Download hier het rapport

Van der Kolk Advies
Invulling experimenteerzone stimulering bio-based
economy Noord-Nederland door vermindering van
belemmerende regeldruk
Verloop van het project en geleerde lessen
Van der Kolk Advies
035 – 6669873
[email protected]
14 mei 2014
Inhoudsopgave
pagina
Samenvatting en geleerde lessen
1. Inleiding
4
2. Inhoud en verloop van het project
Fase 1
Fase 2
Fase 3
5
5
6
8
3. Geleerde lessen
10
Bijlagen
1. Green deal Kamer van Koophandel Noord-Nederland
2. Deelnemers aan het project
3. Financieel bijdragende partijen
1
Samenvatting en geleerde lessen
Op initiatief van de Kamer van Koophandel Noord-Nederland is in samenwerking
met de ministeries van Economische Zaken en Binnenlandse zaken en
Koninkrijksrelaties het initiatief genomen tot het bewerkstelligen van een
experimenteerzone in Noord-Nederland, waarin belemmeringen voor biobased
bedrijfsactiviteiten zijn weggenomen, met behulp van het programma "Ruimte voor
regels". Daarover is vervolgens een Green Deal gesloten. De belemmeringen zijn in
kaart gebracht en er zijn oplossingen gegenereerd. Tevens is de aard en de omvang
van de biobased activiteiten in de regio in kaart gebracht. In het onderhavige rapport
is het verloop van het project geanalyseerd, op basis waarvan lessen zijn
geformuleerd.
De inventarisatie heeft geresulteerd in een 12-tal case beschrijvingen met een 40-tal
belemmeringen. De knelpunten zijn nader juridisch ingedeeld en geanalyseerd.
Algemene conclusie is, dat voor vrijwel alle belemmeringen in beginsel een oplossing
voorhanden is binnen de ruimte die bestuurders hebben binnen bestaande
regelgeving. De meeste knelpunten hebben betrekking op een bepaalde activiteit, los
van de locatie. Enkele knelpunten hebben betrekking op de locatie
(bestemmingsplannen). De oplossing van de meeste knelpunten wijst daarmee niet
zozeer in de richting van een zone met een apart regime voor regelgeving.
Overigens sluiten de knelpunten aan bij de knelpunten die in eerdere studie zijn
gesignaleerd.
Aan de hand van de gegenereerde oplossingen lopen contacten met enkele van de
bedrijven die hebben deelgenomen aan het project om de door hen aangedragen cases
verder te brengen.
Uit de inventarisatie van de aard en de omvang van biobased bedrijfsactiviteiten bleek
ruwweg berekend een jaarlijkse omzet van € 4,6 mld. Daarvan is ruim € 200 mln. te
relateren aan bedrijven waar zich de gesignaleerde knelpunten voordoen.
Met de resultaten van het project zijn mede verbindingen te leggen met gerelateerde
initiatieven in noord Nederland.
De belangrijkste geleerde lessen zijn:
1. Zorg vooraf voor voldoende commitment van overheden en bedrijven op
bestuurlijk niveau om niet alleen het onderzoek uit te voeren, maar vooral om de
resultaten werkelijk toe te passen. Zorg voor voldoende betrokkenheid tijdens het
project van stakeholders die essentieel zijn bij het realiseren van het uiteindelijke
doel.
2. Leiderschap, visie en durf van hoofdrolspelers zijn belangrijk voor het
implementeren van de resultaten van het project en het creëren van de juiste context.
3. Houd rekening met de context van het project:
- binnen bedrijven: wat is de urgentie, wat is het potentieel en zijn er meer
voorwaarden die moeten worden vervuld dan alleen het oplossen van de knelpunten
waarop het onderzoek is gericht (de micro context)?
2
- in de buitenwereld: de relatie en de mogelijke synergie met gerelateerde projecten
(de macro context).
4. Ga in de fase van inventarisatie bij bedrijven na of zij de voorgenomen activiteit
waarbij zich belemmeringen in regelgeving voordoen ook werkelijk gaan
concretiseren als er zicht is op oplossing van de belemmeringen.
5. Zorg voor de juiste inzet van de juiste deskundigheid per activiteit in het project,
zodat de resultaten daarvan bij de essentiële stakeholders worden erkend.
6. Pas de oorspronkelijke uitgangspunten en concepten uit de initiatieffase van het
project waar zinvol aan op basis van de resultaten (in het onderhavige geval: in plaats
van een "experimenteerzone", per geval oplossingen toepassen binnen de kaders van
de bestaande regelgeving, met mogelijk een enkele maatwerk afwijkingen van de
regels).
3
1. Inleiding
In juli 2012 is door de Kamer van Koophandel Noord-Nederland een project gestart
met als doel te komen tot de invulling van een experimenteerzone ter stimulering van
de bio-based economy in Noord-Nederland door vermindering van belemmerende
regeldruk. Achtergrond en aanleiding voor het project zijn de kansen die in NoordNederland in beeld zijn en belemmeringen die daarbij zijn gesignaleerd. 1 Het project
is gericht op de regio Eemsdelta – Oldambt – Veenkoloniën. De beoogde
uitvoeringstermijn was juli 2012 – medio 2013.
Het project is ondersteund met een Green deal tussen de Kamer en de Rijksoverheid
(bijlage 1). Vanuit het Rijk bezien was het mede van belang dat het project
oplossingen en leerpunten oplevert die elders kunnen worden gebruikt. Het project
past voorts in de "Right to challenge" en "Ruimte voor regels" aanpak vanuit het
ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.
In dit rapport is de inhoud en het verloop van het project weergegeven en de daarvan
geleerde lessen, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. De
toepassing van de resultaten van het project loopt nog.
De opsteller van dit rapport heeft alle bijeenkomsten van de projectgroep bijgewoond
en gedurende het project diverse bilaterale gesprekken gevoerd met de projectleider,
vertegenwoordigers van het ministerie van Economische Zaken, SIRA Consulting
(externe adviseur) de NOM en de provincie Groningen. Verder is gebruik gemaakt
van alle relevante projectdocumentatie en opgeleverde rapporten.
1
- De bio-based economy in Noord-Nederland. Chemie ontmoet agro, NOM, dec. 2011
- Botsende belangen in de bio-based economy. Een inventarisatie en een analyse van de belemmeringen in de
transitie naar een bio-based economy. SIRA, nov. 2011
- Een punt op de horizon. Aanzet voor een intersectoraal Businessplan Bio-based Economy, Werkgroep Businessplan Bio-based Economy, juni 2011
- Een verkenning van de (juridische) belemmeringen in de ontwikkeling van de bio-based economy in
Nederland, KNN/Pro Facto, juli 2011
4
2. Inhoud en verloop van het project
De Kamer van Koophandel Noord-Nederland heeft een projectleider ter beschikking
gesteld, de heer Van Zanten. De projectleider werd ondersteund door een
Klankbordgroep, waarin betrokken partijen zitting hadden. Tevens namen externe
adviseurs deel aan de vergaderingen, alsmede uitvoerders van de verschillende fasen
respectievelijk deelonderzoeken van het project (Bijlage 2). De Klankbordgroep heeft
viermaal vergaderd. Het project is financieel ondersteund door een elftal partijen
(bijlage 3).
Het project bestond uit een drietal fasen:
1. In kaart brengen van regeltechnische belemmeringen en knelpunten.
2. Analyse en genereren van oplossingen voor de aangetroffen belemmeringen en
knelpunten.
3. Bevordering van de realisatie van de oplossingen.
Fase 1: In kaart brengen van Regeltechnische belemmeringen en knelpunten
Deze fase is uitgevoerd door de heer Rodenhuis van Van Hall Larenstein. De heer
Rodenhuis heeft een technische en bedrijfskundige achtergrond.
Voor de uitvoering van fase 1 is een projectplan opgesteld. 2 In eerste instantie zijn
circa 30 bedrijven schriftelijk benaderd door de Kamer van Koophandel; 4 bedrijven
hebben aangegeven mee te willen werken aan het onderzoek. Vervolgens zijn nog
circa 120 bedrijven en andere partijen per email of telefonisch benaderd. Dat heeft
uiteindelijk geresulteerd in een 30-tal interviews en een 12-tal case beschrijvingen,
waaruit ruim 40 belemmeringen naar voren zijn gekomen.
De belemmeringen zijn aangegeven per innovatiesysteem. Daarbij is aangegeven wat
het stadium is van de cases in termen van voortschrijdende realisatie van de
innovatie, in de vorm van een viertal opeenvolgende "innovatiemotoren" (met tussen
haakjes het aantal motoren respectievelijk belemmeringen per motor):
1. Kennismotor, welke gericht is op kennisontwikkeling en kennisdeling (deze motor
kwam niet voor in het onderzoek).
2. Ondernemersmotor (9), welke gericht is op het ontwikkelen van
toepassingsgerichte kennis door middel van pilotprojecten (10 belemmeringen).
3. Systeemopbouwmotor (11), welke gericht is op commercialisering van een
technologie in een niche via een bedrijfsmodel (25 belemmeringen).
4. Marktmotor (5), welke gericht is op optimalisatie van de markt (9 belemmeringen).
2
Plan van aanpak Invulling experimenteerzone stimulering biobased economy door verminderen regeldruk, fase
1, E.J Rodenhuis, F. W. Visser, Leeuwarden, 10 oktober 2012.
5
Schematisch als volgt weer te geven.
Behalve de kennismotor komen alle stadia van innovatie voor, met belemmeringen in
elk van de stadia (met een accent op de systeemopbouwmotor).
Er zijn uitgebreide case beschrijvingen opgesteld, die echter om redenen van
vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie niet ter beschikking konden worden gesteld.
De indruk van de Projectgroep was, dat de resultaten van de inventarisatie een
representatief beeld geven van de belemmeringen in de biobased activiteiten in noord
Nederland.
De aard van de belemmeringen liggen op de volgende terreinen:
- bestemmingsplannen
- bouwbesluit
- meststoffenwetgeving
- afvalstoffenwetgeving
- milieuvergunningen
De meeste belemmeringen zijn niet locatie gebonden; enkele wel, met name het niet
kunnen ontplooien van industriële activiteiten in agrarische bestemde gebieden.
Aan het einde van fase 1 is een nieuwsbrief aan financiers en belanghebbenden
gezonden.
Fase 2: Analyse en genereren van oplossingen voor de aangetroffen belemmeringen
en knelpunten.
Juridische analyse
In fase 2 is door de bureaus Lexnova en Pro Facto een juridische analyse gemaakt van
de belemmeringen en zijn oplossingsrichtingen aangegeven 3. Tevens is de aard en de
omvang van de biobased economy in de noordoostelijke regio geïnventariseerd. 4
In de juridische analyse is per belemmering de wettelijke grondslag aangegeven en
een juridische analyse gemaakt. Vervolgens zijn aan de hand van de volgende criteria
3
Invulling experimenteerzone stimulering biobased economy door vermindering regeldruk, regio Eemsdelta,
Opdampt en Veenkoloniën, Eindrapportage fase 2, G.Blekkenhorst, F.W. Visser, H.B. Winter, T.A. Pals,
Lexnova en Pro Facto, Groningen, juni 2013
4
De aard en omvang van de Bio-based Economy in de Noordoostelijke regio, G. de Jong, W.A. Veele, G.J.W.
Euverink, Rijksuniversiteit Groningen, juni 2013
6
de cases geselecteerd die zich het beste lenen voor een succesvol vervolg:
- De ondervonden belemmering moet zijn gelegen in regelgeving, anders gezegd; er
moet sprake zijn van een juridische belemmering.
- De ondervonden belemmering moet zijn gelegen in regelgeving op lokaal,
provinciaal of nationaal niveau.
- De ondervonden belemmering wordt bij voorkeur door twee of meer bedrijven in
de regio Eemsdelta, Oldambt en Veenkoloniën ondervonden.
- De ondervonden belemmering geldt specifiek voor activiteiten die tot de biobased
economy worden gerekend en niet voor allerlei andere activiteiten die daar niet toe
behoren.
Tevens zijn in algemene zin oplossingsrichtingen aangegeven, in de vorm van de
Crisis- en herstelwet, mogelijkheden voor tijdelijke afwijkingen van
bestemmingsplannen en regels, wijziging of schrappen van regels, gedogen en
instelling van een gebied met bepaalde vrijheidsgraden.
Ten slotte zijn deze oplossingsrichtingen gekoppeld aan de belemmeringen.
Over de juridische uitleg van en mogelijke oplossingen voor enkele belemmeringen is
tussentijds contact gelegd met de ministeries van Infrastructuur en milieu
respectievelijk Economische Zaken.
Algemene conclusie is, dat voor vrijwel alle knelpunten in beginsel een oplossing
voorhanden is. De meeste knelpunten hebben betrekking op een bepaalde activiteit,
los van de locatie. Enkele knelpunten hebben betrekking op de locatie
(bestemmingsplannen). De oplossing van de meeste knelpunten wijst daarmee niet
zozeer in de richting van een zone met een apart regime voor regelgeving.
Overigens sluiten de knelpunten aan bij de knelpunten die zijn gesignaleerd in de
studie "Botsende belangen in de biobased economy"1.
Inventarisatie biobased bedrijfsactiviteiten
De inventarisatie van de biobased activiteiten in de noordelijke regio Groningen,
Friesland en Drenthe) omvat het aantal en de omvang van de bedrijven respectievelijk
kennisinstellingen, gegroepeerd in de systematiek van de Boston Consulting Group
(zie volgende pagina).
7
De omvang is weergegeven in fte en – aan de hand van omzet per fte per SBI code –
in geld. Daarbij is een schatting gemaakt van het aandeel biobased activiteiten per
bedrijf.
In totaal zijn 233 bedrijven en 69 instellingen aangetroffen. De ruwe indicatie van de
omzet per jaar van de bedrijven is € 4,6 mld. Daarvan is ruim € 200 mln. te relateren
aan bedrijven waar zich de gesignaleerde knelpunten voordoen.
Fase 3: Bevordering van de realisatie van de oplossingen.
Op basis van de resultaten van de fasen 1 en 2 zijn in de Klankbordgroep diverse
voorstellen gedaan voor het invullen van fase 3. De volgende activiteiten hebben
plaatsgevonden.
- De onderzoeksrapporten5 zijn toegezonden aan alle betrokken bedrijven en
overheden (provincies Groningen en Drenthe, gemeenten Oldambt en Emmen). Hier
is weinig reactie op gekomen.
- De overheden zijn verzocht om pro actief in te zetten op opheffing van de
belemmeringen. Resultaten daarvan zijn niet bekend. Vermoedelijk zal dit pas
gestalte kunnen krijgen aan de hand van concrete acties van bedrijven.
5
a. Invulling experimenteerzone stimulering biobased economy door vermindering regeldruk, regio Eemsdelta,
Oldambt en Veenkoloniën, Eindrapportage fase 2, G.Blekkenhorst, F.W. Visser, H.B. Winter, T.A. Pals,
Lexnova en Pro Facto, Groningen, juni 2013
b. De aard en omvang van de Bio-based Economy in de Noordoostelijke regio, G. de Jong, W.A. Veele, G.J.W.
Euverink, Rijksuniversiteit Groningen, juni 2013
8
- De onderzoeken zijn gepubliceerd en hebben aandacht gekregen in diverse media en
op het congres Biobased economy – Dagen in de Eemsdelta (11 oktober 2013).
- Oplossing van een vijftal cases door opneming in de Crisis- en herstelwet. Dit is niet
gelukt omdat bedrijven er niet in slaagden de cases voldoende concreet te maken.
- Er is nader contact geweest vanuit de Kamer van Koophandel met alle bedrijven die
bereikt konden worden over de actualiteit van de belemmeringen en de bereidheid
mee te werken aan de oplossing daarvan. Dit heeft geleid tot nader overleg met
enkele bedrijven, maar nog niet tot concrete actie vanuit de bedrijven richting
partijen die de knelpunten kunnen oplossen.
- Er is een werkgroep ingesteld van regionale overheden en de NOM om de invulling
van fase 3 gestalte te geven. De werkgroep heeft eenmaal vergaderd in augustus 2013.
Door reorganisatie van de Kamer van Koophandel was met ingang van eind 2013 een
rol vanuit de Kamer niet meer mogelijk. Het project is overgedragen aan de NOM. De
NOM heeft met een selectie van bedrijven nader contact gezocht. Ook dat heeft op
het moment van schrijven van dit rapport (april 2014) nog niet geleid tot het
bewerkstelligen van oplossingen voor de belemmeringen in een of meer van de cases,
maar er zijn duidelijke kansen geformuleerd.
9
3. Geleerde lessen
Uit het project valt een groot aantal lessen te leren. De lessen zijn gegroepeerd in een
aantal sub paragrafen. Ter illustratie is steeds aangegeven wat de relatie is met het
onderhavige project. Hierna eerste de belangrijkste lessen.
Belangrijkste lessen
1. Zorg vooraf voor voldoende commitment van overheden en bedrijven op
bestuurlijk niveau om niet alleen het onderzoek uit te voeren, maar vooral om
de resultaten werkelijk toe te passen. Zorg voor voldoende betrokkenheid
tijdens het project van stakeholders die essentieel zijn bij het realiseren van
het uiteindelijke doel.
2. Leiderschap, visie en durf van hoofdrolspelers zijn belangrijk voor het
implementeren van de resultaten van het project en het creëren van de juiste
context.
3. Houd rekening met de context van het project:
- binnen bedrijven: wat is de urgentie, wat is het potentieel en zijn er meer
voorwaarden die moeten worden vervuld dan alleen het oplossen van de
knelpunten waarop het onderzoek is gericht (de micro context)?
- in de buitenwereld: de relatie en de mogelijke synergie met gerelateerde
projecten (de macro context).
4. Ga in de fase van inventarisatie bij bedrijven na of zij de voorgenomen
activiteit waarbij zich belemmeringen in regelgeving voordoen ook werkelijk
gaan concretiseren als er zicht is op oplossing van de belemmeringen.
5. Zorg voor de juiste inzet van de juiste deskundigheid per activiteit in het
project, zodat de resultaten daarvan bij de essentiële stakeholders worden
erkend.
6. Pas de oorspronkelijke uitgangspunten en concepten uit de initiatieffase van
het project waar zinvol aan op basis van de resultaten (in het onderhavige
geval: in plaats van een "experimenteerzone", per geval oplossingen toepassen
binnen de kaders van de bestaande regelgeving, met mogelijk een enkele
maatwerk afwijkingen van de regels).
Initiatief
Er zal altijd een initiatiefnemer zijn. Relevant is helder in beeld te hebben vanuit
welke aanleiding het initiatief is ontstaan, of sprake is van overlapping met andere
initiatieven, wiens belangen met het initiatief worden gediend en of de
initiatiefnemer de meest aangewezen partij is om het project te managen en/of uit te
voeren (zowel qua management capaciteiten, inhoudelijke deskundigheid, als
acceptatie/gunning van de beoogde rol door de belangrijkste stakeholders).
Van de initiatiefnemer zal worden verwacht dat hij de visie, het doel, de afbakening,
de te betrekken partijen en hun rollen, de financiering, de aanpak en de beoogde
resultaten vorm geeft, al dan niet met inschakeling van derden. Deze punten komen
10
hierna aan de orde. Cruciaal is dat de visie etc. wordt afgestemd met de belangrijkste
stakeholders. Van bijzonder belang daarbij is het verkrijgen van bestuurlijk draagvlak,
niet alleen voor onderzoek en analyse, maar vooral ook commitment vooraf voor het
realiseren van wat uiteindelijk met het project wordt beoogd: het wegnemen van
knelpunten bij de ontwikkeling van biobased activiteiten bij ondernemingen
(Belangrijkste lessen 1 en 2).
Initiatiefnemer was de Kamer van Koophandel Noord-Nederland. Een notitie over de
focus en essentie van het project en een deels uitgewerkt projectplan is medio 2012
besproken in een breed overleg met relevante partijen. Het bestuurlijk commitment
vooraf lijkt vooral te zijn gegeven voor de onderzoeksfase.
Visie
De visie op het project dient in de eerste plaats te omvatten wat met het project wordt
beoogd, binnen welke context dat plaatsvindt, wat de urgentie is van oplossingen en
wat de relatie is met eventuele andere initiatieven waarmee raakvlakken bestaan.
Daarbij is zeker van belang een goed beeld te hebben van wie wat wordt verwacht,
zoals in het onderhavige project: "bedrijven moeten het doen, overheden moeten het
mogelijk maken"(belangrijkste les 2).
In het project werd beoogd een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van biobased
activiteiten in noordoost Nederland. De analyses, oplossingen en implementatie
dienen in relatie tot de macro en micro context te worden bezien (Belangrijkste les 3)
De macro context betreft activiteiten op rijksniveau (zoals in dit geval de
Hoofdlijnennotitie biobased economy, het Topsectorenbeleid) en noordoost
Nederland als regio met veel agrarische activiteiten en biobased industrieën en
kennisinstellingen, waar blijkens voorafgaande onderzoeken potentieel voor verdere
ontwikkeling aanwezig is (o.a. Roadmap Biobased economy Noord Nederland;
Perspectieven door kracht, Advies van de Commissie landbouw Veenkoloniën).
Andere initiatieven in de regio waren in het onderhavige geval onder andere
Eemsdelta Green en de Groene havenvisie van Groningen Seaport. Relevant is, gelijke
belangen en mogelijke synergiën te identificeren en uit te wisselen
De micro context betreft de omstandigheden bij bedrijven waar de knelpunten in
regelgeving zich voordoen, met name de betekenis van knelpunten in relatie tot de
urgentie en het economisch potentieel en de overige voorwaarden/op te lossen
knelpunten die doorslaggevend zijn voor de verdere ontwikkeling van de beoogde
biobased activiteiten (zoals bedrijfsstrategie, financiële middelen, kennis, urgentie).
Eventuele knelpunten in de regelgeving kunnen niet geïsoleerd worden bezien van
andere relevante factoren in bedrijven. Het is van groot belang bij bedrijven na te
gaan of zij de voorgenomen activiteit waarbij zich belemmeringen in regelgeving
voordoen ook werkelijk gaan concretiseren als er zicht is op oplossing van die
belemmeringen (Belangrijkste les 4).
11
Doel
Zoals bij elk project is een duidelijke, specifieke doelstelling noodzakelijk, met een
verbinding naar de bredere context en voldoende flexibiliteit om het doel te kunnen
bijsturen afhankelijk van tussentijdse resultaten.
In het project was dat het identificeren van juridische knelpunten, het identificeren
of genereren van oplossingen daarvoor en het bevorderen van de implementatie
daarvan bij de ontwikkeling van biobased activiteiten. Uitgangspunt was de realisatie
van een "experimenteerzone", een geografische gedefinieerd gebied, waarbinnen
regels zouden kunnen worden aangepast of waarvan al dan niet tijdelijk onder
voorwaarden zou kunnen worden afgeweken. Uit de inventarisatie bleek dat de
meeste knelpunten niet geografisch gebonden zijn, maar van algemene aard zijn (met
name de afvalstoffenstatus en de beperkingen op basis van de mest-en bouwstoffen
regelgeving). Enkele knelpunten hebben betrekking op de lokale situatie:
bestemmingsplannen en vergunningen.5a In veel gevallen bieden regelgeving en
plannen mogelijkheden tot oplossingen.
Afbakening
Een duidelijke afbakening is nodig naar geografie, soorten te onderzoeken
activiteiten, en de relatie/complementariteit met andere aanpalende projecten.
Hierboven is voor het onderhavige project al aangegeven dat het om noordoost
Nederland en industriële biobased activiteiten ging. Een relatie met verwante
projecten is minder duidelijk gelegd.
Te betrekken partijen en hun rollen
De te betrekken partijen zouden naast de initiatiefnemer in elke geval moeten zijn:
- (representanten van) de te onderzoeken organisaties (i.c. bedrijven);
- organisaties met een doorslaggevende rol in het oplossen van knelpunten in
regelgeving (i.c. rijk, provincies en gemeenten);
- relevante stakeholders met invloed op de realisatie van oplossingen;
- vertegenwoordigers van nauw gerelateerde projecten.
Deelnemers aan het project zijn weergegeven in bijlage 2. Bedrijven (Suikerunie),
provincies en gemeenten (Agenda voor de Veenkoloniën, Oldambt)bleken beperkt
vertegenwoordigd.
De financiering
In de eerste plaats dienen vanzelfsprekend de financiële middelen in
overeenstemming te zijn met het beoogde doel, de afbakening, de aanpak en de
beoogde resultaten. Cruciaal is dat de primair belanghebbende partijen een
betekenisvol aandeel in de financiering bijdragen.
In het onderhavige project heeft een groot aantal bedrijven financieel bijgedragen
12
(bijlage 3). Bedrijven zijn de primaire belanghebbenden. Van hen was circa 5% van de
bijdragen afkomstig (met daarnaast 20% van overkoepelende organisaties van
bedrijven, i.c. de Kamer van Koophanden en LTO).
Aanpak
Binnen de aanpak is een onderscheid gemaakt naar projectstructuur, proces en
inhoud.
Projectstructuur
Een heldere projectstructuur waarbij eenvoud en overzichtelijkheid voorop staan is
een belangrijk element voor het welslagen van projecten. Vele varianten zijn
mogelijk. Het is aan de initiatiefnemer dit vooraf te doordenken en draagvlak te
verkrijgen voor de passende structuur.
In het onderhavige project was bij de start alleen sprake van een projectgroep van
vertegenwoordigers van belanghebbende partijen. Een half jaar later is het
projectmanagement verder uitgewerkt in de vorm van een stuurgroep van
belanghebbenden en financiers (later omgedoopt tot klankbordgroep) en een
projectgroep van projectleider en uitvoerders. De deelname aan de
stuurgroep/klankbordgroep stond open voor een groot aantal partijen, die wisselend
hebben deelgenomen (bijlage 2). De taken van de stuurgroep/klankbordgroep
respectievelijk projectgroep waren gedeeltelijk omschreven.
Proces
In de kern gaat het om wie wanneer welke stappen zet in een project, wie daarover
wordt geïnformeerd en/of bij wordt betrokken, in welke rol en met welk doel. Daarbij
gaat het niet alleen over de inhoud, maar ook over het genereren van aandacht voor
het project, het onderstrepen van de relevantie, expliciteren van wederzijdse
verwachtingen, bewaken van het draagvlak, het onderhouden van goede relaties,
afstemming met gerelateerde projecten etc. En over de juiste niveaus: bestuurlijk
respectievelijk ambtelijk. Kernpunt is de juiste betrokkenheid en het juiste
commitment van de essentiële stakeholders voor de realisatie van het uiteindelijke
doel.
In het project is gestart met een brede bijeenkomst op "ambtelijk" niveau. Buiten de
reguliere projectstructuur hebben tal van bilaterale contacten plaatsgevonden vanuit
de initiatiefnemer, i.c. de Kamer van Koophandel. Van een structurele bestuurlijke
betrokkenheid vanuit bedrijven en overheden is geen sprake geweest.
Inhoud
Kernpunt is te zorgen voor de juiste inzet van de juiste deskundigheid per activiteit in
het project, zodat er een goede aansluiting is tussen de ingezette deskundigheden in
de verschillende projectfasen en de resultaten per fase bij de essentiële stakeholders
13
worden erkend (Belangrijkste les 5).
In het project lag in fase 1 het accent op het ophelderen bij een groot aantal bedrijven
van eventuele knelpunten in regelgeving in relatie tot de ontwikkeling van biobased
activiteiten. De "aanvliegroute" was niet zozeer knelpunten in bredere zin in relatie
tot die ontwikkelingen, met als specifiek aandachtspunt de rol van regelgeving.
Vanuit andere projecten waren al diverse knelpunten bekend6; die kennis is
gedeeltelijk gebruikt.
De ingezette deskundigheid lag sterk op het vlak van de ontwikkeling van biobased
activiteiten (innovatie), minder op het juridische respectievelijk
(bedrijfs)economische vlak.
In fase 2 volgde de analyse van knelpunten in de regelgeving en het genereren van
oplossingen, vanuit een juridische invalshoek. Bij de ingezette deskundigheid lag het
accent op academische expertise, minder op praktische expertise.
In fase 3 was het beoogde accent het bevorderen van de implementatie van
gegenereerde oplossingen. Overheden hebben hierbij weinig initiatief getoond, de
belangstelling vanuit bedrijven bleek beperkt, maar het entameren van bedrijven om
gewenste ontwikkeling van biobased activiteiten aan te pakken is nog niet afgerond.
In verband met reorganisatie van de Kamer van Koophandel heeft de NOM dit
overgenomen.
Gezien de tot nu toe beperkte realisatie van het uiteindelijke doel van het project,
bevorderen dat biobased activiteiten gaan plaatsvinden door belemmeringen in
regelgeving op te lossen, is het van belang reeds in de fase van inventarisatie van
activiteiten en belemmeringen na te gaan of bedrijven die activiteiten ook werkelijk
zullen doorzetten als er zicht is op oplossing van de belemmeringen.
Gaandeweg bleek behoefte aan meer inzicht in de aard en omvang van biobased
activiteiten in Noord Nederland, om de relevantie van de knelpunten en de oplossing
daarvan in een bredere contact te kunnen plaatsen. Dat leidde tot een inventarisatie
van die activiteiten7.
Een diepgaandere en kwantitatief onderbouwde studie, waarin idealiter de volgende
punten aan de orde komen, zou behulpzaam zijn geweest:
1. De biomassastromen en de omvang en waarde daarvan.
2. Beoogde eindproducten op basis van die biomassa stromen, Grootte van de
beoogde volumina (in eerste instantie en het verdere potentieel) en waarde
van het volume aan eindproducten.
3. Beknopte beschrijving van de keten per producttype: herkomst biomassa, be/verwerking, eindproduct, afzetmarkt. Beoogde geografische plaats waar welke
activiteit uit de keten zal plaatsvinden.
6
Met name: Botsende belangen in de biobased economy, SIRA Consulting in opdracht van het ministerie van
economische zaken, landbouw en innovatie, november 2011, Nieuwegein
7
De aard en omvang van de Bio-based Economy in de Noordoostelijke regio, G. de Jong, W.A. Veele, G.J.W.
Euverink, Rijksuniversiteit Groningen, juni 2013
14
4. Indeling van de beoogde productie activiteiten op basis van
ontwikkelingsstadium.
5. Schatting van de benodigde investeringen, opgesplitst conform ad. 3, voor de
verschillende activiteiten in de keten (zie 4).
6. Mate waarin financiering ad. 5 realiseerbaar is.
7. Voorziene uitbesteding naar andere bedrijven.
8. Schatting van de potentiële werkgelegenheid.
De gesignaleerde knelpunten zijn in fase 1 ingedeeld per type biobased activiteit
respectievelijk innovatiestadium (zie schema p. 4). In fase 2 zijn de knelpunten
ingedeeld naar de regelgeving waar zij uit voortvloeien. Andere indelingen kunnen
bruikbaar zijn met het oog op nadere analyse, aangrijpingspunten voor oplossingen,
mate van urgentie en relevantie en realiseerbaarheid van oplossingen. Het gaat dan
onder meer over:
- Aansluiting bij landelijke analyses: operationele, structurele, fundamentele en
botsende belemmeringen8;
- Al of niet lokaal gebonden;
- Betrekkingen hebbend op bestaande biobased activiteiten, uitbreiding van bestaande
activiteiten, vernieuwing van bestaande activiteiten of geheel nieuwe activiteiten.
- Op korte termijn/relatief eenvoudig op te lossen respectievelijk lange
termijn/complex.
- Al of niet ook elders gesignaleerde knelpunten.
- Mate waarin de oplossing van een knelpunt bijdraagt aan economisch potentieel.
- Betrekking hebbend op een bedrijf, een bedrijfsterrein, een cluster een keten.
- Mate van concreetheid.
- Mate van urgentie.
Resultaten
De kern is hier dat de resultaten goed communiceerbaar zijn, (h)erkend worden en
ook werkelijk worden gebruikt. Het traject om tot de resultaten te komen is daarvoor
van wezenlijk belang, zoals hiervoor is aangegeven.
Aan het begin van het project is er doorgaans een beeld van het beoogde gebruik van
de resultaten. Het is van belang dat te vergelijken met de feitelijke resultaten. En te
bezien in welke kader de resultaten nog meer kunnen worden gebruikt.
Het resultaat van fase 2 van het project was een tweetal rapporten, respectievelijk
over de belemmeringen voor bombast activiteiten en inzicht in de omvang van die
activiteiten in Noord-Nederland. Het idee aan het begin van het project was een
"experimenteerzone", waarin afwijkingen van regels zijn toegestaan. De in kaart
gebrachte belemmeringen bleken zich echter meer te lenen voor het genereren van
oplossingen binnen de regelgeving en in enkele gevallen mogelijk maatwerk
8
Botsende belangen in de bio-based economy. Een inventarisatie en een analyse van de belemmeringen in de
transitie naar een bio-based economy. SIRA, nov. 2011
15
afwijkingen (belangrijkste les 6). Dus onder andere niet persé een geografisch
afgebakende zone waarin afwijkingen mogelijk zijn.
De rapporten zijn breed verspreid onder betrokken overheden met het verzoek om
vervolgactie. De rapporten zijn eveneens aan alle betrokken bedrijven gezonden,
gevolgd door telefonisch contact met alle bedrijven en bezoeken aan enkele bedrijven
om tot een vervolg te komen. Op het moment van opstellen van dit rapport had dat
nog niet tot een concreet vervolg geleid.
Hiernaast geven de resultaten van fase 2 mogelijkheden voor verbinding met andere
activiteiten in Noord-Nederland gericht op bevordering van biobased activiteiten9; in
een aantal gevallen zijn verbindingen gelegd.
Er is geen gebruik gemaakt van de rijksinitiatieven "Ruimte voor regels" en "Right to
challenge". Pogingen om cases onder te brengen in de Crisis en herstelwet zijn niet
gelukt, omdat zij daartoe nog niet voldoende waren uitgewerkt.
9
Onder andere: Chemiecluster op stoom, Actieplan chemiecluster Eemsdelta, Werkgroep versterking
chemiecluster Eemsdelta, maart 2014 en de bijbehorende brief van de minister van Economisch Zaken aan de
Tweede Kamer d.d. 17 maart 2014.
16
Bijlage 1
B-117
Green Deal van de Kamer van Koophandel,
Noord-Nederland
Betrokken partijen
- Kamer van Koophandel, Noord-Nederland
- Rijksoverheid
Beschrijving initiatief
Het doel van deze Green Deal is het versterken van de mogelijkheden van technologische en economische
ontwikkeling van de sector biobased economy in de regio Veenkoloniën-Eemsdelta. Hiervoor inventariseert en
analyseert de Kamer van Koophandel (KvK), Noord-Nederland de belemmerende werking van bepaalde
generieke en specifieke regelgeving op de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling in de sectoren agro economie,
chemie, energie en bouw. De initiatiefnemer werkt voorstellen uit om deze belemmeringen te
verminderen of op te heffen door verbetering van informatie en communicatie over de uitvoering en
handhaving van regels en door het ontwikkelen van voorstellen tot wijziging of opheffing van regels. Verder
bevordert de initiatiefnemer dat uitgewerkte voorstellen voor een experimenteerzone geïmplementeerd
worden door overheden en dat hiervoor draagvlak bestaat bij maatschappelijke groeperingen en het
bedrijfsleven.
Geconstateerde belemmeringen voor deze Green Deal zijn:
- Biogas wordt niet altijd als duurzaam beschouwd en als zodanig gereguleerd.
- Organische reststromen (biomassa) vallen onder afvalregelgeving.
- Covergisting stuit op belemmeringen in regelgeving over ruimtelijke ordening.
- Er is vaak onduidelijkheid in bestemmingsplannen over biobased-economy-activiteiten.
- Er is vaak onduidelijkheid over of bio-wkk een industriële of agrarische activiteit is.
- Afvalstoffen- en meststoffenregelgeving conflicteren bij vergisten.
- De regeling voor benutting van digestaat is ongunstig door typering als dierlijke mest.
- De toepassing van ‘groene’ bouwmaterialen in relatie tot bouwvoorschriften.
Om de groei van de biobased economy in Noord-Nederland te versterken, moet de Rijksoverheid waar
mogelijk geconstateerde belemmeringen vanuit de regelgeving opheffen. Hierdoor kunnen technologische
en economische factoren leidend worden voor het realiseren van nieuwe producten en processen in de
biobased economy. De overheid kan de belemmeringen verminderen of opheffen door afschaffing,
aanpassing en vernieuwing van regelgeving in een regio, toegesneden op specifieke proces- en
productontwikkelingen in de biobased economy. Vervolgens kan dit uitgebreid worden naar andere
gebieden.
Thema: grondstoffen
Topsector: chemie
Resultaten
Het project bestaat uit 3 fases:
- In de 1e fase wordt via een verkennend onderzoek de relevante regelgeving (lokaal, regionaal, landelijk)
in de regio onderzocht. Hierbij wordt gekeken naar initiatieven en activiteiten van bedrijven in de
biobased economy in de sectoren energie, agro-economie, chemie en/of bouw. Er wordt vastgesteld
welke belemmeringen optreden en wat hiervan de economische effecten zijn. In dit onderzoek wordt
in kaart gebracht welke bedrijven in de genoemde sectoren concrete belemmeringen ondervinden en
welke economische voordelen kunnen ontstaan door opheffing van deze knelpunten. Dit onderzoek
wordt uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen (faculteit Economie) en Hogeschool Van Hall
Larenstein (Lectoraat Biobased Economy).
2 | Green Deal
- Op basis van het onderzoek worden in de 2e fase analyses gemaakt van oplossingsmogelijkheden door
afschaffing of aanpassing van regels. Hierbij zal het instrument right to challenge gebruikt worden om
afschaffing van bepaalde regels voor te stellen en zullen wijzigingen van regels geformuleerd worden
om deze in de experimenteerzone toe te passen, gericht op het opheffen van specifieke knelpunten.
- Deze onderzoeken bieden concreet implementeerbare regels, die aan de betreffende overheden
worden voorgelegd. De 3e fase is gericht op bevordering van realisatie van deze voorstellen. Hiervoor
zullen implementatietrajecten worden ontwikkeld. Hierdoor kunnen overheden waarvan de
betreffende regelgeving afkomstig is knelpunten in de ontwikkeling van de biobased economy
wegnemen.
Einddatum:
17
Fase 1: december 2012
Fase 2: voorjaar 2013
Fase 3: wordt op termijn bepaald
Inzet en acties partijen
- De Kamer van Koophandel, Noord-Nederland voert een onderzoek uit naar het wegnemen van
belemmeringen in de regelgeving voor de ontwikkeling van de biobased economy in Noord-Nederland
in de regio Eemsdelta-Veenkoloniën.
- Hierbij gebruikt de KvK het instrument experimenteerzone en ontwikkelt ze uitgewerkte voorstellen
om tot aanpassing van relevante regelgeving te komen.
- De KvK zet in op bevordering van implementatie van de voorstellen door overheden.
Inzet en acties Rijksoverheid
- De Rijksoverheid is geïnteresseerd in de uitkomsten van de fases 1 en 2 en is bereid in fase 3 constructief
en creatief mee te denken hoe, binnen de grenzen die het project ‘ruimte voor regels’ stelt, te zoeken
naar oplossingen om eventuele belemmeringen in wet- en regelgeving in de experimenteerzone te
verminderen.
- Op basis van het rapport voert de Rijksoverheid de wettelijk toegestane voorstellen op een
constructieve en creatieve manier uit. Deze worden als voorbeeldproject op de website www.
biobasedeconomy.nl geplaatst.
Voor meer informatie
www.rijksoverheid.nl/greendeal
18
Bijlage 2
Deelnemers Klankbordgroep
(N.B. de lijst is beperkt tot personen die op enig moment hebben deelgenomen aan (een)
vergadering(en) van de Klankbordgroep)
De heer Van Zanten
Kamer van Koophandel Noord-Nederland
De heer Kadijk
Kamer van Koophandel Noord-Nederland
De heer Koerts
Kamer van Koophandel Noord-Nederland
De heer Butter
Ministerie van Economische Zaken
De heer Verhulst
Ministerie van Economische Zaken
De heer Jacobi
Ministerie van Economische Zaken
De heer Van der Steen
Ministerie van Economische Zaken
De heer Jansen
Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties
De heer Van Bolhuis
Agenda voor de Veenkoloniën
De heer Heesterbeek
Gemeente Oldambt
De heer Fetter
De heer Van Steenis
Suikerunie
Energy Valley
Externe Adviseurs
De heer Bex
SIRA Consulting
De heer Van der Kolk
Van der Kolk Advies
Uitvoerders projectfasen/deelonderzoeken
De heer Rodenhuis
Van Hall Larenstein
De heer Derksen
Van Hall Larenstein
De heer Euverink
Rijksuniversiteit Groningen
Mevrouw Veele
De heer Blekkenhorst
Rijksuniversiteit Groningen
Lexnova
Mevrouw Visser
Lexnova
De heer Winter
Pro Facto
19
Bijlage 3
Financieel bijdragende partijen
Kamer van Koophandel Noord-Nederland
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Agenda voor de Veenkoloniën
Gemeente Oldambt
Gemeente Emmen
Provincie Groningen
LTO
GSP
Suikerunie
ESKA
Van Hall Larenstein
20