38 - Startpagina PKN Sneek

Zondag 7 september 2014
Martinikerk
In deze dienst vierden wij het Heilig Avondmaal en was er aandacht voor de
tentoonstelling ‘rondom de Martini’ van Anneke van der Werff. Drie schilderijen uit
deze tentoonstelling zijn verweven in de preek.
Gelezen: Matteüs 18: 1-5 en 15-20
Gezongen: Lied 119: 1 en 13, Lied 303, Wil je opstaan en mij volgen (IONA bundel:
40), Lied 381: 1, 3, 4 en 5 en Lied 991: 1, 5, 6 en 7
‘Haast’ van Anneke van der Werff
Wat heeft een kind, wat wij niet hebben?
Waarom hebben zij meer oog voor het koninkrijk?
Ik heb zo’n idee dat Anneke dat geschilderd heeft; op een van die alledaagse
tafereeltjes rondom deze kerk.
‘Haast’, heet het.
‘Mem’ heeft de pas er aardig in, de linkerhand zwaait ferm naar voren.
Doelgericht; we moeten op tijd daar zijn.
Het kind is afgeleid, haar hoofdje draait naar iets buiten beeld.
Iets dat hier en nu haar aandacht trekt.
Mem is daar
Het kind is hier.
En het licht?
Ik heb geleerd van Anneke dat het licht in het schilderij heel belangrijk is.
Het licht kiest voor het kind.
Haar gedraaide hoofdje glanst goudgeel als een aureooltje.
Dat kind, dat is Anneke.
Ja niet letterlijk natuurlijk, maar figuurlijk.
Ze ziet iets wat mem niet ziet.
Wij zijn dan zeg maar ‘mem’.
Anneke tovert met ieder schilderijtje van de expositie, ons iets voor ogen wat we
allemaal herkennen, maar waar we 9 van de 10 keer aan voorbijlopen.
Omdat zij zo zorgvuldig en liefdevolle die alledaagse momentjes uit de tijd gevist
heeft, vallen ze ons ineens wel op.
Zo richt ze onze blik op wat niet opvalt.
Omdat ‘de groate kerk’ op ieder schilderijtje aanwezig is, gebeurt er nog iets.
Daardoor worden die vluchtige momentjes verbonden met een gebouw dat door de
eeuwen heen daar staat.
Zo worden het voor mij kleine icoontjes, want ze worden een beetje verbonden met
God.
Nog even terug naar moeder en dochter.
Het licht valt niet alleen op de dochter, het valt gelukkig ook op de moeder.
Gelukkig zeg ik, want ik weet hoe dat gaat met kleine kinderen.
Ze kunnen zo lekker in het nu leven, omdat er een moeder, of vader is die dat niet
steeds doet.
Die hand van mem zorgt er ook voor dat de blonde staartjes op tijd bij dat leuke
feestje zijn, of bij die afspraak met de dokter.
Toch denk ik dat het kind meer oog heeft voor het koninkrijk, omdat het zoveel
aandacht heeft voor wat terloops aan velen van ons voorbij gaat;
Wij menen dat we belangrijker dingen aan het hoofd hebben.
Het koninkrijk zit niet in de hemel, het ligt op straat.
Iedereen die met een klein kind door de stad gewandeld heeft, weet dat daardoor
ontmoetingen en gesprekken ontstaan die er anders niet geweest waren.
Er gaan andere deuren open.
‘Gezien’ van Anneke van der Werff
Dan is er nog zo’n ander icoontje.
“Gezien” heet het, een oude man met in zijn kielzog een vrouw met een rollator, die
een deur binnenstappen.
We denken natuurlijk onmiddellijk aan de kerk, maar voor we er allerhande religieuze
gevoelens aan vastknopen; het is de deur van de Rabobank.
Ach, wie weet, misschien heeft het koninkrijk wel meer te maken met wat wij achter
de deur van de Rabobank met ons geld doen, dan de vrome intenties die we hier in
de kerk uitspreken.
Hoe dan ook, onze kerkgang en ons geldbeheer zijn onlosmakelijk met elkaar
verbonden.
Wat me treft in dit schilderij is de kwetsbaarheid.
En daardoor toch ook weer een soort van ‘in het hier en nu zijn’.
Want als je moeilijk loopt heb je daar je gedachten helemaal bij nodig.
Bovendien, als alles langzamer gaat heb je eigenlijk meer tijd:
Als je de tijd voor iets moet nemen, heeft de tijd jou niet.
Bij deze twee mensen hoort dat mooie gedicht van Ida Gerhardt:
Oud worden is het eindelijk vermogen
ver af te zijn van plannen en getallen
een eindelijke verheldering van ogen
voordat het donker van de nacht gaat vallen.1
Is het koninkrijk te vinden in het hier en het nu, ver af van plannen en getallen?
Wat is er mis met plannen en getallen?
Niks, tenzij ze geen oog hebben voor het hier en nu.
Wij gaan straks met een klein groepje een voorstel voor een beleidsplan schrijven
voor onze kerkelijke gemeente.
Dan is het goed Bonhoeffer weer even aan te halen.
Een gemeente is niet iets wat we uit de grond moeten stampen;
Iets wat we bereiken als we al onze ideale beleidsvoornemens netjes uitwerken.
Een gemeente ís er al.
Je hoeft haar alleen maar te ontdekken.
Door met elkaar in gesprek te gaan; waar sta jij voor?
Waar loop je warm voor?
Waar wordt jij in jouw huis tuin en keukenleventje geraakt door de grote woorden van
de bijbel?
Er is al zoveel.
Maar we gaan er zo makkelijk aan voorbij.
Misschien moeten we dat meisje met haar gouden staartjes maar voorop ons plan
zetten.
1
Ida Gerhardt, Uit: Genesis, uit de bundel ‘Het sterreschip’ Athenaeum, Polak en van Gennep 1979
‘De kerk gaat uit’ van Anneke van der Werff
Dan is er nog een schilderij: ‘de kerk gaat uit’.
Er is in de expositie geen schilderij van de kerkdienst.
Is die dan niet belangrijk?
Natuurlijk wel.
Maar het is een mysterie hoe wat we hier samen beleven, doorwerkt als we de kerk
uitgaan.
Anneke zei tegen mij: “Na een kerkdienst ben ik altijd heel open. En als ik daarna
even een praatje maak bij de deur met iemand die hetzelfde heeft beleefd, dán
gebeurt het”.
Daar is het koninkrijk van God.
Vanmorgen lazen we over welke stappen je moet nemen als iemand tegen je
‘zondigt’.
Zeg maar: Als je persoonlijk geraakt wordt door een fout die iemand maakt.
Er volgt een heel zorgvuldig stappenplan.
De eerste stap is: praten onder vier ogen.
Nou, daar kunnen wij in onze tijd van e-mailverkeer met cc-tjes nog heel wat van
leren.
Want eerlijk is eerlijk, daar gaat het nogal eens mis.
Pas daarna wordt de kring voorzichtig stapje voor stapje groter.
Daar kun je van alles uithalen, maar voor nu hoor ik dit erin:
Het meest wezenlijke gesprek is het gesprek onder vier ogen.
Alleen daar is echt sprake van vertrouwen;
Als het daar niet gebeurt, wordt de kans van slagen kleiner en kleiner.
Iedere volgende stap is meer en meer onwenselijk.
Want alles wat je er verder bijsleept is eigenlijk uit onmacht.
En dan aan het slot van dit stuk zegt Jezus:
Waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, daar ben ik in hun midden.
Het was op de avond dat dominee Ernst Zoomers zich voorstelde in de Oosterkerk
dat er iets bijzonders gebeurde.
Ds. Zoomers had zichzelf voorgesteld als een zoeker.
Een man in de kerk wilde hem daarover wat vragen.
Hij zocht naar woorden, maar dat was moeilijk omdat het zo wezenlijk was voor hem.
Iemand riep: Wy kinne jo net ferstean!
Toen werd er een microfoon bijgesleept, waarop de man zei
- en dat vond ik heel sterk - :
“Nee, sa wol it net, sa kin ik net by mysels bliuwe. It kin better in kear as wy allinnich
binne”.
Toen zei dominee Zoomers: “Ja, er staat in de bijbel waar twee of drie in mijn naam
verzameld zijn, daar ben ik in hun midden.
Wij denken meestal dat dat een soort minimum is, zo van: Hé gelukkig, de kerk wordt
leger en leger, maar zelfs als er nog maar twee of drie in zijn naam verzameld zijn is
hij aanwezig.
Maar de Franse Filosofe Simone Weil schrijft in één van haar brieven2: “Waar twee of
drie verzameld zijn in mijn naam ben ik in hun midden. Twee, of drie, niet meer….”
Omdat alleen daar de taal echt vertrouwelijk kan zijn.
Alleen daar waar oprecht openheid is, kan God in ons midden zijn.
De kerk gaat uit.
Over de drempel valt, wat velen waren uiteen in kleine groepjes.
Tot drie of twee
En dan ineens, kan God in je midden zijn.
Bonhoeffer zegt: Alleen uit de vrede tussen twee en drie kan de grote vrede eenmaal
groeien, waarop wij hopen3
2
Simone Weil, Wachten op God, Erven J. Bijlveld 2e druk 1997, p. 50. In deze afscheidsbrief aan haar
geestelijk raadsman de pater J.M. Perrin, legt Simone Weil uit waarom ze niet gedoopt wil worden.
3
Dietrich Bonhoeffer, Gesammelte Schriften Band 2, Sammelvikariate 1937-1940. p. 558 (Eerste rondzendbrief
in de oorlog 20 september 1939), München 1959