ALARMMODEL "RIJN" VERSIE 2.0 Gebruikershandleiding RIZA Werkdocument 91.089X TU Delft / ir. A.van Mazijk RIZA / R. Terveer Lelystad, februari 1991 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 5 2. INSTALLATIE VAN DE MODELLEN 2.1 Hardware specificaties 12 SETUP-programma 6 6 7 3. ALGEMEEN 3.1 Doel en (on-)mogelijkheden van het model 33 Opbouw van het model 33 Toepassingsgebied Kijn Alarmmodel 3.4 Gebruik van het programma 8 8 8 9 10 4. INVOER VAN GEGEVENS: DE INVOERSCHERMEN 4.1 Algemeen 4.2 Foutmeldingen tijdens invoer 43 Invoerschermen 11 11 11 11 5. GEBRUIK VAN GEGEVENS VAN DE DAGELIJKSE BERICHTGEVING 5.1 Algemeen 53 Veranderlijke hydrologie 53 Lage afvoeren en grenswaarden 14 14 14 14 6. HOOFDMENU 16 7. PRESENTATIE VAN BEREKENINGSRESULTATEN 7.1 Algemeen 73 Presentatie van het concentratieverloop op het waarnemingspunt 73 Presentatie van de maximum concentratie op de referentiepunten 17 17 17 18 8. FOUTMELDINGEN EN ONDERBREKING VAN DE BEREKENING 20 9. NAUWKEURIGHEID EN INTERPRETAT1E VAN DE RESULTATEN 21 Appendix A PLAATSNAMEN + KILOMETRERINGEN + OVERZICHTSKAARTEN 22 Appendix B TOELICHTING SCHERM 1 25 Appendix C VOORBEELD CONCENTRATIE-TIJDTABEL 28 Appendix D PEILSPREKERS + TELEFOONNUMMERS 31 Appendix E CORRECTIE WATERSTANDEN REKINGEN IN VERBAND MET BEGROEIING 33 Appendix F FOUTKODES 34 1. INLEIDING Voor u ligt de handleiding bij versie 2.0 van het alarmmodcl voor het stroomgebied van de Rijn. De handleiding omvat richtlijnen voor de installatie van het model op een PC, een gebruikershandleiding en bijlagen met overzichtskaartcn en kilometreringen. Het model is een vervolg op de versie 1.0. Versie 1.0 is ontwikkeld door het RIZA en het Waterloopkundig Laboratorium te Delft. Gegevens zijn toegcleverd door de Bundesanstalt fur Gewasserkunde te Koblenz en Landeshydrologie und -geologic in Bern. Voor informatie over de modelvergelijkingen en een verantwoording van de aan het model ten grondslag liggende gegevens, wordt verwezen naar rapporten die in dit kader zijn verschenen. Dit zijn: Kalamiteitenmodellering Rijn en Maas rapport T380, WL Delft, okt. 1988 (3 delen) Alarmmodell fur den Rhein IKSR/KHR Expertengruppe, Bericht Nr. II-2 der KHR Getijgcmiddelde berekeningen van de waterbeweging in het Noordelijk Deltabekken ten behoeve van het Rijnkalamiteitenmodel WSD notitie 88.023, Rijkswaterstaat DBW/RIZA, Dordrecht, 1988 FlieBzeitcn im Rhein aus Wasserspiegellagenberechnungen BfG-0429, Bundesanstalt fur Gewasserkunde, Koblenz, Febr. 1988 Eignung und Anwendung von Vorhersagemodellcn fiir cincn "Warn- und Alarmplan Rhein", Bericht des DVWK-Arbeitskreises "Warn- und Alarmplan Rhein", Bundesanstalt fur Gewasserkunde, Koblenz, Juli 1987 FlieBzeiten im Rhein aus Flugelmcssungen, BfG-0392, Bundesanstalt fiir Gewasserkunde, Koblenz, April 1987 Rhein Alarmmodell Version 2.0, Kalibrierung und Verifikation, Albert-Ludwigs-Universitat Freiburg / Technische Universitat Delft, April 1991. FlieBzeiten in der Mosel aus Wasserspiegellagenberechnungen, BfG-0532, Bundesanstalt fur Gewasserkunde, Koblenz, Jan.1990. Oppervlaktestroomsnclheid van de Rijn t.b.v. het Alarmmodel, Werkdocument 90.085X, DBW/RIZA, Lelystad, juni 1990. 2. INSTALLATIE VAN DE MODELLEN 2.1 Hardware specificaties - PC en harde schijf Het model is ontwikkeld voor IBM-PC en kompatibles, werkend onder MS-DOS versie 2.0 of hoger. Bij gebruik in een netwerk geldt de eis MS-DOS versie 3.0 of hoger. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een succesvol gebruik van het model. Een harde schijf is eveneens noodzakelijk. De omvang van uitvoerbestanden kan in sommige gevallen zo groot worden dat een diskette van 360 kB niet toereikend is. - Grafische kaart en printer De modellen worden geleverd met een SETUP-programma (zie paragraaf 1.2). Met dit programma kan de gebruiker de aanwezige grafische kaart en printer deGnieren. In principe is het mogelijk voor nagenoeg ieder grafische kaart of printer ondersteuning te bieden. Het model is echter alleen uitvocrig getest in combinatie met de meest gangbare kaartcn, de HERCULES kaart, en de (IBM of compatible) EGA en VGA kaartcn alsmede een beperkt aantal printers. Indien u een ander kaart wenst te gebruiken en hierbij problemen ondervindt of een printer bezit waarvoor de juiste driver niet is bijgeleverd, kunt u de beheerder raadplcgen. (Rijkswaterstaat, RIZA, ir. GJAA.Broer, tel.: 0320070754). Momenteel worden een groot aantal drivers voor grafische kaartcn en printers geleverd, zoals de IBM-kaarten CGA, EGA en VGA de HERCULES-kaart, de gangbare EPSON-printer familie en een aantal laserprinters. - Mathematische coprocessor Een mathematische coprocessor is niet noodzakelijk. Het verdient echter aanbeveling om het model op een PC met coprocessor te installeren. Op een PC zonder coprocessor ligt de rekentijd circa een factor tien hoger. - Benodigde RAM Het benodigde RAM (= intern of dynamisch geheugen nodig tijdens executic) bedraagt circa 460 KB. De grootte is enerzijds een gevolg van de omvang van enkele data-array's en is anderzijds een gevolg van het feit dat het rekengedeelte gestart wordt vanuit het invoergedeeltc. Beide programma's bevinden zich gelijktijdig in het RAM. Hiervoor is gekozen in verband met de functionalitcit en de gebruiksvriendelijkhcid van de programma's. De omvang van het Rijn Alarmmodel kan problemen opleveren op PC's met 512 kB RAM en in een enkel geval ook op 640 kB PC's. Het beschikbare RAM kan m.b.v het DOS-commando CHKDSK gecontroleerd worden en wordt mede bepaald door de omvang van de programmatuur, die via de autoexec in het geheugen wordt geladen. In gevallen waarin het tekort aan beschikbare RAM circa 2530 KB bedraagt kan de beheerder u een speciale uitvoering leveren, waarbij het geheugengebruik van het rekengedeelte iets beperkt is (code overlays). - CONFIG.SYS Voor de invoer van gegevens en de uitvoer van resultaten worden een aantal files gebruikt. In de huidige versie worden deze files gelijktijdig geopend. Het maximale aantal files dat onder MSDOS gelijktijdig geopend kan worden, wordt in het bestand CONFIG.SYS bepaald met het commando: FILES = n 7 waarin n het aantal files is. Een waarde van n = 15 wordt aanbevolen. In het rekenprogramma wordt ten behoeve van foutmeldingen gebruik gemaakt van de in de device driver ANSI.SYS gespecificeerde schermaansturing. Derhalve dient deze driver in de config.sys opgenomen te worden met het commando: DEVICE = (padjANSI.SYS Het weglaten van deze laatste specificatie veroorzaakt overigcns geen storende gevolgen. De spccificatie is derhalve niet vereist, maar wordt wel aanbevolen. 23 SETUP-programma U heeft twee of meerdere diskettes gckregen, te wcten: een diskette met het SETUP-programma plus device drivers; 66n of meerdere diskettes met per diskette het alarmmodel Rijn plus gegcvensbestanden. Het SETUP-programma stelt u in staat om de grafische kaart en printer te definieren. Het SETUPprogramma slaat deze informatie op en kopieert de bijbehorende device-drivers. Voor de installatie van het model dient u als volgt te werk te gaan: i) Ga naar de subdirectory waarin u het model wilt installeren. Zonodig maakt u eerst deze subdirectory met het MS-DOS-commando MD. ii) Breng de diskette met het SETUP-programma in de diskdrive en type in: <diskdrive>:SETUP < return > Stel de diskette zit in drive A type dan in: a:SETUP < return > iii) Selecteer m.b.v de aangegeven toetsen uw grafische kaart en de aangesloten printer. Ook als geen printer aangesloten is, dient toch een selectie te worden gemaakt. iv) Gebruik de <F1>-toets om de bijbehorende drivers te kopiercn naar de voor het model bestemde subdirectory. Het SETUP-programma is hiermee beeindigd. v) Breng vervolgens de diskette met het model in de diskdrive en type in: COPY <diskdrive>:'.* <return> Nadat bovenstaande handelingen zijn uitgevoerd, kunt u het model starten door de naam van het model in te typen (RUN [argument] <return>, zie paragraaf 33). Indien u het model op een andere PC wilt installeren, dan dient u bovengenoemde handelingen opnieuw uit te voeren. Verandert u niet van PC, maar sluit u bijvoorbeeld een andere printer aan, dan dient u het SETUP-programma opnieuw te draaicn (handelingen i t/m iv). 3. ALGEMEEN 3.1 Doel en (on-)mogelijkheden van het model Het model is ontwikkeld om snel inzicht te verkrijgen in concentratieniveaus en aankomsttijdcn van een verontreinigingsgolf. Het betreft hier lozingen van beperkte duur en op een enkele plaats. Tevens is het mogelijk om een willekeurig (gemeten) concentratieverloop op te geven, dat als uitgangspunt dient voor de berekening van concentratieverlopen verder benedenstrooms. Het model berekent de verhoging van de concentratie als gevolg van een ongcluk. Er wordt dus geen rekening gehouden met eventuele achtergrond-concentraties. Het model is niet geschikt voor langdurige, continue lozingen. Het model is eveneens minder geschikt indien sprake is van diffuse belasting van het oppervlaktewater (bijv.: depositie). 33 Opbouw van het model Binnen het model kan een twectal afzonderlijke delen worden onderscheiden: - de gebruikersinterface, aangeduid met het programma "RUN" en - een rekengedeelte, aangeduid met het programma "REKRUN". Het rekenprogramma wordt gestart vanuit de gebruikersinterface. De gebruikersinterface maakt het mogelijk op eenvoudige wijze de invoer voor het rekengedeelte te specificcren. Dit programma gaat uit van (onder andere in de sourcecode van het programma) vastgelegde data uitgaande van de gehanteerde schematisatie van de Rijn. Hoewel alle bij het model behorende bestanden in principe door een gebruiker kunnen worden verandert, is het raadzaam dit alleen te doen wanneer u over voldoende kennis beschikt omtrent de werking van en interactie tussen de gebruikersinterface en het rekenprogramma. Foutieve of niet consistente invoer wordt door het invoerprogramma zoveel mogelijk ondervangen. U krijgt hiervan direct een melding op het schcrni. Indien in het rekenprogramma een fout wordt geconstateerd wordt vanuit dit programma een foutmelding gegeven. Deze foutmelding bevat in ieder geval: De naam van de routine waarin de fout is geconstateerd. Een foutkode. Deze foutkode bestaat uit twee cijfers, die het routinenummer aangegeven, een driccijferig volgnummer. In de meeste gevallen volgen 1 tot 3 regels verklarende tekst. Een volledige lijst van foutmeldingen met hun verklaring is in Appendix F opgenomen. 9 Schematische weergave van de programmastructuur: bestand. [::::] bestand t.b.v. de dagelijkse berichtgeving. programma. STUUR BEZUGS.DAT THREL.RYN QHREL2.RYNIj PEIL.TXT1[R1JN.TXT |[AFVOER.TXTI Gebruikersinterface Programna : " R I J N " N0B.OQ1 NDB.0U1 RIJN.HT2 RIJN.VAK RIJN.UUT SWITCH.$ RIJN.NET STUUR < RIJN.FIL THREL.RYN <- U11* Rekenprogramma U34* Programna : REKRUN U56* RIJN.0U2 * U l l , U34 en U56 zijn tijdelijke bestanden, hetgeen betekent dat hun levensduur beperkt is tot de duur van de berekening. Gegevensoverdracht tussen de gebruikersinterface en het rekengedeelte verloopt via een twectal bestanden, te weten de bestanden "RUN.UUT" en "SWfTCH.S". Middels deze bestanden worden respectievelijk de randvoorwaarden voor de te maken berekening en de te gebruiken taal doorgegeven. Een beschrijving van de door dc gebruikersinterface gebruikte databestanden kunt u vinden in de Systeemdocumentatie Alarmmodel "RUN" Versie 2.0 (CHR-publikatie). De door het rekengedeelte gebruikte bestanden worden eveneens beschreven in deze systeemdocumentatie. 33 Toepassingsgebied Rijn Alarmmodel Het Rijn Alarmmodel kan momenteel gebruikt worden voor ongelukken in het Rijnstroomgebicd, vanaf Stein am Rhein (km 24.7) tot Kampen (km 994.5), Vuren (km 951.8) en Hagestein (km 946.6), incl. een deel van de zijrivieren Neckar (180 km), Main (400 km) en Moezel (242^ km, Duits-Franse grens). In afwachting van gegevens van de Aare is deze slechts opgenomen met fictieve gegevens (Relieve lengte 20 km). Het waarnemingspunt, dit is de lokatie waar concentratie en aankomsttijd moeten worden voorspeld, kan liggen tot jn het Noordelijk Deltabekken. Een overzichtskaart van het Rijn stroomgebied en plaatsnamen met kilometer aanduidingen zoals gebruikt in het model, zijn te vinden in Appendix A. 10 3.4 Gebruik van het programma Het programma worden gestart door in te typen: RUN [argument] < return > waarbij : [argument] = BRD, FR of GB. Het argument is een optionele parameter aan de hand waarvan de gebruiker de taal, te gebruiken door het model, kan specificeren. Indien geen argument wordt gespccificeerd is het model nederlandstalig. De argumenten BRD, FR en GB staan voor respectievelijk Duits-, Frans- en Engelstalig gebruik. Nadat het programma is gestart, verschijnen enkele meldingen over het inlezen van gegevensbestanden. Daarna worden e6n of meerdere invoerschermen doorlopen, aan de hand waarvan gegevens kunnen worden ingevoerd (paragraaf 4 en 5). Vervolgens komt men in het hoofdmenu terecht, van waaruit men terug kan naar de invoerschermen, de invoergegevens kan printen en de berekening kan starten (paragraaf 6). Vanuit dit hoofdmenu kan het programma ook worden beeindigd. Tijdens de berekening verschijnen er enkele meldingen op het scherm over de voortgang. Als de berekening goed is beeindigd, komt men in een menu van waaruit de rekenresultaten kunnen worden gepresenteerd (paragraaf 7). Vanuit dit menu kan men ook terug naar het hoofdmenu. Zijn er tijdens de berekening fouten geconstateerd, dan wordt de berekening afgebroken en wordt de oorzaak hiervan kenbaar gemaakt via een kode en/of een directe melding op het scherm (paragraaf 8). Vervolgens wordt teruggekeerd naar het hoofdmenu. 11 4. INVOER VAN GEGEVENS: DE INVOERSCHERMEN 4.1 Algemeen De invoer van gegevens nodig voor het uitvoeren van een berekening geschiedt aan de hand van schermen die aan de gebruiker worden gepresenteerd. De invoerschermen zijn opgedeeld in een omlijnd deel waar de gegevens moeten worden ingevoerd en een commentaar gedeelte waar nadere uit leg staat over het in te voeren gegeven. Lees dit dus eerst! Een "balk" (zwarte tekens op een witte achtergrond) geeft aan waar men zich bevindt. M.b.v cursortoetsen kan men de balk verplaatsen. De cursortoetsen die gebruikt kunnen worden zijn aangegeven op dc onderste (status)regel van het scherm. De invoer van een gegeven moet worden afgesloten met < return >. Als alle gegevens van een scherm zijn ingevoerd dan kan men de <F1>toets gebruiken om naar een voigend invoerscherm te gaan. 43 Foutmeldingen tijdens invoer Tijdens het invoeren van gegevens kunnen typefouten worden hersteld door gebruik te maken van de "backspace-toets". Het programma controleert de ingevoerde gegevens op onmogelijkheden. Indien dit geconstateerd wordt, wordt de gebruiker hierop attent gemaakt door een "BEEP". Tegelijkertijd verschijnt op het scherm een kader met daarin de foutmelding waaruit blijkt wat wel of niet mag worden ingevoerd. Door een willekeurige toets aan te slaan, verdwijnt de foutmelding en wordt opnieuw om invoer gevraagd. 43 Invoerschermen Er zijn maximaal drie invoerschermen, te weten: SCHERM 1: (Nederlandstalig model) Voor het invoeren van algemenc gegevens m.b.t local ie van het ongeluk, hoeveelheid geloosde stof, fysisch-chemische stofeigenschappcn, waarnemingsgebied, waarnemingslocatie e.d. De benaming RUN heeft betrekking op de 'Hochrhein', Oberrhein', 'Mittelrhein' en Nederrijn vanaf stroomkilometer 25 (Stein am Rhein) tot 867 (Panncrdcnsc Kop) De gegevens moeten worden ingevoerd aan de hand van genummerde vragen. Het soort gegeven dat moet worden ingevoerd is met een enkel woord omschreven. Een korte toelichting op een aantal vragen is te vinden in Appendix B. 12 SCHERM 1 Sd < < < < < < < < < 1> 2> 3> 4> 5> 6> 7> 8> 9> Titel Lozingstak Type lozing Dispersiecoefficient Halfuaardetijd (d) Orijvende stof Uearnemingsgebied Uaarnemingstak Datum ongeluk • • = = • = • > Lozing 1234 Bovenrijn Tabel Default Geen afbraak Nee Rijngebied Bovenrijn 8811-2712 kilometrage = 171 Aantal paren • 24 Kilometrage = 800 Bijvoorbeeld: oorzaak ongeval, betreffende stof etc. — Gebruik <HOME>, <END> of <RETURN> F1 = Klaar SCHERM 2 (optioned): Voor het invoeren van (gemeten) concentraties die als uitgangspunt dienen voor berekeningen verder benedenstrooms. Dit scherm wordt alleen gepresenteerd als bij scherm 1 te kennen is gegeven dat een concentratietabel wordt ingevoerd. Er wordt gevraagd om de eenheid waarin de (gemeten) concentraties zijn uitgedrukt en vervolgens om meettijdstippen plus meetwaarden. Dit in chronologische volgorde. De tijdsaanduiding gaat in uren t.o.v. de eerste meting (delen van uren worden uitgedrukt in decimale uren: zo is 15 minuten 0.25 uur). Het tijdstip van de eerste meting is dus altijd 0. Voor de achtergrondconcentratie dient van te voren gecorrigeerd te worden! Het programma interpoleert lincair tussen de opgegeven waarden. Een voorbeeld is te vinden in Appendix C. Zijn de gemeten concentraties afkomstig van verzamelmonsters, dan wordt het concentratieverloop weergegeven door een 'blokvormig' verloop: per tijdsinterval (= bemonsteringsduur van een verzamelmonster) wordt de concentratie constant verondersteld. Dc tijdsaanduiding is ten opzichte van het begintijdstip van het eerste verzamelmonster. De invoer ziet er dan als volgt uit: De concentratie-waarde van het eerste verzamelmonster wordt voor twee tijdstippen ingevoerd: het begintijdstip en het eindtijdstip van de bemonsteringsperiode van het verzamel-monster. De concentratiewaarde van elk volgende verzamel-monster wordt eveneens voor twee tijdstippen ingevoerd: 1) Begintijdstip van de bemonsteringsperiode plus een kwartier en 2) Eindtijdstip van de bemonsteringsperiode. (in Appendix C wordt een voorbeeld gegeven). 13 SCHERM 2 -j Alarm model Rijn V2.0 < 0> Eenheid < 1> < 2> < 3> < 4> < S> < 6> < 7> < 8> < 9> <10> <11> <12> <13> <14> <15> <16> t« tt» t« t= t» t* f t= t= t« t" t= t» t= t= 0.0 4.0 8.0 12.0 16.0 20.0 24.0 28.0 32.0 36.0 40.0 44.0 48.0 52.0 56.0 60.0 • mg/l c= cc= c» c» c= c= c= c= c= c c« c= c* c= c= t: Tijd (h) — <17> <18> <19> <20> <21> <22> <23> <24> 0.00 0.10 0.20 0.35 0.68 1.04 1.20 1.14 1.06 0.90 0.85 0.76 0.66 0.60 0.50 0.46 t- 64.0 c» t« 68.0 c* t*< 72.0 c= t= 76.0 e= t= 80.0 c* f 84.0 c= t= 88.0 e= t=100.0 c» c: Concentratie 0.40 0.38 0.37 0.34 0.32 0.30 0.28 0.00 Aantal paren is 24 Gebruik <HOME> , <END> F1 = Klaar SCHERM 3 -08-23-1989 Uaterstand/debiet < 1> < 2> < 3> < 4> < 5> < 6> < 7> < 8> < 9> <10> <11> <12> <13> <14> <15> <16> <17> <18> — stuwbeheer Rheinfelden Kehl-Kronenhof Plittersdorf Maxau Speyer Uorms Mainz Kaub Koblenz Andernach Bonn Koln Dusseldorf Ruhrort Wesel Rees Lobith ^ Alani-nodel Ri W Stuwprog. 205 225 358 452 325 181 288 204 230 285 308 319 285 390 346 296 937 08:19:59- I 0 S285 677 722 845 1022 1045 1220 1444 1502 1891 1931 1924 1994 1959 2067 1952 1832 1820 Gebruik <H0ME>, <END> of <RETURNJ Waal 1278 U = waterstand (cm) 0 = debiet (m3/s) Stuwprogramna: 1 • scenario S285 0 = open rivier F1 = ' Klaar •»• SCHERM 3: Voor het invoeren van de benodigde hydrologische gegevens in het Rijnstroomgebied, zoals waterstanden langs de Bovenrijn en het stuwbeheer op het Nederlandse deel. Uit de waterstand wordt m.b.v. Q-H-tabellen de afvoer berekend. De afvoerverdeling over de Nederlandse Rijntakken wordt door het model berekend aan de hand van de waterstand bij Lobith en het stuwbeheer. De afvoerverdeling is dus alleen indirect te beinvloeden! Als het waarnemingspunt in het Noordelijk Deltabekken ligt, dan moet ook de afvoer bij Lith en het lozingsprogramma Haringvlietsluizen worden opgegeven. 14 5. GEBRUIK VAN GEGEVENS VAN DE DAGELIJKSE BERICHTGEVING 5.1 Algemeen Bij de ontwikkeling van het model is men ervan uitgegaan, dat gebruik wordt gemaakt van actuele, algemeen beschikbare gegevens omtrent waterstanden en afvoeren. Deze gegevens zijn bij de meeste waterstaatsdiensten beschikbaar of kunnen zonodig telefonisch worden opgevraagd. Ook op Teletekst (pag. 720) worden deze gegevens gepresenteerd. In Appendix D is een overzicht opgenomen van de in het Rijn Alarmmodel gebruikte peilsprekers plus telefoonnummers. Omdat het station Kehl-Kronenhof nog niet met een automatische pcilsprcker is uitgerust, wordt voorlopig de waterstand op dit station afgeleid met behulp van betrekkingslijnen uit de waterstand bij Rheinfelden. Het station Neuhausen-Flurlingen heeft eveneens (nog) geen pcilsprcker. In dit geval is de afvoer in dit station gerelateerd aan de waterstand te Rekingen. Dit betekent, dat voor de stations NeuhausenFlurlingen en Rekingen thans de waterstand van het station Rekingen dient te worden ingevoerd. De waterstand bij het station Rekingen wordt, afhankelijk van het jaargetijde, door begroeiing langs dc oevers beinvloed. In Appendix E zijn de te hanteren waterstandscorrecties per maand gegeven. 53 Veranderlijke hydrologie In algemene /in zal bij herhaling van de berekening een of meerdere dagen na het ongeluk de dan bekende waterstanden of afvoeren voor de respectieve meetstations moeten worden ingevoerd. Daarbij dienen voor .die meetstations, waar de verontreinigingsgolf reeds is gepasseerd de waterstand te worden genomen, die tijdens de passage van de verontreiniging is geregistreerd! Indien bijvoorbeeld de verontreiniging het station Maxau op het moment dat men de berekening wil herhalen, twee dagen geieden is gepasseerd, dan zal men bij deze herhalingsberekening voor Maxau de waterstand van twee dagen geieden moeten invoeren. Momenteel is alleen voor het Berichtenccntrum van het RIZA een koppeling gemaakt met de daar aanwezige gcgevensbestanden van de dagelijkse berichtgeving. Dit betekent dat automatisch de benodigde gegevens worden geselecteerd en op het betreffende scherm worden gepresenteerd. Wijziging naar eigen inzicht is vervolgens altijd mogelijk. Bij het RIZA wordt bij herhaling van de berekening 6en of meerdere dagen na het ongeluk door het programma automatisch gelnterpoleerd tussen de reeds beschikbare waterstanden. Daarbij wordt voor die stations, die de verontreiniging reeds is gepasseerd, de waterstand bepaald die optrad tijdens de passage van de verontreiniging. Deze mogelijkheid is momenteel alleen aanwezig in het model tot Lobith. De aldus verkregen waterstanden worden vet gepresenteerd in Scherm 3. Dit ter onderscheid van de waterstanden die niet via interpolatie zijn verkregen en dus voorspellingen zijn! Ook nu is wijziging naar eigen inzicht mogelijk. 53 Lage afvoeren en grenswaarden Op stuwgeregelde trajecten kan bij lage afvoeren de waterstand dalen beneden de zogenaamde grenswaarde. Looptijd- en afvoer-berekeningen gebaseerd op de waterstand zijn dan niet meer betrouwbaar. In zo'n situatie moet cigenlijk worden uitgegaan van de afvoer. De gebruiker van het Alarmmodel wordt hierop attent gemaakt doordat in zo'n situatie de grenswaarde wordt gepresenteerd met een (*). Dit is een indicatie dat in de plaats van de water-stand de afvoer moet worden ingevoerd. (N.B. De gepresenteerde waterstand blijft gelijk aan de grenswaarde). 15 Momenteel zijn alleen voor de meetstations Perl, Trier en Cochem (alien op de Moezel) grenswaarden gespecificeerd. Informatie over de afvoeren op deze meetstations kan worden ingewonnen bij de Kraftwerkzentrale Fankei, tel. 09.49-2673/ 1743. Er geldt dan: Afvoer, Q-waterstandsmeetstation Q-Perl Q-Trier Q-Cochem Afvoer, Q-stuwpand = Q-Apach Q-Trier Q-Fankel Maakt men hier geen gebruik van, dan worden de berekeningen uitgevoerd met een waterstand gelijk aan de grenswaarde. Het hangt van de situatie af of daardoor minder nauwkeurige of zelfs onbetrouwbare resultaten worden verkregen. 16 6. HOOFDMENU Nadat alle gegevens zijn ingevoerd, komt men in het hoofdmenu. Vanuit dit menu kan men weer terug naar de invoerschermen om gegevens te veranderen (paragraaf 4 en 5). In principe komt men daarna weer terug in het hoofdmenu. Zijn de verandcringen van invloed op 6en van de andere invoerschermen, dan worden eerst deze schermen doorlopen, alvorens men terugkeert in het hoofdmenu. Vanuit het hoofdmenu kan men de ingevoerde gegevens laten printen en de berekening starten. Ook kan men het programma beeindigen. Nadat de berekening is uitgevoerd, komt men weer terug in dit menu. 17 7. PRESENTATIE VAN BEREKENINGSRESULTATEN 7.1 Algemeen Nadat de berekening is uitgevoerd, wordt via een menu de mogelijkheid gebodcn de berekeningsresultaten op het scherm te presenteren en vervolgens af te drukken op de printer. De resultaten worden samengevat in een twectal grafieken die respectievelijk het verloop in de tijd van dc concentratie op het waarnemingspunt (type in 1) en de maximum concentratie op elk van de gepasseerde referentiepunten over het pad met de grootste massafractie (type in 2) weergeven. Typt men een 0 in dan wordt teruggekeerd naar het hoofdmenu (paragraaf 6). De tijd kan zowel absoluut (format dd/mm uu:mm) als relatief worden gepresenteerd. De relatieve tijd wordt in dagen en uren aangegeven, relatief ten opzichte van het tijdstip van de momentane lozing, dan wel het begin van de frontlozing, dan wel het tijdstip van de eerste meting (concentratie tijd label). Met de wisseling van winter- naar zomertijd (en omgekecrd) wordt geen rekening gehouden. Indien een lozing nog plaatsvindt in de wintertijd en de waameming pas in de zomertijd, dan wordt bij de absolute tijdsaanduiding de afkorting MET (= Middel-Europese Tijd) vermeld, omdat de tijdsaanduiding betrokken is op de wintertijd. Indien een lozing nog plaatsvindt in de zomertijd en de waarneming pas in de wintertijd, dan wordt bij de absolute tijdsaanduiding de afkorting MEZT (= Middel-Europese Zomer-Tijd) vermeld, omdat de tijdsaanduiding betrokken is op de zomertijd. Daarbij is aangenomen, dat de zomertijd op de laatste zondag van maart om 02.00 uur begint en de wintertijd op de laatste zondag van September om 03.00 uur. 73 Presentatie van het concentratie ver loop op het waarnemingspunt Dit scherm toont het grafisch verloop van de concentratie als functie van de tijd op het waarnemingspunt. Verder wordt in een tabel een getalsmatig overzicht gegeven van de resultaten en wordt enige nadere informatie gepresenteerd, zoals de hoeveelheid verontreiniging die is gepasseerd, tijdstip en grootte van de max. concentratie. Door een 1 in te typen wordt dit scherm geprint. Gebruik niet de "print screen'-toets! Door een 3 in te typen kan men kiezen tussen relatieve en absolute tijdsaanduiding (zie paragraaf 7.1). Door een 2 in te typen kan de gebruiker zelf dc tijdas van de tabel en de grafiek schalen. Daartoe moet begintijdstip, eindtijdstip en interval worden opgegeven, alien in 'dagen.uren'. Het interval is de tijdstap in de tabel. Wordt bij begintijdstip of eindtijdstip een < return > gegeven, dan wordt de oorspronkclijke waarde genomen. Wordt bij interval een < return > gegeven, dan bepaalt het programma zelf de tijdstap. Deze optic is aan te bevelen! Het kan voorkomen dat wordt afgeweken van het opgegeven begin- of eindtijdstip. Dit is het geval indien dat aanleiding zou geven tot een "ongelukkige" tijdsaanduiding langs de as. De concentratie-as wordt niet geschaald! Door een 4 in te typen wordt teruggekeerd naar het menu-scherm voor de presentatie van de resultaten. In versie 2.0 is de invloed van de stagnante zones meegenomen door onder andere een scheefheidsfactor. De daarmee samenhangende numerieke bewerking in het rekenprogramma kan tot gevolg hebben, dat bij de bepaling van de hoeveelheid gepasseerde verontreiniging deze enkele procenten meer is dan de opgegeven hoeveelheid. 18 Ala*>MMo<4el Monarntane lozing 2.0 1234 Massa 1.00 Lozing Bov*nriJn Urn 1 7 1 ; D i s p . c o o f f . Usarnemmi Bovenrijn kn Datum 20/03 onseval Tijd <MET> '' 2 5 / 0 3 25/03 : 26/03 ! 26/03 27/03 27/03 28/03 28/03 29/03 29/03 29/03 Max: 73 Rijn 10:28 2 1 : 16 08:04 18:52 05:40 16:28 03:17 14:05 00.-33 n:4l 22:29 3.929 C (ug/1 >|i c 1990 <«•-»''1 ~ <=100.2X> • ( « 2 / i ) | 29 30 800: 08:00 i > 4.0 .000 .102 3 .266 2 .849 1 .070 .412 093 .024 0O8 0O2 000 t 1768 3.929 \ / 2.0_| .0_ i 25/B3 J 1 26 / / \ \\ \ \ *~v..^_ 27 ' Tijd: 26/03 12:39 28 Tijd (MET) Presentatie van de maximum concentratie op de referentiepunten Dit scherm toont de berekende maximum concentraties op elk van de meetstations die in het door de gebruiker gespeaficeerde traject worden gepasseerd. Concentraties worden zowel grafisch als in tabelvorm weergegeven. De tabel kan meer dan 1 "blad" beslaan. Door 2 in te typen wordt de grafiek afgedrukt. Door een 3 in te typen lean men kiezen tussen relatieve en absolute tijdsaanduiding (zie paragraaf 7.1). Keuze 4 verschijnt wanneer de tabel meer dan 1 "blad" beslaat. Door het btypen van keuze 4 wordt het volgende blad getoond. Met keuze 1 wordt de presentatie van de maximum concentratie grafiek beeindigd, waarna teruggekeerd wordt naar het voorgaande menu. N.B. Op het traject van het lozingspunt tot het waarnemingspunt gaat het alarmmodel bij niet aibreekbare stoffen uit van het behoud van massa. Tengevolge van afvoervariaties resp. lokaal optredende hoogwatergoiven kunnen plaatselijk stroomatwaarts kleinere afvoeren worden gemeten dan stxoomopwaarts. Vanwege het voornoemde massabehoud leidt een toename van de afvoer tot een verdunning resp. afname van de concentratie, en een afname van de afvoer tot een verhogina van de concentratie. ' ^ Wordt nu bij-de presentatie van de berekende maximale concentraties voor een referentiepunt een piaatsehjke concentiaUeverhoging gevonden, dan duidt dit op een afvoerafname ter plaatse van het voor het desbetreffende riviertraject gcldende waterstandsmeetstation. Zijn deze lokale afvoerafnamen van beperkte omvang, dan kunnen de daardoor te verwachten concentratieverhogingen door dispersie worden gecompenseerd of geelimineerd, zodat ze niet meer als zodanig herkenbaar zijn. 19 Berekende Maximale c o n c t n t r a t i e Datum o n g e v a l : 2 0 / 0 3 1 9 9 0 0 8 : 0 0 C K«X C a n a l d* A l s a c e Markolshnn-K Rheinau-K COPStheiH-K S tras sburg-K Ke111 - K r o n e n l i o f PI i t t e r s d o r f Maxau Speyer *»'- JL.OfL • .100. "» *> *» .0101 UOPNS + • • : + * * + • T T •.* .oax^ r T Plaats T T T Lozing Morns Duesseldori* Rheinau-K Kaub Plittersdorf Bonn Mainz Kaub Koblenz Andernaoh Bonn Kevin Duesse1dorf Ruhropt Wesel MaxConc Tijd < MET> 20/03 15:32 | 21/03 01:43 21/03 06:48 21/03 14:03 21/03 19:28 21/03 2 1 : l l : 22/03 14:07 j 22/03 18:13 i 23/03 00:58 : 23/03 10:32 : 24/03 03:18 . 24/03 13:47 : 24/03 22:22 j 25/03 01:52 : 25/03 08:40 i 25/03 14:59 i 26/03 00:49 26/03 07:47 ! 26/03 15:25 i .269 .103 . 086 .066 .060 .057 .024 .020 .015 .011 .008 .007 .007 .005 .005 .005 .004 .004 .004 - Utpvolg — j 20 8. FOUTMELD1NGEN EN ONDERBREKING VAN DE BEREKENING Hoewel tijdens de invoer van gegevens zoveel mogelijk op onmogelijkhedcn wordt gecontroleerd, kan in deze fase niet alles worden opgevangen. Het kan dus voorkomen dat tijdens de berekening een onmogelijkheid wordt geconstateerd. De berekening wordt dan afgebroken. De oorzaak van de onderbreking wordt via een foutkode en/of een directe melding op het scherm kenbaar gemaakt. De mogelijk optredende fouten zijn beschreven in de bij het model behorende systeemdokumcntatie. Ze zijn tevens in Appendix F van deze gebruikershandleiding opgenomen. 21 9. NAUWKEURIGHEID EN INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN De nauwkeurigheid van de modelresultaten wordt bepaald doon a. b £ jj De juistheid van het model als beschrijving van de werkelijkheid; De nauwkeurigheid waarmee relevante modelparameters bekend zijn; De informatie die beschikbaar is omtrent het ongeluk; De ontwikkeling van afvoeren e.d. gedurende het transport van de verontreiniging. Op .a en J2 wordt in het rapport "Rhein Alarmmodell Version 2.0, Kalibrierung und Verifikation" nader ingegaan. Een volledig beeld kan eerst worden gegeven nadat volgende calibraties/verificaties hebben plaats gevonden. Het gemeten concentratie verloop vertoont vrijwel altijd staartvorming. Staartvorming is een gevolg van snelheidsvariaties over het dwarsprofiel en uitwisseling met stagnante zones, zoals kribvakken e.d. (zie ook het rapport "Rhein Alarmmodell Version 2.0, Kalibrierung und Verifikation"). Door middel van een scheefheidsfactor wordt in versie 2.0 getracht deze staartvorming zo goed mogelijk te reproduceren. Toch zal het berekende concentratie verloop veelal minder staartvorming vertonen dan in werkelijkheid wordt geconstateerd. De passage duur zal daarom in werkelijkheid wat langer zijn. Het is goed om te beseffen dat de waterbeweging in het Noordelijk Deltabekken slechts getijgemiddeld in de modellen is opgenomen. Dit beperkt vooral de nauwkeurigheid van de berekeningsresultaten in geval van ongelukken in het Noordelijk Deltabekken, doch is minder beperkend indien de verontreiniging afkomstig is uit het bovenrivierengebied. De berekende concentratie is een gemiddelde over het dwarsprofiel. Op korte afstand van de plaats van het ongeluk zal de verontreiniging nog niet gemengd zijn over het dwarsprofiel. Daardoor zijn aan de ene oever hogere concentraties mogelijk dan aan de andere oever. Op de Bovenrijn kan dit merkbaar zijn tot op ca. 80-100 km van het lozingspunt! Na de instroming van een zijrivier doet zich hetzelfde twee-dimensionale effect voor. In deze situatie zal het niet verontreinigde water uit de zijrivier tot gevolg hebben dat aan de instroomzijde de concentratie in eerste instantie lager is dan aan de tegenover gelegen oever. Punten c. en jj zijn steeds tcrugkerende problemen bij de berekeningen. Kort na het ongeluk vormt vooral punt £ een beperking voor de nauwkeurigheid van de concentralieberekening, terwijl punt J vooral de nauwkeurigheid beperkt van looptijdvoorspellingen over grotere afstanden (meerdere dagen vooruit). Derhalve is het raadzaam om zeker de eerste berekeningsresultaten te zien als een indicatie voor mogelijk te verwachten concentratie-niveaus en aankomsttijdcn van de verontreiniging. Voorts is het raadzaam om de berekeningen te herhalen indien nieuwe, aanvullende informatie beschikbaar is gekomen om zodoende de nauwkeurigheid te verbeteren. 22 Appendix A PLAATSNAMEN + KILOMETRERINGEN + OVERZICHTSKAARTEN Rivier Plaats Bovenrijn Bovenrijn Neuhausen-Flurlingen Rekingen Aare *) (nog nader aan te geven) Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn 1 Bovenrijn Bovenrijn 45,8 90,7 Rheinfclden Basel Straatsburg Kebl-Kronenhof Monding Kinzig Monding 111 Seltz Plittersdorf Maxau Speyer Mannheim Monding Neckar 1483 170 2873 292,2 298,2 3113 334 3403 3623 400,6 425 42&\5 Plochingen Gundclsheim Heidelberg 203 100 26 Worms Monding Main Mainz 443,4 496,8 4983 Main*) Main Main Steinbach Obernau Frankfurt 200 92 37 Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Monding Nahe Kaub Monding Lahn "Koblenz" ••) Monding Mosel 529 5463 586 593^ 592,5 Neckar *) Neckar Neckar 1 Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn •) km Bij zijrivieren ligt het 0-punt van de kilometrering bij de uitmonding in de Rijn Omdat het station "Koblenz" represent at ie f wordt geacht voor de afvoer en de looptijd in het traject van de uitmonding van de Moezel tot stroomkilometer 605, is dit station om programmatische redenen fictief verplaatst van stroomkilometer 591.5 naar stroomkilometer 593.5. Bij de in het model gehanteerde looptijden en afvoeren in het genoemde traject, gebaseerd op het station Koblenz bij stroomkilometer 591.5, is rekening gehouden met de afvoer van de Moezel. 23 =-= 1 Rivier Moezel) Moezel Moezel km Perl Cochem 241,8 1933 52 Andernach Bonn Monding Sieg Keulen Diisseldorf Monding Ruhr Ruhrort Wesel Monding Lippe Rees Lobith Pannerden.se Kop 613,8 654,8 659 688 7443 780 780 814 814 837,4 8623 867,2 Trier Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn Bovenrijn *) Plaats Bij zijrivieren ligt het 0-punt van de kilometrering bij de uitmonding in de Rijn Rivier Plaats km Waal Waal Waal Waal Nijmegen Dodewaard Tiel Vuren 884,9 901,4 9133 951,8 Ijssel Ijssel Ijssel Usselkop Deventer Kampen 878,5 945 994,5 Arnhem Amerongen Hagestein 884 922 946,6 Plaats km Nederrijn Nederrijn Nederrijn Lek Lek Lek Rivier Moerdijk bruggen Dordtsche Kil Haringvlictbrug Volkeraksluizen 4,0 4,0 20,5 20,5 Haringvliet Haringvliet Spui Haringvlietsluizen 34,0 47,5 Nieuwe Waterweg Hoek van Holland 1032,0 Hollandsch Hollandsch Hollandsch Hollandsch Diep Diep Diep Diep 24 SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN HET RUN ALARMMODEL vanaf Plittcrsdorf tot Kampen/Vuren en Hagestein * Kampen (9945) (634,0) | * Andernach (613,8) Hagestein (9465) (878,5) (605,0) Lobith (8623) Vuren (951,8) » . — 1 Cochem (52,0) »-l t (862,0) i_ Rces Bimmcn (865,02) * "Koblenz" (5935) (5925) (123,9)| (827,0) r r i e r (1933) • * Kaub (546,2) (212,9) j Wesel (814,0) (529,0) Perl (241,8) t (797,0) Ruhrort (780,8) (242,5) * Mainz (4983) Moezel (762,0) Dusseldorf (744,2) Worms (443,4) Neckar (428,5) (716,0) Keulen (688,8) Speyer (400,6) (376,0) (671,0) Bonn (654,7) * LEGENDA: * Meetstation met Q-H relatie -f vakgrens (862.0) stroomkilometer "Main (496,8) Maxau (3623) (351,0) (634,0) Plittersdorf (340,2) (309,1) 1 25 SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN HET RUN ALARMMODEL vanaf Stein am Rhein tot KehlKronenhof t (309.1) * Kehl-Kronenhof (292.2) (291.4) (283.1) (274.1) (267,5) (260.1) (248.2) (242.5) (2343) (226.6) (173.6) (103.0) Basel t Rheinfelden (149.6) Aare J24.7) (64.4) t Rekingen (90.7) t Neuhausen-Flurlingen (45.8) 26 Appendix B TOELICHTING SCHERM 1 < 2> Lozingstak PROMPT: Voer het nummer in van de tak waar het ongeluk heeft plaatsgevonden (zie commentaar gedeelte). Opmerking: Indien een gemeten concentratie profiel ingevoerd wordt, dient hier het nummer te worden opgegeven van de tak waar de metingen zijn gedaan! < 2> kilometrering PROMPT: Voer de kilometer in van de plaats van het ongeluk. Zie Appendix A en de hierondcr staande opmerking. Opmerking: Indien een gemeten concentratie profiel ingevoerd gaat worden, dient hier natuurlijk de kilometrering van de lokatie waar de metingen zijn gedaan, te worden ingevuld. N.B. Bij het Rijn Alarmmodel kan het voorkomen dat nadat de lozingskilometer is ingevoerd, aanvullend gevraagd wordt of het ongeluk heeft plaatsgevonden in het kanaal of in de (rest-) Rijn. Dit heeft te maken met de parallelle trajecten tussen Basel en Plittcrsdorf (zie Appendix A). Door een K of een R in te typen kan het betreffende traject worden geselecteerd. < 4> Dispersieci(efficient PROMPT: Vul de waarde in van de dispersiecoefficient (m 2 /s) of geef een return indien de default waarde moet worden gebruikt. Opmerking: Indien een waarde wordt opgegeven, geldt deze waarde overal in het desbetreffende stroomgebied tussen lozingspunt en waarnemingspunt. De defaultwaarde per riviertraject wordt bepaald m.b.v. de formule (rekening houdend met de invloed van stagnante zones, zie ook het rapport "Rhein Alarmmodell Version 2.0, Kalibrierung und Verifikation"): 27 , «, • B2 • C D - a • (a + P) 2 • — ft waarin: a : B : us : B : C : a : g : gecalibreerde evenredigheidsconstante de gecalibreerde stagnante zone factor (=A I j/A s ) A b = stagnante deel van de dwarsdoorsnede A s = stroomvoerende deel van de dwarsdoorsnede gemiddelde stroomsnelheid in het stroomvoerende deel van de dwarsdoorsnede breedte van de rivier Chfizy-waarde (=25 • {a/k n } -Z6) k n = constante van Nikuradsc (=0,2 m) waterdiepte zwaartekrachtsversnelling < 5> HaltTwaardetijd j\ktie: Vul het aantal dagen in, waarin 50% van de geloosde stof uit de waterfase verdwijnt. Geef een return indien de stof niet aan eliminatieprocessen onderhevig is. Opmerkingen: 1) Als niet de halfwaarde tijd bekend is. maar het aantal dagen waarin een willckeurig percentage verdwenen is, kan de halfwaarde tijd als volgt worden berekend: Halbwertszeit = jfe •' m ( 2 ) 100 (100 -p) i Hierin is Tp de tijd waarin p % van de stof is verdwenen. Voorbeeld: Stel dat na 115 dagen 70% van de stof is verdwenen, dus: p = 70 % en Tp = 115 (d). Dan is de halfwaarde tijd 6.62 dagen. 2) Het verband tussen de halfwaarde tijd en de eveneens veel gebruikte eerste orde eliminatiekoefficient is: Halbwertszeit = — • ln(2) met k de eerste orde eliminatiekoeQicient (dimensie: 1/d). 28 Voor sedimentatie kan de eerste orde eliminatiekoefficient als volgt worden berekend: k - y l waarin: v = sedimental iesnclhcid F = geadsorbeerde fraktie a = (gemiddelde) waterdiepte (m/d) (-) (m) De geadsorbeerde fraktie F van het totaal gehalte, kan als volgt berekend worden: F- * (l+K S -S) waarin: K = S = partitiecocfficic.nl, uitgedrukt in volume eenheid per gewichtseenheid zwevend stof (gemiddeld) zwevend stof gehalte < 6> Drijvende stof Aktie: Voer een 0 in als de geloosde stof gseji drijvende stof is; voer een 1 in als de geloosde stof wel een drijvende stof is. Opmerking: Een drijvende stof is een stof die zich niet over de waterdiepte verdeelt, maar een vlek .op. het water vormt, zoals olie-achtige substantics. Omdat de stroomsnelheid aan het oppervlak groter is dan de gemiddelde snelheid over de waterdiepte, wordt voor drijvende stoffen een correctie op de gemiddelde snelheid (waar het model normaal mee rekent) aangebracht. 29 Appendix C VOORBEELD CONCENTRATIE-TUDTABEL Veronderstel dat het volgende, gemeten concentratie verloop beschikbaar is (de tijd is gegeven in datum met uren en minuten): concentratie (mg/l) datum-tijd 870506-0815 870506-1820 870507-0600 870507-1200 870507-2300 870508-1855 870509-1230 035 1,45 3,18 2,17 1,60 0,70 0,45 | Stel verder dat het achtergrond concentratie niveau in deze periode 0.20 (mg/l) bedraagt. De in te voeren waarden zijn dan: p-08-24-1989 < 0> Eenheid < < < < < < < 1> 2> 3> 4> 5> 6> 7> t= t= t>= t* ttt» 0.0 10.1 21.8 27.8 38.8 58.7 76.3 - ) Alarm model R i j n V2.0 I I = mo/I c* c= c« c« c» cc- 0.15 1.25 2.98 1.97 1.40 0.50 0.25 t : T i j d (h) c: Concentratie Aantal paren i s 7 De maximale tijd die ingevoerd kan worden is 999.9 (h). De maximale concentratie is 9999.99. Zonodig moet vooraf op een andere eenheid worden overgegaan Wanneer de concentraties verkregen zijn uit verzamelmonsters zou bijv. de volgende meetreeks gevonden kunnen zijn: datum-tijd (interval) 870506-0800 tot 870507-0800 tot 870508-0800 tot 870509-0800 tot 870510-0800 tot 870511-0800 tot 870512-0800 tot 870507-0800 870508-0800 870509-0800 870510-0800 870511-0800 870512-0800 870513-0800 concentratie (mg/l) 035 1,45 3,18 2,17 1,60 0,70 0,45 30 Stel dat het achtergrond concentratie niveau mil bedraagt. De in te voeren waarden zijn dan: ,-08-24-1989 10:58:07- < 0> Eenheid • mg/l < 1> < 2> < 3> < 4> < 5> < 6> < 7> < 8> < 9> <10> <11> <12> <13> <14> c» c« c= c= c= c= c= c= c= c= c= c« c« c= t- 0.0 t- 24.0 t» 24.25 t= 48.0 t= 48.25 t» 72.0 t» 72.25 t= 96.0 t« 96.25 t=120.0 t=120.25 t«144.0 t«144.25 t»168.0 t: Tijd (h) 0.35 0.35 1.45 1.45 3.18 3.18 2.17 2.17 1.60 1.60 0.70 0.70 0.45 0.45 c: Concentratie Aantal paren is 14 31 Appendix D ** PEILSPREKERS + TELEFOONNUMMERS Peilspreker telefoonnummer Neuhausen-Flurlingen Rekingen Rheinfelden Plittersdorf Maxau Speyer Worms Mainz Kaub Koblenz Andernach Bonn Keulen Diisseldorf Ruhrort Wesel Rces (buiten diensttijd) (tijdens diensttijd) Lobith Usselkop (0).- * (0)56 -492474 (0)61 -873551 (0)7222- 19722 (0)721 - 19722 (0)6232- 19722 (0)6241- 19722 (0)6131- 19722 (0)6774- 19722 (0)261 - 19722 (0)2632- 19722 (0)228 - 19722 (0)221 - 736263 (0)211 - 326622 (0)203 - 44098 (0)281 - 23828 (0)2822- 70039 (0)251 - 2708/433 (0)251 - 2708/436 (0)251 - 2708/431 (0)251 - 2708/432 (0)251 - 2708/430 (0)8303- 1420 (0)8303- 8370 Gundelsheim (Neckar) Cochem (Moezel) bij laagwater Trier (Moezel) bij laagwater Perl (Moezel) bij laagwater Obernau (Main) (0)6269- 277 (0)2671- 19722 (0)2673- 1743 (0)651 - 19722 (0)2673- 1743 (0)651 - 3609-332 (0)2673- 1743 (0)6028- 19722 of of of of • contact persoon H. Piotrowiak H. H. H. H. H. Stender Stender Firgau Suntrop Thielemann (s-Absatz 53.) (sAbsatz 53.) (sAbsatz 5.3.) Het station Neuhausen-Flurlingen heeft nog geen peilspreker, die kan worden opgebeld. Derhalve is voorlopig de afvoer bij Neuhausen-Flurlingen gerelateerd aan de waterstand van Rekingen. Voor de afvoer bij Neuhausen-Flurlingen dient derhalve ook de waterstand van Rekingen te worden genomen. ** Niet automatisch maar via de aangegeven contact personen. 32 De landnummers zijn: D naar van D CH NL 0049 0949 CH NL 0041 0031 0031 0941 Het station Kehl-Kronenhof is momenteel nog niet via peilsprekers te bereiken. Voorlopig wordt daarom gebruik gemaakt van betrekkingslijncn met de waterstand in Rheinfelden. De waterstand wordt aangegeven door middel van pieptonen. Het bericht begint met tweemaal de momentanc waterstand aan te geven; vervolgens wordt van de voorgaande 24 uur de waterstand op de even uren gegeven. Hierbij wordt in de tijd terug gegaan. Een bericht "ziet" er als volgt uit: III momentane waterstand 315 cm II L . . . momentane waterstand 313 cm waterstand 312 cm pieptoon; 1 pieptoon = 1 etc. tot 10 pieptonen = 0 lang aangehoden toon geeft scheiding aan tussen de twee cijfers. korte pieptonen geven de scheiding aan tussen de twee keer dat de moentane waterstand wordt aangegeven. wisselcndc tonen geven de scheiding aan tussen de waterstanden op verschillende tijdstippen. 33 Appendix E Maand januari februari maart april mei juni juli augustus September oktober november december CORRECTIE WATERSTANDEN REKINGEN IN VERBAND MET BEGROEIING (volgens opgave van de Landeshydrologie und -geologie in Bern, april 1991) correctie (in centimeters) 0 0 0 -1 -2 -4 -6 -5 -3 - 1 - 1 -1 N.B.: De correcties zijn negatief, d.w.z, dat de opgevraagde waterstand moeten worden verminderd met de aangegeven waarde. 34 Appendix F FOUTKODES Vanuit het rekenprogramma kunnen aan de gebruiker foutmeldingen worden gegeven. Omtrent de fout worden de volgende gegevens getoond: (zie ook KAL99 in de Systeemdocumentatie) - De naam van de routine waarin de fout optreedt. - Een vijfcijferige foutkode: 1 tot 2 cijfers die het routinenummer geven, 3 cijfers voor het volgnummer binnen de routine. Bijvoorbeeld: foutkode 23005 duidt op een foutmelding vanuit de routine 23 (=KAL07) en heeft 5 als volgnummer binnen deze routine. - Een korte omschrijving van de fout, minimaal 1 en maximaal 3 regels. Een aantal fouten zullen in de praktijk niet optreden. Deze worden reeds in het ondcrvangen of in voorgaande routines reed's gedctecteerd. De mogelijkheid tot in de source opgenomen. Dit kan nuttig zijn bij het aanpassen van het model of stand alone gebruik van het rekenprogramma. Hieronder wordt aan dc hand van de foutkode een omschrijving gegeven. Waar oplossing voor het opheffen van de fout gegeven. preprocessorprogramma detect ic is echter nog wel de invoerbestanden en dit mogelijk is, wordt ccn Foutkode 01001,01002 Vanuit het invocrprogramma wordt de index van zowel de lozings- als waarnemingsrivier aan het rekenprogramma doorgegeven. Deze lozings- of de waarnemingsrivier maakt geen onderdeel uit van het ingelezen netwerk of de bij ieder geschematiseerd tak behorende verwijzing naar een riviernummer is niet correct. Controleer dit laatste in uw netwerkbestand (RUN.NET). Foutkode 13001,13002, 13003 De ingelezen waterstand-looptijdtabel is te klein gedimensioncerd. Foutkode 13001 duidt op een te groot aantal waterstand-looptijdparen in de tabel, de foutkode 13002 duidt op een te groot aantal deeltrajecten in deze tabel en de foutkode 13003 duidt op een te groot aantal tabellen, ergo te veel meetstations. Vergroot de bijbehorende parameter, respectievelijk NREFO en IPMAX en NOREF, en compileer en link het model opnieuw. Foutkode 13004 De looptijd in een compartiment kan worden berekend aan de hand van in te lezen waterstand-looptijdtabellen. Het bij een compartiment behorende mcetstation is niet in de invoer (THREL.RYN) aangetroffen. De index van een bij een compartiment behorend mcetstation kan in het bestand RUN.VAK worden opgegeven. Controleer de invoer. Foutkode : 13005 Zie 13004. De voor een compartiment gespecificeerdc index voor een deeltraject van de waterstandlooptijd in de invoer (RUN.VAK) verwijst naar een niet bestaand deeltraject. Controleer uw invoer. Foutkode 14001, 14002 De looptijd in de Nederlandse Rijntakken wordt bepaald met behulp van waterstand-looptijdtabellen. De tabel is te groot voor de huidige array dimensies. Foutkode 14001 duidt op een te groot aantal trajecten in de tabel; foutkode 14002 duidt op een te groot aantal waterstand-looptijdparen in de tabel. Foutkode 14001 kan ook veroorzaakt worden door een onjuiste verwijzing naar een traject in de tabel. De verwijzingen per compartiment staan in het bestand RUN.VAK Controleer de invoer of verhoog 66n van de parameters ITMAX (14001) of NREFN (14002) en compileer en link het model opnieuw. Foutkode : 19001 Bij het lezen van het netwerkbestand (RUN.NET) zijn geen records, andere dan commentaarrecords gevonden. In de meeste bestanden kan voor de data ccn willckcurig aantal datarecords voorkomen. Een dergelijk blok records dient afgesloten te worden door een record waarbij in de eerste positie de 35 astern voorkomt. Ook waneer geen commentaar is opgenomen dient dit record (als eerste record in dit geval) voor te komen (zie ook de beschrijving van dc databcstanden). Controleer uw netwerkbestand. Foutkode 19002 Het aantal ingelezen netwerktakken (records met takinformatie) is te groot voor de array dimensies. Verhoog de parameter NOTAKM en compileer en link het model opnieuw. Foutkode : 20001 en 20004 De ingelezen index voor de lozingstak (20001) of waarnemingstak (20004) is gelijk aan of kleiner dan nul. Deze fout wordt veroorzaakt door een beschadigd preprocessor bestand (RUN. UUT) of een fout in het preprocessorprogramma. Foutkode : 20002 Uit het preprocessor bestand is een niet identificeerbaar lozingstype gelezen. Zie de opmerking bij foutkode 20001/ 20004. Foutkode : 20003 Uit het preprocessor bestand is een onbekende kode voor het waarnemingsgebied gelezen. Zie de opmerking bij foutkode 20001/20004. Foutkode : 22001 Het debiet in een tak kan binnen het model op diverse manieren worden bepaald (zie KAL04). Hiertoe wordt in het netwerkbestand (RUN.NET) voor ieder tak een kode gespecificeerd. De opgegeven kode wordt door het model niet herkend; de kode correspondeert niet met ccn van de beschikbare berekeningsmethoden. Controleer de invoer. Foutkode 22002 Het debiet in de takken van het Noordelijk Deltabekken wordt bepaald met behulp van tabellen per tak (NDB.QQ1). Voor het gespecificeerde (RUN.NET) tak is geen tabel beschikbaar. Controleer de invoer. Foutkode 22003 Voor een tak is de kode voor debiet-berekening in de Maastakkcn gespecificeerd. Deze methode is alleen in het Maasmodel beschikbaar. Controleer uw invoer. Foutkode 23001,23003 Lozingen van het type "front" (23001) of "meetwaarden volgens tabel" (23003) worden in het model omgezet in een serie pulslozingen. Het berekende aantal van deze pulslozingen is te groot voor de huidige array dimensies. In feite loopt u hier tegen een van de onmogclijkhedcn van het model aan. Het tijdsinterval tussen de opeenvolgende pulslozingen wordt ondermecr bepaald door de looptijd ter plaatse van het waarnemingspunt en de duur van de lozing op de lozingslocatie. Het bcrekenen van dc concentratie op een verder van het lozingspunt gelegen locatie geeft een grotere looptijd en daarmee een lager aantal berekende pulslozingen. Om de aankomstijd van de verontreinigingsgolf te bepalen zou in eerste instantie met een kleinere duur van deze lozing kunnen volstaan om binnen de huidige array-grenzen te blijven (= maximaal 100 pulslozingen). Foutkode 23004 Het aantal in te lezen concentratie-tijd paren op het lozingspunt is te groot voor de huidige array dimensies. Verhoog de parameter NPTM of verminder het aantal concentratie-tijd paren. Foutkode : 24001 Het aantal gespecificeerde compartimenten is te groot voor de huidige array dimensies. Vergroot de parameter NOVAKM en compileer en link het programma opnieuw. Foutkode : 24002 36 Voor ieder compartiment is in de invoer een verwijzing naar de tak waartoe het compartiment behoort opgenomen (RUN.VAK). De gespecificeerde tak komt echter niet in het netwerkbestand voor (RUN.NET). Controleer de invoer. Foutkode : 24003 Voor een tak, waarvan het (externe) nummer wordt gegeven, is de som van de lcngtes van de afzonderlijke compartimenten niet gelijk aan het verschil tussen begin en eindkilometrering van de tak. Controleer de invoer. Foutkode Zie 24002. 25001 Foutkode : 25002 In het bestand met compartimentdata (RUN.VAK) is, per compartiment, een kode gespecificeerd die overeenkomt met een specifieke methode voor berekening van de stroomsnelheid in dat compartiment. De ingelezen waarde correspondeert niet met 66n van de beschikbare methoden. Controleer de invoer. Foutkode 25003 Zie 25002. Voor een compartiment is de berekeningsmethode voor de stroomsnelheid gespecificeerd als voor een compar-timent behorende tot de Maastakken gespecificeerd. Deze is alleen in het Maasmodel beschikbaar. Foutkode Zie 24002. : 26001 Foutkode : 26002 In de invoer (RUN.VAK) is voor ieder compartiment een kode opgenomen die overeenkomt met met een specifieke methode voor de berekening van de dispersiecoefficient. De gelezen kode correspondeert niet met ecu van de beschikbare methoden. Controleer de invoer. Foutkode : 27001 Het aantal gevonden paden tussen lozings- en waarnemingspunt is te groot voor de huidige array dimensies. Vergroot de parameter NOPDM en compileer en link het programma opnieuw. Foutkode : 27002 Bij het doorlopen van een gevonden pad is een tak gevonden, waarbij geen compartimenten behoren. Controleer de invoer. Foutkode 27003 Het waarnemingspunt is gclokaliscerd stroomopwaarts van het lozingspunt. Controleer de invoer. (preprocessor) Foutkode 27004,27005 Het lozings- (27004) of waarnemingspunt (27005) kan niet worden gelokaliseerd in een van de paden. Foutkode 27006 De op het lozingspunt berekende snelheid is nul m/s. Foutkode 28001 Het ingelezen debiet op de waarnemingstak is gelijk aan nul m y s . Foutkode : 28002 De ondergrens van de in het concentratieberekening te beschouwen tijdsinterval is groter dan de bovengrens. Waarschijnlijk is een onjuiste looptijd gedefinieerd. 37 Foutkode : 28003 Het product van de gemiddelde dispersiecoefficient en de looptijd is nul en TACC > 0 (zie routine KAL12 in de Systeemdocumentatie) Foutkode : 28004 idem 28003, maar nu is TREL < Looptijd van het eerste berekende compartiment. Foutkode 28005 De berekende looptijd aan het begin van een compartiment en aan het eind van dit compartiment zijn gelijk. Foutkode : 28006 idem 28003, maar nu is het tijdstip waarop de concentratie berekend moet worden groter dan dc looptijd van het vorige compariment en kleiner dan de looptijd van het huidige compariment. Foutkode : 28007 Er is geen concentraticverloop berekend (JTEL = 0). Waarschijnlijk is de massafractie voor elk pad kleiner dan dc grenswaarde. Foutkode : 28008 De berekende concentratie is negatief. Foutkode Zie 27001. : 30001 Foutkode : 37001 t/m 37004 Deze uit de routine OPENF afkomstige font meldingen spreken voor zich. Controleer de voor iedere invoerfile gespecificeerde data (FILES.DAT). Foutkode : 39001 Het aantal concentratie-tijdparen op het waarnemingspunt is te groot voor de huidige array dimensies. Verhoog de (locale) parameter NOREF en compileer en link het programma opnieuw. Foutkode Zie 22002. : 40001 Foutkode : 41001 De in te lezen debiet-snelheidrelatie tabel is te groot voor de huidige array dimensies. Verhoog de parameter NREFM en compileer en link het programma opnieuw. Foutkode : 41002 Voor de snelheidsberckening in een compartiment in het Noordelijk Deltabekken wordt in het bestand met compartiment data (RUN.VAK) een verwijzing opgenomen naar een traject in de debietsnelheidrelatie. Hier wordt verwezen naar een niet in de relatie opgenomen traject. Controleer dc invoer. Foutkode : 42001 De uit het preprocessor gelezen lozings- of waarnemingstak is een kanaal. Het bijbehorende kilometrering correspondeert echter niet met een van de bekende kanalen op de Bovenrijn. Foutkode : 42002 Uit het preprocessorbestand is een verkeerde kode voor een rivier of kanaal gelezen. Dit duidt op een fout in het preprocessor programma (zie bestand RUN.UUT).
© Copyright 2024 ExpyDoc