Procesintensivering

foto Bio Base Europe
Deze tegen explosies
beveiligde productiehal
van de Bio Base Europe
Pilot Plant in het Belgische
Desteldonk is bedoeld
voor het testen van
chemische processen.
AARZELEND BEGIN VAN OMVORMING
Intense
chemie
De chemische industrie, verantwoordelijk voor zo’n 10 % van het Nederlandse
energieverbruik, werkt in deze tijd van duurzaamheid nog grotendeels met
technieken uit de jaren zestig. Hoog tijd dat de processen door betere worden
vervangen, vinden onderzoekers. Ze beloven een forse reductie van energieconsumptie, grondstoffengebruik en uitstoot, maar het investeringsklimaat ligt
dwars. tekst drs. Timo Können
PROCESINTENSIVERING
foto Danny Cornelissen
foto Ruud van Ommen/TU Delft
PROCESINTENSIVERING
Microreactor, bestaand uit twaalf modules, voor de productie van een nitro-ester in een fabriek van
DSM in het Oostenrijkse Linz. De microreactor is een veelbelovend procesintensiveringsconcept dat
gebruikmaakt van zeer dunne transportbuisjes.
Procesindustrie in het Botlekgebied.
D
e processen in de meeste chemische
fabrieken dateren uit de jaren zestig en
zijn in feite verouderd. Ze verbruiken
meer grondstoffen en energie dan
nodig en veroorzaken dus ook te veel CO2-uitstoot. Onderzoekers proberen die processen
opnieuw te ontwerpen, zodat ze in minder
ruimte, kortere tijd en bij een hogere concentratie
verlopen –kortom, ze streven naar procesintensivering. Om grote besparende klappen te maken
moet de hele keten worden aangepakt.
De chemie heeft een sleutelrol in onze maatschappij. Behalve onmisbare zaken als brandstoffen en medicijnen produceert ze ook de basis­
materialen voor het merendeel van de andere
vormen van industrie. De sector neemt zo’n 10 %
van het Nederlandse energieverbruik voor haar
rekening – als de energie in de grondstoffen
wordt meegerekend, is dat zelfs 20 %. Die cijfers
zeggen iets over het belang van procesintensivering. Het probleem is alleen dat de chemische
industrie moeite heeft om de nieuwe ideeën van
wetenschappers in de praktijk te brengen. De
sector is sterk geneigd vast te houden aan vertrouwde, bewezen concepten. Het steeds weer
wat verbeteren en uitbreiden van bestaande
installaties, zodat die decennialang in gebruik
kunnen blijven, is staande praktijk.
En dat is volgens procestechnologen aan universiteiten niet goed genoeg voor een duurzame
­toekomst. In de woorden van prof.dr.ir. Andrzej
Stankiewicz, hoogleraar Procesintensivering aan
de TU Delft: ‘Met de huidige manier van werken
14 | de ingenieur 9 | september 2014
De wervelbedreactor in het lab Ruud van Ommen
brengt bolletjes platina aan op het oppervlak van
zal de chemische industrie de 21e eeuw niet overleven. Het gebruik van
energie en grondstoffen en de CO2-uitstoot moeten drastisch omlaag.’
Procesintensivering levert bovendien ook veiligere processen op.
De grote vraag is wanneer de nieuwe technieken een kans krijgen.
De industrie wijst met regelmaat op de – inderdaad aanzienlijke –
vooruitgang die met (vooral) bestaande technieken is geboekt. Zo zegt
ir. Colette Alma, directeur van de Vereniging van de Nederlandse
­Chemische Industrie (VNCI): ‘De Europese chemie heeft de laatste
decennia fenomenaal gepresteerd op het gebied van verbetering van
de efficiency en vermindering van de CO2-uitstoot. Die uitstoot is sinds
1990 met 50 % verlaagd, meer dan in enige andere sector.’ En ir. Henk
Akse van adviesbureau voor de chemische industrie Traxxys in Woerden voegt daaraan toe: ‘De chemie is een volwassen, verantwoordelijke tak van industrie, waar veiligheid en milieu zonder meer hoog in
het vaandel staan. Op milieugebied presteert de sector in Nederland al
jaren beter dan de targets van de overheid.’
grotere TiO2-bolletjes. Zo hoeft het relatief zeldzame
platina niet in pure vorm te worden gebruikt.
bezwaren die hij zelf opsomt, vindt Akse dat het tijd is voor verandering. ‘Op de lange duur leveren kleine aanpassingen niet meer genoeg
op.’ Volgens Alma is ‘het laaghangend fruit over het algemeen geplukt’.
‘Om verder te komen is het nodig processen te wijzigen.’
Op de Routekaart Chemie 2030, het antwoord van de VNCI op de vraag
naar verduurzaming die de overheid stelde, is een van de ‘wegen’ dan
ook procesintensivering. Uitgangspunt van dat deel van de kaart –
opgesteld door Akse in samenwerking met bureau Berenschot – is vermindering van de CO2-uitstoot in 2030 met 40 % (vergeleken met 2005).
Met procesintensivering die nu al is in te zetten, is het volgens de route-
‘Op deze manier overleeft de
chemie de 21e eeuw niet’
Laaghangend fruit
Procesintensiveringsdeskundige Akse heeft er begrip voor dat de
afwegingen zo vaak in het nadeel van innovatie uitvallen. ‘Een volwassen en verantwoordelijke industrie moet winst blijven maken en
investeringen terugverdienen. De fabrieken moeten onafgebroken op
volle capaciteit draaien. Een general manager heeft een grote verantwoordelijkheid. Nu draait zijn fabriek goed, maar nieuwe machines
zijn duur, en wie zegt dat dat geld ook wordt terugverdiend? Het financiële risico is groot, zeker als voor een vervanging een deel van de
fabriek een tijdlang moet worden stilgelegd.’
Maar hoe begrijpelijk de afwegingen ook zijn en hoe mooi het track
record ook is, de cijfers gaan over het verleden. Ondanks de praktische
kaart technisch mogelijk het jaarlijkse energieverbruik van de sector
met 17,5 PJ terug te dringen. Als ook de technieken worden meegerekend die nog ontwikkeltijd nodig hebben, komt dat cijfer op 58,2 PJ, op
een totaal van ongeveer 300 PJ een energiebesparing van ruim 20 %.
Gaat dat ook gebeuren? In 2007 klaagden Stankiewicz en andere
Delftse procestechnologen tegenover De Ingenieur nog steen en been
over het gebrek aan weerklank voor hun onderzoek naar betere processen, maar inmiddels zijn er wat bemoedigende signalen. ‘De laatste
jaren is er een culturele en mentale vooruitgang merkbaar’, laat Stankiewicz weten. ‘De industrie is procesintensivering serieus gaan
nemen.’ Om daarop in te spelen heeft de TU Delft
samen met de technische universiteiten van Toulouse en Dortmund het European Process Intensification Centre (Europic) opgericht, dat kennis
over procesintensivering naar de industriële partners brengt. ‘Aangezien industriëlen heel weinig
tijd hebben om artikelen te lezen, zorgen wij elk
jaar voor een aantal technologierapporten’, legt
Stankiewicz uit. ‘De partners stemmen over welke
onderwerpen het moet gaan. Verder bieden we ’s
werelds grootste database op het gebied van literatuur over ­procesintensivering. We begonnen
met negen partners; nu zijn het er al bijna twintig
uit heel Europa, waaronder grote als Bayer, BASF
en Shell.’
Een ander teken dat er een nieuwe wind begint te
waaien is de groei van Vereniging PIN-NL, het
Nederlandse netwerk van bedrijven met interesse
voor procesintensivering. ‘Er zijn nu 25 bedrijven
lid. Daarnaast is er een groep van zo’n 130 geassocieerden’, zegt Akse, voorzitter van de vereniging.
Door zich te bundelen proberen de bedrijven
innovaties mogelijk te maken die ze los van elkaar
niet op gang krijgen. De eerste jaren draaide dat
vooral om kennisoverdracht, zowel onderling als
van buitenaf. ‘Inmiddels zijn we toe aan gezamenlijke demonstratieprojecten, echte businesscases.
Momenteel loopt er in een fabriek van een groot
bedrijf een samenwerkingsproject van twee
Nederlandse internationals en een technostarter.
Het Nederlandse Institute for Sustainable Process
Technology levert daaraan ook bijdragen.’
Nogal eens is de ontwikkeling van een nieuwe
chemische technologie geblokkeerd doordat het
niet lukte een dergelijk demonstratieproject op te
september 2014 | de ingenieur 9 | 15
PROCESINTENSIVERING
PROCESINTENSIVERING
sche menger is het doel daarmee bereikt. Bij de menger-reactor dient het
buizenraster ook als warmtewisselaar.
De buizen zijn dan hol en er stroomt
een koelend of verhittend middel door.
Zo vallen lastige reacties, bijvoorbeeld
die met een grote warmteproductie, op
een continue manier uit te voeren. Normaal is daar een batch-reactor voor nodig, een reactor die telkens opnieuw
moet worden gevuld en geleegd.
2. Oscillatory Baffled Flow Reactor
De Oscillatory Baffled Flow Reactor
(OBFC) is een pijp waar vloeistoffen of
gassen al reagerend doorheen stromen.
De pijp is uitgevoerd als een statische
menger met periodiek geplaatste
­flenzen als obstakels. De menging, en
dus de reactie, wordt nog versterkt
door voortdurend de stroomrichting
om te keren. Zo kunnen reacties
­continu verlopen zonder dat een erg
lange pijp nodig is.
1. Statische menger
Vloeistoffen of gassen worden door een
pijp geleid. Een buizenraster in de pijp
(of een andere set speciaal ontworpen
obstakels) zorgt voor intensieve vermenging van de stoffen. Bij de stati-
Fabricage van een statische menger-reactor
bij leverancier Sulzer.
zetten. Er ontstond een patstelling: de technologie
heeft een kans nodig om bestellingen van fabrikanten te genereren, maar juist omdat nog niet is
bewezen dat het werkt, durft geen fabrikant het
aan. Hopelijk lukt het nu, met deze nieuwe vorm
van samenwerking, die impasse te doorbreken.
Het project wordt de eerste industriële inzet van
de spinning disc-reactor (zie kader).
Er zijn dus ontwikkelingen zichtbaar – denk ook
aan het verrijzen van flexibele, verhuurbare
demonstratiefabrieken, zoals Plant One in het
Rotterdamse Botlekgebied – maar meer dan een
beginnetje is het nog niet. Hoe snel zal het zaadje
zich ontwikkelen tot een boom die vruchten
afgeeft? Van belang daarvoor is de cultuur die
binnen bedrijven heerst op het gebied van energie- en grondstoffenverbruik. Normaal laten de
bedrijven niet veel los over zulke interne aangelegenheden, maar een door Traxxys geschreven
openbaar rapport dat de kansen voor intensivering in kaart brengt, licht een tipje van de sluier
op. Het rapport Technology Outlook vat de resul16 | de ingenieur 9 | september 2014
taten samen van de zogenoemde Process Intensification Quick Scans,
georganiseerd door de VNCI samen met Agentschap NL. Daarbij konden Nederlandse chemische bedrijven hun processen laten doorlichten op mogelijkheden voor intensivering. De belangstelling viel niet
tegen: samen vroegen de bedrijven 42 keer zo’n deels door de overheid
gesubsidieerde scan aan.
Lacunes
Bij lezing van de samengevatte bevindingen valt iets op dat het rapport
niet expliciet benoemt, namelijk hoe matig veel bedrijven de eigen
­processen kennen. Het commentaar ‘Aanwezige apparatuur past niet
bij huidig gebruik’ werd diverse malen opgetekend. Vaak constateerde
het bezoekende expertteam lacunes in de kennis over de hoeveel­heden
reagerende stoffen, de energie die daarbij wordt verbruikt of vrijkomt,
en de fysische eigenschappen van de stoffen. Vooral bij ‘oude’ processen, die al decennia draaiden, bleek zulke kennis vaak grotendeels verdwenen, bijvoorbeeld door herhaalde overnames van een fabriek.
In een reactie benadrukt Akse dat het hier gaat om kennis die niet
essentieel is voor het veilig en beheerst laten draaien van een fabriek.
‘Wel laten de lacunes zien dat de meeste bedrijven de opzet van hun
processen als vaststaand beschouwen. Die is lang geleden goed­gekeurd
en er worden niet gauw vraagtekens bij geplaatst.’ Maar door de bank
genomen lijkt er toch ook sprake van een gebrek aan interesse. Als het
illustratie SPINID
De stromingspatronen in een Oscillatory
Baffled Flow Reactor zorgen voor een zeer
goede menging.
foto Sulzer
Vijf technieken krijgen speciale aandacht in het rapport Technology Outlook van adviesbureau Traxxys. De
­reden is dat ze bij de Process Intensification Quick Scans, waarin Nederlandse
chemische bedrijven advies kregen
over efficiëntere processen, opvallend
vaak werden aanbevolen. Alle vijf zijn
ze gebaseerd op een intens contact tussen de verschillende stoffen. De apparatuur kan daardoor compact blijven en
het energieverbruik laag. Meestal zijn
er geen bewegende delen, wat het
­onderhoud minimaliseert. Op een uitzondering na zijn de technieken commercieel verkrijgbaar, volgens het rapport ‘een nuttig feit bij het bestrijden
van de perceptie dat procesintensivering niet meer is dan de liefdesbaby
van academici en nerdy professoren’.
Van elke techniek volgt hier een korte
beschrijving.
illustratie NiTech Solutions
VIJF VOORBEELDEN
3. Spinning disc reactor
4. Centrifugaalextractor
Vloeistoffen of gassen reageren in de
nauwe ruimte tussen een snel draaiende schijf en de behuizing daarvan. De
optredende wervelingen zorgen voor
snelle menging, terwijl de platte
­configuratie snelle afvoer van warmte
toelaat. Daardoor zijn lastige reacties uit
te voeren die normaal een batch­-reactor
vereisen. De techniek werkt op dit
­moment op referentieschaal in het lab.
In Nederland timmert de Eindhovense
start-up SPINID ermee aan de weg.
Bedoeld om vaste deeltjes, zwevend in
een vloeistof, over te brengen naar een
andere vloeistof die niet met de eerste
mengt. Een draaiende rotor zorgt ervoor dat beide vloeistoffen een damp
van fijne druppels afgeven. Het grote
contactoppervlak van de elkaar rakende
druppeltjes maakt het voor de vaste
deeltjes gemakkelijk om over te steken
tussen de vloeistoffen.
Werking van
een spinning
disc reactor van
SPINID. De
reagentia
komen boven
binnen, de
producten
verlaten de
reactor aan de
onderkant.
Koelvloeistof
stroomt
horizontaal
door de reactor.
proces maar goed loopt, staat aandacht voor het energie- en grondstoffenverbruik kennelijk niet hoog op de prioriteitenlijstjes.
En wat was eigenlijk het effect van de 42 scans? Niet meer dan vier
maal kwam er een vervolg in de vorm van een verdiepingsscan, die
moest leiden tot een advies voor de aanschaf van nieuwe apparatuur.
Of die adviezen tot tastbare resultaten hebben geleid, is niet bekend.
Toch vindt Akse dat de scans nuttig zijn geweest, vanwege de kennismaking van bedrijven met procesintensivering.
‘Kleine aanpassingen leveren lang
niet genoeg op’
De investeringshuiver in het bedrijfsleven heeft uiteraard gevolgen
voor het lot van innovaties die onderzoekers aan universiteiten be­­
denken. Dr.ir. Ruud van Ommen, onderzoeker Product- en Proces­
engineering aan de TU Delft, heeft samen met ir. John Nijenhuis een
computerprogramma ontwikkeld dat kan voorspellen wanneer de
kolen of biomassa die in een energiecentrale worden verbrand, gaan
klonteren. Het is bedoeld voor centrales met een wervelbedreactor,
een modern type verbrandingskamer dat zelf als voorbeeld van
Reactor-destillator in een laboratorium van de
Carl von Ossietzky Universität in het Duitse
Oldenburg.
5. Reactieve destillatie
Een reactie wordt uitgevoerd in een van
onderen verhitte destillatiekolom. De
grondstoffen komen halverwege de
­kolom binnen. Na de reactie zakken
de zware producten naar beneden en
stijgen de lichte op, zodat ze allebei
kunnen worden afgetapt. Het op die
manier laten reageren en scheiden
­binnen één apparaat spaart energie en
geeft bij bepaalde reacties een hogere
opbrengst.
proces­intensivering mag gelden. De brandstoffen
wervelen daarbij rond in een zandbed, waarbij
soms klontering kan optreden. De reactor moet
dan langdurig worden stilgelegd en schoongemaakt, wat voor de eigenaar natuurlijk een strop
is. Stonden de energiebedrijven voor het product,
dat sinds 2005 te koop is, in de rij? ‘Niet echt. Er
zijn geen pakketten verkocht’, antwoordt Van
Ommen. IPCOS, het Belgisch-Nederlandse bedrijf
dat het programma op de markt bracht, heeft zich
inmiddels teruggetrokken.
Hoewel energieproducenten strikt genomen niet
tot de chemische sector horen, zijn Van Ommens
lotgevallen in zijn eigen woorden wel ‘een goed
voorbeeld van de gap tussen universitair onderzoek en toepassing’. Elektriciteitsbedrijven doen
zelf niet of nauwelijks aan R&D, waardoor er
weinig medewerkers zijn die het product technisch kunnen beoordelen. Degenen die erover
moeten beslissen, zien op de eerste plaats extra
werk en dus kosten. De besparing die daar tegenover staat, is moeilijk exact te voorspellen. Dan
krijgt het algauw geen prioriteit.’
september 2014 | de ingenieur 9 | 17
PROCESINTENSIVERING
Energy intensity in the EU chemical
industry
Index (1990 =100)
energie-intensiteit per eenheid product
totale energiegebruik
totale chemische productie
CO2-emissie per eenheid product
PROCESINTENSIVERING
Afname van de
energie-intensiteit per
eenheid product en
van de CO2-emissie, de
afgelopen twintig jaar
in de Euro­pese chemie.
De zogeheten High-Gravity
Rotating Packed Bed Reactor
simuleert (en overtreft) de
werking van zwaartekracht door
middel van rotatie. Zo worden
hoge reactiekolommen overbodig.
Hier een aantal exemplaren in de
Beijing University of Chemical
Engineering, China.
180
170
160
150
140
bron Cefic Chemdata International 2013 en Eurostat
130
120
110
100
90
80
100.0
87.1
70
60
66.9
50
40
56.7
50.5
51.3
30
20
1995International 2000
2005
2010
2011
Sources: Eurostat1990
and Cefic Chemdata
(2013)
*Energy intensity is measured by energy input per unit of chemicalsproduction (including pharmaceuticals)
Wat die gap betreft vindt de Delftse hoogleraar
Computationele stromingsleer prof.dr.ir. Harrie
van den Akker dat de academie wel wat meer de
hand in eigen boezem mag steken. De wetenschappelijke gemeenschap heeft zelf een flinke
rol gespeeld in het ontstaan ervan, stelt hij.
‘Onderzoekers worden afgerekend op hun publicaties in prestigieuze bladen, liefst Science of
Nature. Die bladen vragen om doorbraakonderzoek, dat per definitie ver van de huidige praktijk
staat. Als gevolg daarvan is bij de tu’s de nadruk
steeds verder verschoven naar science, ten koste
van de echte technologie, de engineering. Een
steeds groter deel van het budget gaat naar het
bedenken van dingen waar de chemische indus­
trie niet echt op zit te wachten.’
Waar heeft die industrie dan wel behoefte aan?
Van den Akker: ‘Verbetering van bestaande processen. Vervang in zo’n proces telkens één reactor, als een plug-in, zodat een fabrikant er iets aan
heeft.’ Van den Akkers vakgroep gebruikt krachtige computers om het transport van stoffen en
warmte in een reactor na te bootsen. Op die
manier kunnen de ideale dimensies van de reactor en ­plaatsen van de onderdelen worden
gevonden, waardoor de omstandigheden voor
reacties verbeteren. ‘Zo kunnen we een reactor
meestal een stuk efficiënter maken.’ Waarna die
reactor bijna zonder meer de plaats van zijn voorganger in de keten kan innemen.
18 | de ingenieur 9 | september 2014
Maar het softwarepakket van Van Ommen, ook een echte plug-in,
wordt niet verkocht. De bal ligt zeker niet alleen bij de universiteiten,
beaamt Van den Akker. Ook hem stoort het hoe matig de nuttige
ideeën tot de industrie doordringen. ‘Misschien zou de overheid daar
een meer dwingende rol in moeten spelen’, constateert hij met enige
aarzeling. Een overheidsactiviteit die Van den Akker toejuicht, is het
Topsectorenbeleid, dat samenwerking tussen universiteiten en bedrijven stimuleert. Verder verwacht hij veel van het nieuwe instituut
voor duurzame procestechnologie, een door samenvoeging van oudere
clubs ontstane organisatie die de financiering van al het intensiveringsonderzoek regelt. ‘Dat is een mooi platform, waarin bedrijven en
instellingen echt samenwerken. Er worden generieke dingen uitge-
‘Misschien moet de overheid een
meer dwingende rol spelen’
zocht waar allen voordeel bij hebben.’ Ook binnen de universiteiten
moeten verschillende disciplines volgens Van den Akker meer samen
optrekken. ‘Vakgroepen die onderling en met de industrie samenwerken, kunnen complete oplossingen bieden. Zo’n pakket heeft een grotere kans dat het ook wordt gebruikt.’
Intussen gaan in de industriële wereld de pogingen door om de animo
voor procesintensivering te vergroten. Er is een opvolger van de Process Intensification Quick Scans in de maak. ‘De Quick Scans waren
nuttig voor de kennismaking met procesintensivering’, zegt Akse van
Traxxys, ‘maar wat buiten het hek van een bedrijf wordt bedacht, is
bijna gedoemd te mislukken. ‘Interessant, maar het werkt bij ons niet’,
zeggen medewerkers dan.’ Bij het nieuwe concept gaat dat anders. ‘Het
idee is dat werknemers met ondersteuning van een extern team hun
eigen innovaties gaan bedenken. Daar hoort ook een financiële berekening bij. Dat levert twee sterke pijlers om het management te overtuigen: een technologie mét een businesscase.’ Het team wil het
nieuwe instrument bij enkele multinationals uittesten. Een daarvan
heeft inmiddels toegestemd.
Alma van de VNCI is blij met het initiatief, maar benadrukt dat er
vooral financiële maatregelen nodig zijn om de chemische industrie tot
meer innovatie in staat te stellen. ‘Voor het wijzigen van processen zijn
zware investeringen nodig, die in Europa moeten renderen. Momenteel hebben we in onze concurrentiepositie veel achterstand op andere
werelddelen (met name Azië met zijn groeiende economieën en de
Verenigde Staten met hun goedkope schaliegas, red.), waardoor dat
rendement onder druk staat. Kapitaal aantrekken is hier lastiger. Zo
dreigen we nog verder op achterstand te komen.’ Wat valt er aan dat
kip-eiprobleem te doen? ‘In elk geval één ding: het emissiehandels­sys­teem moet veranderen. Die regeling onttrekt namelijk geld aan de
sector en hevelt dat over naar de algemene middelen. Dat is het tegenovergestelde van investeringen faciliteren.’
Op dit moment bevindt de sector zich hoe dan ook in een deadlock.
Terwijl veel bedrijfstakken zich dankzij de Europese kennisvoorsprong
staande kunnen houden, gaat dat niet op voor de chemische industrie.
Waar een land als China in staat is High Gravity
Reactors, een procesintensiveringstechnologie,
neer te zetten in gloednieuwe fabrieken, gebeurt
dat in Europa niet, omdat de fabrieken hier al
staan.
Wie zich afvraagt hoe dat verder zal gaan, moet
met uit uiteenlopende scenario’s rekening houden. Een mogelijkheid is dat de gewenste omslag
eenvoudig nooit op gang komt en dat we nu aan
het begin staan van een periode waarin grote
delen van de Europese chemie gaan verdwijnen.
Een optimistischer scenario is dat de huidige initiatieven tot een sneeuwbaleffect leiden. Na een
aarzelend begin komt er steeds meer aandacht
voor procesintensivering, omdat bedrijven zien
dat andere bedrijven er financieel voordeel bij
hebben. Mogelijk is ook nog dat er eerst lange tijd
weinig gebeurt, tot de nood werkelijk hoog
wordt. De industrie besluit dan dat grootschalig
investeren in nieuwe processen de enige manier
is om te overleven. De open, kennisintensieve
samenleving die we in Europa hebben, kan in dat
geval wél als wapen tegen de concurrentie uit
andere werelddelen worden ingezet. |
september 2014 | de ingenieur 9 | 19