Full text - Universiteit Utrecht

“Niemand zag de crisis aankomen”1
Een historisch onderzoek naar de verwevenheid tussen Nederlandse bankiers en toezichthouders
in de aanloop naar de financiële crisis.
Bob Schenk & Mitchell van de Klundert
3276783 & 3680800
januari 2014
Universiteit Utrecht
Onderzoeksseminar III A
Macht en onmacht van het Nederlandse bedrijfsleven
GE3VD12001
J.L. van Zanden & G.K. Westerhuis
Departement economische geschiedenis
Universiteit Utrecht
1
President van De Nederlandsche Bank Nout Wellink (1997 - 2011) tijdens de verhoren voor de Parlementaire onderzoek
financieel stelsel in 2011. Zie ook: http://nos.nl/artikel/318670-wellink-niemand-zag-de-crisis-aankomen.html
3
4
Inhoudsopgave
1.
Inleiding…………………………………………………………………………………... 7
2.
De banken……………………………………………………………………………….... 9
3.
De toezichthouders……………………………………………………………………… 14
4.
De verwevenheid……………………………………………………………………….. 19
5.
Conclusie………………………………………………………………………………. 26
6.
Referentielijst………………………………………………………………………….. 27
5
6
1.
Inleiding
Dit paper onderzoekt het risicomanagement van Nederlandse banken en het toezicht hierop.
Hiervoor wordt een onderzoek verricht naar de verwevenheid tussen de besturen van de drie
grootste Nederlandse banken: ING, Rabobank en ABN AMRO, en de topbestuurslagen van de
drie belangrijkste toezichthouders op het Nederlandse bankwezen: de Autoriteit Financiële
Markten (AFM), De Nederlandsche Bank (DNB) en het Ministerie van Financiën. De hypothese
in dit paper luidt: In hoeverre bestaat er verwevenheid tussen bankiers en toezichthouders welke
van invloed kan zijn op het nemen van risico door de banken? Dit onderzoek wordt uitgevoerd in
het kader van de financiële crisis van 2008.
Relevantie
De relevantie voor dit onderzoek is de noodzaak voor een transparant bankwezen en
onafhankelijk toezicht. De maatschappelijke waarde van systeembanken is groot en de injectie
van belastinggeld bevestigt het publieke belang des te meer. Aangezien zowel ING als ABN
AMRO in de jaren na 2010 op grote schaal steun ontvingen van de overheid om niet om te vallen
en gezien het feit dat deze financiële injecties werden bekostigd door belastinggeld, is het
relevant om erachter te komen in hoeverre er een verbondenheid bestaat tussen de bankiers
enerzijds en de ambtenaren en politieke figuren van de toezichthouders anderzijds. De vraag is in
hoeverre de verwevenheid van toezicht en de partijen op wie toezicht werd gehouden een
kritische blik hebben voorkomen. In de afgelopen dertig jaar hebben banken veel meer vrijheid
verkregen. Dit betekende in feite de deregulering van het bankwezen. Het opzichtig falen van
toezicht op de risico’s die het beleid van de banken met zich mee bracht onderstreept het belang
van onderzoek naar de historische ontwikkeling van risicomanagement binnen het bankwezen.
Onderzoeksdata
Voor dit onderzoek worden de bankiers van de vier banken tussen de periode 1988 tot en met
2010 verbonden met de toezichthouders van de vier instanties in dezelfde periode. Het onderzoek
maakt gebruik van data verkregen met de medewerking van de banken en toezichthouders
alsmede Abe de Jong (Erasmus Universiteit) en Gerarda Westerhuis (Universiteit Utrecht)
In de eerste plaats zijn de hoofdbesturen (Raad van Bestuur (RvB)) van de drie grootste
Nederlandse banken gebruikt: ING, ABN AMRO en Rabobank. Daarnaast gebruikt dit
onderzoek ook de hoofdbesturen (Raad van Bestuur (RvB)) en de politieke leiding van de
toezichthouders op het Nederlandse bankwezen: de Autoriteit Financiële Markten (AFM), De
Nederlandse Bank (DNB) en het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Financiën zal
enerzijds worden bekeken vanaf de politieke kant en anderzijds vanaf de ambtelijke kant.
7
De verwachte uitkomst van dit onderzoek is dat de bank het managen van risico’s op een niet
integere manier heeft aangepakt. In de periode voorafgaand aan 2008 werd risico omtrent de
nieuwe financiële producten stelselmatig onderschat. Op het moment dat het kaartenhuis
ineenstortte werd de Staat ingeschakeld om de bank te hulp te komen. De vraag komt op hoe het
mogelijk is dat ondanks de vele toezichthouders in de financiële sector, een bank binnen een jaar
moet worden ‘gered’ voor 30 miljard euro. Hiervoor verwachten we aan de hand van diverse
bronnen en de hierboven beschreven data, de verwevenheid tussen de Nederlandse banken en
haar toezichthouders aan te tonen.
8
2. De banken
De Nederlandse banken zijn een belangrijke speler in aanloop naar de financiële crisis van 2008.
In dit hoofdstuk zal de rol van de bankenwereld in de periode 1988-2010 worden behandeld.
Hierbij ligt de focus op het ontwikkelen van een riskanter beleid door de banken, welke heeft
bijgedragen aan de financiële crisis. Voor dit beleid met een verhoogd risicoprofiel zijn een
aantal oorzaken aan te wijzen. Deze worden hieronder geanalyseerd.
Oorzaken: Kapitaalbuffers
Vanaf 2000 namen de kapitaalbuffers van de Nederlandse banken af waardoor zij minder
middelen tot hun beschikking hadden om tegenvallers op te kunnen vangen. Dit proces is
zichtbaar vanaf het jaar 2000 en vertoont een sterk verschil met de jaren negentig. De mediaan
van de kapitaalbuffers van Nederlandse banken in de jaren negentig is, gemeten door de DNB
over de periode 1990-1997, 7,9 procent met als teller alleen het Tier I kapitaal.2 In het jaar 2006
bedraagt het gemiddelde nog maar 3,0 procent.3
Figuur 2.1 Kapitaalbuffers4
2
G.J. de Bondt en H.M. Prast, Bank capital ratio’s in the 1990’s: cross country evidence, Research memorandum WO & E no.
603 December 1999, pp14. Het Tier 1 kapitaal omvat het zogenaamde kernkapitaal van de bank en bestaat (vooral) uit eigenvermogensbestanddelen als aandelenvermogen en ingehouden winsten.
3
XVI, De Nederlandse Bank NV. (2012 Amsterdam) 9
4
Voor cijfers ING, Rabobank en ABN AMRO dank aan Jelle Hummelen, cijfers Nederlandse bankenwereld 1990-1997 zie noot
1 en voor de cijfers v/a 2000 http://data.worldbank.org/indicator/FB.BNK.CAPA.ZS (18 januari 2014)
9
De afname van de gemiddelde kapitaalratio van de Nederlandse banken voltrok zich binnen het
raamwerk van de Bazel II akkoorden. Binnen het raamwerk van de Bazel I akkoorden lag het
accent nog op een ongewogen kapitaalbuffer (leverage ratio) en een gewogen buffer waarvoor
standaard risicofactoren moesten worden gehanteerd. Dit veranderde met de akkoorden van Bazel
II. De banken mochten binnen dit raamwerk na goedkeuring door de (externe) toezichthouder
hun eigen risicotaxaties en risicomodellen gebruiken.5 De regulator ging er daarbij wel van uit,
dat banken zich uit eigen belang voorzichtig zouden opstellen bij deze taxaties en berekeningen.6
Deze risicomodellen zijn echter niet alleen achteraf ontoereikend gebleken, gebaseerd op
historische risico’s bestond er al bij aanvang kritiek op de betrouwbaarheid van deze modellen.7
De modellen werden niet geacht goed te functioneren als indicator van toekomstig risico. De
risicomodellen zijn ook onderhevig geweest aan uitholling. Zo zijn ze nooit gebruikt om risico’s
te identificeren maar om ze te berekenen.8 In de praktijk werden deze berekeningen gebruikt om
zo veel mogelijk middelen vrij te spelen voor de kredietverlening (vooral ook t.b.v. hypotheken)
en voor het ondernemen van bancaire investeringen (waaronder de zogenaamde handel voor
eigen rekening).9 Het uiteindelijke resultaat was, dat de banken konden werken met lagere
kapitaalbuffers dan onder Bazel I het geval was. De handel voor eigen rekening nam een grote
bloei nadat de financiële markten overspoeld werden door allerlei innovatieve financiële
constructies (de zogenaamde derivaten, zie verderop). Vrijwel alle banken gooiden zich
enthousiast op deze nieuwe constructies waardoor er een zeer omvangrijke internationale handel
(en dus verwevenheid) ontstond tussen allerlei financiële partijen. Banken werden zo in hoog
tempo steeds minder instellingen die zich richtten op de financiering van de reële (d.w.z. nietfinanciële) economie en steeds meer instellingen die zich richtten op onderlinge transacties met
het oogmerk daarvan te profiteren. Aanvankelijk lukte dit ook: het aandeel van de banken in de
totale creatie van winst nam hals over kop toe, in de VS zelfs tot meer dan 40 procent.
Oorzaken: Ongeremde groei
Ook de Nederlandse banken maakten een enorme groei door in de onderzochte periode, vooral
tijdens het eerste decennium van deze eeuw. Volgens berekeningen van het Sustainable Finance
Lab bedroeg het balanstotaal van Nederlandse banken in 1990 200 procent van het bbp en in
2010 400 procent van het bbp. In de achtergrondnotitie bij de inbreng voor de Commissie
Structuur Nederlandse Banken van leden van het Sustainable Finance wordt bovendien vermeld
dat het geconsolideerde balanstotaal van de Nederlandse banken nog hoger lag. Het
geconsolideerde balanstotaal van de sector lag in 2007 zelfs iets boven de 600 procent.10 Deze
enorme groei voltrok zich in een periode dat de reële economie niet wezenlijk zou zijn veranderd.
5
In het spoor van de crisis: achtergronden bij de financiële crisis, De Nederlandse Bank NV. (2010 Amsterdam) 99-124
Eindrapport, Parlementaire Enquetecommissie Financieel Stelsel. (2012 Den Haag) 549, 555 en 559. De DNB hield hier geen
toezicht op.
7
An academic response to Basel II, LSE Financial Markets Group en ESRC Research Centre. (2001 London)15-16
8
J.J.A. Leenaars, ‘Risicomanagement van banken’, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, (2003) 340-347
9
Achtergrondnotitie bij de inbreng voor de Commissie Structuur Nederlandse Banken van leden van het Sustainable Finance
Lab, Sustainable Finance Lab. (2013 zp) 11-12
10
Achtergrondnotitie bij de inbreng voor de Commissie Structuur Nederlandse Banken van leden van het Sustainable Finance
Lab, 4-5
6
10
De handel voor eigen rekening voltrok zich in een richting die voorheen nauwelijks bestond.
Terwijl het aandeel van bedrijfsleningen afnam groeide zowel de hypotheekverstrekking als de
verwerking van deze hypotheken. Die werden namelijk onderdeel van zogenaamde
securitisaties..11 Deze gesecuritiseerde activa groeiden als aandeel van het balanstotaal van
Nederlandse banken in de periode van 1988 tot 2010 van ongeveer 7 procent tot 17 procent.12 De
risico’s van deze securitisaties—die over en weer werden verhandeld tussen banken onderling en
met en andere financiële partijen—waren vervolgens niet goed meer te traceren door de banken
omdat ze meer dan eens vermengd waren met allerlei andere activa.13
Figuur 2.2 Omvang Nederlandse bankensector en kredietverlening14
De activiteiten van de Nederlandse banken werden door deze focus op securitisaties in de periode
van 1988 tot nu steeds meer gefinancierd uit de markt, d.w.z. door leningen aan te trekken in de
vorm van de uitgifte van obligaties. 15 Deze obligaties blijven buiten het Tier I kapitaal: er rusten
immers verplichtingen op in de vorm van rentebetalingen en aflossing. Daardoor kunnen zij niet
gebruikt worden om tegenvallers mee te dekken. Uit verschillende studies en rapporten blijkt dat
de aanvankelijk lucratieve handel in activa door de aandeelhouders van banken zeer werd
geapprecieerd. Het leidde immers tot hoge winstuitkeringen en/of tot stijging van de beurswaarde
van de bankaandelen.16 Het streven naar maximalisatie van deze aandeelhouderwaarde kan
volgens deze studies deels verklaren waarom banken zich meer gingen richten op
11
Achtergrondnotitie bij de inbreng voor de Commissie Structuur Nederlandse Banken van leden van het Sustainable Finance
Lab 5. Securitisaties zijn activa die door banken in de vorm van waardepapier (‘securities’) verder verhandeld worden. Daarbij
worden allerlei activa (hypotheken samen met andere activa als studieleningen, credit card vorderingen, verzekeringen en
leaseproducten) met elkaar vermengd in pakketten waarvoor banken denken dat er een markt is.
12
Ibidem, pp. 5
13
zie bijvoorbeeld Eindrapport, 258
14
14
Achtergrondnotitie bij de inbreng voor de Commissie Structuur Nederlandse Banken van leden van het Sustainable Finance
Lab, 6
15
idem
16
Zie bijv. J. Smit, De Prooi. Blinde trots breekt ABN (Amsterdam 2008)
11
handelsactiviteiten.17 Dit neemt echter niet weg, dat er in feite sprake was van een groei van
speculatieve activiteiten, dus van een toenemende risiconeming door de banken. Dit werd nog
verergerd doordat sprake was van een collectief gedrag. Daardoor ontstond een systeemrisico.
Door de onderlinge verwevenheid lag het voor de hand dat een eventuele teloorgang van de ene
bank zou leiden tot problemen bij andere banken. Dit was ook precies wat er gebeurde toen de
Amerikaanse bank Lehman Brothers 18als een van de eersten bezweek aan deze speculatieve
transacties.
Oorzaken: Toenemende Handel
Het toegenomen belang van de financiële markten voor de bankensector vertaalde zich dus in de
toenemende risico’s waar banken zich aan blootstelden. Handelsactiviteiten zijn inherent
riskanter en meer gericht op de korte termijn. Boot en Ratnovski koppelen dit aan een ander
fenomeen: het feit dat banken niet alleen de zelf op de kapitaalmarkten aangetrokken middelen
maar ook het door particulieren ingelegde spaargeld konden aanwenden voor deze speculatieve
doeleinden. In de VS was de verplichte scheiding tussen deze vormen van bankieren, die sinds de
grote depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw was ingevoerd, in 1999 ingetrokken. In
Europa bestond deze verplichte scheiding niet. De combinatie van deze
financieringsmogelijkheden had als gevolg dat risico’s niet goed konden worden ingeprijsd in de
kosten.19 Het streven naar een zo hoog mogelijk rendement waardoor handelsactiviteiten de
overhand kregen gekoppeld aan een verscholen risico werkte volgens Boot en Ratnovski als
prikkel om deze nog meer uit te breiden.20 En het waren vooral de grote banken die zich in deze
internationale markten deden gelden.
Concluderend
De vier grootste Nederlandse banken, ABN Amro, ING, Rabobank en SNS, hadden een
marktaandeel van 80-90 procent van de Nederlandse markt en waren allen zeer actief in de
geschetste markten.21 Door hun grote aandeel was voorspelbaar dat wanneer deze banken in de
problemen zouden komen, dit voor de gehele Nederlandse banksector zou gelden. Hoewel de
geschetste problematiek gold voor de gehele sector is enkel Rabobank, van de drie banken die wij
behandelen in ons onderzoek, in staat gebleken zonder kapitaalinjectie van de overheid de
problemen in goede banen te leiden.22 Uit het overzicht van de kapitaalratio’s van de sector en die
van de drie grootste banken blijkt echter dat ook de Rabobank een lage kapitaalratio hanteerde.
Dit duidt erop dat de drie banken, en daarmee de sector in zijn algemeen, een toenemend
risicoprofiel bezaten. De vraag die zich nu voordoet is of banken en toezichthouder de geschetste
17
L. Laeven en R. Levine, ‘Bank Governance, Regulation, and Risk-Taking’ Journal of Financial Economics, 93 (2009 )259-275
Zie Inside Job (2010), een documentaire van C. Ferguson
19
Achtergrondnotitie bij de inbreng voor de Commissie Structuur Nederlandse Banken van leden van het Sustainable Finance
Lab, 11
20
A.W.A. Boot & L. Ratnovski ,’Banking and Trading’, IMF Working Paper WP/12/238; (2012) 6-11
21
Achtergrondnotitie bij de inbreng voor de Commissie Structuur Nederlandse Banken van leden van het Sustainable Finance
Lab, 4
22
Jaarverslag 2007 Rabobank, Rabobank Groep (2008 zp) 116 en Jaarverslag 2008 Rabobank, Rabobank Groep (2009 zp) 5563, 90-92
18
12
risico’s niet beter hadden kunnen voorzien. Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Maar
het collectief gedrag dat wij zojuist schetsten moet op de een of andere manier ook gedragen zijn
door interne en externe toezichthouders. Op zijn minst moet worden gesteld dat deze
toezichthouders er zich niet tegen verzet hebben. Waren zij ziende blind, of speelden andere
factoren een rol? In het volgende hoofdstuk buigen wij ons over deze vraag.
13
3. De toezichthouders
De Nederlandse banken staan onder toezicht van verschillende organisaties. De drie belangrijkste
zijn de Autoriteit Financiële Markten (AFM), het Ministerie van Financiën (MinFin) en De
Nederlandsche Bank (DNB). Deze toezichthouders hebben verschillende posities met betrekking
tot toezicht op de financiële instellingen. In dit hoofdstuk zal het toezicht op de Nederlandse
bankensector worden behandeld. In deze context worden de ontwikkelingen van het Nederlandse
toezicht in de aanloop naar de financiële crisis geanalyseerd.
De toezichthouders
Het Ministerie van Financiën (‘MinFin’) met als huidig politiek leider Jeroen Dijsselbloem, is
verantwoordelijk voor het functioneren van het financiële stelsel. Samen met het parlement
ontwerpt de minister wetten en regels, die de basis vormen voor het toezicht op financiële
instellingen.23 Het mandaatbesluit van het MinFin geeft aan dat het ministerie regels maakt voor
het goed functioneren van het financiële stelsel en werkt aan een sterke economische structuur
die verankerd is in een economisch en financieel gezond Europa.24 Het ministerie is voor 100%
aandeelhouder van een tweede toezichthouder, die wel afzonderlijk opereert: De Nederlandsche
Bank NV.
De Nederlandsche Bank (DNB) maakt zich sterk voor financiële stabiliteit en draagt daarmee bij
aan duurzame welvaart in Nederland. Daarvoor werkt DNB als onafhankelijke centrale bank en
toezichthouder aan: “solide en integere financiële instellingen die hun verplichtingen nakomen.”
25
DNB heeft daarnaast het monopolie op het uitgeven van bankbiljetten. Momenteel is Klaas
Knot president van DNB.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) bestaat sinds 2002, hiervoor was er een vergelijkbare
organisatie onder de naam Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE). De AFM geeft in haar
meest recente jaarverslag aan dat de effectiviteit van haar toezicht afhangt van Europees
toezicht.26 Maar dit was niet altijd het geval. In de periode rond het dieptepunt van de financiële
crisis in 2008 en de aanloop daar naartoe hield de AFM zich bezig met het gedragstoezicht van de
afzonderlijke banken. Dit deed zij door de risicomodellen door te spreken.
23
Rijksoverheid, 'Toezicht op het financiële stelsel' (versie 23-01-2014),
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financieel-toezicht/toezicht-op-het-financiele-stelsel
24
Rijksoverheid, 'Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën' (versie 23-01-2014),
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/fin/documenten-en-publicaties/besluiten/2012/06/26/organisatie-en-mandaatbesluitministerie-van-financien.html (26-06-2012)
25
De Nederlandsche Bank, 'Onze missie' (versie 23-01-2014), 25 http://www.dnb.nl/over-dnb/onze-missie/index.jsp
26
Autoriteit Financiële Markten, 'AFM houdt risicogestuurd toezicht, jaarverslag 2012' (versie 23-01-2014)
http://www.afm.nl/nl/jaarverslag/jaarverslagen/jaarverslag-2012/samenvatting/samenvatting/risicogestuurd-toezicht.aspx
14
Toezicht in historisch perspectief
Het toezicht op de Nederlandse financiële sector kent verschillende fases. De periode na de
Tweede Wereldoorlog staat bekend als het structuurbeleid. In deze periode hield de overheid zich
intensief bezig met de sector. Er vond een zogenaamd rule based toezicht plaats, wat inhield dat
de overheid regels opstelde waaraan de sector zich diende te houden. Een voorbeeld hiervan is
het verbod op bankenfusies dat lange tijd gold.27
Geheel in overeenstemming met de tijdsgeest verandert het toezicht in de jaren 80. Een golf van
deregulering, decentralisatie en stimulering van de marktwerking maakt de weg vrij voor een
grote mate van zelfregulering. Dit leidt volgens A.J.C. de Moor-van Vugt & M.W. Wessel, beiden
verbonden aan de Universiteit van Amsterdam tot het eind van het rule based toezicht, en de start
van het principle based toezicht.28 Hierbij speelt ook de openstelling van de Europese interne
markt in 1992 een belangrijke rol. De marktwerking die ontstaat in de financiële sector zorgt
vrijwel direct voor grote verschuivingen: onder andere fuseren NMB met Postbank en ABN met
AMRO.29
Op het gebied van het toezicht verandert er lange tijd weinig. De combinatie tussen zelfregulering
en economische voorspoed maakt van de Nederlandse financiële sector een groeiende
winstgevende sector. De verwevenheid van de financiële markten neemt echter steeds grotere
vormen aan. Het toezicht was tot dan toe gebaseerd op de solvabiliteit en liquiditeit van
afzonderlijke banken.30 Deze periode duurt tot 2004. In dat jaar werd besloten het zogenaamde
structuurregime, waarbij verschillende instanties verantwoordelijk waren voor de verschillende
vormen van toezicht op diverse financiële organisaties en middelen, om te zetten in het ‘Twin
Peaks model’.
Het Twin Peaks model wordt door zowel DNB als de AFM als een goed werkend systeem gezien
dat ook navolging zou moeten krijgen in de vorm van een Europees systeem.31 32 Dit is niet
verrassend aangezien beide instellingen een verlengstuk zijn van het Ministerie van Financiën,
dat het Twin Peaks model instelde. In het nieuwe systeem werd DNB verantwoordelijk voor
prudentieel toezicht (het kunnen nakomen van financiële verplichtingen) en de financiële
stabiliteit van de sector in het algemeen. De nieuw opgerichte AFM werd verantwoordelijk voor
het gedragstoezicht.
27
De Nederlandsche Bank NV, In het spoor van de crisis: achtergronden bij de financiële crisis.(Amsterdam 2010) 34
28
A.J.C. de Moor-van Vugt, M.W. Wessel, 'Systeem in het financiële toezicht', RegelMaat 26 (2011) 215-216
29
De Nederlandsche Bank NV, In het spoor van de crisis, 35
30
De Moor-van Vugt, Wessel, 'Systeem in het financiële toezicht', 213
31
R. Gerritse, ''Twin Peaks'-model voor bankenunie. Nederlands voorbeeld dient Europa', Het Financieele Dagblad, 2107-2012, 31
32
De Nederlandsche Bank NV, 'Een structurele stap vooruit', Kwartaalbericht juni 2007 (2007) 49
15
Figuur 3.1 Verandering in toezicht 33
Arnoud W.A. Boot verbonden aan de Faculty of Economics and Business aan de Universiteit van
Amsterdam schrijft in 2011 over toezicht op de financiële sector.34 Volgens Boot kampt het
financiële systeem in Nederland met een aantal fundamentele fouten. In de eerste plaats benoemt
hij de mate waarin financiële markten met elkaar zijn verbonden. Het toezicht vindt echter nog
veelal plaats door middel van het bekijken van individuele banken en niet het systeem als geheel.
Het tweede punt van Boot heeft betrekking op tijden van economische vooruitgang, dit is een
periode waarin er geen draagvlak is voor het versterken van de toezicht op banken. Het gaat
immers goed. Een derde punt is de groeiende complexiteit van het financiële systeem. Met name
de banken groeien in omvang en producten. De toezichthouder groeit over het algemeen niet mee
en kan de risico’s moeilijk inschatten. Boot noemt de financiële crisis een ‘systeemcrisis’. Niet de
afzonderlijke banken zitten fout, het systeem als geheel werkt niet naar behoren. Er worden dus
niet enkel door de afzonderlijke banken onverantwoorde risico’s genomen, maar er bestaat zoiets
als een ‘systeemrisico’ waarbij de banken gezamenlijk verkeerd zitten.
De kritiek van Boot werd in bepaalde mate gedeeld door de Nederlandse toezichthouders. In
2007 wordt de Wet Financieel Toezicht (WFT) in het leven geroepen. Deze wet maakt het
mogelijk om banken te houden aan de Bazel II-akkoorden en maakt een begin met een
stelselbreed toezicht op Europees niveau. De wet verandert echter de zelfregulering op het gebied
33
De Nederlandsche Bank NV, 'Een structurele stap vooruit', 49
34
A. Boot, 'Financiele sector en toezicht: zijn we op de goede weg?', in: E. de Jong, Wat zegt de crisis over onze moraal?:
economie en verantwoordelijkheid (2011) 29-42
16
van het risicomanagement niet. J.K. Helderman en M.E. Honingh, verbonden aan de Radboud
Universiteit Nijmegen, wijzen in een onderzoek naar systeemtoezicht uit 2009 op het gebrek aan
motivatie van de banken om goede zelfregulering toe te passen. Dit komt in de eerste plaats
doordat menig bankier geen contact heeft met klanten, wat het nemen van morele risico’s
vergroot. In de tweede plaats heeft de afhankelijkheid van banken onderling alsmede de
complexiteit van de aangeboden producten grote vormen aangenomen.35 Eigenlijk kan worden
gesteld dat de WFT te laat kwam om daadwerkelijk de financiële crisis een halt toe te roepen,
want al in 2008, na problemen met de Amerikaanse economie wordt gesproken van een
solvabiliteitscrisis. Deze groeit eind 2008 uit tot een systeemcrisis, waar de mondiale financiële
sector in terecht is gekomen.
Concluderend
Het blijkt dat de Nederlandse toezichthouders de crisis niet zagen aankomen. Dit is bijvoorbeeld
terug te zien in onderstaande economische groeiverwachtingen voor 2008 (links figuur 2). Slechts
een jaar later worden de groeiverwachtingen sterk teruggeschroefd (rechts figuur 3).
Figuur 3.2 en 3.3 Economische groeiverwachtingen in 2008 en 2009 36
Hoe is dit systeemrisico te beperken of te voorkomen vanuit het oogpunt van de toezichthouder?
In de eerste plaats door de complexiteit van het financiële systeem te begrijpen en te erkennen.
En in de tweede plaats door onafhankelijk te blijven en niet te zwichten voor de belangen van de
afzonderlijke banken. Om een systeemcrisis te voorkomen zal een toezichthouder dus enerzijds
moeten weten wat er speelt bij een bank. Hiervoor moet hij nauw samenwerken met de banken.
Anderzijds mag er geen verstrengeling optreden van belangen.
In deze context wordt het fenomeen 'regulatory capture' vaak aangehaald. Dit houdt in dan de
toezichthoudende partij zich teveel inlaat met de partij waarop toezicht dient te worden
gehouden. Daniel C. Hardy, verbonden aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF), stelt dat
met name de financiële sector gevoelig is voor regulatory capture aangezien veranderingen in
35
J.K. Helderman en M.E. Honigh, Systeemtoezicht. Een onderzoek naar de condities en werking van systeemtoezicht in
zes sectoren. (Den Haag 2009) 12, 88, 101
36
De Nederlandsche Bank NV, In het spoor van de crisis, 19, 22
17
wetgeving rondom financiële producten direct van invloed zijn op alle financiële instellingen.
Daarnaast heeft de sector grote lobbygroepen en vaak politieke connecties.37 Over deze mogelijk
verstrengeling van belangen tussen bankier en toezichthouder, met als resultaat het nemen van te
hoge risico’s door banken, welke mogelijk hebben geleid tot een systeemcrisis, gaat het volgende
hoofdstuk.
37
D.C.L. Hardy, 'Regulatory capture in banking' Vol. 6. International Monetary Fund (2006) 4
18
4. De verwevenheid
Het geschetste collectieve gedrag van de Nederlandse bankenwereld in het vorige hoofdstuk heeft
naar onze mening ongetwijfeld te maken met een breed gedragen enthousiasme voor de nieuwe
financiële producten en de groei van de Nederlandse banken. De financiële innovaties werden
bejubeld door zowel bankier als toezichthouder en plannen voor een grootse toekomst van
Nederland als financieel centrum zijn pas onlangs in de koelkast gezet.38
De euforie van bankiers, toezichthouders en wetenschappers meten wij niet in dit onderzoek. Wel
constateren wij dat euforie gedragen wordt door personen, in ons geval door functionarissen van
financiële bedrijven en instellingen. Indien deze personen niet ontmoedigd worden of
tegengehouden impliceert dit dat deze euforie zich zal doorzetten in het gedrag van banken.
Banken worden dan, zo leerde het vorige hoofdstuk, onvoorzichtig en zullen meer risico’s gaan
nemen. Om dit proces daadwerkelijk bloot te leggen zouden we op zijn minst inzage moeten
hebben in de notulen van vergaderingen van de diverse reeds genoemde organen en instellingen.
Daarover beschikken wij niet. Om toch enigszins grip te krijgen op dat proces richten wij ons in
dit hoofdstuk op de zogenaamde dubbelfuncties en de draaideur tussen banken en
toezichthouders. Wij hebben in kaart gebracht hoeveel personen zowel een functie bij een van de
toezichthouders als een van de banken hebben gehad. Wij hebben om dit te onderzoeken de
functionarissen van de banken en toezichthouders in de periode van 1988 tot en met 2010. Om dit
in zijn volledigheid te onderzoeken moet echter gekeken worden naar onder andere gelijksoortige
afkomst, opleiding en het verenigingsleven. Voor een dergelijk uitgebreid onderzoek kwamen wij
echter middelen en tijd tekort.
Het gevaar van dubbelfuncties en de draaideur
De personele verbintenis tussen toezichthouders en bankiers wordt in de wetenschappelijke
literatuur niet als probleem gezien. Het falen van corporate governance en toezicht worden
echter wel door verschillende studies omschreven als de belangrijkste factoren achter de
financiële crisis.39 Het falen van extern zowel als intern toezicht speelden een grote rol in de
excessieve risico’s die genomen werden.40 Dit falen wordt vaak als gevolg gezien van regulatory
capture, dat wil zeggen dat de toezichthouders zich te zeer vereenzelvigen met de belangen van
de instellingen waarop zij dat toezicht dienen te houden. Het Report on Banking Regulation van
de universiteit van Warwick breidt deze definitie uit door te stellen dat de vereenzelviging niet
primair terug te voeren was op interests maar voornamelijk intellectueel zou zijn geweest.41
38
Zie bijvoorbeeld dit initiatief: http://www.hollandfinancialcentre.com/ (23 januari 2014)
Eindrapport, Parlementaire Enquetecommissie Financieel Stelsel. (2012 Den Haag) en A review of corporate governance in
UK banks and other financial industry entities. Final recommendations,Walker Review (2009 zp)
40
A review of corporate governance in UK banks and other financial industry entities
Final recommendations, Walker review. 2
41
In praise of unlevel playing fields, The Warwick commission on international financial reform. (2009 Coventry) 27-32
39
19
Geholpen door het idee dat toezichthouders onafhankelijk van de politiek moesten zijn ontstond
er een rol voor de private sector in het maken van beleid. Bovendien wordt in dit rapport gesteld
dat binnen dit spectrum van onafhankelijke toezichthouders en bankiers sprake was van ‘groupthink’.42 Dit betekende dat toezichthouders en bankiers die met elkaar overlegden over het
raamwerk van toezicht eenzelfde overtuiging hadden ten aanzien van de werking van de
economie. Een discussie over de rol van finance binnen de economie als geheel werd daarmee
niet opportuun geacht.43 Deze gedachte is aannemelijk gezien ander onderzoek over board
composition. Instellingen die functionarissen delen zijn eerder geneigd zich gelijk te gaan
gedragen en personen aan te nemen die eerder het gevestigde beleid ondersteunen dan dit kritisch
onder de loep te nemen.44 Zo verdedigde Wim Kok zijn steun als lid van de RvC van ING voor
het bonusbeleid van deze bank, waarover hij zich als politicus nog zeer kritisch had uitgelaten,
door te stellen dat dit noodzakelijk was om de concurrentiepositie van de ING op de
internationale markt te waarborgen.45
Onafhankelijkheid wordt in toenemende mate belangrijk geacht.46 Getuige publicaties van de
Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), de integriteitverklaring van het ministerie van
Financiën uit 2006 en de toenemende aandacht van de DNB voor haar integriteit.47 Opvallend
zijn echter wel de opvattingen die achter deze verklaringen of onderzoeken liggen. De NMa
stelde dat verwevenheid weliswaar aanwezig was maar slechts op beperkte schaal. Daarbij liet de
NMa de toezichthouders echter buiten beschouwing. Luckerath-Rovers beweert dat de mate van
onafhankelijkheid weinig prestatieverschillen veroorzaakt.48
De personele verbintenis wordt niet als probleem ervaren, maar eerder als een logisch gevolg van
de noodzaak van deskundigheid. Het bedenkelijke aspect van Nederlandse dubbelfuncties en de
draaideur politiek wordt het best behandeld in Graven naar Macht van H.M. Helmers e.a.
In het onderzoek van Helmers e.a. komt een aantal interessante conclusies naar voren. In hun
onderzoek nemen financiële instellingen een centrale plaats in het netwerk van Nederlandse
bedrijven in.49Ze vonden het opvallend dat een groot aantal directeuren en commissarissen in de
42
In praise of unleven playing fields, 28
Ibidem, 27
44
C.H.S. Bouwman, ‘Overlapping boards of directors, causes and consequences for corporate governance’, in: R.W. Kolb (e.d.),
Financial contagion: The viral threat to the wealth of nations (zp 2011) 2-3
45
‘Wim Kok over zijn omstreden bonus draai’ (29 januari 2010),
http://www.joop.nl/politiek/detail/artikel/1787_wim_kok_over_zijn_omstreden_bonusdraai, (22 januari 2014)
46
zie bijvoorbeeld wat Mario Monti en Angele Merkel hiervan vinden: A. Frey, ‘Merkel Wants to Cut Overlapping Bank
Directorships, Monti Says’ (9 september 2012) http://www.bloomberg.com/news/2012-09-09/merkel-wants-to-cut-overlappingbank-directorships-monti-says.html (20 januarie 2014)
47
Resp. AFM, MinFin, DNB: https://www.acm.nl/nl/download/bijlage/?id=8884,
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kwaliteit-en-integriteit-overheidsinstanties/documenten-enpublicaties/brochures/2005/09/26/modelaanpak-basisnormen-integriteit.html p. 22,
http://www.dnb.nl/binaries/Regeling%20inzake%20onverenigbare%20functies%20%28versie%2015%20juni%202012%29%20_t
cm46-144532.pdf
48
M. Luckerath-Rovers en E. Smits, ‘Onafhankelijke commissarissen en de relatie met performance in one-tier en two-tier
bestuur: een vergelijking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk’, Maandblad voor Accountacy en Bedrijfseconomie 84
(2010) 161
49
H.M. Helmers e.a., Graven naar macht. Op zoek naar de kern van de Nederlandse economie (Amsterdam 1975) 197
43
20
belangrijkste bestuursorganen van de DNB zitting hadden terwijl de wettelijke geregelde
vertegenwoordiging van de financiële sector in de Bankraad slechts een aantal dubbelfuncties zou
verklaren.50 Met een kans van 10 procent op een dubbelfunctie noemen zij dit netwerk zeer
dicht.51 Ongeacht de motivatie van deze verwevenheid, bijvoorbeeld deskundigheid, is het gevolg
dat financiële bedrijven in ieder geval invloed hebben en dat als informatie macht betekent de
banken een enorme macht bezitten.52 In hun onderzoek zien zij dubbelfuncties dan ook
voornamelijk als machtskanalen.53 Machtskanalen zijn van groot belang voor financiële
instellingen. Het onderhouden van goede relaties met de toezichthouders biedt de gelegenheid
invloed uit te oefenen op het beleid. Ontmoetingspunten geven banken in ieder geval de
mogelijkheid zich als bank zo goed mogelijk te informeren over het huidige en toekomstige
beleid van de toezichthouders. De toezichthouders klagen aan de lopende band dat hun falen te
wijten zou zijn aan gebrekkige informatie over het reilen en zeilen van de banken.54 Helmers e.a.
stellen dat in de door hen onderzochte periode de financiële bedrijven een gewichtige positie
innamen op het gebied van beleid. Zij stellen de vraag of bepaalde ontwikkelingen in de
financiële wereld niet te veel vanuit de visie van financiële bedrijven werden beoordeeld.55
Uitspraken en initiatieven van toezichthouders en overheid geven geloofwaardigheid aan de
vraag of er sinds het onderzoek van Helmers e.a. wel zo veel veranderd is. Zo waren
toezichthouders dikwijls positief over de explosieve groei van de Nederlandse bankenwereld, een
trend die wij als een van de oorzaken hebben aangewezen van de financiële crisis. Ook waren zij
veelal positief over financiële innovaties.56 Achteraf vragen wij ons af of er wel gesproken mag
worden van een kritische toezichthouder. De typering van toezichthouders als ‘champions of their
national banks’57lijkt eerder gepast.
Het onderzoek
Het blijkt uit verklaringen van de DNB en andere toezichthouders dat vóór, tijdens en vooral ná
de financiële crisis van 2008 de toezichthouders op de Nederlandse bancaire sector zich
bezighielden met het voorkomen van een overmatige verwevenheid door het beperken of geheel
verbieden van nevenfuncties bij financiële instellingen.58 Hierbij wordt een belangrijk aspect niet
behandeld: het vervullen van een functie bij een bank voor of na de toezichthoudende positie.
Met name de constructie waarbij een persoon eerst een functie heeft bij een van de drie
toezichthouders, gevolgd door een functie bij een van de drie banken waarop toezicht werd
gehouden, is onderwerp van nader onderzoek in dit paper. Hiervoor is een onderzoek verricht
50
Graven naar macht, 210
Ibidem, 223-224
52
Ibidem, 226
53
Ibidem, 224
54
Eindrapport, 19, 20, 24, 191-198,560
55
Graven naar macht, 230
56
Eindrapport, 198-199 en A.H.E.M. Wellink ‘Speech president Wellink 'De Nederlandse financiële sector: zonder grenzen,
maar niet onbegrensd' (27 november 2009) http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/speeches-2009/dnb225306.jsp
(19 januari 2014)
57
In praise of unlevel playing fields, 28
58
Zie noot 10
51
21
naar de positie van bankiers en toezichthouders. De resultaten van dit onderzoek worden
hieronder besproken.
De onderzoeksresultaten
Met medewerking van alle hierboven genoemde instanties is een databestand van Zanden e.a.
aangevuld met daarin de namen van de personen in raden van bestuur en raden van
commissarissen van de toezichthouders DNB en AFM, de banken ABN AMRO, ING en
Rabobank. Hiernaast hebben we ook de personele gegevens van de Bankraad59 opgenomen. Om
de aanloop naar, en de periode na de financiële crisis zo duidelijk mogelijk weer te geven is het
onderzoek uitgevoerd in de periode van 1988 tot en met 2010.
Tabel 1 geeft het aantal unieke bestuurders van de onderzochte banken en toezichthouders weer.
Het onderzoek betrekt enkel de unieke bestuurders, aangezien het overgrote deel meerdere jaren
werkzaam is bij bank of toezichthouder. Deze bestuurders hebben meestal niet slechts een functie
in hun loopbaan. Zo kan een bankbestuurder eerst lid zijn van de Raad van Bestuur (RvB) en
later van de Raad van Commissarissen (RvC). In ons onderzoek is dit onderscheid niet gemaakt
en hebben wij enkel gekeken naar topfuncties bij banken en toezichthouders. De onderstaande
unieke bestuurders bestaan dus zowel uit RvB als RvC leden.
59
De Bankraad functioneert als klankbord van de directie. De president van DNB brengt verslag uit aan dit orgaan over de
algemene economische en financiële ontwikkelingen en bespreekt het door DNB gevoerde beleid. De Bankraad kan de directie
adviseren. Twee leden van de Raad van Commissarissen hebben zitting in de Bankraad, onder wie de van overheidswege
benoemde commissaris. De overige geledingen binnen de Bankraad zijn de sociale partners, de financiële sector en
onafhankelijke deskundigen.
22
Tabel 2 geeft het aantal bestuurders met dubbelfuncties aan en voor welke instanties deze
functionarissen werkzaam waren.
Deze cijfers geven een aanzienlijke verwevenheid weer tussen de toezichthouders en de banken
ABN AMRO en ING. De DNB neemt een centrale plaats in terwijl de AFM (respectievelijk zijn
voorlopen STE, opgenomen v/a 1997) geen functionarissen kende die in een RvC of RvB van een
bank hebben gezeten. Opvallend is dat de uitkomst niet veel verschilt van die van Helmers e.a..60
Een blik op onze data leert dat de Rabobank in vergelijking met de ABN AMRO en ING een
marginale positie inneemt in het netwerk van connecties tussen toezichthouders en banken.
Opvallend is dat in onze periode de Rabobank een veel minder prominente positie inneemt in het
web van verwevenheid vergeleken met de andere banken. Ook dit resultaat verschilt niet veel met
het onderzoek van Helmers e.a.. Zo namen in de jaren zestig de Boerenleenbank en de
Raiffeisenbankin in dit netwerk een marginale positie in.61 De positie in dit web van de
Rabobank, een resultaat van de fusie tussen de Cooperatieve Centrale Raiffeisen-Bank en de
Cooperatieve Centrale Boerenleenbank in 1972, is dus niet veel veranderd. Niet geheel toevallig
is de bank de enige van de drie die de problemen waar ze zich aan blootgesteld hadden zonder
kapitaalinjectie kon oplossen.
Tabel 3 geeft weer wie de functionarissen waren die een dubbelfunctie bekleed hebben. In welke
jaren dit het geval was en is uit af te lezen waar ze zijn begonnen op raadsniveau.
60
61
Graven naar macht, pp 197
Ibidem, 203
23
Uit deze gegevens blijkt :
- Ongeveer evenveel functionarissen van een toezichthouder naar een bank als andersom
zijn overgestapt.
- Geen persoon is van een functie in de RvB of RvC van een bank naar het politieke wezen
of de ambtenarij overgestapt.
- De personen uit de bestuurslagen van financiële instellingen of bedrijven worden geen
politici en evenmin ambtenaren, politici of ambtenaren daarentegen verlaten de politiek
wel voor een plek in een RvB of RvC van een bank.
Uit onze gegevens blijkt dat bijna geen sprake is van dubbelfuncties. De spreekwoordelijke
draaideur is echter wel duidelijk aanwezig. Wij spreken wel van een dicht netwerk waar de
zogenaamde draaideur politiek duidelijk aanwezig is. In hoeverre dit het beleid van financiële
instellingen en bedrijven heeft beïnvloed blijft echter moeilijk om over te oordelen.
Er komen enkele dubbelfuncties naar voren waarvan wij twee iets nader behandelen ter illustratie
van mogelijke afstemming van beleid en gedrag van de door ons onderzocht personen. Zo hebben
twee functionarissen een dubbelfunctie gehad. Dit zijn G.H.O van Maanen en C. Maas.
24
Van Maanen heeft in 1992 tot 1993 heeft hij opvallend genoeg naast zijn functie als ambtenaar
van het Ministerie van Financiën een functie bekleed bij de ING. Van Maanen is op het moment
lid van de RvC van de DNB. Hoewel wij geen uitspraken noch publicaties van hem tot onze
beschikking hebben is het analyseren van zijn invloed voor ons niet mogelijk. Wij kunnen wel
stellen dat hij een behoorlijk cv heeft opgebouwd in de financiële wereld.
C. Maas is inzichtelijker. Zo raakte Maas in opspraak door in het programma Buitenhof de bonuscultuur binnen banken aan te vallen, dit terwijl hij zelf een ‘falende bonusbankier’ was geweest. 62
Maas was een hoofdverantwoordelijke voor de Alt-A portefeuille63 van de ING als
Riskmanager.64 Naast deze activiteiten was Maas de voorzitter van de adviescommissie toekomst
van banken die het rapport ‘Naar herstel van vertrouwen’ schreven waar de Code Banken op
gebaseerd is.65 Dat een bankier die verantwoordelijk is geweest voor de deze rampzalige
portefeuille en daarna de voorzitter van de adviescommissie toekomst van banken kan zijn is op
zijn minst bedenkelijk te noemen. Hoewel wij niet definitief kunnen stellen dat het netwerk dat
wij inzichtelijk gemaakt hebben negatieve gevolgen met zich mee kan brengen is het zeker
interessant dit verder te onderzoeken.
62
E. Smit, ‘Criticaster Cees Maas was zelf falende bonus bankier’ (25 maart 2011) http://www.ftm.nl/exclusive/criticaster-ceesmaas-was-zelf-falende-bonusbankier (20 januari 2014)
63
Alt-A hypotheken waren ‘minder risicovol’ dan Sub-Prime hypotheken, Wouter Bos stond in 2009 garant voor 80% van deze
hypotheken ter waarde van 28 miljard. Zie ook jaarverslagen ING (jaren 2004, 2005, 2006, 2007)
64
Jaarverslag 2004, ING NV (2005 zp)
65
Naar herstel van vertrouwen, Advies commissie toekomst banken. (2009 zp)
25
5. Conclusie
De financiële crisis van 2008 heeft laten zien dat de financiële sector wel degelijk gebaat is bij
toezicht. Enkel marktwerking en zelfregulering blijken niet genoeg te zijn om de sector gezond te
houden en de solvabiliteit en liquiditeit van banken te waarborgen. Het parlementaire onderzoek
naar het financieel stelsel concludeerde dat het toezicht op de sector ernstig tekort was geschoten.
Het toezicht had zich voornamelijk toegelegd op de banken afzonderlijk en hierdoor het
‘systeem’ als geheel uit het oog verloren.
In de voorgaande hoofdstukken is geanalyseerd hoe de Nederlandse banken, ABN AMRO, ING
en Rabobank zich positioneerden ten opzichte van het nemen van risico. Daarnaast is hun
risicobeleid gelegd naast de afspraken die werden gemaakt om door middel van zelfregulering
(bijvoorbeeld Basel I en II) te komen tot een evenwichtig financieel beleid. De recente
geschiedenis heeft aangetoond dat deze vorm van regulering niet is weggelegd voor deze sector.
De taak om gedegen toezicht te houden op de Nederlandse banken ligt bij de AFM, DNB en
Ministerie van Financiën. Alhoewel zij problemen met het risicobeleid van de banken zagen
aankomen, kwamen maatregelen te laat.
De gestelde hypothese in de inleiding was: In hoeverre bestaat er een verwevenheid tussen
bankier en toezichthouder, welke van invloed kan zijn op het nemen van risico door de bankier ?
Hiervoor is een kwalitatief onderzoek verricht waarin de personen werkzaam bij de drie banken
en toezichthouders met elkaar zijn vergeleken. In het onderzoek zijn 452 unieke bestuurders
verwerkt. Hiervan waren 280 werkzaam bij de drie banken en 172 werkzaam bij de drie
toezichthouders. Slechts 27 personen hadden een zogenaamde dubbelfunctie. De uitkomsten van
dit onderzoek duiden op lage verwevenheid tussen bankiers en toezichthouders in aanloop naar
de financiële crisis van 2008. Het is wel interessant om op te merken dat het overstappen van
bestuurders voornamelijk van toezichthouder naar bank plaatsvind. Daarnaast zijn 27 personen
redelijk goed verdeeld over de onderzochte periode 1988 - 2010, en zijn er na de financiële crisis
niet meer of minder dubbelfuncties.
Een interessant vervolgonderzoek zou het in kaart brengen van het informele netwerk kunnen
inhouden. Daarnaast biedt de opkomst van de Europese Centrale Bank als toezichthouder ook
mogelijkheden om het gehele Europese systeem van bankiers en toezichthouders inzichtelijk te
maken. Het onderzoek dat in de voorgaande hoofdstukken is uitgewerkt is slechts klein en focust
zich enkel op de Nederlandse banken en toezichthouders. Desondanks zijn de conclusies
interessant en relevant daags na de financiële crisis.
26
6. Referentielijst
Autoriteit Financiële Markten, 'AFM houdt risicogestuurd toezicht, jaarverslag 2012' (versie 2301-2014) http://www.afm.nl/nl/jaarverslag/jaarverslagen/jaarverslag2012/samenvatting/samenvatting/risicogestuurd-toezicht.aspx
De Bondt, G.J. en H.M. Prast, Bank capital ratio’s in the 1990’s: cross country evidence,
Research memorandum WO & E no. 603 December 1999, pp14.
Boot, A., 'Financiele sector en toezicht: zijn we op de goede weg?', in: E. de Jong, Wat zegt de
crisis over onze moraal?: economie en verantwoordelijkheid (2011) 29-42
Boot, A.W.A. & L. Ratnovski ,’Banking and Trading’, IMF Working Paper WP/12/238; (2012)
6-11
Bouwman, C.H.S., ‘Overlapping boards of directors, causes and consequences for corporate
governance’, in: R.W. Kolb (e.d.), Financial contagion: The viral threat to the wealth of nations
(zp 2011) 2-3
Ferguson, C., Inside Job (2010), documentaire
Frey, A., ‘Merkel Wants to Cut Overlapping Bank Directorships, Monti Says’ (9 september
2012) http://www.bloomberg.com/news/2012-09-09/merkel-wants-to-cut-overlapping-bankdirectorships-monti-says.html (20 januarie 2014)
Gerritse, R., ''Twin Peaks'-model voor bankenunie. Nederlands voorbeeld dient Europa', Het
Financieele Dagblad, 21-07-2012, 31
Hardy, D.C.L., 'Regulatory capture in banking' Vol. 6. International Monetary Fund (2006) 4
Helderman, J.K. en M.E. Honigh, Systeemtoezicht. Een onderzoek naar de condities en werking
van systeemtoezicht in zes sectoren. (Den Haag 2009) 12, 88, 101
Helmers, H.M. e.a., Graven naar macht. Op zoek naar de kern van de Nederlandse economie
(Amsterdam 1975) 197, 210, 223-224, 226
Hummelen J., cijfers Nederlandse bankenwereld 1990-1997
Kok, W., ‘over zijn omstreden bonus draai’ (29 januari 2010),
http://www.joop.nl/politiek/detail/artikel/1787_wim_kok_over_zijn_omstreden_bonusdraai, (22
januari 2014)
Laeven, L. en R. Levine, ‘Bank Governance, Regulation, and Risk-Taking’ Journal of Financial
Economics, 93 (2009 )259-275
Leenaars, J.J.A., ‘Risicomanagement van banken’, Maandblad voor Accountancy en
Bedrijfseconomie, (2003) 340-347
27
LSE Financial Markets Group en ESRC Research Centre, An academic response to Basel II,.
(2001 London)15-16
Luckerath-Rovers, M. en E. Smits, ‘Onafhankelijke commissarissen en de relatie met
performance in one-tier en two-tier bestuur: een vergelijking tussen Nederland en het Verenigd
Koninkrijk’, Maandblad voor Accountacy en Bedrijfseconomie 84 (2010) 161
De Moor-van Vugt, A.J.C., M.W. Wessel, 'Systeem in het financiële toezicht', RegelMaat 26
(2011) 213, 215-216
De Nederlandsche Bank NV, 'Een structurele stap vooruit', Kwartaalbericht juni 2007 (2007) 49
De Nederlandsche Bank NV, In het spoor van de crisis: achtergronden bij de financiële
crisis.(Amsterdam 2010) 19, 22, 34-35, 99-124
De Nederlandsche Bank, 'Onze missie' (versie 23-01-2014), 1 http://www.dnb.nl/over-dnb/onzemissie/index.jsp
De Nederlandse Bank NV.
XVI, (2012 Amsterdam) 9
Parlementaire Enquetecommissie Financieel Stelsel. Eindrapport, (2012 Den Haag) 258, 549,
555 en 559
Rabobank Groep (2008 zp) 116 en Jaarverslag 2008 Rabobank, Rabobank Groep (2009 zp) 5563, 90-92
Rijksoverheid, 'Toezicht op het financiële stelsel' (versie 23-01-2014),
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financieel-toezicht/toezicht-op-het-financiele-stelsel
Rijksoverheid, 'Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën' (versie 23-01-2014),
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/fin/documenten-enpublicaties/besluiten/2012/06/26/organisatie-en-mandaatbesluit-ministerie-van-financien.html
(26-06-2012)
Smit, E., ‘Criticaster Cees Maas was zelf falende bonus bankier’ (25 maart 2011)
http://www.ftm.nl/exclusive/criticaster-cees-maas-was-zelf-falende-bonusbankier (20 januari
2014)
Smit, J., De Prooi. Blinde trots breekt ABN (Amsterdam 2008)
Sustainable Finance Lab, Achtergrondnotitie bij de inbreng voor de Commissie Structuur
Nederlandse Banken, Sustainable Finance Lab. (2013) 4-6, 11-12
The Warwick commission on international financial reform. In praise of unlevel playing fields,
(2009 Coventry) 27-32
Wellink, A.H.E.M., ‘Speech president Wellink 'De Nederlandse financiële sector: zonder
grenzen, maar niet onbegrensd' (27 november 2009) http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzichten-archief/speeches-2009/dnb225306.jsp (19 januari 2014)
28
29