Download - Ars Aequi

stelt niet als eis, dat het door haar aangewezen
recht, het recht van een Overeenkomstsluitende
staat moet zijn (universele werking). Het door de
conflictregels van de Overeenkomst aangewezen
recht wordt alleen uitgesloten, indien dat recht
'kennelijk onverenigbaar' is met de openbare orde
van de Overeenkomstsluitende staat, waar de
kwestie betrekking hebbend op geslachtsnamen
en voornamen aan de orde wordt gesteld.
Internationaal
privaatrecht
D. Kokkini-Iatridou
De hoofdregel van de Overeenkomst luidt: de geslachtsnamen en voornamen van een persoon
worden beheerst door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Onder 'recht' wordt
mede het internationaal privaatrecht begrepen.
De Overeenkomst regelt de kwestie van de voorvraag volgens de theorie van de afhankelijke aanknoping. Dat wil zeggen, de voorvraag wordt opgelost aan de hand van het internationaal privaatrecht van de staat waarvan de persoon de nationaliteit bezit (of anders gezegd: toepassing van het
internationaal privaatrecht van de lex causae). De
Overeenkomst regelt niet de kwestie van het toepasselijke recht ingeval de persoon twee of meer
nationaliteiten bezit. De kwestie zal derhalve
door iedere Overeenkomstsluitende staat zelf geregeld moeten worden. De Overeenkomst vooronderstelt, tenslotte, dat iedere Overeenkomstsluitende staat commune ipr-regels voor de naam
heeft — zonodig invoert — en deze aan de Overeenkomst aanpast.
Naam
Bij Koninklijke Boodschap van 15 september 1987
is het voorstel tot goedkeuring van de Overeenkomst Van München inzake de naam van 5 september (Trb., 1981, 72) aan de Tweede Kamer
aangeboden (Vergaderjaar 1987-1988,20212, nrs.
1-6). Vooruitlopende op de inwerkingtreding van
de Overeenkomst had de Permanente Commissie
van Advies voor de Burgerlijke Stand en Nationaliteitsaangelegenheden, Officiële Mededeling nr.
13 doen uitgaan, waarin de ambtenaren van de
burgerlijke stand aanbevolen werd, vanaf 1 februari 1987 de bepalingen van de Overeenkomst
van München toe te passen (HPS 1986, pp. 83-87
en HPS 1987, pp. 6-8).
De Overeenkomst beoogt eenheid te brengen
in de ipr-regels inzake geslachtsnamen en voornamen van de Overeenkomstsluitende staten. Deze
laatste zullen de ipr-regels van de Overeenkomst
toepassen op alle natuurlijke personen, ongeacht
of deze onderdanen zijn van een van de Overeenkomstsluitende staten. Immers de Overeenkomst
Het Nederlandse recht kent geen eigen, zelfstandige regel van geschreven internationaal privaatrecht voor de naam. De naam wordt gerekend tot
de onderwerpen die worden beheerst door de artikelen 6 en 9 AB. Volgens de jurisprudentie wordt
de naam van een natuurlijk persoon beheerst door
het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit
bezit. Gelijk met de goedkeuringswet strekkende
tot de bekrachtiging van de Overeenkomst van
München, is een voorstel van 'Wet houdende regeling van het conflictenrecht inzake de geslachtsnaam en de voornaam' ingediend (Vergaderjaar
1987-1988, 20213, nr. 1-2).
Het wetsvoorstel maakt een onderscheid tussen vreemdelingen en Nederlanders. Dit onderscheid is het gevolg van de hiervoor aangegeven
vooronderstelling waar de Overeenkomst van uitgaat, namelijk dat iedere Overeenkomstsluitende
staat zijn eigen ipr-regels inzake de naam ten aanzien van zijn eigen onderdanen heeft (zie Memorie
van Toelichting, 20213 nr. 3, p. 2 en p. 5).
De geslachtsnaam en de voornamen van een
vreemdeling worden bepaald door het recht van de
staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Onder
'recht' zijn mede begrepen de regels van het inter-
KATERN 28
1179
Wetgeving
nationaal privaatrecht. Bezit de persoon meer dan
één nationaliteit, dan geldt het recht van dat land
waarvan hij de nationaliteit heeft, waarmee hij
alle omstandigheden in aanmerking genomen de
sterkste band heeft (artikel 1 lid 2).
De geslachtsnaam en de voornamen van een
persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft
worden, ongeacht de vraag of hij nog een andere
nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse
interne recht (artikel 2).
Volgens artikel 3 van het wetsvoorstel kunnen
bi- of multipatriden de ambtenaar van de burgerlijke stand verzoeken op hun geboorteakte een
kantmelding te plaatsen van de naam die zij voeren in overeenstemming met het recht van een van
die staten, dat niet is toegepast ingevolge artikel 1,
lid 2, of artikel 2.
Artikel 4, lid 1, van het wetsvoorstel lost het
conflit mobile op dezelfde wijze op, als de Overeenkomst van München: 'ingeval van verandering
van nationaliteit is het recht van de staat van de
nieuwe nationaliteit van toepassing, daaronder
begrepen de regels van dat recht nopens de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de
naam' (van toepassing zijn dus ook de overgangsbepalingen die het nieuwe toepasselijke recht kan
bevatten).
Artikel 4, lid 2, van het wetsvoorstel betreft
het geval van vreemdelingen die de Nederlandse
nationaliteit door naturalisatie of door optie verwerven. De verkrijging van de Nederlandse nationaliteit brengt geen wijziging in de geslachtsnaam
en voornaam van deze personen 'behoudens het
bepaalde in artikel 12 van de Rijkswet op het Nederlanderschap'. De namen worden dus niet 'vernederlandst' (Memorie van Toelichting, Vergaderjaar 1987-1988, 20214 nr. 3, p. 7).
Artikel 12 van de nationaliteitwet bevat de volgende regeling: a) indien de verzoeker geen geslachtsnaam of voornaam heeft of indien de juiste
spelling daarvan niet vaststaat, zullen de geslachtsnaam of voornaam in overleg met hem worden vastgesteld bij het besluit waarbij de Nederlandse nationaliteit wordt verleend, b) De naam
kan — met toestemming van de verzoeker — gewijzigd worden indien wijziging daarvan gewenst
wordt met het oog op de inburgering.
Artikel 5 van het wetsvoorstel heeft betrekking op het geval waarin de ambtenaar van de burgerlijke stand in de onmogelijkheid verkeert om
het recht te kennen dat op de vaststelling van de
geslachtsnaam en de voornaam van een vreemdeling toepasselijk is. In zo'n geval past de ambtenaar van de burgerlijke stand het Nederlandse
recht toe. Echter, hij is verplicht zijn beslissing
'onverwijld' mede te delen aan de officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank binnen welKATERN 28
ker rechtsgebied de akte in de registers van de burgerlijke stand is opgenomen.
De aldus opgemaakte akte kan op verzoek van
iedere belanghebbende of op vordering van het
openbaar ministerie worden verbeterd. Men leest
in de Memorie van Toelichting (loc. cit., p. 7):
'Het is wenselijk dat een rechtbank zich over deze
vraag van internationaal privaatrecht uitspreekt.
Het gaat immers om méér dan een simpele verbetering die door een bevel van het openbaar ministerie naar analogie van artikel 29, vierde lid, boek
1 BW kan worden bewerkstelligd'.
Literatuur
— Th. M. de Boer, Vast en Zeker? De betrekke
lijke waarde van een IPR-Codificatie (inaugu
rele rede AvA), Kluwer, Deventer 1988, 32
pp.
— A.V.M. Struycken, Overzicht der Nederlandse
Rechtspraak. Internationaal Privaatrecht. Na
men (1984-1987), WPNR5871 (1988), pp. 245248.
— A.V.M. Struycken, Overzicht der Nederlandse
Rechtspraak. Internationaal Privaatrecht. Cu
ratele (1984-1987), WPNR5872 (1988), p. 265.
— A.V.M. Struycken, Overzicht der Nederlandse
Rechtspraak. Internationaal Privaatrecht. Bur
gerlijke Stand (1984-1987), (I), WPNR 5875
(1988), pp. 302-305); (II) 5876 (1988), pp. 317318.
1180