De Pijp - Oorlog in mijn buurt

familie
DINSDAG 18 MAART 2014
PS9
DINSDAG 18 MAART 2014
Goossens
PS8
oorlog die ook in hun straat of op hun voetbalpleintje
woedde. En de ouderen leerden van de kinderen, die zo
ontzettend geïnteresseerd bleken te zijn.”
De makers van het boek moesten een lange adem
hebben om de ouderen zover te krijgen dat ze deel wilden
nemen. “Dat heeft ook te maken met de gevoeligheid van
het onderwerp. Sommige ouderen worden in het boek
niet met hun echte naam aangeduid, omdat zij nog altijd
last hebben van de nasleep van de oorlog. Dat is heftig.”
Molensteen
Hoek Ceintuurbaan-Van Woustraat, aan het begin van de oorlog. De Van Woustraat was een ‘beladen straat’, zowel in verzet als in verraad, aldus de geïnterviewde Hans van Willigenburg.
Pure
verhalen uit
De Pijp
Achtentachtig kinderen en 33 ouderen uit De Pijp
ontmoetten elkaar in huiskamers voor een boek over de
oorlogsgeschiedenis van hun wijk. ‘Ze moest steeds huilen
toen ze het verhaal vertelde.’
tekst JOEP SCHOOL foto BEELDBANK WO2
‘M
ijn moeder was een
Joodse vrouw. Ze
was een beetje veilig omdat ze met
mijn vader, een
niet-Joodse man,
was getrouwd.
Toch moest ze oppassen. Ze moest
een ster dragen en
kon het huis niet
uit. Ze is twee keer
verraden. Dankzij twee Duitse buurvrouwen heeft ze dat
verraad overleefd: Else Bühre en mevrouw Kuiper. Zij
woonden al sinds de jaren dertig naast ons.”
“De eerste keer dat mijn moeder verraden werd, was
ze hoogzwanger van mij en had ze al weeën. Toen heeft
de ene buurvrouw de soldaten afgeleid. En de andere
buurvrouw heeft mijn moeder naar het dak gebracht.
Door een raampje, via de dakgoot, het dak op, met haar
zwangere buik. Daar lag ze, op het dak, met weeën. Uiteindelijk hebben die twee Duitse vrouwen ervoor gezorgd
dat de soldaten weer gingen. ‘Hier woont geen Joodse
vrouw,’ hebben ze hun verteld. Ze hielpen moeder weer
naar binnen. Het duurde nog een paar uur voordat ik
kwam. Onze Duitse buurvrouwen hielpen daarbij. Dankzij hen ben ik ter wereld gekomen.”
Dit is het verhaal van Hans van Willigenburg (71), die
geboren werd tijdens de oorlog. Hij woont nog altijd in de
buurt van De Pijp. Het is zomaar een voorbeeld uit het bijzondere boek dat journaliste Minka Bos samenstelde met
88 basisschoolkinderen uit De Pijp.
In twee jaar tijd waren er 28 ontmoetingen tussen kinderen en ouderen. In huiskamers tussen de vergeelde
zwart-witfoto’s en oorlogsherinneringen, of bij Stach
Food in de Van Woustraat als het gesprek niet bij de ou-
dere thuis kon plaatsvinden. Niet toevallig: tegenover
Stach ligt een herdenkingsmonument van de Tweede Wereldoorlog.
Van Willigenburg vertelt zijn verhaal in Stach nogmaals aan Yasmine Ait Chrif (11) – inmiddels in groep 8
van de Avonturijn – en Keith Zeeman (13) – gedurende
het project in groep 8 van de Derde Daltonschool, nu
brugklasser op het Sweelinck College.
Yasmine steekt van wal: “Heeft u de buurvrouw nog
goed gekend?” Van Willigenburg: “Ja, heel goed. Ik was
tien jaar toen ze overleed. Overigens denk ik dat de Duitsers wel wisten wat er gaande was. Dit waren ‘goede’
Duitsers, denk ik dan maar.”
Keith: “Wat vindt u eigenlijk van de oorlog?”
Van Willigenburg legt rustig uit: “Iedereen deed maar
wat één man zei, zelfs als ze het er niet mee eens waren.
Dat is heel eng. Daarom is het goed dat jullie nu al hier
mee bezig zijn. Jullie zouden zoiets nooit meer accepteren. Jullie hebben al zoveel meer kennis dan mensen in
die tijd hadden.”
Yasmine: “Wat weet u verder nog van de oorlog?”
Van Willigenburg: “De bevrijding. Vanaf de Berlagebrug
kwamen de Canadezen in tanks naar de stad gereden.
Een aantal van hen zou ik nog herkennen als ik ze vandaag tegenkwam.”
Het gesprek tussen interviewers Yasmine en Keith en
Van Willigenburg gaat zo nog een kleine tien minuten
door. Totdat Keith zegt: ‘Oké. Nou, dan zijn mijn vragen
nu op.” Journaliste Bos bekijkt het glimlachend. “Tijdens
de interviews voor het boek moest ik hard werken om het
bij te houden. Ik zat naast de kinderen driftig te tikken op
mijn laptop.”
Bos heeft geen directe geschiedenis met de oorlog.
Wel woont ze in De Pijp en al gauw merkte ze dat het goed
werkte om buurtgenoten elkaar vragen te laten stellen
over de oorlog. “De kinderen leren uit eerste hand over de
Zo wordt in het boek gesproken met Maria Bauer – niet
haar echte naam. Gevlucht uit Duitsland met haar ouders
in 1939. Haar ouders kregen een huis toegewezen in de
Diamantstraat waar Joodse mensen hadden gewoond die
inmiddels waren gedeporteerd.
In de buurt werden zij gezien als ‘de stinkmoffen’ en
werd er niet naar de familie omgekeken. Yasmine was
één van de interviewers van mevrouw Bauer. “Dat zij
daar nog steeds last van heeft, is heel erg,” zegt Yasmine.
“Het is ook niet eerlijk, want ze kon er niks aan doen. Ze
moest ook huilen toen ze het verhaal vertelde. Dat maakte wel indruk hoor.”
De Van Woustraat was een beladen straat in de Tweede Wereldoorlog – in verzet en verraad, vertelt Van Willigenburg. “Zo was er een kofferwinkel – en dat vergeet ik
nooit meer – die op de etalage adverteerde met rugzakken die ideaal waren om mee te nemen bij deportatie. Dat
is bijna onmenselijk.”
Van Willigenburg, die als filmmaker de documentaire
Daar praat ik liever niet over maakte over de oorlog, werkte graag mee aan het project. “Kinderen stellen ontzettend goede vragen en zijn niet bang om door te vragen als
iets gevoelig ligt. Daardoor krijg je heel pure interviews.”
Eén keer werd de kinderen gevraagd iets terughoudender te zijn: bij het bezoek van de zoon van Hendrik
Koot (tijdens de oorlog lid van de WA – de knokploeg van
de NSB) aan de Derde Daltonschool.
Hendrik Koot overleed tijdens rellen tussen Joden en
de WA op het Waterlooplein in het begin van de oorlog.
Zijn dood werd door de Duitsers gebruikt om de jacht op
de Joden te intensiveren. Anton Mussert, de leider van de
NSB, was ook aanwezig bij zijn begrafenis.
De zoon van Koot – die liever niet met zijn voornaam
in de krant wil – was acht jaar toen zijn vader overleed.
Sindsdien ziet hij de achternaam als een molensteen om
zijn nek.
“Het is, denk ik, belangrijk om ook de menselijke
kanten van dit soort verhalen te laten zien. Dit is geen
hoor-wederhoorboek. Iedereen heeft de ruimte gekregen
zijn of haar persoonlijke verhaal te vertellen,” zegt Bos.
“De oorlog verscheurde de familie Koot. Deze mensen
dragen de gebeurtenissen hun hele leven mee.”
Het boek Oorlog in mijn buurt staat vol met dit soort
indringende verhalen. Ook zijn acht hoofdstukken toegevoegd die gebruikt kunnen worden om onderzoek te doen
naar het oorlogsverleden uit je straat. Dát is uiteindelijk
het doel van het boek; het wordt geïntegreerd in lesprogramma’s van basisscholen in De Pijp.
Er zijn nu ruim 2600 boeken gedrukt, zonder uitgever.
Daarmee worden vijf jaargangen schoolboeken beschikbaar gesteld voor de basisscholen in De Pijp: de Derde
Daltonschool, de Avonturijn, de Oscar Carré School, De
Springstok en De Scholekster.
“Maar eigenlijk is het boek voor iedereen in De Pijp
interessant,” zegt Bos. “Het boek zou ook prima gemaakt
kunnen worden van andere Amsterdamse buurten. Het
geeft een extra laag aan je buurt.”
Het boek Oorlog in mijn buurt – De Pijp
is voor vijftien euro te koop via de website
oorloginmijnbuurt.nl en bij diverse boekwinkels in de stad, onder andere:
Athenaeum (Spui 14-16)
Bruna (Van Woustraat 90)
Casperle (Sarphatipark 99)
Jimmink (Rooseveltlaan 62)
Suzanne
Na drie pieptonen klinkt er een stem. “Met de
Jong.”
“Dag mevrouw de Jong, u spreekt met Johan Goossens, ik ben de mentor van Suzanne.
Ik bel omdat Suzanne niet op school is verschenen vandaag.”
“Op school? Maar ze heeft lesuitval!”
“Nou,” zeg ik, “dat klopt niet, ze heeft gewoon de hele dag les.”
“Maar bent u terug van de wintersport
dan?”
“Sorry?” zeg ik.
“Ja, ze zegt de hele tijd: mijn mentor is op
wintersport, we hebben geen les.”
Ik zucht. “Mevrouw, ik weet niet waar u het
over heeft.”
“O.” Even is het stil. Dan gaat de moeder
verder: “Ik vind sowieso dat er veel te veel lesuitval is! Dan bent u weer naar de orthodontist, dan gaat u weer trouwen, dan viert u weer
carnaval…”
“Mevrouw, ik haat carnaval.”
“O.”
“Het is goed dat ik even bel, denk ik. Want
Suzanne komt al maanden veel te weinig op
school en ze zit aan haar laatste waarschuwing.”
“Waarschuwing?”
“Ja, ze heeft nu al twee brieven gehad...”
“Ik heb geen brieven gehad. Waar zijn die
dan naartoe gestuurd?”
Ik noem het adres.
“Dat is het adres van haar vader.”
“O,” zeg ik.
Ik leg uit dat Suzanne mag beslissen wat ze
‘Er is niemand
dood. Ik weet
alleen dat u op
wintersport bent’
als adres opgeeft, omdat ze meerderjarig is.
“Normaal gesproken mag ik u niet eens bellen,
maar omdat de situatie nu zo ernstig is, is er
grote kans dat ze van school wordt gestuurd.”
Ik hoor wat gerommel aan de andere kant
van de lijn en uiteindelijk klinkt er gesnik.
“Natuurlijk,” zeg ik, “natuurlijk hebben we begrip voor haar situatie. Het was een moeilijke
tijd met het overlijden van uw vader…”
Het snikken stopt abrupt: “Mijn vader?”
“Ja. Ik wou nog mijn deelneming…”
“Moet u luisteren, mijn vader leeft nog.”
“O… Euh…. Dan bedoel ik waarschijnlijk
haar andere opa.”
“Moet u luisteren, iedereen hier is springlevend. Er is helemaal niemand overleden.”
Nu ben ik stil.
“Dus die brief die ik van u heb ontvangen...”
“Brief? Ik heb geen brief gestuurd! Er is
niemand dood. Er is niemand ziek. Het enige
wat ik weet is dat u op wintersport bent!”
Ik zucht diep en voel een hoofdpijn opkomen. “Zegt u dan maar dat Suzanne morgen op
school komt… dat ze zich bij mij meldt… en dat
ik haar ga uitschrijven.”
Ik hang op en kijk een paar minuten voor
me uit. Dan pak ik mijn tas en ga ik naar de les.
Johan Goossens
cabaretier en leraar op een ROC
[email protected]