Tjark Tjin-A-Tsoi

In gesprek met directeur-generaal CBS
Tjark Tjin-A-Tsoi
in dit nummer:
In
gesprek met
CPB-directeur
Sophie
inGeest
‘t Veld
Laura van
in de picture
CBS viert 10 jaar
Centrum
Interview voor
met
Beleidsstatistiek
SCP-directeur
Kim Putters
Een beter publiek
debat
op nóg
basis
Economie
van
feiten
nauwkeuriger
in beeld
Het relatiemagazine
Het relatiemagazine
van
het Centraal Bureau
van het
voor
de Centraal
StatistiekBureau
voor de Statistiek
herfst 2014
lente 2013
xx
03 14
herfst
PADDENSTOELEN BEDREIGD
Vermesting en verzuring vormen een belangrijke
bedreiging voor de paddenstoelen in ons land. Hoewel
het niveau van vervuilende stoffen vanaf 1981
aanmerkelijk is gedaald, hebben paddenstoelen hier
in de periode 1999-2012 niet van kunnen profiteren.
Ook is de kwaliteit van het
bodemleven in bossen nog
steeds niet helemaal hersteld,
waardoor paddenstoelen en
planten nog niet optimaal
kunnen profiteren van de
vermindering van de neerslag
van vervuilende stoffen.
(Bron: CBS)
2 cbs 03/14
voorwoord
Naast de Onze bijdrage aan de
informatie samenleving
over sociale Het CBS publiceert informatie over en voor de samenleving. Veel cijfers, over een
variëteit aan onderwerpen, zo helder mogelijk in beeld gebracht om daarmee de
fenomenen ontwikkelingen in ons land te beschrijven. Alleen met kwalitatief goede, objectieve
cijfers en een heldere duiding kunnen wij ervoor zorgen dat maatschappelijke
is een goede debatten in Nederland voldoende gevoed worden met feiten. In dat opzicht hebben
wij veel overeenkomsten met de planbureaus, zoals het Sociaal en Cultureel
beschrijving Planbureau (SCP) en het Centraal Planbureau (CPB). Onze organisaties verrichten alle
drie onafhankelijk onderzoek dat bijdraagt aan goed onderbouwd beleid.
van de
De directeuren van het SCP en CPB worden in dit nummer van het relatiemagazine
economie geïnterviewd. Kim Putters (SCP) geeft terecht aan dat de behoefte van de
maatschappij aan actuelere gegevens steeds groter wordt. Het CBS is daarom
onmisbaar op verschillende gebieden bezig om te kijken of verwerkingsprocessen versneld
kunnen worden, zonder teveel in te leveren op het gebied van de kwaliteit. Laura
voor de van Geest (CPB) geeft daarnaast aan dat bijvoorbeeld het hanteren van meerdere
definities met betrekking tot hetzelfde fenomeen tot onduidelijkheid leidt. Dat
besturing was bijvoorbeeld het geval bij het bepalen van de werkloosheid, waar zowel een
nationale als een internationale definitie voor bestaat. Omdat dit leidt tot verwarring
van ons land gaat het CBS vanaf 2015, net als het CPB, over op de internationale definitie.
Het CBS levert een belangrijke bijdrage aan de samenleving, maar het CBS kan dat
uiteindelijk alleen doen als de samenleving een belangrijke bijdrage wil leveren
aan het statistiekbureau. Veel van onze informatie komt weliswaar uit registraties,
maar zodra het gaat om het beschrijven van complexere fenomenen, zoals bij het
Onderzoek Gezinsvorming het geval is, hebben we meer informatie nodig dan uit
registraties te halen is. In dit relatiemagazine wordt daar aandacht aan besteed.
Naast de informatie over sociale fenomenen is een goede beschrijving van de
economie onmisbaar voor de besturing van ons land. De Nationale Rekeningen –
‘het jaarverslag van de BV Nederland’ – vormen hiervan de kern. Met de revisie van
de Nationale Rekeningen, die onlangs is doorgevoerd, kan de economie nu nóg
nauwkeuriger in beeld worden gebracht. In dit Relatiemagazine leest u meer over
het hoe en waarom van deze veranderingen. Door het leveren van onafhankelijke,
actuele en samenhangende informatie over deze en andere belangrijke
onderwerpen dragen wij ons steentje bij aan de samenleving.
Tjark Tjin-A-Tsoi, Directeur-Generaal
herfst 2014 3
colofon
03/14 is het relatiemagazine van het CBS dat
als doelstelling heeft de
externe relaties van het
statistiekbureau te
informeren over het CBS
en met het CBS verwante
relevante maatschappelijke ontwikkelingen.
Het relatiemagazine
verschijnt 4 keer per jaar.
Uitgave: Centraal
Bureau voor de Statistiek
Hoofdredactie:
Miriam van der Sangen
Medewerkers: Rein
Kroes, Masja de Ree,
Jaap van Sandijk,
Miriam van der Sangen,
Anita Toet en Rosenbaum
Selekt
Cover: Tjark Tjin-A-Tsoi
is directeur-generaal van
het CBS
Fotografie: Hollandse
Hoogte en Sjoerd van
der Hucht
Illustraties: Deborah
van der Schaaf
Oplage: 4 000
exemplaren
Vormgeving:
Edenspiekermann
Opmaak: Centraal
Bureau voor de Statistiek,
Grafimedia
Druk: Tuijtel,
Hardinxveld-Giessendam
Reacties op het blad zijn
welkom via e-mail:
[email protected]
Aan dit nummer
werkten mee...
Miriam van der Sangen
(1958) studeerde rechten
aan de Rijksuniversiteit
Utrecht. Daarna volgde zij
diverse opleidingen op het
gebied van management en
journalistiek. Begin jaren
tachtig trad zij in dienst bij
het CBS, waar zij verschil­
lende functies vervulde. De
afgelopen 18 jaar werkte zij
bij de sector Communicatie.
Masja de Ree (1973)
studeerde Nederlandse taalen letterkunde aan de uni­
versiteit van Amsterdam.
Ze was docent Nederlands
en alfabetisering en werkt
sinds 2003 als zelfstandig
bedrijfsjournalist en eind­
redacteur voor diverse
opdrachtgevers bij de over­
heid en in de gezondheids­
zorg.
10
‘Met samenhangende cijfers maatschappelijke
fenomenen in kaart brengen’
Tjark Tjin-A-Tsoi trad op 1 april van dit jaar in dienst van
het CBS als directeur-generaal. Bij het CBS zitten zijn eerste
maanden er inmiddels op. Hij heeft die periode gebruikt
om zowel binnen als buiten de organisatie met allerlei
mensen kennis te maken. Een boeiend gesprek over de
nieuwe weg die het CBS is ingeslagen.
Jaap van Sandijk (1960)
studeerde aan de Pedago­
gische Academie, maar koos
na de afronding daarvan voor
de journalistiek. Na ervaring
te hebben opgedaan bij de
regionale radio en krant
vestigde hij zich als free­lance
journalist. Hij schrijft voor
diverse vakbladen.
20
‘Met minder geld scherpe keuzes maken’
Sinds augustus 2013 is Laura van Geest directeur van het
Centraal Planbureau (CPB). Ze heeft het in die functie erg
naar haar zin. Van Geest ziet het als een uitdaging er voor te
zorgen dat het CPB beleidsrelevante onderzoeken en analyses
blijft presenteren, die wetenschappelijk aan de maat zijn.
4 cbs 03/14
inhoud
en verder...
30
Complexe gezinnen: een
nieuwe werkelijkheid
Wat voor relatie willen mensen? Hoeveel kinderen verwachten ze
te krijgen en hoe vinden ze hun partner? Kunnen ouders en hun
kinderen bij elkaar terecht voor hulp? Het Onderzoek Gezinsvorming
van het CBS geeft actuele antwoorden op die vragen. We spraken er
over met Jan Latten en Niels Kooiman van het CBS en Aat Liefbroer
van het NIDI.
38
Economie nóg nauwkeuriger in beeld
In verband met de nieuwe verplichte internationale
methodologische richtlijnen en herziening van eigen
bronnen heeft het CBS een revisie van de nationale
rekeningen uitgevoerd. Belangrijke economische cijfers
veranderen daardoor.
6 Kort: gezondheid
8 Unieke historische
collectie beschikbaar via
vernieuwde site
16 Kort: economie
18 CBS ontwikkelt nieuw
product voor brancheorganisaties
26 Kort: vrije tijd en cultuur
28 Onderling vertrouwen
basis voor goede
samenwerking
36 Kort: criminaliteit
42 Kort: bevolking
50 Kort: actueel
52 Vandaag…
44
‘Actuelere cijfers leveren, is de grootste
uitdaging van deze tijd’
Kim Putters is vanaf juni 2013 directeur van het Sociaal
en Cultureel Planbureau (SCP). Op het werkterrein van
zijn organisatie wil hij de komende tijd vooral focus
aanbrengen.
herfst 2014 5
HOGERE LEVENS­
VERWACHTING IN
2030
Met het stijgen van de jaren gaan
mensen zich vaker ongezond voelen.
Hierbij kunnen lichamelijke
beperkingen een rol spelen. Als de
ontwikkelingen rond sterfte en
gezondheid van de afgelopen 30 jaar
doorzetten, zal de levens­verwachting
zonder fysieke beperkingen in 2030
voor mannen bijna 5 jaar hoger liggen.
Voor vrouwen zal dat ruim 4 jaar hoger
zijn. (Bron: CBS)
6 cbs 03/14
A
a 12%
kort: gezondheid
94,2
MILJARD EURO
UITGEGEVEN AAN ZORG
In 2013 is 94,2 miljard euro uitgegeven aan zorg. Dat
is 1,6 procent meer dan in 2012. Die groei is lager dan
in voorgaande jaren. Dit komt deels doordat het
geneesmiddelengebruik minder hard is gestegen en
de gemiddelde prijs van geneesmiddelen daalde. Ook
daalden tarieven en vergoedingen van zorgdiensten,
vooral op het terrein van verpleging en verzorging.
(Bron: CBS)
50
BIJNA
VAN 18- TOT 45-JARIGE
VROUWEN GEBRUIKT
SPIRAALTJE
Het gebruik van het spiraaltje als methode voor
geboortebeperking is de afgelopen tien jaar
toegenomen. In 2013 gebruikte 12 procent van de
vrouwen tussen 18 en 45 jaar een spiraaltje. In
2003 was dit 4 procent. Van alle methoden om een
zwangerschap tegen te gaan, wordt de pil het meest
gebruikt. In 2013 gebruikte zo’n 37 procent van de
vrouwen tussen 18 en 45 jaar de pil. In 2003 was dat
nog 41 procent van de vrouwen. (Bron: CBS)
%
C
c
HEEFT EEN LANGDURIGE AANDOENING
Bijna de helft van de Nederlanders geeft aan één
of meer langdurige lichamelijke aandoeningen
te hebben, zoals hoge bloeddruk, migraine en
gewrichtsslijtage van heupen of knieën. Vrouwen
hebben hier vaker mee te maken dan mannen
(53 procent tegenover 40 procent). Daarnaast
hebben ouderen meer aandoeningen dan jongeren.
Zo heeft 35 procent van de 20- tot 30-jarigen één of
meer aandoeningen tegenover 81 procent van de
75-plussers. Mensen met een langdurige aandoening
voelen zich vaker niet gezond. Zo ervaart 34 procent
van de mensen met tenminste één aandoening
de gezondheid als minder goed. Dat geldt ook
voor 64 procent van de mensen met drie of meer
aandoeningen. Onder mensen zonder langdurige
aandoening lag dat aandeel op 5 procent. (Bron: CBS)
herfst 2014 7
C
c
Margriet van Stiphout is coördinator van het digitaliserings­
project bij het CBS, waarbij vijf miljoen handgeschreven en gedrukte
pagina’s met statistische tabellen en bijbehorende toelichtingen
worden gedigitaliseerd en voor een breed publiek beschikbaar
worden gemaakt. Op dit moment bedraagt het aantal gedigitali­
seerde pagina’s 1,5 miljoen.
8 cbs 03/14
aan het woord…
Unieke historische
collectie beschikbaar via
vernieuwde website
Wist u dat de historische collectie van de bibliotheek van het CBS uit
zo’n vijf miljoen handgeschreven en gedrukte pagina’s van historische
statistische documenten bestaat? Al geruime tijd is de bibliotheek
bezig met het digitaal toegankelijk maken van deze unieke collectie.
Via de onlangs geheel vernieuwde site www.cbs.nl/historisch heeft
iedereen er online toegang toe.
Auteur: Miriam van der Sangen Fotografie: Sjoerd van der Hucht
De historische collectie van de bibliotheek van het CBS
bestaat uit zo’n vijf miljoen handgeschreven en gedrukte
pagina’s met statistische tabellen en bijbehorende
toelichtingen, afkomstig van het CBS en zijn voorgangers.
Al deze documenten worden stapsgewijs gedigitaliseerd
en beschikbaar gesteld via www.cbs.nl/historisch. ‘Dat is
een meerjarenproject’, vertelt coördinator Margriet van
Stiphout. ‘We zijn in 1996 begonnen met de digitalisering
van de volkstellingen. Daarna volgden tellingen over
bedrijven, beroepen en woningen. De nieuwe website is
twee jaar geleden gelanceerd en bevat boeken en
tijdschriften over verschillende onderwerpen. Het begon
met de internationale handel, de bevolking, het statistisch
jaarboek en de Engelse variant daarvan. Sinds kort zijn er
nieuwe series bijgekomen. Zo zijn inmiddels de
statistieken over veiligheid en recht vanaf 1950 tot nu
toegevoegd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan informatie
over branden, gevangenissen, politie en criminaliteit. Ook
de milieu­statistieken zijn nu beschikbaar, net als
documenten met gegevens over de militaire keuringen
vanaf het begin van de 19e eeuw. Ze bevatten een schat
aan informatie.’ De reden waarom het CBS de collectie wil
digitaliseren is drieledig. Allereerst is het een manier om
de collectie te conserveren. Ten tweede kan op deze
manier de collectie toegankelijk worden gemaakt voor
wetenschappelijk onderzoek en het grote publiek. De
derde reden voor digitalisering is dat de Europese
statistische bureaus er naar streven hun informatie
onderling eenvoudiger uitwissel­baar te maken. De kosten
voor dit project betaalt het CBS grotendeels zelf. Wat is nu
het moeilijkste deel van zo’n groot project? ‘Het digitalise­
rings­proces gaat weliswaar steeds sneller en de techniek
wordt steeds beter, maar het resultaat is erg afhankelijk
van de kwaliteit van de originele documenten. Denk
daarbij bijvoorbeeld aan de scherpte, kleur, volgorde en
volledigheid van de documenten.’ Van Stiphout vertelt dat
de scans die door een digitaliserings­bedrijf worden
gemaakt een steekproefsgewijze controle ondergaan. ‘Als
dat gebeurd is, bewerkt het bedrijf de bestanden met
OCR-software (optische tekenherkenning, red.). Dat maakt
de publicatie full tekst doorzoekbaar. Het grootste
voordeel zijn de sterk verbeterde zoek- en presentatie­
mogelijkheden. Zo zijn er filteropties toegevoegd
waardoor je de zoekresultaten kunt verfijnen. In
november van dit jaar organiseren we ook voor
geïnteresseerden een bijeenkomst, waarin we laten zien
wat er allemaal mogelijk is met het gedigitaliseerde
materiaal. We hopen op een grote opkomst! Wie nadere
informatie over de bijeenkomst wil, kan een e-mail sturen
naar: [email protected]’, besluit Van Stiphout.
herfst 2014 9
In gesprek met directeur-generaal Tjark Tjin-A-Tsoi van het CBS
‘Met samenhangende
cijfers maatschappelijke
fenomenen in kaart
brengen’
Tjark Tjin-A-Tsoi trad op 1 april van dit jaar in dienst van het CBS
als directeur-generaal. Daarvoor was hij algemeen directeur bij
het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Hij viel er op door zijn
kennis van zaken, verandermanagement en innovatiedrang. Bij
het CBS zitten zijn eerste maanden er inmiddels op. Hij heeft die
periode onder andere gebruikt om zowel binnen als buiten de
organisatie met allerlei mensen kennis te maken en in gesprek te
gaan. We hadden met hem een boeiend gesprek over de nieuwe
weg die het CBS is ingeslagen.
Auteur: Miriam van der Sangen
10 cbs 03/14
Fotografie: Sjoerd van der Hucht
in gesprek met…
‘De kernvraag is:
welke informatie
zit er nu áchter
het cijfer?’
herfst 2014 11
Curriculum vitae Tjark Tjin-A-Tsoi
Tjark Tjin-A-Tsoi (1966) volgde per 1 april Gosse van der Veen op
als directeur-generaal van het CBS. Tot die datum was hij algemeen
directeur van het Nederlands Forensisch Instituut. Daarvoor werkte
hij onder meer bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Ernst &
Young, de Rabobank en Shell. Hij is afgestudeerd en gepromoveerd in
de theoretische fysica aan de Universiteit van Amsterdam.
E
én van de eerste dingen die Tjark Tjin-A-Tsoi
oppakte bij het CBS was het bezoeken van
een groot aantal strategische relaties, zoals
planbureaus en ministeries. Goede externe
relaties en constructieve samenwerking vindt hij
erg belangrijk. Wat viel hem het meeste op tijdens
zijn kennismakingsronde? ‘Ze erkennen allemaal de
belangrijke positie van het CBS, onze betrouwbaarheid
en onze goede naam. Wat ze moeilijk vinden zijn de
bijstellingen, bijvoorbeeld ramingen die afwijken van de
vorige. Ze willen graag dat wij daar heel alert op blijven.
Hun wens is dat wij óf de verschillen kleiner maken óf
dat wij daar nog beter over communiceren.’ Een ander
belangrijk punt tijdens zijn kennismakingsronde is het
belang van de informatie áchter de cijfers. ‘Met een enkel
cijfer kun je alle kanten uit redeneren. De kernvraag
is: welke informatie zit er nu áchter dat cijfer? Met
additionele cijfers en andere relevante informatie van
het CBS gaan we meer achtergronden geven. Daarmee
vermijd je verkeerde beeldvorming in de media.’
OBJECTIEVE ANALYSE
Tjark Tjin-A-Tsoi heeft een duidelijke opvatting over het
takenpakket van het CBS. ‘Wij voorspellen in de regel
niet en we uiten geen mening. Al het andere doen we
wel, dus alle vormen van objectieve analyse op basis van
kwantitatief materiaal. We bieden inzicht door cijfers niet
in isolement, maar juist in samenhang te bezien. Neem
12 cbs 03/14
bijvoorbeeld de werkloosheid. Is die gedaald doordat er
meer banen bijgekomen zijn of doordat er mensen uit
de arbeidsmarkt zijn gestapt? Dat zijn verklaringen die
gebaseerd zijn op cijfers. Daar zitten onze gebruikers écht
op te wachten, omdat het nogal wat uitmaakt voor wat
het betekent. Wij willen nuttige informatie leveren over
de Nederlandse samenleving, waar beleidsmakers mee
aan de slag kunnen. Als wij iets aanleveren waarmee zij
alle kanten uit kunnen redeneren, hebben zij niet zo veel
aan onze cijfers.’ Tjark Tjin-A-Tsoi erkent dat deze nieuwe
manier van ‘statistiek bedrijven’ een breuk is met het
verleden. ‘We willen de toegevoegde waarde van ons
werk maximaliseren. Wij dragen feiten aan en voeren
analyses uit, die de beleidsmakers informatie geven.
Op basis daarvan kunnen gefundeerde keuzes gemaakt
worden. Geen keuzes die gebaseerd zijn op percepties
of mythes.’ Volgens de directeur-generaal ervaren de
externe relaties van het CBS de nieuwe aanpak als heel
prettig, omdat het veranderingen in de cijfers minder
vatbaar maakt voor wilde speculaties. ‘Er is nu een veel
constructievere discussie mogelijk over wat er werkelijk
aan de hand is in ons land.’
MAATSCHAPPELIJKE FENOMENEN
In de huidige samenleving vinden verschillende
maatschappelijke debatten plaats, bijvoorbeeld over
zorg, armoede, integratie en participatie. In hoeverre
zou het CBS in de toekomst ook een rol moeten spelen
in gesprek met…
‘Het CBS wil een actiever
profiel in publieke debatten’
in die debatten? Tjark Tjin-A-Tsoi: ‘Als het gaat om
standpunten, visies en meningen speelt het CBS geen rol.
Maar ons bureau speelt wel degelijk een rol als feiten,
data en informatie moeten worden aangedragen om het
beleidsvormingsproces te ondersteunen. En die rol moet
nog veel groter worden! Daarvoor is het onvoldoende
om alleen maar enorme hoeveelheden cijfertjes aan
te leveren. Je moet juist cijfers in samenhang met
elkaar naar buiten brengen. Op die manier wordt het
onderliggende maatschappelijke fenomeen zichtbaar
en begrijpelijk gemaakt.’ Tjark Tjin-A-Tsoi is van mening
dat men in het publieke debat soms een beetje in
het luchtledige praat. ‘Men geeft zich onvoldoende
rekenschap van de feiten, zodat niet op een reële wijze
over de zaken wordt gesproken. Wij moeten als CBS
proberen - zodra het nodig is - daadwerkelijk aanwezig
te zijn met de juiste informatie en achtergronden. Op die
manier kan het debat ook écht over de werkelijkheid
gevoerd worden en wordt het niet een of andere
theoretische discussie.’
NIEUWE WEG
Dat het CBS een nieuwe weg is ingeslagen, blijkt volgens
Tjark Tjin-A-Tsoi onder andere uit de inhoud van de
persberichten. ‘Die zijn nu veel rijker qua informatie,
zonder subjectieve standpunten in te nemen. Ze
bevatten veel meer verschillende soorten informatie
om het onderliggende maatschappelijke fenomeen te
beschrijven.’ Het betekent volgens hem ook dat het CBS
in zijn statistisch programma heel gericht moet gaan
kijken welke cijfers en welke informatie precies nodig
zijn om dat wat er in de maatschappij werkelijk gebeurt
écht te kunnen begrijpen. ‘Vaak hebben wij al heel
veel informatie in huis, maar we moeten die informatie
meer in samenhang naar buiten brengen.’ Het CBS is een
onafhankelijk instituut. Onafhankelijkheid is zelfs één van
de kernwaarden van het bureau. De cijfers die het bureau
dagelijks publiceert, komen bepaalde partijen echter niet
altijd goed uit. ‘De cijfers zijn de cijfers’, reageert Tjark
Tjin-A-Tsoi. ‘Dat is het resultaat van een kwantitatieve
benadering van de werkelijkheid: je maakt zaken
zichtbaar. Dat is niet altijd waar men op hoopt, maar daar
kunnen wij niets aan doen. Daar is het CBS nu juist voor:
om die zaken objectief zichtbaar te maken.’
LEVERTIJDEN
Tijdens zijn periode bij het NFI zorgde Tjark Tjin-A-Tsoi er
voor dat de levertijden bij het instituut met 90 procent
daalden. Gaat de nieuwe directeur-generaal er bij het
CBS ook voor zorgen dat de statistieken veel sneller
beschikbaar komen? ‘Kijk, de vraag bij iedere organisatie
is ‘wat is de belangrijkste variabele’? Bij het NFI was het
de lange levertijd. Dat was de reden waarom wij daar
zoveel aandacht aan hebben besteed. Bij het CBS speelt
levertijd ook wel een rol, maar niet in die mate als
indertijd bij het NFI. Bij het CBS leveren we volgens een
herfst 2014 13
vast schema, zeker bij de statistieken die maandelijks,
per kwartaal of per jaar verschijnen. Desalniettemin
zullen we zeker een poging doen om de levertijd te
versnellen. We kunnen op het gebied van efficiëntie en
projectaanpak nog wel een slag maken.’
INNOVATIE
Net als andere overheidsorganisaties ontkomt ook het CBS
niet aan bezuinigingen. Een deel van de bezuinigingen
wordt – net als in het verleden – opgevangen door
efficiëntere methoden en werkprocessen. Daardoor
kan met minder middelen hetzelfde gerealiseerd
worden. Echter, de bezuinigingen impliceren wel dat
de financiering van een deel van de statistieken komt
te vervallen. Het niet-verplichte statistiekprogramma
zal dus moeten inkrimpen, tenzij er uit andere bronnen
financiering wordt gevonden. ‘Dat dat bij opdrachtgevers
en gebruikers pijn zal doen is onvermijdelijk’, aldus
Tjark Tjin-A-Tsoi. Het CBS wil ook bezuinigingen blijven
realiseren door proces-redesign en innovatie. ‘Wij
zullen de processen op systematische wijze efficiënter
maken met behulp van de bekende methodologie
Lean Six Sigma. Verder implementeren we innovatieve
dataverzamelingsmethoden en statistiekprocessen.
Daardoor dalen de kosten. Er moet dus ruimte blijven
voor research en development’. Tjark Tjin-A-Tsoi
hecht veel belang aan innovatie. Volgens hem zullen
innovatieve projecten als big data en open data ook in de
14 cbs 03/14
toekomst erg belangrijk blijven. ‘De mogelijkheden van
bijvoorbeeld open data zijn groot voor gebruikers. Het is
een veel gebruiksvriendelijkere manier om aan CBS-data
te komen. De data zijn niet nieuw, maar ze worden nu
ook van computer tot computer aangeboden. Daardoor
kunnen gebruikers door middel van apps real time de
CBS-cijfers ophalen en toepassen.’
INTERNATIONAAL
Op internationaal gebied heeft het CBS altijd op veel
fronten een voortrekkersrol. Ook in de toekomst heeft
dit hoge prioriteit volgens Tjark Tjin-A-Tsoi. ‘Het is
heel belangrijk om internationaal een stevige vinger
in de pap te hebben, want er wordt steeds vaker
internationaal beleid gemaakt op het gebied van
de statistiekvoorziening. Daarom blijven we hierin
investeren. Daarnaast kunnen we met collega-instituten
in het buitenland gezamenlijk technieken ontwikkelen en
die onderling uitwisselen. Dat bespaart kosten.’
‘De CBS-persberichten
zijn nu veel rijker qua
informatie’
in gesprek met…
‘Men geeft zich onvoldoende
rekenschap van de feiten, zodat
niet op een reële wijze over de
zaken wordt gesproken’
Tot slot de vraag wat de buitenwereld de komende
periode nog meer van het CBS kan verwachten. ‘Een
actiever profiel in publieke debatten. Niet zozeer in het
debat zelf, alswel in het tijdig aanleveren van nuttige
informatie op een zeer gebruiksvriendelijke manier.
Daardoor kan men heel snel en gemakkelijk zien en
begrijpen wat er in de samenleving aan de hand is.’
Open Data
Open Data zijn overheidsdata die op eenduidige wijze
elektronisch beschikbaar worden gesteld op een
manier dat programmeurs hier direct gebruik van
kunnen maken voor allerlei toepassingen. Vanuit
combinanties van dit soort data kunnen veel nieuwe
soorten diensten en apps worden ontwikkeld. Vaak
zal dit in de vorm van apps voor smart-phones en
tablets zijn, maar ook voor pc-gebruik of andere
apparaten zijn toepassingen goed mogelijk.
herfst 2014 15
40
RUIM
DUIZEND INWONERS VAN
NEDERLAND WERKEN OVER DE GRENS
In 2013 verrichten ruim 1,8 miljoen inwoners van de
Europese Unie (EU) hun werkzaamheden over hun
eigen landsgrens heen. Dit komt overeen met
0,8 procent van de werkzame bevolking in de EU.
Het aantal grensarbeiders is de laatste jaren
toegenomen. Vijf jaar geleden waren er nog bijna
1,5 miljoen. Vooral inwoners van Slowakije (bijna zes
procent) en Estland (bijna vier procent) werkten
relatief vaak in het buitenland. In de overige EUlanden kwam het aandeel grensarbeiders niet boven
de 2,5 procent uit. (Bron: Eurostat)
2
GRENSARBEIDERS VANUIT
ZEELAND EN LIMBURG
%
Vanuit de Belgische provincies Limburg en Luik wordt relatief veel over
de grens gewerkt. In 2013 gaat het om respectievelijk 5 en 3,5 procent
van alle werkenden. Daarbij gaat het in veel gevallen om mensen met
de Nederlandse nationaliteit die in België zijn gaan wonen en in
Nederland werken. De Nederlandse provincies Zeeland en Limburg
volgen op gepaste afstand met rond de 2 procent grensarbeiders.
Vanuit de Duitse grensregio’s wordt relatief weinig over de grens
gewerkt. (Bron: Eurostat)
16 cbs 03/14
C
c
MINDER
PERSONEN­AUTO’S PER
1 000
INWONERS
Op 1 januari 2014 stonden er in Nederland 7,9 miljoen
personenauto’s geregistreerd. Dat waren er iets meer
dan begin 2013. Doordat de bevolking harder groeide
dan het aantal personenauto’s, daalde het aantal
personenauto’s per duizend inwoners voor het eerst
sinds 1990. In 2014 waren er 471 personenauto’s per
1 000 inwoners. Een jaar eerder waren dit er 472. In
1990 telde ons land overigens nog 344 personen­
auto’s per duizend inwoners. De meeste personen­
auto’s (bijna 7,1 miljoen) staan op naam van een
natuurlijk persoon (inclusief eenmansbedrijven).
(Bron: CBS)
kort: economie
GASPRIJS VOOR
BEDRIJVEN AFGELOPEN
3
a
A
JAAR
FLINK
OMHOOG
De gasprijs voor bedrijven is de afgelopen drie jaar
flink omhoog gegaan. Ondernemingen met een
klein tot middelgroot verbruik betaalden in 2013
gemiddeld 33 procent meer voor gas dan drie jaar
eerder. Bedrijven met een zeer groot verbruik zagen
de prijs stijgen met 23 procent. Ondernemingen met
een groot verbruik hadden te maken met een stijging
van 18 procent. Bij kleine tot middelgrote verbruikers
vormt belastingverhoging een belangrijke oorzaak
van de gestegen gasprijs. Zo vallen deze bedrijven
sinds 2013 in dezelfde schijf van energiebelasting als
particulieren, waardoor het tarief flink hoger werd.
(Bron: CBS)
a
A
2,2
BESTAANDE KOOPWONINGEN
IN JUNI
%
DUURDER
Bestaande koopwoningen waren in juni van dit jaar
2,2 procent duurder dan in juni 2013. Al drie maanden
achter elkaar zijn de prijzen van koopwoningen
hoger dan in de vergelijkbare maand van een jaar
eerder. Het gemiddeld prijsniveau van bestaande
koopwoningen is ongeveer even hoog als begin 2003.
Ten opzichte van augustus 2008, toen de huizen­
prijzen een piek bereikten, is sprake van een
prijsdaling van 19, 7 procent. (Bron: CBS, Kadaster)
herfst 2014 17
Ron Duijkers (rechts) behaalde zijn kandidaatsexamen
bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
en werkt sinds 1973 bij het CBS in allerlei management- en
onderzoeksfuncties.
Sidney Vergouw studeerde economie aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam en trad in 2006 in dienst van het CBS. Hij
hield zich bezig met de ontwikkeling van de Conjunctuurenquête
Nederland, economische berichtgeving en bedrijfseconomische
statistieken.
18 cbs 03/14
aan het woord…
CBS ontwikkelt nieuw product
voor branche­organisaties
Het CBS heeft in de afgelopen periode een mooi product voor de
verschillende branches ontwikkeld: de kwartaalmonitor. Het is een
elektronische uitgave voor verschillende bedrijfstakken, zoals de
industrie, detailhandel, motor- en autobranche, horeca en zakelijke
dienstverlening. Sinds kort is er ook een kwartaalmonitor voor de
transportwereld en de groothandel. Voor de bouw, de energie en
delfstoffenwinning zijn er eveneens kwartaalmonitoren in de maak.
Auteur: Miriam van der Sangen Fotografie: Sjoerd van der Hucht
Ron Duijkers is vanaf het begin nauw betrokken bij de
totstandkoming van de huidige kwartaalmonitoren. ‘Eind
2012 hebben we onze ambities op het gebied van de
bedrijfseconomische output op een rij gezet. We wilden
meer duiding en samenhang, een verbetering van de
toegankelijkheid van onze statistieken en meer externe
bekendheid.’ Een van de eerste stappen om deze
ambities te realiseren was de verdere ontwikkeling van
de kwartaalmonitoren. Belangrijkste streven hierbij was
volledige terreindekking en meer uniformiteit in de
presentatie van actuele ontwikkelingen in branches en
bedrijfstakken met als absolute ‘must’ het aanbrengen
van duiding en samenhang. Omdat het CBS nog niet alle
branches bediende werd gestart met de ontwikkeling van
nieuwe monitoren voor de transportwereld en de
groothandel. Sidney Vergouw: ‘Deze en andere nieuwe
monitoren komen in overleg met de brancheorganisaties
tot stand. Ook de overkoepelende organisaties MKB
Nederland en VNO/NCW zijn betrokken. We hebben er
bewust voor gekozen om de kwartaalmonitor in pdfformaat te gieten. Daardoor kan de publicatie makkelijk
binnen de brancheorganisaties worden rondgestuurd.
Overigens zijn alle publicaties niet alleen op de CBSwebsite te vinden, maar worden ze ook op ondernemers­
plein.nl gepubliceerd. Dat is een portal waar onder­
nemers terecht kunnen voor alle informatie van de (semi)
overheid, bijvoorbeeld om slagvaardig te kunnen onder­
nemen of innoveren.’ Duijkers vertelt dat de kwartaal­
monitor door een heel team van CBS-collega’s wordt
gemaakt. ‘Deze mensen zijn betrokken bij het gehele
statistische proces en brengen aan het eind van de
statistische keten alle relevante korte termijn­
ontwikkelingen op een samenhangende, toegankelijke,
aantrekkelijke manier naar buiten. Dat deze formule
aanslaat, blijkt uit het toenemend gebruik ervan. Dat
werkt stimulerend voor ons en betekent dat we op de
goede weg zijn.’ Volgens Vergouw en Duijkers heeft het
CBS in de afgelopen twee jaren ook veel tijd en energie
gestoken in een meer intensieve samenwerking met de
brancheorganisaties. ‘Als we het maatschappelijk nut van
onze cijfers verder willen vergroten en onze rol voor de
brancheorganisaties en andere gebruikers prominenter
willen maken, is het nodig dat we hen opnemen in ons
netwerk en deze positie benutten om goed zicht te
krijgen en houden op de informatiebehoefte. Daarnaast
kunnen we kennis opbouwen en delen door het
organiseren van symposia, expertgroepen, gezamenlijke
publicaties, artikelen in vakbladen en presentaties.’ Geo
Aldershof, werkzaam bij het Nederlands Verbond van de
Groothandel (NVG), ontvangt sinds maart van dit jaar de
Kwartaalmonitor Groothandel. ‘Het CBS brengt voor
diverse sectoren vernieuwde kwartaalmonitoren in pdfformaat uit. Voor ons als overkoepelende organisatie voor
de groothandel­sector is deze aparte update over de
groothandel nuttige informatie. De Kwartaalmonitor is
prettig leesbaar en overzichtelijk.’
herfst 2014 19
20 cbs 03/14
relaties
Laura van Geest, directeur Centraal Planbureau
‘Met minder
geld scherpe keuzes
maken’
Sinds augustus 2013 is Laura van Geest directeur van het
Centraal Planbureau (CPB). Ze heeft het in die functie erg
naar haar zin. ‘Het is een hele mooie club met veel slimme,
hardwerkende mensen. Ze leveren producten waar veel
publieke belangstelling voor bestaat.’ Van Geest ziet het als
een uitdaging er voor te zorgen dat het CPB beleidsrelevante
onderzoeken en analyses blijft presenteren, die weten­
schappelijk aan de maat zijn. ‘Daarvoor is het belangrijk om
steeds goed in de spiegel te kijken’, aldus de hoogste baas van
het CPB.
Auteur: Miriam van der Sangen Fotografie: Sjoerd van der Hucht
herfst 2014 21
Het zijn tijden van bezuinigingen in Nederland. Ook het
CPB moet bezuinigen. Welke gevolgen heeft dat voor
uw organisatie en voor het werk?
Het CPB heeft bezuinigingen in het verleden opgelegd
gekregen. Dat heeft onder andere geleid tot het schrappen
van een sector. De commissie Frijns (deze commissie
verrichtte vorig jaar onderzoek naar de kwaliteit van
het werk van het CPB en deed aanbevelingen voor
verbeteringen, red.) heeft aangegeven dat het uit de lengte
of uit de breedte moet komen. Tegen die achtergrond ben
ik het gesprek met het ministerie aangegaan. Zonder extra
geld zou het onvermijdelijk zijn dat we opnieuw zouden
moeten schrappen in het takenpakket. Op een zeker
moment zakt dan de kwaliteit door de bodem. Dat was ook
de waarschuwing van de commissie Frijns. Het ministerie
heeft gelukkig ruimte gezien voor een verhoging van de
middelen. Het CPB is kleiner dan in zijn hoogtijdagen,
maar het takenpakket is evenwichtig qua samenstelling
en budgettair adequaat afgedekt. De omvang waarvoor is
gekozen houdt ons scherp!
U hebt onlangs een gesprek gehad met de nieuwe DG
van het CBS. Hoe is het gesprek verlopen?
Het was een prima kennismakingsgesprek. We hebben
geconstateerd dat het CPB en het CBS onafhankelijke
instellingen zijn met een publieke taak. We trekken graag
samen op, ieder vanuit zijn eigen expertise en vakgebied.
Het CBS levert statistiek en beschrijft het verleden. Op
22 cbs 03/14
basis van data uit het verleden doen wij onderzoek. Met
ons onderzoek hopen wij inzicht te kunnen bieden in hoe
bepaalde maatregelen uitwerken in het verleden en de
toekomst. Wij maken ook ramingen over de Nederlandse
economie. In de tijdlijn zit dus een deel dat het CBS afdekt
en een deel dat het CPB afdekt. We moeten er voor zorgen
dat het brede publiek, de politiek en de burgers, informatie
krijgen, die zij kunnen plaatsen. We willen voorkomen dat
er verwarring ontstaat. Er bestaan cijfers en statistieken
waarvoor een nationale definitie bestaat, maar er zijn er
ook waar een internationale definitie voor is. Wij hebben
geconstateerd dat dit een bron van verwarring is. Hoe gaan
we daar mee om? Op dat gebied houden wij elkaar altijd
scherp. Het CPB is lid van één van de adviescommissies
van het CBS. Daardoor hebben we bij het verzamelen van
data direct de goede achtergronden en inzichten. Het CBS
is voor ons een belangrijke leverancier van data. Die data
gebruiken wij als wij onze modellen schatten. Verder zijn
we altijd in gesprek met het CBS over bepaalde data die
wij graag willen hebben, omdat wij daar weer interessant
ander onderzoek mee kunnen doen.
U bent grootverbruiker van economische statistieken
van het CBS, maar ook van sociale statistieken. Kunt u
iets zeggen over de kwaliteit van de statistieken?
In algemene zin staan statistieken in Nederland goed
aangeschreven. Maar je moet altijd kijken of de statistieken
die je besloten hebt te maken de juiste zijn en of je ze
herfst 2014 22
relaties
‘Maximaal 20 procent van onze
inkomsten mag uit opdrachten
van derden komen. Dit vanuit het
oogpunt van onafhankelijkheid’
zo goed mogelijk kunt maken met de informatie en de
data die je zelf kunt verzamelen. Daar is het CBS mee
bezig, net zoals wij voortdurend proberen precies te
kunnen verklaren, voorspellen of uit te leggen waar de
economische groei naartoe gaat. Die spanning herken ik
wel. Aan onze kant is er altijd een voorkeur voor lange
reeksen. Hoe langer de reeks, hoe beter het is. Bijvoorbeeld
als er een nieuwe definitie komt, die meestal verandering
van cijfers tot gevolg heeft. Dat maakt het voorspellen
voor ons lastiger. Dat zijn de gebruikelijke discussies tussen
afnemers en producenten.
Werkt het CPB ook in opdracht van derden? Zo ja, om
welke opdrachten gaat het dan?
Wij werken voor derden indien en voor zover de aanwijzin­
gen voor planbureaus dit toelaten. Bij ons begint dat bij
departementen en de Staten-Generaal. Daarnaast bestaat
ook de mogelijkheid om vragen te beantwoorden van de
vakbonden of werkgevers. Internationaal werken we voor
de Europese Commissie. Wij moeten bij vragen van hen
afwegen of we daar iets over kunnen vertellen en of we
er de capaciteit voor hebben. Het is niet de bedoeling dat
wij in concurrentie treden met anderen, bijvoorbeeld met
commerciële partijen. Wij zijn geen commercieel bureau en
verrichten ook geen commerciële activiteiten voor derden.
We zijn daar heel voorzichtig in. In mijn korte loopbaan
hier zijn er al twee keer mensen langs geweest met een
plan en of wij daar dan niet het goedkeurende stempel
van het CPB op willen zetten. Het antwoord was: nee.
Dat is niet onze taak. We zijn opgericht om bij te dragen
aan beter onderbouwd beleid en partijen te helpen die
daarbij betrokken zijn. Maximaal twintig procent van onze
inkomsten mag uit opdrachten voor derden komen. Dit
vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid.
Moet het instituut voor de openbare financiën en voor
de doorrekening van de economie opschalen naar
een wetenschappelijk topinstituut voor economische
beleidsanalyses?
Mijn idee is dat het CPB er is om bij te dragen aan beter
onderbouwd beleid. Wij bieden ramingen en analyses en
wij schetsen de pro's en contra's zodat beleidsmakers een
goede keuze kunnen maken. Willen wij dat goed doen,
dan moeten die analyses hout snijden. Daarom vinden wij
het heel belangrijk dat het wetenschappelijk aan de maat
is. Dat is niet altijd hetzelfde als wetenschappelijk. Als je
immers iets in een wetenschappelijk blad wilt publiceren,
moet dat enorm vernieuwend zijn en iets toevoegen aan
eerdere publicaties. Voor ons kan het soms genoeg zijn
onderzoek te doen naar al eerder toegepaste technieken,
maar daarbij doen we wel iets wat wetenschappelijk
aan de maat is. Iets dat de wetenschappelijke toets kan
doorstaan, zonder het nu gelijk toe te voegen aan de body
of knowledge. Wij doen hier onderzoek, omdat we willen
bijdragen aan beter onderbouwd beleid. We bedrijven
hier geen l'art pour l'art. Daarom moet het beleidsrelevant
herfst 2014 23
Curriculum vitae Laura van Geest
Laura van Geest (1962) studeerde Algemene Economie en
vervolgens Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam. Zij startte haar loopbaan bij het ministerie van
Financiën en werkte vervolgens een paar jaar bij het
International Monetair Fonds (IMF). In 2002 ging zij weer aan de
slag bij het ministerie van Financiën, waar zij in 2008 directeurgeneraal rijksbegroting werd. In 2011 volgde de benoeming tot
loco secretaris-generaal. Sinds augustus 2013 is Van Geest
directeur van het Centraal Planbureau.
zijn. We moeten kunnen uitleggen waarom dat zo is. Dat
is de mix die wij zoeken. Daarbij zijn wij nu al een instituut
dat breder is dan alleen de overheidsfinanciën, want van
onze vijf sectoren heet er maar één 'publieke financiën'
en de overige vier dekken andere onderwerpen. Naast de
ramingen en de analyses van de economie en de ramingen
voor de budgettaire uitkomsten hebben wij ook een hele
tak van sport die over de fysieke omgeving gaat, dus
maatschappelijke kosten-batenanalyses van bijvoorbeeld
het aanleggen van dijken. Hoe houden we droge voeten
in Nederland? We doen ook onderzoek naar klimaatbeleid.
Dat is meer en breder dan openbare financiën. We hebben
ook mensen die naar onderwijs kijken. Wat is effectief
onderwijsbeleid? Er zijn mensen die kijken naar de zorg:
hoe hebben we de zorg in Nederland georganiseerd en
doen we dat zo efficiënt mogelijk? Wij hebben zestien
programma's, die over allerlei verschillende onderwerpen
gaan. Het is breder dan overheidsfinanciën of de ramingen
van het CPB alleen. Het gaat juist om die mix van ramingen
en analyses op economisch interessante terreinen.
Er zijn regelmatig kritische geluiden te horen over de
betrouwbaarheid van de voorspellingen van het CPB.
Hoe kijkt u aan tegen die kritiek?
Aan de ene kant gaat ramen gepaard met onzekerheid
en met het feit dat de meeste ramingen niet precies zo
uitkomen als je verwacht. De werkelijkheid voltrekt zich
nooit precies conform de raming. De toets is te kijken of
24 cbs 03/14
de ramingen niet een stelselmatige fout bevatten. Dat je
niet altijd te optimistisch bent of altijd te pessimistisch.
En je moet kijken naar fouten in algemene zin, dus de
afwijkingen tussen realisatie en raming – dat je dat
vergelijkbaar doet. Ook moet je bekijken of jouw fouten niet
groter zijn dan die van andere partijen, die ook dat soort
ramingen geven: het IMF, de Europese Commissie of de
ECB. Als je geen stelselmatige fouten hebt en je foutmarges
zijn ongeveer net zo klein als die van je soortgenoten,
dan heb je het volgens mij goed gedaan. We maken die
ramingen met een model, waar we input in stoppen. Dan
gaat het model zijn werk doen en komt er een resultaat uit,
dat we nog eens aan onze expert opinion onderwerpen.
Als je de werkelijkheid dan achteraf ziet, zou je kunnen
zeggen dat de uitkomst afwijkt omdat de input anders
was dan verwacht. Bijvoorbeeld omdat de wereldhandel
zich anders heeft ontwikkeld of dat het kabinet een ander
beleid is gaan voeren dan het drie maanden daarvoor had
aangekondigd. Dat is dan niet irrelevant. Vervolgens zou
een verklaring kunnen zijn dat het model de werkelijkheid
toch niet perfect beschrijft. Het kan dus anders zijn gegaan
met de input van de economische variabelen. Dat zijn de
zaken waarop het mis kan gaan. Dat bekijken we dan. Het
biedt weer inspiratie voor waar wij ons werk het beste op
kunnen richten. Wat onze modellen betreft: die hebben
wij in alle soorten en maten. We hebben modellen voor
de groei, maar ook koopkrachtmodellen en modellen om
zorguitgaven te ramen. Een van de belangrijke modellen
relaties
‘De werkelijkheid voltrekt
zich nooit precies conform
de raming’
is het SAFFIER-model, waarmee we de groei ramen en
waarmee we grote beleidspakketten doorrekenen. In
economenland heeft een grote discussie gewoed over
wat daar het beste model voor is. Die discussie hebben
wij nog eens bekeken. Geïnspireerd door de commissie
Frijns hebben wij nagedacht over hoe we daarmee verder
willen gaan. We hebben geconstateerd dat een macroeconometrisch model als SAFFIER het geschiktst is voor ons
doel. Met onze modellen moeten wij heel veel dingen
tegelijk kunnen doen. Dat heeft ook een verfijning nodig,
die in heel veel academische modellen eigenlijk niet
mogelijk is.
Steeds meer externe partijen houden zich
tegenwoordig bezig met het voorspellen van de
Nederlandse economie. U noemde zelf al het IMF, de
OESO, de economen van de Rabobank en zo meer. Wat
vindt u daarvan?
We bekijken die voorspellingen natuurlijk met
belangstelling. Er waren altijd al veel ramingen. Dat er
meer over wordt gerapporteerd, vind ik een teken van de
slechte economische tijden. Dan is er meer belangstelling
dan wanneer alles goed gaat. In algemene termen
geldt: de beste raming is de recentste raming bij de grote
instellingen, zoals het IMF, OESO en de Europese Commissie.
Je moet niet kijken naar de publicatiedatum, maar naar
de datum waarop de input is afgesloten. Daar zit nog wel
eens wat speling tussen. Je kunt altijd zien wanneer de data
zijn vastgeprikt, bijvoorbeeld de olieprijs of de wisselkoers.
Wij maken onze ramingen helemaal zelfstandig, helemaal
vanaf nul. Wij hebben een eigen model. Er zijn andere
instellingen die ook ramingen maken van de Nederlandse
economie, maar zij doen dat meer op basis van informatie
in den brede. Zij komen dus niet met een model tot een
analyse. Zij kijken bijvoorbeeld naar wat wij hebben
geraamd en hoe wij dat hebben gemotiveerd. Als ze het
met die motivatie niet helemaal eens zijn, nemen ze onze
raming als uitgangspunt en daar plussen of minnen ze wat
op.
Centraal Planbureau
Het Centraal Planbureau (CPB) is een onderdeel van
het Nederlandse ministerie van Economische Zaken
en maakt economische prognoses en analyses. Het
planbureau probeert daarbij wetenschappelijk
verantwoord en actueel te zijn. Het CPB, gevestigd in
Den Haag, is opgericht in 1945. Nobelprijswinnaar Jan
Tinbergen was de eerste directeur. Anderhalf jaar
later (in 1947) krijgt het CPB zijn wettelijke basis.
Belanghebbenden voor het onderzoek van het CPB
zijn: regering, parlement en andere maatschappelijke
organisaties zoals politieke partijen, vakbonden en
werkgeversorganisaties.
herfst 2014 25
65
-PLUSSERS MAKEN INHAALSLAG OP
GEBIED VAN INTERNETVAARDIGHEID
Nederlanders van 16 tot 75 jaar zijn tussen 2010 en 2013
vaardiger geworden in het gebruik van internet. Met name
65-plussers hebben op het gebied van internet een inhaalslag
gemaakt. In 2010 kon 57 procent van de 65-plussers met
internet overweg, in 2013 was dat 75 procent. De belangrijkste
reden is dat meer ouderen zijn gaan internetten. Vooral het
gebruik van de zoekmachine, het versturen van e-mails met
bijlagen en het bellen via internet is tussen 2010 en 2013 onder
ouderen gestegen. (Bron: CBS)
26 cbs 03/14
kort: vrije tijd en cultuur
G
g
18-
58
25-
TOT
JARIGEN VOORAL
ONLINE MET
SMARTPHONE
De smartphone is onder jongeren verreweg het
meest gebruikte apparaat voor mobiel internet
buitenshuis. In 2013 ging drie kwart van de 12- tot
18-jarigen onderweg online met een smartphone.
Van de 18- tot 25-jarigen deed zelfs 90 procent dat.
Voor 25-plussers ligt dit met een percentage van
63 lager. Als ze online zijn, besteden jongeren hun
tijd vooral aan gamen, filmpjes kijken en het
bezoeken van sociale netwerken. Ook kopen ze vaak
kaartjes voor evenementen online. (Bron: CBS)
83
MILJOEN PASSAGIERS
VIA NEDER­LANDSE
LUCHTHAVENS
Het aantal reizigers via de Nederlandse luchthavens
blijft toenemen. In 2013 reisden meer dan 58 miljoen
passagiers via de Nederlandse luchthavens. In 2009
lag dit aantal nog op 46 miljoen. Het vrachtvervoer
via de lucht vertoonde vanaf 2010 aanvankelijk
een dalende lijn. Het transport had veel te lijden
onder de economische crisis. Maar in 2013 klom het
vrachtvervoer uit het dal. In het vierde kwartaal lag
het vervoerd gewicht weer op het zelfde niveau als
in het laatste kwartaal van 2010. Dankzij de toename
van het aantal reizigers lag in het vierde kwartaal
van 2013 de omzet van de luchthavens
(1,6 miljard euro) ruim 5 procent hoger dan in dezelfde
periode een jaar eerder. (Bron: CBS)
%
VAN 12- TOT 75-JARIGE
INTERNETTERS SHOPT ONLINE
Het online winkelen neemt nog steeds toe. In 2013
gaf 83 procent van de 12- tot 75-jarige internet­
gebruikers aan online te winkelen. Dat komt neer op
10,3 miljoen mensen. Dat zijn er 0,4 miljoen meer dan
in 2012. Het online kopen van kleding is vooral
c
C
d
D
populair bij 12- tot 25-jarigen. Online winkelende
65-plussers boekten vooral reizen, vakanties en
accommodaties (ruim 60 procent), gevolgd door
aankopen van elektronische boeken, tijdschriften en
kranten. (Bron: CBS)
herfst 2014 27
‘Er is een groeiende
behoefte aan snelle
economische cijfers’
Curriculum vitae Maico Hoksbergen
Maico Hoksbergen (1976) studeerde Vrijetijd­weten­
schappen in Tilburg en werkte na zijn afstuderen als
beleidsadviseur en projectleider op het gebied van
sociaal-economische zaken bij de gemeente Emmen.
In 2008 trad hij bij het CBS in dienst. Daar werkte
hij achtereenvolgens als statistisch onderzoeker,
projectleider en leidinggevende. Sinds 2011 is hij
werkzaam als relatiebeheerder.
28 cbs 03/14
aan het woord…
‘Onderling vertrouwen basis
voor goede samenwerking’
Sinds 2011 is Maico Hoksbergen relatiebeheerder bij het CBS. Zijn
portefeuille omvat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het
ministerie van Binnenlandse Zaken voor zover het het onderdeel
wonen en bouwen betreft en een aantal andere relaties, zoals
gemeenten en overige samenwerkingspartners.
Auteur: Miriam van der Sangen Fotografie: Sjoerd van der Hucht
Hoksbergen is beleidsadviseur bij het CBS. Daarnaast
houdt hij als relatiebeheerder frequent contact met
diverse strategische relaties. Een goede verstandhouding
met belangrijke leveranciers, afnemers en samen­
werkingspartners is essentieel voor het CBS. ‘Onderling
vertrouwen vormt de basis van elke goede relatie. Voor
onze samenwerking met belangrijke stakeholders geldt
dat ook’, aldus Hoksbergen. Het is de taak van de
relatiebeheerder te investeren in wederzijds vertrouwen.
‘Dat gebeurt door er voor te zorgen dat de mensen in
beide organisaties elkaar goed weten te vinden, elkaars
wensen en doelen kennen en begrijpen en daarop
kunnen inspelen. Dat geldt van hoog tot laag, van de
directeur-generaal en de directeuren tot de operationele
projectleiders.’ Volgens Hoksbergen is het SCP een
belangrijke partner voor het CBS. ‘We doen veel
onderzoek samen en maken ook gezamenlijke
publicaties. Denk bijvoorbeeld aan de Emancipatie­
monitor en aan het Armoedesignalement. We houden
elkaar goed op de hoogte van zaken die wederzijds
spelen. Dit najaar verrichten we in opdracht van het SCP
meerdere onderzoeken, onder andere naar informele
hulp en vrijetijdsgedrag. Ook voor de komende jaren
staan onderzoeken gepland.’ Hoksbergen is erg tevreden
over de relatie met het SCP. ‘We hebben verschillende
rollen. Het SCP adviseert de politiek en maakt de vertaling
van onderzoek naar beleid. Het CBS verstrekt objectieve
informatie over de stand van zaken. Dat is wel eens
lastig. Onderling zijn er dan ook wel eens discussies,
maar de gesprekken worden altijd met een positieve
toon afgesloten’. Eind 2013 sloten beide organisaties een
nieuwe mantelovereenkomst met elkaar af, waardoor de
onderlinge relatie verder werd verstevigd. De relatie met
de medewerkers van het onderdeel Wonen en Bouwen
bij het ministerie van Binnenlandse Zaken noemt
Hoksbergen ook goed, al is die van geheel andere aard.
‘Het aandachtsgebied is daar natuurlijk heel anders dan
bij het SCP, maar ook met hen werken we in veel
projecten goed samen. Daarnaast voeren we onderzoek
in opdracht uit. Zo verrichten wij één keer in de circa 3
jaar het grootschalige WoON-onderzoek (dit onderzoek
brengt de woonsituatie, woonwensen en woonbeleving
in kaart, red.) voor hen.’ Hoksbergen heeft ook veel
relaties in zijn portefeuille van de CBS-sector die
onderzoek verricht naar arbeid en leefsituatie. ‘We
hebben een breed pakket aan onderwerpen, variërend
van veiligheid en arbeid tot mobiliteit, toerisme en
inkomen. Departementen, planbureaus en gemeenten
hebben daar veel belangstelling voor. Met hen zit ik dan
ook regelmatig aan tafel, bijvoorbeeld om te praten over
de voorwaarden waaronder we bepaalde gegevens
leveren, de privacy en de kosten.’ Hoksbergen vindt zijn
werk boeiend, zeker nu het CBS zelf actiever de relaties
benadert. ‘We willen onze relaties interesseren voor de
grote hoeveelheid gegevens die we hebben en voor
nieuwe informatie die we kunnen leveren.’
herfst 2014 29
Complexe gezinnen: een nieuwe werkelijkheid
Zicht op
het gezin
van nu
Wat voor relatie willen mensen? Hoeveel kinderen verwachten
ze te krijgen en hoe vinden ze hun partner? Kunnen ouders
en hun volwassen kinderen bij elkaar terecht voor hulp?
Het Onderzoek Gezinsvorming van het CBS geeft actuele
antwoorden op die vragen. In 2013 werd het voor de negende
keer uitgevoerd, dit keer geïntegreerd met de Generations
and Gender Survey van het Nederlands Interdisciplinair
Demografisch Instituut (NIDI).
Auteur: Masja de Ree
30 cbs 03/14
Fotografie: Sjoerd van der Hucht
'Dat mensen steeds
vaker scheiden,
zal ook ook in de
toekomst zo blijven'
samenwerking
herfst 2014 31
Curriculum vitae Jan Latten
Jan Latten studeerde sociologie en demografie. In 1986
promoveerde hij op een typologie van gemeenten op basis van
bevolkingsontwikkeling. Sinds 2004 is hij bijzonder hoogleraar
sociale demografie aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn oratie
‘Zwanger van segregatie’ was in 2005 voorpaginanieuws. In
2007 publiceerde hij samen met Malou van Hintum het populair
wetenschappelijke boek ‘Liefde á la Carte’. Naast wetenschappelijke
artikelen schrijft hij ook columns en populaire artikelen. Voor de pers
is Jan Latten namens het CBS woordvoerder als het om sociale en
demografische onderwerpen gaat.
Het Onderzoek Gezinsvorming van het CBS bestaat
sinds 1974 en is daarmee één van de langstlopende
onderzoeken op het gebied van demografie. Elke vijf
jaar vraagt het CBS ongeveer 10 000 mensen naar
hun ideeën over ouderschap en relaties. Want op
basis van bevolkingsregisters kun je wel beschrijven
hoeveel mensen geboren worden, verhuizen of gaan
samenwonen, maar niet waarom ze dat doen, hoe ze
hun relaties vormgeven en wat hun plannen zijn voor
de toekomst. Mede aan de hand van deze enquête stelt
het CBS prognoses op voor de toekomstige groei van de
bevolking en de samenstelling van huishoudens.
beschikken over veel meer data over aanzienlijk meer
leeftijdsgroepen. De steekproef is goed en het CBS kan de
antwoorden van respondenten koppelen aan registers,
bijvoorbeeld de Gemeentelijke Basisadministratie. De
kwaliteit van onze informatie neemt daardoor toe.
Zo’n zeventig procent van de vragen uit het Onderzoek
Gezinsvorming en de GGS komt nu overeen.’
AAN DE PIL
De noodzaak voor het Onderzoek Gezinsvorming
ontstond halverwege de jaren zestig, met de komst van
de anticonceptiepil. Latten: ‘Het CBS maakt van oudsher
NIEUWE KANSEN
Sinds 2013 werkt het CBS bij het onderzoek naar
gezinsvorming samen met het NIDI. Het NIDI is namelijk
samen met de Universiteit Utrecht en de Erasmus
Universiteit Rotterdam verantwoordelijk voor een
vragenlijst die elke drie jaar aan een vaste groep
respondenten wordt voorgelegd: de Generations and
Gender Survey (GGS). De samenwerking tussen CBS en
NIDI biedt onderzoekers nieuwe kansen. ‘Het maakt
het bijvoorbeeld gemakkelijker een internationale
vergelijking te maken, omdat de GGS in negentien landen
wordt uitgevoerd’, zegt Jan Latten, hoogleraar sociale
demografie aan de Universiteit van Amsterdam en CBSdemograaf. Professor Aat Liefbroer van het NIDI: ‘Door
de samenwerking met het CBS kunnen onderzoekers
32 cbs 03/14
Wat is het NIDI?
Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch
Instituut (NIDI) is een onderzoeksinstituut op het
gebied van demografie en sociale wetenschappen.
Het instituut is in 1970 opgericht en valt sinds
2003 onder de Koninklijke Nederlandse Akademie
van Wetenschappen. Het NIDI bestudeert
bevolkingsvraagstukken. Ook analyseert het de
bevolkingsontwikkeling en de samenhang met
maatschappelijke beleidsvraagstukken. Tevens
worden demografische gegevens ontsloten voor
wetenschap, beleid en samenleving.
samenwerking
‘Gezinnen worden steeds
ingewikkelder qua samen­
stelling en de overheid moet
daarop inspelen’
bevolkingsprognoses: voorspellingen over de omvang
van de bevolking. Maar met de introductie van de pil
in Nederland zagen we een trendbreuk.’ Nederlandse
vrouwen kregen begin jaren zestig nog gemiddeld drie
kinderen. Dat aantal daalde plotseling naar anderhalf.
Latten: ‘Onderzoekers en beleidsmakers leefden nog in
de roes van de babyboom, de plotselinge omslag kwam
als een volkomen verrassing. Wat betekende die omslag?’
Er werd een staatscommissie opgericht om helderheid
te brengen en de bevolkingsprognose te verbeteren. Die
concludeerde onder andere dat een enquête nodig was
om het gedrag van mensen te begrijpen en zo ontstond
het Onderzoek Gezinsvorming. ‘We vragen mensen
inmiddels niet alleen hoeveel kinderen ze willen en
verwachten te krijgen, maar ook wat dit voor invloed zal
hebben op hun carrière en relatie’, zegt Niels Kooiman,
statistisch onderzoeker bij het CBS. Latten benadrukt het
belang van de huishoudens- en bevolkingsprognoses.
‘Uit die cijfers leidt de overheid bijvoorbeeld af hoeveel
scholen er moeten komen, maar ook welke juridische
regelingen nodig zijn om nieuwe relatievormen te
ondersteunen.’ Aat Liefbroer: ‘Voor het NIDI is het
van belang dat we de keuzes die mensen maken
wetenschappelijk kunnen verklaren. De internationale
vergelijking is daarbij interessant omdat het laat zien of
mensen zich in andere landen door dezelfde factoren
laten beïnvloeden als hier, bijvoorbeeld als zij keuzes
maken over kinderen, scheiden, etc.’
NA DE SCHEIDING
Ter gelegenheid van het verschijnen van de nieuwe
data uit het Onderzoek Gezinsvorming en de GGS werd
op 19 juni bij het CBS een seminar georganiseerd
voor vakgenoten. Daar gingen onderzoekers van het
CBS en het NIDI in op enkele eerste bevindingen.
‘Het is informatie die dicht bij de mensen staat’, zegt
Kooiman, die zelf een presentatie hield over het
onderwerp scheiden. Uit de data blijkt dat ex-partners
tegenwoordig vaker contact houden met elkaar en met
de kinderen. Aan de andere kant geeft een groeiend
percentage gescheiden ouders aan dat dit contact slecht
is. Kooiman: ‘Zij zien elkaar dus tegen heug en meug.
Deze ontwikkelingen hebben waarschijnlijk te maken
met het ouderschapsplan dat scheidende ouders sinds
2009 moeten opstellen. De overheid kan uit onze data
concluderen dat dit plan in elk geval effect heeft, maar
dat er wel meer ruzie door lijkt te ontstaan.’ ‘Dat mensen
steeds vaker scheiden, zal ook in de toekomst zo blijven’,
zegt Latten. ‘Je hebt er als overheid dan niet genoeg aan
om het aantal scheidingen in kaart te brengen. Je moet
ook iets weten over de gevolgen voor de betrokkenen en
over de factoren die de periode daarna bepalen.’
VEERTIG JAAR ONDERZOEK
Het onderzoek naar gezinsvorming heeft zich in de
loop van de tijd sterk ontwikkeld. Alleen al de groep
respondenten is compleet veranderd: aanvankelijk alleen
herfst 2014 33
Aat Liefbroer
jonge gehuwde vrouwen (het ging immers om kinderen
krijgen). Nu zijn mannen én vrouwen betrokken en wel
in de leeftijd van 18 tot 79 jaar. Liefbroer: ‘We brengen
het gezin thuis in kaart en ook de ontwikkelingen en
relaties tussen gezinsleden nadat de kinderen het huis
verlaten hebben.’ Het perspectief werd ook steeds
breder. Van alleen de vraag naar kinderen krijgen tot
relaties en gezinsvorming in zijn hele breedte, inclusief
uit elkaar gaan, ouderschap en het steunen van ouders.
Het beleid van de overheid speelt in op demografische
ontwikkelingen en de vragen van de overheid
veranderen steeds. Nu is het onderwerp participatie
Curriculum vitae Niels Kooiman
Niels Kooiman (1982) studeerde Sociale Geografie
aan de Universiteit van Amsterdam (research
master, cum laude). Eerder verrichtte hij bij het
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onderzoek
naar de acceptatie van homoseksualiteit. Sinds 2012
werkt hij bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Daar is hij werkzaam op twee onderzoeksterreinen:
relatie- en gezinsvorming enerzijds en verhuis­
bewegingen en bevolkingskrimp anderzijds.
Binnen dat laatste thema is hij bezig met een
promotietraject aan de Universiteit van Amsterdam.
34 cbs 03/14
actueel. Uit de enquêtes blijkt dat mensen in principe
positief staan tegenover het helpen van ouders of andere
naasten. Er is echter ook een groep die hulp wil, maar die
niet krijgt. ‘Terwijl de participatiesamenleving officieel
nog moet beginnen’, benadrukt Latten. ‘Ook zien we in
de eerste resultaten dat ouderen die hulp nodig hebben
die hulp voor een groot deel van professionals krijgen.
Hoe gaat dat straks als daarop bezuinigd wordt?’
COMPLEXE GEZINNEN
Kooiman: ‘De helft van de Nederlanders vindt dat
volwassen kinderen verantwoordelijk zijn voor de zorg
van hun ouders. Maar veel minder mensen zijn bereid
hun ouders ook in huis te nemen als de zorgvraag groot
wordt. Bovendien zien we dat gescheiden ouders minder
contact hebben met hun volwassen kinderen dan ouders
die nog samen zijn.’ Tijdens het seminar werd door de
aanwezigen veel gesproken over complexe gezinnen:
een nieuwe werkelijkheid waarvan de gevolgen nog
niet altijd duidelijk zijn. Latten: ‘Veel uitkomsten uit
het Onderzoek Gezinsvorming en het GGS lijken ‘nice
to know’. Bijvoorbeeld het feit dat vooral ouderen een
partner vinden via internet-daten. Dat haalt de kranten
en het RTL-nieuws. Maar let op: het zijn niet alléén leuke
weetjes. Al die ouderen die elkaar via internet gevonden
hebben, hebben in de komende jaren namelijk wel
iemand die voor hen kan zorgen. Dat is een belangrijk
gegeven voor de participatiemaatschappij.’
samenwerking
‘Al die ouderen die elkaar hebben
gevonden via internet hebben in de
komende jaren wel iemand die voor
hen kan zorgen’
Liefbroer wil de samenwerking tussen het NIDI en het
CBS op het gebied van onderzoek naar gezinsvorming
graag voortzetten. ‘We hopen dat we in de toekomst
de respondenten uit het onderzoek uit 2013 nog eens
opnieuw kunnen ondervragen. Daar is wel geld voor
nodig. Als je dezelfde respondenten terugvraagt, wordt
het onderzoeksdesign ingewikkelder. We zoeken bij het
NIDI daarom hard naar sponsoren.’ Latten: ‘Gezinnen
worden steeds ingewikkelder van samenstelling en
de overheid moet daarop inspelen. Om de data te
leveren die daarvoor nodig zijn, heb je niet genoeg aan
informatie uit de registers van de overheid. Enquêtes
blijven nodig.’ Kooiman: ‘Het leuke is dat wij van de
enquêtrices, die deze enquête face-to-face uitvoeren,
horen hoe enthousiast en bereidwillig de respondenten
bij dit onderzoek zijn. Ze zijn openhartig, ook al zijn de
vragen erg persoonlijk.’
herfst 2014 35
%
74
VAN INWONERS ZUIDNEDERLAND VERTOONT PREVENTIEF
GEDRAG TEGEN CRIMINALITEIT
Preventief gedrag tegen criminaliteit komt het meest voor in Zuid-Nederland en het
minst in Noord-Nederland. Inwoners van Zuid-Nederland (Noord-Brabant en Limburg)
letten beter op hun spullen en beveiligen hun woning beter. Zo zegt 74 procent van de
zuiderlingen vaak waardevolle spullen uit de auto mee te nemen om diefstal te
voorkomen. In Noord-Nederland (Friesland, Groningen en Drenthe) wordt dit gedaan
door 64 procent. Ook laat 40 procent van de zuiderlingen waardevolle spullen thuis om
diefstal of beroving op straat te voorkomen, tegenover 30 procent van de noorder­
lingen. (Bron: CBS)
36 cbs 03/14
d
D
450 4
kort: criminaliteit
BIJNA
DUIZEND NEDER­
LANDERS OPGELICHT
VIA INTERNET
In 2013 gaf 3,3 procent van de Nederlanders van
15 jaar of ouder aan dat ze wel eens opgelicht zijn bij
het kopen of verkopen via internet. Dat komt neer
op bijna 450 duizend personen. Het gaat daarbij
vooral om koopfraude: bestelde en betaalde spullen
die niet geleverd zijn. Het aandeel mensen dat
daarmee naar eigen zeggen te maken had, nam toe
van 2,7 procent in 2012 naar 3,1 procent in 2013.
Verkoopfraude, waarbij geleverde goederen of
diensten niet betaald worden, komt veel minder
voor en bleef vrijwel gelijk. Van 1 op de 5 gevallen
van koop- of verkoopfraude via internet is in 2013
aangifte gedaan bij de politie. (Bron: CBS)
1,3
OP DE
10
MENSEN VOELEN ZICH
WEL EENS ONVEILIG BIJ
EEN HANGPLEK
Uit de Veiligheidsmonitor 2013, een jaarlijkse
publicatie die het CBS onder andere maakt met het
ministerie van Justitie, blijkt dat het gevoel van
onveiligheid het grootst is rondom plekken waar
jongeren rondhangen. Ruim 4 op de 10 mensen
voelen zich in hun woonplaats in de buurt van deze
plekken wel eens onveilig. Ook de onveiligheids­
gevoelens in de buurt van uitgaansgelegenheden
zijn relatief groot. Dit is het geval bij 1 op de
4 mensen. Het laagst zijn de onveiligheidsgevoelens
thuis. In de eigen woning voelt 9 procent zich wel
eens onveilig. (Bron: Veiligheidsmonitor 2013)
%
MINDER JONGEREN
AANGEHOUDEN IN 2012
In 2012 hield de politie 66 duizend jongeren van 12
tot 25 jaar aan op verdenking van het plegen van
minimaal één misdrijf. Dat is bijna een derde minder
dan in 2007. Vooral het aantal aangehouden
minderjarigen is afgenomen. In totaal werden 18 000
c
C
jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar
aangehouden. Het aantal aangehouden
jongvolwassenen bedroeg 48 000. Dat is een daling
van 20 procent. (Bron: CBS, WODC)
herfst 2014 37
CBS-econoom Van Mulligen over revisie nationale rekeningen
Economie nóg
nauwkeuriger
in beeld
In verband met de nieuwe verplichte internationale
methodologische richtlijnen en een herziening van eigen
bronnen heeft het CBS een revisie van de nationale rekeningen
uitgevoerd. Belangrijke cijfers over onder meer het bruto
binnenlands product (bbp), het overheidstekort en de overheidsschuld veranderen hierdoor. Peter Hein van Mulligen, econoom
bij het CBS, legt uit waarom de revisie nodig was. ‘We brengen de
economie nu nóg nauwkeuriger in beeld.’
Auteur: Jaap van Sandijk
38 cbs 03/14
Fotografie: Sjoerd van der Hucht
cbs-project
‘De wereld verandert
en daar moet je je
meetmethode op
aanpassen’
herfst 2014 39
Het gaat dus best goed met de economie dachten we in
maart van dit jaar. Het CBS meldde die maand namelijk
dat het bruto binnenlands product van het jaar 2010
met 44,7 miljard naar boven was bijgesteld. Ook cijfers
over de overheidsschuld en het overheidstekort zagen
er na de aanpassingen positief uit. Toch was er geen
aanleiding voor een feestje. Het ging namelijk om
uitsluitend cijfermatige bijstellingen. En die veranderen
niets aan de economische realiteit, vertelt Peter Hein
van Mulligen, econoom bij het CBS. ‘We hebben het hier
over de statistische werkelijkheid. En daar word je met
elkaar geen cent rijker van. Het algemene beeld van
de economie verandert daardoor niet.’ Dat is misschien
jammer, want wie wil er nou geen economische boost?
SCHERPER
Toch is die revisie goed nieuws. ‘Ons beeld van de
economie wordt er namelijk een stuk scherper door’,
legt Van Mulligen uit. Eerst even het waarom van die
bijgestelde cijfers. Die waren nodig omdat de nationale
rekeningen zijn gereviseerd. De nationale rekeningen –
zeg maar het jaarverslag van de BV Nederland – brengen
alle inkomsten en uitgaven en ook de investeringen
en beleggingen in beeld. Dat leidt tot een breed
overzicht, dat laat zien hoe de economie van ons land
er voorstaat. De nationale rekeningen zijn de bron voor
veelgebruikte macro-economische variabelen, zoals het
bruto binnenlands product (bbp), het handelssaldo, het
40 cbs 03/14
bruto nationaal inkomen (bni), het overheidstekort en de
overheidsschuld.
ECONOMIE METEN
Revisies aan de nationale rekeningen worden met
regelmaat uitgevoerd. Dat gebeurt in internationaal
verband en onder auspiciën van de Verenigde Naties,
dat met het System of National Accounts (SNA) model
staat voor de nationale rekeningen in veel landen. Het
SNA is tegelijkertijd de basis voor het European System
of Accounts (ESA), dat alle lidstaten van de EU verplicht
zijn te gebruiken. Door het gebruik van dit model
blijven landen op onderling vergelijkbare wijze hun
economie meten. ‘De wereld verandert en daar moet je
je meetmethode dan op aanpassen’, legt Van Mulligen de
noodzaak voor de revisie uit.
INTERNATIONALE REGELS
De econoom noemt twee belangrijke economische
veranderingen die hebben geleid tot een aanpassing
van internationale methodologische regels. ‘Neem
de globalisering. Hierdoor zijn productieketens
meer opgeknipt dan vroeger. Toen werd alles dat de
landsgrens over ging gerubriceerd onder buitenlandse
handel. Het ging immers om export. Tegenwoordig
zie je echter dat bij al die grenspasseringen het bedrijf
de eigenaar blijft van het product, ook al vindt in het
ene land de productie plaats terwijl in het andere land
CBS kiest voor internationale definitie werkloosheid
Naast de revisie van de nationale rekeningen vindt er bij het CBS ook een wijziging
plaats op het gebied van het werkloosheidscijfer. Met ingang van 2015 zal het CBS de
definitie van de International Labour Organisation (ILO) gebruiken als hoofdindicator
van de werkloosheid. De stap maakt deel uit van een bredere strategie om zoveel
mogelijk aan te sluiten bij internationale definities om onderlinge vergelijkbaarheid
mogelijk te maken en verwarring te voorkomen. Het CBS publiceert maandelijks over de
werkloosheid en de beroepsbevolking in Nederland, op basis van twee benaderingen:
de nationale definitie en vanaf 2001 ook de internationale definitie. Het belangrijkste
verschil is het aantal uren per week dat iemand werkt of wil werken. Volgens de
internationale definitie wordt iedereen geteld die werkt of wil werken, ook scholieren
met kleine bijbaantjes. Dat betekent dat de grens op 1 uur per week ligt. De nationale
definitie omvat alleen mensen die substantieel werk hebben of willen en voor wie
betaald werk een belangrijk onderdeel is van hun dagelijks leven. Daarom is de grens bij
12 uur per week gelegd.
bijvoorbeeld aan het design wordt gewerkt. Nu zeggen
we: zolang het product eigendom van het bedrijf is,
worden geen goederen, maar alleen diensten uitgevoerd.
Dat heeft gevolgen voor de cijfers.’ Een ander voorbeeld
is het rubriceren van een economische activiteit als
onderzoek en ontwikkeling. Ook daarover zijn nieuwe
internationale afspraken gemaakt. ‘De aard van research
and development – R&D – is nu heel anders dan in het
verleden’, vertelt Van Mulligen. ‘In de oude opzet werd
dit beschouwd als kostenpost. Maar voor veel bedrijven
is het juist een investering. Er is ook een toenemend
aantal bedrijven dat research and development verricht
als kernactiviteit. Daarom is in internationaal verband
afgesproken om R&D te rekenen onder investeringen. Dit
verhoogt het bbp substantieel.’
REVISIE VAN BRONNEN
Naast bovengenoemde aanpassingen aan het
meetsysteem is er een tweede aanleiding voor de revisie
van de nationale rekeningen. Er heeft namelijk ook een
herijking van de bronnen plaatsgevonden. ‘Bronnen
die we gebruikten voor het meten van de groei van de
economie werden niet gebruikt voor het vaststellen van
de omvang van de economie. Het tussentijds doorvoeren
daarvan zou de economische groeicijfers verstoren. Met
de huidige revisie worden die bronnen nu wel gebruikt
voor het meten van de omvang van de economie. Je
moet hierbij denken aan administratieve bronnen van
bijvoorbeeld de Belastingdienst, Kamer van Koophandel,
DNB en lagere overheden.’ De revisie is uitgevoerd op
het ijkjaar 2010. Uit de cijfers na de herziening blijkt
dat de economie dat jaar bijna 45 miljard groter was,
een toename van 7,6 procent. Van Mulligen: ‘Door de
aanpassing wordt het bbp groter en onze schuld naar
verhouding kleiner. Die daalt met vijf procent – al blijft
deze in absolute cijfers, 440 miljard euro, natuurlijk
ongewijzigd. Ook krijgen we een beter beeld van onze
overheidsfinanciën in relatie tot het bbp. In 2013 was de
schuld 68,8 procent van het bbp, wat nog steeds boven
de norm van 60 procent is. Het tekort kwam in 2013 wel
beneden de EMU-norm van 3 procent uit en bedroeg
2,3 procent van het bbp.’
Groot voordeel van de revisie is dat we nu nóg beter
weten hoe ons land er economisch voor staat, aldus Van
Mulligen. ‘We brengen de omvang van de economie
nu nóg nauwkeuriger in beeld en dat is een belangrijk
winstpunt.’ De VS werken, als eerste land, sinds 2013
met gereviseerde nationale rekeningen. Uiterlijk vanaf
september dit jaar moeten alle lidstaten van de Europese
Unie volledig werken volgens de nieuwe internationale
richtlijnen, zo is binnen Eurostat – het statistische bureau
van de Europese Unie – afgesproken.
herfst 2014 41
%
70
VAN DE NEDERLANDSE
BEVOLKINGS­GROEI VINDT PLAATS IN
DE 4 GROTE STEDEN
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht namen een groot gedeelte van de groei
van de Nederlandse bevolking voor hun rekening. Sinds 2009 vond 37 procent van
de totale Nederlandse bevolkingsgroei plaats in deze vier grote steden. In de periode
2004-2009 was dit aandeel slechts 21 procent. Door de sterke concentratie van de
bevolkingsgroei in de grote gemeenten wordt het inwonertal van de steden snel
groter. Utrecht passeerde in 2009 de grens van 300 duizend inwoners, Rotterdam
had in 2010 meer dan 600 duizend inwoners. Den Haag passeerde de grens van
500 duizend inwoners in 2011 en Amsterdam groeide in 2013 tot meer dan
800 duizend inwoners. Vergeleken met 2009 zijn er in 2014 vijf nieuwe gemeenten
met meer dan 100 duizend inwoners. Het zijn Alphen aan den Rijn, Delft,
Leeuwarden, Venlo en Westland. (Bron: CBS)
42 cbs 03/14
kort: bevolking
10
RUIM
%
MINDER STERFTE DOOR
MILDE WINTER
In het eerste kwartaal van 2014 overleden
35 duizend personen. Dat zijn er 4,6 duizend minder
dan in het eerste kwartaal van 2013 en 2,6 duizend
minder dan in het eerste kwartaal van 2012. De
daling van de sterfte valt samen met een relatief
milde winter en een lichtere griepepidemie dan
voorgaande jaren. Onder meer de griepepidemieën
in 2012/2013 en de relatief koude winter droegen bij
aan een hogere sterfte in die jaren. De afname van
sterfte is met name zichtbaar onder ouderen.
(Bron: CBS)
13
%
MEER DAN
50
%
KINDEREN BIJ
EEN GEHUWD
PAAR GEBOREN
i
I
Meer dan de helft van de kinderen (56 procent) wordt
bij een gehuwd paar geboren. 33 procent komt op
de wereld bij een ongehuwd stel en 8 procent wordt
geboren in een eenoudergezin. Een klein deel van
de kinderen (2 procent) wordt geboren in een ander
huishouden. Meestal maken de moeders van deze
kinderen deel uit van een driegeneratiehuishouden.
Het kind wordt dan geboren uit een moeder die nog
inwoont bij haar eigen ouders. (Bron: CBS)
e
E
SAMENWONENDE STELLEN VOND
ELKAAR ONLINE
Van de stellen die in de afgelopen 5 jaar zijn gaan
samenwonen, heeft ruim 13 procent elkaar gevonden
via internet. Het web wordt steeds meer een
middel om een vaste partner te ontmoeten. Van
de vaste partners die tussen 1998 en 2003 gingen
samenwonen had nog minder dan 2 procent elkaar via
internet ontmoet. Vijf jaar later was dit al bijna
10 procent en tussen 2008 en 2013 steeg het
percentage verder naar ruim 13 procent. Overigens
hebben de meeste stellen die gaan samenwonen
elkaar ontmoet bij het uitgaan, op vakantie of tijdens
een andere vorm van vrijetijdsbesteding. Maar het
aandeel hiervan loopt duidelijk terug. (Bron: CBS)
herfst 2014 43
Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau
‘Actuelere
cijfers leveren,
is de grootste
uitdaging van
deze tijd’
Kim Putters is vanaf juni 2013 directeur van het Sociaal en
Cultureel Planbureau (SCP). Op het werkterrein van het SCP wil
hij de komende tijd vooral focus aanbrengen. ‘In hoeverre doen
mensen mee in de maatschappij en wat zijn de gevolgen van de
veranderingen in de verzorgingsstaat? Dat worden belangrijke
thema’s.’ Daarnaast wil hij met het CBS om de tafel gaan zitten
om de mogelijkheden van snellere datalevering te bespreken.
‘Dat is voor onze organisaties de grootste uitdaging van deze
tijd.‘
Auteur: Masja de Ree Fotografie: Sjoerd van der Hucht
44 cbs 03/14
relaties
'Het advies dat we als SCP
geven is niet vrijblijvend'
herfst 2014 45
Sociaal en Cultureel Planbureau
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is een nationaal sociaalwetenschappelijk
onderzoeksinstituut en belangrijk adviesorgaan van de Nederlandse regering. Formeel
en organisatorisch is het onderdeel van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Het SCP onderzoekt ontwikkelingen in de samenleving, bijvoorbeeld door
het bestuderen van de belevingsgevoelens op allerlei gebieden. Ook wordt onderzoek
gedaan naar allerlei culturele en godsdienstige verschijnselen. Het SCP brengt gevraagd
en ongevraagd adviezen uit aan de regering, De Eerste en Tweede Kamer, ministeries,
overheidsorganisaties en andere maatschappelijke instellingen.
Sinds juni 2013 bent u directeur van het SCP. Hoe bevalt
het?
Het is geweldig interessant en relevant. Als je ziet welke
onderwerpen in het maatschappelijk domein – de zorg,
het onderwijs, armoede – hier in één week voorbij­
komen, dat is heel bijzonder. Voor mij betekent deze
nieuwe functie een wisseling van rol. Ik was altijd vooral
onderzoeker. Nu maak ik, nog steeds als onderzoeker
overigens, de vertaling naar het beleid. Dat bevalt heel
goed. Het is plezierig om verbanden te kunnen leggen
tussen de trends die je waarneemt. Het advies dat we als
SCP geven, is niet vrijblijvend. Het heeft een vaste plek in
de overlegstructuren van politici en beleidsmakers. Dat
maakt een verschil.
Waar liggen uw prioriteiten de komende tijd?
Toen ik hier een jaar geleden begon, heb ik gezegd
dat ik behoefte heb aan meer focus. Ik wil dat het SCP
op metaniveau een bijdrage levert aan een aantal
belangrijke maatschappelijke debatten. Daarin wil
ik herkenbaar zijn. Het SCP monitort van oudsher
de kwaliteit van leven op alle terreinen van de
maatschappij. Dat blijven we doen. Daarnaast leg ik de
nadruk op de thema’s in- en uitsluiting en transitie van
de verzorgingsstaat. Doe je mee of doe je niet mee in
de maatschappij? En aan welke factoren ligt dat? Niet
langer is alleen iemands opleiding en economische
situatie van belang. Je ziet nieuwe scheidslijnen
46 cbs 03/14
g
G
ontstaan, die bijvoorbeeld te maken hebben met de
mate waarin mensen meegaan in ICT-ontwikkelingen.
In de verzorgingsstaat verandert van alles. Er wordt een
steeds groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid van
burgers en allerlei taken verschuiven van rijksoverheid
naar gemeentes. Die veranderingen gaan wij monitoren.
Daarbij scheppen we een integraal beeld: we bundelen
de gevolgen van de veranderingen op verschillende
terreinen, bijvoorbeeld onderwijs en economische
situatie.
Het CBS en het SCP werken al tientallen jaren samen
en er is veel waardering voor elkaar. Hoe ziet u die
samenwerking in de toekomst?
Voorop staat dat het CBS één van onze belangrijkste
partners is. We verzamelen zelf data, maar voor het
grootste deel van onze gegevens zijn we afhankelijk van
het CBS. Dat zal ook in de toekomst zo blijven. Ik vind het
met het oog hierop belangrijk dat we geraadpleegd
worden over de gevolgen van bezuinigingen voor de
dataproductie van het CBS. Dat overleg vindt ook plaats.
Sommige gegevens hebben we echt nodig. Mensen – ook
in de politiek – realiseren zich soms niet dat een
bezuiniging op het CBS doorwerkt op onder meer de
planbureaus. Als de taakstelling bij het CBS ertoe leidt dat
wij onze data over bijvoorbeeld gezondheid of veiligheid
ergens anders moeten halen, dan schiet de overheid daar
financieel niets mee op. Het CBS en het SCP vullen elkaar
relaties
‘We hechten zeer aan
onze wetenschappelijke
uitgangspunten’
aan. Wij zijn sterk in het duiden van trends in lang­
lopende onderzoekstrajecten, het CBS helpt ons daarbij
door data beschikbaar te stellen.
Onlangs maakten het SCP en het CBS nieuwe afspraken
over onder meer geheimhouding en datalevering.
Waarom was dat nodig?
Zowel het CBS als het SCP hechten veel waarde aan de
vertrouwelijkheid van onze gegevens en de privacy van
degenen op wie de data betrekking hebben. Dat wordt
door alle koppelingen van registers bij de overheid een
steeds belangrijker onderwerp. Het is goed dat we de
afspraken op dat terrein nog eens bekeken en hernieuwd
hebben. Verder hebben we gesproken over wanneer het
SCP welke gegevens van het CBS kan raadplegen en
gebruiken. Dat is een lastig punt: wij zitten er op te
wachten, maar het CBS heeft zelf ook een verantwoorde­
lijkheid voor de eigen data. Het lukt tot nu steeds daar
goede afspraken over te maken. Die dialoog met het CBS
is belangrijk voor ons. We kunnen onze gegevens niet
zomaar ergens anders halen.
verzoeken van onze kant. Wat niet specifiek is voor het
CBS, maar wat ik wel in toenemende mate als een
probleem zie, is de mate waarin we achterlopen met
onze gegevens. Begin juni hebben we onze evaluatie van
de WMO (wet maatschappelijke ondersteuning, red)
gepubliceerd. Met de nieuwe wetswijzigingen op dit
terrein voor de deur is dat voor de politiek een uiterst
relevante uitgave. Maar de gegevens lopen maar tot
2012. Dat het anderhalf tot twee jaar duurt voordat wij
met gegevens van het CBS een onderzoekspublicatie
kunnen uitbrengen, is eigenlijk niet meer uit te leggen in
deze tijd van snelle media. De doorlooptijd van een
onderzoek is even lang als de gemiddelde zittingstijd van
een kabinet tegenwoordig. Dat betekent dat de meeste
Continu Onderzoek Burgerperspectieven
Met het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB)
brengt het SCP de mening van de burgers in kaart.
Sinds 2008 vindt dit onderzoek regulier plaats onder de
Nederlandstalige bevolking van 18 jaar en ouder. Het
Het SCP is een grootverbruiker van de sociale
statistieken van het CBS. Bent u tevreden over de
kwaliteit van deze statistieken?
De kwaliteit is goed en ik hoor van mijn medewerkers dat
de samenwerking met de CBS’ers die de data leveren ook
goed verloopt. Het CBS staat open voor vragen en
SCP onderzoekt waarover burgers zich zorgen maken,
wat ze belangrijk vinden, hoe het met hen gaat, en hoe
ze vinden dat het met de maatschappij en de politiek
gaat. Het COB besteedt vooral aandacht aan waarom de
respondenten dat vinden.
herfst 2014 47
ministers die een onderzoek aanvragen de uitkomst
daarvan niet meer meemaken.
Ziet u een oplossing waardoor het SCP met actuelere
cijfers kan werken?
Ik wil graag met het CBS om de tafel gaan zitten om de
mogelijkheden van snellere datalevering te bespreken.
Dat is voor onze organisaties volgens mij de grootste
uitdaging van deze tijd. Die snelheid mag overigens niet
ten koste gaan van de kwaliteit. Dat kwaliteitsprotocollen
tijdrovend zijn, is ook iets dat we moeten accepteren. We
willen het graag sneller als het kan, maar het is net zo
goed onze taak om de politiek en onze andere klanten
duidelijk te maken dat betrouwbare cijfers tijd kosten. Als
je ons advies vraagt, accepteer dan ook dat we check op
check doen.
vonden we te eenzijdig, omdat de effecten van de
regelingen ook elkaar beïnvloeden. We hebben toen een
breder onderzoek ingesteld. We bekijken altijd zelf hoe
we een vraag wetenschappelijk verantwoord en objectief
kunnen formuleren. Een ander punt is dat de politiek niet
altijd blij is met de uitkomsten van onze onderzoeken.
Dan kan het zijn dat iemand probeert de publicatie van
de uitkomsten te vertragen. Het komt dan op mijn rechte
rug aan om toch op de voorgenomen tijd tot publicatie
over te gaan. Daar houden we ons strikt aan.
Curriculum vitae Kim Putters
Kim Putters (1973) studeerde Bestuurskunde en
promoveerde op een studie naar het management
in Nederlandse ziekenhuizen. Putters werkte onder
meer als universitair (hoofd)docent bij de Erasmus
Hoe waarborgt het SCP zijn onafhankelijkheid van de
ministeries en de objectiviteit van de adviezen?
We vallen onder het ministerie van VWS, maar de minister
mag ons niet vertellen wat we moeten doen. We hechten
zeer aan onze wetenschappelijke uitgangspunten. Dat
betekent dat we vragen uit de politiek of van de
ministeries, nooit zomaar één op één over nemen. Vorig
jaar was er bijvoorbeeld veel te doen om de zogeheten
kind-regelingen, waaronder de kinderbijslag en de
kinderopvangtoeslag, van de overheid. Het kabinet vroeg
ons toen één van die regelingen te onderzoeken. Dat
48 cbs 03/14
Universiteit Rotterdam en de Tilburgse School voor
Politiek en Bestuur. Vanaf 2008 is hij bij de Erasmus
Universiteit bijzonder hoogleraar Management van
instellingen in de gezondheidszorg en sinds 1 juni
2013 bijzonder hoogleraar Beleid en Sturing van
de Zorg. Die functie bekleedt hij één dag per week,
naast zijn werk voor het SCP. Van 2002 tot 2012 was
Putters lid van de gemeenteraad van HardinxveldGiessendam en van 2003 tot 2013 lid van de Eerste
Kamer voor de Partij van de Arbeid.
relaties
‘Vragen uit de politiek
of van de ministeries
nemen we nooit één op
één over’
Eind 2016 komt het SCP samen met het Centraal
Planbureau en Planbureau voor de Leefomgeving in
één gebouw te zitten. Wat betekent dit voor jullie
samenwerking?
Ik kijk uit naar die verhuizing, omdat ik denk dat de
uitwisseling tussen de drie planbureaus waardevol is. We
zijn heel verschillend en gebruiken ieder onze eigen
onderzoeksmethoden. We zullen daarom niet echt
samengaan, zoals in een fusie. Maar als je de drie
perspectieven - economisch, ruimtelijk en maat­
schappelijk - naast elkaar legt, krijg je een belang­
wekkend beeld. Samen kunnen we scenario-achtige
studies voor de toekomst maken. Daarmee beginnen we
trouwens nu al, terwijl we nog niet samen in een
gebouw zitten. Voor het SCP is de verhuizing ook van
belang omdat het onze onafhankelijkheid van het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) –
waar we nu nog in huis zitten – benadrukt. Ik ben niet
bang de binding te verliezen: we hebben een goede en
gestructureerde dialoog. Twee keer per jaar overleg ik op
DG-niveau met alle departementen voor wie we werken.
Niet alleen VWS maar bijvoorbeeld ook de ministeries van
Economische Zaken en Buitenlandse Zaken en de
ambassades. Ja, we werken ook voor de ambassades. Als
in Nederland een zwartepietendiscussie losbarst of een
Polenmeldpunt wordt opgericht, dan bellen ze ons.
herfst 2014 49
HANDELSOVERSCHOT MET POLEN IN
VERDRIEVOUDIGD
10 JAAR
De handelsrelatie tussen Polen en Nederland
wordt steeds belangrijker. Van de landen die
de afgelopen tien jaar lid zijn geworden van
de Europese Unie is het handelsbelang met
Polen verreweg het grootst. In 2013 bedroeg
de waarde van de invoer uit Polen 5,5 miljard
euro en van de uitvoer naar Polen 9,2 miljard
euro. Hierdoor kwam het handelsoverschot uit
op 3,7 miljard euro. In de periode 2003-2013 is
het handelsoverschot met Polen ruimschoots
verdrievoudigd. Binnen de Europese Unie is Polen
de achtste handelspartner van Nederland.
(Bron: CBS)
50 cbs 03/14
e
E
660
GEMEENTEN
VERWACHTEN
kort: actueel
BIOSCOOP EN
THEATERBEZOEK
MILJOEN EURO
PARKEERBELASTING
IN 2014
Gemeenten verwachten dit jaar 660 miljoen euro
op te halen aan parkeerbelasting. Dat is 15 miljoen
euro meer dan in 2013 en 94 miljoen euro meer dan in
2010. De opbrengst uit parkeerbelasting stijgt door
tariefverhogingen en de uitbreiding van zones voor
betaald parkeren. In 2014 heffen 155 gemeenten
parkeerbelasting. De vier grote gemeenten
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht innen
bijna de helft van de Nederlandse parkeerbelasting.
(Bron: CBS)
27
25
DUURDER
Kaartjes voor bioscopen, theaters en festivals zijn
25 procent duurder geworden tussen juli 2009 en
juli 2014. De toegangsprijzen van attractieparken,
dierentuinen en musea stegen de afgelopen vijf
jaar ook en wel met 19 procent. Dat is bijna 2 keer
zoveel als de inflatie in diezelfde periode. Ook de
vervoerskosten van een dagtrip zijn gestegen. In vijf
jaar tijd ging de prijs van het openbaar vervoer en de
taxi met gemiddeld 17 procent omhoog. Wie met de
eigen auto ging betaalde nog meer, omdat benzine
in diezelfde periode 27 procent duurder werd. (Bron:
CBS, Travelcard)
%
NEDERLANDSE BEDRIJVEN
ACTIEF OP TWITTER
In 2013 gebruikte 27 procent van de bedrijven
in Nederland blogs of microblogs, zoals Twitter.
Binnen de Europese Unie (EU) lopen de bedrijven
in Nederland voorop wat betreft het gebruik van
Twitter. In de EU maakte dat jaar gemiddeld slechts
10 procent van de bedrijven gebruik van Twitter of
a
A
%
c
C
soortgelijke media. Sociale netwerken zijn onder
bedrijven de populairste vorm. In 2013 had
46 procent een account bij een netwerk zoals
Facebook of LinkedIn. In 2012 was dit nog maar
35 procent. (Bron: CBS, Eurostat)
herfst 2014 51
vandaag...
HEBBEN 1 MILJOEN
HUISHOUDENS
2
KINDEREN
413
DUIZEND HUISHOUDENS
HEBBEN 3 KINDEREN
OF MEER
1
ZIJN ER
MILJOEN
HUISHOUDENS
MET 1 KIND
Het CBS heeft als taak het publiceren van betrouwbare en
samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de
behoefte van de samenleving. Voor de meest actuele CBSinformatie kunt u de website www.cbs.nl raadplegen. Het
CBS verspreidt zijn informatie ook via de sociale media
YouTube (www.youtube.com/statistiekcbs) en Twitter
(www.twitter.com/statistiekcbs). Het centrale
informatiepunt voor algemene vragen over het CBS en zijn
producten is te bereiken via telefoon (088) 570 70 70 of
[email protected]