Schakelen van maatwerk naar collectieve oplossingen SWW-estafette 2/8 Van sociaal werkers ‘nieuwe stijl’ wordt verwacht dat zij zoveel mogelijk collectieve voorzieningen inzetten. Maar hoe doe je dat wanneer je als maatschappelijk werker gewend bent aan het bieden van individueel maatwerk? En hoe voorkom je dat je als ‘wijkwerker’ steeds meer met ‘hulpvragen’ bezig bent, daar waar je juist meer collectieve oplossingen wilt bewerkstellingen? In de tweede bijeenkomst van de SWW Estafette ging het om die vragen. Het vergt nogal wat ‘omdenken’: cliënten die bij jou aankloppen met een hulpvraag op zo’n manier te benaderen en te bevragen, dat zij vooral zelf op zoek gaan naar een oplossing voor hun probleem. Door te putten uit hun eigen kracht en creativiteit. Door een familie, bekenden of andere mensen uit hun netwerk in te schakelen. Of door een beroep te doen op een collectieve voorziening. Estafettebijeenkomst 2 / 8 12 maart 2014 Juvans Divers MEE Verslag: Wybo Vons Tekst & Video. Eindredactie: Hilde van Xanten. Het aanboren van de ‘eigen kracht van burgers’ – de centrale opdracht van alle hulpverleners vanuit allerlei beleidskaders – blijkt in de dagelijkse praktijk van de maatschappelijke ondersteuning vaak behoorlijk lastig te zijn. “Als sociaal werkers hebben we meer dan ooit de rol om met burgers de weg naar hun eigen netwerk bloot te leggen en begaanbaar te maken”, concludeert een van de deelnemers tijdens de terugkoppeling van de discussievragen. Bruggenbouwers en puzzelaars De deelnemers aan de tweede SWW estafettebijeenkomst in Den Bosch - 22 sociaal werkers en twee deelnemers vanuit de cliëntenraden van Divers en Juvans - hebben heel verschillende werkgebieden. Opbouwwerk, maatschappelijk werk, ondersteuning van mensen met een verstandelijke of fysieke beperking… Toch blijkt uit de kennismaking dat zij veel met elkaar delen. Ze presenteren zichzelf als verbinders die vrijwilligers en kwetsbare mensen met elkaar in contact brengen; als bruggenbouwers die lijntjes leggen naar en tussen de juiste instanties; als vertrouwenspersonen die met een open houding naast hun cliënten gaan zitten om samen te zien wat er wringt; en als puzzelaars die op zoek gaan naar ontbrekende stukjes om uiteindelijk een plaatje, een perspectief te bieden waardoor hun cliënten zelf in beweging komen. Eigenwijs! Ard Sprinkhuizen, associate lector Maatschappelijk Werk bij Inholland vertelt in zijn inleiding wat hij kenmerkend vindt aan het vak van sociaal werker. De uiteenzetting van Ard Sprinkhuizen staat uitgebreider beschreven in het verslag van de eerste SWW estafette bijeenkomst op 5 maart 2014. “Bij het vinden van oplossingen in de weerbarstige praktijk doen jullie ‘moeraswerk’”, houdt hij de deelnemers voor. “Vaak zonder veel houvast. Stap voor stap, zoekend en improviserend, spelend met je inhoudelijke bagage, afhankelijk van wat je tegenkomt. En dat met een brede blik, waardoor jullie in staat zijn om bijtijds een ‘niet pluis’ gevoel te ontwikkelen.” Methodiek voor ‘moeraswerk’ Bij het ‘moeraswerk’ hoort een actuele methodiek, aldus Sprinkhuizen. Die methodiek bevat de volgende vier componenten: De werkprincipes: ‘leefwereld centraal’, ‘verbinden’, ‘eenvoudige, lichtvoetige en korte interventies’, en ‘creatief in denken en doen’. Een praktijktheorie, gestoeld op empowerment, wederkerigheid en moreel-gefundeerd handelen. Een cyclisch werkproces, gebaseerd op contactlegging, verkennen, afwegen, uitvoeren en evalueren. Concreet instrumentarium, waaronder een ‘leefgebiedenlijst’, een lijst met ‘gespreksthema’s’ en een ‘participatielijst’. Een eerste uitwerking van deze methodiek is te vinden in de publicatie Dichterbij (Van Deur, Scholte, Sprinkhuizen, 2013), die samen met partners uit het werkveld (waaronder partners uit SWW) en het Hoger Onderwijs is ontwikkeld. Daarbij hebben sociaal werkers volgens Sprinkhuizen voldoende ruggengraat en eigenwijsheid om assertief en beslist eigen keuzen te maken in het belang van hun cliënten; zelfs – of zeker – als dat knelt met hun maatschappelijke opdracht. “Ja hoor, je mag in dit vak zeker maatschappelijk ongehoorzaam zijn als je vindt dat dat nodig is”, zegt hij lachend op vragen uit de zaal. “Bovendien zijn sociaal werkers sterk in reflectie, achteraf op hun handelen, maar ook tijdens hun handelen, in contact met burgers en hun collega’s”, gaat hij verder. Dit alles wil echter niet zeggen dat die ‘ondernemende, creatieve professionals’ het zelf maar moeten uitzoeken, als zzp-er of als lid van een zelfsturend team. Integendeel. De ‘ideale’ sociaal werker kan alleen optimaal functioneren als hij of zij een ‘ideale’ organisatie achter zich heeft staan, benadrukt Sprinkhuizen aan het eind van zijn betoog. “Dat is een organisatie die dienstbaar en ondersteunend is aan professionals; die hen rugdekking geeft in een onveilige omgeving; die actief problemen en kansen signaleert en daarop anticipeert; en die zorg draagt voor kennisontwikkeling en innovatie.” “Dus”, besluit de associate lector, “blijf vooral RELLEN: Reflecteren, Experimenteren en Leren! Doe dat vooral met bedachtzaamheid en ambitieuze traagheid. Sociaal werk heeft immers een meer dan honderd jaar oude traditie en kan daardoor bogen op een schat aan kennis en kunde. Veel daarvan is ook op dit moment nog steeds waardevol.” Herkenning Uit de reacties blijkt dat de deelnemers zich herkennen in het verhaal van Ard Sprinkhuizen. “Ik vond het fijn om te horen hoe belangrijk het is om te kunnen terugvallen op een organisatie die stevig staat. Vaak hoor je alleen dat organisaties moeten veranderen en meer moeten samenwerken; maar minstens zo belangrijk is het dat je organisatie inderdaad signaleert wat er speelt in het werkveld en ziet waar werkers tegenaan lopen. Want alleen dan kan een organisatie ze de juiste tools meegeven om hun werk goed te kunnen uitvoeren.” “Mij sprak de opmerking over bedachtzaamheid en ambitieuze traagheid aan. We worden allemaal vooruit gejaagd en hebben ook zelf het gevoel: we moeten mee! Maar tegelijkertijd hebben we een vak waar we trouw aan moeten blijven. Het is belangrijk dat onze organisatie ons daarin ondersteunt.” “Dat is precies de spagaat waarin ik zit”, reageert een ander. “Het is zo 2015, en dan moet alles anders… Hoe snel moeten we nu lopen om straks nog opdrachten binnen te krijgen… En hoeveel tijd mogen we nemen. Fijn om daar nu de goede woorden voor aangereikt te krijgen.” “Het is inderdaad belangrijk dat de organisatie staat voor de borging van ons vakmanschap. Zeker nu is het belangrijk dat je kunt terugvallen op zo’n thuisfront, zodat je je professioneel kunt blijven ontwikkelen.” En tot slot vlak voor de pauze nog een laatste actueel hulpverleners-dilemma: “In gesprek met cliënten durf ik soms niet dieper te graven, uit angst dat ik dan dingen tegenkom waar ik in het kader van mijn beperkte opdracht toch niets mee kan.” Het is duidelijk: hulpverlenen anno 2014 is alles behalve eenvoudig. Video-impressie Kijk hier naar een korte video met een impressie van deze bijeenkomst en een inhoudelijke reactie van Boris de Weijer, maatschappelijk werker bij Juvans. “Soms moet je ongehoorzaam zijn en een tegenbeweging durven maken…” "De sociaal werker nieuwe stijl is meer ondersteuner dan hulpverlener", vindt Bernadette Kok, regiomanager Maatschappelijk Werk bij Juvans. Kijk hier naar deze video. Twee discussievragen Na een korte pauze praten de deelnemers in kleine groepen door naar aanleiding van de volgende twee discussievragen. 1. Welke vernieuwing in werkwijzen en methoden zijn nodig om een verschuiving op gang te krijgen van minder individuele maatwerkoplossingen naar meer inzet van algemene voorzieningen en sociaal netwerk? Wat vraagt deze vernieuwing van de samenwerking tussen professionals die meer gericht zijn op individuele cliënten en professionals die meer gericht zijn op samenlevingsopbouw? 2. Welke meerwaarde voor burgers willen wij creëren? Kunnen we aannemelijk maken dat de ‘nieuwe sociale professional’ ook echt meerwaarde creëert voor burgers? Waar bestaat die uit? In de wijk is het belangrijk om de juiste mensen te kennen, en als sociaal werker zelf gekend en bekend te zijn, zodat je als aanspreekpunt kunt fungeren. Daarnaast is het over en weer elkaar opzoeken van professionals die meer gericht zijn op individuele cliënten en professionals die meer gericht zijn op samenlevingsopbouw - onmisbaar bij het inzetten van collectieve oplossingen. Ken dus elkaars expertise en spar met elkaar welke voorziening het beste kan worden ingezet bij een bepaald probleem. Weet ook welke voorzieningen er zijn in de wijk. En loop eens met een collega mee om te zien hoe die zaken aanpakt, dat biedt vaak stof tot nadenken over je eigen aanpak. Elkaar regelmatig ontmoeten als collega’s is in elk geval een voorwaarde voor het gebruikmaken van ieders deskundigheid en het verbinden van individueel maatwerk en collectieve oplossingen. In Den Bosch gebeurt dat sinds enige tijd in enkele pilots waarbij wordt geëxperimenteerd met sociale wijkteams, maar al veel langer op zogeheten wijkpleinen – laagdrempelige voorzieningen waar burgers bij één loket terecht kunnen met al hun vragen. Achter het loket zitten goed getrainde vrijwilligers, terwijl backoffice meerdere sociale professionals vanuit verschillende organisaties samenwerken. Vrijwilligers kunnen een belangrijke rol vervullen bij het vinden van collectieve oplossingen. Dat vergt training van vrijwilligers, initiatieven om hen te enthousiasmeren en vast te houden, en het vertrouwen dat zij inderdaad in staat zijn een stuk van de hulpverlening over te nemen. Reacties op discussievraag 1 Om effectief te schakelen van individueel maatwerk naar collectieve oplossingen, kunnen sociaal werkers meerdere interventies en methoden inzetten. Bijvoorbeeld door verschillende talenten van burgers met elkaar te verbinden met behulp van motiverende gespreksvoering een van de methoden die sociaal werkers in hun ‘rugzak’ moeten hebben. Of door sociale netwerken te versterken met behulp van Sociale Netwerk Strategieën. Daarbij helpt het om eerst nadrukkelijk de ‘taaiheid’ van het probleem te erkennen, en pas dan op zoek gaan naar eigen kracht (voor het versterken van eigen kracht zijn bijvoorbeeld de methode Eigen Kracht-conferentie of de instrumenten QueZ, Leefgebiedenwijzer en Crisiskaart bruikbaar). Tot slot wijst een van de deelnemers erop hoe cruciaal ook de eigen benadering en bejegening van burgers is: vooral sociaal werkers die thuis zijn in individueel maatwerk moeten leren om vanaf het begin van het contact vragen te stellen, die gericht zijn op het activeren van het netwerk. Sociale professionals zijn ook vaak eigenwijs, en dat is maar goed ook gezien alle wet- en regelgeving over wat wel en niet (meer) kan in de hulpverlening. Reacties op discussievraag 2 Alleen al door hun praktische kennis en kunde hebben sociale professionals meerwaarde voor kwetsbare burgers, hun netwerk, vrijwilligers en collega-professionals, vinden de deelnemers. Sociale professionals werken meer dan voorheen samen met al deze betrokkenen. Hun focus ligt op het versterken van de eigen regie en eigen kracht; juist dat probeert de sociaal werker optimaal te ondersteunen. Er zijn echter situaties (huiselijk geweld, licht verstandelijke beperking) waarbij de sociaal professional ook weet dat het versterken van eigen kracht en het eigen netwerk grenzen heeft: in zulke situaties is vaak meer nodig om tot duurzame oplossingen te komen. Die expertise weet de sociaal werker op dat moment in te zetten, zo nodig met andere professionals. Estafette-thema’s Ze werken onafhankelijk en laagdrempelig. Ze kunnen zich vanuit gelijkwaardigheid en met de nodige distantie waar nodig kritisch opstellen naar alle betrokkenen. Ze zijn er vaak op tijd bij, zodat ze escalatie van problemen kunnen voorkomen. En ze weten hun handelen goed af te stemmen op de leefwereld van specifieke groepen. Ook blijven ze in dialoog, waarbij ze werken volgens het uitgangspunt: Altijd Navragen Nooit Aannemen. Nog een kernkwaliteit: ‘leeg luisteren’: met een open, oplossingsgerichte houding echt kunnen luisteren, zodat burgers zich meer bewust worden van hun eigen kunnen, nieuwe onvermoede kansen ontdekken, en meer het heft in eigen handen nemen (“Dat hebben we ze lange tijd ontnomen vanuit een wij-weten-wat-goed-voor-uis-houding”). Verder weten sociale professionals welke wegen burgers moeten bewandelen richting instanties, en kunnen zij helpen bij het doorgeleiden van hun vragen. Daarbij kunnen zij burgers ook de tools geven, waarmee zij hun (toekomstige) problemen zelf kunnen oplossen met behulp van hun netwerk. Ze stellen daarbij hun eigen vakmanschap ter beschikking, zonder echter te bepalen wat goed voor hen is. Welke taken kunnen sociale professionals overdragen aan vrijwilligers? En welke randvoorwaarden moeten dan worden ingevuld? In het huidige economische klimaat is het relatief eenvoudig om vrijwilligers te vinden. Bovendien zijn er veel babyboomers die vrijwilligerswerk willen doen. Maar is dat over tien jaar ook nog het geval? Hoe kunnen we bij het (gedeeltelijk) wegvallen van die vrijwilligers voorkomen dat dit nieuwe sociale stelsel instort? Kunnen we daarop anticiperen? Welke rol krijgt de generalist ‘zorg’ en hoe kunnen de generalist ‘samenlevingsopbouw’ en de generalist ‘individuele hulpverlening’ optimaal met deze collega samenwerken?
© Copyright 2024 ExpyDoc