Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde Module Klinische Farmacologie: De Oude Patiënt 2015 MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT COIG Moduleboek Documentkenmerken COIG moduleboek Betreft het COIG moduleboek: Klinische Farmacologie: De Oude Patiënt Auteur(s): Dr. W. Knol en drs. G.J. Lefeber Medeauteur(s): Drs. M.N. Boersma Versie: 4 (2014) Laatste revisiedatum: 19 november 2014 Bronvermelding: Dr. P.A.F. Jansen en dr W. Knol, afdeling Geriatrie en Expertisecentrum Pharmacotherapie bij Ouderen (Ephor), UMC Utrecht 2 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT Colofon De inhoud van moduleboek is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van: Dr. W. Knol en drs. G.J. Lefeber in samenwerking met de projectgroep COIG nieuwe stijl regio Utrecht van de Regionale Opleidings Commissie Utrecht (ROCU) Correspondentieadres: dr. W. Knol, afdeling Geriatrie, B05.256, Postbus 85500, 3508 GA Utrecht. Tel: 088-7558280, e-mail: [email protected] Website: www.rocuinternegeneeskunde.nl Secretariaat COIG Regio Utrecht: Mevr. S. Brons, [email protected] Tel 088-75550801 Locatieadres: BCN, Daltonlaan 100, 3584 BJ Utrecht, 030-2567390 Routebeschrijving: http://www.bcn.nl/Routebeschrijving-BCN-Utrecht.html 3 MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde Module: Klinische Farmacologie: De Oude Patiënt Maart 2015 4 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT Overal waar voor deelnemers of docenten de mannelijke vorm wordt gebruikt kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen. 5 MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT Inhoudsopgave 1. INLEIDING --------------------------------------------------------------------------------- 7 1.1 1.2 W OORD VOORAF ..................................................................................... 7 LEERDOELEN VAN MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIËNT .................................................................................. 7 1.2.1 1.2.2 1.3 2. 2.1 2.2 2.3 3. 3.1 4. 4.1 6 Kennisdoelen ................................................................................................... 7 Vaardigheidsdoelen ......................................................................................... 8 DAGPROGRAMMA VAN MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIËNT 8 ZELFSTUDIE OPDRACHTEN MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIËNT--------------------------------------------------------------------- 10 TE BESTUDEREN LITERATUUR TER VOORBEREIDING ................................. 10 SPECIFIEKE ZELFSTUDIEOPDRACHT ........................................................ 11 ZELFSTUDIEOPDRACHTEN TER VOORBEREIDING OP W ERKGROEPEN 1, 2 EN 3 ................................................................. 11-12 WERKGROEP 1: FARMACOKINETIEK BIJ OUDEREN---------------------- 13 CASUS A: EEN MAN VAN 80 JAAR MET BUIKPIJNKLACHTEN ....................... 13 WERKGROEP 2: OPTIMALISEREN POLYFARMACIE ----------------------- 14 CASUS B: EEN MAN VAN 77 JAAR MET 12 GENEESMIDDELEN..................... 14 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT 1. Inleiding 1.1 Woord vooraf Het rationeel voorschrijven van geneesmiddelen wordt complexer doordat er een steeds groter aantal geneesmiddelen op de markt komt en aandoeningen toenemend met meerdere geneesmiddelen en door verschillende specialisten worden behandeld. Een tweede factor is dat het aantal patiënten met een hoge leeftijd en verschillende aandoeningen in snel tempo groeit. Voor een effectieve en veilige behandeling van deze multimorbiditeit is goede farmacologische kennis nodig en dient rekening te worden gehouden met specifieke patiënt kenmerken. Bovendien zijn patiënten toenemend goed op de hoogte van verschillende behandelingsmogelijkheden en verlangen goede voorlichting en een optimale behandeling. Mede door deze ontwikkelingen is de Geneesmiddelenwet aangepast en heeft o.a. de apotheker, als medebehandelaar, een nadrukkelijke rol gekregen. Er is een verplichting om op het recept de reden van voorschrijven van bepaalde geneesmiddelen en afwijkende nierfunctie te vermelden, om ernstige bijwerkingen te melden en een goede overdracht van medicatiegegevens te waarborgen. Daartegenover staat dat het onderwijs in de farmacologie en farmacotherapie in de geneeskundeopleiding zeer beperkt is en artsen onvoldoende voorbereid zijn op deze ontwikkelingen. Omdat al deze ontwikkelingen van belang zijn voor AIOS interne geneeskunde wordt in deze module aandacht besteed aan veranderingen in farmacokinetiek bij ouderen, aan optimaliseren van polyfarmacie, behandeling van delier en risico’s van antipsychotica, het melden van bijwerkingen en de rapportage daarvan, de medicatieoverdracht, en de rol van de apotheker. 1.2 Leerdoelen van Module Klinische Farmacologie: De Oude Patiënt De hierna gespecificeerde leerdoelen vormen een leidraad voor de kennis en vaardigheden waarover u na afloop van het volgen van deze module minstens zou moeten beschikken. Dat wil niet zeggen dat alles ook tijdens de COIG-dag aan bod komt. 1.2.1 Kennisdoelen a) De deelnemer beschikt in de context van casuïstiek over (parate) feitenkennis op het gebied van de klinische farmacologie en kan deze kennis toepassen ten aanzien van de behandeling van multimorbiditeit bij oude patiënten. b) De deelnemer heeft kennis van de veranderingen in de farmacokinetiek bij ouderen en van de farmacogenetica en kan deze kennis toepassen op casuïstiek en praktijksituaties. c) De deelnemer heeft kennis van de polyfarmacie optimalisatie methode (Systematic Tool to Reduce Inappropriate Prescribing) en kan dit demonstreren in de context van een casus. d) De deelnemer heeft inzicht in het vóórkomen, de prognose, de complicaties en meldingsplicht van problemen tengevolge van farmacotherapie en kan dit demonstreren in de context van een casus. e) De deelnemer is zich bewust van het belang van en de verantwoordelijkheid voor een volledige medicatieoverdracht voor andere zorgverleners f) De deelnemer weet welke informatiebronnen geschikt zijn om de onder a), b), c) d) en e) genoemde gegevens op te zoeken (d.w.z. welke handboeken, toonaangevende tijdschriften, websites) g) De deelnemer heeft inzicht in de wijze waarop het patiëntperspectief bij de farmacotherapie een rol speelt en kan dit inzicht relateren aan een casus, in het bijzonder ten aanzien van: 7 MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT Kiezen van rationele farmacotherapie Optimaliseren van polyfarmacie Medicatie overdracht Herkennen en rapporteren van bijwerkingen bij complexe farmacotherapie h) De deelnemer kan ethische en maatschappelijke aspecten die bij de farmacotherapie en bij de gevolgen daarvan van betekenis zijn identificeren en toepassen op casuïstiek, zoals: patiëntveiligheid en kosten. 1.2.2 Vaardigheidsdoelen a) De deelnemer kan t.a.v. de boven genoemde ziektebeelden aan de hand van een casus klinisch redeneren ("forward redenen", d.w.z. van gegevens naar diagnose). Hij laat zien dat hij vanuit klinische presentaties via werkhypothesen tot een (differentiaal) diagnose en een medicatievoorstel kan komen. b) De deelnemer kan dit klinisch redeneren aan de hand van de casus expliciteren aan collega's en docenten. c) De deelnemer toont dat hij de aanbevolen informatiebronnen adequaat kan raadplegen (formuleren vraagstelling, destilleren van "antwoorden" uit de geraadpleegde bronnen. Kunnen extrapoleren "van statistiek naar casuïstiek". Toepassen van bronvermelding). d) De deelnemer kan een casus kort en bondig ("to the point") presenteren aan collega's met adequaat gebruik van audiovisuele hulpmiddelen. e) De deelnemer kan de volgende resultaten van het effect van geneesmiddelen op de behandelde ziektebeelden interpreteren: Number needed to treat Number needed to harm Time until benefit f) De deelnemer laat zien dat hij in de context van een casus herkent wanneer advies en hulp van collega's van een andere discipline moeten worden ingewonnen. Dit betreft in het bijzonder het volgende: Overleg met apotheker Consult klinisch geriater Consult klinisch farmacoloog 8 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT 1.3 Dagprogramma van Module Klinische Farmacologie: De Oude Patiënt 08.30 - 09.00 Ontvangst met koffie Registratie en definitieve indeling werkgroepen 09.00 - 09.30 Welkom, toelichting programma en pre-toets Dr. W. Knol, klinisch geriater, klinisch farmacoloog 09.30 - 10.00 Plenair werkcollege: Farmacokinetiek bij de oude patiënt Dr. W. Knol, klinisch geriater, klinisch farmacoloog 10.00 – 10.20 10.20 – 11.00 Pauze Werkgroep 1: Farmacokinetiek bij ouderen en farmacogenetica Casus A: een 80 jarige man met buikklachten 11.00 – 12.00 Plenair werkcollege: Optimaliseren polyfarmacie en Medicatie Overdracht Drs. M.N. Boersma, internist ouderengeneeskunde en klinisch farmacoloog io 12.00 - 13.00 13.00 – 14.00 Lunch Werkgroep 2: Optimaliseren Polyfarmacie en Medicatie Overdracht Casus B: een man van 70 jaar met 21 geneesmiddelen 14.00 – 14.15 Video: wat heeft deze patiënt? Drs. G.J. Lefeber, klinisch geriater en klinisch farmacoloog 14.15 – 15.00 Plenair werkcollege: Andere aspecten van geneesmiddelen bij ouderen Drs. G. J. Lefeber, klinisch geriater en klinisch farmacoloog 15.00 – 15.30 15.30 – 16.30 pauze Plenaire interactieve discussie: Een delier bij de oude patiënt: medicamenteuze behandeling en risico’s Dr. W. Knol, klinisch geriater, klinisch farmacoloog 16.30 – 16.45 Antwoorden Toets 16.45 – 17.00 Zijn alle vragen beantwoord? Schriftelijke evaluatie 9 MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT 2. Zelfstudie opdrachten Module Klinische Farmacologie: De Oude Patiënt Voor een goed verloop van de COIG dag is het noodzakelijk dat u voorafgaand aan deelname de zelfstudieopdrachten maakt. Tijdens de werkgroepen wordt actieve participatie en inhoudelijke inbreng verwacht van alle deelnemers. 2.1 Te bestuderen literatuur ter voorbereiding Voorafgaand aan deelname aan de COIG dag en voorafgaand aan het uitvoeren van de zelfstudieopdrachten voor de werkgroepen bestudeert u de volgende stof: Verplicht: Paul A. F. Jansen and Jacobus R. B. J. Brouwers, “Clinical Pharmacology in Old Persons,” Scientifica, vol. 2012, Article ID 723678, 17 pages, 2012. doi:10.6064/2012/723678 (te downloaden op www.ephor.nl) Multidisciplinaire richtlijn Polyfarmacie en polyfarmacie stroomschema. Te vinden op www.ephor.nl Richtlijn Overdracht van medicatiegegevens in de keten. Te vinden op www.ephor.nl Aanbevolen: Leendertse AJ, Egberts AC, Stoker LJ, van den Bemt PM; HARM Study Group. Frequency of and risk factors for preventable medication-related hospital admissions in the Netherlands. Arch Intern Med. 2008 Sep 22;168(17):1890-6. Drenth-van Maanen AC, Marum van RJ, Knol W, Linden van CMJ, Jansen PAF. Prescribing optimization method for improving prescribing in elderly patients receiving polypharmacy. Results of application to case histories by general practitioners. Drugs and Aging 2009;26: 687-701. Gestructureerde Medicatie Anamnese. Te vinden op www.ephor.nl Vermeulen Windsant-van den Tweel AMA, Verduijn MM, Derijks HJ, Marum van RJ. Detectie van ongeschikt medicatiegebruik bij ouderen. Worden de STOPP- en START-criteria de nieuwe standaard? NTVG 2012;156:A5076 O'Mahony D, O'Sullivan D, Byrne S e.a. STOPP/START criteria for potentially inappropriate prescribing in older people: Version 2. Age Aging 2014 Oct 16. pii: afu145. Verminderde nierfunctie. Doseringsadviezen voor geneesmiddelen KNMP. Te vinden op www.ephor.nl Indicaties van geneesmiddelen en lab op het recept. (zie www.ephor.nl) Meagher DJ, McLoughlin L, Leonard M, Hannon N, Dunne C, O'Regan N. What do we really know about the treatment of delirium with antipsychotics? Ten key issues for delirium pharmacotherapy. Am J Geriatr Psychiatry 2013 Dec;21(12):1223-38 Boek: Het Geriatrie Formularium. Een praktische leidraad (3e druk) Jansen, P.A.F., van der Laan, J.R., & Schols, J.M.G.A. (Red.) 2012. ISBN 9789031392643 Websites: www.ephor.nl, www.medicatieoverdracht.nl, www.Lareb.nl 10 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT 2.2 Specifieke zelfstudieopdracht Zoek een oude patiënt met polyfarmacie bij wie medicatie wordt gestopt vanwege een matig ernstige of ernstige bijwerking. 1. Bepaal de causaliteit van de bijwerking aan de hand van de schaal van Naranjo (zie tabel 1 op blz 11) 2. Ga na of en op welke wijze de bijwerking is gedocumenteerd of gedocumenteerd kan worden in de status of het Elektronisch Medicatie Dossier. Ga na of en op welke wijze de bijwerking is gecommuniceerd naar andere zorgverleners. 2.3 Zelfstudieopdrachten ter voorbereiding op Werkgroepen 1, 2 en 3 De werkgroep bijeenkomsten vinden plaats aan de hand van een casus. Bestudeer de betreffende casus (zie elders in dit werkboek) en bereid uw antwoorden op de gestelde vragen en opdrachten voor aan de hand van de opgegeven literatuur. Op de website www.ephor.nl vindt u links naar bv interactieoverzichten en schatting van de nierfunctie. 11 MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT Tabel 1. Gemodificeerde causaliteitsbepaling volgens Naranjo Naar: Naranjo CAA. Clin Pharmacol Ther. 1981; 30(2): 239-45. klinisch verschijnsel (KV) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Zijn er eerdere rapportages bekend over dit KV? Trad het KV op nadat het verdachte middel was toegediend? Verminderde het KV na het staken van de toediening of na het toedienen van een specifieke antagonist? Trad het KV opnieuw op toen het geneesmiddel opnieuw werd toegediend? Zijn er andere oorzaken die het KV zouden hebben kunnen veroorzaakt? Is het middel in toxische concentraties aangetoond in lichaamsvloeistof? Was het KV ernstiger na dosisverhoging of minder ernstig na dosisverlaging? Trad er bij een eerdere toediening een vergelijkbaar KV op bij hetzelfde of een vergelijkbaar middel? Is het KV waargenomen door een arts? Totaal score 9 of hoger 5-8 1-4 0 of lager 12 ja nee onbekend +1 0 0 +2 -1 0 +1 0 0 +2 -1 0 -1 +2 0 +1 0 0 +1 0 0 +1 0 0 +1 0 0 |__|__| zeker een adverse drug reaction (ADR) waarschijnlijk ADR mogelijk ADR ADR twijfelachtig Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht score MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT 3. Werkgroep 1: De oude patiënt 3.1 Casus A: Een man van 80 jaar wordt verwezen naar de polikliniek wegens onbegrepen pijn. Zijn voorgeschiedenis vermeldt: 1986 hypothyreoïdie 2001 sigmoidresectie ivm villeus adenoom 2006 atypische thoracale klachten, cholecystectomie, jicht 2009 analyse buikklachten en hoofdpijn: CT hersenen en Ct buik geen afwijkingen, gastroscopie: antrumgastritis, laparascopie: minimale verklevingen 2010 second opinion: geen afwijkingen, milde polyneuropathie verdenking depressie waarvoor sinds kort nortriptyline. Patiënt heeft sinds 2006 last van een stekende pijn bij de ribbenboog rechts en sinds 2009 plots begonnen hoofdpijn. Hij is al bij diverse artsen geweest, die niets konden vinden. Hij heeft diverse pijnstillers gehad waarvan hij veel niet kon verdragen, bijvoorbeeld codeïne en tramadol. Hij voelt zich ook nu vaak niet helder en snel misselijk. Huidige medicatie: oxycodon 3dd 5mg, fentanyl 12ug/uur pleister 1 per 3 dagen, paracetamol 3 dd1000mg, levothyroxine 1dd 0.175 ug, zopiclon 1dd 7,5 mg, allopurinol 2dd100 mg, colchicine 1dd 0,5 mg, macrogol 1dd1 sachet, omeprazol 1dd 40mg, nortriptyline 1dd75 mg. Laboratorium onderzoek: Creatinine 105 umol/L, TSH 4.3 mU/L, nortriptylineconcentratie 295 ug/L (50-150) Vragen: 1. Welke vraag stelt u patiënt betreffend de inname van de medicatie in relatie tot de absorptie. 2. Is er een klinisch relevante interactie met grapefruitsap te verwachten van een van de middelen? 3. Met welke middelen moet rekening worden gehouden met een gewijzigde distributie bij ouderen? 4. Met welke middelen moet rekening worden gehouden met een afname van de leverdoorbloeding bij ouderen? 5. Met welke middelen moet rekening worden gehouden met een afgenomen nierfunctie bij ouderen? 6. Welke middelen worden door de lever gemetaboliseerd en op welke wijze? 7. Zijn er interacties te verwachten van deze combinatie van middelen? 8. Patiënt had gehoord dat carbamazepine een goede pijnstiller is, en vraagt u om advies, zijn er interacties te verwachten? 9. Hoe verklaart u de verhoogde nortriptylineconcentratie? 10. Zijn er middelen waarvan u een ander farmacodynamisch effect verwacht bij ouderen? 13 MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT 4. Werkgroep 2: Optimaliseren Polyfarmacie 4.1 Casus B: een man van 70 jaar met 21 geneesmiddelen Dhr. P., 70 jaar Voorgeschiedenis 1982 cryptogene temporale epilepsie perifeer vaatlijden 1985 hypertensieve encephalopathie rec. urineweginfecties 1985 TIA diabetes mellitus type 2 1999 morbus Parkinson status na appendectomie 2003 bypass rechter onderbeen BPH 2003 hersenstam infarct 2003 cataract operatie OD 2004 urosepsis 2005 prerenale nierfunctiestoornis bij decompensatio cordis 2005 chronisch subduraal hematoom bij doorgeschoten INR 2006 primaire hyperparathyreoidie, waarvoor adenectomie bijschildklier 2007 PTCA Anamnese De patiënt komt bij u op het spreekuur om te vertellen hoe het met hem gaat. Het gaat eigenlijk wel aardig. Hij vindt het jammer dat hij eigenlijk nooit meer buiten komt door zijn lichamelijke beperkingen. Hij heeft geen pijn, de mictie en ontlasting verlopen probleemloos. Zijn belangrijkste klacht op dit moment is een verhoogde valneiging, waarbij hij het gevoel heeft door de benen te zakken. Hij vraagt of het door de medicijnen komt en vertelt dat het hem niet altijd goed lukt om alle medicijnen te slikken. U besluit zijn medicijnlijst eens kritisch te beoordelen. Kreatinine 125 umol/L, HbA1c 40 mmol/mol. De glucosedagcurves zien er keurig uit. Huidige medicatie Amaryl (glimepiride) 1 dd 4 mg Renitec (enalapril) 1 dd 20 mg Detrusitol (tolterodine) 1 dd 4 mg foliumzuur 1 dd 0.5 mg Neurontin (gabapentine) 4 dd 400 mg paracetamol 4 dd 500 mg Nexium (esomeprazol) 1 dd 40 mg acetylsalicylzuur 1 dd 80 mg Xatral (alfuzosine) 1 dd 10 mg Lasix (furosemide) 1 dd 20 mg Keppra (levetiracetam) 1000-1000-750 (afbouwschema) Promocard (isosorbidemononitraat) 2 dd 60 mg Persantin (dipyridamol) 2 dd 1 Norvasc (amlodipine) 2 dd 5 mg Duspatal (mebeverine) 2 dd 200 mg Tegretol (carbamazepine) 1 dd 300 + 1 dd 200 mg magnesiumhydroxide 3 dd 1 Selokeen zoc (metoprolol retard) 1 dd 100 mg Sinemet (levodopa/carbidopa) 4 dd 62.5 mg Glucophage (metformine) 2 dd 850 mg Zocor (simvastatine) 1 dd 40 mg 14 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE KLINISCHE FARMACOLOGIE: DE OUDE PATIENT Vragen en opdrachten: 1. Geef een schatting van de creatinineklaring bij deze patiënt bij het laatste laboratoriumonderzoek op uw timmermansoog. 2. Bereken de creatinineklaring met behulp van de formule van Cockcroft en Gault (gewicht van patient is 65 kg), met behulp van de Modification of Diet in Renal Disease (MDRD) formule en CKD-EPI (link via www.ephor.nl) 3. Optimaliseer de bovenstaande polyfarmacie volgens de Polyfarmacie Optimalisatie Methode. Bij ontslag van een patiënt is het belangrijk dat de hulpverleners in de eerste lijn een goed overzicht hebben van relevante klinische bevindingen en de veranderingen in de medicatie die tijdens de opname hebben plaatsgevonden. 4. Aan wie draagt u medicatie en/of klinische gegevens over en hoe doet u dat? 5. Beschrijf expliciet wat u bij deze patiënt op het ontslag recept vermeldt. 15
© Copyright 2024 ExpyDoc