alarmmodel-rijn-versie-20-gebruikershandleiding (5.21MB)

ALARMMODEL "RIJN"
VERSIE 2.0
Gebruikershandleiding
RIZA Werkdocument 91.089X
TU Delft / ir. A.van Mazijk
RIZA / R. Terveer
Lelystad, februari 1991
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING
5
2.
INSTALLATIE VAN DE MODELLEN
2.1
Hardware specificaties
12
SETUP-programma
6
6
7
3.
ALGEMEEN
3.1
Doel en (on-)mogelijkheden van het model
33
Opbouw van het model
33
Toepassingsgebied Kijn Alarmmodel
3.4
Gebruik van het programma
8
8
8
9
10
4.
INVOER VAN GEGEVENS: DE INVOERSCHERMEN
4.1
Algemeen
4.2
Foutmeldingen tijdens invoer
43
Invoerschermen
11
11
11
11
5.
GEBRUIK VAN GEGEVENS VAN DE DAGELIJKSE BERICHTGEVING
5.1
Algemeen
53
Veranderlijke hydrologie
53
Lage afvoeren en grenswaarden
14
14
14
14
6.
HOOFDMENU
16
7.
PRESENTATIE VAN BEREKENINGSRESULTATEN
7.1
Algemeen
73
Presentatie van het concentratieverloop op het waarnemingspunt
73
Presentatie van de maximum concentratie op de referentiepunten
17
17
17
18
8.
FOUTMELDINGEN EN ONDERBREKING VAN DE BEREKENING
20
9.
NAUWKEURIGHEID EN INTERPRETAT1E VAN DE RESULTATEN
21
Appendix A PLAATSNAMEN + KILOMETRERINGEN + OVERZICHTSKAARTEN
22
Appendix B TOELICHTING SCHERM 1
25
Appendix C VOORBEELD CONCENTRATIE-TIJDTABEL
28
Appendix D PEILSPREKERS + TELEFOONNUMMERS
31
Appendix E CORRECTIE WATERSTANDEN REKINGEN IN VERBAND MET
BEGROEIING
33
Appendix F FOUTKODES
34
1.
INLEIDING
Voor u ligt de handleiding bij versie 2.0 van het alarmmodcl voor het stroomgebied van de Rijn.
De handleiding omvat richtlijnen voor de installatie van het model op een PC, een
gebruikershandleiding en bijlagen met overzichtskaartcn en kilometreringen.
Het model is een vervolg op de versie 1.0. Versie 1.0 is ontwikkeld door het RIZA en het Waterloopkundig Laboratorium te Delft. Gegevens zijn toegcleverd door de Bundesanstalt fur Gewasserkunde te
Koblenz en Landeshydrologie und -geologic in Bern.
Voor informatie over de modelvergelijkingen en een verantwoording van de aan het model ten
grondslag liggende gegevens, wordt verwezen naar rapporten die in dit kader zijn verschenen. Dit zijn:
Kalamiteitenmodellering Rijn en Maas
rapport T380, WL Delft, okt. 1988 (3 delen)
Alarmmodell fur den Rhein
IKSR/KHR Expertengruppe, Bericht Nr. II-2 der KHR
Getijgcmiddelde berekeningen van de waterbeweging in het Noordelijk Deltabekken ten
behoeve van het Rijnkalamiteitenmodel
WSD notitie 88.023, Rijkswaterstaat DBW/RIZA, Dordrecht, 1988
FlieBzeitcn im Rhein aus Wasserspiegellagenberechnungen
BfG-0429, Bundesanstalt fur Gewasserkunde, Koblenz, Febr. 1988
Eignung und Anwendung von Vorhersagemodellcn fiir cincn "Warn- und Alarmplan Rhein",
Bericht des DVWK-Arbeitskreises "Warn- und Alarmplan Rhein", Bundesanstalt fur
Gewasserkunde, Koblenz, Juli 1987
FlieBzeiten im Rhein aus Flugelmcssungen, BfG-0392, Bundesanstalt fiir Gewasserkunde,
Koblenz, April 1987
Rhein Alarmmodell Version 2.0, Kalibrierung und Verifikation,
Albert-Ludwigs-Universitat Freiburg / Technische Universitat Delft, April 1991.
FlieBzeiten in der Mosel aus Wasserspiegellagenberechnungen, BfG-0532, Bundesanstalt fur
Gewasserkunde, Koblenz, Jan.1990.
Oppervlaktestroomsnclheid van de Rijn t.b.v. het Alarmmodel, Werkdocument 90.085X,
DBW/RIZA, Lelystad, juni 1990.
2.
INSTALLATIE VAN DE MODELLEN
2.1
Hardware specificaties
- PC en harde schijf
Het model is ontwikkeld voor IBM-PC en kompatibles, werkend onder MS-DOS versie 2.0 of hoger.
Bij gebruik in een netwerk geldt de eis MS-DOS versie 3.0 of hoger. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een succesvol gebruik van het model. Een harde schijf is eveneens noodzakelijk. De
omvang van uitvoerbestanden kan in sommige gevallen zo groot worden dat een diskette van 360 kB
niet toereikend is.
- Grafische kaart en printer
De modellen worden geleverd met een SETUP-programma (zie paragraaf 1.2). Met dit programma
kan de gebruiker de aanwezige grafische kaart en printer deGnieren. In principe is het mogelijk voor
nagenoeg ieder grafische kaart of printer ondersteuning te bieden. Het model is echter alleen uitvocrig
getest in combinatie met de meest gangbare kaartcn, de HERCULES kaart, en de (IBM of
compatible) EGA en VGA kaartcn alsmede een beperkt aantal printers. Indien u een ander kaart
wenst te gebruiken en hierbij problemen ondervindt of een printer bezit waarvoor de juiste driver niet
is bijgeleverd, kunt u de beheerder raadplcgen. (Rijkswaterstaat, RIZA, ir. GJAA.Broer, tel.: 0320070754). Momenteel worden een groot aantal drivers voor grafische kaartcn en printers geleverd, zoals
de IBM-kaarten CGA, EGA en VGA de HERCULES-kaart, de gangbare EPSON-printer familie en
een aantal laserprinters.
- Mathematische coprocessor
Een mathematische coprocessor is niet noodzakelijk. Het verdient echter aanbeveling om het model
op een PC met coprocessor te installeren. Op een PC zonder coprocessor ligt de rekentijd circa een
factor tien hoger.
- Benodigde RAM
Het benodigde RAM (= intern of dynamisch geheugen nodig tijdens executic) bedraagt circa 460 KB.
De grootte is enerzijds een gevolg van de omvang van enkele data-array's en is anderzijds een gevolg
van het feit dat het rekengedeelte gestart wordt vanuit het invoergedeeltc. Beide programma's
bevinden zich gelijktijdig in het RAM. Hiervoor is gekozen in verband met de functionalitcit en de
gebruiksvriendelijkhcid van de programma's.
De omvang van het Rijn Alarmmodel kan problemen opleveren op PC's met 512 kB RAM en in een
enkel geval ook op 640 kB PC's. Het beschikbare RAM kan m.b.v het DOS-commando CHKDSK
gecontroleerd worden en wordt mede bepaald door de omvang van de programmatuur, die via de
autoexec in het geheugen wordt geladen. In gevallen waarin het tekort aan beschikbare RAM circa 2530 KB bedraagt kan de beheerder u een speciale uitvoering leveren, waarbij het geheugengebruik van
het rekengedeelte iets beperkt is (code overlays).
- CONFIG.SYS
Voor de invoer van gegevens en de uitvoer van resultaten worden een aantal files gebruikt. In de
huidige versie worden deze files gelijktijdig geopend. Het maximale aantal files dat onder MSDOS
gelijktijdig geopend kan worden, wordt in het bestand CONFIG.SYS bepaald met het commando:
FILES = n
7
waarin n het aantal files is. Een waarde van n = 15 wordt aanbevolen.
In het rekenprogramma wordt ten behoeve van foutmeldingen gebruik gemaakt van de in de device
driver ANSI.SYS gespecificeerde schermaansturing. Derhalve dient deze driver in de config.sys
opgenomen te worden met het commando:
DEVICE = (padjANSI.SYS
Het weglaten van deze laatste specificatie veroorzaakt overigcns geen storende gevolgen. De
spccificatie is derhalve niet vereist, maar wordt wel aanbevolen.
23
SETUP-programma
U heeft twee of meerdere diskettes gckregen, te wcten:
een diskette met het SETUP-programma plus device drivers;
66n of meerdere diskettes met per diskette het alarmmodel Rijn plus gegcvensbestanden.
Het SETUP-programma stelt u in staat om de grafische kaart en printer te definieren. Het SETUPprogramma slaat deze informatie op en kopieert de bijbehorende device-drivers.
Voor de installatie van het model dient u als volgt te werk te gaan:
i)
Ga naar de subdirectory waarin u het model wilt installeren. Zonodig maakt u eerst deze
subdirectory met het MS-DOS-commando MD.
ii)
Breng de diskette met het SETUP-programma in de diskdrive en type in:
<diskdrive>:SETUP < return >
Stel de diskette zit in drive A type dan in:
a:SETUP < return >
iii)
Selecteer m.b.v de aangegeven toetsen uw grafische kaart en de aangesloten printer. Ook als
geen printer aangesloten is, dient toch een selectie te worden gemaakt.
iv)
Gebruik de <F1>-toets om de bijbehorende drivers te kopiercn naar de voor het model
bestemde subdirectory. Het SETUP-programma is hiermee beeindigd.
v)
Breng vervolgens de diskette met het model in de diskdrive en type in:
COPY <diskdrive>:'.* <return>
Nadat bovenstaande handelingen zijn uitgevoerd, kunt u het model starten door de naam van het
model in te typen (RUN [argument] <return>, zie paragraaf 33).
Indien u het model op een andere PC wilt installeren, dan dient u bovengenoemde handelingen
opnieuw uit te voeren. Verandert u niet van PC, maar sluit u bijvoorbeeld een andere printer aan, dan
dient u het SETUP-programma opnieuw te draaicn (handelingen i t/m iv).
3.
ALGEMEEN
3.1
Doel en (on-)mogelijkheden van het model
Het model is ontwikkeld om snel inzicht te verkrijgen in concentratieniveaus en aankomsttijdcn van
een verontreinigingsgolf. Het betreft hier lozingen van beperkte duur en op een enkele plaats. Tevens
is het mogelijk om een willekeurig (gemeten) concentratieverloop op te geven, dat als uitgangspunt
dient voor de berekening van concentratieverlopen verder benedenstrooms.
Het model berekent de verhoging van de concentratie als gevolg van een ongcluk. Er wordt dus geen
rekening gehouden met eventuele achtergrond-concentraties. Het model is niet geschikt voor
langdurige, continue lozingen. Het model is eveneens minder geschikt indien sprake is van diffuse
belasting van het oppervlaktewater (bijv.: depositie).
33
Opbouw van het model
Binnen het model kan een twectal afzonderlijke delen worden onderscheiden:
- de gebruikersinterface, aangeduid met het programma "RUN" en
- een rekengedeelte, aangeduid met het programma "REKRUN".
Het rekenprogramma wordt gestart vanuit de gebruikersinterface. De gebruikersinterface maakt het
mogelijk op eenvoudige wijze de invoer voor het rekengedeelte te specificcren. Dit programma gaat
uit van (onder andere in de sourcecode van het programma) vastgelegde data uitgaande van de
gehanteerde schematisatie van de Rijn. Hoewel alle bij het model behorende bestanden in principe
door een gebruiker kunnen worden verandert, is het raadzaam dit alleen te doen wanneer u over
voldoende kennis beschikt omtrent de werking van en interactie tussen de gebruikersinterface en het
rekenprogramma.
Foutieve of niet consistente invoer wordt door het invoerprogramma zoveel mogelijk ondervangen. U
krijgt hiervan direct een melding op het schcrni. Indien in het rekenprogramma een fout wordt
geconstateerd wordt vanuit dit programma een foutmelding gegeven. Deze foutmelding bevat in ieder
geval:
De naam van de routine waarin de fout is geconstateerd.
Een foutkode.
Deze foutkode bestaat uit twee cijfers, die het routinenummer aangegeven, een driccijferig
volgnummer. In de meeste gevallen volgen 1 tot 3 regels verklarende tekst. Een volledige lijst van
foutmeldingen met hun verklaring is in Appendix F opgenomen.
9
Schematische weergave van de programmastructuur:
bestand.
[::::]
bestand t.b.v. de dagelijkse berichtgeving.
programma.
STUUR
BEZUGS.DAT
THREL.RYN
QHREL2.RYNIj PEIL.TXT1[R1JN.TXT |[AFVOER.TXTI
Gebruikersinterface
Programna : " R I J N "
N0B.OQ1
NDB.0U1
RIJN.HT2
RIJN.VAK
RIJN.UUT
SWITCH.$
RIJN.NET
STUUR
<
RIJN.FIL
THREL.RYN
<-
U11*
Rekenprogramma
U34*
Programna : REKRUN
U56*
RIJN.0U2
*
U l l , U34 en U56 zijn tijdelijke bestanden, hetgeen betekent dat hun levensduur beperkt is tot
de duur van de berekening.
Gegevensoverdracht tussen de gebruikersinterface en het rekengedeelte verloopt via een twectal
bestanden, te weten de bestanden "RUN.UUT" en "SWfTCH.S". Middels deze bestanden worden
respectievelijk de randvoorwaarden voor de te maken berekening en de te gebruiken taal doorgegeven.
Een beschrijving van de door dc gebruikersinterface gebruikte databestanden kunt u vinden in de
Systeemdocumentatie Alarmmodel "RUN" Versie 2.0 (CHR-publikatie). De door het rekengedeelte
gebruikte bestanden worden eveneens beschreven in deze systeemdocumentatie.
33
Toepassingsgebied Rijn Alarmmodel
Het Rijn Alarmmodel kan momenteel gebruikt worden voor ongelukken in het Rijnstroomgebicd,
vanaf Stein am Rhein (km 24.7) tot Kampen (km 994.5), Vuren (km 951.8) en Hagestein (km 946.6),
incl. een deel van de zijrivieren Neckar (180 km), Main (400 km) en Moezel (242^ km, Duits-Franse
grens). In afwachting van gegevens van de Aare is deze slechts opgenomen met fictieve gegevens (Relieve lengte 20 km). Het waarnemingspunt, dit is de lokatie waar concentratie en aankomsttijd moeten
worden voorspeld, kan liggen tot jn het Noordelijk Deltabekken.
Een overzichtskaart van het Rijn stroomgebied en plaatsnamen met kilometer aanduidingen zoals
gebruikt in het model, zijn te vinden in Appendix A.
10
3.4
Gebruik van het programma
Het programma worden gestart door in te typen:
RUN [argument] < return >
waarbij :
[argument] =
BRD, FR of GB. Het argument is een optionele parameter aan de hand waarvan
de gebruiker de taal, te gebruiken door het model, kan specificeren. Indien geen
argument wordt gespccificeerd is het model nederlandstalig. De argumenten BRD,
FR en GB staan voor respectievelijk Duits-, Frans- en Engelstalig gebruik.
Nadat het programma is gestart, verschijnen enkele meldingen over het inlezen van
gegevensbestanden. Daarna worden e6n of meerdere invoerschermen doorlopen, aan de hand waarvan
gegevens kunnen worden ingevoerd (paragraaf 4 en 5). Vervolgens komt men in het hoofdmenu
terecht, van waaruit men terug kan naar de invoerschermen, de invoergegevens kan printen en de
berekening kan starten (paragraaf 6). Vanuit dit hoofdmenu kan het programma ook worden
beeindigd.
Tijdens de berekening verschijnen er enkele meldingen op het scherm over de voortgang. Als de
berekening goed is beeindigd, komt men in een menu van waaruit de rekenresultaten kunnen worden
gepresenteerd (paragraaf 7). Vanuit dit menu kan men ook terug naar het hoofdmenu.
Zijn er tijdens de berekening fouten geconstateerd, dan wordt de berekening afgebroken en wordt de
oorzaak hiervan kenbaar gemaakt via een kode en/of een directe melding op het scherm (paragraaf
8). Vervolgens wordt teruggekeerd naar het hoofdmenu.
11
4.
INVOER VAN GEGEVENS: DE INVOERSCHERMEN
4.1
Algemeen
De invoer van gegevens nodig voor het uitvoeren van een berekening geschiedt aan de hand van
schermen die aan de gebruiker worden gepresenteerd. De invoerschermen zijn opgedeeld in een
omlijnd deel waar de gegevens moeten worden ingevoerd en een commentaar gedeelte waar nadere
uit leg staat over het in te voeren gegeven. Lees dit dus eerst!
Een "balk" (zwarte tekens op een witte achtergrond) geeft aan waar men zich bevindt. M.b.v
cursortoetsen kan men de balk verplaatsen. De cursortoetsen die gebruikt kunnen worden zijn aangegeven op dc onderste (status)regel van het scherm. De invoer van een gegeven moet worden
afgesloten met < return >. Als alle gegevens van een scherm zijn ingevoerd dan kan men de <F1>toets gebruiken om naar een voigend invoerscherm te gaan.
43
Foutmeldingen tijdens invoer
Tijdens het invoeren van gegevens kunnen typefouten worden hersteld door gebruik te maken van de
"backspace-toets". Het programma controleert de ingevoerde gegevens op onmogelijkheden. Indien dit
geconstateerd wordt, wordt de gebruiker hierop attent gemaakt door een "BEEP". Tegelijkertijd verschijnt op het scherm een kader met daarin de foutmelding waaruit blijkt wat wel of niet mag worden
ingevoerd. Door een willekeurige toets aan te slaan, verdwijnt de foutmelding en wordt opnieuw om
invoer gevraagd.
43
Invoerschermen
Er zijn maximaal drie invoerschermen, te weten:
SCHERM 1: (Nederlandstalig model)
Voor het invoeren van algemenc gegevens m.b.t local ie van het ongeluk, hoeveelheid geloosde
stof, fysisch-chemische stofeigenschappcn, waarnemingsgebied, waarnemingslocatie e.d.
De benaming RUN heeft betrekking op de 'Hochrhein', Oberrhein', 'Mittelrhein' en Nederrijn
vanaf stroomkilometer 25 (Stein am Rhein) tot 867 (Panncrdcnsc Kop)
De gegevens moeten worden ingevoerd aan de hand van genummerde vragen. Het soort gegeven dat
moet worden ingevoerd is met een enkel woord omschreven. Een korte toelichting op een aantal
vragen is te vinden in Appendix B.
12
SCHERM 1
Sd
<
<
<
<
<
<
<
<
<
1>
2>
3>
4>
5>
6>
7>
8>
9>
Titel
Lozingstak
Type lozing
Dispersiecoefficient
Halfuaardetijd (d)
Orijvende stof
Uearnemingsgebied
Uaarnemingstak
Datum ongeluk
•
•
=
=
•
=
•
>
Lozing 1234
Bovenrijn
Tabel
Default
Geen afbraak
Nee
Rijngebied
Bovenrijn
8811-2712
kilometrage = 171
Aantal paren • 24
Kilometrage
= 800
Bijvoorbeeld: oorzaak ongeval, betreffende stof etc.
— Gebruik <HOME>, <END> of <RETURN>
F1 = Klaar
SCHERM 2 (optioned):
Voor het invoeren van (gemeten) concentraties die als uitgangspunt dienen voor berekeningen
verder benedenstrooms. Dit scherm wordt alleen gepresenteerd als bij scherm 1 te kennen is
gegeven dat een concentratietabel wordt ingevoerd.
Er wordt gevraagd om de eenheid waarin de (gemeten) concentraties zijn uitgedrukt en
vervolgens om meettijdstippen plus meetwaarden. Dit in chronologische volgorde.
De tijdsaanduiding gaat in uren t.o.v. de eerste meting (delen van uren worden uitgedrukt in
decimale uren: zo is 15 minuten 0.25 uur). Het tijdstip van de eerste meting is dus altijd 0.
Voor de achtergrondconcentratie dient van te voren gecorrigeerd te worden! Het programma
interpoleert lincair tussen de opgegeven waarden. Een voorbeeld is te vinden in Appendix C.
Zijn de gemeten concentraties afkomstig van verzamelmonsters, dan wordt het
concentratieverloop weergegeven door een 'blokvormig' verloop: per tijdsinterval (=
bemonsteringsduur van een verzamelmonster) wordt de concentratie constant verondersteld. Dc
tijdsaanduiding is ten opzichte van het begintijdstip van het eerste verzamelmonster.
De invoer ziet er dan als volgt uit: De concentratie-waarde van het eerste verzamelmonster
wordt voor twee tijdstippen ingevoerd: het begintijdstip en het eindtijdstip van de
bemonsteringsperiode van het verzamel-monster. De concentratiewaarde van elk volgende
verzamel-monster wordt eveneens voor twee tijdstippen ingevoerd:
1)
Begintijdstip van de bemonsteringsperiode plus een kwartier en
2)
Eindtijdstip van de bemonsteringsperiode.
(in Appendix C wordt een voorbeeld gegeven).
13
SCHERM 2
-j Alarm model Rijn V2.0
< 0> Eenheid
< 1>
< 2>
< 3>
< 4>
< S>
< 6>
< 7>
< 8>
< 9>
<10>
<11>
<12>
<13>
<14>
<15>
<16>
t«
tt»
t«
t=
t»
t*
f
t=
t=
t«
t"
t=
t»
t=
t=
0.0
4.0
8.0
12.0
16.0
20.0
24.0
28.0
32.0
36.0
40.0
44.0
48.0
52.0
56.0
60.0
• mg/l
c=
cc=
c»
c»
c=
c=
c=
c=
c=
c
c«
c=
c*
c=
c=
t: Tijd (h)
—
<17>
<18>
<19>
<20>
<21>
<22>
<23>
<24>
0.00
0.10
0.20
0.35
0.68
1.04
1.20
1.14
1.06
0.90
0.85
0.76
0.66
0.60
0.50
0.46
t- 64.0 c»
t« 68.0 c*
t*< 72.0 c=
t= 76.0 e=
t= 80.0 c*
f 84.0 c=
t= 88.0 e=
t=100.0 c»
c: Concentratie
0.40
0.38
0.37
0.34
0.32
0.30
0.28
0.00
Aantal paren is 24
Gebruik <HOME> , <END>
F1 = Klaar
SCHERM 3
-08-23-1989
Uaterstand/debiet
< 1>
< 2>
< 3>
< 4>
< 5>
< 6>
< 7>
< 8>
< 9>
<10>
<11>
<12>
<13>
<14>
<15>
<16>
<17>
<18>
—
stuwbeheer
Rheinfelden
Kehl-Kronenhof
Plittersdorf
Maxau
Speyer
Uorms
Mainz
Kaub
Koblenz
Andernach
Bonn
Koln
Dusseldorf
Ruhrort
Wesel
Rees
Lobith
^
Alani-nodel Ri
W
Stuwprog.
205
225
358
452
325
181
288
204
230
285
308
319
285
390
346
296
937
08:19:59-
I
0
S285
677
722
845
1022
1045
1220
1444
1502
1891
1931
1924
1994
1959
2067
1952
1832
1820
Gebruik <H0ME>, <END> of <RETURNJ
Waal
1278
U = waterstand (cm)
0 = debiet
(m3/s)
Stuwprogramna:
1 • scenario S285
0 = open rivier
F1 =
' Klaar
•»•
SCHERM 3:
Voor het invoeren van de benodigde hydrologische gegevens in het Rijnstroomgebied, zoals
waterstanden langs de Bovenrijn en het stuwbeheer op het Nederlandse deel. Uit de waterstand
wordt m.b.v. Q-H-tabellen de afvoer berekend.
De afvoerverdeling over de Nederlandse Rijntakken wordt door het model berekend aan de
hand van de waterstand bij Lobith en het stuwbeheer. De afvoerverdeling is dus alleen indirect
te beinvloeden!
Als het waarnemingspunt in het Noordelijk Deltabekken ligt, dan moet ook de afvoer bij Lith
en het lozingsprogramma Haringvlietsluizen worden opgegeven.
14
5.
GEBRUIK VAN GEGEVENS VAN DE DAGELIJKSE BERICHTGEVING
5.1
Algemeen
Bij de ontwikkeling van het model is men ervan uitgegaan, dat gebruik wordt gemaakt van actuele,
algemeen beschikbare gegevens omtrent waterstanden en afvoeren. Deze gegevens zijn bij de meeste
waterstaatsdiensten beschikbaar of kunnen zonodig telefonisch worden opgevraagd. Ook op Teletekst
(pag. 720) worden deze gegevens gepresenteerd.
In Appendix D is een overzicht opgenomen van de in het Rijn Alarmmodel gebruikte peilsprekers
plus telefoonnummers. Omdat het station Kehl-Kronenhof nog niet met een automatische pcilsprcker
is uitgerust, wordt voorlopig de waterstand op dit station afgeleid met behulp van betrekkingslijnen uit
de waterstand bij Rheinfelden.
Het station Neuhausen-Flurlingen heeft eveneens (nog) geen pcilsprcker. In dit geval is de afvoer in
dit station gerelateerd aan de waterstand te Rekingen. Dit betekent, dat voor de stations NeuhausenFlurlingen en Rekingen thans de waterstand van het station Rekingen dient te worden ingevoerd.
De waterstand bij het station Rekingen wordt, afhankelijk van het jaargetijde, door begroeiing langs dc
oevers beinvloed. In Appendix E zijn de te hanteren waterstandscorrecties per maand gegeven.
53
Veranderlijke hydrologie
In algemene /in zal bij herhaling van de berekening een of meerdere dagen na het ongeluk de dan
bekende waterstanden of afvoeren voor de respectieve meetstations moeten worden ingevoerd. Daarbij
dienen voor .die meetstations, waar de verontreinigingsgolf reeds is gepasseerd de waterstand te
worden genomen, die tijdens de passage van de verontreiniging is geregistreerd! Indien bijvoorbeeld
de verontreiniging het station Maxau op het moment dat men de berekening wil herhalen, twee dagen
geieden is gepasseerd, dan zal men bij deze herhalingsberekening voor Maxau de waterstand van twee
dagen geieden moeten invoeren.
Momenteel is alleen voor het Berichtenccntrum van het RIZA een koppeling gemaakt met de daar
aanwezige gcgevensbestanden van de dagelijkse berichtgeving. Dit betekent dat automatisch de benodigde gegevens worden geselecteerd en op het betreffende scherm worden gepresenteerd. Wijziging
naar eigen inzicht is vervolgens altijd mogelijk. Bij het RIZA wordt bij herhaling van de berekening
6en of meerdere dagen na het ongeluk door het programma automatisch gelnterpoleerd tussen de
reeds beschikbare waterstanden. Daarbij wordt voor die stations, die de verontreiniging reeds is
gepasseerd, de waterstand bepaald die optrad tijdens de passage van de verontreiniging.
Deze mogelijkheid is momenteel alleen aanwezig in het model tot Lobith. De aldus verkregen
waterstanden worden vet gepresenteerd in Scherm 3. Dit ter onderscheid van de waterstanden die niet
via interpolatie zijn verkregen en dus voorspellingen zijn! Ook nu is wijziging naar eigen inzicht
mogelijk.
53
Lage afvoeren en grenswaarden
Op stuwgeregelde trajecten kan bij lage afvoeren de waterstand dalen beneden de zogenaamde
grenswaarde. Looptijd- en afvoer-berekeningen gebaseerd op de waterstand zijn dan niet meer
betrouwbaar. In zo'n situatie moet cigenlijk worden uitgegaan van de afvoer.
De gebruiker van het Alarmmodel wordt hierop attent gemaakt doordat in zo'n situatie de
grenswaarde wordt gepresenteerd met een (*). Dit is een indicatie dat in de plaats van de water-stand
de afvoer moet worden ingevoerd. (N.B. De gepresenteerde waterstand blijft gelijk aan de
grenswaarde).
15
Momenteel zijn alleen voor de meetstations Perl, Trier en Cochem (alien op de Moezel)
grenswaarden gespecificeerd. Informatie over de afvoeren op deze meetstations kan worden
ingewonnen bij de Kraftwerkzentrale Fankei, tel. 09.49-2673/ 1743.
Er geldt dan:
Afvoer,
Q-waterstandsmeetstation
Q-Perl
Q-Trier
Q-Cochem
Afvoer,
Q-stuwpand
=
Q-Apach
Q-Trier
Q-Fankel
Maakt men hier geen gebruik van, dan worden de berekeningen uitgevoerd met een waterstand gelijk
aan de grenswaarde. Het hangt van de situatie af of daardoor minder nauwkeurige of zelfs
onbetrouwbare resultaten worden verkregen.
16
6.
HOOFDMENU
Nadat alle gegevens zijn ingevoerd, komt men in het hoofdmenu. Vanuit dit menu kan men weer terug
naar de invoerschermen om gegevens te veranderen (paragraaf 4 en 5). In principe komt men daarna
weer terug in het hoofdmenu. Zijn de verandcringen van invloed op 6en van de andere
invoerschermen, dan worden eerst deze schermen doorlopen, alvorens men terugkeert in het hoofdmenu.
Vanuit het hoofdmenu kan men de ingevoerde gegevens laten printen en de berekening starten. Ook
kan men het programma beeindigen. Nadat de berekening is uitgevoerd, komt men weer terug in dit
menu.
17
7.
PRESENTATIE VAN BEREKENINGSRESULTATEN
7.1
Algemeen
Nadat de berekening is uitgevoerd, wordt via een menu de mogelijkheid gebodcn de
berekeningsresultaten op het scherm te presenteren en vervolgens af te drukken op de printer. De
resultaten worden samengevat in een twectal grafieken die respectievelijk het verloop in de tijd van dc
concentratie op het waarnemingspunt (type in 1) en de maximum concentratie op elk van de
gepasseerde referentiepunten over het pad met de grootste massafractie (type in 2) weergeven. Typt
men een 0 in dan wordt teruggekeerd naar het hoofdmenu (paragraaf 6).
De tijd kan zowel absoluut (format dd/mm uu:mm) als relatief worden gepresenteerd. De relatieve
tijd wordt in dagen en uren aangegeven, relatief ten opzichte van het tijdstip van de momentane
lozing, dan wel het begin van de frontlozing, dan wel het tijdstip van de eerste meting (concentratie
tijd label). Met de wisseling van winter- naar zomertijd (en omgekecrd) wordt geen rekening
gehouden. Indien een lozing nog plaatsvindt in de wintertijd en de waameming pas in de zomertijd,
dan wordt bij de absolute tijdsaanduiding de afkorting MET (= Middel-Europese Tijd) vermeld,
omdat de tijdsaanduiding betrokken is op de wintertijd. Indien een lozing nog plaatsvindt in de
zomertijd en de waarneming pas in de wintertijd, dan wordt bij de absolute tijdsaanduiding de
afkorting MEZT (= Middel-Europese Zomer-Tijd) vermeld, omdat de tijdsaanduiding betrokken is op
de zomertijd. Daarbij is aangenomen, dat de zomertijd op de laatste zondag van maart om 02.00 uur
begint en de wintertijd op de laatste zondag van September om 03.00 uur.
73
Presentatie van het concentratie ver loop op het waarnemingspunt
Dit scherm toont het grafisch verloop van de concentratie als functie van de tijd op het
waarnemingspunt. Verder wordt in een tabel een getalsmatig overzicht gegeven van de resultaten en
wordt enige nadere informatie gepresenteerd, zoals de hoeveelheid verontreiniging die is gepasseerd,
tijdstip en grootte van de max. concentratie.
Door een 1 in te typen wordt dit scherm geprint. Gebruik niet de "print screen'-toets!
Door een 3 in te typen kan men kiezen tussen relatieve en absolute tijdsaanduiding (zie paragraaf 7.1).
Door een 2 in te typen kan de gebruiker zelf dc tijdas van de tabel en de grafiek schalen. Daartoe
moet begintijdstip, eindtijdstip en interval worden opgegeven, alien in 'dagen.uren'. Het interval is de
tijdstap in de tabel. Wordt bij begintijdstip of eindtijdstip een < return > gegeven, dan wordt de oorspronkclijke waarde genomen. Wordt bij interval een < return > gegeven, dan bepaalt het programma
zelf de tijdstap. Deze optic is aan te bevelen!
Het kan voorkomen dat wordt afgeweken van het opgegeven begin- of eindtijdstip. Dit is het geval
indien dat aanleiding zou geven tot een "ongelukkige" tijdsaanduiding langs de as.
De concentratie-as wordt niet geschaald!
Door een 4 in te typen wordt teruggekeerd naar het menu-scherm voor de presentatie van de
resultaten.
In versie 2.0 is de invloed van de stagnante zones meegenomen door onder andere een scheefheidsfactor. De
daarmee samenhangende numerieke bewerking in het rekenprogramma kan tot gevolg hebben, dat bij de
bepaling van de hoeveelheid gepasseerde verontreiniging deze enkele procenten meer is dan de opgegeven
hoeveelheid.
18
Ala*>MMo<4el
Monarntane
lozing
2.0
1234
Massa
1.00
Lozing
Bov*nriJn
Urn 1 7 1 ; D i s p . c o o f f .
Usarnemmi
Bovenrijn
kn
Datum
20/03
onseval
Tijd
<MET>
'' 2 5 / 0 3
25/03
: 26/03
! 26/03
27/03
27/03
28/03
28/03
29/03
29/03
29/03
Max:
73
Rijn
10:28
2 1 : 16
08:04
18:52
05:40
16:28
03:17
14:05
00.-33
n:4l
22:29
3.929
C (ug/1
>|i
c
1990
<«•-»''1
~
<=100.2X> •
( « 2 / i ) |
29
30
800:
08:00 i
>
4.0
.000
.102
3 .266
2 .849
1 .070
.412
093
.024
0O8
0O2
000
t
1768
3.929
\
/
2.0_|
.0_
i
25/B3
J
1
26
/
/
\
\\
\
\
*~v..^_
27
'
Tijd: 26/03 12:39
28
Tijd
(MET)
Presentatie van de maximum concentratie op de referentiepunten
Dit scherm toont de berekende maximum concentraties op elk van de meetstations die in het door de
gebruiker gespeaficeerde traject worden gepasseerd. Concentraties worden zowel grafisch als in
tabelvorm weergegeven. De tabel kan meer dan 1 "blad" beslaan.
Door 2 in te typen wordt de grafiek afgedrukt.
Door een 3 in te typen lean men kiezen tussen relatieve en absolute tijdsaanduiding (zie paragraaf 7.1).
Keuze 4 verschijnt wanneer de tabel meer dan 1 "blad" beslaat. Door het btypen van keuze 4 wordt
het volgende blad getoond.
Met keuze 1 wordt de presentatie van de maximum concentratie grafiek beeindigd, waarna
teruggekeerd wordt naar het voorgaande menu.
N.B. Op het traject van het lozingspunt tot het waarnemingspunt gaat het alarmmodel bij niet
aibreekbare stoffen uit van het behoud van massa.
Tengevolge van afvoervariaties resp. lokaal optredende hoogwatergoiven kunnen plaatselijk
stroomatwaarts kleinere afvoeren worden gemeten dan stxoomopwaarts.
Vanwege het voornoemde massabehoud leidt een toename van de afvoer tot een verdunning
resp. afname van de concentratie, en een afname van de afvoer tot een verhogina van de
concentratie.
' ^
Wordt nu bij-de presentatie van de berekende maximale concentraties voor een referentiepunt
een piaatsehjke concentiaUeverhoging gevonden, dan duidt dit op een afvoerafname ter plaatse
van het voor het desbetreffende riviertraject gcldende waterstandsmeetstation. Zijn deze lokale
afvoerafnamen van beperkte omvang, dan kunnen de daardoor te verwachten
concentratieverhogingen door dispersie worden gecompenseerd of geelimineerd, zodat ze niet
meer als zodanig herkenbaar zijn.
19
Berekende Maximale c o n c t n t r a t i e
Datum o n g e v a l : 2 0 / 0 3 1 9 9 0 0 8 : 0 0
C
K«X
C a n a l d* A l s a c e
Markolshnn-K
Rheinau-K
COPStheiH-K
S tras sburg-K
Ke111 - K r o n e n l i o f
PI i t t e r s d o r f
Maxau
Speyer
*»'-
JL.OfL
•
.100.
"»
*>
*»
.0101
UOPNS
+
•
•
:
+
* * +
•
T
T
•.*
.oax^
r
T
Plaats
T
T
T
Lozing
Morns
Duesseldori*
Rheinau-K
Kaub
Plittersdorf
Bonn
Mainz
Kaub
Koblenz
Andernaoh
Bonn
Kevin
Duesse1dorf
Ruhropt
Wesel
MaxConc
Tijd
< MET>
20/03 15:32 |
21/03 01:43
21/03 06:48
21/03 14:03
21/03 19:28
21/03 2 1 : l l :
22/03 14:07 j
22/03 18:13 i
23/03 00:58 :
23/03 10:32 :
24/03 03:18 .
24/03 13:47 :
24/03 22:22 j
25/03 01:52 :
25/03 08:40 i
25/03 14:59 i
26/03 00:49
26/03 07:47 !
26/03 15:25 i
.269
.103
. 086
.066
.060
.057
.024
.020
.015
.011
.008
.007
.007
.005
.005
.005
.004
.004
.004
-
Utpvolg
— j
20
8.
FOUTMELD1NGEN EN ONDERBREKING VAN DE BEREKENING
Hoewel tijdens de invoer van gegevens zoveel mogelijk op onmogelijkhedcn wordt gecontroleerd, kan
in deze fase niet alles worden opgevangen. Het kan dus voorkomen dat tijdens de berekening een
onmogelijkheid wordt geconstateerd. De berekening wordt dan afgebroken. De oorzaak van de
onderbreking wordt via een foutkode en/of een directe melding op het scherm kenbaar gemaakt. De
mogelijk optredende fouten zijn beschreven in de bij het model behorende systeemdokumcntatie. Ze
zijn tevens in Appendix F van deze gebruikershandleiding opgenomen.
21
9.
NAUWKEURIGHEID EN INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN
De nauwkeurigheid van de modelresultaten wordt bepaald doon
a.
b
£
jj
De juistheid van het model als beschrijving van de werkelijkheid;
De nauwkeurigheid waarmee relevante modelparameters bekend zijn;
De informatie die beschikbaar is omtrent het ongeluk;
De ontwikkeling van afvoeren e.d. gedurende het transport van de verontreiniging.
Op .a en J2 wordt in het rapport "Rhein Alarmmodell Version 2.0, Kalibrierung und
Verifikation" nader ingegaan. Een volledig beeld kan eerst worden gegeven nadat
volgende calibraties/verificaties hebben plaats gevonden.
Het gemeten concentratie verloop vertoont vrijwel altijd staartvorming. Staartvorming is
een gevolg van snelheidsvariaties over het dwarsprofiel en uitwisseling met stagnante
zones, zoals kribvakken e.d. (zie ook het rapport "Rhein Alarmmodell Version 2.0,
Kalibrierung und Verifikation"). Door middel van een scheefheidsfactor wordt in versie
2.0 getracht deze staartvorming zo goed mogelijk te reproduceren. Toch zal het
berekende concentratie verloop veelal minder staartvorming vertonen dan in
werkelijkheid wordt geconstateerd. De passage duur zal daarom in werkelijkheid wat
langer zijn.
Het is goed om te beseffen dat de waterbeweging in het Noordelijk Deltabekken slechts
getijgemiddeld in de modellen is opgenomen. Dit beperkt vooral de nauwkeurigheid van
de berekeningsresultaten in geval van ongelukken in het Noordelijk Deltabekken, doch is
minder beperkend indien de verontreiniging afkomstig is uit het bovenrivierengebied.
De berekende concentratie is een gemiddelde over het dwarsprofiel. Op korte afstand
van de plaats van het ongeluk zal de verontreiniging nog niet gemengd zijn over het
dwarsprofiel. Daardoor zijn aan de ene oever hogere concentraties mogelijk dan aan de
andere oever. Op de Bovenrijn kan dit merkbaar zijn tot op ca. 80-100 km van het
lozingspunt! Na de instroming van een zijrivier doet zich hetzelfde twee-dimensionale
effect voor. In deze situatie zal het niet verontreinigde water uit de zijrivier tot gevolg
hebben dat aan de instroomzijde de concentratie in eerste instantie lager is dan aan de
tegenover gelegen oever.
Punten c. en jj zijn steeds tcrugkerende problemen bij de berekeningen. Kort na het
ongeluk vormt vooral punt £ een beperking voor de nauwkeurigheid van de
concentralieberekening, terwijl punt J vooral de nauwkeurigheid beperkt van
looptijdvoorspellingen over grotere afstanden (meerdere dagen vooruit).
Derhalve is het raadzaam om zeker de eerste berekeningsresultaten te zien als een
indicatie voor mogelijk te verwachten concentratie-niveaus en aankomsttijdcn van de
verontreiniging. Voorts is het raadzaam om de berekeningen te herhalen indien nieuwe,
aanvullende informatie beschikbaar is gekomen om zodoende de nauwkeurigheid te
verbeteren.
22
Appendix A PLAATSNAMEN + KILOMETRERINGEN + OVERZICHTSKAARTEN
Rivier
Plaats
Bovenrijn
Bovenrijn
Neuhausen-Flurlingen
Rekingen
Aare *)
(nog nader aan te geven)
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
1 Bovenrijn
Bovenrijn
45,8
90,7
Rheinfclden
Basel
Straatsburg
Kebl-Kronenhof
Monding Kinzig
Monding 111
Seltz
Plittersdorf
Maxau
Speyer
Mannheim
Monding Neckar
1483
170
2873
292,2
298,2
3113
334
3403
3623
400,6
425
42&\5
Plochingen
Gundclsheim
Heidelberg
203
100
26
Worms
Monding Main
Mainz
443,4
496,8
4983
Main*)
Main
Main
Steinbach
Obernau
Frankfurt
200
92
37
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Monding Nahe
Kaub
Monding Lahn
"Koblenz" ••)
Monding Mosel
529
5463
586
593^
592,5
Neckar *)
Neckar
Neckar
1 Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
•)
km
Bij zijrivieren ligt het 0-punt van de kilometrering bij de uitmonding in de Rijn
Omdat het station "Koblenz" represent at ie f wordt geacht voor de afvoer en de looptijd in het
traject van de uitmonding van de Moezel tot stroomkilometer 605, is dit station om
programmatische redenen fictief verplaatst van stroomkilometer 591.5 naar stroomkilometer
593.5. Bij de in het model gehanteerde looptijden en afvoeren in het genoemde traject,
gebaseerd op het station Koblenz bij stroomkilometer 591.5, is rekening gehouden met de
afvoer van de Moezel.
23
=-=
1
Rivier
Moezel)
Moezel
Moezel
km
Perl
Cochem
241,8
1933
52
Andernach
Bonn
Monding Sieg
Keulen
Diisseldorf
Monding Ruhr
Ruhrort
Wesel
Monding Lippe
Rees
Lobith
Pannerden.se Kop
613,8
654,8
659
688
7443
780
780
814
814
837,4
8623
867,2
Trier
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
Bovenrijn
*)
Plaats
Bij zijrivieren ligt het 0-punt van de kilometrering bij de uitmonding in de Rijn
Rivier
Plaats
km
Waal
Waal
Waal
Waal
Nijmegen
Dodewaard
Tiel
Vuren
884,9
901,4
9133
951,8
Ijssel
Ijssel
Ijssel
Usselkop
Deventer
Kampen
878,5
945
994,5
Arnhem
Amerongen
Hagestein
884
922
946,6
Plaats
km
Nederrijn
Nederrijn
Nederrijn
Lek
Lek
Lek
Rivier
Moerdijk bruggen
Dordtsche Kil
Haringvlictbrug
Volkeraksluizen
4,0
4,0
20,5
20,5
Haringvliet
Haringvliet
Spui
Haringvlietsluizen
34,0
47,5
Nieuwe Waterweg
Hoek van Holland
1032,0
Hollandsch
Hollandsch
Hollandsch
Hollandsch
Diep
Diep
Diep
Diep
24
SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN HET RUN ALARMMODEL vanaf Plittcrsdorf tot
Kampen/Vuren en Hagestein
* Kampen (9945)
(634,0) |
* Andernach (613,8)
Hagestein (9465)
(878,5)
(605,0)
Lobith (8623)
Vuren (951,8)
»
. —
1
Cochem (52,0)
»-l
t
(862,0)
i_
Rces
Bimmcn
(865,02)
* "Koblenz" (5935)
(5925)
(123,9)|
(827,0) r r i e r
(1933)
•
* Kaub (546,2)
(212,9) j
Wesel (814,0)
(529,0)
Perl (241,8) t
(797,0)
Ruhrort (780,8)
(242,5)
* Mainz (4983)
Moezel
(762,0)
Dusseldorf (744,2)
Worms (443,4)
Neckar
(428,5)
(716,0)
Keulen (688,8)
Speyer (400,6)
(376,0)
(671,0)
Bonn (654,7) *
LEGENDA:
* Meetstation met Q-H relatie
-f vakgrens
(862.0) stroomkilometer
"Main
(496,8)
Maxau (3623)
(351,0)
(634,0)
Plittersdorf (340,2)
(309,1)
1
25
SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN HET RUN ALARMMODEL vanaf Stein am Rhein tot KehlKronenhof
t
(309.1)
* Kehl-Kronenhof (292.2)
(291.4)
(283.1)
(274.1)
(267,5)
(260.1)
(248.2)
(242.5)
(2343)
(226.6)
(173.6)
(103.0)
Basel
t
Rheinfelden
(149.6)
Aare
J24.7)
(64.4)
t
Rekingen
(90.7)
t
Neuhausen-Flurlingen
(45.8)
26
Appendix B
TOELICHTING SCHERM 1
< 2> Lozingstak
PROMPT:
Voer het nummer in van de tak waar het ongeluk heeft plaatsgevonden (zie commentaar gedeelte).
Opmerking:
Indien een gemeten concentratie profiel ingevoerd wordt, dient hier het nummer te worden opgegeven
van de tak waar de metingen zijn gedaan!
< 2> kilometrering
PROMPT:
Voer de kilometer in van de plaats van het ongeluk. Zie Appendix A en de hierondcr staande opmerking.
Opmerking:
Indien een gemeten concentratie profiel ingevoerd gaat worden, dient hier natuurlijk de kilometrering van
de lokatie waar de metingen zijn gedaan, te worden ingevuld.
N.B.
Bij het Rijn Alarmmodel kan het voorkomen dat nadat de lozingskilometer is ingevoerd,
aanvullend gevraagd wordt of het ongeluk heeft plaatsgevonden in het kanaal of in de (rest-)
Rijn. Dit heeft te maken met de parallelle trajecten tussen Basel en Plittcrsdorf (zie Appendix
A). Door een K of een R in te typen kan het betreffende traject worden geselecteerd.
< 4> Dispersieci(efficient
PROMPT:
Vul de waarde in van de dispersiecoefficient (m 2 /s) of geef een return indien de default waarde moet
worden gebruikt.
Opmerking:
Indien een waarde wordt opgegeven, geldt deze waarde overal in het desbetreffende stroomgebied tussen
lozingspunt en waarnemingspunt.
De defaultwaarde per riviertraject wordt bepaald m.b.v. de formule (rekening houdend met de invloed
van stagnante zones, zie ook het rapport "Rhein Alarmmodell Version 2.0, Kalibrierung und
Verifikation"):
27
, «, • B2 • C
D - a • (a + P) 2 • —
ft
waarin:
a :
B :
us :
B :
C :
a :
g :
gecalibreerde evenredigheidsconstante
de gecalibreerde stagnante zone factor (=A I j/A s )
A b = stagnante deel van de dwarsdoorsnede
A s = stroomvoerende deel van de dwarsdoorsnede
gemiddelde stroomsnelheid in het stroomvoerende deel van de dwarsdoorsnede
breedte van de rivier
Chfizy-waarde (=25 • {a/k n } -Z6)
k n = constante van Nikuradsc (=0,2 m)
waterdiepte
zwaartekrachtsversnelling
< 5> HaltTwaardetijd
j\ktie:
Vul het aantal dagen in, waarin 50% van de geloosde stof uit de waterfase verdwijnt. Geef een return
indien de stof niet aan eliminatieprocessen onderhevig is.
Opmerkingen:
1) Als niet de halfwaarde tijd bekend is. maar het aantal dagen waarin een willckeurig percentage
verdwenen is, kan de halfwaarde tijd als volgt worden berekend:
Halbwertszeit =
jfe •' m ( 2 )
100
(100 -p)
i
Hierin is Tp de tijd waarin p % van de stof is verdwenen.
Voorbeeld: Stel dat na 115 dagen 70% van de stof is verdwenen, dus: p = 70 % en Tp = 115 (d).
Dan is de halfwaarde tijd 6.62 dagen.
2) Het verband tussen de halfwaarde tijd en de eveneens veel gebruikte eerste orde eliminatiekoefficient
is:
Halbwertszeit = — • ln(2)
met k de eerste orde eliminatiekoeQicient (dimensie: 1/d).
28
Voor sedimentatie kan de eerste orde eliminatiekoefficient als volgt worden berekend:
k - y l
waarin:
v = sedimental iesnclhcid
F = geadsorbeerde fraktie
a = (gemiddelde) waterdiepte
(m/d)
(-)
(m)
De geadsorbeerde fraktie F van het totaal gehalte, kan als volgt berekend worden:
F-
*
(l+K
S
-S)
waarin:
K =
S =
partitiecocfficic.nl, uitgedrukt in volume eenheid per gewichtseenheid zwevend stof
(gemiddeld) zwevend stof gehalte
< 6> Drijvende stof
Aktie:
Voer een 0 in als de geloosde stof gseji drijvende stof is; voer een 1 in als de geloosde stof wel een
drijvende stof is.
Opmerking:
Een drijvende stof is een stof die zich niet over de waterdiepte verdeelt, maar een vlek .op. het water
vormt, zoals olie-achtige substantics.
Omdat de stroomsnelheid aan het oppervlak groter is dan de gemiddelde snelheid over de waterdiepte,
wordt voor drijvende stoffen een correctie op de gemiddelde snelheid (waar het model normaal mee
rekent) aangebracht.
29
Appendix C
VOORBEELD CONCENTRATIE-TUDTABEL
Veronderstel dat het volgende, gemeten concentratie verloop beschikbaar is (de tijd is gegeven in datum
met uren en minuten):
concentratie (mg/l)
datum-tijd
870506-0815
870506-1820
870507-0600
870507-1200
870507-2300
870508-1855
870509-1230
035
1,45
3,18
2,17
1,60
0,70
0,45 |
Stel verder dat het achtergrond concentratie niveau in deze periode 0.20 (mg/l) bedraagt. De in te voeren
waarden zijn dan:
p-08-24-1989
< 0> Eenheid
<
<
<
<
<
<
<
1>
2>
3>
4>
5>
6>
7>
t=
t=
t>=
t*
ttt»
0.0
10.1
21.8
27.8
38.8
58.7
76.3
- ) Alarm model R i j n V2.0
I
I
= mo/I
c*
c=
c«
c«
c»
cc-
0.15
1.25
2.98
1.97
1.40
0.50
0.25
t : T i j d (h)
c: Concentratie
Aantal paren i s
7
De maximale tijd die ingevoerd kan worden is 999.9 (h). De maximale concentratie is 9999.99. Zonodig
moet vooraf op een andere eenheid worden overgegaan
Wanneer de concentraties verkregen zijn uit verzamelmonsters zou bijv. de volgende meetreeks gevonden
kunnen zijn:
datum-tijd (interval)
870506-0800 tot
870507-0800 tot
870508-0800 tot
870509-0800 tot
870510-0800 tot
870511-0800 tot
870512-0800 tot
870507-0800
870508-0800
870509-0800
870510-0800
870511-0800
870512-0800
870513-0800
concentratie (mg/l)
035
1,45
3,18
2,17
1,60
0,70
0,45
30
Stel dat het achtergrond concentratie niveau mil bedraagt. De in te voeren waarden zijn dan:
,-08-24-1989
10:58:07-
< 0> Eenheid
• mg/l
< 1>
< 2>
< 3>
< 4>
< 5>
< 6>
< 7>
< 8>
< 9>
<10>
<11>
<12>
<13>
<14>
c»
c«
c=
c=
c=
c=
c=
c=
c=
c=
c=
c«
c«
c=
t- 0.0
t- 24.0
t» 24.25
t= 48.0
t= 48.25
t» 72.0
t» 72.25
t= 96.0
t« 96.25
t=120.0
t=120.25
t«144.0
t«144.25
t»168.0
t: Tijd (h)
0.35
0.35
1.45
1.45
3.18
3.18
2.17
2.17
1.60
1.60
0.70
0.70
0.45
0.45
c: Concentratie
Aantal paren is 14
31
Appendix D
**
PEILSPREKERS + TELEFOONNUMMERS
Peilspreker
telefoonnummer
Neuhausen-Flurlingen
Rekingen
Rheinfelden
Plittersdorf
Maxau
Speyer
Worms
Mainz
Kaub
Koblenz
Andernach
Bonn
Keulen
Diisseldorf
Ruhrort
Wesel
Rces
(buiten diensttijd)
(tijdens diensttijd)
Lobith
Usselkop
(0).- *
(0)56 -492474
(0)61 -873551
(0)7222- 19722
(0)721 - 19722
(0)6232- 19722
(0)6241- 19722
(0)6131- 19722
(0)6774- 19722
(0)261 - 19722
(0)2632- 19722
(0)228 - 19722
(0)221 - 736263
(0)211 - 326622
(0)203 - 44098
(0)281 - 23828
(0)2822- 70039
(0)251 - 2708/433
(0)251 - 2708/436
(0)251 - 2708/431
(0)251 - 2708/432
(0)251 - 2708/430
(0)8303- 1420
(0)8303- 8370
Gundelsheim (Neckar)
Cochem (Moezel)
bij laagwater
Trier (Moezel)
bij laagwater
Perl (Moezel)
bij laagwater
Obernau (Main)
(0)6269- 277
(0)2671- 19722
(0)2673- 1743
(0)651 - 19722
(0)2673- 1743
(0)651 - 3609-332
(0)2673- 1743
(0)6028- 19722
of
of
of
of
•
contact persoon
H. Piotrowiak
H.
H.
H.
H.
H.
Stender
Stender
Firgau
Suntrop
Thielemann
(s-Absatz 53.)
(sAbsatz 53.)
(sAbsatz 5.3.)
Het station Neuhausen-Flurlingen heeft nog geen peilspreker, die kan worden opgebeld. Derhalve is
voorlopig de afvoer bij Neuhausen-Flurlingen gerelateerd aan de waterstand van Rekingen. Voor de
afvoer bij Neuhausen-Flurlingen dient derhalve ook de waterstand van Rekingen te worden genomen.
** Niet automatisch maar via de aangegeven contact personen.
32
De landnummers zijn:
D
naar
van
D
CH
NL
0049
0949
CH
NL
0041
0031
0031
0941
Het station Kehl-Kronenhof is momenteel nog niet via peilsprekers te bereiken. Voorlopig wordt daarom
gebruik gemaakt van betrekkingslijncn met de waterstand in Rheinfelden.
De waterstand wordt aangegeven door middel van pieptonen. Het bericht begint met tweemaal de
momentanc waterstand aan te geven; vervolgens wordt van de voorgaande 24 uur de waterstand op de
even uren gegeven. Hierbij wordt in de tijd terug gegaan.
Een bericht "ziet" er als volgt uit:
III
momentane
waterstand 315 cm
II
L . . .
momentane
waterstand 313 cm
waterstand
312 cm
pieptoon; 1 pieptoon = 1 etc. tot 10 pieptonen = 0
lang aangehoden toon geeft scheiding aan tussen de twee cijfers.
korte pieptonen geven de scheiding aan tussen de twee keer dat de moentane
waterstand wordt aangegeven.
wisselcndc tonen geven de scheiding aan tussen de waterstanden op verschillende
tijdstippen.
33
Appendix E
Maand
januari
februari
maart
april
mei
juni
juli
augustus
September
oktober
november
december
CORRECTIE WATERSTANDEN REKINGEN IN VERBAND MET BEGROEIING
(volgens opgave van de Landeshydrologie und -geologie in Bern, april 1991)
correctie
(in centimeters)
0
0
0
-1
-2
-4
-6
-5
-3
- 1
- 1
-1
N.B.: De correcties zijn negatief, d.w.z, dat de opgevraagde waterstand moeten worden verminderd
met de aangegeven waarde.
34
Appendix F
FOUTKODES
Vanuit het rekenprogramma kunnen aan de gebruiker foutmeldingen worden gegeven. Omtrent de fout
worden de volgende gegevens getoond: (zie ook KAL99 in de Systeemdocumentatie)
-
De naam van de routine waarin de fout optreedt.
-
Een vijfcijferige foutkode: 1 tot 2 cijfers die het routinenummer geven, 3 cijfers voor het volgnummer
binnen de routine. Bijvoorbeeld: foutkode 23005 duidt op een foutmelding vanuit de routine 23
(=KAL07) en heeft 5 als volgnummer binnen deze routine.
-
Een korte omschrijving van de fout, minimaal 1 en maximaal 3 regels.
Een aantal fouten zullen in de praktijk niet optreden. Deze worden reeds in het
ondcrvangen of in voorgaande routines reed's gedctecteerd. De mogelijkheid tot
in de source opgenomen. Dit kan nuttig zijn bij het aanpassen van het model of
stand alone gebruik van het rekenprogramma.
Hieronder wordt aan dc hand van de foutkode een omschrijving gegeven. Waar
oplossing voor het opheffen van de fout gegeven.
preprocessorprogramma
detect ic is echter nog wel
de invoerbestanden en
dit mogelijk is, wordt ccn
Foutkode
01001,01002
Vanuit het invocrprogramma wordt de index van zowel de lozings- als waarnemingsrivier aan het
rekenprogramma doorgegeven. Deze lozings- of de waarnemingsrivier maakt geen onderdeel uit van
het ingelezen netwerk of de bij ieder geschematiseerd tak behorende verwijzing naar een riviernummer is niet correct. Controleer dit laatste in uw netwerkbestand (RUN.NET).
Foutkode
13001,13002, 13003
De ingelezen waterstand-looptijdtabel is te klein gedimensioncerd. Foutkode 13001 duidt op een te
groot aantal waterstand-looptijdparen in de tabel, de foutkode 13002 duidt op een te groot aantal
deeltrajecten in deze tabel en de foutkode 13003 duidt op een te groot aantal tabellen, ergo te veel
meetstations. Vergroot de bijbehorende parameter, respectievelijk NREFO en IPMAX en NOREF, en
compileer en link het model opnieuw.
Foutkode
13004
De looptijd in een compartiment kan worden berekend aan de hand van in te lezen waterstand-looptijdtabellen. Het bij een compartiment behorende mcetstation is niet in de invoer (THREL.RYN)
aangetroffen. De index van een bij een compartiment behorend mcetstation kan in het bestand
RUN.VAK worden opgegeven. Controleer de invoer.
Foutkode
:
13005
Zie 13004. De voor een compartiment gespecificeerdc index voor een deeltraject van de waterstandlooptijd in de invoer (RUN.VAK) verwijst naar een niet bestaand deeltraject. Controleer uw invoer.
Foutkode
14001, 14002
De looptijd in de Nederlandse Rijntakken wordt bepaald met behulp van waterstand-looptijdtabellen.
De tabel is te groot voor de huidige array dimensies. Foutkode 14001 duidt op een te groot aantal
trajecten in de tabel; foutkode 14002 duidt op een te groot aantal waterstand-looptijdparen in de tabel.
Foutkode 14001 kan ook veroorzaakt worden door een onjuiste verwijzing naar een traject in de tabel.
De verwijzingen per compartiment staan in het bestand RUN.VAK Controleer de invoer of verhoog
66n van de parameters ITMAX (14001) of NREFN (14002) en compileer en link het model opnieuw.
Foutkode
:
19001
Bij het lezen van het netwerkbestand (RUN.NET) zijn geen records, andere dan commentaarrecords
gevonden. In de meeste bestanden kan voor de data ccn willckcurig aantal datarecords voorkomen.
Een dergelijk blok records dient afgesloten te worden door een record waarbij in de eerste positie de
35
astern voorkomt. Ook waneer geen commentaar is opgenomen dient dit record (als eerste record in
dit geval) voor te komen (zie ook de beschrijving van dc databcstanden). Controleer uw
netwerkbestand.
Foutkode
19002
Het aantal ingelezen netwerktakken (records met takinformatie) is te groot voor de array dimensies.
Verhoog de parameter NOTAKM en compileer en link het model opnieuw.
Foutkode
:
20001 en 20004
De ingelezen index voor de lozingstak (20001) of waarnemingstak (20004) is gelijk aan of kleiner dan
nul. Deze fout wordt veroorzaakt door een beschadigd preprocessor bestand (RUN. UUT) of een fout
in het preprocessorprogramma.
Foutkode
:
20002
Uit het preprocessor bestand is een niet identificeerbaar lozingstype gelezen. Zie de opmerking bij
foutkode 20001/ 20004.
Foutkode
:
20003
Uit het preprocessor bestand is een onbekende kode voor het waarnemingsgebied gelezen. Zie de
opmerking bij foutkode 20001/20004.
Foutkode
:
22001
Het debiet in een tak kan binnen het model op diverse manieren worden bepaald (zie KAL04).
Hiertoe wordt in het netwerkbestand (RUN.NET) voor ieder tak een kode gespecificeerd. De
opgegeven kode wordt door het model niet herkend; de kode correspondeert niet met ccn van de
beschikbare berekeningsmethoden. Controleer de invoer.
Foutkode
22002
Het debiet in de takken van het Noordelijk Deltabekken wordt bepaald met behulp van tabellen per
tak (NDB.QQ1). Voor het gespecificeerde (RUN.NET) tak is geen tabel beschikbaar. Controleer de
invoer.
Foutkode
22003
Voor een tak is de kode voor debiet-berekening in de Maastakkcn gespecificeerd. Deze methode is
alleen in het Maasmodel beschikbaar. Controleer uw invoer.
Foutkode
23001,23003
Lozingen van het type "front" (23001) of "meetwaarden volgens tabel" (23003) worden in het model
omgezet in een serie pulslozingen. Het berekende aantal van deze pulslozingen is te groot voor de
huidige array dimensies. In feite loopt u hier tegen een van de onmogclijkhedcn van het model aan.
Het tijdsinterval tussen de opeenvolgende pulslozingen wordt ondermecr bepaald door de looptijd ter
plaatse van het waarnemingspunt en de duur van de lozing op de lozingslocatie. Het bcrekenen van dc
concentratie op een verder van het lozingspunt gelegen locatie geeft een grotere looptijd en daarmee
een lager aantal berekende pulslozingen. Om de aankomstijd van de verontreinigingsgolf te bepalen
zou in eerste instantie met een kleinere duur van deze lozing kunnen volstaan om binnen de huidige
array-grenzen te blijven (= maximaal 100 pulslozingen).
Foutkode
23004
Het aantal in te lezen concentratie-tijd paren op het lozingspunt is te groot voor de huidige array
dimensies. Verhoog de parameter NPTM of verminder het aantal concentratie-tijd paren.
Foutkode
:
24001
Het aantal gespecificeerde compartimenten is te groot voor de huidige array dimensies. Vergroot de
parameter NOVAKM en compileer en link het programma opnieuw.
Foutkode
:
24002
36
Voor ieder compartiment is in de invoer een verwijzing naar de tak waartoe het compartiment
behoort opgenomen (RUN.VAK). De gespecificeerde tak komt echter niet in het netwerkbestand voor
(RUN.NET). Controleer de invoer.
Foutkode
:
24003
Voor een tak, waarvan het (externe) nummer wordt gegeven, is de som van de lcngtes van de
afzonderlijke compartimenten niet gelijk aan het verschil tussen begin en eindkilometrering van de tak.
Controleer de invoer.
Foutkode
Zie 24002.
25001
Foutkode
:
25002
In het bestand met compartimentdata (RUN.VAK) is, per compartiment, een kode gespecificeerd die
overeenkomt met een specifieke methode voor berekening van de stroomsnelheid in dat
compartiment. De ingelezen waarde correspondeert niet met 66n van de beschikbare methoden.
Controleer de invoer.
Foutkode
25003
Zie 25002. Voor een compartiment is de berekeningsmethode voor de stroomsnelheid gespecificeerd
als voor een compar-timent behorende tot de Maastakken gespecificeerd. Deze is alleen in het
Maasmodel beschikbaar.
Foutkode
Zie 24002.
:
26001
Foutkode
:
26002
In de invoer (RUN.VAK) is voor ieder compartiment een kode opgenomen die overeenkomt met met
een specifieke methode voor de berekening van de dispersiecoefficient. De gelezen kode
correspondeert niet met ecu van de beschikbare methoden. Controleer de invoer.
Foutkode
:
27001
Het aantal gevonden paden tussen lozings- en waarnemingspunt is te groot voor de huidige array
dimensies. Vergroot de parameter NOPDM en compileer en link het programma opnieuw.
Foutkode
:
27002
Bij het doorlopen van een gevonden pad is een tak gevonden, waarbij geen compartimenten behoren.
Controleer de invoer.
Foutkode
27003
Het waarnemingspunt is gclokaliscerd stroomopwaarts van het lozingspunt. Controleer de invoer.
(preprocessor)
Foutkode
27004,27005
Het lozings- (27004) of waarnemingspunt (27005) kan niet worden gelokaliseerd in een van de paden.
Foutkode
27006
De op het lozingspunt berekende snelheid is nul m/s.
Foutkode
28001
Het ingelezen debiet op de waarnemingstak is gelijk aan nul m y s .
Foutkode
:
28002
De ondergrens van de in het concentratieberekening te beschouwen tijdsinterval is groter dan de
bovengrens. Waarschijnlijk is een onjuiste looptijd gedefinieerd.
37
Foutkode
:
28003
Het product van de gemiddelde dispersiecoefficient en de looptijd is nul en TACC > 0 (zie routine
KAL12 in de Systeemdocumentatie)
Foutkode
:
28004
idem 28003, maar nu is TREL < Looptijd van het eerste berekende compartiment.
Foutkode
28005
De berekende looptijd aan het begin van een compartiment en aan het eind van dit compartiment zijn
gelijk.
Foutkode
:
28006
idem 28003, maar nu is het tijdstip waarop de concentratie berekend moet worden groter dan dc
looptijd van het vorige compariment en kleiner dan de looptijd van het huidige compariment.
Foutkode
:
28007
Er is geen concentraticverloop berekend (JTEL = 0). Waarschijnlijk is de massafractie voor elk pad
kleiner dan dc grenswaarde.
Foutkode
:
28008
De berekende concentratie is negatief.
Foutkode
Zie 27001.
:
30001
Foutkode
:
37001 t/m 37004
Deze uit de routine OPENF afkomstige font meldingen spreken voor zich. Controleer de voor iedere
invoerfile gespecificeerde data (FILES.DAT).
Foutkode
:
39001
Het aantal concentratie-tijdparen op het waarnemingspunt is te groot voor de huidige array dimensies.
Verhoog de (locale) parameter NOREF en compileer en link het programma opnieuw.
Foutkode
Zie 22002.
:
40001
Foutkode
:
41001
De in te lezen debiet-snelheidrelatie tabel is te groot voor de huidige array dimensies. Verhoog de
parameter NREFM en compileer en link het programma opnieuw.
Foutkode
:
41002
Voor de snelheidsberckening in een compartiment in het Noordelijk Deltabekken wordt in het bestand
met compartiment data (RUN.VAK) een verwijzing opgenomen naar een traject in de debietsnelheidrelatie. Hier wordt verwezen naar een niet in de relatie opgenomen traject. Controleer dc
invoer.
Foutkode
:
42001
De uit het preprocessor gelezen lozings- of waarnemingstak is een kanaal. Het bijbehorende
kilometrering correspondeert echter niet met een van de bekende kanalen op de Bovenrijn.
Foutkode
:
42002
Uit het preprocessorbestand is een verkeerde kode voor een rivier of kanaal gelezen. Dit duidt op een
fout in het preprocessor programma (zie bestand RUN.UUT).