Rapport duurzaamheid 2013

Rapport
duurzaamheid
2013
Rapport
duurzaamheid
2013
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
Samenvatting
7
1. De Nederlandse chemische industrie
10
2. Rol van chemiebedrijven in duurzame ontwikkeling
16
3. De Nederlandse chemische industrie en het milieu
24
Gebruik van energie
30
Industrieel grondstoffengebruik
34
Impact op het milieu
36
4. De Nederlandse chemische industrie en haar bijdrage aan welvaart
42
Samenwerking in de chemische industrie
45
Samenwerking in innovatie
50
5. Werken in de Nederlandse chemische industrie
54
Aansluiting onderwijs-bedrijfsleven
56
Vergroting van aantrekkingskracht
59
Veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
62
Verantwoording
75
Onafhankelijk assurancerapport
81
Geraadpleegde documenten
84
Geïnterviewde personen
86
Afkortingenlijst
87
Appendix A - Materialiteitsanalyse
88
Appendix B - Data collectie proces
90
Appendix C - Rapportageproces per indicator
96
Colofon
104
3
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Inhoudsopgave
Voorwoord
Dit eerste rapport over duurzaamheid in de
energie- en grondstoffen­prijzen een groot
chemische industrie heeft een verstrekkende
concurrentie­voordeel genieten.
betekenis. Als producent van chemicaliën en
slimme materialen staat de chemie aan het
Met dit eerste rapport stelt de chemie zich
begin van de productieketen en daarmee aan de
kwetsbaar op. De industrie is zich bewust van
basis van de Nederlandse industrie. Daardoor
het belang van een versterkte dialoog met alle
helpt verduurzaming in de chemie een groot
partijen in Nederland over de mogelijke bijdrage
aantal afnemende industriële bedrijfstakken
van de sector aan verduurzaming. Voorop staat
om te verduurzamen. In die zin heeft dit rapport
helderheid creëren over de rol van de chemie
een breder belang dan uitsluitend de chemie.
in duurzame ontwikkeling, over haar impact op
milieu en samenleving en over de nadrukkelijke
De chemische industrie heeft zich gecommit-
wens tot samenwerking met belangengroepen.
teerd aan een aantal doelstellingen op het
Dit eerste rapport, samengesteld door de
gebied van duurzaamheid. De sector streeft naar
Vereniging van de Nederlandse Chemische
economische, ecologische en sociale toege-
Industrie (VNCI), is tevens het begin van een voegde waarde om bij te dragen aan het creëren
proces om met de ledenbedrijven te komen tot
van meer balans tussen de behoeften van de
een regelmatige monitoring van en rapportage
wereld­bevolking en de draagkracht van de aarde.
over de bijdrage van de chemie aan ver-
Duurzame ontwikkeling in de chemie
versterkt tevens de competitiviteit ten opzichte van
economieën die dankzij lage
duurzaming van de industrie
en samenleving.
Colette Alma
directeur
Werner Fuhrmann
voorzitter
5
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Voorwoord
Duurzaamheid staat bij steeds meer chemiebedrijven hoog op de strategische
agenda. Veel ondernemingen beschouwen verduurzaming zelfs als een
noodzakelijk onderdeel vaan een strategie om op langere termijn te
overleven, gelet op de dreigende schaarste aan grondstoffen, de scherpere
milieueisen en de ongelijke concurrentieverhoudingen in de wereld.
Dit blijkt uit dit eerste duurzaamheidsrapport van
innovatie, borgen van de veiligheid en voldoende
de Nederlandse chemische industrie samen-
scholing en loopbaanbegeleiding zijn daarom
gesteld door de Vereniging van de Nederlandse
ook duurzaamheidsdoelstellingen, evenals het
Chemische Industrie (VNCI). Het rapport omvat
in 2020 bereiken van een evenwicht tussen vraag
de ambities, de doelstellingen en de tot op heden
en aanbod van talent, in kwantitatief en kwali-
bereikte resultaten op weg naar een duurzame
tatief opzicht. Duurzaamheid in de chemische
chemie. Aan bod komen onder meer de reductie
sector is in de praktijk nog vooral een zaak van
van broeikasgassen, de toename van het biomassa-
‘laat duizend bloemen bloeien’, ofwel een proces
aandeel in de grondstoffenmix, samenwerking en
van verkennen, proberen, vallen en opstaan. De
innovatie met vele partijen, het pareren van het
ambities en doelstellingen zijn evenwel glas­
personeelstekort en de veiligheidsprestaties.
helder en de inspanningen zijn indrukwekkend.
De Nederlandse chemische industrie werkt hard
Het is een uitdaging om het gebruik van niet-
aan het realiseren van verscheidene duurzaam-
fossiele ofwel ‘groene’ grondstoffen kosten­
heidsambities: in 2030 een broeikasgasreductie tot
dekkend te maken. Het gebruik van deze grond-
40 procent ten opzichte van 2005 per ton gepro-
stoffen voor bulkchemicaliën is in onderzoek en
duceerd product en een aandeel van 15 procent
ontwikkeling. Groene grondstoffen zullen voor-
van biomassa in de grondstoffen voor de chemie
lopig vooral worden toegepast in de productie
in 2030. Nederland is in 2050 hét land van de
van speciale chemicaliën met een hoge toe­
duurzame chemie en staat dan in de mondiale top-
gevoegde waarde en een relatief klein volume.
drie van producenten van duurzame materialen en
Opvallend is het optimisme bij chemiebedrijven.
oplossingen. Duurzaamheid is niet alleen ‘groen’.
‘Technologisch kunnen we de uitdagingen aan.
Duurzaamheid is ook een blijvende bijdrage aan
De spanning zit op politieke besluitvaardigheid,
de Nederlandse economie en een duurzame inzet
economische prikkels en veranderend consumen-
van werknemers. Een goed investerings­niveau,
tengedrag’, stelt een duurzaamheidsmanager.
7
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Samenvatting
Samenvatting
Duurzaamheidswinst zal in de komende perio-
solute zin gerealiseerd. In de periode 2005-2012
de vooral bereikt worden in de productieketen
is een broeikasgasreductie van circa 11 procent
en door het gebruik van producten. Grotere
chemiebedrijven hanteren reeds streefpercen-
per ton geproduceerd product gerealiseerd.
• De reductiedoelstellingen voor luchtemissies in
tages voor de omzet van producten die worden
2010 zijn ruimschoots gehaald voor zwaveldioxi-
vervaardigd met hernieuwbare energie­dragers
de, ammoniak en vluchtige organische stoffen.
en grondstoffen, en die zodoende de ecologi-
De reductiedoelstellingen voor de emissies
sche voetafdruk over de keten verkleinen.
van stikstofoxiden en fijn stof zijn in 2010 niet
Systematische aandacht voor duurzame ont-
gehaald. Bij deze stoffen is er wel sprake van
wikkeling legt de bedrijven overigens geen
een sterke daling ten opzichte van het basisjaar
windeieren. Sommige duurzame producten
1985 (circa 75 procent reductie voor stikstofoxi-
kunnen met een hogere marge op de markt
worden gebracht. Duurzame ontwikkeling is
den en circa 90 procent reductie voor fijn stof).
• De industrie is een groot aantal samen-
bovendien een stimulans voor jong talent om
werkingsverbanden aangegaan op interna-
zich aan een bedrijf te binden en draagt bij
tionaal, nationaal, en regionaal niveau.
aan versterking van de concurrentiepositie.
‘De strakke naleving van strengere Europese milieu- en kwaliteitsnormen waren eerst
• De infrastructuur voor innovatie is onder leiding
van het Topteam Chemie sterk verbeterd.
• De instroom van studenten techniek aan
een concurrentie­nadeel ten opzichte van het
de hogescholen en universiteiten is de
Verre Oosten’, aldus een duurzaamheids­
laatste paar jaar sterk verhoogd.
manager. ‘Door schandalen en de toenemende aandacht voor milieuvervuiling met name
in Azië, zijn de strengere Europese normen
nu een concurrentievoordeel. Aziaten hebben
meer vertrouwen in Europese producten.’
• Er is goede vooruitgang geboekt met de aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven.
• Het actieplan Veiligheid Voorop is gelanceerd om de veiligheidsprestaties in de
(petro)chemie nog verder te verhogen.
• Het aantal ongevallen met verzuim als gevolg
De chemische industrie heeft veel goede resul-
is de laatste tien jaar significant teruggelopen.
taten geboekt op het gebied van duurzaamheid:
• Het energieverbruik per ton product is in de Afgezien van de resultaten die zijn geboekt
periode 2003-2012 met ruim
op het gebied van duurzaamheid, is de in-
30 procent gedaald.
dustrie de afgelopen jaren diverse malen op-
• De industrie heeft in de periode 1990-2011 een
broeikasgasreductie van circa 40 procent in ab-
geschrikt door ernstige incidenten zoals bij
Chemiepack, Odfjell en recentelijk ook Shell
Moerdijk, waarvan de oorzaak op het moment
• De chemiesector in Nederland heeft te maken
van schrijven van dit rapport nog niet bekend
heeft met een gemiddeld hoge regeldruk. Dit
was. Dit leidt voortdurend tot een roep om
brengt significante kosten met zich mee en
aan­scherping van de controle op de naleving van
heeft daarmee een remmende werking op
veiligheid en een beroep op bedrijven om meer
transparantie en om verantwoording af te leggen
over de manier waarop ze veiligheid managen.
innovaties en investeringen.
• Chemiebedrijven hebben moeite met het
begeleiden van hun personeel naar duurzame
inzetbaarheid.
Tenslotte kent de ontwikkeling naar duurzaamheid in de chemie ook knelpunten:
• De concurrentie vanuit het Midden-Oosten
en Azië neemt toe doordat het Midden
Oosten zelf de verwaarding van zijn fossiele grondstoffen ter hand neemt en omdat
marktgroei zich vooral in Azië afspeelt.
• Investeringen in de sector dalen nauwelijks
in Europa neer maar vooral in de VS, aan­
getrokken door de lage prijs van schaliegas.
• De Nederlandse chemische industrie moet
alle zeilen bijzetten om overeind te blijven in
een ongelijk internationaal concurrentieveld.
• Niet-fossiele grondstoffen kunnen meestal
nog niet concurreren met fossiele grondstoffen waarmee in efficiënte fabrieken
dezelfde producten worden gemaakt.
• De CO2-arme elektriciteitsproductie door
chemiebedrijven neemt af omdat WKK’s vanwege de hoge kosten worden afgeschakeld.
• De komende jaren gaan grote aantallen
ervaren werknemers met pensioen.
• Het algehele prestatieniveau in de chemische industrie op het gebied van veiligheidsbeheersing moet nog verder omhoog.
9
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Samenvatting
1
De Nederlandse
chemische
industrie
Dit hoofdstuk beschrijft de Nederlandse chemische industrie in feiten & cijfers. De positie aan het begin van de productieketen, met afnemers
in tal van industriële bedrijfstakken verschaft de chemie de positie van een
belangrijke aanjager van welvaart, werkgelegenheid en duurzaamheid.
De Nederlandse
chemische industrie
De sector bewerkt ruwe grondstoffen zoals nafta,
zijn van andere industriële bedrijfstakken, verster-
gas en mineralen tot basischemicaliën en tot
ken innovaties in de chemie de concurrentiekracht
chemicaliën met een hoge toegevoegde waarde
in die industriële bedrijfstakken. Verduurzaming
voor een grote diversiteit aan bedrijfstakken in
in de chemie helpt de afnemende bedrijfstakken
de maakindustrie. Naast basischemicaliën zoals
om zelf ook te verduurzamen (zie figuur 1).
methanol, etheen en ammoniak gaat het om
stoffen als oplosmiddelen, harsen, farmaceutische
Chemie als katalysator
grondstoffen en producten, een reeks kunststof-
In Nederland en West-Europa is de chemische
fen, kleur-, geur- en smaakstoffen en enzymen
industrie een belangrijke katalysator van wel-
voor onder andere de voedingsmiddelenindustrie.
vaart en werkgelegenheid. De industrie levert ook
Meer dan 90 procent van alle industriële producten
werkgelegenheid in regio’s met relatief weinig
is direct gekoppeld aan de chemische industrie.
andere economische activiteiten (krimpgebieden),
De Nederlandse chemische industrie levert met
zoals Delfzijl, Terneuzen en Zuid-Limburg. In die
deze producten reeds ruim 100 jaar een belang-
regio’s zijn chemiebedrijven belangrijke werkge-
rijke bijdrage aan de welvaart en de werkgelegen-
vers. Ook speelt de bedrijfstak een voortrekkersrol
heid in Nederland. De toegevoegde waarde van
als het gaat om wetenschappelijk onderzoek en
chemische industrie is ongeveer 12 miljard euro.
innovatie. Chemie is één van de negen door de
Doordat de chemische bedrijven toeleverancier
Nederlandse overheid aangewezen topsectoren.
Figuur 1: Industrie aan de bron van de productieketens
Grondstoffen
Consumenten
producten
Afnemers
Landbouw
Afval
Textiel
Bio
~30%
Ertsen
~6%
~6%
Gas
~5%
Wereldwijde
chemische industrie
(€ 3.1 triljard)
Kolen
Bouw
~5%
Automobiel
~5%
~36%
Aardolie
~3%
~4%
Energie
Water
Andere industriële
bedrijfstakken
Metaal
Papier
Elektronica
bron: bewerkte versie van figuur 5 uit The Chemical Industry in the Netherlands (Ref. 1)
13
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
1 | De Nederlandse chemische industrie
80% van de in
Nederland vervaardigde
chemische producten wordt
geëxporteerd. Hiervan gaat weer
80% naar landen binnen Europa. De
export van chemische producten
bedraagt 17% van de totale goederenexport en 19% van de in Nederland geproduceerde geëxporteerde goederen. De
chemische industrie leverde in 2013
een positieve bijdrage aan de
handelsbalans van 23 miljard
euro, dit is 52% van het
goederentotaal.
In 2013 werkten
er 62.000 mensen in
de Nederlandse
chemische industrie
(van wie 13.000 in de
farmaceutische industrie)
verspreid over meer
dan 400 bedrijven.
80%
52%
23
mld
49.000
13.000
62.000
6 mld
De omzet van
de chemische industrie
in Nederland bedraagt
57 miljard euro (2013),
inclusief 6 miljard omzet van de
farmaceutische industrie, waarmee de chemische industrie – na
landbouw en voedingsmiddelen
– de tweede sector is van de
Nederlandse economie.
51 mld
57 mld
Feit
&
Cijfe
ten
&
ers
15
2,5
Het aandeel in het
bruto binnenlands
product is circa 2,5 %
(incl. farmaceutische
industrie).
100.000
49
100.000
57
100.000
91
100.000
179
1,5%
Ongeacht de potentiele
risico’s is de chemische
industrie, in vergelijking met
andere bedrijfstakken een veilige
industrie. Het aantal slachtoffers van
arbeidsongevallen in de periode
2009 2012 (49 per 100.000 banen) ligt
bijvoorbeeld onder dat van vervoer
(57 per 100.000 banen), van de bouw
(179 per 100.000 banen) of van de
voedingsmiddelenindustrie
(91 per 100.000 banen).
De chemische
industrie in Nederland
geeft circa 1,5% van
de omzet, ongeveer
900 miljoen euro, uit aan
onderzoek en ontwikkeling
binnen het eigen bedrijf
(cijfers 2011).
bron: CBS, Arbeidsongevallen in Nederland, TNO, 2011 (Ref. 28) en VNCI RC-vragenlijst
2
Rol van
chemiebedrijven
in duurzame
ontwikkeling
Dit rapport beschrijft ambities en doelstellingen voor een duurzame
chemische industrie. Maar wat doen bedrijven concreet om op dit gebied
stappen te zetten? In dit hoofdstuk komt de dagelijkse praktijk van duurzame
ontwikkeling aan bod. Verschillende ondernemingen doen verslag.
Rol van
chemiebedrijven in
duurzame ontwikkeling
Chemiebedrijven tonen enthousiasme en daad-
bitumen en polymeeremulsies voor de bouw- en
kracht om met duurzaamheid aan de slag te gaan,
wegenbouw ziet dat bitumen, de grondstof voor
blijkt uit een rondgang langs een aantal chemie-
asfalt, steeds meer wordt gebruikt voor brand-
bedrijven, van groot tot klein. Eerst leefde het
stofproductie. Bovendien eist de overheid dat
idee uitsluitend bij enkele koplopers, maar nu is
asfalt tegen het jaar 2020 zeker 20 jaar mee
er een breed besef dat chemie aan het front van
moet kunnen, tegen 11 jaar nu. ‘En het verkeers-
verduurzaming staat. De duurzaamheids­manager
geluid moet dan 10 decibel lager liggen’, zegt
is niet langer een roepende in de woestijn;
directeur van het bedrijf Bert Jan Lommerts.
duurzame ontwikkeling is bij de meeste bedrij-
In plaats van kerosine gebruikt Latexfalt nu
ven een vast onderdeel van de bedrijfsstrategie.
bio­moleculen en raapzaadolie om bitumen te
Opvallend is het optimisme. Er is veel vertrou-
verdunnen. Het bedrijf onderzoekt of het restant
wen in technische oplossingen. Of, zoals een
van bioraffinage in plaats van de raffinage van
duurzaamheidsmanager zegt: ‘Technologisch
ruwe olie geschikt is om bitumen te vervangen.
kunnen we de uitdagingen aan. De spanning zit
Ook recycling van oud asfalt biedt kansen.
op politieke besluitvaardigheid, economische
Lommerts: ‘Wij experimenteren nu met 100 pro-
prikkels en veranderend consumentengedrag.’
cent gerecycled asfalt.’
Grondstoffen
Kringloop
Duurzame ontwikkeling begint al bij de grond­
Ook kunstmestfabrikant ICL Fertilizers
stoffen. Fossiele grondstoffen hebben veel impact
Europe in Amsterdam zet in op secundaire
op het milieu en de prijs stijgt door de toenemende
grondstoffen. Het bedrijf, onderdeel van het
vraag vanuit opkomende economieën. Alle reden
multinationale ICL (12.000 werknemers, 4,6
om in te zetten op alternatieve grondstoffen,
miljard euro omzet) verwerkt op jaarbasis
meent Latexfalt in Koudekerk a/d Rijn. De middel­
circa 150.000 ton fosfaaterts uit de eigen mij-
grote producent (met circa 80 werknemers) van
nen in de Israëlische Negev-woestijn. Vanaf
2015 moet tot 15 procent zijn vervangen door
Gezond verstand
secundair fosfaat en in 2025 100 procent.
Behalve secundaire grondstoffen zetten chemie-
Hiertoe investeert de onderneming 2 miljoen euro
bedrijven biobased grondstoffen in. Bijvoorbeeld
in een installatie die diverse vormen van ruw fos-
het 175 jaar oude Vliegenthart in Tiel (11 mede­
faat kan verwerken. Naast struviet en de as van
werkers) dat afbijt- en houtbeschermingsmid-
rioolslib wordt as van beendermeel een belang-
delen maakt voor de verf- en drukindustrie.
rijke bron, vertelt Kees Langeveld, vice­president
De producten zijn gebaseerd op plantaardige
Business Development van ICL Fertilizers.
oliën. ‘We combineren oude recepten met mo-
Beendermeel, afkomstig van slachtafval, werd
derne chemie’, zegt directeur Rob le Rütte.
voorheen toegevoegd aan veevoer, maar is sinds
Hij stelt dat biobased producten niet per definitie
de BSE-crisis vooral brandstof voor cementovens.
gezonder of milieuvriendelijker zijn dan pro-
Langeveld: ‘Er gaan steeds meer stemmen op
ducten gesynthetiseerd uit aardolie of aardgas.
om dat te verbieden aangezien de as van been-
‘Natuurlijke oplosmiddelen voor verf, zoals terpen-
dermeel een interessant alternatief is voor
tijn uit sinaasappelen of uit dennenbomenhars, zijn
fosfaaterts.’
veel giftiger dan terpentine van aardolie. Ook kun je je afvragen of sommige toepassingen
Ook andere chemiebedrijven zetten stappen om van de traditionele loodhoudende verf, die tot de kringloop te sluiten. Zo maakt kunststoffen- 100 jaar bescherming biedt, wellicht duurzamer
en chemicaliënproducent SABIC (50,4 mil-
is dan biologisch afbreekbare watergedragen
jard dollar omzet, 40.000 medewerkers in
verf. Die moet je elke drie jaar vervangen en
45 landen) tegenwoordig een polymeer dat
is niet zo duurzaam met al zijn co-solvents en
grotendeels bestaat uit geretourneerde PET-
andere additieven. Waarmee ik niet wil zeggen
flessen. ‘Het probleem is alleen’, zegt corpora-
dat we terug moeten naar loodverf, maar wel
te sustainability manager Bert Groothuis, ‘dat
dat we ons gezonde verstand moeten gebruiken
PET-schroot zeer gewild is en dus prijzig.’
door het probleem eerst goed te definiëren.’
SABIC kijkt ook naar andere reststromen. ‘Vaak
zijn die technisch wel, maar economisch lang niet
Verdringingseffecten vermijden
altijd haalbaar’, zegt Groothuis. ‘Je maakt name-
Onbedoelde effecten van het duurzaamheidsstre-
lijk kosten voor het sorteren, scheiden en schoon-
ven komen op het pad van Corbion in Amsterdam,
maken die je niet op de klant kunt verhalen. We
leverancier van biochemicaliën en voedingsingre-
zien de noodzaak van een circulaire economie,
diënten. maar het is nog een hele uitdaging om secundaire grondstoffen kostendekkend te maken.’
19
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
2 | Rol van chemiebedrijven in duurzame ontwikkeling
Dochterbedrijf Purac produceert (poly)melkzuur
in het productieproces voor polypropyleen en waarvoor suiker de belangrijkste grondstof is.
polyethyleen. Bert Groothuis: ‘Net als bij secun-
‘De vraag naar biogrondstoffen mag niet ten
daire grondstoffen is ook hier de interesse in de
koste gaan van de voedselvoorziening’, zegt
markt bepalend. Er zijn zeker marktsegmenten
Nicola Kimm, sustainability director bij Corbion.
waar groene grondstoffen een meerwaarde heb-
‘Daarom werken we aan het vervangen van eet-
ben en waar die grondstoffen rendabel gemaakt
bare door niet-eetbare agrarische reststromen.’
kunnen worden. Als er maar slim wordt geïnves-
Kimm verwacht de komende decennia geen mas-
teerd – je moet namelijk opboksen tegen buitenge-
sale omschakeling van de chemische industrie
woon efficiënte fabrieken waar dezelfde producten
op biologische grondstoffen. ‘Het aandeel groene
worden gemaakt op basis van petrochemie.’
grondstoffen zal vooral groeien in chemicaliën
met een hoge toegevoegde waarde en een relatief
Voetafdruk
klein volume. Bulkchemicaliën zullen voorlopig
Uit de rondgang langs de chemiebedrijven
nog van fossiele grondstoffen worden gemaakt.’
blijkt dat deze actief werken aan het verkleinen van hun ‘voetafdruk’ door middel van
Niches
voortdurende efficiëntieverbeteringen in het
Cees van Houwelingen, hoofd regulatory affairs
gebruik van energie, water en grondstoffen.
van Dow Benelux, onderschrijft dit standpunt. ‘Bij de huidige hoge prijzen voor grondstoffen
‘We hebben onlangs met onder meer de
en energie is dat buitengewoon verstandig’, zegt
SuikerUnie onderzocht of suikerbieten kunnen
André Veneman, corporate director sustainabi-
dienen als grondstof voor ethyleen. Met de huidige
lity bij AkzoNobel. Het concern wil binnen een
suikergehaltes en bij de huidige opbrengsten
aantal jaren bereiken dat het tot 30 procent meer
per hectare blijkt dat de komende tien jaar geen
waarde kan halen uit een ton grondstof. ‘We
haalbare kaart. Gezien de benodigde hoeveel-
verwachten 80 tot 90 procent te halen in 2050.’
heden is Nederland te klein. De omschakeling
naar biobased grondstoffen voor bulkchemica-
Ook Dow Benelux probeert deze slag te maken
liën gaat hier dus niet zo hard; het is voorlopig
in samenwerking met andere energie-en grond-
nog een zaak van onderzoek en ontwikkeling.’
stof-intensieve bedrijven uit de regio, waarmee
het Smart Delta Resources platform is gevormd.
SABIC heeft als eerste petrochemiebedrijf capaci-
Cees van Houwelingen: ‘Met twaalf partici-
teit ontwikkeld om biobased grondstoffen – voor-
perende bedrijven in Zeeland, West-Brabant
namelijk afvalvetten en afvaloliën – bij te mengen
en over de grens in Vlaanderen onderzoeken
we de mogelijkheden om onze energie- en
productie en verbruik. Bij een hoog aanbod van
materiaalhuishouding te optimaliseren.’
elektriciteit, bijvoorbeeld bij veel windaanbod,
gebruiken we meer. Is het aanbod laag, dan
Reductie van emissies
schroeven we de productie voor een paar uur
Het reduceren van emissies naar bodem, water
terug naar nul. We zijn handelaar in stroom
en lucht is al zo gewoon geworden, dat de be-
geworden omdat de energieprijs zo hoog is.’
drijven het nauwelijks nog herkennen als een
bijdrage aan duurzame ontwikkeling. Of, zo-
Groene keten
als Nicola Kimm van Corbion het uitdrukt: ‘We
Chemiebedrijven verlangen meer erkenning
hoeven geen ambitieuze emissiedoelstellingen
voor hun sleutelpositie in verduurzaming.
te formuleren, want onze emissies zijn al ont-
Chemiebedrijven die op duurzame wijze grond-
zettend laag.’ Dat neemt niet weg dat het bedrijf
stoffen aanwenden en chemicaliën maken, helpen
voortdurend bezig is met het optimaliseren van
de afnemende industrieën met verduurzaming.
zijn processen. Kimm: ‘Onlangs hebben we een
De kwaliteit en de prestaties van chemische
nieuwe technologie ontwikkeld voor de productie
producten zoals sterkte en geleidbaarheid be-
van melkzuur, waarbij geen gips meer vrijkomt.
palen in hoge mate de ecologische voetafdruk
Weliswaar is dat geen schadelijk materiaal – het
van de afnemers en hun klanten. Bijvoorbeeld
werd verkocht als bodemverbeteraar – maar het
met de verf van AkzoNobel die de aangroei van
proces is nu toch weer efficiënter geworden.’
algen op de scheepshuid tegengaat, besparen
rederijen 9 procent op hun brandstofkosten.
Blijven innoveren
AkzoNobel wil dat tegen 2020 zeker 20 procent
ESD-SIC in Delfzijl is met de productie van
van de omzet komt uit ‘ecopremiumproduc-
silicium­carbide de zevende elektriciteits­verbruiker
ten’ die het gebruik van energie en materialen
van Nederland. Siliciumcarbide wordt gebruikt
door de klanten substantieel reduceren. Tegen
als slijpmiddel, als toeslagmateriaal in giet-
die tijd moet het gebruik van niet-hernieuwba-
staal en voor de productie van dieselroetfilters
re energiedragers en grondstoffen in de hele
en zonnecellen. Directeur Cas König: ‘Bij het
keten met 25 tot 30 procent zijn verminderd.
productieproces komt koolmonoxide vrij. We
ontzwavelen dat en gebruiken het als brandstof
De helft van alle producten van DSM heeft een
voor onze elektriciteitscentrale. Daarmee dekken
kleinere ecologische voetafdruk over de hele
we ongeveer een vijfde van onze elektriciteits­
keten dan vergelijkbare producten van de concur-
behoefte. Daarnaast kunnen we “spelen” met
rent. Dit moet voor alle producten gaan gelden.
21
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
2 | Rol van chemiebedrijven in duurzame ontwikkeling
Daarnaast brengt DSM met verschillende stake-
afnemers bereid zijn meer te betalen.
holders de impact van haar producten op mensen
Wientjes: ‘De “best in class” betaalt zich op termijn
in kaart, want voor DSM is duurzaamheid ‘niet
altijd uit. We hadden eerst een concurrentie­nadeel
alleen planet maar ook people’. Fokko Wientjes,
ten opzichte van het Verre Oosten, omdat we onze
director corporate sustainability: ‘Wat dragen
milieu- en kwaliteitsnormen strak naleefden. Door
onze producten zoals vitaminen en voedings­
schandalen en de toenemende aandacht voor
ingrediënten bij aan comfort, gezondheid en
milieuvervuiling, met name in China, zijn onze
veiligheid en kun je dat meetbaar maken? Of
strenge normen nu een concurrentie­voordeel.
beter ademende kleding voor operatie­personeel,
Men heeft vertrouwen in onze producten.’
waar comfort van levensbelang kan zijn.’
Meer dan groen
Cees van Houwelingen (Dow Benelux) verwacht
‘De strategie voor duurzame ontwikkeling richt
dat de productmix na 2015 zal doorslaan naar
zich niet alleen op groen’, stelt Wientjes van DSM.
producten die in de toepassing bijdragen aan
‘Duurzame ontwikkeling gaat uiteindelijk om het
verkleining van de ecologische voetafdruk.
geluk van mensen. Niet alleen van een welvarende middenklasse, maar ook van de mensen aan
Ook bij kunststoffen ligt de duurzaamheidswinst
“the bottom of the pyramid”, de allerarmsten.’
vooral in de gebruiksfase. Bert Groothuis van
In samenwerking met het World Food Program
SABIC noemt als voorbeeld een reflector voor
voorziet DSM 20 miljoen mensen van vitaminen
LED-lampen. Die zijn nu vaak gemaakt van gecoat
en mineralen. ‘Dat is niet alleen liefdadigheid.
aluminium. Indien vervaardigd van polycarbonaat
Daar rolt een verdienmodel uit, we beginnen er
in combinatie met een slimme vormgeving kan dat
nu al baat bij te hebben. Dergelijke projecten
leiden tot 10 procent meer lichtopbrengst en dus
zijn ook nog eens een stimulans voor jong ta-
10 procent minder energiegebruik door de klanten.
lent om zich aan ons bedrijf te binden. Mensen
werken niet langer uitsluitend voor salaris en
Geen windeieren
secundaire arbeidsvoorwaarden, ze willen met
Systematische aandacht voor duurzame ont-
hun werk ook bijdragen aan een betere wereld.’
wikkeling legt bedrijven geen windeieren,
stellen Veneman (AkzoNobel) en Wientjes
Toeleveranciers
(DSM). Duurzame producten hebben een ho-
Het zou volgens Cas König (ESD-SIC) mooi zijn
gere marge op grond van lagere kosten dankzij
als de bedrijven die dicht bij de consumenten
minder gebruik van energie en grondstoffen,
staan, strikte milieucriteria hanteren voor hun
minder afvalproductie en dankzij het feit dat
toeleveranciers, ook die in het verre buitenland.
Wij zijn de milieuvriendelijkste producent van
siliciumcarbide ter wereld. Maar de fabrieken
in China, Vietnam, Bhutan en Paraguay hoeven
niet aan de strenge Europese milieueisen te
voldoen. Bovendien is energie daar veel goedkoper, dus de concurrentie is moordend.’
23
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
2 | Rol van chemiebedrijven in duurzame ontwikkeling
3
De Nederlandse
chemische industrie
en het milieu
Dit hoofdstuk gaat over chemie en de aarde. Het beschrijft de strategie van de
Nederlandse chemische industrie om onze planeet leefbaar te houden. Aan bod
komen onder meer de circulaire economie, het gebruik van energie en grondstoffen,
emissies naar het milieu en de impact op biodiversiteit en ecosysteemdiensten.
De Nederlandse chemische
industrie en het milieu
De wereld heeft zelden voor grotere uitdagingen
en landgebruik. Dit vraagt om structurele verande-
gestaan dan begin van deze eeuw. De aanhouden-
ringen van de productie- en consumptiesystemen.
de groei van de bevolking naar 9 miljard mensen in
2050 en de huidige welvaartsgroei in opkomende
Ambities
economieën stuwen de vraag naar grondstoffen,
De uitdagingen om de aarde leefbaar te houden
energie, voeding en artikelen. De productie hiervan
en tevens redelijke welvaart te creëren voor alle
legt een nog aanzienlijker beslag op natuurlijke
mensen, gaan de hele wereld aan. De Europese
hulpbronnen dan nu al het geval is, overtreft de
Unie spreekt van ‘grand challenges’:mondiale
draagkracht van de aarde en werkt schaarste aan
uitdagingen op het terrein van gezondheid,
niet-hernieuwbare materialen zoals metalen en
voedselzekerheid, energievoorziening, transport,
mineralen in de hand. Klimaatveranderingen door
klimaat, grondstoffen en een inclusieve, veilige
het grootschalig verstoken van fossiele energie
samenleving. De Nederlandse chemische sector
en de verregaande afbraak van biodiversiteit en
kan en wil een wezenlijke bijdrage leveren aan
ecosystemen dwingen beperkingen af van de
de oplossing van de mondiale uitdagingen, zoals uitstoot van broeikasgassen en vragen om het
weergegeven in figuur 2.
aanwenden van alternatieve energiebronnen en
grondstoffen. Kortom, de economieën moeten
Internationaal is de ambitie uitgesproken de CO2-
voorzien in meer voedsel en materialen met een
uitstoot zodanig te beperken, dat de temperatuur
geringer beroep op fossiele energie, grondstoffen
in de wereld maximaal twee graden zal stijgen.
‘Mijn grote inspirator, de helaas onlangs overleden Wubbo Ockels, kwam terug uit de ruimte met het
besef dat we het met elkaar moeten zien te rooien op Ruimteschip Aarde. We zijn allen astronauten
en we hebben een gezamenlijk belang om ons ruimteschip in stand te houden’, meent Ruud Koornstra,
ondernemer en bestuurslid van De Groene Zaak.
Het is volgens hem de kunst om de enorme innovatiekracht die op de universiteiten en in het MKB
bestaat, te verbinden met de implementatiekracht van de grote bedrijven. ‘Beide hebben elkaar nodig
en als dat eenmaal lukt, kunnen veranderingen heel hard gaan.’
Figuur 2: Bijdrage van de chemie aan oplossingen voor mondiale uitdagingen
• Gezondheid: gezonde ingrediënten, medicijnen, biomedische materialen en verpakkingen.
• Voedsel en biobased economie: duurzame grondstoffen, hergebruik, bioraffinage.
• Energie: opwekking en opslag, duurzaam en CO2-arm.
• Transport: lichte materialen, coatings, energie, energieopslag en sensoren.
• Hulpbronnen: nuttig gebruik van reststoffen (inclusief CO2), langere levensduur producten.
bron: Transitieplan voor de Topsector Chemie (Ref. 3)
De chemische sector heeft bij monde van de
Als de wereld de twee graden-doelstelling serieus
VNCI en de Topsector Chemie de ambitie ge-
neemt, betekent het dat deze eeuw uitsluitend een
formuleerd dat de Nederlandse chemische
gelimiteerde hoeveelheid broeikasgassen in de
industrie voor 2030 een broeikasgas­reductie zal
atmosfeer mag komen. Bij een status quo zouden
realiseren tot 40 procent ten opzichte van 2005
veel van de koolstofvoorraden die nu in de grond
en de benodigde randvoorwaarden om dit te
zitten dan mogelijk niet gewonnen en verbrand
kunnen realiseren. Dit is inclusief reducties die
kunnen worden. Het mogelijk effect daarvan op de
in de productieketen worden bereikt (Ref. 2).
waarde van de reserves van de olie- en gassec-
De Nederlandse chemische industrie heeft
tor wordt ‘carbon bubble’ genoemd. De inzet van
de ambitie – uitgesproken door het Topteam
CO2 opslag, afvang en hergebruik zal daarom van
Chemie en omarmd door de VNCI – dat
steeds groter belang worden bij verdere benutting
Nederland in 2050 bekend staat als hét land
van fossiele koolstofvoorraden voor energetische
van de duurzame chemie en dat het in de mon-
toepassingen. Of dit alles ook gevolgen kan hebben
diale top-drie staat van producenten van duur-
voor de chemiesector, als afnemer van de olie- en
zame materialen en oplossingen (Ref. 3).
gas­sector, en zo ja, hoe groot die gevolgen dan
De VNCI spreekt van een realistische ambi-
zouden zijn, is nog niet duidelijk. De ‘carbon bubble’
tie van 15 procent biomassa-aandeel in de
is daarom niet verder opgenomen in dit rapport.
grondstoffen voor de chemie in 2030 (Ref. 3).
27
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
3 | De Nederlandse chemische industrie en het milieu
Chemie in een circulaire economie
timaal gebruik van grondstoffen, geen afval, geen
Een van de mogelijke antwoorden op de ‘gro-
emissies en duurzaam brongebruik (zie figuur 3).
te uitdagingen’ is een transformatie naar een
duurzame of circulaire economie. Een circulaire
Hoewel (chemie)bedrijven door sommigen be-
economie kan voorzien in de behoefte aan pro-
schouwd worden als veroorzaker van het pro-
ductie- en consumptiesystemen die gericht zijn op
bleem, manifesteren deze bedrijven zich steeds
maximaal hergebruik van grondstoffen en pro-
vaker als aandrager van de oplossingen. Ze
ducten bij een minimale vernietiging van waarde
onderkennen de risico’s van het huidige produc-
en natuurlijke rijkdommen. Producten worden
tie- en consumptiesysteem voor de continuïteit
zodanig ontworpen, geproduceerd en verhan-
van de onderneming op middellange termijn.
deld, dat hergebruik mogelijk is op een kwalita-
Ze erkennen het belang van innovaties om de
tief hoogwaardig niveau, zodat de economische
productie en het gebruik van chemicaliën zo
waarde zoveel mogelijk behouden blijft. Biotische
duurzaam en veilig mogelijk te maken. De sector
reststoffen vloeien veilig terug naar de natuur,
speelt in zijn positie als industrie voor de indus-
zodat de ecologische waarde zoveel mogelijk wordt
trieën bovendien een cruciale rol bij het sluiten
benut. Een circulaire economie komt neer op op-
van kringlopen en daarmee bij het voorkomen
‘Een aantal grote bedrijven, zoals AkzoNobel en DSM, heeft het begrepen’, stelt Giuseppe van der Helm,
directeur van Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO). Duurzame ontwikkeling
is volgens hem een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering. Het gaat om waarde creëren en risico’s verminderen. ‘Het Duurzaamheidsrapport van de VNCI – bij mijn weten het eerste in zijn soort van
een branche­organisatie – zie ik als belangrijk signaal dat duurzame ontwikkeling over de breedte van
de sector wordt opgepakt en dat men de dialoog met de stakeholders wil aangaan. Dat sluit aan bij een
ontwikkeling die je in de beleggerswereld ziet. Ook daar verschuift de aandacht van de korte naar de lange
termijn en is er een groeiende betrokkenheid van investeerders bij de bedrijven waarin ze investeren.’
Duurzame ontwikkeling heeft volgens Van der Helm te maken met voortbestaan: wat is nodig om op de
lange termijn te overleven. ‘Met de groei van bevolking en welvaart is het risico groot dat we moeten gaan
vechten om natuurlijke hulpbronnen. De chemische industrie speelt, als partij aan het begin van veel
ketens, een sleutelrol in de circulaire economie, maar die rol moet wel worden opgepakt. Niet wachten
tot de grondstoffen beginnen op te raken, maar tijdig oplossingen aandragen en op die manier waarde
creëren. Niet alleen waarde voor de maatschappij, maar ook voor het eigen bedrijf in de vorm van een
aanzienlijk betere concurrentiepositie.’
Figuur 3: De circulaire economie
Mijnbouw/productie van materialen
Landbouw
Producent van onderdelen
Biologische ‘grondstoffen’
Biochemische
grondstof
Herstel
Technische
‘grondstoffen’
Eindproducent
Biosfeer
Recycling
Dienstverlener
Assemblage/
verwerking
Hergebruik/herverdeling
Biogas
Onderhoud
Cascades
6 2803 0006 9
Anaërobe
verwerking/
compostering
Extractie van
biochemische
grondstoffen
Consument
Gebruiker
Inzameling
Inzameling
Energie terugwinning
Lekkage reduceren
Stortplaats
bron: bewerkte versie van figuur 6 uit Toward the circular economy part I, Ellen MacArthur foundation, 2013
29
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
3 | De Nederlandse chemische industrie en het milieu
van ongewenste milieueffecten als gevolg van
industrie) in Nederland is met een verbruik van
het vervaardigen en gebruiken van producten.
874 PJ zeer aanzienlijk. Circa 65 procent (571 PJ)
wordt gebruikt als grondstof en omgezet in produc-
De sector heeft zich daartoe onder meer
ten, het zogenoemde non-energetische gebruik. De
bij de volgende initiatieven aangesloten:
overige 35 procent (303 PJ) wordt in het omzettings­
• In het Ketenakkoord Sluiten Fosfaatkringloop
proces gebruikt en betreft het ‘echte’ energie-
(2011) [Ref. 4] verbinden ruim 30 partijen
gebruik voor verhitting of elektriciteit (Ref. 21).
zich aan het doel om de fosfaatkringloop
te sluiten door het terugwinnen en herge-
Om het vraagstuk van klimaatverandering in
bruiken van fosfaat uit afvalwater, beender-
relatie tot industrieel energiegebruik te adres­
meel en andere bronnen. Per 2025 wordt er
seren, zijn sinds begin jaren negentig meer-
geen fosfaaterts meer geïmporteerd en is
jarenafspraken (MJA’s) van kracht tussen
Nederland exporteur van (secundair) fosfaat.
verschillende partijen, waaronder bedrijven,
• In het Ketenakkoord Kunststoffen Kringloop
branche­organisaties en de rijksoverheid. Voor
(2013) [Ref. 5] verbinden meer dan 60 partijen
de VNCI en haar leden zijn twee convenanten
zich aan het doel om het plastic zwerfafval aan
speciaal van belang: het MJA3-convenant voor
te pakken, inclusief de ‘plastic soep’ in de
bedrijven die niet verplicht zijn deel te nemen aan
oceanen. De kunststoffenkringloop moet
de CO2-emissiehandel (ook wel bekend als ETS)
worden gesloten door afgewerkte producten en het MEE-convenant voor bedrijven die daartoe
en materialen zo hoogwaardig mogelijk te
wel verplicht zijn. De convenanten zijn gericht op
recyclen, onder meer door ‘design for recycling’
efficiëntieverhoging van het energiegebruik van de
en door ‘design for degradation’.
deelnemende bedrijven en op potentiële energie-
Gebruik van energie
besparingen door samenwerking in de keten.
De internationale ambitie om de CO2-uitstoot
Klimaatdoel
zodanig te beperken dat de temperatuur in
Om de ambitie om in de periode 2005-2030 een
de wereld maximaal twee graden zal stij-
broeikasgasreductie te realiseren tot 40 pro-
gen, stelt hoge eisen aan de sector als groot-
cent ten opzichte van 2005 heeft de sector de
verbruiker van energie en grondstoffen.
‘Routekaart’ opgesteld met zes thema’s:
In 2012 bedroeg het totale energieverbruik in
1. energie-efficiëntie door het verminderen
Nederland 3.269 PJ, waarvan 1.192 PJ (36 procent)
van energiegebruik in de eigen processen,
voor rekening van de industrie kwam. Het aandeel
recycling van bijproducten en uitwisseling
van de chemische industrie (incl. farmaceutische
van reststromen;
2. vervanging van fossiele grondstoffen door
hernieuwbare grondstoffen, biomassa;
2030 is eind vorig jaar het Energieakkoord toegevoegd dat mede door de VNCI is ondertekend.
3. afvang, opslag of gebruik van CO2;
4. hergebruik van producten en materialen;
Het akkoord omvat afspraken tussen overheden,
5. ontwikkeling van producten die minder
maatschappelijke organisaties en marktpartijen
energie vragen tijdens gebruik;
over de relatie tussen duurzame groei en het ge-
6. opwekking of inkoop van duurzame energie.
bruik van energie en grondstoffen. Het gaat onder
meer om een verbeterde opzet van het Europese
De thema’s van de Routekaart worden op ver-
handels­systeem in CO2-emissierechten en de schillende manieren opgepakt. Op het gebied
stimulering van investeringen die CO2-emissies van energie-efficiëntie is de VNCI samen met de
tegengaan. Ook is afgesproken, dat ‘cascadering’
Europese koepelorganisatie Cefic een Europees
ertoe moet leiden dat het gesubsidieerde gebruik
project gestart: ‘Sectoral Platform in Chemical
van biomassa voor duurzame energieopwekking
Energy Efficiency Excellence’, ofwel SPiCE3. Dit
geen rem zet op het gebruik van biomassa als
project richt zich op verbetering van de energie-
grondstof. Cascadering houdt in dat alle compo-
efficiëntie van chemische bedrijven, met een
nenten van de biomassa zo goed mogelijk benut
focus op de kleine en middelgrote bedrijven.
worden, en dat eerst de componenten gebruikt Aan de energieconvenanten en de Routekaart
worden met de hoogste toegevoegde waarde (zie figuur 4).
Figuur 4: De biomassa waardepiramide
voeding
veevoer
functionele moleculen
‘commodity’ chemicaliën
vezels
brandstof
elektriciteit
warmte
Gezondheid
Voeding
Chemie &
Materialen
Toegevoegde waarde
Volume
pharma
voedingssupplementen
Energie
bron: VNCI
31
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
3 | De Nederlandse chemische industrie en het milieu
Door de langlopende programma’s en de ge-
gerealiseerd. Dit maakt de Nederlandse chemi-
richte maatregelen draagt de sector structu-
sche industrie tot een van de koplopers in Europa
reel en significant bij aan de beperking van de
op het gebied van energie-efficiëntie (Ref. 20).
energievraag en daarmee aan de impact op het
milieu. Gerichte aandacht van de convenanten
Resultaten efficiencyverbetering
op energie-efficiëntie heeft geresulteerd in een
In 2012 hebben de MEE-bedrijven de geza-
langjarige trend om per ton product steeds minder
menlijke energie-efficiëntie met 1,3 procent
energie te gebruiken. Over de periode 1990-2011
verbeterd ten opzichte van 2011 (3,4 pro-
is de chemische industrie in Nederland erin
cent ten opzichte van 2009) en nog eens met
geslaagd de emissie van broeikasgassen met
0,3 procent door besparende maatregelen
grofweg 40 procent te reduceren. De sector heeft
in de keten. De MJA-bedrijven hebben ge-
in de periode 2005-2012 circa 11 procent broei-
zamenlijk voor 1,1 procent efficiencyverbe-
kasgasreductie per ton geproduceerd product
tering aan energiebesparende maatregelen
Figuur 5: Energieverbruik Nederlandse chemische industrie
9000
0,25
8500
0,20
8000
0,15
TOE (Ton Olie Equivalent)
0,10
7000
0,05
kTOE
7500
TOE / ton product
Specifiek energieverbruik
(het verbruik per ton product).
0,00
6500
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
bron: CBS (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
gerapporteerd (12,1 procent ten opzichte van
van warmte en elektriciteit (warmtekracht-
2009) en 3,4 procent in de keten (Ref. 6, 19).
koppeling - WKK) hebben afgeschakeld.
Figuur 5 toont de ontwikkeling van het specifieke
In figuur 6 is te zien dat in 2012, de CO2-emissie
energiegebruik (per ton product) van de sector.
van de Nederlandse chemische industrie licht
De absolute stijging van het energieverbruik
toeneemt ten opzichte van 2011. De toename van
met circa 5 procent in 2012 ten opzichte van
circa 5 procent is te verklaren door de toegeno-
2011 is veroorzaakt door de hogere productie.
men productie. In de opbouw van de totale
De elektriciteitsproductie door de chemische
CO2-emissie zien we een verschuiving van directe
industrie was in 2012 ruim 20 procent lager
naar indirecte CO2-emissie. Een belangrijke reden
dan in 2011. De voornaamste oorzaak hiervan
is het afschakelen van WKK-centrales.
ligt in het feit dat veel chemiebedrijven hun
centrale voor het gecombineerd opwekken
Figuur 6: CO2-emissie Nederlandse chemische industrie (leden en niet-leden VNCI)
20
15
miljoen ton/jaar
10
5
0
2003
2004
2005
CO2 emissie (direct)
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
CO2 emissie (indirect)
bron: CBS (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
33
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
3 | De Nederlandse chemische industrie en het milieu
WKK
Industrieel grondstoffengebruik
De chemische industrie gebruikt driekwart van
In 2030 zal volgens schattingen circa 83 miljard ton
zijn energie in de vorm van stoom aangezien
aan mineralen, metalen en biomassa aan de aarde
er veel proceswarmte nodig is. WKK-centrales
onttrokken worden. Dat is 55 procent meer dan in
wekken stoom op; elektriciteit is daarvan een
2010 (Ref. 7). De toenemende vraag zal schaarste
bijproduct. Een WKK bespaart energie ten opzichte
en prijsvolatiliteit creëren en een wereldwijde
van gescheiden elektriciteitsopwekking door een
competitie om grondstoffen zoals ruwe olie,
conventionele elektriciteitscentrale en de opwek-
mineralen en zeldzame metalen in de hand
king van stoom in een ketel. WKK is daardoor een
werken. Om het vraagstuk van industrieel grond-
sterk instrument om de CO2-uitstoot in ons land
stoffengebruik te adresseren, oriënteert de
te verminderen. De WKK-centrales worden echter
Nederlandse chemische industrie zich op het
op grote schaal afgeschakeld vanwege de hoge
vervangen van fossiele door hernieuwbare of
gasprijs ten opzichte van de elektriciteitsprijs.
secundaire grondstoffen.
Voor het milieu is dat een flinke stap achteruit.
Biomassa kan door bioraffinage worden omIn tegenstelling tot elektriciteit zijn er voor de
gezet in chemische bouwstenen voor de pro-
opwekking van stoom weinig duurzame alternatie-
ductie van materialen en chemicaliën, stelt
ven. Aardwarmte is qua temperatuur nog van
ook het Internationale Energy Agency (IEA).
onvoldoende niveau. Alternatieven zijn het inzetten
Naar verwachting zal het gebruik van biomassa
van biogas of biomassa (houtachtig materiaal).
voorlopig beperkt blijven tot grondstof voor che-
Duurzaam opgewekte stoom is nu nog duurder
mische specialiteiten zoals barnsteenzuur en het
dan opgewekte stoom uit fossiele bronnen, zoals
door Avantium ontwikkelde polyethyleenfuranoaat
olie, gas en steenkool. In de aanloop naar het
(PEF), al wordt er ook gekeken naar mogelijk­
Energieakkoord heeft de industrie geen overeen-
heden om groene grondstoffen in te zetten voor
stemming bereikt met de overheid over het in
de productie van bulkchemicaliën zoals etheen.
bedrijf houden van WKK’s met behulp van steun-
De VNCI spreekt van een realistische ambi-
maatregelen zoals in onze buurlanden gebeurt.
tie van 15 procent biomassa-aandeel in de
Momenteel werkt de VNCI met de overheid aan
grondstoffen voor de chemie in 2030 (Ref. 3).
een langere-termijnvisie (2020-2030) voor energie-infrastructuur en industriële warmte­
Uit de resultaten van de Responsible Care-
voorziening, in de hoop de CO2-efficiëntie van de
vragenlijst 2012 en uit onderzoek van CE Delft
WKK-installaties alsnog (ten dele) te behouden.
blijkt dat de biobased economy zeker de ‘Het perspectief van de biobased economie is groot, maar blijft voorlopig vooral een perspectief’, meent
Dorette Corbey van de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa en lid van het Bioeconomie
Panel van de EU. Liefst ziet zij een eind komen aan de miljarden euro’s ‘marktverstorende’ subsidies
die de EU in de kolencentrales steekt voor het gebruik van biomassa als brandstof. Nu nog zijn dat
rest­stromen, maar als we niet oppassen worden er straks hele bossen gekapt in Canada en NoordAmerika om aan onze behoefte aan duurzame energie te voldoen. Biomassa als energiebron kan een
belangrijke springplank zijn voor de biobased economie, maar dan moet je afspreken dat je de waardevolle stoffen eruit haalt voordat je er biobrandstof van maakt. Cascaderen dus, maar daarvoor moeten
we wel inzetten op nieuwe technieken, onder andere bioraffinage. De ontwikkeling daarvan verdient
subsidie, niet het gebruik van biomassa als zodanig. Dan kunnen we echt inzetten op innovatie.’
aandacht heeft binnen de chemische industrie Het gebruik van biomassa voor chemische
in Nederland, maar dat er nog onvoldoende processen maakt een CO2-reductie moge-
informatie beschikbaar is om de biobased lijk tot 80 procent ten opzichte van de CO2-
economy op kwantitatief niveau te monitoren emissie bij gebruik van fossiele grondstoffen,
(Ref. 8).
stelt een studie van CE Delft (Ref. 29).
De VNCI deelt de internationaal gedragen op-
Uit het onderzoek ‘Protocol monitoring materiaal-
vatting dat de inzet van biomassa voor energie,
stromen biobased economy’ wordt duidelijk dat de
materialen en chemicaliën niet ten koste mag
materiaalmonitor van het CBS bruikbaar gemaakt
gaan van de voedselproductie en daarmee van
kan worden om te dienen als monitor biobased
voedsel­prijzen. De ontwikkeling van biomas-
economie. Met behulp van het protocol uit dit
sa uit niet-eetbare delen van gewassen zoals
onderzoek is de omvang van de biobased economie
stengels en bladeren of van reststromen van
geschat. De biobased economie is klein ten
eetbare gewassen – de zogeheten 2e gene-
opzichte van de fossiele economie (ongeveer ratie – is op veel plaatsen gaande. In studies
5 procent). Door een gebrek aan data kan het
wordt de verwachting uitgesproken dat het
protocol geen rapportage maken van de omvang
biomassapotentieel nog fors kan toenemen door
van de biobased chemie. In samenwerking met
slimmere teelt. Ook de zogeheten 3e generatie
CBS wil de Nederlandse chemische industrie een
biomassa zoals algen is volop in ontwikkeling.
oplossing vinden voor de aanlevering van data en
de verwerking daarvan.
35
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
3 | De Nederlandse chemische industrie en het milieu
Nederland lijkt goed gepositioneerd voor het
omdat die materialen in de meeste gevallen
ontwikkelen van een economie die deels op
uiteindelijk ook in energie worden omgezet.
biomassa kan functioneren.
De topsectoren chemie, energie, agri & food en
Impact op het milieu
tuinbouw werken gezamenlijk aan toepassingen
De vervuiling van water en lucht is de afgelopen
voor biomassa. Het Dutch Biorefinery Cluster
jaren fors verminderd. Voor een deel door wetge-
(DBC) bundelt de innovatiekrachten uit agri &
ving, vergunningverlening en handhaving. En voor
food en de papierindustrie om vorderingen te
een belangrijk deel op eigen initiatief van de
maken met het tot waarde brengen van biomassa.
sector. Doorgaans vanuit het Responsible Care-
Het DBC en de VNCI werken sinds 2008 samen
programma.
in het Platform Agro-Papier-Chemie (APC) om
bedrijfsmodellen te definiëren die door consor-
Het streven naar afvalreductie komt tot uitdruk-
tia van bedrijven en kennisinstellingen verder
king in de focus op grondstofgebruik, in de
kunnen worden ontwikkeld. In 2012 zijn drie
Routekaart Chemie (oplossingsrichting 4: her­
modellen ontwikkeld tot projectvoorstellen.
gebruik van producten en materialen) en in de
Uit een inventarisatie van adviesbureau CE Delft
positie van de chemie in een circulaire economie.
in 2013 onder 50 Nederlandse chemie­bedrijven
Verder zijn innovaties doorgevoerd om het water-
blijkt dat ongeveer een derde op enigerlei wijze
gebruik te verminderen, bijvoorbeeld door afval-
biobased produceert (Ref. 8). Het belang van deze
water te zuiveren en weer terug te voeren in het
productie varieert van een enkel product tot
productieproces. Daarnaast wordt het gezuiverde
100 procent van de productie.
afvalwater geleverd als proceswater voor nabijgelegen bedrijven. En zijn er op diverse plaatsen
De VNCI bepleit dat biomassa als grondstof
initiatieven om met meerdere bedrijven een
evenveel wordt gestimuleerd als het verbran-
gezamenlijke afvalwaterzuivering te realiseren.
den van biomassa voor duurzame energieop-
Dit leidt tot optimalisatie van het zuiveringsproces
wekking. De VNCI is daarmee voorstander van
en daardoor tot verlaging van waterlozingen.
cascadering: biomassa wordt eerst gebruikt
voor hoogwaardige toepassingen zoals materi-
Emissies naar lucht sterk gereduceerd
alen en pas daarna voor energieopwekking. De
In de periode tot en met 2010 waren de afspraken
VNCI bepleit tevens het omzetten van biobased
over luchtemissiereducties, als onderdeel van
grondstoffen naar biobased producten mee
het Nederlands luchtbeleid, vastgelegd in het
te tellen in de duurzame energiedoelstelling
Convenant Chemische Industrie (Ref. 25).
uit het Energieakkoord (14 procent in 2020),
Na afloop van het convenant in 2010 zijn er geen
collectieve doelstellingen meer afgesproken met
moeten gelden. De afspraken zijn vastgelegd in
de chemische industrie.
het Göteborg-protocol (Ref. 17). De Commissie formaliseert op dit moment de nieuwe NEC-plafonds
In Europa zijn per lidstaat emissieplafonds voor
voor 2020. Daarnaast wordt gewerkt aan het
fijn stof, stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2),
vaststellen van nieuwe NEC-plafonds voor 2030.
ammoniak (NH3) en (niet-methaan) vluchtige organische stoffen (NMVOS) vastgesteld. Deze emis-
De doelstellingen voor luchtemissiereductie voor
sieplafonds voor luchtverontreinigende stoffen, in
2010 zijn door de chemische industrie ruim-
jargon National Emission Ceilings (NEC–plafonds)
schoots gehaald voor SO2, NH3 en NMVOS.
genoemd, vormen nu de basis voor het Nederlands
De reductiedoelstellingen voor NOx en fijn stof zijn
luchtbeleid. In de NEC-richtlijn waren in eerste
in 2010 nog niet geheel gehaald. Wel kon worden
instantie NEC-plafonds voor 2010 vastgesteld. vastgesteld dat er sprake was van een sterke
In 2012 zijn in Europa nadere afspraken gemaakt
daling ten opzichte van 1985 (circa 75 procent
over de emissieplafonds die in 2020 zouden
reductie voor NOx en circa 90 procent reductie voor
Figuur 7: Emissies NEC-stoffen NOx , NMVOS, SO2 naar lucht
18
16
14
12
Totaal NOx (convenant)
NOx - leden
Totaal NMVOS (convenant)
NMVOS - leden
Totaal SO2 (convenant)
SO2 - leden
emissiedoelstelling (convenant) NOx
emissiedoelstelling (convenant) NMVOS
emissiedoelstelling (convenant) SO2
10
8
6
4
kTon
2
0
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
bron: Fugro-Ecoplan (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
37
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
3 | De Nederlandse chemische industrie en het milieu
fijn stof), dat als basisjaar gold voor het eerder
De emissie van SO2 is sinds 2003 sterk gedaald. genoemde Convenant Chemische Industrie.
De grootste reductie is bereikt in de periode De grafieken (zie figuur 7 en 8) tonen tot 2010
12 procent omlaag in vergelijking met 2011. de emissies van bedrijven uit de chemiesector
Blijvende reducties worden onder andere gere-
die participeerden in het Milieuconvenant dat
aliseerd door ingebruikname van nieuwe kraak-
toen afliep. Na 2010 is besloten de emissies
fornuizen die laagzwavelige voeding aankunnen
van NEC-stoffen door de chemische industrie
en door een veranderd gebruik van grondstoffen.
2007-2009. De emissie van SO2 gaat in 2012 met te monitoren aan de hand van milieujaarverslagen. De verzameling bedrijven die onder
De NOx-emissies tonen een dalende trend sinds
het Convenant Chemische Industrie viel is
2003. In 2009 is een scherpe dip waarneembaar,
niet gelijk aan de groep (VNCI lid)bedrijven dat
omdat in dat jaar sprake is geweest van lagere
een milieujaarverslag opstelt en indient. Van
producties als gevolg van de crisis. Dit had direct
deze laatste groep bedrijven zijn in een twee-
invloed op de NOx-emissies. Ook in 2012 gaat de
de lijn de emissies vanaf 2008 weergegeven.
emissie van NOx omlaag ten opzichte van 2011.
Figuur 8: Emissies NEC-stoffen fijn stof, NH3 naar lucht
4
3
2
Totaal fijn stof
fijn stof - leden
Totaal NH3 (convenant)
NH3 - leden
emissiedoelstelling (convenant) NH3
kTon
1
0
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
bron: Fugro-Ecoplan (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
De chemische industrie laat sinds 2003 een
voornamelijk afkomstig van de kunstmestfabri-
grote emissiereductie van NMVOS zien. In
kanten. Op de totale emissie in 2012 van 747 ton,
2012 is een opmerkelijke stijging van de
wordt 606 ton (81 procent) door twee emittenten
NMVOS-emissies te zien. Deze stijging kan
uitgestoten. In de emissies van fijn stof is geen
worden verklaard door een eenmalig inci-
trend waarneembaar. De individueel gerappor-
dent bij een van de lidbedrijven. Gecorrigeerd
teerde fijn stof-emissies laten grote sprongen
voor dit incident zou een significante re-
zien. De onderliggende reden is onvoldoende
ductie kunnen worden gerapporteerd.
eenduidigheid in de meting van fijn stof-emis-
De NH3-emissie van de chemische industrie is
sies. Sinds 2009 wordt gebruikgemaakt van
OCI Nitrogen wint Responsible Care-prijs met innovatief koelsysteem
Kunstmestproducent OCI Nitrogen in Geleen zet
worden op voorwaarde dat de emissie van fijn stof
een innovatief waterkoelsysteem op om de uitstoot
van 174 ton naar 10 ton zou gaan. De Geus: ‘Dat
van fijn stof door kunstmestfabrieken van 174 ton
ging ons niet ver genoeg. Wij wilden de uitstoot
naar nul te reduceren. Gert Jan de Geus van OCI
terugdringen naar nul.’ Met Coperion, de leveran-
Nitrogen en zijn mensen zochten al een tijd naar
cier van het beoogde waterkoelsysteem, is een
een oplossing voor het terugdringen van de
testopstelling in Geleen gebouwd waarin de
stofemissies tijdens de productie van kunstmest-
kunstmestkorrels werden gekoeld. Het proces
korrels. Een proces van vallen en vooral veel
werkte prima, waarna voor 21 miljoen euro drie
opstaan dat in 2008 begon met het tekenen van een
koelers werden besteld. De Geus: ‘Het risico was
convenant met de overheid. De Geus: ‘Om het
groot want we wisten niet zeker of de installatie ook
spoorvervoer veiliger te maken, wilde de overheid
op grote schaal zou werken. We wilden de overheid
een einde maken aan de ammoniaktransporten van
echter aantonen dat we er alles aan hadden gedaan
onze locatie in Geleen naar IJmuiden. Afgesproken
om onze inspanningsverplichting te halen. Maar
werd dat we onze locatie in IJmuiden zouden sluiten
uiteindelijk is het gelukt en weten we een rende-
en dat we een salpeterzuurfabriek naar Geleen
ment van 95 procent te behalen.’
zouden verplaatsen.’ Met het overbrengen van de
‘Het belangrijkste resultaat is dat we de stofuitstoot
salpeterzuur­fabriek kon OCI de productie in Geleen
hebben gereduceerd van 174 ton per jaar naar nul.
uitbreiden. Het bedrijf had een milieuvergunning
Bovendien is het energieverbruik in de koelsectie
voor 1,2 miljoen ton, maar wilde de productie
met 75 procent afgenomen en de productie met
verhogen naar 1,5 miljoen ton. De nieuwe milieu-
20 procent toegenomen. Een prestatie van formaat,
vergunning die daarvoor nodig was zou gegeven
waar wij met z’n allen bijzonder trots op zijn.’
39
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
3 | De Nederlandse chemische industrie en het milieu
de NTA fijn stof, een Nederlandse Technische
De VNCI steunt de opstelling van Cefic, de koepel
Afspraak voor het meten en berekenen van
van Europese chemiebedrijven, in biodiversiteit.
de emissie van fijn stof. De relatie tussen fijn
Volgens een onderzoek van Cefic spelen ook
stof en gezondheid, het beleid dat daarvoor
de emissies van de chemische industrie naar
wordt ontwikkeld en de toekomstige NEC-
het milieu een rol in het verlies van biodiversi-
plafonds voor fijn stof zijn voor de VNCI aan-
teit en de schade aan ecosystemen (Ref. 27).
leiding om ook deze emissies te presenteren.
Aanpak
Gelet op de trend van de laatste paar jaren en
Cefic beschrijft een aanpak om het verlies aan
de emissieniveaus van 2012 ligt de chemische
biodiversiteit een halt toe te roepen. De VNCI
industrie op koers met het behalen van de
ondersteunt deze aanpak. De aanpak kent vier
Europese NEC-doelstellingen 2020. De VNCI
stappen, die algemeen geaccepteerd zijn in
concludeert dat met de huidige regelgeving een
bijvoorbeeld de milieueffectrapportages.
continue daling van emissies wordt bewerk-
Stap 1 is het vermijden van negatieve effec-
stelligd. Een doelstelling met een procentuele
ten op biodiversiteit en ecosystemen.
vermindering van emissies is daarom niet nodig.
Stap 2 is het reduceren van de negatieve effecten door maatregelen te treffen die ge-
Impact op biodiversiteit en
ecosysteemdiensten
richt zijn op het verminderen van de duur,
Veranderd landgebruik, vervuiling, de winning van
Stap 3 zijn maatregelen gericht op het fossiele energie en grondstoffen en emissies naar
herstellen van aangetaste ecosystemen.
lucht, water en bodem hebben een negatieve
Stap 4 betreft maatregelen om onomkeer­bare
invloed op het milieu. Dit blijkt uit het verlies van
schade aan biodiversiteit en ecosystemen te
biodiversiteit en de schade aan ecosysteem­
compenseren. Op deze wijze kan toegewerkt
diensten. Biodiversiteit is de variëteit aan levende
worden naar het reduceren tot nul van de impact,
organismen op aarde als onderdeel van de
het zogenoemde ‘no net loss’ (zie figuur 9).
intensiteit en/of omvang van de effecten.
ecosystemen. Die ecosystemen leveren mensen,
planten, dieren en micro-organismen essentiële
‘No net loss’ is het streven dat de activitei-
‘diensten’, zoals lucht- en waterzuivering,
ten van bedrijven niet ten koste gaan van
klimaatregulering en bestuiving.
de biodiversiteit en de ecosystemen.
Ontwikkelingen
en Economie, een initiatief van VNO-NCW en
In verband met het verlies van biodiversiteit
IUCN NL (International Union for Conservation
is er een opkomende trend om de impact op
of Nature), werkt de chemische industrie in
biodiversiteit en ecosystemen economisch te
Nederland aan bewustwording, het ontwikke-
waarderen. Het is gericht op het toekennen van
len van ‘best practices’ en beleidsadviezen over
kwantitatieve waarden voor ecosysteemdiensten,
onder meer de inzet van duurzame grondstoffen.
wat steeds belangrijker wordt voor chemie­
VNCI heeft voor dit jaar een workshop ‘bio­
bedrijven. De VNCI volgt de ontwikkeling op de
diversiteit en ecosysteemdiensten’ gepland om
voet en enkele van haar leden zetten al de eerste
het bewustzijn bij haar leden over biodiversiteit te
stappen rondom het toepassen van dit concept.
vergroten. Ook zullen adviezen worden gegeven
voor het maken van een actieplan om bedrijfs-
Via het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen
specifiek invulling te geven aan het thema.
Figuur 9: Impact op biodiversiteit
+
AM
waarde van biodiversiteit
netto positieve bijdrage
C
C
No Net Loss
VI
VI
VI
VI
H
GI
–
VE
VE
GI
VE
VI
overgebleven impact
voorspelde impact
VE vermeden impact
GI
gereduceerde impact
H
herstel
C
compensatie
AM additionele maatregelen voor instandhouding
bron: Bewerkte versie uit Biodiversity and Ecosystem services, what are they all about? (Ref. 27)
41
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
3 | De Nederlandse chemische industrie en het milieu
4
De Nederlandse
chemische industrie
en haar bijdrage
aan welvaart
Dit hoofdstuk gaat over chemie en welvaart. Het beschrijft de strategie van
de Nederlandse chemische industrie om ook de komende 100 jaar significant
te kunnen bijdragen aan welvaart en welzijn. Aan bod komen onder meer het
ongelijke internationale concurrentieveld, de investeringen en het antwoord van
de chemie: samenwerkingsverbanden op Europees, nationaal en regionaal niveau
en krachtenbundelingen in clusters, in de productieketen en in innovatie.
De Nederlandse chemische
industrie en haar
bijdrage aan welvaart
De Nederlandse chemische industrie levert
is dan in Nederland. Het grote prijsverschil leidt
ook graag de komende 100 jaar haar bijdrage
ertoe dat investeringen in nieuwe productie­
aan welvaart en welzijn. In het kader van de
capaciteit voor bouwstenen als methanol, etheen
transitie naar duurzaamheid staat de sector
en ammoniak vooral in de Verenigde Staten
in economisch opzicht voor majeure uitdagin-
neerdalen en niet in Europa. Op termijn zal dat
gen, gezien de structurele veranderingen die
ook effect hebben op investeringen in complexere
zich in de internationale markten voltrekken.
chemicaliën. De gevolgen van het uitblijven van
Zo vergroten de grondstofproducerende lan-
investeringen kunnen ook hun weerslag hebben
den in het Midden-Oosten hun productie­
op de efficiency. De meest voor de hand liggende
capaciteit voor basischemicaliën en daarvan
maatregelen op dit gebied zijn al wel doorge-
afgeleide stoffen zodat ze, profiterend van het
voerd. Maar voor het doorvoeren van verdere
relatief lage kostenniveau, zelf waarde kun-
verbeteringen van de efficiency zijn omvangrijke
nen toevoegen aan hun grondstoffen.
investeringen in innovatieve processen nodig.
Ook opkomende economieën zoals China en
India breiden hun productiecapaciteit voor
De machtsverschuiving die zich in de chemie
(basis)chemicaliën uit, in eerste instantie om
voltrekt van het Westen naar de opkomende
de sterk groeiende binnenlandse behoefte te
economieën, wordt duidelijk uit de cijfers in
bedienen. Aangezien de vraag naar grond­
tabel 1. De chemische industrie in de EU ziet
stoffen in Azië toeneemt door de toenemende
haar mondiale marktaandeel halveren in twin-
bestedingsruimte van de middenklassen, dreigt
tig jaar tijd (Ref. 24). Het marktaandeel van
voor Europa een tekort aan grondstoffen.
de Nederlandse industrie ten opzichte van de
wereldwijde chemische industrie loopt ook terug,
De prijs van aardgas als energiebron en als grond-
maar het marktaandeel ten opzichte van de
stof (ethaan) is in Noord-Amerika de afgelopen
chemische industrie in de EU stijgt aanzienlijk.
jaren gedaald tot een niveau dat drie keer lager
Voldoende rentabiliteit voor het plegen van
wereld (in miljard euro)
Omzet chemie in de chemie in de wereld
Marktaandeel EU (in miljard euro)
Omzet chemie in EU
chemie in de wereld
Marktaandeel Nederlandse
chemie in EU
Marktaandeel Nederlandse
(in miljard euro)
Omzet chemie in Nederland
Tabel 1: Omzet en marktaandeel chemische industrie
1992
19
6,6%
2,3%
290
35,2%
826
2002
32
7,7%
2,3%
416
30,5%
1363
2012
54
9,7%
1,7%
558
17,8%
3127
voorwaarde voor de continuïteit van de chemie
Samenwerking in de
chemische industrie
en het leveren van een bijdrage aan duurza-
De Nederlandse chemische industrie spant
me ontwikkeling. De chemische industrie in
zich in, zowel in nationaal als in Europees ver-
Nederland (en Europa) investeert nu onvoldoende
band, om de ongelijke concurrentieverhoudin-
vanwege de geschetste moeilijke omstandig-
gen het hoofd te bieden. Om haar positie in het
heden en de economische crisis. Desondanks
krachtenveld te versterken mikt de sector op
moet het huidige investeringsniveau van circa
verregaande samenwerkingsverbanden gericht
1,5 miljard euro (3 procent van de sectoromzet
op kostenverlagingen, nieuwe investeringen,
exclusief farma) structureel verhoogd worden.
bundeling van kennis en kunde en innovatie.
Uit cijfers van Cefic blijkt dat investeringen in
Dit gebeurt al op vele niveaus: met collega-
de chemische industrie ten opzichte van de
bedrijven in de clusters, met toeleveranciers en
omzet in de EU in 2012 3,4 procent bedroegen,
afnemers in de keten, met lokale overheden in
in de Verenigde Staten ging het in 2012 om 5,4
de regio, met wetenschaps- en kennisinstellin-
procent en in China zelfs om 14,1 procent.
gen en binnen publiek-private onderzoeks- en
nieuwe investeringen is een belangrijke rand-
innovatieprojecten in de topsector en in Europa.
45
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
4 | De Nederlandse chemische industrie en haar bijdrage aan welvaart
Bernard Wientjes, voorzitter VNO-NCW: ‘Dé grote winst van het topsectorenbeleid is de herwaardering van het belang van de industrie in Nederland. De afgelopen jaren is door het
bedrijfsleven in de ‘gouden driehoek’, ook in de chemie, intensief gewerkt aan ‘business­
plannen’ voor de sector, die berusten op een agenda voor onderzoek en innovatie, op wet- en
regelgeving, human capital en internationaliseringsagenda’s. Topsectorenbeleid is dus veel
meer dan alleen onderzoeks- en innovatiebeleid. De innovatiecontracten staan dan ook bol
van het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. De chemie met allerlei slimme biobased materialen, de hightech in veiligheid, de agri & food met gezond leven, de sector Life
Sciences & Health, met gezond ouder worden, en zo kan ik nog wel even doorgaan.’
Samenwerking in Europa
warmte van het ene bedrijf benut kunnen worden
Een belangrijk voorbeeld van grensoverschrijden-
door andere bedrijven in het cluster (zie figuur
de synergie binnen de Europese chemiesector
10). Integratie van de systemen drukt de kosten
zijn de chemische complexen rond Antwerpen,
en maakt investeringen mogelijk in productie-
Rotterdam en het Rijn-Ruhr-gebied in het zo-
capaciteit en infrastructuur voor de verwerking
geheten ARRRA-cluster. Dit chemische cluster
van nieuwe (duurzame) grondstoffen. Het clus-
is wereldwijd toonaangevend en binnen Europa
ter verkleint zodoende het risico dat in Europa
het belangrijkste knooppunt voor aanvoer en
tekorten ontstaan aan grondstoffen ten gevolge
verwerking en productie van grondstoffen voor
van de grotere vraag naar en beschikbaarheid
de productie van bulkchemicaliën en speciale
van grondstoffen in de opkomende economieën.
chemicaliën. Het cluster is tevens een zwaartepunt voor onderzoek en innovatie en concurreert
Nationale samenwerking
met vergelijkbare clusters in de Verenigde Staten,
Ook binnen de nationale grenzen realiseert de
China, India, het Midden-Oosten en Brazilië.
sector samenwerkingsverbanden. Dat gebeurt
bijvoorbeeld met een industrieel samenwer-
De knooppunten in het ARRRA-cluster zijn met
kingsverband tussen het Dutch Biorefinery
elkaar verbonden via fysieke (wegen, leidingen)
Cluster (DBC) en de VNCI. Uit deze twee orga-
en virtuele netwerken. De chemiebedrijven in
nisaties is het platform Agro-Papier-Chemie
het ARRRA-cluster werken aan een verregaan-
(APC) gevormd, dat sinds 2011 de status heeft
de integratie van hun netwerken. Dat moet een
van Green Deal om het gebruik van biomassa te
industrieel ecosysteem creëren waarbinnen
bevorderen. Het ministerie tekent daarbij voor
reststromen aan stoffen, water, elektriciteit en
assistentie en ondersteuning, onder meer via
Figuur 10: Chemieclusters
Legenda
1 Rotterdamse haven en omgeving
2 Zuid-Limburg
3 Zuidwest-Brabant en Zeeland
4 Noordoost-Nederland / Delfzijl
5 Oost-Nederland / Twente
4
5
Rood ARRRA-cluster
(Antwerpen-Rotterdam-Ruhr-Rijn Area)
1
3
België
2
47
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
4 | De Nederlandse chemische industrie en haar bijdrage aan welvaart
Duitsland
Frankrijk
bron: VNCI
Op Europees niveau zijn de chemieclusters in Rotterdam en zuidwest-Nederland betrokken bij R4R, ofwel
Chemical Regions for Resource Efficiency, een project dat in 2012 is gelanceerd onder het Onderzoek en
Innovatie Programma van de Europese Commissie. De ambities zijn het verminderen van de afhankelijkheid van fossiele grondstoffen door een vertienvoudiging van het gebruik van biologische grondstoffen
en een verbetering van de efficiency in het grondstoffengebruik per eenheid product met 20 procent. Het
project ontvangt financiering uit het 7e Kaderprogramma van de Europese Commissie voor onderzoek,
technologische ontwikkeling en demonstratie. VNCI participeert als een van de partners in dit project.
consistente wet- en regelgeving en instrumen-
rale biobased thema’s, zoals biobased composie-
ten om potentiële businesscases eenvoudiger
ten, coatings en verpakkingen. Die worden door
om te zetten naar commerciële initiatieven.
de partners gezamenlijk verder gebracht in het
Bijzonder is het sectoroverschrijdende karak-
innovatieproces. Hieronder volgt een overzicht.
ter: dankzij de Green Deal participeren papier-,
suikerbieten- en aardappelverwerkers in het
Regionale samenwerking
platform met tuinbouwbedrijven en chemiebe-
Geografisch gezien is de chemische industrie drijven. Ze werken samen aan het verwaarden
in Nederland geconcentreerd in vijf gebieden: van biomassastromen. Kansrijke mogelijkheden
Rotterdamse haven en omgeving; Zuid-Limburg; zijn vastgesteld in het onttrekken van eiwitten aan
Zuidwest-Brabant en Zeeland, Noordoost-
reststromen en van chemische bouwstoffen aan
Nederland (Delfzijl & Eemshaven), Oost-
planten, lignocellulose als grondstof en het sluiten
Nederland / Twente (zie figuur 10).
van de mineralenkringloop. Biobased Delta in Zuidwest-Nederland is een
Leunend op de kennis en expertise van de part-
schoolvoorbeeld van regionale samenwerking. ners zal het platform voor eind 2014 minstens zes
Op de Green Chemistry Campus in Bergen op
businesscases opleveren op nieuwe cross-secto-
Zoom werkt de Nederlandse chemische industrie
De samenwerking in APC leverde al de volgende business cases op:
1. Itaconzuur uit biet: consortium van Cosun, DSM, SesvanderHave en WUR werken met steun
van Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) Agri & food [Ref. 9] deze case met succes
uit. Het doel is om de suikerbiet zodanig te ontwikkelen dat deze itaconzuur in hoge concentraties produceert, die vervolgens als belangrijke biobased bouwsteen gewonnen kan worden.
2. Eiwitten uit reststromen: een consortium, gecoördineerd door het Instituut voor
duurzame procestechnologie (ISPT) en met steun van TKI Biobased Economy
(BBE) [Ref. 10], ontwikkelt technologieën en concepten om hoogwaardige eiwitten terug te winnen uit agrarische en agro-industriële reststromen.
3. Lignocelluloseverwaarding voor papier en chemie: consortium met Avantium en onder meer SmurfitKappa werkt deze case uit met steun van TKI BBE. Het doel is om slibstromen uit de papierindustrie te valoriseren als grondstoffen voor biochemicaliën,
en om nieuwe lignocellulosestromen gezamenlijk te ontsluiten tot hoogwaardige cellulose voor papier en als competitieve basisgrondstoffen voor biochemicaliën.
met overheden en kennisinstellingen aan de teelt
bij Nederlandse, Franse en Europese fondsen.
en de verwaarding van duurzame grondstoffen. In Antwerpen bestaat een soortgelijk initiatief.
De samenwerking richt zich op onderzoek, ont-
Het Vlaamse ‘BlueChem’ moet een incubator
wikkeling en productie van biobased bouwstenen
worden voor duurzame chemie in Vlaanderen.
voor materialen en coatings en op vergroening
In alle drie de initiatieven wordt er vanuit een eigen
door sluiting van het complete ketenproces.
invalshoek gewerkt. Samenwerking tussen de drie
Regionale samenwerking wordt overigens niet
initiatieven is erop gericht om de afzonderlijke
geremd door nationale grenzen. Biobased Delta
initiatieven én de biobased economie in de regio
werkt samen met Industries & Agro Ressources,
als geheel te versterken. Dit werkt, omdat de
een initiatief van bedrijven, overheden en ken-
drie initiatieven complementair zijn aan elkaar.
nisinstellingen in de Franse regio’s Picardië en
Champagne-Ardennes om toepassingen van
Samenwerking binnen de keten
groene grondstoffen te ontwikkelen. Het gaat om
De chemische industrie investeert vanouds in
het verwaarden van agrarische producten, zodat
samenwerking in de keten. In eerste instan-
de industrie ze kan toepassen als nieuwe gene-
tie om de risico’s te beheersen op het gebied
ratie biobrandstoffen, biochemicaliën, bioma-
van veiligheid, gezondheid en milieu. Zo omvat
terialen en bio-ingrediënten. De samenwerking
Product Stewardship (een onderdeel van het
tussen Biobased Delta en het Franse initiatief
Responsible Care programma) afspraken binnen
bestaat onder andere uit gezamenlijke program-
de keten over de zorg voor een chemische stof of
ma’s rondom onderzoek & ontwikkeling, maar
product gedurende de gehele levenscyclus van
ook uit het gezamenlijk aanvragen van subsidies
grondstof tot eindproduct. Alle ketenpartijen,
Een ander mooi voorbeeld van wat samenwerking in de regio vermag, is Eemsdelta. Dit chemie­cluster in
het Noorden staat onder druk door de teloorgang van de aluminiumsmelter Aldel in Delfzijl, de problematiek van de werkgelegenheid en de hoge energieprijzen ten opzichte van het buitenland. Het cluster
biedt werk aan 2.250 directe en 3.400 indirecte banen en vertegenwoordigt 15 procent van de productie
van de Nederlandse chemische industrie. Om het cluster uitzicht te bieden op bedrijfsuitbreidingen
en investeringen in nieuwe activiteiten hebben het Ministerie van Economische Zaken, de provincie,
gemeenten en bedrijven in nauwe samenwerking een plan opgesteld dat al op korte termijn kan leiden
tot aanzienlijke additionele werkgelegenheid. De ambitie is dat Eemsdelta tegen 2030 weer een sterk
cluster zal zijn met een breed palet aan chemische producten gebaseerd op groene grondstoffen.
Samenwerking tussen chemie-, energie- en agrobedrijven zal een stevig fundament vormen [Ref. 30].
49
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
4 | De Nederlandse chemische industrie en haar bijdrage aan welvaart
van producent tot leverancier aan de eindge-
Samenwerking in innovatie
bruiker, dragen verantwoordelijkheid voor het
De Nederlandse chemische industrie heeft
veilig produceren, verhandelen en aanbieden
nieuwe technologieën, processen en producten
van het product. Dat vraagt om goede informa-
nodig om de internationale concurrentiedruk
tie en communicatie over eigenschappen en
te weerstaan en duurzame ontwikkelingen van
het gebruik van het product binnen de keten.
de grond te krijgen. Daartoe is onder meer een
Een stap verder is het realiseren van ketenak-
goed ontwikkeld innovatiesysteem van groot
koorden, waarbij behalve toeleveranciers en
belang. De chemie­sector pakt deze uitdaging op
afnemers, ook andere belanghebbende partijen
als één van de negen door het kabinet-Rutte I
zijn betrokken. Ketenakkoorden zijn afspraken
geïntroduceerde topsectoren. Dit beleid is een
tussen sectoren over het verwerken van rest-
belangrijke inspanning om de innovatie en de
stoffen tot zo hoogwaardig mogelijke secundaire
financiering ervan op een nieuwe leest te schoei-
grondstoffen. Goede voorbeelden hiervan zijn
en. In hoofdlijnen komt het erop neer dat elke
projecten op het gebied van de circulaire econo-
topsector Topconsortia voor Kennis en Innovatie
mie voor een optimaal gebruik van grondstoffen
(TKI) kent voor publiekprivaat onderzoek. Voor
en waarbij door duurzaam brongebruik geen
de financiering van de projecten nemen bedrij-
afval ontstaat en geen emissies plaatshebben.
ven, kennisinstellingen en overheid elk ongeveer
Together for Sustainability
Chemische bedrijven worden steeds vaker niet alleen op duurzaamheid in hun eigen bedrijf aangesproken, maar in de gehele keten. Dit wordt duurzaam ketenbeheer genoemd. De Nederlandse chemische
industrie werkt met tienduizenden toeleveranciers. De dialoog aangaan met elke toeleverancier om de
duurzaamheid en veiligheid te verbeteren lijkt onbegonnen werk. Maar niet als de chemische industrie
daarin samenwerkt. De Chief Procurement Officers (CPO’s) van zes chemiemultinationals zijn vanuit
Duitsland in 2011 Together for Sustainability (TfS) gestart, een samenwerkingsverband dat werkt aan
een programma ter beoordeling en verbetering van duurzaamheid in de chemische toeleverketen [Ref.
11]. Het delen van informatie vergroot de transparantie in de keten en voorkomt dubbele controles.
Het vermindert daarmee de bureaucratie voor leveranciers. Duurzaam ketenbeheer levert ook economische kansen op, zoals het gebruiken van lokale leveranciers, wat het valutarisico verkleint. Een
robuustere keten biedt ook effectievere expansiemogelijkheden in opkomende markten. De wens van
de coalitie is dat TfS dé standaard voor transparant duurzaam ketenbeheer in de chemiesector wordt.
een derde van de kosten voor hun rekening.
tot stand komt op de grensvlakken van weten-
Begin 2014 heeft het Topteam Chemie het plan
schappelijke disciplines en in een open omgeving.
gelanceerd om de vier TKI’s onder de Topsector
Chemie vanaf 2015 te vervangen door één TKI
Met het innovatievermogen van chemische
Chemie dat de gelden verdeelt en de samen­
bedrijven lijkt intussen weinig mis.
werking met andere topsectoren en het minis-
Het aandeel innoverende bedrijven in de che-
terie van Economische Zaken coördineert. De
mie ligt met ruim 70 procent ruim boven het
onderzoeks- en innovatieagenda zijn geënt op de
landelijk gemiddelde, blijkt uit de Monitor
grote maatschappelijke uitdagingen, zoals die
Topsectoren van het CBS (Ref. 23). De sec-
door Brussel zijn geformuleerd en op de sterk-
tor heeft van de negen topsectoren het hoog-
tes van het wetenschappelijk onderzoek aan
ste aandeel koplopers. Dat zijn bedrijven die
Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen.
in hoge mate product- en procesinnovaties
Bij de uitvoering van deze agenda’s streeft
in onderzoek en ontwikkeling realiseren. De
de Topsector Chemie actief naar verregaan-
Topsector Chemie herbergt ook het hoogste
de samenwerking met andere topsectoren.
aandeel bedrijven (66 procent) dat zelf nieuwe
Samenwerking is van het allergrootste belang
producten en processen ontwikkelt (Ref. 12).
aangezien innovatie tegenwoordig voornamelijk
‘Chemie is niet alleen belangrijk voor onze economie en welvaart met een omzet van 57 miljard euro per
jaar en een aandeel van 8 procent werkgelegenheid binnen de industrie, de chemische industrie kan bij
uitstek een belangrijke rol spelen in het vinden van antwoorden op maatschappelijke uitdagingen zoals
energievraagstukken, duurzame materialen, schoon drinkwater, en gezonde voeding’, meent Jasper
Wesseling, plaatsvervangend directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie bij het ministerie van
Economische Zaken. Hij verwacht nog nauwere samenwerking van de chemie met andere sectoren zoals
Agri & Food, Energie en Life Sciences & Health (LSH). ‘Maatschappelijke problemen vragen vaak een integrale, sector overschrijdende kijk op de wereld en samenwerking van vele partijen. Juist op de snijvlakken
met andere sectoren ontstaan innovaties, nieuwe toepassingen en nieuwe kennis waar ook aan te verdienen valt. De chemische industrie is bij uitstek in staat om de rol te spelen als aanjager van deze innovaties
en daarmee een voortrekkersrol te spelen in de verduurzaming van de samenleving. Een mooi voorbeeld
is Chemistry of Life. Daarin gaan we werken aan nieuwe geneesmiddelen en antibiotica, synthetische
vaccins, biologisch afbreekbare implantaten en hoogwaardige supplementen voor gezonde voeding.’
51
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
4 | De Nederlandse chemische industrie en haar bijdrage aan welvaart
Bernard Wientjes, VNO-NCW: ‘Als ik naar de
industrie in Nederland kijk, dan ben ik er trots op
hoe zij bezig is met onderzoek en ontwikkeling,
innovatie en het internationaal vermarkten van
oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Talloze innovaties en oplossingen worden
gedreven door de technologische industrie. Je
ziet dat dit niet langer een zaak is van één sector
of één branche. De grootste stappen en vernieuwingen worden gerealiseerd door cross-sectorale
innovatie. Ik zie in al die technologische innovaties ook talloze materiaalslimmigheden die uit
de chemische industrie voortkomen. Daarnaast
is de chemische industrie, wanneer je specifiek
naar de sector kijkt, zeer voortvarend bezig, ook
steeds meer internationaal, op het terrein van
groene grondstoffen en hernieuwbare bronnen.
Veel chemische bedrijven timmeren hiermee
aan de weg en ik heb niet de indruk dat een wat
aangedikt imago uit het verleden de huidige
‘high tech’-chemische bedrijven in de weg zit.
53
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
4 | De Nederlandse chemische industrie en haar bijdrage aan welvaart
5
Werken in de
Nederlandse
chemische
industrie
Dit hoofdstuk gaat over chemie en de mens. Het beschrijft de strategie van
de Nederlandse chemische industrie om menselijk talent te ontwikkelen
en te beschermen. Aan bod komen onder meer de pensioneringsgolf, de
aansluiting onderwijs-industrie, vergroting van de aantrekkingskracht,
sociale innovatie en de veiligheid van personeel en omwonenden.
Werken in de Nederlandse
chemische industrie
Van de uitdagingen waarvoor de Nederlandse
Het Topteam Chemie heeft de ambitie gefor-
chemische industrie staat, is het aantrekken
muleerd dat de sector in 2020 een evenwicht
en behouden van competent personeel niet
heeft bereikt tussen vraag en aanbod van talent.
de minste. Er is een tekort aan afgestudeerde
Zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht.
techniekstudenten, er wacht een pensione-
Om dit te bereiken zijn er twee doelstellingen:
ringsgolf en van het personeel wordt meer
1. De aansluiting van het onderwijs op de che-
kennis en kunde gevraagd. Aan de bedrijven
hier een goed antwoord op te formuleren.
mische industrie moet worden verbeterd.
2. De aantrekkingskracht van de sector op potentiële werknemers moet worden vergroot.
In de periode tot 2020 gaat 25 procent van
de in totaal ongeveer 62.000 werknemers
Het team heeft hiertoe afspraken gemaakt met
(van wie 13.000 in de farmaceutische indus-
bedrijven, werkgevers, werknemers, onderwijs­
trie) met pensioen. In de periode van 2020 tot
instellingen, economische sectoren, regio’s en de
2030 zal zelfs 60 procent van het huidige per-
rijksoverheid. Een aantal van deze afspraken is
soneelsbestand vertrokken zijn (Ref. 13).
opgenomen in het zogenoemde ‘Techniekpact’.
Ondanks een gestage daling van de werkgelegenheid in de chemische industrie, is er krapte
Aansluiting onderwijs-bedrijfsleven
op de arbeidsmarkt voor technisch opgeleide
In het algemeen maakt de chemische sector
mensen, vooral op mbo-niveau. De instroom is
zich sterk voor een hoog kwalitatieve kennisin-
onvoldoende om in de toekomstige vraag van de
frastructuur waarbij de onderwijsinstellingen en
bedrijven te voorzien. De sector moet tekorten
de bedrijven elkaar uitstekend weten te vinden.
zien op te vangen en tegelijkertijd klaarspelen
De nadruk ligt daarbij op het creëren van meer
dat alle werknemers over de kennis en vaardig-
focus en massa in de opleidingen en studies op
heden beschikken om de herpositionering in de
mbo-, hbo- en wo-niveau. Dat wil zeggen: het
waardeketen en de introductie van hernieuw­
verkleinen van het woud aan opleidingen en
bare en secundaire grondstoffen te realiseren.
specialisaties en het focussen op profilering van
de hbo- en wo-opleidingen. Het bedrijfs­leven
heeft grote behoefte aan mensen met brede
financiers is, levert materiaal en ondersteu-
kennis en vaardigheden om de maatschappelijke
ning aan de docenten om leerlingen van 4 tot
uitdagingen aan te kunnen gaan op het terrein
12 jaar te laten kennismaken met chemie.
van gezondheid, voedselzekerheid, energie­
voorziening, transport, klimaat en grondstoffen.
Chemie in het middelbaar onderwijs
Het voortgezet onderwijs (VO) kampt met een groot
Chemie in het basisonderwijs
gebrek aan eerstegraads universitair geschoolde
Het vergroten van de instroom van gediplo-
leraren in de natuurwetenschappen. De chemi-
meerde chemici naar de chemiesector begint bij
sche industrie wil faciliteren dat docenten de
het basisonderwijs door al op dit niveau meer
juiste bevoegdheid krijgen en praktijkervaring
interesse te wekken voor techniek. De sector
opdoen bij chemiebedrijven. Het is van belang dat
bepleit daarom de aanstelling van techniek-
leerlingen in het VO impulsen krijgen om voor
docenten op de basisschool. Dit sluit goed aan
chemie te kiezen als eindexamenvak. De Stichting
op het overheidsbesluit om techniek als ver-
C3 promoot daarom ook in het VO opleidingen en
plicht vak te introduceren op de basisschool.
beroepen in de chemie. De chemiesector orga-
Intussen brengt de Stichting C3 (Ref. 14) voor
niseert voor het VO jaarlijks evenementen voor
het basisonderwijs de chemie, life scien-
scholieren en hun ouders met informatie over de
ces en procestechniek tot leven. De stichting,
beroepsmogelijkheden en arbeidsperspectieven.
waarvan de VNCI een van de oprichters en
Beurzen voor excellente studenten
Sinds 2011 financieren chemiebedrijven beurzen voor excellente studenten. Vanaf studiejaar 2013-2014
zijn er beurzen voor hbo-studenten Analytische Chemie en Procestechnologie. Voor wo-studenten zijn er
beurzen Analytische Chemie en Brede Chemie. De beurzen worden aangeboden door Coast (Analytische
Wetenschappen en Technologie) en de Topsector Chemie. Met de beurzen worden veel­belovende
scholieren en studenten uitgedaagd excellent te presteren en een ambassadeursrol te vervullen.
De beurzen moeten het tekort aan excellente afgestudeerde scheikundigen in Nederland verminderen en de instroom van breed opgeleide studenten in de chemische industrie vergroten.
In het collegejaar 2012-2013 zijn 35 beurzen uitgereikt aan excellente hbo-studenten en 10 aan
excellente wo-studenten. Geleidelijk aan wordt dit programma uitgerold naar 225 bursalen in
college­jaar 2017-2018. Hiermee levert de Topsector Chemie een ruim aandeel in de doelstelling van het Techniekpact van 1.000 door de industrie betaalde beurzen aan techniekstudenten.
57
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
5 | Werken in de Nederlandse chemische industrie
Chemie in het beroepsonderwijs
toenemende interesse voor de opleidingen chemie
Op initiatief van de Topsector Chemie zijn de
die ook kennis bijbrengen over natuurkunde,
afgelopen paar jaar voor het mbo vijf Centra van
economie en ondernemerschap. De aantrekkings-
Innovatief Vakmanschap (CIV) ingericht en voor het
kracht gaat ook uit van de sociale, persoonlijke en
hbo vier Centres of Expertise (CoE). Deze samen-
businessvaardigheden waaraan chemieopleidingen
werkingsverbanden van regionale overheden,
tegenwoordig meer aandacht besteden.
onderwijsinstellingen en chemiebedrijven zijn een
Deze ontwikkeling is van groot belang aangezien
platform voor de uitwisseling van kennis en infor-
innovatie – nodig om te kunnen reageren op de
matie tussen bedrijven en onderwijsinstellingen veranderende marktomstandigheden – tegen-
in hun regio. Bedrijven leggen een vraag of een
woordig vooral op het snijvlak van verschillende
project voor aan een CoE of CIV, de mbo- of
disciplines tot stand komt en in een open omge-
hbo-studenten pakken die op en wisselen ken-
ving. Communicatie, flexibiliteit, het vermogen om
nis uit met het bedrijf dat de uitkomsten kan
samen te werken en ondernemerschap behoren
toepassen in de bedrijfsvoering. De studenten
daarom naast de aloude vakkennis tot de aanvul-
ervaren hoe het eraan toegaat in het bedrijfs-
lende eisen en vaardigheden die aan het perso-
leven en de bedrijven geven bij onderwijsin-
neel in de chemische sector gesteld worden.
stellingen aan wat zij relevant achten voor de
opleidingen om die beter te laten aansluiten
Bert Weckhuysen, hoogleraar anorganische
op het werkveld. Deze vorm van uitwisseling
chemie en katalyse aan de Universiteit Utrecht:
moet ertoe leiden dat onderwijs en markt el-
‘In de loop der jaren is in Nederland een na-
kaar beter weten te vinden en dat toekomstige
tuurlijke interactie ontstaan tussen de indus-
werknemers sneller in de industrie instromen.
trie en academische wereld. Er worden ideeën
uitgewisseld en ervaringen gedeeld. Men kijkt
Chemie in het wetenschappelijk onderwijs
bij elkaar in de keuken. Ik krijg soms kataly-
De Topsector Chemie heeft in 2012 het voortouw
satormateriaal van bedrijven dat ik zonder die
genomen bij het opstellen van het Masterplan Bèta
interactie niet gehad zou hebben. Omgekeerd
en Techniek. Dat heeft de ambitie dat in 2025 circa
heeft de chemische industrie dankzij deze vorm
40 procent van alle studenten afstudeert in een
van samenwerking toegang tot hoogwaardige
bèta- of technologische opleiding. In 2011 was dat
apparatuur en kan ze zich laven aan ‘frontier
circa 25 procent. De instroom bij universitaire
science’ die ze zelf niet ontwikkelt omdat het
chemiestudies is in 2014 ten opzichte van 2009 met
te nieuw of te duur is of omdat het zich buiten
20 procent gestegen en van het hbo met 34 pro-
het gezichtsveld van het bedrijf afspeelt.’
cent, blijkt uit onderzoek van de VNCI. Er is een
Chemie en ondernemerschap
sen van kennisinstellingen waar starters een
Ondernemerschap in de chemie is essen­tieel
veelbelovend concept kunnen doorontwikkelen
voor de toekomst van de sector, maar het aantal
tot een opschaalbaar product. COCI’s assisteren
starters in de chemie is nog beperkt. Door de in-
starters met een bewezen product of dienst bij
stelling van de Centra van Innovatief Vakmanschap
het doorgroeien naar de internationale markt.
(CIV’s) en de Centres of Expertise (CoE’s) krijgt
ondernemerschap binnen het onderwijs steeds
Om ondernemerschap te stimuleren en te faci-
meer aandacht. Om ook vanuit de CIV’s en CoE’s
literen begeleidt DPI Value Centre starters in de
een goede doorstroom te creëren van studen-
beginfase van het ondernemerschap, onder andere
ten chemie naar het onder­nemerschap, zijn de
door coaching. Dit levert direct resultaat op. afgelopen jaren zes Innovation Labs (iLabs) en
Uit evaluaties blijkt dat het business-
vijf Centra of Open Chemical Innovation (COCI’s)
coachingtraject vooral succesvol is vanwege de
opgericht (zie figuur 11). iLabs zijn broedplaat-
inzet van ervaren ondernemers bij de coaching­
Figuur 11: CoE’s, CIV’s, iLabs en COCI’s in Nederland
iLAB
COCI
iLAB in oprichting
Centrum voor Innovatief Vakmanschap (mbo)
Centre of Expertise (hbo)
bron: Bewerking van fig 6 uit Transitieplan voor de Topsector Chemie (Ref. 3)
59
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
5 | Werken in de Nederlandse chemische industrie
sessies, de toegang tot het netwerk en de speci-
FNV-bestuurder Ali Gunduz: ‘Duurzame
fieke ondersteuning door experts uit de sector.
ontwikkeling gaat ook over de duurzame in-
Het aantal van 45 start-ups die geholpen zijn in zet van de medewerkers en daar maken we
2013, overtrof de verwachtingen uit het operatio-
ons ernstig zorgen over. Ploegen draaien met
neel plan. In de periode 2008 t/m 2013 zijn meer
minimale bezetting, vakanties en ziekten moe-
dan 100 ondernemers ondersteund door DPI
ten worden opgevangen met overuren van de
Value Centre.
collega’s en voor de verplichte scholing moet je
Vergroting van aantrekkingskracht
apart terugkomen. Daar word je voor betaald,
maar het gaat wel ten koste van je vrije tijd.’
Vergroting van de aantrekkingskracht van de
Werken in de chemische industrie is topsport
sector is een van de middelen om in 2020 een
geworden. De mensen vragen zich volgens
evenwicht te bereiken tussen vraag en aanbod
Gunduz af of ze dat wel kunnen volhouden tot
van talent, in kwantitatief en kwalitatief opzicht.
hun 67ste. ‘Functies waar mensen vroeger
Dit vormt een thema waarin werkgevers, werk-
even in de luwte konden verblijven, zoals cate-
nemers, vakorganisaties en medezeggenschaps-
ring en bewaking, zijn uitbesteed. Ook jonge-
raden in de chemie samen op kunnen trekken.
ren vragen zich af hoe het verder moet, want
Werknemers in de chemische industrie ge-
buiten de verplichte scholing is er nauwelijks
ven daarbij aan dat zij een actievere rol van de
ruimte voor scholing om jezelf te ontwikkelen,
werkgevers verlangen bij het plannen van de
waardoor hun carrièreperspectief versmalt.’
loopbaan. En bij het bieden van mogelijkheden
om door middel van studies en cursussen hun
Met sociale innovatie en andere programma’s die
functioneren op een hoger peil te brengen.
ook in het Techniekpact zijn opgenomen, werkt
de chemische industrie aan ‘duurzame inzet-
De VNCI heeft in 2012 onder de paraplu van
baarheid’ (employability) van de medewerkers.
de Human Capital Agenda (HCA) een test
Het gaat naast technisch inhoudelijke kennis om
met ‘sociale innovatie’ uitgevoerd met één
het verwerven van vaardigheden zoals dynamisch
groot bedrijf en twee kleinere bedrijven. De
managen, flexibel organiseren, slimmer werken
VNCI en MVO Nederland hebben dat initia-
en samenwerken met andere partijen (co-creatie).
tief in 2013 uitgebreid met diverse bedrijven
Dit is van belang om in te kunnen spelen op de
in het project ‘Expeditie Sociale Innovatie’.
steeds snellere opeenvolgingen van nieuwe
technologieën en de veranderende positie van
chemische bedrijven in de waardeketen.
Bovendien leveren goed en breed opgeleide, flexibele medewerkers een belangrijke bijdrage
Met NWO en de Erasmus Universiteit zijn twee
aan de sociale innovatie in de chemiesector,
andere ‘sociale innovatie-projecten’ gestart met zo blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit
specifieke thema’s en deelname van telkens drie
(Ref. 18).
VNCI-leden.
DuPont voorziet zelf in de behoefte aan technici
Chemieconcern DuPont in Dordrecht kan te-
plaats en kan het salaris al iets stijgen. Binnen
genwoordig meer dan voldoende voorzien in de
25 maanden moet de opleiding zijn afgerond. Op
behoefte aan onder andere procesoperators.
dat moment weten de leerwerkers of ze een vast
Sinds enkele jaren biedt het bedrijf leerlingen
contract krijgen. Dat geldt voor ongeveer
met een diploma van vmbo tot en met vwo interne
60 procent van hen, zegt Marcus Faasse, hr-con-
opleidingen met leerpakketten voor onder-
sultant bij DuPont en initiator van het programma.
houd, elektrotechniek en het laboratorium.
Sinds 2007 zijn 88 mensen begonnen aan het
De leerlingen worden aangebracht door uitzend-
leerwerktraject. Daarvan zijn er 40 geslaagd, zijn
bureau Start People dat op het fabrieksterrein
er 8 tussentijds gestopt en zitten er nog 40 in het
is gevestigd. Wis-, natuur- en scheikunde in het
traject. Van de 40 geslaagden heeft DuPont zelf
pakket is een eis, een entreetoets moet aantonen
27 personen in dienst genomen. De overigen
of de opleiding met succes kan worden afgerond.
zijn bij andere bedrijven aan de slag gegaan.
Daarna lopen de leerlingen zes tot acht weken
Faasse: ‘Het aantal aanmeldingen is inmiddels
mee op een afdeling zodat kan worden beoordeeld
vier keer groter dan het aantal leerwerkplek-
of houding en gedrag binnen het bedrijf passen.
ken. We hebben geen plek voor alle gedi-
De leerlingen worden begeleid door een
plomeerden en kiezen de besten eruit. Maar
mentor en een commissie met de coördina-
ook de anderen zijn goed. Tijdens de laatste
tor van de afdeling, iemand van het oplei-
diploma-uitreiking hadden alle ‘afvallers’ een
dingsinstituut, de contactpersoon van Start
aanstelling bij een ander chemiebedrijf.’
People en de afdeling Human Resources.
De VNCI beschouwt de aanpak als een school-
De leerlingen die bijvoorbeeld voor proces­
voorbeeld voor de hele sector. Dit wordt bevestigd
operator opgaan, krijgen vier dagen in de week
door de Erasmus Universiteit. In een onderzoek
praktijk en één dag theorie. DuPont is per jaar
naar de werving van technisch personeel noemt
per leerwerker circa 35.000 euro kwijt aan
de universiteit het leerwerkprogramma van
loonkosten. Elk halfjaar vindt een beoordeling
DuPont een van de ‘best practices’ (Ref. 18).
61
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
5 | Werken in de Nederlandse chemische industrie
naar voren dat succes in innovatie van bedrij-
Veilige en gezonde
arbeidsomstandigheden
ven voor 77 procent wordt bepaald door sociale
Veilige arbeidsomstandigheden is een bijna
innovaties zoals zelfsturende teams, co-creatie
vanzelfsprekend doel van de chemische industrie.
en open innovatie. Technologische innovaties
Met name bedrijven in de chemische industrie
dragen voor 23 procent bij. Op macroniveau is
beseffen dat ze een zware verantwoordelijkheid
sociale innovatie van belang voor de ontwikkeling
dragen voor de veiligheid en de gezondheid van
van nieuwe businessmodellen voor de circulaire
hun werknemers en voor de omgeving van het
economie, zoals het ‘leasen’ van kapitaalgoederen.
bedrijf. De kans op een (grootschalig) incident
Expliciet aandacht geven aan het aantrek-
is klein, maar het effect kan groot zijn. Daarom
ken, doorgroeien en behouden van perso-
nemen bedrijven in de chemische industrie vei-
neel en aan sociale innovatie is in lijn met
ligheidsmaatregelen, zoals het periodiek uitvoe-
de doelstelling van de Topsector Chemie.
ren van onderhoud- en inspectieprogramma’s,
In de praktijk is hier nog verbetering mogelijk.
het implementeren van detectiesystemen en
De VNCI herkent bij bedrijven een trend van
explosie­bestendige constructies, maatregelen om
een vraag naar generieke oplossingen rich-
te voorkomen dat er brand of ongewenste emis-
ting een vraag naar maatwerk. Het aanbod
sies van stoffen ontstaan en maatregelen om de
van maatwerk komt nu langzaam op gang.
gevolgen van een eventueel incident te beperken.
Uit dit onderzoek onder 1.500 bedrijven komt
De uitingen van FNV-bestuurder Gunduz en van
Ruud Koornstra, ondernemer en bestuurs-
werknemers dat ze onvoldoende steun ervaren
lid van De Groene Zaak constateert dat veel
van de werkgevers bij hun loopbaanplanning il-
mensen chemie associëren met fabrieken die
lustreren dat de uitvoering van de Human Capital
kunnen ontploffen. Volgens hem versterkt de
Agenda nog een knelpunt is voor veel chemische
chemie dat beeld. ‘Als je het terrein van een
bedrijven. Een bevestiging hiervan blijkt ook uit
chemische fabriek betreedt, zie je als eer-
het feit dat de Stichting C3, die het werken in
ste een groot bord waarop staat dat er al
de chemie promoot op de basisschool en het
182 dagen geen ongelukken zijn gebeurd. Dat
voortgezet onderwijs, kampt met een vermin-
geeft wel aan hoe onzeker, hoe defensief de
derend aantal sponsoren uit het bedrijfsleven.
chemische industrie, ontstaan vanuit de bus-
De VNCI onderzoekt momenteel met een
kruitproductie, nog altijd denkt. Het lijkt wel
aantal chemische bedrijven waar de be-
alsof men zichzelf nog steeds ziet als deel van
drijven precies tegenaan lopen bij de uit-
het probleem, terwijl de chemische industrie
voering van de Human Capital Agenda.
juist deel van de oplossing is. Vooropgesteld
dat ze bereid is om duurzaam te veranderen.’
Het besef groeit in de sector dat een chemi-
ganisatie met betrekking tot het omgaan met vei-
sche fabriek imponerend en zelfs afschrik­
ligheidsrisico’s. Een veiligheidscultuur laat zich
wekkend kan overkomen op de directe omgeving.
namelijk niet door wetten en regels afdwingen,
Angst en onzekerheid bij omwonenden worden
maar is vooral een zaak van de ‘hearts and minds’
soms nog eens extra gevoed door incidenten.
van betrokkenen. Deze benadering illustreert een
Chemiebedrijven volstaan daarom over het
belangrijke omslag in het denken over veiligheid.
algemeen niet langer met de boodschap ‘We
Veiligheid Voorop kent vier pijlers om de veilig-
houden ons aan alle wettelijke regels’, maar
heidscultuur te verbeteren.
zoeken actief de dialoog met de omgeving.
De vier pijlers van Veiligheid Voorop:
In vergelijking met omliggende landen heeft de
1. Betrokken leiderschap en versterking Nederlandse chemie een goede reputatie. Ook
daarvan. vinden de meeste Nederlanders de voordelen
Een goede veiligheidscultuur staat of valt
van de sector groter dan de nadelen. Dat blijkt
met goed leiderschap. Goed leiderschap
uit de Pan European Survey (2012), een twee-
betekent dat directie en management be-
jaarlijks imago-onderzoek in opdracht van Cefic,
wust kiezen voor veiligheid als topprioriteit
naar de mening van mensen over de chemische
in alle bedrijfsactiviteiten en dit zelf con-
industrie. Kijkend naar de reputatie van de
sequent tonen in hun eigen handelen.
sector scoort de Nederlandse chemie 57,9 (op
2. Continu verbeteren van het veiligheids­
een schaal tot 100). Dat is een van de hoogste
beheerssysteem.
scores in Europa (hoogste score is 63,8). In
Een veiligheidsbeheerssysteem bevat afspra-
vergelijking tot andere sectoren in Nederland
ken over onder meer taken, bevoegd­heden,
staat de chemie op plaats 13 van de 17.
verantwoordelijkheden en competenties en
moet maximale veiligheidsprestaties waar­
Veiligheid Voorop
In 2011 heeft een aantal organisaties, waaronder
borgen.
3. Actieve deelname aan regionale veiligheids-
de VNCI, het Actieplan Veiligheid Voorop gelan-
werken. ceerd om de veiligheidsprestaties in de (petro)
Regionale veiligheidsnetwerken bieden een
chemieketen verder te verhogen. Het programma
platform voor bedrijven om kennis, erva-
beoogt verbetering van de veiligheidscultuur.
ringen en best practices uit te wisselen.
Onder veiligheidscultuur wordt verstaan de houding, waarden, (impliciete) aannames, percepties
en gewoonten van de werknemers binnen de or-
63
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
5 | Werken in de Nederlandse chemische industrie
4. Ketenverantwoordelijkheid nemen. chemische industrie staat veiligheid centraal.
Een solide veiligheidscultuur betekent dat de
De nadruk ligt op het ontwerpen van installa-
bedrijven niet alleen zelf continu de veiligheid
ties die zoveel mogelijk per definitie veilig zijn,
willen verbeteren, maar dit ook eisen van de
zodat bij falen geen gevaarlijke situatie kan
bedrijven waarmee zij zaken doen in de keten,
ontstaan. Daarnaast worden deze installaties
zoals klanten, toeleveranciers en aannemers.
op een juiste manier beheerd en bediend door
competent personeel. Dit alles is gericht op de
‘De publicatie van het Duurzaamheidsrapport laat
continuïteit van de bedrijfsvoering en de veilig-
zien,’ aldus Tjerk Wagenaar van Stichting Natuur
heid voor werknemers en omgeving. Bovendien
& Milieu, ‘dat de chemische industrie zich bewust
zijn veiligheidsmaatregelen getroffen en gel-
is van het belang van haar “license to operate”
den er veiligheidsprocedures en -afspraken.
en dat ze belangrijke thema’s echt aan de orde
wil stellen. Op basis daarvan zou de chemische
In Nederland is het Besluit Risico’s Zware
industrie goede voornemens moeten formuleren
Ongevallen (BRZO) van kracht, dat veiligheidsei-
en uitleggen hoe het komt dat ze wel of (nog) niet
sen stelt aan industriële activiteiten met grote
zijn verwezenlijkt. Je kwetsbaarheid laten zien,
hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Bedrijven die
is een belangrijke basis voor een echte dialoog.
onder het BRZO vallen, moeten risico’s voor
Hoe eerder hoe beter in het belang van allen.’
gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen
‘In het licht van die “license to operate” is het
in kaart brengen en op basis daarvan maat­
essentieel dat de sector zelf ook corrigerend
regelen nemen. De VNCI is met circa 100 BRZO-
optreedt tegen wat ik maar even de rotte appels
locaties de grootste branchevereniging van het
noem. Bedrijven die het niet zo nauw nemen met
totaal van ruim 400 bedrijven die vallen onder
de regels. Ook al zijn ze geen lid van de branche-
de BRZO-regelgeving. Wat het bedrijf doet om
organisatie, dan nog moet je je erover uitspreken,
de veiligheid te borgen is nauwkeurig vastge-
want hun activiteiten tasten de reputatie van
legd in een veiligheidsbeheerssysteem (VBS).
de hele chemiesector aan en daarmee ook de
“license to operate”. De VNCI zou een gedrags-
De kwaliteit van een veiligheidsbeheerssysteem en
code moeten ontwikkelen, zoals de bankencode.
de integriteit van de installaties in combinatie met
Dan legitimeer je dat je elkaar kunt aanspreken.’
een goede veiligheidscultuur komt tot uiting in de
uiteindelijke veiligheidsprestaties van een bedrijf.
Proces- en externe veiligheid
Middels de jaarlijkse RC-vragenlijst rapporteren
Ook bij het ontwerpen, bouwen en onderhou-
VNCI lidbedrijven hierover. Hiermee worden de
den van (proces)installaties in de Nederlandse
veiligheidsprestaties van de sector inzichtelijk
Figuur 12: Score op totaal van VBS-elementen bij BRZO-plichtige VNCI-bedrijven
50%
45%
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
goed
redelijk
2011
2010
matig
2012
slecht
bron: VNCI RC-vragenlijst (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
Figuur 13: Percentage goed tot redelijk beoordeelde VBS-elementen bij BRZO-plichtige VNCI-bedrijven
100%
90%
80%
70%
De acht elementen van het VBS
a onderdelen van het algemene beheerssysteem
b de organisatie en de werknemers
c de identificatie van de gevaren en de beoordeling
van de risico’s van zware ongevallen
d de beheersing van de uitvoering
e de wijze waarop wordt gehandeld bij wijzigingen
f de planning voor noodsituaties
g het toezicht op de prestaties
h audits en beoordeling
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
a
2010
b
c
2011
d
2012
e
f
g
h
bron: VNCI RC-vragenlijst (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
65
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
5 | Werken in de Nederlandse chemische industrie
gemaakt en het geeft de VNCI de kans haar inzet
definities voor LoPC binnen de VNCI-lidbedrijven
te richten op minder scorende chemiebedrijven.
(een CCPS/API en een Cefic definitie), kan – na
Het algehele prestatieniveau moet nog verder om-
harmonisatie – pas vanaf 2015 de eerste volledig
hoog. Het uiteindelijke doel is dat er geen slechte
gestandaardiseerde rapportage plaatshebben
scores meer genoteerd worden in de chemische
zodat de voortgang van de prestaties van de
industrie in Nederland als het gaat om prestaties
sector als geheel kan worden gevolgd. Tot het
op het gebied van proces- en externe veiligheid.
moment van harmonisatie is de LoPC-indicator
Uit de grafiek in figuur 12 blijkt dat de geza-
vooral van belang voor de individuele bedrijven
menlijke score op het totaal van VBS-elementen
die er hun voortgang mee kunnen monitoren.
voor de categorieën ‘goed’ en ‘redelijk’ in 2012
is gestegen ten opzichte van 2011. De geza-
In 2012 hebben de leden van de VNCI 632 in-
menlijke score voor de categorieën ‘matig’ en
cidenten gemeld (over 111 locaties) tegenover
‘slecht’ is in 2012 gedaald ten opzichte van 2011.
623 incidenten (over 109 locaties) in 2011 en
693 incidenten (over 94 locaties) in 2010. Continue
De inspectiediensten beoordelen niet elk jaar
aandacht voor de spills leiden tot een lichte
alle elementen van een VBS. Welke elementen daling van het aantal incidenten, gerelateerd aan
zij controleren is afhankelijk van het bedrijf of het aantal rapporterende locaties. Deze cijfers
van de regio. Gemiddeld worden elke vijf jaar zijn inclusief incidenten zoals gering verlies van
alle VBS-elementen geïnspecteerd. Elk vloeistoffen bij aan- en ontkoppelen van slangen.
element wordt beoordeeld op de onder­delen documentatie, geschiktheid en implementatie.
Responsible Care en managementsystemen
De implementatie van het Responsible Care-
Uit de grafiek in figuur 13 blijkt dat over het
programma wordt voor een belangrijk deel
algemeen de beoordeling van de implementatie
geborgd in diverse managementsystemen,
van VBS-elementen stijgt in 2012 ten opzichte
zoals ISO 14001 en OHSAS 18001. Ook in het
van 2011. Omdat Veiligheid Voorop pas in 2011 is
Veiligheid Voorop Actieplan is er specifiek
gestart, is het niet verantwoord de waargenomen
aandacht voor het systematisch inrichten
stijgende beoordeling daaraan toe te wijzen.
van een excellent veiligheids­beheersysteem.
De grafiek van figuur 14 laat het percenta-
De zogenoemde Loss of Primary Containment
ge van implementatie en certificering zien
(LoPC) is een internationaal veel toegepaste
van een aantal managementsystemen.
parameter die de mate van procesveiligheid Opvallend is het verschil tussen de percentages
laat zien. Door gebruik van twee verschillende
implementatie en de daadwerkelijke certifice-
Figuur 14: Managementsystemen
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
ISO 9001
2009
ISO 9001 (cer)
2010
67
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
5 | Werken in de Nederlandse chemische industrie
ISO 14001
2011
ISO 14001 (cer)
OHSAS 18001
OHSAS 18001 (cer)
2012
bron: VNCI RC-vragenlijst (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
ring. Komend jaar (2015) worden de ontwikkelin-
Wat betreft de gezondheid van werknemers is het
gen bij de kwaliteitssystemen nader onderzocht.
managen van met name langdurige blootstelling
Een aantal bedrijven beschikt over een be-
aan gevaarlijke stoffen cruciaal. De installaties
drijfseigen Operational Excellence-systeem
die gebruikt worden zijn ontworpen om de
(soms gecertificeerd). Die bedrijfseigen sys-
bloot­stelling te beheersen. Daarbij wordt er
temen zijn vaak gebaseerd op ISO 9001,
gekeken naar aanvullende preventieve maat­
maar niet ISO 9001 gecertificeerd.
regelen om blootstelling te voorkomen. Waar
Arbeidsomstandigheden
persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarnaast
Werken in de chemische industrie brengt
heeft de Nederlandse chemische industrie
specifieke werkzaamheden met zich mee,
aandacht voor het vervangen van gevaarlijke door
zoals het werken met gevaarlijke stoffen in
minder schadelijke stoffen.
productieprocessen die vaak onder hoge
Risico’s zijn nooit helemaal uit te sluiten.
temperatuur en hoge druk gebeuren. De in-
Vergeleken met andere sectoren is de chemische
dustrie kent de risico’s goed en treft de nodige
industrie echter een veilige bedrijfstak. Het aan-
maatregelen om medewerkers te beschermen.
tal arbeidsongevallen in de periode 2009-2012
deze niet mogelijk zijn, dragen werknemers
ligt op een laag niveau. In Nederland vinden circa
Reacties van omwonenden en overheden ge-
49 arbeidsongevallen per 100.000 banen plaats.
ven aan dat zij nog betere waarborgen ver-
Ter vergelijk: in de sector vervoer gaat het om
langen voor een veilige chemie, en dat zij
57 arbeidsongevallen per 100.000 banen, in de
meer transparantie vragen voor wat er op
bouwsector gaat het om 179 arbeidsongevallen
een bedrijfsterrein gebeurt. De chemische
per 100.000 banen en in de voedingsmidde-
industrie spant zich in – onder meer met het
lenindustrie vinden gemiddeld 91 arbeidson-
programma Veiligheid Voorop – om haar be-
gevallen per 100.000 banen plaats (Ref. 22).
drijfsvoering nog veiliger te maken. Daarnaast
Recente incidenten hebben de veiligheid van
speelt ze in op het verlangen naar waarborgen
de chemiesector in de spotlights geplaatst.
en transparantie en probeert ze gelijktijdig te
Figuur 15: Lost Time Injury Rate bij VNCI-lidbedrijven
4,0
3,5
3,0
aantal voorvallen/miljoen gewerkte uren
2,5
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0
2003
2004
2005
Werknemers
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Aannemers
bron: VNCI RC-vragenlijst (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
voorkomen dat regels verstikkend worden of
is licht gedaald van 1,89 in 2011 naar 1,79 in
dat de concurrentiepositie wordt aangetast.
2012. Voor aannemers is het gedaald van 2,29
Een LTI staat voor een direct lichamelijk gebrek
naar 1,67 (zie figuur 15). De bedoeling is dat
waardoor een werknemer lichamelijk of mentaal
het LTI-niveau van de aannemers gelijk of lager
(vastgesteld door een competent medisch per-
wordt dan het LTI-niveau van de eigen werkne-
soon) voor minimaal één dag niet in staat is om
mers. Drie jaar geleden is de VNCI gestart met
zijn geplande werkzaamheden uit te voeren. De
een analyse van de inhoudelijke beschrijvingen
LTIR (Lost Time Injury Rate) is hier gedefinieerd
van de LTI-incidenten. Hiermee wordt gerichte
als het aantal LTI’s per miljoen gewerkte uren.
voorlichting gegeven aan haar leden om daar-
De LTIR voor de categorie eigen werknemers
mee het aantal voorvallen verder te reduceren.
Figuur 16: Aantal dodelijke ongevallen bij VNCI-lidbedrijven
3,0
Aantal sterfgevallen
2,0
1,0
0,0
2003
2004
2005
Werknemers
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Aannemers
bron: VNCI RC-vragenlijst (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
2012
69
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
5 | Werken in de Nederlandse chemische industrie
FNV-bestuurder Egbert Schellenberg: ‘Door
gingen als gevolg van de opkomst van moderne
de grote werkdruk in de ploegendienst raakt de
informatie- en communicatietechnologie.
veiligheid in het geding. Nachtdiensten trekken een zware wissel op de gezondheid. Uit
In 2010 is het onderwerp ‘security’ toegevoegd
wetenschappelijk onderzoek blijkt dat iemand
aan het Responsible Care-programma van de
die uit de nachtdienst komt te vergelijken is
chemische industrie. Doel is om in de hele
met iemand die twee pilsjes heeft gedronken.
sector een vorm van security management te
Als je een paar nachten achter elkaar werkt
implementeren die past bij de omvang en com-
en overdag slecht slaapt, iets waar ouderen
plexiteit van de bedrijven. Dit is samengevat in
last van hebben, zijn je alertheid en reactietijd
de Responsible Care Security Code (Ref. 15).
aantoonbaar lager. Dat is niet echt bevorderlijk
voor de veiligheid. Als er dan ook nog wordt be-
Jaarlijks wordt de VNCI-leden gevraagd of ze op
knibbeld op je vrije tijd, omdat je overuren moet
hun locaties een ‘security management system’
maken of de verplichte scholing moet volgen,
volgens de Responsible Care Security Code han-
dan vinden we dat tamelijk zorgwekkend.’
teren. In figuur 17 staan de resultaten vermeld.
Voor 70 procent van de bedrijfslocaties hebben
In 2011 en 2012 hebben zich geen dodelijke onge-
bedrijven aangegeven een volledig of gedeeltelijk
vallen voorgedaan bij de VNCI-lidbedrijven (figuur
‘security management system’ te hanteren. 30 16). Wel weten we dat in 2011 twee dodelijke
Procent hanteert dus geen ‘security management
ongevallen te betreuren waren bij een aan­nemer
system’. Van de locaties die niet of slechts gedeel-
van één van onze lidbedrijven. De dodelijke on-
telijk een ‘security management system’ hanteren
gevallen vonden plaats tijdens de bouw van een
is 15 procent van plan om voor 2016 een volledig
nieuwe fabriek en komen daarom formeel niet
‘security management system’ te implementeren,
terug in de statistieken van onze lidbedrijven.
75 procent heeft nog geen plannen voor implementatie en 10 procent heeft niet gereageerd.
Security
Beveiliging – internationaal bekend als security –
Logistieke veiligheid
is een integraal onderdeel van bedrijfsvoering in
Logistieke veiligheid in de chemische industrie
de chemische sector en draagt bij aan de continu-
gaat over opslag, laden, lossen en transport van
ïteit van de bedrijfsvoering, het terugdringen van
gevaarlijke stoffen. Veel bedrijven bevinden zich
criminaliteit, het vroegtijdig signaleren van onge-
in een van de chemieclusters die Nederland rijk
wenst gedrag en het voorkomen van terrorisme.
is. De bedrijven in deze clusters leveren zo-
Dit is nodig door de nieuwe beveiligingsdrei-
veel mogelijk producten aan elkaar, waardoor
Figuur 17: Implementatie security management system bij VNCI-lidbedrijven
Volledig SMS
Geen SMS
Gedeeltelijk SMS
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Implementatie SMS vóór 2014
Geen plannen implementatie SMS
Implementatie SMS vóór 2016
Plannen implementatie SMS onbekend
40%
bron: VNCI RC-vragenlijst (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
minder transport nodig is. Daarbuiten worden
koppeling gemaakt tussen vervoers­modaliteit
gevaarlijke stoffen voornamelijk via pijpleidin-
en getransporteerde hoeveelheden.
gen vervoerd (circa 60 procent). Van het overige
De figuren 18 en 19 geven geen informatie over
transport vindt circa 75 procent via binnenvaart,
de absolute hoeveelheden product die getrans-
20 procent over de weg en 5 procent per spoor
porteerd zijn (aangevoerd en geproduceerd). De
plaats. Ook bij het vervoer van chemische pro-
grafieken zijn bedoeld om het aantal voorvallen
ducten speelt veiligheid een belangrijke rol.
zowel absoluut als relatief per modaliteit (weg,
binnenwater, spoor, zee, buisleiding en lucht)
Prestaties rondom logistieke veiligheid worden
aan te geven. Een transport kan namelijk met
geëvalueerd aan de hand van het aantal inciden-
meerdere modaliteiten plaatshebben en de
ten tijdens het transport van chemische pro-
voorvallen moeten zowel absoluut als relatief
ducten. Hierbij is de Cefic-definitie gehanteerd.
beschouwd worden om een juiste indruk te krijgen
Uit de gerapporteerde data (zie figuur 18) blijkt
van de verschillen tussen de modaliteiten.
dat de meeste incidenten plaatshadden bij het
wegtransport. In de grafiek van figuur 19 is de
71
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
5 | Werken in de Nederlandse chemische industrie
Figuur 18: Voorvallen per vervoersmodaliteit bij VNCI-lidbedrijven
20
15
aantal voorvallen
10
5
0
Lucht
Spoor
Weg
2010
2011
2012
Zee
Binnenwater Buisleiding
bron: VNCI RC-vragenlijst (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
5 | Werken in de Nederlandse chemische industrie
Figuur 19: Voorvallen per miljoen ton getransporteerd product per modaliteit bij VNCI-lidbedrijven
aantal voorvallen/miljoen ton getransporteerd product
0,5
4,0
0,4
3,5
0,3
0,2
3,0
0,1
2,5
0,0
Totaal
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0
Lucht
2010
Spoor
2011
Weg
Zee
Binnenwater Buisleiding
Totaal
2012
bron: VNCI RC-vragenlijst (voor uitleg over deze indicator, zie appendix C)
73
Dit duurzaamheidsrapport, het eerste in zijn soort van de Nederlandse chemische
industrie, beschrijft de rol van de chemie in duurzame ontwikkeling langs de as
‘planet, prosperity & people’. Het rapport omvat de ambities, de doelstellingen en
de tot op heden bereikte resultaten op weg naar een duurzame chemie. Dit rapport
integreert verscheidene elementen uit ‘visiedocumenten’ van de VNCI zoals de
Visie 2030-2050, de Routekaart Chemie 2012-2030, het Transitieplan Topsector
Chemie met het Responsible Care (RC) rapport over het jaar 2012 (Ref. 1-3, 31).
Responsible Care (RC) staat voor continue
maken. Openbare gegevens over de Nederlandse
prestatieverbetering van chemiebedrijven op het
chemische industrie betreffen alle bedrijven
gebied van gezondheid, veiligheid en milieu. Open
die in de internationale classificatie onder NACE
en transparante communicatie hierover is een
code 20 (chemische industrie) vallen. Waar ook
expliciet onderdeel van het programma. RC omvat
bedrijven die onder NACE code 21 (farmaceu-
ook de ontwikkeling en toepassing van duurzame
tische industrie) vallen worden meegenomen
chemie. Het RC-programma is een initiatief van
is dat aangegeven. Naar omzet gemeten is het
de chemische industrie. Het is inmiddels in bijna
overgrote deel van de in Nederland operationele
60 landen geïmplementeerd via de nationale
bedrijven die onder NACE code 20 en 21 vallen
branche­verenigingen. Ook de Nederlandse chemi-
direct of indirect lid van de VNCI. Waar VNCI
sche industrie onderschrijft het RC-programma.
in dit rapport spreekt namens de Nederlandse
chemische industrie, worden de leden van de
Scope van de rapportage
VNCI bedoeld, tenzij anders aangegeven.
Dit duurzaamheidsrapport is geschreven door
de Vereniging van de Nederlandse Chemische
Deze rapportage beschrijft de status van de
Industrie (VNCI), branchevereniging van de ambities en inspanningen van de chemische
chemische industrie in Nederland.
sector in Nederland op het vlak van duurzame
De VNCI vertegenwoordigt de bedrijven die
ontwikkeling ultimo 2013. In dit rapport worden
met chemische processen in de keten van
ook de RC-cijfers over 2012 gerapporteerd.
grondstof tot eindproduct hun producten
75
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Verantwoording
Verantwoording
Het rapport beschrijft weliswaar de situatie
voor de chemische industrie in Nederland.
per einde 2013, maar voor de weergave van de
Met ondersteuning van belangengroepen is de
RC-prestaties worden 2012 data gehanteerd.
selectie beoordeeld op volledigheid en relevan-
Deze vertraging wordt veroorzaakt doordat de
tie. Het categoriseren van de onderwerpen op
jaarlijkse RC-rapportage elk jaar plaats heeft
prioriteit heeft geleid tot een definitieve selectie
in het tweede kwartaal (april-juni). De complete
van te rapporteren onderwerpen.
RC-dataset over 2013 is dus nog niet beschik-
De resultaten van het prioriteren zijn weer­
baar. Deze tijdigheid van informatie wil de VNCI
gegeven in de materialiteitsmatrix in figuur 20. vanaf dit jaar verbeteren. Hiertoe zullen na de
In deze matrix is het belang van de onder­
zomer de voorlopige, niet-geverifieerde resul-
werpen voor de belangengroepen uitgezet taten via de VNCI-website worden ontsloten
tegen de invloed van de Nederlandse chemi-
(zie thema Responsible Care op www.vnci.nl).
sche industrie op de onderwerpen. Het gaat om
Het rapport met door VNCI geverifieerde RC-
invloed die uitgaat van de bedrijfsvoering, de
resultaten volgt dan op de jaarvergadering van
producten en de oplossingen van de chemische 2015, die doorgaans in mei of juni plaatsvindt.
industrie. Een uitgebreide beschrijving van dit proces is te lezen in Appendix A.
De selectie van onderwerpen is gebaseerd
op de strategie van de Nederlandse chemi-
• Rapportage grenzen
sche industrie en op informatie van belangen­
De inhoud van dit rapport geeft vanuit het groepen zoals werknemers, omwonenden,
perspectief van de Nederlandse chemische toeleveranciers, klanten, overheden, specifieke
industrie een samenvatting van de initiatieven
organisaties op het gebied van wetenschap en
en prestaties op het terrein van duurzaamheid.
onderzoek, maatschappelijke organisaties en
Het rapport bevat kwalitatieve en kwantita-
investeerders. Voor deze rapportage als geheel
tieve data. De gebruikte RC-data zijn voor­
is geen expliciet onderscheid gemaakt tus-
namelijk onder VNCI-lidbedrijven verzameld
sen de informatie van de belangengroepen.
in het kader van de jaarlijkse RC-rapportage.
Wanneer data afkomstig zijn van leden van de
Rapportage richtlijnen
VNCI wordt dit aangegeven. 150 van de in totaal
159 aangeschreven locaties van lid­bedrijven
• Materialiteit
hebben de RC-vragenlijst over 2012 ingevuld
De VNCI heeft het principe van materialiteit
en ingestuurd. Negen locaties – dat wil zeg-
toegepast bij het selecteren van de actuele
gen vier bedrijven – hebben de RC-vragenlijst
duurzaamheidsonderwerpen die relevant zijn
niet ingevuld. Het rapport bevat informatie die
Figuur 20: Materialiteitsmatrix
10,00
9,75
9,50
9,25
9,00
8,75
9
8,50
1
8,25
2 3
7
8
1. Milieu impact / biodiversiteit
2. Energiegebruik
8,00
3. Grondstofgebruik
4
7,75
4. Klimaatverandering
Belang voor belangengroepen
7,50
10
5. Werkgelegenheid
6
6. Talent ontwikkeling & instroom
7,25
7. Innovatie
7,00
8. Veiligheid & Gezondheid
5
9. Duurzame oplossingen
6,75
10. Economisch toegevoegde waarde
6,50
6,25
0
6,25 6,50 6,75 7,00 7,25 7,50 7,75 8,00 8,25 8,50 8,75 9,00 9,25 9,50 9,75 10,00
Invloed van de industrie
Milieu
Mens
Welvaart
bron: VNCI
is gebaseerd op externe bronnen en in een
door de jaren heen aan verandering onderhevig.
aantal gevallen op geaggregeerde schattingen.
Per 1 januari 2012 hebben vijf bedrijven hun
Alle bronnen staan vermeld in dit rapport.
lidmaatschap opgezegd. Daarnaast zijn vijf
bedrijven lid geworden van de VNCI. De • Vergelijkbaarheid
impact van deze mutaties op de RC-data is De rapportage over de voortgang aan de hand
niet geanalyseerd. Definities voor gebruikte van indicatoren berust op data die de VNCI van
indicatoren zijn in Appendix C weergegeven.
leden heeft verkregen. Inherent aan branche-
Voor de rapportage over 2012 zijn er geen verenigingen zoals de VNCI is het ledenbestand
definities aangepast.
77
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Verantwoording
Rapportageproces en verificatie
Daarnaast kan de kwaliteit van de data uit de
Het RC-rapportageproces wordt, in lijn met de
online vragenlijst variëren vanwege de beperk-
Responsible Care-filosofie, continu geactualiseerd
te reikwijdte van de controle die door de VNCI
en verbeterd. De RC-rapportage vindt elk jaar
plaatsheeft. VNCI controleert niet de interne
plaats in het tweede kwartaal (april-juni). Alle
controles die zijn uitgevoerd door de lidbedrij-
bedrijfslocaties van de leden van de VNCI krijgen
ven op de data en juistheid van brondocumenten
een gestandaardiseerde online vragenlijst toe­
en systemen die door hen zijn gehanteerd.
gestuurd. Er vindt een handmatige en een geautomatiseerde controle plaats op de rapportages
Het gevolgde proces voor de totstandkoming
van elke afzonderlijke bedrijfslocatie. Bij twijfel
van (de inhoud van) dit rapport is geverifieerd
over eventueel geconstateerde onvolledigheden
door onafhankelijke, externe auditors. De as-
wordt contact opgenomen met het betreffende
suranceverklaring staat achter in dit rapport.
lidbedrijf en wordt de mogelijkheid geboden de
data te corrigeren. Als alle bedrijfslocaties hun
Aanpak
rapportage hebben ingediend, heeft analyse op de
De Nederlandse chemische industrie betrekt de
complete dataset plaats. Een uitgebreide beschrij-
belangengroepen doelbewust bij het bepalen van
ving van dit proces is te lezen in Appendix B en C.
de richting en de rol die de Nederlandse chemische industrie in duurzame ontwikkeling kan
De VNCI heeft voor dit eerste duurzaamheids-
spelen. De dialoog met de belangengroepen is een
rapport geen gebruikgemaakt van een (officiële)
continu proces van uitwisseling van gedachten
rapportagestandaard, zoals de GRI Richtlijnen.
en ideeën. Voor het doel van dit rapport zijn twee
De VNCI heeft vertrouwen in de betrouwbaarheid
processen van belang die met belangengroepen
van de gerapporteerde data op het niveau van
zijn ondernomen:
de gehele sector. De gerapporteerde data zijn
gecontroleerd door verschillende experts binnen
1. Stakeholderdialoog
de VNCI, elk in relatie tot hun expertisegebied.
Op 14 oktober 2013 heeft de VNCI met de belan-
De inhoud van het rapport is ook door duurzaam-
gengroepen een dialoog gevoerd over de toekomst-
heidsexperts van een aantal lidbedrijven visie van de Nederlandse chemische industrie
gevalideerd. Desalniettemin erkent de VNCI
en haar rol in duurzame ontwikkeling. Onder de
dat een deel van de informatie een zekere
24 deelnemers van de stakeholderdialoog bevon-
onbetrouwbaarheid bevat die inherent is aan den zich vertegenwoordigers van klanten, leveran-
de beperkingen van het meten en berekenen
ciers, overheden, investeerders, kennisinstellingen
van ‘duurzaamheidsdata’.
en belangengroeperingen. De dialoog is in samen-
‘Duurzame ontwikkeling is veel meer dan uitsluitend goed presteren op milieugebied’, stelt
Nina Hodzic, senior specialist verantwoord beleggen bij ING Investment Management. ‘Veel
duurzaamheidsaspecten hebben effect op de financiële prestaties van bedrijven en daarmee vaak ook op het rendement. Energiebesparende maatregelen zorgen over het algemeen
voor lagere kosten. Zorg voor de werknemers vertaalt zich meestal in hogere productiviteit.
Verduurzaming van processen en producten stimuleert creativiteit en innovatie.’
De financiële wereld stuurt volgens Hodzic steeds meer in de richting van integrale verslaglegging
door bedrijven, onder meer via het Integrated Reporting Initiative. Alle relevante duurzaamheidsaspecten behoren geïntegreerd te worden in het financieel jaarverslag.
‘Duurzame ontwikkeling betekent ook de dialoog aangaan met stakeholders – en niet alleen met de
aandeelhouders – over de rol van een chemisch bedrijf in de samenleving en over de industrie in de
toekomst.’ Een bedrijf mag niet alleen aandacht hebben voor de korte termijn, maar moet vooral oog
hebben voor de wijze waarop het op de lange termijn waarde kan creëren. Hodzic: ‘Dat alles telt voor
financiële specialisten en het weegt zwaar als potentiële financiers voor een investeringsbeslissing staan.’
werking met de Vereniging van Beleggers voor
verschillende perspectieven betrokken. Zo heeft de
Duurzame Ontwikkeling (VBDO) georganiseerd.
BestuursAdviesCommissie (Ref. 32) van de VNCI in
Enkele belangrijke conclusies van de dialoog:
november 2013 en maart 2014 advies gegeven over
er is veel te winnen met het tonen van meer
de opzet en inhoud van het duurzaamheids­rapport.
transparantie en met het leggen van de rela-
Deze adviezen zijn in het rapport verwerkt. De
tie met internationale (duurzaamheids)vraag­
VNCI heeft MVO Nederland en VBDO in januari
stukken. De Nederlandse chemische industrie
2014 advies gevraagd over de structuur van het
heeft een eigen verantwoordelijkheid op het
rapport en de thema’s. Ook deze adviezen zijn ter
gebied van duurzaamheid en moet die ook
harte genomen bij het schrijven van dit rapport.
expliciet oppakken. Het verslag van de dialoog
Door de hierboven genoemde stakeholder­
is beschikbaar op de website van zowel de VNCI
consultaties heeft de VNCI inzicht gekregen in (www.vnci.nl) als die van VBDO (www.vbdo.nl).
de volledigheid, relevantie en het relatieve belang
Dit rapport is een eerste antwoord op de uit-
van een groot aantal duurzaamheidsonderwerpen.
komsten van de stakeholderdialoog.
De stakeholderconsultaties waren mede gebaseerd op de indicatoren en (niet-geverifieerde)
2. Afstemming met andere stakeholders
RC-resultaten over 2012. De scope van dit duur-
Voor het bepalen van de inhoud van het rapport
zaamheidsrapport 2013 werd daarmee bevestigd.
en de materiële onderwerpen is informatie vanuit
79
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Verantwoording
Onafhankelijk
assurancerapport
inzake het totstand­
komingproces van het
duurzaamheidsrapport 2013
Aan de lezer van het ‘duurzaamheidsrapport 2013’
De directeur van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (verder: VNCI) heeft ons verzocht zekerheid te verstrekken bij het
totstandkomingproces van het duurzaamheidsrapport over 2013 (hierna:
het Rapport). De directeur van de VNCI is verantwoordelijk voor het
totstandkomingproces van het Rapport. Het is onze verantwoordelijkheid een
assurancerapport te verstrekken inzake de opdracht zoals hieronder beschreven.
Wat was de reikwijdte van onze opdracht?
De werkzaamheden die worden verricht bij het
De VNCI heeft een proces ingericht voor het
verkrijgen van een beperkte mate van zeker-
opstellen van het Rapport, inclusief het heid zijn gericht op het vaststellen van plau-
verzamelen en rapporteren van Responsible
sibiliteit en zijn geringer in diepgang dan de
Care-data van de lidbedrijven.
werkzaamheden die worden verricht bij het
Onze werkzaamheden zijn gericht op het ver-
verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid.
schaffen van een beperkte mate van zekerheid
We benadrukken dat de opdracht zich niet richt dat het Rapport, in alle van materieel belang
op de betrouwbaarheid van de informatie
zijnde aspecten, tot stand is gekomen in over-
in het Rapport, maar op de naleving van het eenstemming met het proces zoals beschreven
beschreven proces van totstandkoming
in de paragraaf ‘Verantwoording op pagina 75.
om tot het Rapport te komen.
81
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Onafhankelijk assurancerapport
Welke criteria heeft de VNCI gebruikt?
Wat hebben we gedaan?
De VNCI heeft voor de totstandkoming van het
We hebben onder meer de volgende werkzaam-
Rapport de procescriteria gebruikt zoals die zijn
heden uitgevoerd:
toegelicht in de paragraaf ‘Verantwoording’ op
• het kennisnemen van de resultaten van de sta-
pagina 75. Wij zijn van mening dat deze crite-
keholderconsultaties van de VNCI en het selec-
ria aanvaardbaar en daarmee toepasbaar zijn
tieproces voor de onderwerpen in het Rapport;
binnen de context van onze assurance-opdracht.
• het afnemen van interviews met medewerkers
van de VNCI verantwoordelijk voor het ver-
Welke assurancestandaard
hebben we gebruikt?
zamelen, opstellen, en uitvoeren van interne
We hebben onze opdracht uitgevoerd in overeen-
inzicht te krijgen in het totstandkomingproces;
stemming met de Nederlandse Standaard 3000
‘Assurance-opdrachten’, anders dan opdrachten
tot controle of beoordeling van historische finan-
ciële informatie.
Op basis van deze standaard is het onder andere
controles voor de informatie in het Rapport om
• het vaststellen dat het totstandkomingproces
is toegepast door onderliggende documentatie
te beoordelen;
• het evalueren van de selectie van opgenomen
duurzaamheidcasussen.
vereist dat de leden van het assuranceteam over
de specifieke kennis, vaardigheden en vaktech-
Wat is onze conclusie?
nische bekwaamheden beschikken die nodig zijn
Uit onze werkzaamheden is niet gebleken dat
om het totstandkomingproces van het Rapport
het Rapport niet, in alle van materieel belang
te kunnen begrijpen, de vereiste assurance-
zijnde aspecten, tot stand is gekomen in over-
informatie daarover te kunnen identificeren en
eenstemming met het proces zoals beschreven
verzamelen alsmede dat die leden voldoen aan de
in de paragraaf ‘Verantwoording’ op pagina 75.
vereisten van de Ethische Code voor Professionele
Accountants van de Internationale Federation
of Accountants, inclusief onafhankelijkheid.
Paragraaf ter benadrukking
van aangelegenheden
Zonder afbreuk te doen aan onze conclusie, verwijzen wij naar de paragraaf ‘Verantwoording’ op
pagina 75 van het Rapport, waarin onderstaande
inherente beperking van de informatie in het
Rapport is beschreven.
De kwaliteit van de Responsible Care-data kan
variëren en de betrouwbaarheid van deze data
kan niet met zekerheid worden vastgesteld,
aangezien definities ruimte voor interpretatie geven en de (lokale) controle door de VNCI
op de Responsible Care-data beperkt is.
Het Rapport tevens informatie bevat die is gebaseerd op externe bronnen en in een aantal gevallen op geaggregeerde schattingen.
Amstelveen, 13 juni 2014
KPMG Sustainability, onderdeel van
KPMG Advisory N.V.
drs. W.J. Bartels RA, partner
83
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Onafhankelijk assurancerapport
Geraadpleegde
documenten
[1] The Chemical Industry in the Netherlands,
[12]Innovatie- en concurrentiemonitor topsectoren
World leading today and in 2030-2050,
2012, Panteia Zoetermeer, december 2013.
Deloitte/VNCI, februari 2012, incl. The shale gas revolution and its impact on the chemical industry in the
Netherlands, Addendum to VNCI Vision
2030-2050, Deloitte/VNCI oktober 2013.
[2] De sleutelrol waarmaken, Routekaart
Chemie 2012-2030, VNCI en AgNL, 2011.
[3] Chemie maakt het verschil, transitieplan
voor de Topsector Chemie, Topteam
Chemie Den Haag februari 2014.
[4] Ketenakkoord Fosfaatkringloop, 4 oktober
2011.
[5] Ketenakkoord Kunststofkringloop, 12 november 2013.
[6] Resultatenbrochure convenanten
[13]Human Capital Agenda topsector chemie, Topteam chemie, december 2011.
[14]Stichting C3 promoot de chemie, de
opleidingen en de beroepen in de chemie, life
sciences en procestechniek onder jongeren.
[15]European Responsible Care Security Code, Cefic.
[16]Protocol monitoring materiaalstromen biobased economy, RVO december 2013.
[17]Aparte afspraken in VN-verband over
emissieplafonds voor 2020 (Göteborgafspraken). NEC Directive status report
2012, Reporting by the Member States
under Directive 2001/81/EC of the European
Parliament and of the Council of 23
Meerjarenafspraken energie-efficiënte,
October 2001 on national emission ceilings
Agentschap NL augustus 2013.
for certain atmospheric pollutants.
[7] Expect the unexpected: building [18]Rotterdam Chapter in partnership with VNO-
business value in a changing NCW Rotterdam: Shortage of Technically
world, KPMG International 2012.
Educated Staff: A Corporate Solution?
[8] Inventarisatie biobased economy in de
Nederlandse chemie, CE Delft februari 2013.
[9] http://www.tki-agrifood.nl/
[10]http://www.tki-bbe.nl/
[11]http://www.tfs-initiative.com/
RSM – Erasmus Universiteit, mei 2013.
[19]MJA-Sectorrapport 2012 Chemische
industrie. AgentschapNL, juli 2013.
[20]Successen energiebesparingsbeleid
industrie in enkele landen. Planbureau
voor de Leefomgeving, juni 2013.
[21]Compendium voor de Leefomgeving –
Energieverbruik door de industrie, 1995-2012
[28]Arbeidsongevallen in Nederland
2011, TNO, juni 2013.
[29]Goed gebruik van biomassa, CE Delft, april 2010.
[30]Chemiecluster op stoom, actieplan
(http://www.compendiumvoordeleefomgeving.
chemiecluster Eemsdelta, Werkgroep
nl/indicatoren/nl0017-Energieverbruik-
versterking chemiecluster Eemsdelta, door-de-industrie.html?i=6-40).
maart 2014.
[22]Arbeidsongevallenrapport 2013, door de
Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen,
Inspectie SZW.
[31]Responsible Care rapport 2012, VNCI, mei 2013
[32]De BestuursAdviesCommissie (BAC)
[23]Monitor topsectoren, uitkomsten eerste attendeert het bestuur van de VNCI
gevraagd en ongevraagd op en adviseert
meting, CBS Den Haag/Heerlen 2012.
[24]The European chemical industry, Facts
& Figures 2013, Cefic Brussel 2014.
[25]Convenant Chemische Industrie:
over maatschappelijke wensen en
ontwikkelingen die van belang zijn voor
de chemische industrie in Nederland. Ze
Intentieverklaring uitvoering milieubeleid
beoordeelt de activiteiten en producten
chemische industrie, Den Haag, 2 april 1993.
van de chemische industrie in het licht van
[26]Sociale innovatie doorslaggevend voor succes maatschappelijke wensen en ontwikkelingen.
topsectoren, Onderzoeksrapport topsectoren, De BAC bestaat uit vertegenwoordigers
Rotterdam School of Management, 2014.
van overheid, bedrijfsleven, wetenschap
[27]Biodiversity and Ecosystem services, what
en maatschappelijke organisaties.
are they all about? Cefic, januari 2013.
Voor informatie is ook dankbaar gebruik gemaakt
van diverse edities van Chemie Magazine.
85
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Geraadpleegde documenten
Geïnterviewde
personen
•
Ali Gunduz, FNV Bondgenoten
•
André Veneman, AkzoNobel
•
Bert Groothuis, SABIC
•
Bert Jan Lommerts, Latexfalt
•
Bert Weckhuysen, Universiteit Utrecht
•
Bernard Wientjes, VNO-NCW
•
Cas König, ESD-SIC
•
Cees van Houwelingen, Dow Benelux
•
Colette Alma, VNCI
•
Dorette Corbey, Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa
•
Egbert Schellenberg, FNV Bondgenoten
•
Fokko Wientjes, DSM
•
Giuseppe van der Helm, VBDO
•
Mike Tomkin, Stahl Holdings BV
•
Nelo Emerencia, VNCI
•
Nicola Kimm, Corbion
•
Nina Hodzic, ING Investment Management
•
Robert le Rütte, Vliegenthart BV
•
Ruud Koornstra, De Groene Zaak
•
Tjerk Wagenaar, stichting Natuur & Milieu
•
Vivian Peters, Stahl Holding BV
Afkortingenlijst
BAC
BestuursAdviesCommissie
LTI
Lost Time Injury
BBE
Biobased Economy
MKB
Midden- en KleinBedrijf
BBT
Best Beschikbare Technieken
MEE
Meerjarenafspraak BRZO
Besluit Risico’s Zware Ongevallen
Energie Efficiency
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
MJA
Meerjarenafspraken
ETS
European Trade System:
MVO
Maatschappelijk Verantwoord
Europese handelssysteem
GRI
Ondernemen
in CO2-emissierechten
NEC
National Emission Ceilings
Global Reporting Initiative: internati-
NWO
Nederlandse Organisatie voor
onale organisatie die richtlijnen voor
ISPT
Wetenschappelijk Onderzoek
duurzaamheidsverslaggeving opstelt.
RC
Responsible Care
Institute for Sustainable Process
TKI Topconsortium voor Kennis en
Technology (Instituut voor duurzame procestechnologie). Platform
Innovatie
VBDO
waarin bedrijven en kennisinstel-
IUCN NL
Vereniging van Beleggers voorDuurzame Ontwikkeling
lingen samenwerken aan innova-
VBS
ties in de procestechnologie.
VNO-NCW Ondernemingsorganisatie ont- Veiligheidsbeheerssysteem
Nederlandse tak van de International
staan uit fusie tussen het Verbond Union for Conservation of Nature
van Nederlandse Ondernemingen (IUCN), ‘s werelds oudste en groot-
(VNO) en het Nederlands Christelijk
ste unie van natuurorganisaties.
Werkgeversverbond (NCW)
Wereldwijd verenigt IUCN meer
WKK
Warmtekrachtkoppeling
dan 1.200 natuurorganisaties en
bijna 11.000 wetenschappers.
87
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Afkortingenlijst
Appendix A - Materialiteitsanalyse
Onderdelen uit ma-
Stappen
Gebruikte bronnen / geraadpleegde personen en organisaties
A. Selectie van onderwerpen
A1. Aanleggen longlist met
relevante DZH-onderwerpen
voor chemische industrie
A1-i. Sustainability Topics for Sectors: What do stakeholders want to
know? GRI R&D series, 2013 - GRI indicators for chemicals sector
A1-ii. The Chemical Industry in the Netherlands, World leading today and in 2030-2050, Deloitte/VNCI, februari 2012, incl. The shale gas revolution and its impact on the chemical industry in the Netherlands, Addendum
to VNCI Vision 2030-2050, Deloitte/VNCI oktober 2013.
A1-iii. WBCSD – Action 2020
B. Validatie van onderwerpen
B1. Check op volledigheid
door gap analyse met bestaande DZH-rapporten vanuit
de chemische industrie
B1-i. Branches chemische industrie: Cefic (Europa), Essenscia (België) & VCI (Duitsland)
B1-ii. Chemische multinationals: DSM, AkzoNobel (als DJSI sector leaders
B2. Check op volledigheid &
relevantie + prioritering door
“interne” stakeholders
• Directie & bestuur VNCI
• Bestuurs Advies Commissie (BAC)
• VNCI beleidsspeerpunten & publicaties
• Expertgroep Duurzaamheid
terialiteitsanalyse
B3. Check op volledigheid &
relevantie + prioritering door
“externe” stakeholders
C. Borging van onderwerpen
C1. Borgen dat alle materiële onderwerpen worden
opgenomen in het verslag
• Expertgroep Duurzaamheid
Controls
1. Vergelijken van de door VNCI aangelegde longlist met relevante DZH-onderwerpen voor de chemische industrie met
de als materieel gerapporteerde onderwerpen uit de DZH-rapporten van de vermelde bronnen (zie B1-i en B1-ii)
2. Inventariseren van de als materieel gerapporteerde onderwerpen uit de DZH-rapporten van de vermelde bronnen die NIET op de longlist van de VNCI staan. Wel / niet aan de longlist toegevoegen
1. Verzoek om advies aan BAC over opzet & inhoud DZH-2014 (november 2013, maart 2014)
2. Gesprekken / interviews met VNCI speerpuntmanagers voor 1) Klimaat & Energie; 2)
Veiligheid, Gezondheid & Milieu; 3) Onderwijs & Innovatie; 4) Stoffen;
3. Verzoek om advies aan ‘Expertgroep Duurzaamheid’ bestaande uit duurzaamheidsexperts van een aantal VNCI leden
(AkzoNobel, BASF, DSM, Eastman, SABIC, Teijin) over opzet & inhoud DZH-2014 in periode januari 2013 t/m juni 2014
1. Deelnemers van stakeholderdialoog zijn voor de dialoog gevraagd een enquete in te vullen die uit 2 vragen bestond:
a) Scoor de - volgens de VNCI belangrijke onderwerpen binnen de chemie relevant voor het thema duurzaamheid - volgende aandachtsgebieden met een cijfer van 1 tot 10. Waarbij 1 staat voor onbelangrijk & geen belang voor de chemische industrie en 10 voor zeer belangrijk & van groot belang voor de chemische industrie;
b) Geef aan welke vijf onderwerpen - uit bijgevoegde longlist - u zou categoriseren als belangrijkste voor de chemische industrie (aangeven welke op 1 en welke op 5).
Er is ook geinventariseerd welke andere aandachtsgebieden met betrekking tot duurzaamheid voor de chemische industrie relevant zouden zijn. De antwoorden op deze vraag zijn vergeleken met de antwoorden van de leden van de VNCI op dezelfde vraag.
De enquete was anoniem en is ingevuld door 19 deelnemers van de dialoog. De uitkomsten zijn dus een niet-gewogen gemiddelde en er heeft geen correctie voor het type stakeholder plaatsgevonden. Onder de 24 deelnemers van de
stakeholderdialoog bevonden zich vertegenwoordigers van klanten, leveranciers, overheden, investeerders, kennisinstellingen, en belangengroeperingen. VNCI vindt dit een representatieve afspiegeling van haar stakeholders.
2. Verzoek om advies aan MVO NL & VBDO over opzet & inhoud DZH-2014 (januari 2014)
3. VNCI scant de media voortdurend m.b.t. alle zaken die met de chemische industrie te maken hebben, incl. duurzaamheidsissues. Ze deelt dit nieuws o.a. via de publiek beschikbare digitale VNCI Chemie nieuwsbrief (wekelijks), het Chemie Magazine (maandelijks) en binnen de eigen organisatie (en met de leden) via o.a. Ledennet.
• VNCI stemt de inhoud van het verslag en de materiële onderwerpen zoals geïdentificeerd via de materialiteitsanalyse af met Expertgroep
Duurzaamheid 89
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Appendix
Appendix B - Data collectie proces
Definitie & scope
Stappen
Controls
A. RC-vragenlijst
A1. Vaststellen verzendlijst voor
de jaarlijkse RC-vragenlijst
o.b.v. de VNCI-ledenlijst
A1-i. Controleer VNCI-lidmaatschap van (de bedrijfslocaties van) de lidbedrijven in
het rapportagejaar
A1-ii. Communicatie vooraf naar locatie-verantwoordelijken en naar RCverantwoordelijken van alle bedrijfslocaties. Monitor “niet-afgeleverde mails” &
volg op
A1-iii. Controleer voor bedrijven met één RC-coördinator voor meerdere bedrijfs-
locaties of hij/zij nog die rol vervult
A1-iv. Vergelijk het overzicht van de RC-coordinatoren per bedrijfslocatie (uit CRS)
met het overzicht van de directe leden, de geassocieerde leden en de leden van de
lidverenigingen NEA, VKP en de VFIG uit de VNCI-ledenlijst van het betreffende rapportagejaar
A2. Vaststellen inhoud RC-vragenlijst
A2-i. Verwijderen, toevoegen of aanpassen van vragen uit RC-vragenlijst, n.a.v.
1) feedback op RC-vragenlijst van voorgaand rapportagejaar; 2) gewijzigde informatiebehoefte vanuit RC-programma, Veiligheid Voorop, of anderszins
A2-ii. Verwijderen, toevoegen of aanpassen van toelichtingen uit RC-vragenlijst,
n.a.v. 1) feedback op RC-vragenlijst van voorgaand rapportagejaar; 2) gewijzigde informatiebehoefte vanuit RC-programma, Veiligheid Voorop, of anderszins
A3. Testen functionaliteit &
weergave van geactualiseerde inhoud RC-Webtool
A3-i. Controleren functionaliteit om login/password te genereren
A3-ii. Controleren van relevantie, volledigheid en consistentie van de toelichtingen met inhoud van de RC-vragenlijst
A3-iii. Controleren functionaliteit routing in RC-Webtool
A4. Versturen verzoek tot
invullen RC-vragenlijst
A4-i. Monitor “niet-afgeleverde mails” en out-of-office meldingen & volg op
A5. Controle & registratie
van retourneren ingevulde
RC-vragenlijst
A5-i. Vastleggen binnenkomst ingevulde RC-vragenlijsten voor elke bedrijfslocatie (in RC-vragenlijst inbox & in overzicht “Checklist RC-enquetes”)
A6. Controle op volledigheid & juistheid van ingevulde RC-vragenlijsten
A6-i. Controleren of alle vragen zijn beantwoord (volledigheid) voor alle bedrijfslocaties. Bij het niet beantwoorden van vragen contact opnemen met
desbetreffende bedrijfslocatie met verzoek om data alsnog aan te leveren
A6-ii. Vergelijken van de antwoorden in de RC-vragenlijst met de antwoorden van het voorgaande jaar voor elke bedrijfslocatie. Dit geeft een indicatie van de juistheid van de gegevens.
A6-iii. Webtool bevat een aantal ingebouwde controles om de kans op foute ingave van antwoorden te verkleinen. Deze ingebouwde controles zijn vastgelegd in een apart document
Gebruikte bronnen / geraadpleegde personen en organisaties
Verantwoordelijk
• Overzicht RC-coördinatoren per bedrijfslocatie (uit CRS)
• Overzicht van de directe leden, de geassocieerde leden en de leden van de
lidverenigingen NEA, VKP en de VFIG uit de ledenlijst van het betreffende rapportagejaar.
• Document “Governance van het VNCI Responsible Care programma”
• Beleidsmedewerker RC
• Secretaresse RC
• Medewerkster relatiebeheer
• Controller
• O.b.v. VNCI-beleidsplan
• O.b.v. overleg met speerpuntmanagers / beleidsmedewerkers
• O.b.v. overleg met VNCI Werkgroep Responsible Care
• Beleidsmedewerker RC
• Speerpuntmanager Klimaat & Energie
/ VGM / Onderwijs & Innovatie
• Beleidsmedewerker Stoffen
• Medewerkster IT”
• Beleidsmedewerker RC
• Medewerkster IT
• Secretaresse RC
• Secretaresse RC
• Beleidsmedewerker RC
• Secretaresse RC
91
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Appendix
Definitie & scope
Stappen
B. CBS-data over energiegebruik & CO2 emissie
B1. Verzoek van VNCI aan CBS
om data over energiegebruik
& CO2-emissie te leveren voor
de Nederlandse chemische
industrie. Verzoek per einde
rapportagejaar. Datalevering in
1e kwartaal daarop volgend jaar
B2. Analyse van data over
energiegebruik & CO2-emissie
van de Nederlandse chemische
industrie & en afstemming
met CBS over de bevindingen
C. Fugro-data over
emissies naar lucht
Controls
Zie Appendix C
C1. Verzoek van VNCI aan
Fugro om data over emissies
naar lucht (SOx, NOx, NH3,
fijn stof, NMVOS) te leveren
voor de leden van de VNCI
C2. Analyse van data over
emissies naar lucht (SOx, NOx,
NH3, fijn stof, NMVOS) van
de Nederlandse chemische
industrie & en afstemming met
Fugro over de bevindingen
Zie Appendix C
Gebruikte bronnen / geraadpleegde personen en organisaties
Verantwoordelijk
• Beleidsmedewerker RC
• Speerpuntmanager Klimaat & Energie
• Medewerker CBS
• CBS baseert haar rapportage aan VNCI op haar eigen data (zie http://
www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/industrie-energie/nieuws/default.htm).
Rapportage over CO2 emissies & energiegebruik dient te gaan volgens de
regels zoals beschreven in de “”ICCA guidance for reporting performance”
• VNCI vergelijkt de (analyse van) CO2 emissies & energiegebruik met de
jaarlijkse rapportage over energieconvenanten: ”MEE-Sectorrapport 201X
chemische industrie”, ”MJA-Sectorrapport 201X chemische industrie” en in
”Resultatenbrochure convenanten - Meerjarenafspraken energie-efficiëntie 201X”
• Fugro baseert haar rapportage aan VNCI op de electronische
Milieujaarverslagen database (eMJV, zie www.e-mjv.nl/).
• Na 2010 is besloten de emissie van de chemische industrie te monitoren aan
de hand van de (elektronische) milieujaarverslagen die door de VNCI lidbedrijven jaarlijks worden opgesteld en ingediend. De groep VNCI lid bedrijven
die verplicht is tot rapportage van betreffende gegevens komt niet geheel
overeen met de groep bedrijven die deelnamen aan het Convenant Chemische
Industrie dat afliep in 2010. Daarnaast is in 2012 besloten om van bepaalde bedrijven, die hun emissies dienen te rapporteren bij overschrijding van
bepaalde drempelwaarden, alleen de emissie boven de genoemde drempelwaarden te beschouwen. Dit is conform de E-PRTR verordening (European
Pollutant Release Transfer Register). Deze twee wijzigingen verklaren de twee
verschillende lijnen in de grafiek met NEC-emissies. Daarnaast moet worden
opgemerkt dat het ledenbestand van de VNCI jaarlijks veranderingen ondergaat.”
• Beleidsmedewerker RC
• Speerpuntmanager Klimaat & Energie
• Medewerker CBS”
93
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Appendix
Definitie & scope
Stappen
Controls
D. Duurzaamheids­-
casussen
D1. Selectie van casussen
- aanleggen longlist met
relevante DZH-onderwerpen
voor chemische industrie
D1-i. Beoordelen geïnventariseerde casussen op relevantie voor de materiele thema’s uit het duurzaamheidsrapport
D2. Selectie uit / prioritering van longlist -> terugbrengen naar shortlist
D2-i. Beoordelen impact & mate van aansprekendheid om bij te dragen aan kernboodschap van het duurzaamheidsrapport
D3. Benaderen van projecten / bedrijven om meer
informatie Selectie uit /
prioritering van longlist
D3-i. Input van collega experts op beoordeling geschiktheid
D4. Vaststellen casussen voor
duurzaamheidsrapport
D4-i. Eindbeoordeling op:
žž impact & mate van aansprekendheid om bij te dragen aan kernboodschap van het duurzaamheidsrapport;
žž balans (casussen ter ondersteuning aan >1 materieel thema)
Gebruikte bronnen / geraadpleegde personen en organisaties
Verantwoordelijk
• Inventarisatie van artikelen in ChemieMagazine voor casussen op het gebied
van innovatie / duurzaamheid.
• Inventarisatie uit databestand “innovatie projecten / bedrijven versie maart
2014” (logfile om bij te houden wat er op het gebied van innovatie / duur=
zaamheid wordt gepubliceerd in het publieke domein. (Is recent initiatief binnen VNCI))
• Inventarisatie RC-prijs winnaars uit voorgaande jaren
• Beleidsmedewerker RC
• Communicatiemedewerker RC
• Hoofdredacteur ChemieMagazine
• Beleidsmedewerker RC
• Beleidsmedewerker RC
• Communicatiemedewerker RC
• Speerpuntmanager Innovatie & Onderwijs
• Beleidsmedewerker RC
• Communicatiemedewerker RC
95
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Appendix
Appendix C - R apportageproces per
indicator
Indicator
Energieverbruik
Definitie / omschrijving
Het gaat hier over het totale energieverbruik van de Nederlandse chemische industrie per jaar. Een groot
deel daarvan (ca. 65%) wordt omgezet in producten, het resterende deel (ca. 35%) wordt in het omzettingsproces verbruikt. Naast het gebruik van (fossiele) grondstoffen, wordt ook het gebruik van (ingekochte)
elektriciteit meegerekend. Het totale gebruik wordt weergeven in “kToe” (= 1000 ton olie equivalent).
Doelstelling
VNCI wil graag inzicht in energieverbruik van Nederlandse chemische industrie. Dit is zeer relevant voor
haar positie in de energieconvenanten, het Energieakkoord & haar ambitie van 40% broeikasreductie in de
periode 2005-2030.
Scope
Alle chemiebedrijven die vallen onder SBI Code 20: Vervaardiging van chemische producten (volgens
“SBI2008: Standaard Bedrijfsindeling 2008”). Alle VNCI-leden & chemiebedrijven die onder een energieconvenant (MJA & MEE) vallen maken hier onderdeel van uit.
NOOT: VNCI heeft CBS gevraagd het energiegebruik en de CO2-emissies van de zogenaamde joint venture
WKK-installaties mee te rekenen, voor zover geplaatst bij chemische bedrijven. Dit in tegenstelling tot de
reguliere CBS-publicaties, waarbij deze joint ventures worden gerekend bij de energiebedrijven. De joint
ventures worden in de CBS-statistieken beschouwd als aparte bedrijven met de productie van elektriciteit en warmte als hoofdactiviteit.De situatie bij de joint venture WKK’s speelt een belangrijke rol bij de
ontwikkeling van directe en indirecte CO2-emissies, omdat de joint venture WKK-productie niet alleen
wordt gebruikt door de chemische bedrijven. Er wordt ook geleverd aan andere sectoren, afhankelijk van
de (economische) situatie in de verschillende sectoren. Concreet betekent dit dat de CO2-emissies door de
joint ventures WKK’s alleen meetellen als de producten (elektriciteit en warmte) door de chemische industrie worden gebruikt. De rest wordt in mindering gebracht (door afname van de indirecte CO2-emissies).
Brondata
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van VNCI
Relevante beperkingen
• Er vindt geen correctie plaats voor toetredende of uittredende bedrijven. De invloed hiervan moet dus per
jaar worden geanalyseerd.
• Rapportages bevatten inherente beperkingen. Het is bekend dat bedrijfsrapportages voor MEE en MJA
soms onjuistheden en/of onvolledigheden bevat-ten (voor de relevantie hiervan, zie 2e control in het veld
hieronder).
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles
die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij CBS.
Controls
• Cijfers over energiegebruik voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2,
X-3, etc.)
• De trend in energiegebruik (stijging, daling, gelijkblijvend) wordt vergeleken met de trend in energiegebruik die jaarlijks wordt gerapporteerd m.b.t. de energieconvenanten (MJA & MEE).
• De trends worden verklaard vanuit:
žž Uitleg van CBS bij de cijfers (incl. hun vergelijking van trend energiegebruik met trend productie-
volume);
Door speerpuntmanager Klimaat & Energie o.b.v. kennis over het domein en gebaseerd op ontwikkelingen in het veld
žž Nadere analyse van CBS op aanvraag van VNCI (‘deepdive’ door CBS in onderliggende data)
Indicator
Specifiek energieverbruik
Definitie / omschrijving
Het specifieke energieverbruik is de hoeveelheid gebruikte energie om 1 ton product te produceren.
Het wordt berekend door het totale energieverbruik in een jaar te delen door het totaal geproduceerde
tonnage in datzelfde jaar. Veranderingen in het specifieke energiegebruik worden o.a. veroorzaakt door
verbeteringen in energie-efficiency, maar ook door bepaalde ontwikkelingen in de Nederlandse chemische
industrie. Zoals bv. verschuivingen in productievolume van energie-intensieve producten naar minder
energie-intensieve producten.
Doelstelling
VNCI wil graag inzicht in het specifiek energieverbruik van Nederlandse chemische industrie. Dit zegt iets
over de energie-efficiency en/of over een eventueel verschuiving van energie-intensieve productie. Dit is
zeer relevant voor haar positie in de energieconvenanten, het Energieakkoord & haar ambitie van 40%
broeikasreductie in de periode 2005-2030.
Scope
Zie scope bij indicator “Energieverbruik”
Brondata
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van VNCI
Relevante beperkingen
• Het hier gerapporteerde cijfer betreft geen officieel cijfer van CBS, maar wordt door VNCI berekend o.b.v.
door CBS aangeleverde data over energiegebruik en productievolume. Daarbij moet opgemerkt worden
dat bij het optellen van de productievolumes voor alle producten geen rekening wordt gehouden met
type producten. De verschillende type producten (bv. bulkproducten vs fijnchemie producten) worden dus
gelijk behandeld. Een trend op deze indicator is dus niet alleen te verklaren met bv. energie-efficiency.
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data.
De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumenta-
tie op bij CBS.
Controls
Zie Controls bij indicator ”Energieverbruik”
• Vergelijk onderliggende trends voor energiegebruik & productievolume afzonderlijk en t.o.v. elkaar
• Evt. nadere analyse van CBS op aanvraag van VNCI (‘deepdive’ door CBS in onderliggende data) naar
”structuur effect”(verschuiving binnen de chemie van producten die veel energie kosten bij de producti
naar producten die relatief weinig energie kosten bij de productie)
Indicator
CO2-emissie Nederlandse chemische industrie
Definitie / omschrijving
De Nederlandse chemische industrie emitteert CO2 door haar verbruik van brandstof & elektriciteit. De CO2
emissie (per eenheid brandstof / energie) is verschillend voor verschillende brandstoffen en afhankelijk van
de efficientie van het gebruik van de brandstof of electriciteit. Directe emissies zijn het resultaat van het
verbruiken van brandstof voor de productie van warmte en elektriciteit. Indirecte emissies komen tot stand
door de inkoop van energie uit andere bronnen. De CO2-emissie wordt berekend vanuit de productie en/of het verbruik van elektriciteit. Hiervoor wordt de
de referentieparkmethode gebruikt. De CO2-emissie factor voor 2012 is vastgesteld op 0,61 kg/KWh (zie
Rendementen en CO2-emissie van elektriciteitsproductie in Nederland, update 2012, CBS, 2014.
Doelstelling
VNCI wil graag inzicht in de CO2 emissie van de Nederlandse chemische industrie. Dit is zeer relevant voor
haar positie in de energieconvenanten, het Energieakkoord & haar ambitie van 40% broeikasreductie in de
periode 2005-2030.
Scope
Zie scope bij indicator “Energieverbruik”
Brondata
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van VNCI
97
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Appendix
Indicator
CO2-emissie Nederlandse chemische industrie
Relevante beperkingen
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij CBS.
Controls
• Cijfers over CO2 emissie (direct en indirect) voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met
jaren X-2, X-3, etc.) Vergelijk onderliggende trends voor energiegebruik & productievolume afzonderlijk en t.o.v. elkaar.
• De trends worden verklaard vanuit:
žž Uitleg van CBS bij de cijfers;
žž Door speerpuntmanager Klimaat & Energie o.b.v. kennis over het domein en gebaseerd op ontwikke-
lingen in het veld
žž Evt. nadere analyse van CBS op aanvraag van VNCI (‘deepdive’ door CBS in onderliggende data) naar bv.
de onderverdeling in directe en indirecte CO2-emissies in relatie tot de situatie rondom WKK’s. Of naar
“structuureffect” (verschuiving binnen de chemie van producten die veel energie kosten bij de productie
naar producten die relatief weinig energie kosten bij de productie). Of naar energie-efficiency vooruit-
gang (MJA- & MEE-energieconvenanten)
Indicator
Emissies NEC-stoffen naar lucht
Definitie / omschrijving
De emissieplafonds (National Emission Ceilings - NEC) voor NOx, SO2, PM2,5, NH3 en NMVOS vormen de
basis voor het Nederlands luchtbeleid. In 2012 zijn de emissieplafonds tot 2020 vastgesteld. In 2014 worden
de emissieplafonds voor 2020 en verder vastgesteld.
Doelstelling
VNCI wil graag inzicht in de emissies NEC-stoffen naar lucht van de Nederlandse chemische industrie in
het kader van de vastgestelde NEC-plafonds.
Scope
Emissies van NOx, SO2, PM2,5, NH3 en NMVOS bij de VNCI-lidbedrijven. Zie ook http://www.e-mjv.nl/ &
voor NOx, SO2 en NMVOS zie “ICCA guidance for reporting performance” (meest actuele versie: ICCA
guidance for reporting performance; 2012-2013 Reporting Cycle (2011 data); November 2012)
Brondata
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van VNCI
Relevante beperkingen
Afdeling Ecoplan van Fugro GeoServices B.V. in opdracht van VNCI (Emissiedata komen uiteindelijk van
bedrijven zelf - Fugro maakt analyses vanuit de e-MJV database)
Relevante beperkingen
• Er vindt geen correctie plaats voor toetredende of uittredende bedrijven. De invloed hiervan moet dus per
jaar worden geanalyseerd. Er worden steeds “best beschikbare gegevens” gerapporteerd. Dit wil zeggen
dat de (historisch) gerapporteerde cijfers over jaar X kunnen verschillen in de daarop volgende rapportagejaren. Bedrijven maken nl. correcties in de e-MJV-database (ook lang na eerste rapportage van data) en dus staan de historische data niet per definitie vast.
Beide beschreven feiten moeten worden beschouwd bij trendanalyses.
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij
Fugro.
Indicator
Emissies NEC-stoffen naar lucht
Controls
• Cijfers over emissies voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1, X-2, X-3, etc.)
• De trend in emissies (stijging, daling, gelijkblijvend) wordt geanalyseerd door de onderliggende data (op
niveau van emittenten) te vergelijken met die uit voorgaande jaren. Zo worden voor elke stof de emittenten gerangschikt op ge-emiteerd volume en worden zowel volumes als (de relatieve positie van) bedrijven vergeleken. Opvallende verschuivingen worden nader bekeken en de oorzaken daarvoor worden
uitgezocht. • De trends worden verklaard vanuit:
žž Uitleg van Fugro bij de cijfers. Hierin wordt vaak al melding gemaakt van eventuele bekende incidenten die invloed hebben op de totale emissie van de industrie als geheel in een rapportagejaar;
žž Door de beleidsmedewerker Milieu o.b.v. kennis over het domein en gebaseerd op ontwikkelingen in
het veld
žž Nadere analyse van Fugro op aanvraag van VNCI (‘deepdive’ door Fugro in onderliggende data).
Indicator
Score op totaal VBS-elementen BRZO bedrijven
Definitie / omschrijving
Deze indicator geeft een beeld van de kwaliteit van implementatie van de acht elementen uit
het veiligheidsbeheerssysteem (VBS) bij bedrijven die onder het BRZO-besluit vallen.
Doelstelling
De perceptie over veiligheid bij de stakeholders van de chemische industrie wordt sterk beïnvloed door
(berichtgeving over) inspectieresultaten. Daarnaast beschouwt de VNCI een inspectieresultaat als relevante
bevindingen over de mate & kwaliteit van implementatie van een VBS. Dit is een goede indicator voor het niveau van veiligheid dat wordt nagestreefd door bedrijven binnen de chemiesector.
Scope
Alle locaties van VNCI-lidbedrijven die onder het BRZO-besluit vallen.
Brondata
Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.
Relevante beperkingen
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de
leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie “Scope”).
Controls
• Consolidatie van de verschillende scores (goed, redelijk, matig , slecht, niet beoordeeld) per VBS-
element.
• Consolidatie over de acht VBS-elementen & relateren aan totaal aantal beoordelingen.
• Totaalscores voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1, X-2, X-3, etc.)
• Bij afwijkingen >5% moeten de resultaten op bedrijfslocatieniveau worden vergeleken om de oorzaak
van de wijziging te kunnen verklaren;
NOOT: VNCI is in gesprek met de inspectie om de resultaten rechtstreeks van hen te betrekken. Deze data
kan dan gebruikt worden voor cross-checks.
99
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Appendix
Indicator
Beoordeling implementatie VBS-elementen
Definitie / omschrijving
Deze indicator geeft een beeld van de kwaliteit van implementatie voor elk van de acht elementen uit het veiligheidsbeheerssysteem (VBS) bij bedrijven die onder het BRZO-besluit vallen.
Doelstelling
De perceptie over veiligheid bij de stakeholders van de chemische industrie wordt sterk beïnvloed door
(berichtgeving over) inspectieresultaten. Daarnaast beschouwt de VNCI een inspectieresultaat als relevante bevindingen over de mate & kwaliteit van implementatie van een VBS Dit is een goede indicator
voor het niveau van veiligheid dat wordt nagestreefd door bedrijven binnen de chemiesector.
Scope
Alle locaties van VNCI-lidbedrijven die onder het BRZO-besluit vallen.
Brondata
Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst
aan de VNCI gerapporteerd.
Relevante beperkingen
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De
controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie “Scope”).
Controls
• Consolidatie van de verschillende scores (goed, redelijk, matig, slecht, niet beoordeeld) per VBS-
element & relateren aan totaal aantal beoordelingen.
• Totaalscores voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1, X-2, X-3, etc.)
• Bij afwijkingen >5% moeten de resultaten op bedrijfslocatieniveau worden vergeleken om de oorzaak
van de wijziging te kunnen verklaren;
• NOOT: VNCI is in gesprek met de inspectie om de resultaten rechtstreeks van hen te betrekken. Deze
data kan dangebruikt worden voor cross-checks.”
Indicator
Implementatie en certificering van managementsystemen
Definitie / omschrijving
De implementatie van het Responsible Care programma wordt voor een belangrijk deel geborgd in diverse
managementsystemen. Deze indicator geeft een beeld van het aantal bedrijven dat een managementsys-
teem heeft en of het een gecertificeerd managementsysteem betreft. Doelstelling
De VNCI beschouwt een geïmplementeerd (& gecertificeerd) managementsysteem als een "best practice" wijze om de implementatie van het Responsible Care programma te borgen. Responsible Care is een
industrie gedreven initiatief dat staat voor continue verbetering van prestaties en is een cruciaal element
voor het voortbestaan van de chemische industrie in Nederland.
Scope
Alle VNCI-lidbedrijven
Brondata
Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.
Relevante beperkingen
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De
controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").
Controls
• Vergelijk de gerapporteerde resultaten met die uit voorgaande rapportagejaren op overall aantallen. Bij afwijkingen >10% moeten de resultaten op bedrijfslocatieniveau worden vergeleken om de oorzaak van de wijziging te kunnen verklaren;
• Check met SCCM (www.sccm.nl/over-sccm). Zij hebben een eigen database met een status per bedrijf(slocatie) v.w.b. (gecertificeerde) managementsystemen.”
Indicator
Lost time Injury Rate
Definitie / omschrijving
Deze indicator geeft een beeld van de veiligheid op de werkvloer. Een LTI Is een ongeval waarbij een direct
lichamelijk gebrek optreedt waardoor een werknemer lichamelijk of mentaal (vastgesteld door een competent medisch persoon) niet in staat is zijn geplande werkzaamheden voort te zetten, wat resulteert in
minimaal één dag verzuim. De Lost Time Injury Rate wordt uitgedrukt als het aantal LTI's per miljoen
gewerkte uren.
Doelstelling
Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van werken in de sector aan. VNCI streeft naar zo min mogelijk
ongevallen, zowel voor eigen personeel als voor contractors. Door de ongevallen te analyseren en de trend
te bewaken kan de VNCI haar inzet richten op bedrijven / categorien van ongevallen die daar reden toe
geven.
Scope
Alle VNCI-lidbedrijven. Deze cijfers worden zowel voor eigen werknemers als voor ingehuurd personeel verzameld.
Brondata
Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.
Relevante beperkingen
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de
leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").
Controls
• Elke LTI die bij VNCI gemeld wordt, wordt afzonderlijk geanalyseerd.
• Resultaten worden jaarlijks gepubliceerd in ”Analyse arbeidsongevallen n.a.v. Responsible Care enquête
201X”
Indicator
Aantal sterfgevallen in de chemische industrie
Definitie / omschrijving
Deze indicator geeft het aantal dodelijke ongevallen aan.
Doelstelling
Elk dodelijk ongeval is er een teveel. Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van werken in de sector aan.
Scope
Alle VNCI-lidbedrijven. Deze cijfers worden zowel voor eigen werknemers als voor ingehuurd personeel
verzameld.
Brondata
Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.
Relevante beperkingen
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De
controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie “Scope”).
Controls
• Rapportage door lidbedrijven wordt vergeleken met berichten in de media.
101
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Appendix
Indicator
Implementatie security management system Definitie / omschrijving
Deze indicator geeft aan hoeveel leden een Security Management Systeem (SMS) hanteren volgens de 7
elementen (management practices) van de RC Security Code. Indien er geen of slechts gedeeltelijk een
SMS is geïmplementeerd, wordt ook duidelijk of de leden van plan zijn dit alsnog te doen en zoja, op welke
termijn.
Doelstelling
De opkomst van moderne informatie- en communicatietechnologie heeft nieuwe beveiligingsdreigingen
tot gevolg. Ook criminaliteit, ongewenst gedrag en terrorisme zijn bedreigingen die raken aan de continuï-
teit van de bedrijfsvoering. Daarnaast hebben incidenten een potentieel grote impact. VNCI krijgt graag inzicht in de maatregelen die haar leden treft tegen deze bedreigingen.
Scope
Alle VNCI-lidbedrijven
Brondata
Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.
Relevante beperkingen
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie “Scope”).
Controls
• Indicator is relatief nieuw en data wordt pas sinds 2012 uitgevraagd.
• Cijfers voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.)”
Indicator
Voorvallen per vervoersmodaliteit
Definitie / omschrijving
Onder voorvallen wordt verstaan het aantal incidenten (met of zonder productverlies) die tijdens transport
plaatsvinden en die voldoen aan de criteria zoals genoemd in de meest actuele versie van de ICCA guidance for reporting performance; (Meest recent d.d. mrt 2014: ICCA guidance for reporting performance; 2012-2013 Reporting Cycle (2011 data); November 2012)
Doelstelling
Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van transport van chemische stoffen per modaliteit aan. VNCI
streeft naar zo min mogelijk voorvallen. Door een analyse van de (aantallen) voorvallen (per modaliteit)
heeft de VNCI een basis om in overleg te treden met vervoerdersorganisaties en haar lidbedrijven.
Scope
Alle VNCI-lidbedrijven
Brondata
Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.
Relevante beperkingen
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De
controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie “Scope”).
Controls
• Cijfers voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.)
Indicator
Voorvallen per miljoen ton getransporteerd product per modaliteit
Definitie / omschrijving
• Onder voorvallen wordt verstaan het aantal incidenten (met of zonder productverlies) die tijdens transport plaatsvinden en die voldoen aan de criteria zoals genoemd in de meest actuele versie van de ICCA
guidance for reporting performance; (Meest recent d.d. mrt 2014: ICCA guidance for reporting perfor-
mance; 2012-2013 Reporting Cycle (2011 data); November 2012)
• De hoeveelheid product (zowel gevaarlijk als niet gevaarlijk) die een bedrijf vervoert of laat vervoeren,
opgegeven in metrische tonnen. Aanvoer van grondstoffen hoeft niet opgegeven te worden. Indien voor
het transport van een bepaalde lading gebruik wordt gemaakt van meerdere vervoersmodaliteiten, dient
deze hoeveelheid voor elke gebruikte vervoersmodaliteit opnieuw te worden gerapporteerd. Dit houdt in dat de aantallen dan dubbel geteld worden.
Doelstelling
Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van transport van chemische stoffen per modaliteit aan. VNCI
streeft naar zo min mogelijk voorvallen. Door een analyse van de (aantallen) voorvallen (per modaliteit)
heeft de VNCI een basis om in overleg te treden met vervoerdersorganisaties en haar lidbedrijven.
Scope
Alle VNCI-lidbedrijven
Brondata
Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI
gerapporteerd.
Relevante beperkingen
• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De
controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie “Scope”).
Controls
• Cijfers voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.)
Indicator
Aantal voorvallen per miljoen ton getransporteerd product
Definitie / omschrijving
Zie definitie bij indicator 'Voorvallen per miljoen ton getransporteerd product per modaliteit'. Deze indicator
geeft een beeld van het relatieve aantal voorvallen tijdens het vervoer van producten.
Doelstelling
Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van transport van chemische stoffen aan. VNCI streeft naar zo
min mogelijk voorvallen. Door een analyse van de (aantallen) voorvallen (per modaliteit) heeft de VNCI een basis om in overleg te treden met vervoerdersorganisaties en haar lidbedrijven.
Scope
Alle VNCI-lidbedrijven
Brondata
Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.
Relevante beperkingen
VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”. VNCI vraagt geen brondocumentatie
op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie “Scope”).
Controls
• Consolidatie van aantal voorvallen
• Consolidatie van hoeveelheid getransporteerd product.
• Cijfers voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.)
103
VNCI | Rapport duurzaamheid 2013
Appendix
COLOFON
Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI)
Postbus 443
2260 AK Leidschendam
Telefoon: +31 (0)70 337 87 87
E-mail: [email protected]
www.vnci.nl
Juni 2014
Vormgeving: Delta3
Teksten: Joost van Kasteren, Henk Engelenburg (VNCI)
Eindredactie: Annet Huyser (Citiwriters)
Foto’s: Delta3, Shutterstock, Bram Reinders, Techniekbeeldbank.nu
Hoewel bij deze publicatie uiterste zorg is nagestreefd, kan voor eventuele fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen
aansprakelijkheid, noch voor schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van
handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de informatie uit deze uitgave.
© Copyright 2014, VNCI, Leidschendam
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens- bestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: VNCI, Postbus 443, 2260 AK Leidschendam.
www.vnci.nl