Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Dir

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Dir. Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving afd. CAV
Postbus 90801
2509 LV DEN HAAG
Datum:
Betreft:
9 oktober 2014
Telefoonnummer: 030-6354014
Verzoek tot algemeen verbindend verklaring CAO OenO Tankstations en Wasbedrijven
Geachte mijnheer de Minister,
Namens de BOVAG, BETA, FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen, LBV en De Unie, betrokken bij de
CAO OenO Tankstations en Wasbedrijven, deel ik u mee dat zij overeenstemming hebben bereikt
over verlenging van deze CAO. Namens partijen verzoek ik u de CAO algemeen verbindend te
verklaren per 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019.
Deze CAO is reeds bij u aangemeld, waarvan wij een KVO ontvingen op 3 oktober 2014.
Met vriendelijke groet,
Namens CAO partijen
Mr Arnoud Koedijk
CAO-coördinator
Bezoekadres:
Waterveste I A
3992 DB Houten
Postadres:
Postbus 491
3990 GG Houten
KvK 50757741
www.bedrijfsraad.nl
E-mail: [email protected]
Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid
FORMULIER REPRESENTATIVITEITSGEGEVENS
(bedoeld jn artikel 2:2, eerste lid, onderdeei d, van het Besluit aanmelding van collectieve
arbeidsovereenkomsten en hèt verzoeken om algemeen verbindend verklaring)
Bij e e n a v v - v e r z o e k dienen de r e p r e s e n t a t i v i t e i t s g e g e v e n s en de hiervoor
g e h a n t e e r d e onderzoel<srnethodiel< te w o r d e n o p g e g e v e n . Deze opgave kan w o r d e n
ingediend a a n de hand v a n dit formulier. Gebruikmaking v a n dit formulier is v e r e i s t
bij e e n representativiteitspercentage onder de 6 0 % en ingeval beargumenteerde
bedenkingen tegen de representativiteit daartoe aanleiding g e v e n .
INHOUD
REPRESENTATIVITEITSOPGAVE
Werkgeversgegevens
O Direct aan de cao gebonden werkgevers
O Werkgevers gebonden door de werkingssfeer
Geqevens vverkzame personen
O Direct aan de cao gebonden personen en personen gebonden op basis van artikel
14 Wet op de CAO;
Personen gebonden door de werkingssfeer
TOELICHTING
Gehanteerde onderzoeksmethode
Gebruikte bronnen
Wijze van meting
Relatie tot de werkingssfeer
Actualiteit van de cijfers
Ministerie v a n Sociale Zaken en W e r k g e l e g e n h e i d
Directie Uitvoeringstaken A r b e i d s v o o r w a a r d e n w e t g e v i n g
Datum, 24 AUGUSTUS 2 0 1 0
De Minister v a n Sociale Zaken
enWerkgelegenheid,
J . P . H . Donner
Pagina 1
1
REPRESENTATIVITEITSOPGAVE
Het algemeen verbindend verklaren (ayy) van bepalingen van een cao vereist dat naar het
oordeel: van de minister de cao-bepalingen waarop het avv-verzoèk betrekking heeft, móeten
gelden voor een belangrijke; meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen.; Dit :
meerderheidsvereiste wordt bepaald aan de hand van de representativiteitsgegevens. De
mate van representativiteit wordt a|s volgt berekend:
•
•
hetaantal personen werkzaam bij werkgevers gebonden door de cao, die naar aard
van hun functie c.q. werkzaamheden binnen de werkingssfeer van de cao vallen
(teller), gedeeld door
het totale aantal personen, dat binnen de werkingssfeer van de cao zou vallen, indien
de cao algemeen verbiridend zou worden verklaard (noemer). ;
De in de cao gedefinieerde werkingssfeer dient als uitgangspunt voor het bepalen van het
totale aantal personen dat in zowel de teller als de noemer wordt gehanteerd. Tot het aantal
personen kunnen naast werknemers ook opdrachtnemers worden gerekend, indien in de;cao
geregeld is dat deze ook op hen van toepassing -is. Uitzendkrachten in dienst van een andere
(uitzend)werkgeverdienen niette worden meegeteld.
Gezien de verstrekkende consequenties van het algemeen verbindend verklaren van een; cao
is het noodzakelijk dat de representativiteitsopgaye voldoet aan de eisen van:
•
•
•
•
•
reproduceerbaarheid
validiteit
interne consistentie
onderzoekstechnische kwaliteit, en
actualiteit ••
Het is een vereiste voor de beoordeling van het representativiteitscijfer dat dit
reproduceerbaar is. Brongegevens, gebruikte enquête, uitgevoerde berekeningen, analyses
en extrapolatie moéten beschikbaar zijn, zodat desgevraagd een accountant, dan wel het
Ministerie van SZW op basis hiervari het cijfer zelfstandig kan reproduceren.
Het begrip validiteit heeft betrekking op de vraag of daadwerkelijk Is gemeten wat beoogd
was. Is het te meten begrip, werkzame personen, op de juiste wijze gedefinieerd én zijn
vervolgens de werkzame personen ook conform de operatioriaNsering gemeten. Vopr het
begrip werkzame personen bijvoorbeeld speelt dan de werkingssfeer een rol en of op een
juiste wijze is gecorrigeerd Voör werkzame personen die ln de werkingssfeer worden
uitgesloten.
Bij de interne consistentie gaat het om gebruikte meeteenheden. De eenheid in de teller
moet overeenstemmen met de gehanteerde eenheid in de noemer. In teller én noemer : :
moeten standcijfers (gemeten op een bepaald moment) of stroomcijfers (gemeten over een
periode) worden gebruikt. De definitie van werkzame personen moet in beide gelijk zijn. En
ook de peildatum of de peilperiode moet in teller en noemer vergelijkbaar zijn.
Bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek wordt nagegaan of voldaan is aan de
vereisten van zorgvuldigheid. Het gaathierbij om zaken als de gebruikte methode om de
gegevens te verzamelen, de omvang van de enquête, de hoogte van de non-respons, de
gebruikte weging, gehanteerde analyses en uitgevoerde berekeningen.
De gegevens waarop het representativiteitscijfer is gebaseerd, mogen in principé niet ouder
zijn dan één jaar, te rekenen vanaf dé ingangsdatum van de cao.
Om te kunnen beoordelen of aan deze criteria wordt voldaan, dient een toelichting te worden
gegeven op de verstrekte werkgeversgegevens en gegevens over het aantal werkzame
personen.
Een uitgebreide beschrijving van de eisen die aan de representativiteitsopgave worden ; ;
gesteld, is te vinden in het onderzoek dat Research voor Beleid in 2009 heeft uitgevoerd
naar de kwaliteit van de representativiteitsgegevens bij avy-verzoeken^. Dit rapport is te
vinden op de website cao.szw.nl.
Research voor Beleid, Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv-verzoeken. Stand van zaken
2008, Eindrapport, Zoetermeer, juni 2009
Pagina 2
WERKGEVERSGEGEVENS
1
Direct aan ide cao gebonden werkgevers
; Hoeveel werkgevers vallen direct onder de; werkingssfeer van de cao^?
692
Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn
Augustus 2014
2
Wérkgevers gebonden door de werkingssfeer
Wat is het totale aantal werkgevers dat valt onder de werkingssfeer van de cao?
1151
Geef aan. op welke peildatum dan wel over welke periode dé gegevens verzameld zijn
Augustus 2014
De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkgevers dat direct én in ;
totaal onder de werkingssfeer van de cao valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is ; ; ;
onderstaand een aantal aandachtspunteri opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde
methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde
methoden van toepassing is, dienen dé vragen waarvoor eèn ' ' is opgenomen tè worden
aangevinkt en te worden beantwoord. De eerste vraag dient altijd tè wörden beantwoord; Er
zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande
bronnen/bestanden,: onderzoek en extrapiolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting
worden gegeveri op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde
aandachtspunten is eén verwijzing opgenomen riaar een uitgebreidere toelichting iri deel
van dit formulier. Dat deêl gaat in op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de
gebruikte bronnen;(ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de.relatie tot de werkingssfeer (ad
4); en de actualiteit van de gegevens (ad. 5)..
Bestaande bronnen/bestanderi
Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de bij vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een
beschrijving van:
;• ;
de gebruikte bronnen (ad. 2)
•
de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4)
•
de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4)
De representativiteitscijfers zijn gebaseerd op populatieonderzoek.
Er is gebruik gemaakt van de administratie van het O&O-fonds (OOTW), dat door MN
wordt bijgéhouden. In dit bestarid is aangegeven wélke bedrijven wel eri welke niet
zijn aangesloten bij BOVAG en BETA (de; werkgeversorganisaties die de cao met
vakbonden afsluiten).
Werkgevers zonder personeel zijn uit het representativiteitsbestand gehaald.
Aangezien deze werkgévers op de peildatum geen werknemers in dienst hadden.
Een werkgever valt direct onder de werkingssfeer van een cao als hlj lid is van een
werkgeversorgariisatie die betrokkèn is bij de totstandkoming Van de cao.
Pagina 3
Vielen zij op de peildatum feitelijk niet onder de werkingssfeer van de cao.
In verband met het heffen van de O&O-premie wordt dit bestand continu
geactualiseerd.
Pagina 4
Er is gebruik gemaakt van meerdere bestanden.
Geef eeri beschrijving van:'
•
de reprèseritativiteit van de bestanden (ad. 2)
•: :
uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2)
•
de wijze van 'matching'van de bestanden (ad. 1)
De ledenbestanden van de werkgeversorganisaties BOVAG en BETA zijn in ;
dezelfde perióde opgevraagd eri gébruikt. Dubbeltellirigen zijn eruit gehaald.
De bronrieri sluiten niet vollèdig aan bij de wèrkirigssfeer.
Geef een beschrijving van:
•
de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4)
Pagina 5
Onderzoek
Er is (aanvullend) steekproéfonderzoek uitgevöérd, bijvoorbeeld op
basis van een éncjuête.
Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van:
•
de gehanteerde methodiek (ad. 1)
•
het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1)
•
de respons (ad. 1)
•
de representativiteit van de steekproef (ad. 1)
•
eventueel gebruik van aanvullende mformatie (ad. 1)
•
toegepaste berekeningen en schattingen (ad. i )
Extrapolatie
Onderzoeksgegevens zijn middels andere bronnen geëxtrapoleerd.
Geef een beschrijving met cijfermatigé onderbouwing van:
•
de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2)
•
de representativiteit van;het verkregen bestand (ad. 2)
•
de verschillen tussen de bronnen (ad. 2)
•
eventueel uitgèvoerde correcties (ad. 4)
Pagina 6
Peildatum
Er zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf
de ingangsdatum van de cao,
Geef een beschrijving van:
•
de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens vari recenter datum te: :
leveren (ad. 5)
•
de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties
iri de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote
fluctuaties is aarivullend onderzoek óf extrapolatie nodig (ad. 5)
Overig
Pagina 7
GEGEVENS WERKZAME PERSONEN
Direct aan dë cao gebonden personen en personen gebónden op basis van
artikel 14 Wet Op dë CAO^
Hoeveel; personen worden direct dan wel op basis; van artikel 14 van de Wet op de
CAO aan dè cao gebonden?
11158
;Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens
verzameld zijn.
Augustus 2014
Personen gebonden door de werkingssfeer
Wat is het totale aantal personen dat valt onder de werkingssfeer van de cao?
16645
Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens
verzameld zijn.
Augustus 2014
De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkzame personen dat direct
en in totaal onder de werkingssfeer van de cao; valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is
onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde
methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant ;zijn. Indien een van de genoemde
methoden van toepassing is, dienen de vragen waarvoor eéri' ' is opgenornen té worden
aangevinkt en te wordén beantwoord. De eersté vraag dient altijd te worden beantwoord: Er
zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande
bronnen/bestanden, onderzoek, en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting
worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegévens. Achter de genoemde
aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2
van dit formulier. Dat deél gaat in op de gehantéërde onderzoeksmethóde (ad. 1); de
gebruikte bronnen;(ad. 2); de wijze van meting (ad.;3); de relatie tot de;werkingssfeer (ad.
4); en de actualiteit van de gegevens (ad. 5).
Eeh persoon valt direct ondér de werkingssfeer Van een cao als hij werkzaam is bij een werkgever
die lid is van een werkgeversorganisatie die betrokken is bij de totstandkoming van de cao. Ook
anders of niet geprganiseerde werkzame personen in dienst van een aangesloten werkgever dienen
dus te wordën meegeteld.
Pagina 8
Bestaande bronnen/bestanden
Voor het uitgevoerde onderzoek,
geef een beschrijving van:
•;
de gebruikte; bronnen (ad. 2)
•
de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4)
•
de; uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4)
•
de géhanteerde meeteenhèid (ad. 3)
Ook hier is gebruik gemaakt van de administratie van het O&O-fonds (OOTW).
Omdat in het representativiteitsbestand: per werkgever het aantal dienstverbanden
bekend isen tevens of deze werkgevér al dan niet is aangesloten bij 1 van dé 2
betrokken werkgeversorganisaties, is ook bekend hoeveel dienstverbanden de
werkgeversorganisaties vertegenwoordigen (en daarmee hoeveel werknemers).
Is gebruik gemaakt van meerdere bestanden,
geef een beschrijving van:
• :
de representativiteit van de bestanden (ad. 2)
•
uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2)
•
de wijze van matching van bestanden (ad. 1)
nvt
Sluiten de bronnen niet volledig aan bij de werkingssfeer,
geef een beschrijving van:
de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4)
Pagina 9
Onderzoek
Is er aarivullend steekproefonderzoek uitgevoerd; bijyoorbeeld op basis van een
enquête, geef eeri beschrijving van:
de gehanteerde methodiek (ad. 1)
het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1)
de respons (ad. 1)
de representativiteit van dé steekproef (ad. 1)
eventueel gébruik van aanvullendè informatie (ad. 1)
toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 )
Extrapolatie
Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd,
geef een beschrijving van:
•
de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2)
de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2)
de verschillen tussen de bronnen (ad. 2)
eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4)
Pagina
10
Peildatum
Zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf dé irigangsdatüm
van de cao, geèf één bèschrijving van :
• :
de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te :
leveren (ad. 5)
•
de aannemelijkheid dat sjndsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties
in de genoemde aantallen zijn opgetreden. Iridien wel sprake is vari grote
fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5)
Overig
Overige opmerkingen
Pagina
11
TOELICHTING
De door cao-partijen bij éen verzoek tot algemeen verbindend verklaren van cao-bepalingen
aangeleverde representativiteitsgegevens dienen, ten behoeve van de beoordelingscriteria/
te worden voorzien van een toelichting op de volgende punten:
De wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd
a. populatieonderzoek:
b. steekproefonderzoek
c. extrapolatie
2.
De gebruikte bronnen vóór het onderzoek
a. uitgevoerde correcties
3.
De wijze van meting
a. aard van de gegevens
4.
De relatie tot de werkingssfeer van de cao
a. uitgesloten werkzame personen
b- vrijwillige aansluiting
c. gedispenseerden
5.
De peildatum of de periode waarop de cijfers betrèkking: hebben
Op grond van paragraaf 4.1 van het Toetsingskader AW laat de minister periodjëk en
steekproefsgewijs onderzoek uitvoeren naar de kwaliteit van de representativiteitsgegevens
blj avv-verzoeken. Om dit te kunnen dóén is het noodzakelijk dat het representativiteitscijfer
reproduceerbaar Is. Dit betekent dat alle oorspronkelijke (bronjgegevens die zljn gebruikt blj
de opgave van de representativiteit blj het laatst Ingewilligde avv-verzoek moeten worden
bewaard, zodat dëze desgevraagd beschikbaar kunnen wordën gesteld. De oorspronkelijke
gegevens worden dus niet blj het avv-verzoek meegestuurd:
ad 1
Gehanteerde
onderzoeksmethode
Het is noodzakelijk dat een beschrijving vap de gehanteerde onderzoeksmethode wordt
gegeven. Het gaat om de vraag hoe de gegevens zijn verzameld. Idealiter wordt er gebruik
gemaakt Van populatiebestanden, zowel voor Werkgeversaantallen als aantallen werkzame;
personen die onder de werkingssfeer van de cao dan wel het avv-besluit vallen.
Indien geen populatiegegevens beschikbaar zijn, kan gebruik worden gemaakt van
stéekproefonderzóek. Het gebruik van steekproefgegevens vereist dat een toelichting wordt
gegeven op de uitvoering vari de enquête, de respons, de reprèseritativiteit, verzamelde; :
aanvullende informatie, uitgevoerde berekeningen en schattingen.
Aandachtspunten:
•
Beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethode.
•
Eèri beschrijving van dé hierbij gebruikte bestanden.
•
De mariier waarop de steekproef is getrokken (waarónder het gebruikte ;
steekproefkader).
•
De respons van de steekproef.
•
De representativiteit van het steekproefonderzoek.
•
Op béstandéri toegepaste correcties ten opzichte van de populatie;
•
Het gebruik Van aanvullende informatie.
•
De manier waarop berekeningen, schattingen en eventuele extrapolaties zijn
uitgevoerd.
•
Het is niet zprgvuldig om het aantal werkzame personen van niet-responderende
bedrijven Of) nul in te schatten.;
Streef altijd naar de verkrijging van gegevens uit één bronbestand. Dit doet u door het
bestand waarin de gegevens van de aangesloten werkgevers zijn opgenomen, te matchen
met het bestand waaruit de:totale aantalleri werkgevers en werkzame personen zijri
opgenomen. Een nadere uitieg over de uitvoering van het matchen; van bestanden is té
vinden in het rapport Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv-verzoeken, Stand van
Zaken 2008, eindrapport, p. 20 (zie de website cao.szw.nl). '
• • •
.
• Pagina ' -
12
. : • : ; •
-
ad 2
Gebruikte bronnen
Eeh representativiteitsópgave moet een beschrijving bevatten vah de gebruikte brorinen.
Niet alle bronnen zijn everi betrouwbaar. Ook zijri niet alle bronnen; even volledig gegeven de
werkingssfeer van.de cao. Inherent hieraan is het gebruik yan meerdere bronnen. Van
belang is dat de gebruikte bronnen en de daarbij gehanteerde berekeningen met het oog op
de eis van reproduceerbaarheid goed worden beschreven en bewaard.
Aandachtspunten:
•
Het is aan te bevelen zo min mogelijk bronnen te gebruiken.
•
Worden gegevens uit yerschillende bronnen gebruikt, dan vereist dit een toelichting op
opdériinge vergelijkbaarheid waarbij aandacht nodig is voor dubbeltellingen,
uitgesloten groepen werkzame personert èn Verschillen in meetmomenten.
•
Gebruik van branche-of sectoronderzoek vereist een toelichting op de ;;
representativiteit van de gegevens. Aandacht vereist de periode waarin het onderzoek
is gehouden, de onderzoeksmethode en de relatie tot de werkingssfeer.
•
Tèn aanzien van de gébruikte bronnen wordt aandacht gevraagd: voor de vrijwillig
aangesloten: werkgevers, (gedeeltelijk) gedispenseerde werkgevers en dé actualiteit
van de gegevens.
ad 3
Wijze van meting
Uitgangspunt biji het berekenen Vart hét representatiVitéitsicijfer is dat de tellèr èn de noemer
worden uitgedrukt in dezelfde eenheid. Idealiter worden de teller en de noemer uitgedrukt in
aantallen personen. Andere meeteenheden worden in principe afgeraden. Andere
maatstaven die worden gebruikt om tot een berekening te komen vari het aantal personéri
zijn de loonsom;; aantal fte's of omzetgegevens. U dient dan wel aannemelijk té maken dat
de gebruikte riiaatstaf een goede afspiegeling is van hét aantal personen zodat gèen sprake
is van een systematische eenzijdige vertekening van het representativiteitsgegevens. In ; ;
geval van fte als meeteenheid moet aannemelijk worden gemaakt dat de parttimefactor van
georganiseerde teri opzichte van ongeorganiseerde werkgevers vergelijkbaar is. Dit betreft
de eis van Interrie consistentie. Tellèr en de noemer moéten in dezelfde eenheid worden
uitgedrukt én de peildata möètèn vergelijkbaar zijn.
Aandachtspunten:
•
De wijze van meting moet dezelfde zijn voor teller en noemer. De eenheid moet gelijk
zijn. Gegevens moeten ofwel standcijfers óf stroomcijfers zijn.i:
•
De gegevens moeten zijn uitgedrukt in dezelfde eenheid. In dé teller aantallen
personen dan ook in de noemer aantallen personen gebruiken.
•
Het gebruik van een andere meeteenheid dan aantallen personen vereist een gedegen
toelichting op het gebruikte bestand en in hoeverre de gebruikte maatstaf een goede
afsipiegeling is vao het aantal werkzame pèrsonen.
ad 4
Relatie tot de werkingsfeer
De représentativiteitsöpgavé dient gerelateerd té zijn aan de werkingssfeer van de cao. In de
werkingssfeer uitgesloten categorieën werkzame personen moeten dari ook in de tellingeri
voor de representativiteitsopgave buiten beschouwing worden gelaten. Het is van belang dat
daadwerkelijk gemeten wordt wat beoogd was. Het gaat hierom de validiteit van de
gegevens.;
Aandachtspünten:r
•
Aandacht voor vrijwillig aangésloten werkgevers die in de representativiteitsopgave
niet moeten worden meegenomen.
•
De bronnen mogen niet vervuild zijn met werkzame personen die niet onder de
werkingssfeer vallen. Hierbij.kan gedacht worden aan onder andere uitzendkrachten
en hoger personeel.
In de tellingen moeten van (onderdelen van) de cao gedispenseerden wel worden :
meegerekend, behalve indien sprake is van een integrale dispensatie vanwege een
eigen rechtsgeldige cao
Pagina
13
Indien gebruik wordt gemaakt van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds,
dient -indien van toepassing- gecorrigeerd te worden voor jongere werkzame
personen die wel ondèr de werkingssfeer van de cao vallen, maar niet deelnemen aan
het bedrijfstakpensioenfonds. Ook dient gecorrigeerd te worden voor werkgevers die;
zijn vrijgesteld van het bedrijfstakpensioenfonds, maar niet zijn gedispenseerd van de
cao.
ad 5
Actualiteit van de cijfers
Voor de representativiteitsopgave dientde datum of de periode waarop de cijfers betrekking
hebben te worden vermeld. Als regel geldt dat gegevens, óm te voldoen aan de eis van
actualitéit, niet ouder dap één jaar mogen zijn gerekend vanaf deingangsdatum van de cao.
Tevens gèldt dat de verschillénde peildata niet tè vèr uit elkaar moetén liggen, omdat andérs
de interne consistentie van de representativiteitsopgave in het geding is. Als uitgangspunt
hierbij geldt dat de peildata in principe niet meer dan één jaar uiteen mogen liggen.
In geval de peildata te ver in het verieden liggén kunnen de gegevensbestanden op basils van
de werkgelegenhéidsOntwikkeling in:dè branche worden geactualiseerd, Oftewel:
geëxtrapoleerd. De marktontwikkelingen in bet verieden vormen de basis om de huidige
waarden met een zekere onzekerheidsmarge te voorspellen.
Het is dan wel yan belang om expliciet te vermelden op welke gegevens deze extrapolatie is
gebaseerd en hoe dié is uitgevoerd. Dë bestanden die hiérvóör gebruikt worden moeten
vergelijkbaar zijn naar bijvoorbeeld verhouding voltijders-deeltijders of de verhouding grotekleine bedrijven.
Aandachtspunten:
• :
Dè actualiteit vart de gebruikte gegeVèns. Deze mogen gérékend vanaf de
ingangsdatum van de; cao in beginsel niet ouder zijn dan 1 jaar. Indien de gebruikte
gegevens ouder zijn, dient vermeld te worden waarom het niet mogelijk is om
gegevens van recenter daturn té leveren (zie ook aanvulling bij de vraag over
actualiteit).
•
Het toepassen van extrapolatie. Indien op; basis van andere gegevensbronnen de ;
gegevens voor de representativiteitsopgave zijn geactualiseerd dient aangegeven te
worden welke;bronnen gebruikt zijn en op welke wijze voor onderiinge afwijkingen
tussen de bronnen is gecorrigeerd: Een nadere uitleg over de wijze van extrapoleren is
te vinden in het rapport Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv-verzoeken,: Stand
van Zaken 2008, éiridrapport, p. 21 (ziè de website cao.szw.nl).
•
De peildatum dan wel de periode waarop de gegevens betrekking hebben.;
Pagina
14
CAO O&O Tankstation on Waobodrijvcn 2015 2019
DEFINITIES
Artikel 1
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
stichting: de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Tankstations en Wasbedrijven.
werkgever: Onder werkgever in deze overeenkomst wordt verstaan de in Nederland wonende
natuurlijke persoon of de in Nederland gevestigde rechtspersoon, dan wel de maatschap, de
vermootschap onder firma of de commanditaire vennootschap gevormd door twee of meer zodanige
natuurlijke en/ of rechtspersonen gezamenlijk, alsmede de in Nederland gevestigde nevenvestiging
van een daarbuiten wonende natuurlijke persoon en/ of een daarbuiten gevestigde rechtspersoon (al
dan niet geconstitueerd naar of vallend onder buitenlands recht) waarvoor op grond van de
Handelsregisterwet 2007, de wet van 22 maart 2007, Staatsblad 2007 nummer 153, een verplichting tot
inschrijving in het Handelsregister bestaat, die ressorteert onder de werkingssfeer van deze collectieve
arbeidsovereenkomst;
werknemer: degene die in dienst van een werkgever tegen salaris arbeid verricht, tenzij in de hierna
volgende artikelen of in reglementen van de stichting anders is bepaald.
STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS
Artikel 2
1. Er is een stichting "Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Tarikstations en Wasbedrijven
2. De in lid 1 genoemde stichting heeft ten doel het geheel of gedeeltelijk financieren en/of
subsidiëren van de volgende kosten:
a. het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten, ontwdkkelen van lesmateriaal, vormings- en
ontwikkelingswerk, en het informeren hierover, ten behoeve van werkgevers en werknemers,
teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de bedrijfstak te bewerkstelligen en de
employabiüty van werknemers in de bedrijfstak te verbeteren;
b. het (doen) bevorderen en stimuleren van de opleiding van jeugdigen en anderen in het
(beroeps)onderwijs ten behoeve van de bedrijfstak, alsmede het voorlichten hierover;
c. net (doen) waarborgen, bevorderen, ontwikkelen en verzorgen van bij-, her-, na- en opscholing
van werkgevers en werknemers die in de bedrijfstak werkzaam zijn, alsmede het voorUchten
hierover, om op deze wijze de vakbekwaamheid van werkgevers en werknemers in de
bedrijfstak te bewerkstelligen respectievehjk te verhogen;
d. het (doen) verzorgen van werkgelégenheidstrajecten voor arbeidsgehandicapten, mensen
zonder werk of met werkloosheid oedreigde werknemers door middel van het aanbieden van
een (vak-)opleiding ter vervulling van vacatures in de bedrijfstak;
e. het doen van onderzoek naar en vertalen van het belang voor de bedrijfstak van (nieuwe)
technologische ontwikkelingen op het vakgebied;
f. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven genoemde terreinen
met het oog op het ontwikkelen van beleid op bedrijfs- en sectorniveau in de bedrijfstak;
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens
voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming,
arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de bedrijfstak kunnen
verstrekken.
BIJDRAGE
Artikel 3
1. De werkgever in de bedrijfstak is jaarlijks aan de stichting een bijdrage verschuldigd waarvan de
hoogte wordt vastgesteld overeenkomstig het te dezer zake bepaalde in de statuten van de
stichting.
Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling doet de werkgever aan de administrateur van de
stichting opgave van de in opdracht van de Stichting gevraagde gegevens zoals bijvoorbeeld van
de bij hem in dienst zijnde werknemers, met de bij die werknemers behorende jaarsalarissen en
naam, adres, woonplaats en geboortedatum.
SCHOLINGSVERLOF
Artikel 4
1. Onder scholing in de zin van dit artikel worden verstaan opleidingen en/ of cursussen, die gericht
zijn op het bijhouden en/of verbreden dan wel verdiepen van kennis en/of vaardigheden van de
werknemer, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn huidige en/of toekomstige functie
in het bedrijf van de werkgever.
2. De in lid 1 bedoelde opleidingen en/of cursussen worden aangewezen door het bestuur van de
stichting.
3. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid tot het volgen van scholing tenminste conform
het bepaalde in de coUectieve arbeidsovereenkomst voor Tankstations en Wasbedrijven.
4. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder het scholingsverlof, als in het voorgaande hd
bedoeld, wordt gegeven dan wel genoten, is nader bepaald in het uitkeringsreglement.
Artikel 5
De bepalingen van de statuten, van het bijdragereglement alsmede van het uitkeringsreglement van
de sticnting worden geacht deel uit te maken van deze CAO.
WERKINGSSFEER
Artikel 6
1. Onder de Tankstationbranche wordt verstaan het in hoofdzaak aan het publiek verkopen van
motorbrandstoffen al dan niet gecombineerd met een tankshop waarin levensmiddelen,
smeermiddelen, verbruiksartikelen, autogebonden artikelen etc. worden verkocht en/of
gecombineerd met het wassen van motorvoertuigen en/of verhuur van aanhangwagens en/of
andere activiteiten.
2. Onder de Wasbranche wordt verstaan het in hoofdzaak wassen in de ruimste zin des woord van
vervoersmiddelen, transportmiddelen en overige mobiele objecten.
3. Onder "hoofdzaak"wordt verstaan dat het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers
die de activiteiten verrichten als omschreven onder hd 1 en/of üd 2 groter is dan het aantal
arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die andere activiteiten verrichten dan hiervoor
genoemd."
Deze CAO is niet van toepassing op de werkgever die voldoet aan de volgende cumulatieve vereisten:
a. de bedrijfsactiviteiten van de werkgever bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van
arbeidskrachten als bedoeld in artikrf 7:690 BW én
b. het aantal overeengekomen arbeidsuren van de bij deze werkgever in dienst zijnde werknemers
die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in artikel 6 genoemde takken
van bedrijf bedraagt minder dan 75% van het totaal aantal overeengekomen arbeidsuren van de in
dienst zijnde werknemers, dat wil zeggen dat tenminste 25% van het aantal arbeidsuren van de in
dienst zijnde werknemers betrekking neeft op werkzaainheden uitgeoefend in enige andere tak
van bedrijf dan in artikel 6 lid 1 genoemd én
c. de werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premiephchtige loon op jaarbasis uit op
basis van uitzendóvereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerhjk
Wetboek, zoals laatstehjk nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.1 van de Regeling
van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2
december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet
financiering sociale verzekeringen (RegehngWfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242
van 13 december 2005. De werkgever heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door
de uitvoeringsinstelling als zodanig is vastgesteld, én
d. de werkgever is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend
verklaring gebonden is aan de CAO van een der bedrijfstakken zoals genoemd m artikel 6 én
e. de werkgever is geen paritair afgesproken arbeidspool én
Voor de toepassing van de onderdelen a. en b. blijven buiten beschouwing de werknemers, c.q. het
aantal arbeidsuren van werknemers, wier functie geheel ten dienste staat aan de bedrijfsactiviteit "ter
beschikking stellen" zoals administratie en bemiddeling.
DUUR VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 7
1. Deze ovoroonkomst troodt in w^orking mot ingang van 1 ianuari 2015
2. DG ovoroonl<omst eindigt op 31 docembor 2019, zondor dat enigerlei opzegging voroist zal zijn
STATUTEN
Artikel 1. Definities
1.1. Bedrijfstak Tankstationbranche:
Onder de Tankstationbranche wordt verstaan het in hoofdzaak aan het publiek verkopen van
motorbrandstoffen al dan niet gecombineerd met een tankshop waarin levensmiddelen,
smeermiddelen, verbruiksartikelen, autogebonden artikelen etc. worden verkocht en/of
gecombineerd met het wassen van motorvoertuigen en/ of verhuur van aanhangwagens en/ of andere
activiteiten.
1.2. Bedrijfstak Wasbranche:
Onder de Wasbranche wordt verstaan het in hoofdzaak wassen in de ruimste zin des woord van
vervoersmiddelen, transportmiddelen en overige mobiele objecten.
Onder "hoofdzaak" wordt verstaan dat het aantal arbeidsuren van de in dienst
zijnde werknemers die de activiteiten verrichten als omschreven onder 1.1. en/ of 1.2 groter
is dan het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die andere
activiteiten verrichten dan hiervoor genoemd.
1.3. Bedrijfstak:
onder Bedrijfstak wordt in deze statuten zowel de Tankstationbranche
als de Wasbranche verstaan.
1.4. BOVAG:
BOVAG, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid naar Nederlands
recht, gevestigd te Bunnik en kantoorhoudende te (3981 AJ) Bunruk, Kosterijland
15, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 40409176;
1.5. BETA:
Belangenvereniging Tankstations (met verkorte naam BETA), een vereniging
met volledige rechtsbevoegdheid naar Nederlands recht, gevestigd te Rotterdam
en kantoorhoudende te (3011 XB) Rotterdam, Boompjes 55, ingeschreven
in het handelsregister onder nummer 40347472;
1.6. FNV:
FNV Bondgenoten, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid naar
Nederlands recht, gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te (3584 BW)
Utrecht, Varrolaan 100, ingeschreven in het handelsregister onder nummer
33300027;
1.7. CNV:
CNV Vakmensen, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid naar Nederlands
recht, gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te (3561 CG)
Utrecht, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 33300027;
1.8. LBV:
LandeUjke Belangen Vereniging (met verkorte naam LBV), een vereniging
met volledige rechtsbevoegdheid naar Nederlands recht, gevestigd te Rotterdam
en kantoorhoudende te (3083 AS) Rotterdam, Strevelsweg 700 612613, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 40342986;
1.9. de Unie:
De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening (met verkorte naam De
Unie Zorg en Welzijn), gevestigd te Culemborg en kantoorhoudende te (4103
NM) Culemborg, Multatulilaan 12, ingeschreven in het handelsregister
40477726;
1.10. Cao:
de CoUectieve Arbeidsovereenkomst Opleidingsfonds en Ontwikkelingsfonds Tankstations en
Wasbedrijven
1.11. Werkgever of Werkgevers:
de in Nederland wonende natuurlijke persoon of de in Nederland gevestigde
rechtspersoon, dan wel de maatschap, de vennootschap onder firma of de
commanditaire vennootschap gevormd door twee of meer zodanige natuurlijke
en/ of rechtspersonen gezamenlijk, alsmede de in het Rijk in Europa gevestigde
nevenvestiging van een daarbuiten wonende natuurlijke persoon
en/ of een daarbuiten gevestigde rechtspersoon (al dan niet geconstitueerd
naar of vallend onder buitenlands recht) waarvoor op grond van de 'Handelsregisterwet
2007' een verpUchting tot inschrijving in het Handelsregister
bestaat.
1.12. Werknemer of Werknemers:
degene die in dienst van een werkgever tegen salaris arbeid verricht.
1.13. Werkgeversorganisaties:
Bovag en BETA;
1.14. Werknemersorganisaties:
FNV, CNV, De Unie en LBV;
1.15. Secretariaat:
De Eendracht BV
Artikel 2. Naam en zetel
2.1. De stichting draagt de naam:
Stichting Opleidings en Ontwikkelingsfonds Tankstations en Wasbedrijven
2.2. De stichting heeft haar zetel in Rotterdam, Boompjes 55,3011 XB.
Artikel 3. Doel
3.1. De stichting heeft ten doel het financieren dan wel subsidiëren van kosten in verband met:
a. het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten, ontwikkelen van lesmateriaal, vormings- en
ontwikkeUngswerk, en het informeren hierover, ten behoeve van werkgevers en werknemers,
teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de bedrijfstak te bewerksteUigen en de
employabiUty van werknemers in de bedrijfstak te verbeteren;
b. het (doen) bevorderen en stimuleren van de opleiding van jeugdigen en anderen in het
(beroeps)onderwijs ten behoeve van de bedrijfstak, alsmede het voorlichten hierover;
c. het (doen) waarborgen, bevorderen, ontwikkelen en verzorgen van bij-, her-, na- en opscholing
van werkgevers en werknemers die in de bedrijfstak werkzaam zijn, alsmede het voorlichten
hierover, om op deze wijze de vakbekwaamheid van werkgevers en werknemers in de
bedrijfstak te bewerkstelligen respectievelijk te verhogen;
d. het (doen) verzorgen van werikgelegenheidstrajecten voor arbeidsgehandicapten, mensen
zonder werk of met werkloosheid bedreigde werknemers door middel van het aanbieden van
een (vak-)opleiding ter vervulling van vacatures in de bedrijfstak;
e. het doen van onaerzoek naar en vertalen van het belang voor de bedrijfstak van (nieuwe)
technologische ontwikkelingen op het vakgebied;
f. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven genoemde terreinen
met het oog op het ontwikkelen van beleid op bedrijfs- en sectorniveau in de bedrijfstak;
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens
voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming,
arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de bedrijfstak kunnen
verstrekken.
3.2. De stichting beoogt niet het maken van winst.
Artikel 4. Bestuur
4.1. Het bestuur van de stichting bestaat uit acht (8) natuurUjke personen, te weten
vier Werkgeversleden ("Bestuurders A") en vier Werknemersleden ("Bestuurders
B").
Artikel 5. Bestuur: samenstelling en benoeming
5.1. BOVAG en BETA benoemen ieder twee bèstuursleden A.
5.2. FNV, CNV, LBV en de Unie benoemen ieder één bestuurslid B.
5.3. De benoeming geldt voor een periode van ten hoogste drie jaren.
5.4. Het bestuur stelt een rooster van aftreden vast zodanig dat ieder jaar een
zoveel mogeUjk gelijk aantal bestuurders aftreedt. Bij een tussentijdse vervulling
van een vacature geldt de benoeming voor de lopende periode.
5.5. Herbenoeming van bestuurders is steeds mogelijk.
5.6. Het bestuur (met uitzondering van het eerste bestuur, waarvan de leden in
functie worden benoemd) kiest uit zijn midden een voorzitter, een vicevoorzitter,
een secretaris en een penningmeester.
5.7. De functie van voorzitter wordt jaarlijks bij toerbeurt vervuld door een bestuurder
A respectievelijk een Bestuurder B. De aanwijzing van de voorzitter
geschiedt door de betreffende groep van Bestuurders A dan wel Bestuurders
B uit haar midden. Voor het jaar waarin de ene groep bestuurders de voorzitter
levert, wijst de andere groep bestuurders een vice-voorzitter aan, die de
voorzitter zal opvolgen in het opvolgende jaar. De vice-voorzitter treedt op als
voorzitter bij belet of ontstentenis van de voorzitter.
5.8. Bij het ontstaan van een (of meer) vacature(s) in het bestuur, zullen de overblijvende
bestuursleden binnen twee maanden na het ontstaan van de vacature(
s) daarin voorzien door de benoeming van een (of meer) opvolger(s). In
geval van een (of meer) vacature(s) in het bestuur, vormen de overblijvende
bestuursleden, een bevoegd bestuur.
5.9. Indien na het ontstaan van een (of meer) vacature(s) niet binnen twee maanden
na het ontstaan van de vacature(s) in de benoeming van een (of meer)
opvolger(s) is voorzien, kan de rechtbank op verzoek van iedere belanghebbende
in de vervuUing van de vacature(s) voorzien.
De rechtbank neemt daarbij zoveel mogelijk deze statuten in acht.
5.10. De leden van het bestuur hebben recht op vergoeding van de door hen in de
uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
Artikel 6. Bestuursvergaderingen
6.1. De bestuursvergaderingen worden gehouden in een gemeente in Nederland
als bij de oproeping bepaald.
6.2. Ieder kalenderjaar wordt ten minste twee maal een vergadering gehouden.
6.3. Vergaderingen zuUen voorts worden gehouden, wanneer de voorzitter dit
wenselijk acht of indien één van de andere bestuursleden daartoe schriftelijk
en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen punten aan de voorzitter
het verzoek richt.
Indien de voorzitter aan een dergeUjk verzoek geen gevolg geeft zodanig, dat
de vergadering wordt gehouden binnen drie weken na het verzoek, is de verzoeker
bevoegd zeU een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van
de vereiste formaliteiten.
6.4. De oproeping tot de vergadering geschiedt - behoudens het in 6.3 bepaalde schriftelijk danwel elektronisch door de voorzitter, ten minste zeven dagen tevoren, de dag van de
oproeping en die van de vergadering niet meegerekend.
6.5. De oproepingsbrieven vermelden, behalve plaats en tijdstip van de vergadering,
de te behandelen onderwerpen.
6.6. Zolang in een bestuursvergadering aUe in functie zijnde bestuursleden aanwezig
zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over aUe aan de orde
komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de
statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen
niet in acht genomen.
6.7. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur;
bij diens afwezigheid worden de vergaderingen geleid door de vice-voorzitter;
bij afwezigheid van de vice-voorzitter wijst de vergadering zeU haar voorzitter
aan.
6.8. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door de
secretaris of door één van de andere aanwezige bestuursleden, door de
voorzitter van de vergadering daartoe aangezocht.
De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de vergadering
als voorzitter en secretaris hebben gefungeerd.
6.9. Een bestuursUd kan zich ter vergadering door een mede-bestuursUd laten
vertegenwoordigen onder overlegging van een schriftelijke, ter beoordeUng
van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht.
Een bestuursUd kan daarbij slechts voor één ander bestuurslid als gevolmachtigde
optreden.
6.10. Het bestuur kan toestaan dat waarnemers en/of adviseurs tot de bestuursvergaderingen
worden toegelaten.
Artikel 7. Stemrecht tijdens bestuursvergaderingen, stemmen, wijze van stemmen,
besluitvorming
7.1. Het bestuur kan ter vergadering aUeen dan geldige besluiten nemen indien
tenminste vijf (5) van de in functie zijnde bestuursleden ter vergadering aanwezig
of vertegenwoordigd zijn. Tijdens een bestuursvergadering moeten
tenminste twee Werkgeversorganisaties en twee Werknemersorganisaties
zijn vertegenwoordigd. Bij stemming dienen aan zowel de zijde van de Bestuurders
A als de Bestuurders B tenminste 20 stemmen voor aanvaarding van
het betreffende besluit zijn uitgebracht.
7.2. De Bestuurders A brengen tijdens bestuursvergaderingen zesendertig (36) stemmen
uit. Negen (9) stemmen worden uitgebracht door iedere bestuurder A benoemd
door Bovag; negen stemmen worden uitgebracht door iedere bestuurder
A benoemd door BETA.
7.3. De Bestuurders B brengen tijdens bestuursvergaderingen eveneens zesendertig (36)
stemmen uit, zestien (16) stemmen worden uitgebracht door de bestuurder B benoemd
door de FNV; acht (8) stemmen worden uitgebracht door de bestuurder
B benoemd door de LBV; acht (8) stem wordt uitgebracht door de bestuurder
B benoemd door de CNV; vier (4) stem wordt uitgebracht door de
bestuurder B benoemd door de Unie
7.4. Alle stemmingen op de vergadering geschieden mondeUng, tenzij een bestuUrsUd
vóór de stemming een schriftelijke stemming verlangt.
Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.
7.5. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
7.6. Wordt na de stemming de uitslag van een stemming of de inhoud van het
genomen besluit betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats. Door deze
nieuwe stemming vervaUen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
7.7. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden
zich schriftelijk (waaronder begrepen per fax, per e-mail en enig ander
elektronisch communicatiemiddel) vóór het voorstel hebben verklaard.
7.8. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen
antwoorden door de secretaris van het bestuur een relaas opgemaakt, dat na
medeondertekening door de voorzitter van het bestuur bij de notulen wordt
gevoegd.
Artikel 8. Bestuursbevoegdheid
8.1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
8.2. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten
tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
8.3. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten,
waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt,
zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsteUing voor een schuld
van een ander verbindt.
Artikel 9. Vertegenwoordiging
9.1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting, voor zover uit de wet niet anders
voortvloeit. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt uitsluitend toe aan:
- hetzij het bestuur;
- hetzij de voorzitter en de vice-voorzitter gezamenlijk handelend.
9.2. Het bestuur is bevoegd volmacht te verlenen aan één of meer bestuursleden,
alsook aan derden, waaronder begrepen het Secretariaat, om de stichting binnen
de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Artikel 10. Einde bestuurslidmaatschap
10.1. Het bestuurslidmaatschap eindigt:
a. door het verstrijken van de benoemingsperiode;
b. door een daartoe strekkend besluit van de organisatie die de betreffende
bestuurder heeft benoemd;
c. door overlijden;
d. wanneer een bestuurslid het vrije beheer over zijn vermogen verliest;
e. door schriftelijke ontslagneming (bedanken); of
f. door ontslag door de rechtbank in de gevaUen als in de wet bepaald.
Artikel 11. Vermogen van de stichting/werkgeversbijdragen
11.1. Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:
a. bijdragen die door de Werkgevers worden verstrekt, zoals vastgelegd in
de CAO;
b. subsidies, giften en donaties;
c. hetgeen verkregen wordt door erfsteUingen of legaten;
d. alle andere verkrijgingen en baten.
11.2. De wijze van berekening van de bijdragen als bedoeld in Artikel l l . l . a van
deze statuten, alsmede de wijze van incassering daarvan, worden bij reglement
als bedoeld in Artikel 16 van deze statuten vastgesteld. De hoogte van
de bijdrage wordt door het bestuur vastgesteld.
11.3. Het bestuur is belast met het beheer van het vermogen van de stichting.
Artikel 12. Bestedingsdoelen
12.1. De bestedingsdoelen van de stichting zijn de volgende:
- de kosten in verband met de werkzaamheden van de stichting in het kader
van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en CAO genoemde
activiteiten.
- de financiering dan wel subsidiëring van de kosten verbandhoudende
met hetgeen is omschreven in Artikel 3. van deze statuten.
("Bestedingsdoelen").
Artikel 13. Voorwaarden financiering subsidiëring kosten als bedoeld in Artikel
3.1 van deze statuten.
13.1. Bij een aanvraag om subsidie dient een gespecificeerde begroting, overeenkomstig hetgeen is
beschreven in artikel 3 van de statuten, betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te
worden ingezonden.
13.2. Jaarlijks dient de subsidie-ontvangende insteUing een door een registeraccountant of
accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te
overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn
gespecificeerd volgens hetgeen in artikel 3 is beschreven en moet geïntegreerd onderdeel uitmaken
van het financieel jaarverslag.
13.3. Het bestuur is oevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee
te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
Artikel 14. Secretariaat / opdragen werkzaamheden aan een derde / werkgroepen /
commissies
14.1. Het bestuur kan de uitvoering van haar werkzaamheden en taken opdragen
aan het Secretariaat. Het Secretariaat handelt in opdracht van en onder verantwoordelijkheid
van het bestuur. De werkzaamheden en taken welke worden opgedragen
aan het Secretariaat dienen door het bestuur te worden vastgelegd bij reglement
als bedoeld in Artikel 16 van deze statuten.
14.2. Het bestuur kan de inning van de bijdragen als gemeld in Artikel l l . l . a van
deze statuten opdragen aan derden. De wijze waarop dit zal geschieden dient
te worden vastgelegd bij reglement als bedoeld in Artikel 16 van deze statuten.
14.3. Het bestuur kan besluiten tot de instelling van werkgroepen of commissies.
De werkwijze en bevoegdheden van werkgroepen of commissies dienen te
worden vastgelegd bij reglement als bedoeld in Artikel 16 van deze statuten.
Artikel 15. Boekjaar, begroting en administratie
15.1. Het boekjaar van de stichting is geUjk aan het kalenderjaar.
15.2. Het bestuur van de stichting is verplicht jaarUjks een begroting op te steUen
voor het komende boekjaar, welke begroting moet zijn gespecificeerd naar de
Bestedingsdoelen. Gemelde begroting dient uiterlijk in de maand december
van het lopende boekjaar gereed te zijn.
15.3. De begroting is beschikbaar voor de Werkgevers en Werknemers eh zal op
verzoek tegen betaling van de daaraan verbonden kosten worden toegezonden
15.4. UiterUjk in de maand juni brengt de secretaris aan het bestuur verslag uit van de
werkzaamheden der stichting in het voorafgaande kalenderjaar, en legt de penningmeester rekening
en verantwoording af over het door hem in de genoemde periode gevoerde beheer. De rekening en
verantwoording vmdt plaats onder overlegging van een rapport van een door het bestuur benoemde
externe registeraccountant.
15.5. Het Destuur van de stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de
grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting en van de ontwikkeling daarvan
gedurende het boekjaar; in dit verslag wordt door het bestuur rekenschap van het gevoerde beleid
afgelegd.
15.6. Het verslag moet overeenkomstig hetgeen in artikel 3 is beschreven zijn gespecificeerd en
gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant, uit welke stukken
moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de bestedingsdoelen zijn gedaan.
15.7. Het verslag en accountantsverklaring wordt ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties neergelegd:
a.
ten kantore van de stichting;
b.
op een of meer door de Minister belast met sociale zaken en werkgelegenheid aan te wijzen
taatsen.
5.8. Het verslag en accountantsverklaring wordt op aanvraag van de bij de stichting betrokken
werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Ï
15.9. Het bestuur is verpUcht de in dit artikel bedoelde boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren
Artikel 16. Reglement
16.1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die onderwerpen
worden geregeld als in deze statuten bepaald, alsmede die onderwerpen
die naar het oordeel van het bestuur (nadere) regeling behoeven.
16.2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
16.3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement te wijzigen of op te heffen.
16.4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement is het bepaalde
in Artikel 17.1 van deze statuten van toepassing.
Artikel 17. Statutenwijziging
17.1. Het bestuur is bevoegd te besluiten de statuten te wijzigen.
Het besluit daartoe moet worden genomen in een bestuursvergadering waarin
alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
17.2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen,
leder bestuurslid afzonderlijk is bevoegd de desbetreffende akte te doen verlijden.
17.3. De bestuursleden zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de
gewijzigde statuten neer te leggen bij het handelsregister.
Artikel 18. Ontbinding en vereffening
18.1. Het bestuur is bevoegd te besluiten de stichting te ontbinden.
Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in Artikel 17.1 van deze statuten
van toepassing.
18.2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening
van haar vermogen nodig is.
18.3. De vereffening geschiedt door het bestuur, tenzij het bestuur een andere vereffenaar
aanwijst.
18.4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel
mogelijk van kracht.
18.5. Het overschot na vereffening wordt door de vereffenaar(s) zoveel mogelijk
besteed overeenkomstig het doel van de stichting. De vereffenaars kunnen
eveneens besluiten het overschot aan te wenden ten bate van een fonds welke hetzelfde doel nastreeft
als de stichting.
18.6. Na afloop van de vereffening bUjven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers
van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren berusten onder
de door het bestuur aan te wijzen perso(o)n(en).
18.7. Op de ontbinding en de vereffening van de stichting is het bepaalde in de wet
van toepassing.
Artikel 19. Slotbepaling
19.1. In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, besUst
het bestuur.
Artikel 20. Overgangsbepaling
20.1. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op eenendertig december tweeduizend
tien.
BIJDRAGEREGLEMENT VAN DE STICHTING OPLEIDINGS EN ONTWIKKELINGSFONDS
TANKSTATIONS EN WASBEDRIJVEN
DEFINITIES
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
werkgever: de werkgever in de bedrijfstak als bedoeld in artikel 6 van de CAO Opleidings en
OntwikkeUngsfonds Tankstations en Wasbedrijven dan w^ol do w^crkgevor in wiens
ondornoming werkzaamhoden wordon vorricht dic in relatie staan tot do bedrijfstak als
omschreven m artikol 6 van voormoldo CAO on dio op grond daar\'^an—na voorafgaand
vorzook on ondor to otollon voorwaardon
toogolaton w^ordt dool to nomon m do
rogolingon van do ondorhavigo stichting.
werknemer: degene die in dienst van de werkgever tegen loon arbeid verricht, met uitzondering van:
a. Destuurders van naamloze vennootschappen of van besloten vennootschappen met
beperkte aansprakelijkheid, die als zodanig zijn ingeschreven in het Handelsregister
van de Kamer van Koophandel;
b. degene die op 1 januari van het jaar, waarover de bijdrage verschuldigd is, de leeftijd
AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt;
c. personen die geen eigenlijke bedrijfsarbeid verrichten en wier dienstverband tevens
een tijdelijk karakter draagt en/ of geen voUedige normale dagtaak meebrengt;
d. stagiair(e)s.
jaarsalaris:
a. bij salarisbetaling per maand 12,96 maal het voor de betrokken werknemer
vastgestelde salaris over de maand januari van het jaar waarop de bijdrage betrekking
heeft;
b. bij salarisbetaling per vier-weken-periode 14,09 maal het voor de betrokken
werknemer vastgestelde salaris over de tweede vier-weken-periode van het jaar
waarop de bijdrage betrekking heeft waarbij het percentage waarmee de salarissen na
1 januari van dat jaar zijn verhoogd krachtens CAO-afspraken in de
Tankstationbranche en de Wasbranche, buiten beschouwing bUjft;
Indien het dienstverband in de loop van een jaar wordt beëindigd dan wel wordt
aangevangen, wordt het jaarsalaris berekend met inachtneming van de duur van de
)eriode van het dienstverband in dat jaar.
ndien het inkomen mede is gebaseerd op provisie, wordt bij de bepaling van het
jaarsalaris bovendien meegerekend de op jaarbasis herleide provisie welke in het
voorafgaande kalenderjaar nij dezelfde werkgever is verdiend, onafhankelijk van de
datum van uitbetaling van deze provisie. Bovendien worden, voorzover van
toepassing, bij de bepaling van het jaarsalaris mede in aanmerking genomen de
navolgende elementen: loon in natura voorzover gekwantificeerd aangegeven in de
loonstaten van de werkgever, toeslagen op grond van een overheidsbesluit, verdiensten op grond van een, in de onderneming geldend, beloningssysteem (tarief,
meritrating e.d.) en ploegentoeslag, alsmede een, naar de periode waarover het loon
werd genoten, evenredig gedeelte van elke met de werkgever schrifteUjk
overeengekomen vaste jaarlijkse uitkering onder welke benaming ook, zoals 13e
maand, vaste eindejaarsuitkering, gegarandeerde tantième, e.d.
Vergoedingen terzake van overwerk, reisuren, onkosten, alsmede gratificaties,
winstdelingsregelingën en soortgelijke emolumenten bUjven buiten beschouwing,
terwijl de vakantiebijslag in de hierboven onder a en b bedoelde factoren geacht worden te zijn verwerkt.
{
loonsom: het totaal van de jaarsalarissen van alle bij de werkgever in dienst zijnde werknemers.
Bedrijfspensioenfonds: de stichting "Stichting Pensioenfonds
's-Gravenhage.
Metaal en Techniek", gevestigd te
BIJDRAGE
Artikel 2
1. De werkgever is jaarlijks aan de stichting een bijdrage verschuldigd welke door het Bestuur van de
stichting wordt vastgesteld krachtens het bepaalde in artikel 16 van de statuten van de stichting.
2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 wordt deze bijdrage, berekend over maximaal het
maximum-jaarsamris zoals vastgesteld op grond van het bepaalde in artikel 1.1.13. van het pensioenreglement van het bedrijfspensioenfonds.
3. De hoogte van de bestemmingsbijdrage als bedoeld in artikel 3 van de CAO OOTW alsmede de
wijze en termijn van betaling wordt in individuele gevallen door het bestuur van de stichting
OOTW vastgesteld.
NOTA
Artikel 3
1. Vanaf door het bestuur te bepalen tijdstippen wordt de werkgever, door middel van het toezenden
van nota's met begeleidend schrijven, cloor de administrateur op de hoogte gebracht van de
bijdrage welke hij over het in de nota's vermelde tijdvak aan de stichting is verschuldigd.
Het verschuldigde over de eerste termijn is een schatting indien het salaris van het betreffende jaar
dan nog niet bekend is. Daartoe wordt het jaarsalaris van het voorafgaande jaar aangepast met het
percentage waarmee volgens de uitkomsten van het cao-overleg in de bedrijfstak, de salarissen na
lanuari van het voorafgaande jaar zijn gewijzigd.
2. De in het vorige lid genoemde nota's hebben de vorm van een premienota met een specificatie,
vermeldende ten minste de naam en adres van de werkgever, het tijdvak waarover de bijdrage is
verschuldigd, alsmede de hoogte van de biidrage.
3. De werkgever dient de nota aan de sticnting te voldoen birmen de daartoe door het bestuur
blijkens mededeling op de acceptgiro(formulier) gestelde termijn.
4. Bij niet tijdige betalmg van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van
de termijn in gebreke.
De stichting is dan bevoegd te vorderen:
- rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had
moeten zijn en
- vergoeding van buiten-gerechtelijke invorderingskosten, vast te stellen op 15% van de
vordering met een minimum van € 25,00, onverminderd de overige kosten van vervolging,
verschuldigd volgens de Wet.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente bedoeld in de artikelen 6:119
en 6:120 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt voor de periode waarover de rente door de stichting
wordt gevorderd.
OPGAVE LOONSOM
Artikel 4
1. De werkgever is gehouden jaarUjks aan de administrateur van de stichting opgave te doen van de
in de opdracht van de Stichting gevraagde gegevens zoals bijvoorbeeld van de bij hem in dienst
zijnde werknemers, met de bij die werknemers behorende jaarsalarissen en naam, adres,
woonplaats en geboortedatum.
De werkgever dient elke in- en uitdiensttreding van een werknemer birmen een maand na die indan wel uitdiensttreding schriftelijk aan de administrateur van de stichting te melden.
2. Ingeval de werkgever niet aan het gestelde in de vorige aUnea voldoet, zal het bestuur bij besluit
bepalen welke loonsom aangehouden moet worden ter berekening van de bijdrage van de
werkgever.
ADMINISTRATIE
Artikel 5
Het bestuur kan de administratie en de inning van de in dit reglement bedoelde bijdragen aan derden
opdragen. De delegatie van het administratief en/of geldelijk beheer geschiedt onder bUjvende
verantwoordelijkheid van het bestuur.
De werkgever is verpUcht aUe gegevens en inlichtingen te verschaffen, alsmede iedere medewerking
te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of
namens de stichting zijn belast met de inning van de bijdrage en de controle op de naleving van het
gestelde in de statuten en dit reglement.
INWERKINGTREDING
Artikel 6
Dit roglomont wordt goacht to zijn ingegaan op 1 januari 2010 on is van kracht tot dat uit oon nador
roglomont van hot togondool bhjkt.
UITKERINGSREGLEMENT VAN DE STICHTING OPLEIDINGS EN ONTWIKKELINGSFONDS
TANKSTATIONS EN WASBEDRIJVEN
DEFINITIES
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
werkgever: de werkgever in de bedrijfstak als bedoeld in artikel 6 van de CAO Opleidings en
ontwikkelingsfonds Tankstations en Wasbedrijven dan wol do w^erkgevor in wions
ondornoming w^orkzaaihhcdcn w^ordon verricht die in relatie staan tot do bodrijfstak als
" • CAO
~ • on dio
^ op grond
„
omschrovon in artikol 6 van voormoldo
daarvan na voorafgaand
hot'bestuur
tocgclaton w^ordt dOol tc
vorzook cn ondor to stollen voorwaarden—door hc
'
nomon in do rogolingon van do onderhavige stiehting
werknemer: degene die in dienst van de wèrkgever tegen loon arbeid verricht, met uitzondering van:
a. Destuurders van riaamloze vennootschappen of van besloten vennootschappen met
beperkte aansprakelijkheid, die als zodanig zijn ingeschreven in het Handelsregister
van de Kamer van Koophandel;
b. degene die op 1 januari van het jaar, waarover de bijdrage verschuldigd is, de AOW
gerechtigde leeftijd heeft bereikt;
c. personen die geen eigenlijke bedrijfsarbeid verrichten eri wier dienstverband tevens
een tijdelijk karakter draagt en/of geen volledige normale dagtaak meebrengt;
stagiair(e)s, tenzij eén leer- ën stageovereenkomst voor voUedig praktijkvervangende
opleiding is gesloten als bedoeld m het beleidsplan dat door de stichting is opgesteld
in het kader van de Bijdrageregeling Vakopleidmg Jeugdigen.
de leerling: degene die ten minste gemiddeld 2 1/2 dag per week bij de werkgever in diensten met
wie ten overstaan van een Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, door de
werkgèvèr een praktijkövereenkomst als becioeld in dè Wet educatie en
beroepsonderwijs (WEB) is afgesloten.
1/2 scholings verlofdag: de ¥2 dag die de werknemer, met behoud van salaris en met instemming van
de werkgever, aanwendt tot het volgen yan scholing, via een door het bestuur van
dé stichtmg aangewezen ópleiding of cursus/
Secretariaat: De Eendracht B.V.
Artikel 2. Secretariaat / opdragen werkzaamheden aan een derde/werkgroepen/
commissies
Het bestuUr zal de üitvoeririg van haar werkzaamheden en taken opdrageri aan het Secretariaat. Het
Secretariaat handelt in opdracht van en onder verantwoordelijkheic! vanTiet bestuur. Een pro actieve
aanpak wordt gevergd waardoor de tiainingen ook actueel, praktisch en daadwerkelijk gevolgd
worden en toegevoegdé waarde leveren vöör cle werkgevers eri wérknemers in onze branche.
JEUGDPLAN
Artikel 3
Vergoedingen
De stichting kan, onder de voorwaarden als in dit reglement bepaald, jaarUjks aan de werkgever
een vergoeding verstrekken, ter tegemoetkoming in de kosten yan het eerste en/of tweede leerjaar
van de beroepsbegeléidèride praktijkopleiding van de bij de werkgèvèr iri dienst zijndè leérling(en)
binnen de kaders van het geldende Jeugdplan.
De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks door het bestuur van de stichting vastgesteld, waarbij
het volgende in acht wordt genomen: ;
a. het pestuur bepaalt jaarlijks de duur, alsmede de aanvang en het einde van een leeria^
b. de vergoeding wordt gerelateerd aan het aantal weken dat de ieerling(en) in een leerjaar bij de
werkgever in opleiding wais (waren);
c. de vergoeding per week voor een leerling kan per soort; yan opleiding verschillen naar hoogte,
terwijl de vergoeding op nihU kan worden gesteld indien üit andere hoöfde, reeds een (gedeeltelijke) vergoeding wordt genoteri.
3. Het bestuur stelt jaarUjks de werkgever schriftehjk in kennis van de besluiten, bedoeld in het
vorige Ud onder a, b en c.
Toekerming van de vergoeding
4. De vergoeding, dient door de werkgever die deze wenst te ontvangen schrifteUjk te worden
aangevraagd door inzending van één of meer formulieren, waarvan het model door de stichting is
vastgestelcl, onder bijvoeging van de naar het oordeel van de stichting benodigde stukken.
5. Het verzoek om vergoedmg wordt ingewiUigd, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. het aantal door cie werkgever opgegeven leerlingen en het aantal weken gedurende welke zij in
het betreffende leerjaar in opleiding waren bij de werkgever, komen overeen met de opgave
dienaangaande van het landelijk opleidingsorgaan, welke laatstgenoemde opgave - bij verschil
van mening - beslissend is, behoudens tegenbewijs van de werkgever;
b. de werkgever heeft de heffingen die hem door de stichting in rekening zijn gebracht, betaald.
SCHOLINGSVERLOF
Artikel 4
Aanspraak op de scholingsverlofdagen
1. In elk vol kalenderjaar hebben de bij een werkgever in dienst zijnde werknemers recht op een
halve scholingsverlofdagen.
2. De werkgever stelt in nauw overleg met de ondernemingsraad dan wel de werknemers, een
scholingsrooster per kalenderjaar vast.
SCHOLING
Artikel 5
Jaarlijks worden trainingen verzorgd, voor zowel de werkgevers als de werknemers onder meer gericht
op het verhogen van de veiUgheid van de branche:
Het secretariaat brengt jaarlijks een brochure uit met het trainingsaanbod.
SCHOLINGSAANVRAAG EN PLAATSING
Artikel 6
1. De werkgever kan zichzeU of een werknemer als deelnemer aan een cursus aanmelden door het
inschrijfformulier tijdig, volledig ingevuld en ondertekend, te zenden aan het secretariaat.
2. Het bestuur bepaalt de kosten clie zijn verschuldigd voor deelname aan een training.
3. Het bestuur kan, ter tegemoetkoming in de kosten van de training een O&O - vergoeding
verstrekken.
4. De hoogte van de O&O - vergoeding wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld.
5. De O&O - vergoeding wordt geacht automatisch te zijn aangevraagd door inschrijving van een
deelnemer aan een traming en acceptatie daarvan door het bestuur.
OPLEIDINGSVOUCHER
Artikel 7
Conform de CAO voor Tankstations en Wasbedrijven wordt een opleidingsvoucher per werknemer
uitgegeven door de stichting. Deze opleidingsvoucner geeft de werknemer gedurende de looptijd van
de CAO november 2013 t / m 31 oktober 2015, jaarUjks het recht op een dagdeel training in de regio.
a.
b.
c.
Het aanbod wordt verzorgd door het secretariaat.
De werkgever kan de werknemer inschrijven bij het secretariaat voor een regio bijeenkomst.
De werkgever dient de eerder verstiekte voucher voorzien van naam, geboorteplaats en
geboortedatum van de werknemer bij het secretariaat in te leveren.
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 8
1. De stichting is niet aansprakeUjk voor fouten (en/of voor daaruit voortvloeiende of daarmede
verband houdende schade) gemaakt in het kader van de normale uitoefening van de
werkzaamheden van een opleiding- en/of cursusgevende instantie, voor, tijdens of na het
deelnemen van een in dit artikel bedoelde opleiding en/ of cursus door een werknemer van een
onderneming.
2. De stichting is niet aansprakeUjk voor fouten (en/of voor daaruit voortvloeiende of daarmede
verband houdende schade), gemaakt in het kader van de normale uitoefening van de
werkzaamheden, in de gegeven informatie omtient opleidingen en/of cursussen opgenomen in
periodieke mededelingen als bedoeld in lid 3.
LANGDURIG WERKLOZEN
Artikel 9
1. De stichting kan, onder voorwaarden als in dit reglement bepaald, vergoedingen beschikbaar
stellen aan projecten die langdurig werklozen een arbeidsplaats in de Tankstationbranche en de
Wasbranche bieden, ter tegemoetkoming in de kosten van het leertiaject dat hiervoor noodzakeUjk
is.
2. a. De vergoeding wordt aangevraagd door middel van een schriftelijk projectplan.
b. Het projectplan dient het bestuur van de stichting inzicht te geven in de wijze van organisatie
van het project, de geplande uitvoering en de financiële verantwoording van de bij de stichting
aangevraagde bijdragen in de opleidingskosten.
3. De hoogte van de vergoeding wordt door het bestuur van de stichting per bedrijf per project
vastgesteld, waarbij het volgende in acht wordt genomen:
- de vergoeding geldt voor projecten die door de stichting worden aangewezen en waarvan het
projectplan is goedgekeurd;
- de vergoeding wordt verstrekt aan door het bestuur aan te wijzen partijen betiokken bij een
project of (rechts)personen die deel uit maken van partijen;
- de vergoeding wordt gerelateerd aan de opleidingskosten die gemaakt moeten worden.
4. De vergoeding wordt gegeven op basis van in te zenden declaraties door rechthebbenden, door
inzendmg van een of meer formulieren, waarvan het model door de stichting is goedgekeurd.
OVERIGE BESTEDINGEN
Artikel 10
Naast dan wel in plaats van de vergoeding aan werkgevers als in deze cao bedoeld kan het bestuur
van de stichting Desluiten de geldmiddelen van het fonds aan te wenden voor de gehele of
gedeeltelijke financiering (dan wel subsidiëring) van één of meer activiteiten als genoemd in artikel 3
van de statuten van de stichting Opleidings en OntwikkeUngsfonds Tankstations en Wasbedrijven.
Een dergelijk besluit wordt genomen op grond van omschrijving van de activiteiten en van de
begroting van de daaraan verbonden kosten. Ter vaststelling van de werkelijke kosten dient een door
een registeraccountant opgemaakte rekening en verantwoording aan de stichting te worden
overgefégd.
SLOTBEPALING
Artikol 11
Dit roglomont wordt goacht to zijn ingegaan op 1 januari 2010 cn is van kracht tot dat uit oon nader
roglomont van hot togondool bhjkt.