Van der Kolk Advies Invulling experimenteerzone stimulering bio-based economy Noord-Nederland door vermindering van belemmerende regeldruk Verloop van het project en geleerde lessen Van der Kolk Advies 035 – 6669873 [email protected] 14 mei 2014 Inhoudsopgave pagina Samenvatting en geleerde lessen 1. Inleiding 4 2. Inhoud en verloop van het project Fase 1 Fase 2 Fase 3 5 5 6 8 3. Geleerde lessen 10 Bijlagen 1. Green deal Kamer van Koophandel Noord-Nederland 2. Deelnemers aan het project 3. Financieel bijdragende partijen 1 Samenvatting en geleerde lessen Op initiatief van de Kamer van Koophandel Noord-Nederland is in samenwerking met de ministeries van Economische Zaken en Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties het initiatief genomen tot het bewerkstelligen van een experimenteerzone in Noord-Nederland, waarin belemmeringen voor biobased bedrijfsactiviteiten zijn weggenomen, met behulp van het programma "Ruimte voor regels". Daarover is vervolgens een Green Deal gesloten. De belemmeringen zijn in kaart gebracht en er zijn oplossingen gegenereerd. Tevens is de aard en de omvang van de biobased activiteiten in de regio in kaart gebracht. In het onderhavige rapport is het verloop van het project geanalyseerd, op basis waarvan lessen zijn geformuleerd. De inventarisatie heeft geresulteerd in een 12-tal case beschrijvingen met een 40-tal belemmeringen. De knelpunten zijn nader juridisch ingedeeld en geanalyseerd. Algemene conclusie is, dat voor vrijwel alle belemmeringen in beginsel een oplossing voorhanden is binnen de ruimte die bestuurders hebben binnen bestaande regelgeving. De meeste knelpunten hebben betrekking op een bepaalde activiteit, los van de locatie. Enkele knelpunten hebben betrekking op de locatie (bestemmingsplannen). De oplossing van de meeste knelpunten wijst daarmee niet zozeer in de richting van een zone met een apart regime voor regelgeving. Overigens sluiten de knelpunten aan bij de knelpunten die in eerdere studie zijn gesignaleerd. Aan de hand van de gegenereerde oplossingen lopen contacten met enkele van de bedrijven die hebben deelgenomen aan het project om de door hen aangedragen cases verder te brengen. Uit de inventarisatie van de aard en de omvang van biobased bedrijfsactiviteiten bleek ruwweg berekend een jaarlijkse omzet van € 4,6 mld. Daarvan is ruim € 200 mln. te relateren aan bedrijven waar zich de gesignaleerde knelpunten voordoen. Met de resultaten van het project zijn mede verbindingen te leggen met gerelateerde initiatieven in noord Nederland. De belangrijkste geleerde lessen zijn: 1. Zorg vooraf voor voldoende commitment van overheden en bedrijven op bestuurlijk niveau om niet alleen het onderzoek uit te voeren, maar vooral om de resultaten werkelijk toe te passen. Zorg voor voldoende betrokkenheid tijdens het project van stakeholders die essentieel zijn bij het realiseren van het uiteindelijke doel. 2. Leiderschap, visie en durf van hoofdrolspelers zijn belangrijk voor het implementeren van de resultaten van het project en het creëren van de juiste context. 3. Houd rekening met de context van het project: - binnen bedrijven: wat is de urgentie, wat is het potentieel en zijn er meer voorwaarden die moeten worden vervuld dan alleen het oplossen van de knelpunten waarop het onderzoek is gericht (de micro context)? 2 - in de buitenwereld: de relatie en de mogelijke synergie met gerelateerde projecten (de macro context). 4. Ga in de fase van inventarisatie bij bedrijven na of zij de voorgenomen activiteit waarbij zich belemmeringen in regelgeving voordoen ook werkelijk gaan concretiseren als er zicht is op oplossing van de belemmeringen. 5. Zorg voor de juiste inzet van de juiste deskundigheid per activiteit in het project, zodat de resultaten daarvan bij de essentiële stakeholders worden erkend. 6. Pas de oorspronkelijke uitgangspunten en concepten uit de initiatieffase van het project waar zinvol aan op basis van de resultaten (in het onderhavige geval: in plaats van een "experimenteerzone", per geval oplossingen toepassen binnen de kaders van de bestaande regelgeving, met mogelijk een enkele maatwerk afwijkingen van de regels). 3 1. Inleiding In juli 2012 is door de Kamer van Koophandel Noord-Nederland een project gestart met als doel te komen tot de invulling van een experimenteerzone ter stimulering van de bio-based economy in Noord-Nederland door vermindering van belemmerende regeldruk. Achtergrond en aanleiding voor het project zijn de kansen die in NoordNederland in beeld zijn en belemmeringen die daarbij zijn gesignaleerd. 1 Het project is gericht op de regio Eemsdelta – Oldambt – Veenkoloniën. De beoogde uitvoeringstermijn was juli 2012 – medio 2013. Het project is ondersteund met een Green deal tussen de Kamer en de Rijksoverheid (bijlage 1). Vanuit het Rijk bezien was het mede van belang dat het project oplossingen en leerpunten oplevert die elders kunnen worden gebruikt. Het project past voorts in de "Right to challenge" en "Ruimte voor regels" aanpak vanuit het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. In dit rapport is de inhoud en het verloop van het project weergegeven en de daarvan geleerde lessen, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. De toepassing van de resultaten van het project loopt nog. De opsteller van dit rapport heeft alle bijeenkomsten van de projectgroep bijgewoond en gedurende het project diverse bilaterale gesprekken gevoerd met de projectleider, vertegenwoordigers van het ministerie van Economische Zaken, SIRA Consulting (externe adviseur) de NOM en de provincie Groningen. Verder is gebruik gemaakt van alle relevante projectdocumentatie en opgeleverde rapporten. 1 - De bio-based economy in Noord-Nederland. Chemie ontmoet agro, NOM, dec. 2011 - Botsende belangen in de bio-based economy. Een inventarisatie en een analyse van de belemmeringen in de transitie naar een bio-based economy. SIRA, nov. 2011 - Een punt op de horizon. Aanzet voor een intersectoraal Businessplan Bio-based Economy, Werkgroep Businessplan Bio-based Economy, juni 2011 - Een verkenning van de (juridische) belemmeringen in de ontwikkeling van de bio-based economy in Nederland, KNN/Pro Facto, juli 2011 4 2. Inhoud en verloop van het project De Kamer van Koophandel Noord-Nederland heeft een projectleider ter beschikking gesteld, de heer Van Zanten. De projectleider werd ondersteund door een Klankbordgroep, waarin betrokken partijen zitting hadden. Tevens namen externe adviseurs deel aan de vergaderingen, alsmede uitvoerders van de verschillende fasen respectievelijk deelonderzoeken van het project (Bijlage 2). De Klankbordgroep heeft viermaal vergaderd. Het project is financieel ondersteund door een elftal partijen (bijlage 3). Het project bestond uit een drietal fasen: 1. In kaart brengen van regeltechnische belemmeringen en knelpunten. 2. Analyse en genereren van oplossingen voor de aangetroffen belemmeringen en knelpunten. 3. Bevordering van de realisatie van de oplossingen. Fase 1: In kaart brengen van Regeltechnische belemmeringen en knelpunten Deze fase is uitgevoerd door de heer Rodenhuis van Van Hall Larenstein. De heer Rodenhuis heeft een technische en bedrijfskundige achtergrond. Voor de uitvoering van fase 1 is een projectplan opgesteld. 2 In eerste instantie zijn circa 30 bedrijven schriftelijk benaderd door de Kamer van Koophandel; 4 bedrijven hebben aangegeven mee te willen werken aan het onderzoek. Vervolgens zijn nog circa 120 bedrijven en andere partijen per email of telefonisch benaderd. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in een 30-tal interviews en een 12-tal case beschrijvingen, waaruit ruim 40 belemmeringen naar voren zijn gekomen. De belemmeringen zijn aangegeven per innovatiesysteem. Daarbij is aangegeven wat het stadium is van de cases in termen van voortschrijdende realisatie van de innovatie, in de vorm van een viertal opeenvolgende "innovatiemotoren" (met tussen haakjes het aantal motoren respectievelijk belemmeringen per motor): 1. Kennismotor, welke gericht is op kennisontwikkeling en kennisdeling (deze motor kwam niet voor in het onderzoek). 2. Ondernemersmotor (9), welke gericht is op het ontwikkelen van toepassingsgerichte kennis door middel van pilotprojecten (10 belemmeringen). 3. Systeemopbouwmotor (11), welke gericht is op commercialisering van een technologie in een niche via een bedrijfsmodel (25 belemmeringen). 4. Marktmotor (5), welke gericht is op optimalisatie van de markt (9 belemmeringen). 2 Plan van aanpak Invulling experimenteerzone stimulering biobased economy door verminderen regeldruk, fase 1, E.J Rodenhuis, F. W. Visser, Leeuwarden, 10 oktober 2012. 5 Schematisch als volgt weer te geven. Behalve de kennismotor komen alle stadia van innovatie voor, met belemmeringen in elk van de stadia (met een accent op de systeemopbouwmotor). Er zijn uitgebreide case beschrijvingen opgesteld, die echter om redenen van vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie niet ter beschikking konden worden gesteld. De indruk van de Projectgroep was, dat de resultaten van de inventarisatie een representatief beeld geven van de belemmeringen in de biobased activiteiten in noord Nederland. De aard van de belemmeringen liggen op de volgende terreinen: - bestemmingsplannen - bouwbesluit - meststoffenwetgeving - afvalstoffenwetgeving - milieuvergunningen De meeste belemmeringen zijn niet locatie gebonden; enkele wel, met name het niet kunnen ontplooien van industriële activiteiten in agrarische bestemde gebieden. Aan het einde van fase 1 is een nieuwsbrief aan financiers en belanghebbenden gezonden. Fase 2: Analyse en genereren van oplossingen voor de aangetroffen belemmeringen en knelpunten. Juridische analyse In fase 2 is door de bureaus Lexnova en Pro Facto een juridische analyse gemaakt van de belemmeringen en zijn oplossingsrichtingen aangegeven 3. Tevens is de aard en de omvang van de biobased economy in de noordoostelijke regio geïnventariseerd. 4 In de juridische analyse is per belemmering de wettelijke grondslag aangegeven en een juridische analyse gemaakt. Vervolgens zijn aan de hand van de volgende criteria 3 Invulling experimenteerzone stimulering biobased economy door vermindering regeldruk, regio Eemsdelta, Opdampt en Veenkoloniën, Eindrapportage fase 2, G.Blekkenhorst, F.W. Visser, H.B. Winter, T.A. Pals, Lexnova en Pro Facto, Groningen, juni 2013 4 De aard en omvang van de Bio-based Economy in de Noordoostelijke regio, G. de Jong, W.A. Veele, G.J.W. Euverink, Rijksuniversiteit Groningen, juni 2013 6 de cases geselecteerd die zich het beste lenen voor een succesvol vervolg: - De ondervonden belemmering moet zijn gelegen in regelgeving, anders gezegd; er moet sprake zijn van een juridische belemmering. - De ondervonden belemmering moet zijn gelegen in regelgeving op lokaal, provinciaal of nationaal niveau. - De ondervonden belemmering wordt bij voorkeur door twee of meer bedrijven in de regio Eemsdelta, Oldambt en Veenkoloniën ondervonden. - De ondervonden belemmering geldt specifiek voor activiteiten die tot de biobased economy worden gerekend en niet voor allerlei andere activiteiten die daar niet toe behoren. Tevens zijn in algemene zin oplossingsrichtingen aangegeven, in de vorm van de Crisis- en herstelwet, mogelijkheden voor tijdelijke afwijkingen van bestemmingsplannen en regels, wijziging of schrappen van regels, gedogen en instelling van een gebied met bepaalde vrijheidsgraden. Ten slotte zijn deze oplossingsrichtingen gekoppeld aan de belemmeringen. Over de juridische uitleg van en mogelijke oplossingen voor enkele belemmeringen is tussentijds contact gelegd met de ministeries van Infrastructuur en milieu respectievelijk Economische Zaken. Algemene conclusie is, dat voor vrijwel alle knelpunten in beginsel een oplossing voorhanden is. De meeste knelpunten hebben betrekking op een bepaalde activiteit, los van de locatie. Enkele knelpunten hebben betrekking op de locatie (bestemmingsplannen). De oplossing van de meeste knelpunten wijst daarmee niet zozeer in de richting van een zone met een apart regime voor regelgeving. Overigens sluiten de knelpunten aan bij de knelpunten die zijn gesignaleerd in de studie "Botsende belangen in de biobased economy"1. Inventarisatie biobased bedrijfsactiviteiten De inventarisatie van de biobased activiteiten in de noordelijke regio Groningen, Friesland en Drenthe) omvat het aantal en de omvang van de bedrijven respectievelijk kennisinstellingen, gegroepeerd in de systematiek van de Boston Consulting Group (zie volgende pagina). 7 De omvang is weergegeven in fte en – aan de hand van omzet per fte per SBI code – in geld. Daarbij is een schatting gemaakt van het aandeel biobased activiteiten per bedrijf. In totaal zijn 233 bedrijven en 69 instellingen aangetroffen. De ruwe indicatie van de omzet per jaar van de bedrijven is € 4,6 mld. Daarvan is ruim € 200 mln. te relateren aan bedrijven waar zich de gesignaleerde knelpunten voordoen. Fase 3: Bevordering van de realisatie van de oplossingen. Op basis van de resultaten van de fasen 1 en 2 zijn in de Klankbordgroep diverse voorstellen gedaan voor het invullen van fase 3. De volgende activiteiten hebben plaatsgevonden. - De onderzoeksrapporten5 zijn toegezonden aan alle betrokken bedrijven en overheden (provincies Groningen en Drenthe, gemeenten Oldambt en Emmen). Hier is weinig reactie op gekomen. - De overheden zijn verzocht om pro actief in te zetten op opheffing van de belemmeringen. Resultaten daarvan zijn niet bekend. Vermoedelijk zal dit pas gestalte kunnen krijgen aan de hand van concrete acties van bedrijven. 5 a. Invulling experimenteerzone stimulering biobased economy door vermindering regeldruk, regio Eemsdelta, Oldambt en Veenkoloniën, Eindrapportage fase 2, G.Blekkenhorst, F.W. Visser, H.B. Winter, T.A. Pals, Lexnova en Pro Facto, Groningen, juni 2013 b. De aard en omvang van de Bio-based Economy in de Noordoostelijke regio, G. de Jong, W.A. Veele, G.J.W. Euverink, Rijksuniversiteit Groningen, juni 2013 8 - De onderzoeken zijn gepubliceerd en hebben aandacht gekregen in diverse media en op het congres Biobased economy – Dagen in de Eemsdelta (11 oktober 2013). - Oplossing van een vijftal cases door opneming in de Crisis- en herstelwet. Dit is niet gelukt omdat bedrijven er niet in slaagden de cases voldoende concreet te maken. - Er is nader contact geweest vanuit de Kamer van Koophandel met alle bedrijven die bereikt konden worden over de actualiteit van de belemmeringen en de bereidheid mee te werken aan de oplossing daarvan. Dit heeft geleid tot nader overleg met enkele bedrijven, maar nog niet tot concrete actie vanuit de bedrijven richting partijen die de knelpunten kunnen oplossen. - Er is een werkgroep ingesteld van regionale overheden en de NOM om de invulling van fase 3 gestalte te geven. De werkgroep heeft eenmaal vergaderd in augustus 2013. Door reorganisatie van de Kamer van Koophandel was met ingang van eind 2013 een rol vanuit de Kamer niet meer mogelijk. Het project is overgedragen aan de NOM. De NOM heeft met een selectie van bedrijven nader contact gezocht. Ook dat heeft op het moment van schrijven van dit rapport (april 2014) nog niet geleid tot het bewerkstelligen van oplossingen voor de belemmeringen in een of meer van de cases, maar er zijn duidelijke kansen geformuleerd. 9 3. Geleerde lessen Uit het project valt een groot aantal lessen te leren. De lessen zijn gegroepeerd in een aantal sub paragrafen. Ter illustratie is steeds aangegeven wat de relatie is met het onderhavige project. Hierna eerste de belangrijkste lessen. Belangrijkste lessen 1. Zorg vooraf voor voldoende commitment van overheden en bedrijven op bestuurlijk niveau om niet alleen het onderzoek uit te voeren, maar vooral om de resultaten werkelijk toe te passen. Zorg voor voldoende betrokkenheid tijdens het project van stakeholders die essentieel zijn bij het realiseren van het uiteindelijke doel. 2. Leiderschap, visie en durf van hoofdrolspelers zijn belangrijk voor het implementeren van de resultaten van het project en het creëren van de juiste context. 3. Houd rekening met de context van het project: - binnen bedrijven: wat is de urgentie, wat is het potentieel en zijn er meer voorwaarden die moeten worden vervuld dan alleen het oplossen van de knelpunten waarop het onderzoek is gericht (de micro context)? - in de buitenwereld: de relatie en de mogelijke synergie met gerelateerde projecten (de macro context). 4. Ga in de fase van inventarisatie bij bedrijven na of zij de voorgenomen activiteit waarbij zich belemmeringen in regelgeving voordoen ook werkelijk gaan concretiseren als er zicht is op oplossing van de belemmeringen. 5. Zorg voor de juiste inzet van de juiste deskundigheid per activiteit in het project, zodat de resultaten daarvan bij de essentiële stakeholders worden erkend. 6. Pas de oorspronkelijke uitgangspunten en concepten uit de initiatieffase van het project waar zinvol aan op basis van de resultaten (in het onderhavige geval: in plaats van een "experimenteerzone", per geval oplossingen toepassen binnen de kaders van de bestaande regelgeving, met mogelijk een enkele maatwerk afwijkingen van de regels). Initiatief Er zal altijd een initiatiefnemer zijn. Relevant is helder in beeld te hebben vanuit welke aanleiding het initiatief is ontstaan, of sprake is van overlapping met andere initiatieven, wiens belangen met het initiatief worden gediend en of de initiatiefnemer de meest aangewezen partij is om het project te managen en/of uit te voeren (zowel qua management capaciteiten, inhoudelijke deskundigheid, als acceptatie/gunning van de beoogde rol door de belangrijkste stakeholders). Van de initiatiefnemer zal worden verwacht dat hij de visie, het doel, de afbakening, de te betrekken partijen en hun rollen, de financiering, de aanpak en de beoogde resultaten vorm geeft, al dan niet met inschakeling van derden. Deze punten komen 10 hierna aan de orde. Cruciaal is dat de visie etc. wordt afgestemd met de belangrijkste stakeholders. Van bijzonder belang daarbij is het verkrijgen van bestuurlijk draagvlak, niet alleen voor onderzoek en analyse, maar vooral ook commitment vooraf voor het realiseren van wat uiteindelijk met het project wordt beoogd: het wegnemen van knelpunten bij de ontwikkeling van biobased activiteiten bij ondernemingen (Belangrijkste lessen 1 en 2). Initiatiefnemer was de Kamer van Koophandel Noord-Nederland. Een notitie over de focus en essentie van het project en een deels uitgewerkt projectplan is medio 2012 besproken in een breed overleg met relevante partijen. Het bestuurlijk commitment vooraf lijkt vooral te zijn gegeven voor de onderzoeksfase. Visie De visie op het project dient in de eerste plaats te omvatten wat met het project wordt beoogd, binnen welke context dat plaatsvindt, wat de urgentie is van oplossingen en wat de relatie is met eventuele andere initiatieven waarmee raakvlakken bestaan. Daarbij is zeker van belang een goed beeld te hebben van wie wat wordt verwacht, zoals in het onderhavige project: "bedrijven moeten het doen, overheden moeten het mogelijk maken"(belangrijkste les 2). In het project werd beoogd een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van biobased activiteiten in noordoost Nederland. De analyses, oplossingen en implementatie dienen in relatie tot de macro en micro context te worden bezien (Belangrijkste les 3) De macro context betreft activiteiten op rijksniveau (zoals in dit geval de Hoofdlijnennotitie biobased economy, het Topsectorenbeleid) en noordoost Nederland als regio met veel agrarische activiteiten en biobased industrieën en kennisinstellingen, waar blijkens voorafgaande onderzoeken potentieel voor verdere ontwikkeling aanwezig is (o.a. Roadmap Biobased economy Noord Nederland; Perspectieven door kracht, Advies van de Commissie landbouw Veenkoloniën). Andere initiatieven in de regio waren in het onderhavige geval onder andere Eemsdelta Green en de Groene havenvisie van Groningen Seaport. Relevant is, gelijke belangen en mogelijke synergiën te identificeren en uit te wisselen De micro context betreft de omstandigheden bij bedrijven waar de knelpunten in regelgeving zich voordoen, met name de betekenis van knelpunten in relatie tot de urgentie en het economisch potentieel en de overige voorwaarden/op te lossen knelpunten die doorslaggevend zijn voor de verdere ontwikkeling van de beoogde biobased activiteiten (zoals bedrijfsstrategie, financiële middelen, kennis, urgentie). Eventuele knelpunten in de regelgeving kunnen niet geïsoleerd worden bezien van andere relevante factoren in bedrijven. Het is van groot belang bij bedrijven na te gaan of zij de voorgenomen activiteit waarbij zich belemmeringen in regelgeving voordoen ook werkelijk gaan concretiseren als er zicht is op oplossing van die belemmeringen (Belangrijkste les 4). 11 Doel Zoals bij elk project is een duidelijke, specifieke doelstelling noodzakelijk, met een verbinding naar de bredere context en voldoende flexibiliteit om het doel te kunnen bijsturen afhankelijk van tussentijdse resultaten. In het project was dat het identificeren van juridische knelpunten, het identificeren of genereren van oplossingen daarvoor en het bevorderen van de implementatie daarvan bij de ontwikkeling van biobased activiteiten. Uitgangspunt was de realisatie van een "experimenteerzone", een geografische gedefinieerd gebied, waarbinnen regels zouden kunnen worden aangepast of waarvan al dan niet tijdelijk onder voorwaarden zou kunnen worden afgeweken. Uit de inventarisatie bleek dat de meeste knelpunten niet geografisch gebonden zijn, maar van algemene aard zijn (met name de afvalstoffenstatus en de beperkingen op basis van de mest-en bouwstoffen regelgeving). Enkele knelpunten hebben betrekking op de lokale situatie: bestemmingsplannen en vergunningen.5a In veel gevallen bieden regelgeving en plannen mogelijkheden tot oplossingen. Afbakening Een duidelijke afbakening is nodig naar geografie, soorten te onderzoeken activiteiten, en de relatie/complementariteit met andere aanpalende projecten. Hierboven is voor het onderhavige project al aangegeven dat het om noordoost Nederland en industriële biobased activiteiten ging. Een relatie met verwante projecten is minder duidelijk gelegd. Te betrekken partijen en hun rollen De te betrekken partijen zouden naast de initiatiefnemer in elke geval moeten zijn: - (representanten van) de te onderzoeken organisaties (i.c. bedrijven); - organisaties met een doorslaggevende rol in het oplossen van knelpunten in regelgeving (i.c. rijk, provincies en gemeenten); - relevante stakeholders met invloed op de realisatie van oplossingen; - vertegenwoordigers van nauw gerelateerde projecten. Deelnemers aan het project zijn weergegeven in bijlage 2. Bedrijven (Suikerunie), provincies en gemeenten (Agenda voor de Veenkoloniën, Oldambt)bleken beperkt vertegenwoordigd. De financiering In de eerste plaats dienen vanzelfsprekend de financiële middelen in overeenstemming te zijn met het beoogde doel, de afbakening, de aanpak en de beoogde resultaten. Cruciaal is dat de primair belanghebbende partijen een betekenisvol aandeel in de financiering bijdragen. In het onderhavige project heeft een groot aantal bedrijven financieel bijgedragen 12 (bijlage 3). Bedrijven zijn de primaire belanghebbenden. Van hen was circa 5% van de bijdragen afkomstig (met daarnaast 20% van overkoepelende organisaties van bedrijven, i.c. de Kamer van Koophanden en LTO). Aanpak Binnen de aanpak is een onderscheid gemaakt naar projectstructuur, proces en inhoud. Projectstructuur Een heldere projectstructuur waarbij eenvoud en overzichtelijkheid voorop staan is een belangrijk element voor het welslagen van projecten. Vele varianten zijn mogelijk. Het is aan de initiatiefnemer dit vooraf te doordenken en draagvlak te verkrijgen voor de passende structuur. In het onderhavige project was bij de start alleen sprake van een projectgroep van vertegenwoordigers van belanghebbende partijen. Een half jaar later is het projectmanagement verder uitgewerkt in de vorm van een stuurgroep van belanghebbenden en financiers (later omgedoopt tot klankbordgroep) en een projectgroep van projectleider en uitvoerders. De deelname aan de stuurgroep/klankbordgroep stond open voor een groot aantal partijen, die wisselend hebben deelgenomen (bijlage 2). De taken van de stuurgroep/klankbordgroep respectievelijk projectgroep waren gedeeltelijk omschreven. Proces In de kern gaat het om wie wanneer welke stappen zet in een project, wie daarover wordt geïnformeerd en/of bij wordt betrokken, in welke rol en met welk doel. Daarbij gaat het niet alleen over de inhoud, maar ook over het genereren van aandacht voor het project, het onderstrepen van de relevantie, expliciteren van wederzijdse verwachtingen, bewaken van het draagvlak, het onderhouden van goede relaties, afstemming met gerelateerde projecten etc. En over de juiste niveaus: bestuurlijk respectievelijk ambtelijk. Kernpunt is de juiste betrokkenheid en het juiste commitment van de essentiële stakeholders voor de realisatie van het uiteindelijke doel. In het project is gestart met een brede bijeenkomst op "ambtelijk" niveau. Buiten de reguliere projectstructuur hebben tal van bilaterale contacten plaatsgevonden vanuit de initiatiefnemer, i.c. de Kamer van Koophandel. Van een structurele bestuurlijke betrokkenheid vanuit bedrijven en overheden is geen sprake geweest. Inhoud Kernpunt is te zorgen voor de juiste inzet van de juiste deskundigheid per activiteit in het project, zodat er een goede aansluiting is tussen de ingezette deskundigheden in de verschillende projectfasen en de resultaten per fase bij de essentiële stakeholders 13 worden erkend (Belangrijkste les 5). In het project lag in fase 1 het accent op het ophelderen bij een groot aantal bedrijven van eventuele knelpunten in regelgeving in relatie tot de ontwikkeling van biobased activiteiten. De "aanvliegroute" was niet zozeer knelpunten in bredere zin in relatie tot die ontwikkelingen, met als specifiek aandachtspunt de rol van regelgeving. Vanuit andere projecten waren al diverse knelpunten bekend6; die kennis is gedeeltelijk gebruikt. De ingezette deskundigheid lag sterk op het vlak van de ontwikkeling van biobased activiteiten (innovatie), minder op het juridische respectievelijk (bedrijfs)economische vlak. In fase 2 volgde de analyse van knelpunten in de regelgeving en het genereren van oplossingen, vanuit een juridische invalshoek. Bij de ingezette deskundigheid lag het accent op academische expertise, minder op praktische expertise. In fase 3 was het beoogde accent het bevorderen van de implementatie van gegenereerde oplossingen. Overheden hebben hierbij weinig initiatief getoond, de belangstelling vanuit bedrijven bleek beperkt, maar het entameren van bedrijven om gewenste ontwikkeling van biobased activiteiten aan te pakken is nog niet afgerond. In verband met reorganisatie van de Kamer van Koophandel heeft de NOM dit overgenomen. Gezien de tot nu toe beperkte realisatie van het uiteindelijke doel van het project, bevorderen dat biobased activiteiten gaan plaatsvinden door belemmeringen in regelgeving op te lossen, is het van belang reeds in de fase van inventarisatie van activiteiten en belemmeringen na te gaan of bedrijven die activiteiten ook werkelijk zullen doorzetten als er zicht is op oplossing van de belemmeringen. Gaandeweg bleek behoefte aan meer inzicht in de aard en omvang van biobased activiteiten in Noord Nederland, om de relevantie van de knelpunten en de oplossing daarvan in een bredere contact te kunnen plaatsen. Dat leidde tot een inventarisatie van die activiteiten7. Een diepgaandere en kwantitatief onderbouwde studie, waarin idealiter de volgende punten aan de orde komen, zou behulpzaam zijn geweest: 1. De biomassastromen en de omvang en waarde daarvan. 2. Beoogde eindproducten op basis van die biomassa stromen, Grootte van de beoogde volumina (in eerste instantie en het verdere potentieel) en waarde van het volume aan eindproducten. 3. Beknopte beschrijving van de keten per producttype: herkomst biomassa, be/verwerking, eindproduct, afzetmarkt. Beoogde geografische plaats waar welke activiteit uit de keten zal plaatsvinden. 6 Met name: Botsende belangen in de biobased economy, SIRA Consulting in opdracht van het ministerie van economische zaken, landbouw en innovatie, november 2011, Nieuwegein 7 De aard en omvang van de Bio-based Economy in de Noordoostelijke regio, G. de Jong, W.A. Veele, G.J.W. Euverink, Rijksuniversiteit Groningen, juni 2013 14 4. Indeling van de beoogde productie activiteiten op basis van ontwikkelingsstadium. 5. Schatting van de benodigde investeringen, opgesplitst conform ad. 3, voor de verschillende activiteiten in de keten (zie 4). 6. Mate waarin financiering ad. 5 realiseerbaar is. 7. Voorziene uitbesteding naar andere bedrijven. 8. Schatting van de potentiële werkgelegenheid. De gesignaleerde knelpunten zijn in fase 1 ingedeeld per type biobased activiteit respectievelijk innovatiestadium (zie schema p. 4). In fase 2 zijn de knelpunten ingedeeld naar de regelgeving waar zij uit voortvloeien. Andere indelingen kunnen bruikbaar zijn met het oog op nadere analyse, aangrijpingspunten voor oplossingen, mate van urgentie en relevantie en realiseerbaarheid van oplossingen. Het gaat dan onder meer over: - Aansluiting bij landelijke analyses: operationele, structurele, fundamentele en botsende belemmeringen8; - Al of niet lokaal gebonden; - Betrekkingen hebbend op bestaande biobased activiteiten, uitbreiding van bestaande activiteiten, vernieuwing van bestaande activiteiten of geheel nieuwe activiteiten. - Op korte termijn/relatief eenvoudig op te lossen respectievelijk lange termijn/complex. - Al of niet ook elders gesignaleerde knelpunten. - Mate waarin de oplossing van een knelpunt bijdraagt aan economisch potentieel. - Betrekking hebbend op een bedrijf, een bedrijfsterrein, een cluster een keten. - Mate van concreetheid. - Mate van urgentie. Resultaten De kern is hier dat de resultaten goed communiceerbaar zijn, (h)erkend worden en ook werkelijk worden gebruikt. Het traject om tot de resultaten te komen is daarvoor van wezenlijk belang, zoals hiervoor is aangegeven. Aan het begin van het project is er doorgaans een beeld van het beoogde gebruik van de resultaten. Het is van belang dat te vergelijken met de feitelijke resultaten. En te bezien in welke kader de resultaten nog meer kunnen worden gebruikt. Het resultaat van fase 2 van het project was een tweetal rapporten, respectievelijk over de belemmeringen voor bombast activiteiten en inzicht in de omvang van die activiteiten in Noord-Nederland. Het idee aan het begin van het project was een "experimenteerzone", waarin afwijkingen van regels zijn toegestaan. De in kaart gebrachte belemmeringen bleken zich echter meer te lenen voor het genereren van oplossingen binnen de regelgeving en in enkele gevallen mogelijk maatwerk 8 Botsende belangen in de bio-based economy. Een inventarisatie en een analyse van de belemmeringen in de transitie naar een bio-based economy. SIRA, nov. 2011 15 afwijkingen (belangrijkste les 6). Dus onder andere niet persé een geografisch afgebakende zone waarin afwijkingen mogelijk zijn. De rapporten zijn breed verspreid onder betrokken overheden met het verzoek om vervolgactie. De rapporten zijn eveneens aan alle betrokken bedrijven gezonden, gevolgd door telefonisch contact met alle bedrijven en bezoeken aan enkele bedrijven om tot een vervolg te komen. Op het moment van opstellen van dit rapport had dat nog niet tot een concreet vervolg geleid. Hiernaast geven de resultaten van fase 2 mogelijkheden voor verbinding met andere activiteiten in Noord-Nederland gericht op bevordering van biobased activiteiten9; in een aantal gevallen zijn verbindingen gelegd. Er is geen gebruik gemaakt van de rijksinitiatieven "Ruimte voor regels" en "Right to challenge". Pogingen om cases onder te brengen in de Crisis en herstelwet zijn niet gelukt, omdat zij daartoe nog niet voldoende waren uitgewerkt. 9 Onder andere: Chemiecluster op stoom, Actieplan chemiecluster Eemsdelta, Werkgroep versterking chemiecluster Eemsdelta, maart 2014 en de bijbehorende brief van de minister van Economisch Zaken aan de Tweede Kamer d.d. 17 maart 2014. 16 Bijlage 1 B-117 Green Deal van de Kamer van Koophandel, Noord-Nederland Betrokken partijen - Kamer van Koophandel, Noord-Nederland - Rijksoverheid Beschrijving initiatief Het doel van deze Green Deal is het versterken van de mogelijkheden van technologische en economische ontwikkeling van de sector biobased economy in de regio Veenkoloniën-Eemsdelta. Hiervoor inventariseert en analyseert de Kamer van Koophandel (KvK), Noord-Nederland de belemmerende werking van bepaalde generieke en specifieke regelgeving op de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling in de sectoren agro economie, chemie, energie en bouw. De initiatiefnemer werkt voorstellen uit om deze belemmeringen te verminderen of op te heffen door verbetering van informatie en communicatie over de uitvoering en handhaving van regels en door het ontwikkelen van voorstellen tot wijziging of opheffing van regels. Verder bevordert de initiatiefnemer dat uitgewerkte voorstellen voor een experimenteerzone geïmplementeerd worden door overheden en dat hiervoor draagvlak bestaat bij maatschappelijke groeperingen en het bedrijfsleven. Geconstateerde belemmeringen voor deze Green Deal zijn: - Biogas wordt niet altijd als duurzaam beschouwd en als zodanig gereguleerd. - Organische reststromen (biomassa) vallen onder afvalregelgeving. - Covergisting stuit op belemmeringen in regelgeving over ruimtelijke ordening. - Er is vaak onduidelijkheid in bestemmingsplannen over biobased-economy-activiteiten. - Er is vaak onduidelijkheid over of bio-wkk een industriële of agrarische activiteit is. - Afvalstoffen- en meststoffenregelgeving conflicteren bij vergisten. - De regeling voor benutting van digestaat is ongunstig door typering als dierlijke mest. - De toepassing van ‘groene’ bouwmaterialen in relatie tot bouwvoorschriften. Om de groei van de biobased economy in Noord-Nederland te versterken, moet de Rijksoverheid waar mogelijk geconstateerde belemmeringen vanuit de regelgeving opheffen. Hierdoor kunnen technologische en economische factoren leidend worden voor het realiseren van nieuwe producten en processen in de biobased economy. De overheid kan de belemmeringen verminderen of opheffen door afschaffing, aanpassing en vernieuwing van regelgeving in een regio, toegesneden op specifieke proces- en productontwikkelingen in de biobased economy. Vervolgens kan dit uitgebreid worden naar andere gebieden. Thema: grondstoffen Topsector: chemie Resultaten Het project bestaat uit 3 fases: - In de 1e fase wordt via een verkennend onderzoek de relevante regelgeving (lokaal, regionaal, landelijk) in de regio onderzocht. Hierbij wordt gekeken naar initiatieven en activiteiten van bedrijven in de biobased economy in de sectoren energie, agro-economie, chemie en/of bouw. Er wordt vastgesteld welke belemmeringen optreden en wat hiervan de economische effecten zijn. In dit onderzoek wordt in kaart gebracht welke bedrijven in de genoemde sectoren concrete belemmeringen ondervinden en welke economische voordelen kunnen ontstaan door opheffing van deze knelpunten. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen (faculteit Economie) en Hogeschool Van Hall Larenstein (Lectoraat Biobased Economy). 2 | Green Deal - Op basis van het onderzoek worden in de 2e fase analyses gemaakt van oplossingsmogelijkheden door afschaffing of aanpassing van regels. Hierbij zal het instrument right to challenge gebruikt worden om afschaffing van bepaalde regels voor te stellen en zullen wijzigingen van regels geformuleerd worden om deze in de experimenteerzone toe te passen, gericht op het opheffen van specifieke knelpunten. - Deze onderzoeken bieden concreet implementeerbare regels, die aan de betreffende overheden worden voorgelegd. De 3e fase is gericht op bevordering van realisatie van deze voorstellen. Hiervoor zullen implementatietrajecten worden ontwikkeld. Hierdoor kunnen overheden waarvan de betreffende regelgeving afkomstig is knelpunten in de ontwikkeling van de biobased economy wegnemen. Einddatum: 17 Fase 1: december 2012 Fase 2: voorjaar 2013 Fase 3: wordt op termijn bepaald Inzet en acties partijen - De Kamer van Koophandel, Noord-Nederland voert een onderzoek uit naar het wegnemen van belemmeringen in de regelgeving voor de ontwikkeling van de biobased economy in Noord-Nederland in de regio Eemsdelta-Veenkoloniën. - Hierbij gebruikt de KvK het instrument experimenteerzone en ontwikkelt ze uitgewerkte voorstellen om tot aanpassing van relevante regelgeving te komen. - De KvK zet in op bevordering van implementatie van de voorstellen door overheden. Inzet en acties Rijksoverheid - De Rijksoverheid is geïnteresseerd in de uitkomsten van de fases 1 en 2 en is bereid in fase 3 constructief en creatief mee te denken hoe, binnen de grenzen die het project ‘ruimte voor regels’ stelt, te zoeken naar oplossingen om eventuele belemmeringen in wet- en regelgeving in de experimenteerzone te verminderen. - Op basis van het rapport voert de Rijksoverheid de wettelijk toegestane voorstellen op een constructieve en creatieve manier uit. Deze worden als voorbeeldproject op de website www. biobasedeconomy.nl geplaatst. Voor meer informatie www.rijksoverheid.nl/greendeal 18 Bijlage 2 Deelnemers Klankbordgroep (N.B. de lijst is beperkt tot personen die op enig moment hebben deelgenomen aan (een) vergadering(en) van de Klankbordgroep) De heer Van Zanten Kamer van Koophandel Noord-Nederland De heer Kadijk Kamer van Koophandel Noord-Nederland De heer Koerts Kamer van Koophandel Noord-Nederland De heer Butter Ministerie van Economische Zaken De heer Verhulst Ministerie van Economische Zaken De heer Jacobi Ministerie van Economische Zaken De heer Van der Steen Ministerie van Economische Zaken De heer Jansen Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De heer Van Bolhuis Agenda voor de Veenkoloniën De heer Heesterbeek Gemeente Oldambt De heer Fetter De heer Van Steenis Suikerunie Energy Valley Externe Adviseurs De heer Bex SIRA Consulting De heer Van der Kolk Van der Kolk Advies Uitvoerders projectfasen/deelonderzoeken De heer Rodenhuis Van Hall Larenstein De heer Derksen Van Hall Larenstein De heer Euverink Rijksuniversiteit Groningen Mevrouw Veele De heer Blekkenhorst Rijksuniversiteit Groningen Lexnova Mevrouw Visser Lexnova De heer Winter Pro Facto 19 Bijlage 3 Financieel bijdragende partijen Kamer van Koophandel Noord-Nederland Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Agenda voor de Veenkoloniën Gemeente Oldambt Gemeente Emmen Provincie Groningen LTO GSP Suikerunie ESKA Van Hall Larenstein 20
© Copyright 2024 ExpyDoc