze wist veel over kinderen. Ik heb veel van haar geleerd. (Elly)
47
Toen ons zoontje twee jaar was, stond hij op een morgen
vol met rode puntjes. Ik schrok heel erg en nam hem
onmiddellijk mee naar buiten, naar de buurvrouwen.
Madam Biscotti stelde me gerust. Ze zei dat het de waterpokken waren maar dat ik toch beter even naar de dokter
kon gaan. Dat deed ik dan ook en de dokter bevestigde
het. Ik wist echt van niks. (Marianthi)
Wat me altijd is bijgebleven, is de
houding van de zusters van de lagere
school. Dat zijn minder mooie herinneringen. In het 3de leerjaar moest
onze oudste dochter op 11 november
het Belgisch volkslied zingen met heel
de klas. Na het lied mocht iedereen
gaan zitten, behalve mijn oudste, zij
moest blijven rechtstaan. De non zei
tegen de andere kinderen dat ze op
onze dochter mochten spuwen, omdat
ze Duitse was. Dat was een vreselijk
moment voor dat kind, ze kwam dan
ook helemaal overstuur thuis. Ik
ben dadelijk met de directrice naar
de bewuste zuster gestapt. Ik was zo
kwaad dat ik mezelf niet meer in de
hand had. Ik trok het kapje van ‘de
non’ haar hoofd en zei haar dat ze
het niet waard was om een zuster te
zijn. Ik nam mijn dochter bij de hand,
haalde mijn andere kinderen van
school en ben dadelijk naar een school
in Zonhoven gegaan om hen daar in te
schrijven. De directeur zei echter dat
het niet zo simpel was om mijn kinderen daar in te schrijven, maar toen ik
het hele verhaal vertelde ging het plots
wel. Hij schrok er immers ook van.
Dat waren geen prettige toestanden.
(Annie)
Ik heb twee thuisbevallingen gedaan bij Marokkaanse
gezinnen. Eentje op Kerstdag en een andere op tweede
Kerstdag. Ik heb toen 2 kleine, mooie jongetjes met
zwarte haren op de wereld helpen zetten. De vrouwen
waren zo dankbaar dat ik hun geholpen had. Ze wilden
niet in het ziekenhuis bevallen. Eén van de jongens, een
man ondertussen, brengt me met kerstmis nog altijd een
bezoekje en neemt dan een cadeautje mee.
(Alfonsine, Belg)
48
Er waren toch wel veel verschillen tussen onze culturen wat
opvoeding en verzorging van baby’s betreft. De Marokkaanse
vrouwen droegen hun baby bijna de hele dag in een draagdoek
op hun rug. Ze deden de was en de plas, kookten en deden alles
terwijl de baby aan hun hing. Ik vond dat maar niets, maar naderhand heb ik ingezien dat het heel goed was en raadde ik het
zelf aan. Wel had ik er problemen mee dat de Turkse vrouwen
hun kinderen helemaal ’inbusselden’. Ze draaiden hun baby in
doeken, de armpjes tegen hun lichaampje gedrukt, ze waren heel
stijf. De baby’s konden niet bewegen met hun armen en benen
… Nee, daar stond ik niet achter en ik zei dat ook. Ik vond het
zo erg voor de kleintjes. Sommige moeders deden het dan niet
meer, anderen bleven dat doen. Tja, ik kon daar niet meer aan
doen. Ik zei hun mijn mening en dan zagen ze zelf maar wat ze
ermee deden. (Alfonsine)
Toen ik pas zwanger was, werkte ik in een sigarenfabriek in
Nederland. Zo had ik wat extra geld om mooie spulletjes voor
de baby te kopen. Maar als je zwanger was, mocht je daar niet
meer werken. Ik hield mijn mondje dus dicht en ging toch. Ik
moest centen hebben. We gingen met de bus naar het werk en
op een dag was ik erg misselijk en moest ik overgeven. Maar dat
kon ik niet maken, dan wisten ze dat ik zwanger was. Dus slikte
ik alles door, vreselijk was dat. Maar niemand had iets gemerkt.
Op mijn werk moest ik een tijdje later iets zwaar tillen. Daardoor kreeg ik bloedverlies. Ik zei dat ik ziek was en ging naar
huis. Maar toen kwam uit dat ik zwanger was en werd ik dadelijk ontslagen. Zo ging dat toen. (Elly)
49
Onze huisdokter was dokter Franssens, een erg goede dokter waarmee
we een goed contact hadden. Eens
had mijn man, voor mijn komst,
huiduitslag over heel zijn lichaam.
Dokter Franssens zei dat deze
huiduitslag wel zou wegtrekken als
zijn vrouw, ik dus, er zou zijn. Mijn
man antwoordde dat de dokter zijn
eigen vrouw maar moest sturen
aangezien het toen nog even zou
duren voordat ik kwam! (lacht)
(Maria)
Toen de verpleegster van het Kinderheil voor het eerst aan de deur stond,
zei ze dat ze mijn dochter kwam onderzoeken. Ik begreep haar natuurlijk
niet goed en ik zei dat ze weg moest gaan. Een dag later stond ze er weer.
Met twee politieagenten aan haar zijde! Dat was schrikken, die durfde
ik niet weg te sturen! (schudt van het lachen) De agenten legden me met
handen en voeten uit dat de verpleegster van het Kinderheil mijn kinderen
moest onderzoeken, waarop ik hen de naam van mijn huisdokter gaf. Ze
begrepen dat ik bedoelde dat ik met mijn kind naar de huisdokter ging
voor onderzoeken en inentingen. Zo was dat probleem ook alweer opgelost. (lacht) (Marokkaanse ♀ *47)
Veel dingen waren in België heel verschillend van het leven in
Beieren. Toen ik moest bevallen van mijn jongste dochter bijvoorbeeld, was er een groot misverstand. (begint hard te lachen)
Mijn man ging de vroedvrouw, Maria, halen. Het was dringend,
want mijn vliezen waren gebroken. Bij het binnenkomen zei ze
dat ik op de tafel moest gaan liggen. Ik keek haar verbaasd aan.
Op de tafel gaan liggen? Ik was heel verontwaardigd en vertelde
haar dat bij ons in Duitsland een tafel diende om aan te eten,
niet om op te bevallen. Vervolgens ging ik naar boven en ging
op het bed liggen. De vroedvrouw vond het maar niks maar
volgde me toch. Daar is toen ons vierde kind, een dochtertje,
geboren. In bed, niet op de tafel. (grinnikt)
(Annie)
50
Ik kwam terecht in het eerste leerjaar toen ik in België kwam, maar ik was te oud
om daar te zitten dus werd ik naar het 7de leerjaar gestuurd. Ik zat bij juffrouw
Bongaerts. Maar ik kon niks, ik zat daar maar te kijken. Ik leerde wel haken en
breien en knutselen deed ik ook graag. De taal ontbrak. Omdat onze barak te klein
werd met al de kinderen, kregen we een huis in de Varenstraat. Het was het vroegere politiekantoor. Daar was veel meer plaats en natuurlijk ook meer werk. Ik moest
thuis blijven, ik mocht niet meer naar school. (stilte)
Ik vond dat heel jammer. Als ik de kans had, glipte ik het huis uit om buiten te
spelen met twee Spaanse buurmeisjes, een tweeling! Zij leerden me dan met een
stok in het zand de cijfers en de letters te schrijven. Zij hebben me veel geleerd. Ik
mocht geen vriendinnen hebben van mijn moeder, ik moest altijd bezig zijn. (zucht)
Als mijn kleine zusjes huiswerk maakten, zat ik naast hen. Zo leerde ik toch telkens
een beetje bij. Maar ondertussen kwamen er thuis maar steeds meer kinderen en
kreeg ik het heel druk met het helpen in het huishouden.
(Marokkaanse ♀ *57)
Na twee jaar huwelijk werd onze zoon geboren, een prachtig geschenk voor ons. Het
was een knap jongetje met een dikke, zwarte
haardos. We waren zo gelukkig. Natuurlijk
stuurden we foto’s naar de familie in Griekenland. De familie vond het geweldig dat ze het
jongetje op foto te zien kregen. Jaren later, de
baby met pikzwarte haardos was ondertussen
blond, gingen we op vakantie naar Griekenland. Iedereen vroeg waar ons zoontje met
de mooie zwarte haren was! (lacht hartelijk)
(Marianthi)
Toen ik moest bevallen van ons eerste
kind is mijn man, met de fiets, de
vroedvrouw gaan verwittigen. Daarna
heeft hij alles klaar gemaakt voor de
bevalling, warm water, doeken, …
Hij was heel behulpzaam. Ik ben op
de tafel bevallen, het ging heel vlot.
We waren natuurlijk heel blij, mijn
man was zo trots, hij ging ook veel
wandelen met de koets, hij heeft zich
altijd veel bezig gehouden met de
kinderen. (Maria)
51
Onze mannen in de mijn
Mijn man heeft altijd in de mijn
gewerkt. Het was heel ongezond
werk. Hij is dan ook gestorven
aan ’stoflong’. Hij is lang ziek geweest. Hij werkte destijds altijd in
de morgenpost. Wanneer hij een
paar minuten te laat thuis kwam,
was ik al ongerust. Gelukkig heeft
hij nooit iets ernstig aan de hand
gehad. De mijnwerkers hadden
een hechte band, een echte vriendschapsband. Ze gingen samen op
café. Mijn man ging altijd op de
Koolmijnlaan in een Italiaans café
zijn pintje drinken. Mooie tijden
waren dat hoor! (Teresa)
Toen mijn vader in de mijn werkte, besefte ik niet dat het een gevaarlijke job
was. Later, toen ik ouder was en mijn man er werkte, drong dat pas tot me
door. (Marokko ♀ *57)
52
In 1960 had mijn man een zwaar ongeluk in de mijn. Hij werd verpletterd
door een kar. Zijn rug was zwaar gekwetst en hij moest in het ziekenhuis blijven. Dat was een zware tijd, vooral omdat we toen vier kinderen hadden waar
ik moest voor zorgen. Ik ben toen heel vaak met de fiets naar Hasselt gereden
om hem te bezoeken.
Na een jaar mocht hij eindelijk het ziekenhuis verlaten. Hij moest thuis echter
nog zes maanden, met zijn rug in het gips, plat blijven liggen. De specialist
van het ziekenhuis schreef een brief aan de gezondheidsinspectie en de directie van de mijn dat mijn man in een fatsoenlijk huis moest wonen. De barak,
waar we toen woonden, was dus uitgesloten omdat het daar te vochtig was.
Toen ik met die brief naar de directeur van de mijn ging, was deze niet onmiddellijk akkoord. Toen ik dreigde met de brief naar de gezondheidsinspectie te
gaan, kregen we dadelijk een huis. Ik kon zelfs kiezen tussen twee woningen!
(lacht) Toen ik thuis kwam stond de garde van de mijn al aan de deur met de
sleutel van een huis in de Haagdoornstraat. En hier woon ik nog altijd.
De pastoor kwam mijn man bezoeken na het ongeval in de mijn. Mijn man
lag thuis nog in zijn ziekenbed. De pastoor kwam binnen en zei dat hij onze
kinderen niet kende. Ik antwoordde dat ze hun eerste communie toch in
Meulenberg gedaan hadden. Hij vroeg waar we toen woonden. Ik zei hem
dat we eerst in de barakken woonden. De pastoor antwoordde botweg dat in
de barakken alleen mensen van tweede klasse woonden en dat hij daar nooit
kwam. Ik werd zo boos, heb hem de deur gewezen en hem gezegd dat de
mensen in de barakken veel christelijker waren dan hem. Jonge, jonge, dat
was echt erg toen … Als ik eraan denk, word ik nog steeds boos. (stilte)
(Annie)
Ik ben veel ongerust geweest als
mijn man werken was of als hij
iets te laat thuis kwam. Moest er
hem iets gebeuren, ik was hier
helemaal alleen hé!
Mijn man heeft zich dikwijls
gekwetst in de mijn. Hij werkte
ondergronds, hij had zwaar werk
en ik was altijd heel content als hij
thuis kwam. Mijn dochter en ik
hebben altijd met angst geleefd in
die tijd. Om 10u30 uur kwam hij
altijd thuis. Was hij enkele minuten later, dan waren we doodongerust. Altijd maar die angst. (stilte)
(Elly)
’Vrienden van de mijn’ waren vrienden voor het leven. Bij verbouwingen aan ons nieuw huis in de Varenstraat kwamen
verschillende vrienden een handje toesteken. Er was een echte samenhorigheid, altijd helpende handen, een echte vriendschap! (stilte) (Teresa)
53
Ik had een mooi, gelukkig en rustig leven tot op 2 december 1980.
Plots ging de bel en werd er hard op de deur geklopt. Mijn oudste
dochter deed de deur open en we zagen een vrouw staan, een Vlaamse. Ze vertelde mijn dochter dat ze door de mijn gestuurd was en
dat ze een sociaal assistente was. Voordat de vrouw verder iets kon
zeggen, vroeg ik in welk ziekenhuis mijn man lag. Ik voelde gewoon
dat er iets niet klopte. Mijn dochter vertaalde mijn vraag. De vrouw
keek naar beneden en wist niet wat te zeggen. Toen zei ze in het Nederlands dat mijn man er niet meer was. Hoewel ik dit niet verstond,
begreep ik wat ze vertelde, ik voelde het gewoon. Ik was helemaal de
kluts kwijt en ben op de zetel gaan liggen.
Later hoorde ik dat er iets op mijn man zijn hoofd was gevallen. Hij
had zijn evenwicht verloren en was 800 meter naar beneden gevallen. Niemand had iets aan dit ongeluk kunnen doen. Het ongeval is
nog voor de rechtbank gekomen en de mijn heeft alle schuld op zich
genomen. De sociaal assistente heeft nog 5 jaar contact met ons gehad. Ze regelde alle papieren, volgde onze kinderen op, zorgde ervoor
dat de mijn de kosten voor bijvoorbeeld nieuw behang op zich nam.
Kortom, we hebben veel steun van haar gehad. Haar naam kenden we
niet, we noemden haar altijd ’madam’. Een hele tijd later hoorden we
dat ze overleden was. Nog steeds weet ik niet hoe haar naam was.
Het leven is hard. Kijk maar naar mijn man, hij vertrok als een
sterke kerel en hij kwam nooit meer terug. Ik ben hem wel mogen
gaan groeten toen hij gestorven was. De kinderen niet, dat werd mij
afgeraden. Hij lag in een kamertje in de gebouwen van de mijn. Heel
goed verzorgd en gewassen. Zijn hoofd was in een verband gewikkeld.
Rondom hem stonden allemaal kaarsjes, dat vond ik raar, kaarsen
werden bij ons gebruikt als er geen licht was. Ik heb mooi afscheid
van hem kunnen nemen. (stilte) (Marokko ♀ *47)
54
Mijn man had in de mijn een zwaar ongeluk
waarbij hij een oog heeft verloren. Hij was
toen nog maar 32 jaar. De dag van het ongeluk
stond er plots een sociaal verpleegster van de
mijn aan de deur. Ze zei dat mijn man gewond
was geraakt en dat ze mij kwam halen om mee
naar het ziekenhuis te gaan. Ik verstond haar
niet goed maar voelde wel dat het ernstig was.
Ik ging mee naar het ziekenhuis, waar mijn
man lag met een verband rond zijn ogen. Ik
schrok heel erg, maar probeerde niet te wenen,
ik hield me sterk. Het gekwetste oog was er
nog, maar mijn man kon er niets meer mee
zien. Een tijdje na het ongeval werd het oog
helemaal wit en moest de specialist het toch
verwijderen. Het waren zware tijden met veel
triestige momenten. (slikt) Nadien is hij gaan
werken in een fabriek in Balen. (Marianthi)
55
En nu?
We zijn indertijd naar een land gekomen waar
we de taal niet kenden, de cultuur onbekend
was, … Maar toch hebben we het gedaan, mijn
man en ik, onze kinderen, vrienden, … Het is
hier goed, dicht bij mijn kinderen en (achter)
kleinkinderen. Ik heb een dak boven mijn
hoofd, de kinderen doen het goed, ik heb een
goed leven. Ik ben tevreden op Meulenberg.
Ik heb zeer vriendelijke buren, we hebben een
goed contact. Het zijn Marokkaanse mensen en
ze zijn bezorgd om mij. Als er iets moest zijn,
moet ik maar op de muur kloppen en ze zijn
hier. Ik blijf hier voor altijd. Ik doe alles nog
zelf, zolang ik dat kan. Met mijn armen over
elkaar gaan zitten, dat is toch ook niets. Ik hou
me wel bezig! (lacht) (Teresa)
Zelf heb ik me jarenlang ingezet voor onze wijk. Ik was voorzitter van
de migrantenraad en ik zetelde in het wijkcomité. Ik vond het belangrijk dat hier positieve dingen gebeurden en heb daar dan ook veel tijd
ingestoken. Eind jaren ’90 organiseerde ik, samen met het buurthuis
en de school, een actie. We lieten allemaal ballonnen de lucht invliegen
met een papiertje eraan waar een wens op stond. Dat feest ging door op
het voetbalveld. Prachtig was het, allemaal ballonnen in de lucht! Een
emotioneel en mooi moment, we hebben toen ook de krant gehaald!
En daar deed ik het voor! Zodat anderen zagen dat er ook goede dingen
gebeurden in onze wijk. In de krant werd er anders alleen maar negatief
nieuws vermeld. Door de migrantenraad heb ik ook veel Marokkaanse
en Turkse mensen leren kennen. Dat vind ik heel fijn, de mensen kennen mij hier allemaal en iedereen is altijd heel vriendelijk. Ze komen
altijd een praatje maken als ze me zien. De laatste jaren sukkel ik vaak
met mijn gezondheid, maar zolang ik kan, blijf ik hier, op de wijk Meulenberg wonen! In mijn eigen huisje, het is goed zo. (Annie)
Ik woon hier 36 jaar en ben tevreden. De kinderen zijn groot en zijn
zelfstandig. Ik woon hier graag, voor mij is het niet slecht, ik ben nu al
wat ouder … Ik hoop dat het leven zo verder gaat, het is goed zo.
(Turkse ♀)
56
Het is ons gelukt om van dit huis onze ’thuis’ te
maken. Ik woonde altijd graag op Meulenberg
en nu nog steeds. We hebben altijd lieve buren
gehad. Het verschil is dat we vroeger meer aan
elkaar hingen en nu heeft iedereen zijn eigen
leven. Het is drukker geworden. We proberen
elk jaar een vijftal maanden naar Griekenland
te gaan. Dat is altijd heel fijn! Maar hier, op
Meulenberg willen we oud worden, mijn man
en ik! (Elly)
Het leven in Meulenberg is wel veranderd: er
keerden gezinnen terug naar hun moederland,
veel mensen zijn gestorven, velen zijn ziek…
Maar gelukkig zijn er de kinderen en kleinkinderen. Die bezoeken me dagelijks. Zelfs ’s
nachts ben ik niet alleen. Er wil altijd wel iemand bij oma blijven slapen. (lacht) Ik heb een
goede band met ze allemaal. Ik bezoek Marokko enkele keren per jaar en ik kom steeds graag
terug naar België, naar mijn familie. Ik heb
een mooi leven en ik ben zeer tevreden hier in
Meulenberg!
(Marokko ♀ *47)
Het is niet altijd gemakkelijk nu, maar ik ben
hier thuis, mijn man heeft hier zo hard gewerkt:
in ons huis, in de tuin, … Kleine dingen waar ik
me aan vast hou. Ik heb nog steeds veel contact met Italiaanse mensen. Maar ook met de
Marokkaanse en Turkse mensen, ik praat met
iedereen. Ik maak heel snel contact met anderen. (Maria)
57
Ik ben nu een tijdje weduwe. Mijn man is plots
gestorven. Het is hard. Mijn zoon en zijn gezin
wonen in Tongeren. Gelukkig zie ik ze vaak.
Mijn dochter woont in Griekenland met haar
gezin. Ik mis haar, maar we hebben veel telefonisch contact en ik ga bij haar op vakantie. Het
leven in de wijk Meulenberg is veranderd. De
mensen sluiten zich steeds meer op. Maar gelukkig heb ik nog vriendinnen in de buurt waar ik
terecht kan. In mijn leven, hier op Meulenberg,
kende ik veel miserie maar gelukkig ook mooie
tijden, die ik altijd zal koesteren.
(Marianthi)
Ik heb tot mijn 62ste levensjaar in Meulenberg gewerkt. Daarna ben
ik op pensioen gegaan. Ik heb het altijd een schitterende buurt gevonden. Vroeger kwam men uit alle streken van het land naar hier
om te kijken naar de kleuterschool van de Savioschool. Dat was een
supermoderne school toen! Nu is het nog mooi hoor, maar ik vind het
zo jammer dat er aan sommige huizen zoveel is bijgebouwd, dat is zo
slordig. In 1992 heb ik een prachtig feest gehad voor mijn pensioen.
Vrouwen van de wijk, van allerlei nationaliteiten, hadden een feest in
elkaar gestoken. Zelf had ik 120 rozen gekocht om uit te delen aan alle
moeders die er waren. Er waren hapjes van alle culturen, er werden
toespraken gegeven, echt mooi! (glimlacht) Het mooiste geschenk dat
ik toen kreeg was een dikke map met teksten, tekeningen, foto’s van
mensen waarmee ik contact had gedurende mijn loopbaan. Zo mooi,
ik kijk er nog regelmatig in en dan denk ik met heimwee terug aan die
mooie tijd in de wijk Meulenberg. De dag na het feest stond het hele
huis vol bloemen, een echt bloemenparadijs! Zo een groot afscheidsfeest had ik niet verwacht. Ik draag dan ook heel veel mensen van de
wijk in mijn hart en zal hen nooit vergeten. Ik vond mijn loopbaan, als
verpleegster in Meulenberg gewoon prachtig! (Alfonsine)
Ik woon hier graag, ik heb hier altijd graag
gewoond … Maar het is allemaal zo veranderd.
Iedereen is nu verwend, er is niet voldoende
werkgelegenheid voor de jongeren, dat maakt
het allemaal niet gemakkelijk. Maar ik blijf hier
wonen tot de dood, ik voel me nergens zo goed
thuis als in Meulenberg. Hier tussen mijn kinderen en kleinkinderen, hier moet ik zijn.
(Marokko ♀ *57)
58
Het wordt steeds moeilijker om me te verplaatsen. Ik kan moeilijk lopen, ben minder mobiel.
Gelukkig kan ik nog naar koffie-kaffee en stoelturnen. Daar zie ik dan andere senioren, ook
van andere nationaliteiten, waar ik een goed contact mee heb. Ook ga ik regelmatig op bezoek bij
vriendinnen en neemt mijn dochter me overal
mee naar toe. Ik zou nooit in een appartement
willen wonen, ik zou me opgesloten voelen. Hier
geniet ik nog van mijn tuin en mijn omgeving,
mijn familie. Mijn kinderen, mijn kleinkinderen en achterkleinkinderen zijn alles voor me!
(Maria)
Ik heb nog steeds veel contacten met de mensen
in de wijk. Iedereen kent mij en spreekt me aan
met mijn voornaam. Zelfs de Marokkaanse en
Turkse vrouwen kennen me bij naam. Ik heb
een hechte band met mijn vriendinnen. Daar
geniet ik van. Elke dag maak ik samen met
mijn zus, een wandeling op de wijk. Ik wil hier
altijd blijven wonen, haal me weg uit Meulenberg en ik ga dood … (vastberaden) Nooit ga ik
hier weg. Mijn hart ligt hier. (Marcella)
59
60
Dankwoord
Dit boek is tot stand gekomen dankzij de inzet en energie van verschillende mensen.
Bedankt allemaal!
Mijn speciale dank gaat naar:
De tien vrouwen die hun verhaal vertelden.
Karen, die voor de vormgeving van het boek zorgde, altijd even enthousiast, bedankt
voor je geduld en creatieve bijdrage.
Inky, voor het ontwerpen van de cover.
Liesje, voor het maken van de portretten van de vrouwen.
Neyricnk Ilse, ’de geschiedenis’ in dit boek mocht ik overnemen uit haar thesis.
De vertalers die zinnen en anekdotes vertaalden in de moedertaal van de vrouwen.
Mijn dochter Myrthe die de teksten doornam en de nodige aanpassingen deed.
Mijn echtgenoot Paul, dochters Noortje en Myrthe die mijn bekommernissen en verhalen moesten aanhoren de laatste maanden, bedankt voor jullie geduld en luisterend oor.
RIMO Limburg, mijn werkgever, zij gaven mij de kans om dit boek te schrijven.
Mijn projectleidster van vzw RIMO, Ellen, die ik op elk moment kon contacteren als ik
vragen had. Zij stond altijd voor me klaar.
Het werkgroepje, mensen die me steunden en feedback gaven tijdens de overlegmomenten. Bedankt Conny, Rachida, Liesbeth, Rita, Jos, Vivi, Ellen, Brigitte, Myrthe en Karen.
Mijn collega’s in het buurthuis, die me steunden en me tijd en kans gaven om dit boek te
verwezenlijken.
Erfgoedcel Mijnerfgoed dank ik voor de financiële steun en Leen en Neeltje van Erfgoedcel Mijnerfgoed voor hun medewerking.
61
Vertalingen
Meer dan 50 jaar geleden kwamen de eerste Spanjaarden naar België om
te werken.
Deze tekst werd geschreven door een man die zijn eigen land achterliet
om zich hier te vestigen. Een tekst om even bij stil te staan:
De originele Spaanse tekst kan je terugvinden onder het thema Migratie
op bladzijde 21.
NOEM ME GEEN VREEMDELING
Noem me geen vreemdeling
Omdat ik ver van hier geboren ben
Of omdat het land waar ik vandaan kom
Een andere naam heeft
Noem me geen vreemdeling
Denk niet aan waar ik vandaan kom
Beter is het te weten waar we naar toe gaan
Waar de tijd ons brengen zal
Noem me geen vreemdeling
Omdat toevallig jouw brood en jouw vuur
Mijn honger stilt en mijn lichaam verwarmd
En jouw dak mij beschutting geeft
Noem me geen vreemdeling
Het is een woord vol treurnis
Het is een ijzig woord
Het ruikt naar vergetelheid en verbanning
Noem ge geen vreemdeling
Kijk hoe jouw en mijn kind
Hand in hand lopen
Tot het einde van het pad
Noem me geen vreemdeling
Kijk diep in m’n ogen
Kijk verder dan de haat,
Van het egoïsme en de angst
Dan zal je zien dat ik een mens ben
Ik kan geen vreemdeling zijn
62
Italiaans
Pronti i documenti sono partita alla volta del Belgio dove ad attendermi c’era il mio
amore. Insieme ad un altro gruppo di donne siamo partite per il Belgio, dopo due
giorni di viaggio, eccoci arrivate finalmente alla stazione di Hasselt. Il mio principe
azzurro era lì che mi aspettava sul binario d’arrivo del nostro treno. Mi cercava, non
riusciva a trovarmi. La signora che era scesa prima di me gli disse , che non ero su
quel treno. Dovevate vedere la sua faccia preoccupata, ma poi alla mia vista, il suo viso
si illuminò di gioia.
Era l’anno 1956 quando raggiunsi mio marito in Belgio. Con un gruppo di italiani
siamo partiti in treno alla volta del Belgio. Prima tappa fu Milano. Io ero un pò la
responsabile sia del gruppo che dei loro documenti. Ero una che sapeva cavarsela.
(ride) Un responsabile delle miniere ci aspettava alla stazione di Hasselt, ci portò ad
Houthalen nelle nostre baracche. Ero felice di poter riabbracciare finalmente mio marito. Anche lui era commosso, infatti, mi prese e mi strinse tra le sue braccia.
In Belgio ha inizio una nuova vita. Ero contenta della nostra casa, una baracca nella
seconda strada. Le altre donne che erano arrivate in Belgio prima di me, mi accolsero
a braccia aperte. Diventammo subito amiche. Non ci potevamo lamentare di come si
viveva nelle baracche, eravamo come una grande famiglia, un gruppo di amici.
Solo la lingua era il nostro grande problema, non capivo una parola del ‘flamano’, neanche mio marito era riuscito ad impararla, lui non era fatto per le lingue.
Un giorno tornando da Leuven con il treno, sentivo che qualcosa non andava, era
più bello, era diverso. Chiesi in italiano alla signora che mi era seduta a fianco se quel
treno andava ad Hasselt. Non mi rispose ,certo che non mi poteva rispondere, non
era italiana. (ride)
63
Ad un’altra fermata salì un signore e , sentendomi brontolare in italiano, mi chiese se poteva aiutarmi in qualche modo. Mi disse che mi trovavo sul treno sbagliato. Alla fermata
successiva siamo scesi , siamo andati in biglietteria, lui spiegò al responsabile che ero salita
sul treno sbagliato. Fece di tutto per non farmi pagare un altro biglietto. Trovavo terribile
quello che era successo, ero su tutte le furie, quel signore cercò addirittura di calmarmi.
Imparare la lingua è stato per me un grande problema. A settant ‘anni mi sono decisa e
sono andata a frequentare un corso di Neerlandese (flamano) presso la Buurthuis. Oggi
capisco quello che dicono, ma non riesco ancora a parlare.
Però ero subito riuscita a conoscere il valore dei franchi belgi,ero io a dover fare tutti i
pagamenti e la spesa; mio marito era negato per queste cose;
Meno male che c’erano dei piccoli negozietti alimentari; dopo qualche anno ecco il supermercato ‘Donne’, un ritrovo quasi quotidiano per noi donne.
Durante il tempo libero c’era sempre qualcosa da fare nella prima strada.Una delle baracche fu trasformata in un locale per le feste Italiane.
Mi ricordo le famose processioni che venivano organizzate, erano per noi molto significative e belle.
Le giostre poi di Meulenberg erano qualcosa di molto bello, di mai visto.I bambini venivano vestiti a nuovo e tutti insieme si usciva a fare una passeggiata.
Nel 1957 nacque nostro figlio, il dottore Franssens voleva che andassi a partorire in ospedale, io non volevo.
Gli dissi che la mia mamma in Italia faceva l’ostetrica e che sarebbe venuta. Il dottore
Franssens insisteva del fatto che per legge, era necessaria la presenza di un’ostetrica belga.
Al momento del parto arrivò l’ostetrica, la mia mamma la fece sedere, le offrì una tazza di
caffè e dei biscotti, e mentre lei prendeva tempo, mamma mi aiutò a partorire. (ride)
64
All’inizio ho pianto tanto, mi mancavano il sole ed il caldo dell’Italia. Ma bisognava andare
avanti, non c’erano altre possibilità.
Dopo un anno di matrimonio, dissi a mio marito che era arrivata l’ora di rientrare in Italia,
lui mi rispose che prima dovevamo guadagnare tanti soldi. Un anno dopo la stessa domanda da parte mia, e la stessa risposta da parte sua. Vedi…….siamo ancora qui.
Ho molti contatti con la gente del quartiere, tutti mi conoscono, e tutti mi chiamano per
nome. Addirittura anche le donne marocchine e turche mi chiamano per nome. Ho una
buona relazione con le mie amiche, questo mi rende felice. Ogni giorno io e mia sorella
facciamo delle lunghe passeggiate intorno al quartiere. Ormai ho deciso, la mia vita e qui,
non voglio spostarmi più. Portatemi via da Meulenberg, e per me sarà la fine, (convinta ) il
mio cuore è e rimane qui.
All’inizio ho pianto tanto,mi mancavano il sole ed il caldo dell’Italia.
Ma bisognava andare avanti, non si poteva fare altrimenti ;Pian piano ci siamo dovuti
abituare.
Dopo quasi un anno di matrimonio, dissi a mio marito che era arrivata l’ora di ritornare
in Italia.Ma lui mi rispondeva continuamente che dovevamo prima guadagnare tanti soldi
per poi ritornare.
L’anno dopo sempre la stessa domanda da parte mia, sempre lastessa risposta da parte sua;
Vedi….oggi siamo ancora qui.
Ho molti contatti con la gente del quartiere, tutti mi conoscono e, tutti mi chiamano per
nome.
Ho una buona relazione con le mie amiche,questo mi rende felice.
Ogni giorno io e mia sorella facciamo delle lunghe passeggiate intorno al quartiere. Ormai
,ho deciso, non voglio spostarmi più.
Portatemi via da Meulenberg e, per me sarà la fine, il mio cuore e qui.
65
Turks
Iki kız kardeşim ve üç erkek kardeşim vardı. Turkiye’de kücük bir kasabada
oturuyorduk. Babam cok hasta idi. Hayatımızı kendi ektiğimiz sebzeler ile
idam ettirdik. Hiçbir zaman okul’a gidemedik, babam buna gerek duymadı.
Parasal durumumuz pek musait değildi. Kendi keyfimize göre birşeyler
alamazdık.
Kocam’ın ilk oturduğu ve calıstığı yer Hollanda idi ve sonra Belçika’ya
taşındı. Zaman zaman Türkiye’ye tatil’e gelirdi. Ben dört çocuğumuz ile
kayınvalide’lerimde kalıyordum. Bu kolay bir iş değildi ve onlardan gitmek
istiyordum. Kocam beni onlardan aldı ve bundan cok mutlu oldum. Onların
yanında kendimi çok kötü hissediyordum. (Uzun bir sessizlik)
Yolculuğumuzu tren ve otobüs ile yaptık. Belçika’ya 16 ağustos’ta vardık. Bunu
hiç unutmayacağım. (Güldü)
Buraya geldiğimiz anda evimiz yoktu. Kocam önceden bir lojman’da kalıyordu.
Bir süre arkadaşlar ve tanıdıklar ile beraber yaşadık, durmaz taşındık... Bu çok
yorucu idi. (Üfler)
Hollandaca konuşmak bana büyük bir problem verdi, çünkü çok zor bir dil’di.
Her kelimeyi ezberledim. Cocuklarim bana çok şey öğretti. Hızlı öğrenen biri
idim ve alfabeyi ve sayıları kendim öğrendim. Otobüsü alırdım, kendi başımın
çağresini bakmayı bilirdim.
Benim köklerim Suriye’den geldiği için Arapça konuşmayı biliyordum. Bu
benim avantajım’dı. Fas’li komşularım ile kontak kurabiliyordum. Belçika
frank’ının değerini iyi anladim. Cabuk kavradım bazı şeyleri. (yüksekce güler)
Ilk yıllar çok ağladım, ailemi, ve ülkemi özlüyordum. Buradaki hayat Türkiye’den, iyidi. Temelli dönmeyi hiç birzaman istemedim. Tatil benim için yeterli
idi. Ama hayat cok pahalıydı!
Biraz para biriktirdiğimde geri dönme planım vardı. Ama bunu
gerçekleştiremedim. Ama burada hayat daha rahat...
66
Spaans
A mis 19 años conocí a mi marido, mi gran amor (se ríe).
Mi novio vivía y trabajaba en Bélgica. La mina no le concedió permiso para poder casarse conmigo en España, por lo que, con el prometido de mi prima, y con los documentos
de mi futuro marido, me presenté en el ayuntamiento en España para casarme. El novio
de mi prima representaba ‘mi futuro esposo’ (se ríe). En las fotos tomadas ese día sólo
aparecíamos mi dama de honor y yo.
Después de la boda, partí inmediatamente hacia Bélgica. Llevaba mi traje de novia en la
maleta.
Una vez en Bélgica nos fuimos a un fotógrafo para hacernos las fotos; yo con mi traje de
novia y
mi marido con el suyo. Lo hubiera dado todo sólo para estar junto a mi marido. Éramos
jóvenes y a esa edad se hacen tonterías (se ríe fuerte).
Nuestra casa, aunque tan sólo era una barraca, me gustó. Estaba limpia y bien cuidada.
Sólo me daba miedo salir por la noche a coger carbón para calentar la casa.
Las mujeres teníamos mucho contacto entre nosotras.
Los hombres aprendieron la lengua neerlandesa mucho antes y mejor que nosotras.
Ellos estaban siempre juntos en el trabajo y aprendieron palabras sueltas de sus colegas
belgas. Nosotras, las mujeres, y sobre todo yo, no nos hacíamos con el neerlandés. No
teníamos mucho contacto con los belgas.
Ir de compras era una de esas cosas difíciles, creo que me tomaron el pelo muy a menudo en las cajas, por no entenderlos.
Nuestros hijos hacían de intérpretes, por suerte, ellos sí que hablaban bien el neerlandés.
Cuando los hijos se hicieron mayores, compramos una casa en España. El irnos a vivir
67
definitivamente a España no lo teníamos seguro. Nuestros hijos viven aquí en
Bélgica, y les hubiéramos echado mucho de menos. Si alguno de ellos viviera
en España, la cosa cambiaría. Entretanto he vendido la casa en España, no iba
muy a menudo y casi siempre estaba vacía.
El viaje a España fue muy pesado, qué quieres con dos críos en el asiento
trasero dando la lata y peleando.
Yo venía de un país muy soleado y caluroso, donde apenas se conocen inviernos. Y aquí… aquí nevaba, hacía frío y llovía muchísimo.
La primera vez que vi nevar en mi vida, me sorprendió, no sabía lo que era.
Tenía miedo y no quería salir fuera. A mi marido entonces le pregunté que qué
se nos había perdido aquí, en este frío y mojado país.. (se ríe fuerte).
Mi marido siempre trabajó en la mina. Era un trabajo muy insano.
La mina le costó la vida, murió a causa de ‘polvo en los pulmones’. Estuvo enfermo mucho tiempo.
Amigos de la mina eran amigos para toda la vida….. Había mucha solidaridad,
siempre habían manos dispuestas a ayudar, una amistad verdadera.
68
Grieks
69
Grieks
70
Sfeerbeelden uit de oude doos.
Met dank aan de vrouwen, Carmen Maiquez en
Heemkring de Klonkviool van Houthalen-Helchteren.
71
72
73
74
75
76
77
Sfeerbeelden van nu, tijdens koffie-kaffee
en andere activiteiten ...
78
79
foto Vera met de vrouwen
80