INSPANNINGS FYSIOLOGIE Hoogintensieve intervaltraining (HI-IT) is tegenwoordig een belangrijk onderdeel in de trainingsprogramma’s van duursporters. In de afgelopen jaren zijn de positieve effecten van HI-IT op met name het aerobe energiesysteem meermaals bewezen. In de ‘finetuning’ van deze trainingsmethode is waarschijnlijk nog winst te behalen. Wat is de optimale arbeid-rust verhouding (ARV) binnen aerobe hoog intensieve intervaltraining (HI-IT)? Patrick Schoenmakers & Floor Hettinga Het gebruik van hoogintensieve in- siteit worden afgewisseld met periodes tervaltraining (HI-IT) om het uithou- van relatieve rust.1,2 Het herhaaldelijk dingsvermogen te vergroten en de activeren van de fysiologische systemen duurprestaties van atleten te verbete- die belangrijk zijn voor duurprestaties ren is niet nieuw voor coaches, atleten (zie kader) is daarbij het doel. Tijdens en wetenschappers.1,2 Al in 1959 werd de arbeidsintervallen wordt een ho- intervaltraining beschreven door gere intensiteit gehaald dan tijdens de Herbert Reindell en collega’s. Recen- werkelijke uitvoering van de duurpres- telijk is ook in Sportgericht meermaals tatie.1,2,5,6 Door HI-IT kan er dus een aandacht besteed aan HI-IT. Gerard intensievere trainingsprikkel bewerk- van der Poel3 introduceerde de basis- stelligd worden dan de prikkel die principes. Door Miriam van Reijen4 werd stilgestaan bij de fysiologische haalbaar zou zijn tijdens een training op een continue intensiteit. adaptaties na HI-IT in vergelijking met omvangrijke laagintensieve training.6 Trainingsvariabelen Later beschreven Albert Smit & Lou- Binnen HI-IT kan door het variëren rain van der Vleuten5 de effectiviteit van vijf factoren een groot aantal ver- van gepolariseerd trainen met een ver- schillende trainingen gevormd worden houding van ongeveer 80% laaginten- om het aerobe dan wel het anaerobe sieve en 20% hoogintensieve arbeid.7 energiesysteem te activeren.6,11 De In dit artikel zal worden ingegaan op factoren die de intensiteit van een in- aanbevelingen uit recente wetenschap- tervaltraining bepalen zijn: pelijke literatuur voor het finetunen 1. de intensiteit tijdens de arbeids van intervaltrainingen. De belangrijk- intervallen, ste vraag daarbij: wat is (binnen een 2. de duur van één arbeidsinterval, HI-IT training) de optimale arbeid-rust 3. het aantal arbeidsintervallen. verhouding? 4. de intensiteit van de (relatieve) HI-IT 5. de duur van de rustpauzes. HI-IT is een trainingsvorm waarin korte In de wetenschappelijke literatuur is periodes van inspanning op hoge inten- al het nodige bekend over deze vijf rustpauzes, 12 S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7 Fysiologische adaptaties na HI-IT Hoewel het beeld nog verre van compleet is, zijn recent indrukwekkende stappen gezet naar begrip van de fysiologische adaptaties na HI-IT (zie figuur 1).8,9 Door hoog intensieve inspanningen zoals HI-IT wordt een grote hoeveelheid ATP afgebroken tot AMP. Een hoge concentratie AMP in cellen zorgt via twee verschillende wegen tot de activatie van PGC-1α. Deze stof wordt gezien als de ‘hoofdschakelaar’ in de biogenese van mitochondriën.10 Zo lijkt PGC-1α te zorgen voor de co-activatie van transcriptiefactoren (TF) om de aanmaak van mitochondriën te verhogen. Hierdoor nemen zowel het aantal mitochondriën als de oxidatieve capaciteit van de al bestaande mitochondriën toe. Deze aanpassingen komen de duurprestaties van atleten ten goede. Figuur 1. Potentiële mechanismen die betrokken zijn bij de biogenese van mitochondriën na HI-IT.9 factoren, maar met betrekking tot de ken, wanneer er hardgelopen wordt op optimale lengte van de rustpauzes be- vVO2max.13 Latere onderzoeken van nen HI-IT neemt de lactaatconcentratie in het bloed snel toe.2,16 Menzies en staat nog geen consensus. In dit artikel onder andere Stepto14 en Laursen15 collega’s16 toonden bij tien getrainde zullen wij daar adviezen voor probe- toonden aan dat getrainde duuratle- ren aan te dragen. ten na deze opstartminuut in staat zijn hardlopers een stijging van 1,0 ± 0,1 naar 3,9 ± 0,3 mmol∙l-1 aan na één run om vier minuten op deze intensiteit te van vijf minuten op 90% van de indivi- 1. Intensiteit tijdens de arbeidsintervallen trainen. Verdere verlenging van de ar- duele VO2max (zie figuur 2a). Zoals in beidsintervallen bleek geen extra pres- figuur 2b te zien is, wordt tijdens een In de literatuur wordt er vanuit uitge- tatieverbetering te geven, maar wel de actieve rustpauze van twee minuten gaan dat de optimale vooruitgang in kans op uitval tijdens de training te (ongeacht de intensiteit) ongeveer aerobe capaciteit bewerkstelligd wordt vergroten.15 Hieruit kan worden op- 30% van dit opgehoopte lactaat weer door te trainen op een intensiteit die gemaakt dat de optimale duur van de afgebroken. Bij een passieve uitvoering overeen komt met circa 90 tot 100% arbeidsintervallen binnen HI-IT ligt in van de rustpauze blijkt dit slechts 5% van de maximale zuurstofopname (VO max).1,2,7 Om tot deze intensiteit de range van twee tot vijf minuten. te zijn.16 Waar er in de literatuur geen te komen wordt gewerkt op een per- 3. Aantal intervallen per training siteit van de actieve rust, lijkt inspan- centage van de snelheid waarop een Uit verschillende onderzoeken blijkt individu zijn maximale zuurstofop- dat sporters in staat zijn om binnen ning op 40–60% VO2max geschikt als rustintensiteit.16-18 Rustig wandelen in name behaalt (vVO2max)12 of op een één training ongeveer een half uur plaats van stilstaan blijkt vaak al een vastgesteld vermogen (Peak Power Output: PPO).1,2 inspanningen uit te voeren rond hun VO max waarde.1,2 Dit half uur is prima rustactiviteit te zijn! dan ook de beperkende factor voor 5. Duur van de rustperiode 2. De duur van het arbeids interval het aantal intervalblokken dat tijdens Over de manipulatie van de meeste een HI-IT sessie kan plaatsvinden. Het variabelen die de intensiteit van een In recente onderzoeken is een brede aantal uit te voeren inspanningsinter- intervaltraining bepalen is voldoende range te vinden van inspanningstij- vallen lijkt hierdoor te zijn gelimiteerd literatuur beschikbaar. Over de opti- den per interval, variërend van één minuut tot wel 8 minuten.1,2 Hoe lang tot bijvoorbeeld tien stuks van twee male lengte van rustperiodes in HI-IT minuten of vijf stuks van vijf minuten, blijkt echter weinig adequaat onder- een sporter tijdens deze intervallen aangezien er in het eerste deel van de zoek te bestaan. Dit is opvallend, rond zijn VO2max traint is afhanke- rustpauzes ook nog hoge VO2-waar- omdat het aannemelijk is dat een zo lijk van de duur van het interval. Fox den worden behaald. kort mogelijke herstelperiode tussen ongeveer één minuut duurt om een 4. Intensiteit van de rust intervalblokken tot een maximale trainingsprikkel zal leiden.1,13 Een te korte intensiteit van ~ 95% VO2max te berei- Tijdens periodes van inspanning bin- herhalingspauze zal echter leiden tot 2 eenduidige lijn bestaat over de inten- 2 et al. toonden in 1975 al aan dat het S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7 13 het niet kunnen uitvoeren van waren met de dubbel zo lange het voorgeschreven aantal rust in staat om tijdens de in- herhalingen en/of verhinderen spanningsblokken 2% sneller te dat binnen de inspanningsblok- lopen, waarbij ook het percen- ken de juiste intensiteit wordt tage uitgevoerde inspanning gehaald. op vVO2max toenam (85% van Hoewel er momenteel geen de totale tijd). Een verdere toe- sluitend bewijs bestaat voor name van de rustperiode, getest een optimale arbeid–rust ver- met een ARV van 1:1, bleek houding (ARV), wordt er bin- niet voor een extra verhoging nen HI-IT onderzoek vaak ge- van de snelheid en trainingsin- bruik gemaakt van een vooraf tensiteit te zorgen. Los van het vastgestelde ARV, uiteenlopend van 8:1 tot 1:3.1,2 Een ARV van feit dat in dit onderzoek wordt 2:1 geeft aan dat de rust de rust voldoende is voor hoog helft bedraagt van de geleverde intensieve inspanningsblok- inspanningstijd, bij een (om- ken van vier minuten, toonde gekeerde) ARV van 1:2 is de dit onderzoek ook aan dat een rust juist dubbel zo lang als de te korte rust zorgt voor een inspanning. afname in de uitvoering van de Een andere manier om de inspanningsblokken.20 aangetoond dat twee minuten lengte van de rustpauzes te Teleo-anticipatie: waar kiezen sporters zelf voor? bepalen is het laten terugkeren van de hartslag tot een vooraf vastgestelde waarde.19 Vaak Zoals hiervoor beschreven ligt deze waarde rond de 65% van HFmax (maximale hartslag), wat wordt beschouwd als een adequate hartslag om weer aan een inspanning te beginnen.15,19,20 Deze methode houdt echter Figuur 2. A: Verloop van de lactaatconcentratie in het bloed gedurende rust - inspanning – herstel periode. B: Procentueel herstel van de lactaatconcentratie in het bloed in de tijd na inspanning.13 zijn er verschillende manieren om de ARV te fixeren op vooraf ingestelde verhoudingen, of op het herstel van de hartslag. In beide gevallen moet een sporter zich tijdens trainingen dus geen rekening met de cardiac drift die van 2,5 minuten gefietst. De helft van aanpassen aan een ’opgelegde rusttijd’, optreedt gedurende HI-IT (zie figuur de deelnemers voerde de trainingen een externe stimulus. Hierbij wordt 3). Cardiac drift is de langzame (na- uit met een vaste ARV van 1:2 (vijf geen of weinig rekening gehouden met tuurlijke) stijging van de hartslag als minuten rust). Bij de andere deelne- individuele dag-tot-dag variaties in gevolg van een inspanning. Door deze mers werd de lengte van de rustperi- fysieke -, mentale - of omgevingsfac- stijging nemen de rustperiodes in ab- ode gebaseerd op het herstel van de toren. Om herstelperiodes beter aan te solute tijd gedurende een training toe, hartslag naar 65% HFmax. Hierdoor laten sluiten bij de mogelijkheden van omdat het herstel naar de vastgestelde werd de rustperiode aanzienlijk korter atleten is de afgelopen jaren geëxperi- waarde langer zal duren. (3 minuten rust), wat neerkomt op een menteerd met teleo-anticipatie.20,22 Dit ARV van 1:1,2. Na de trainingsinter- begrip laat zich het beste uitleggen Onderzoek naar de arbeid-rust verhouding ventie verbeterden beide groepen hun als de zelfregulering van rustperiodes gemiddelde snelheid op een gesimu- tussen de intervalblokken op basis Er zijn enkele onderzoeken bekend leerde tijdrit, VO2peak en ook op het van (interne) fysiologische feedback. waarin gevarieerd is met de ARV bin- maximale vermogen. De vooruitgang Op basis van deze feedback kunnen nen HI-IT, waarbij de trainingsinten- tussen de groepen verschilde echter atleten inschatten wanneer ze weer siteit en het aantal intervallen niet van niet significant van elkaar. klaar zijn voor de uitvoering van een elkaar verschilden. In 2002 vergele- In een ander onderzoek22, waarin volgend inspanningsblok.23 ken Laursen en collega’s het effect deelnemers zes intervallen van vier Seiler en collega’s20 evalueerden de van twee verschillende rustperiodes minuten moesten hardlopen, bleek lengte van de rustperiodes die negen het bevorderlijk om de ARV van 4:1 te getrainde hardlopers zelf kozen tussen veranderen naar 2:1. De deelnemers zes blokken van vier minuten inspan- tijdens een trainingsstudie.15 Tijdens acht trainingen werden acht blokken 14 S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7 ning. De lopers kregen tijdens de een ARV die varieert tussen 1:1 rustperiodes geen feedback over tot 5:2. Naast het gebruik van een hoe lang ze op dat moment aan vastgestelde rust van twee minu- het rusten waren. Uit de resul- ten kan altijd het hartslagherstel taten kwam naar voren dat de of de Perceived Readiness (PR) proefpersonen gemiddeld 118 Scale gebruikt worden voor het seconden rust namen tussen de mee laten wegen van dag-tot-dag inspanningsperioden. Dit duidt variaties. Wanneer het herstel op een ‘natuurlijke’ ARV van 2:1. van de hartslag als maat wordt Het viel op dat er geen verschil aangehouden, is het belangrijk bleek te bestaan tussen de geko- om hierbij te corrigeren voor de zen lengte van de rustperiodes cardiac drift die tijdens een trai- vroeg en later in de training. ning optreedt. In een recente studie van Edwards en collega’s22 werd gekeken wat voor rustperiode 26 getrainde hardlopers kozen wanneer ze vijf maal één kilometer moesten afleggen op een Figuur 3. Cardiac drift, de natuurlijke stijging van de hartfrequentie door inspanning, terug te zien tijdens een hoog intensieve interval training van zes keer vier minuten, met rustpauzes van even eens vier minuten (VAR = 1:1).20 vastgestelde snelheid (18.1 km/h, ~ 200 seconden). Tijdens de rustperiodes zijn, waarin vooral variatie bestaat in maakten de proefpersonen gebruik de lengte van de inspanningsinterval- van een ‘Perceived Readiness (PR) len. Uit de onderzoeken van Laursen15 Seiler20 is gebleken dat na een in- Scale’ (zie figuur 4). Hierbij kregen de en deelnemers de instructie om aan het spanning van vier minuten een rust volgende inspanningsblok te begin- periode van twee minuten voldoende nen wanneer de PR-score was gedaald is. Deze gedachte wordt kracht bijgezet van 7 naar 4. Aan de hand van de PR door de teleo-anticipatie onderzoe- schaal namen de proefpersonen tussen ken, waarin proefpersonen zich na en de inspanningsblokken gemiddeld 160 pauze van 2-2,5 minuut weer in staat seconden rust, wat overeenkomt met achtten om een volgend inspannings- een ARV van 1,2:1. interval te voltooien.20,22 Waar het op basis van de literatuur Aanbevelingen voor de praktijk aan te raden is om de arbeidsinterval- Hoewel er aanwijzingen bestaan is het len tijdens HI-IT tussen de twee en vijf op basis van de beschikbare literatuur minuten te laten duren, lijkt een ab- nog niet mogelijk om een ‘gouden’ solute rustperiode van twee minuten ARV voor aerobe HI-IT te definiëren. geschikt om aan te houden tijdens trai- Dit komt door de vele verschillende ningen.15,22 Wanneer we dit in vaste protocollen die in onderzoek gebruikt normen willen vastleggen leidt dit tot 7 Exhausted (unable to exercise) 6 Very Tired (unable to exercise at the required intensity) 5 Tired (not yet able to exercise at the required intensity) 4 Adequately recovered (able to exercise at the required intensity) 3 Well recovered (able to exercise above the required intensity) 2 Very well recovered (well able to exercise above the required intensity) 1 Fully recovered (able to exercise at maximal intensity) Figuur 4. Perceived Readiness (PR) Scale, waarmee atleten kunnen bepalen of ze weer voldoende hersteld zijn voor een volgend intervalblok.22 Referenties 1. Laursen PB & Jenkins DG (2002). The scientific basis for high intensity interval training: Optimising training programmes in highly trained endurance athletes. Sports Medicine, 32 (1), 53–73. 2. Billat LV (2001). Interval training for performance: a scientific and empirical practice. Part I: aerobic interval training. Sports Medicine, 31 (1), 13-31. 3. Poel G van der (2011). High intensity interval training (HI-IT). Sportgericht, 65 (1), 46-48. 4. Reijen M van (2011). High volume of high intensity training? Sportgericht, 65 (3), 6–9. 5. Smit A & Vleuten L van der (2011). Het kwantificeren en sturen van de trainingsbelasting. Sportgericht, 65 (6), 7–11. 6. Laursen PB (2010). Training for intense exercise performance: high-intensity or high-volume training? Scandinavian Journal of Medicine and Science in Sports, Suppl. 2, 1-10. 7. Seiler S (2010). What is best practice for training intensity and duration distribution in endurance athletes? International Journal of Sports Physiology and Performance, 5 (3), 276–291. 8. Coffey VG & Hawley JA (2007). The molecular bases of training adaptation. Sports Medicine, 37 (9), 737–763. 9. Gibala MJ et al. (2012). Physiological adaptations to low-volume, high-intensity interval training in health and disease. Journal of Physiology, 590 (5), 1077–1084. 10. Wu Z et al. (1999). Mechanisms controlling mitochondrial biogenesis and respiration through the thermogenic coactivator PGC-1. Cell, 98 (1), 115–124. 11. Esteve-Lanao J et al. (2007). Impact of training intensity distribution on performance in endurance athletes. Journal of Strength and Conditioning Research, 21 (3), 943–949. 12. Billat LV & Koralsztein JP (1996). Significance of the velocity at VO2max and time to exhaustion at this velocity. Sports Medicine, 22 (2), 90–108. S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7 15 13. Fox EL, Bartels RL & Billing CE (1975). Frequency and duration of interval training programs and changes in aerobic power. Journal of Applied Physiology, 38 (3), 481–484. 18. Belcastro AN & Bonen A (1975). Lactic acid removal rates during controlled and uncontrolled recovery exercise. Journal of Applied Physiology, 39 (6), 932–936. 14. Stepto NK, Hawley JA & Dennis SC (1998). Effects of different interval-training programs on cycling time-trial performance. Medicine & Science in Sports & Exercise, 31 (5), 736–741. 19. Acevedo EO & Goldfarb AH (1989). Increased training intensity effects on plasma lactate, ventilatory threshold, and endurance. Medicine & Science in Sports & Exercise, 21 (5), 563-568. 15. Laursen PB et al. (2002). Interval training program optimization in highly trained endurance cyclists. Medicine & Science in Sports & Exercise, 34 (11), 1801-1807. 16. Menzies P et al. (2010). Blood lactate clearance during active recovery after an intense running bout depends on the intensity of the active recovery. Journal of Sports Science, 28 (9), 975–982. 17. Baldari C et al. (2005). Blood lactate removal during recovery at various intensities below the individual anaerobic threshold in triathletes. Journal of Sports Medicine and Physical Fitness, 45 (4), 460-466. 20. Seiler S & Hetlelid KJ (2005). The impact of rest duration on work intensity and RPE during interval training. Medicine & Science in Sports & Exercise, 37 (9), 1601–1607. 21. Zavorsky GS, Montgomery DL & Pearsall DJ (1998). Effect of intense interval workouts on running economy using three recovery durations. European. Journal of Applied Physiology, 77 (3), 224–230. 22. Edwards AM et al. (2011). Self-pacing in interval training: a teleoanticipatory approach. Psychophysiology, 48 (1), 136-141. 23. Ulmer HV (1996). Concept of an extracellular regulation of muscular metabolic rate during heavy exercise in humans by psychophysiological feedback. Experimentia, 52 (5), 416–420. Over de auteurs Patrick Schoenmakers is in 2012 aan de Rijksuniversiteit Groningen afgestudeerd als bewegingswetenschapper, met als grootste interesse trainings- en inspanningsfysiologie. Floor Hettinga is universitair docent/ onderzoeker bij het Centrum voor Bewegingswetenschappen van het Universitair Medisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen. (Advertentie) Sportgerichte trainingsschema’s · 7 sporten: voetbal, golf, judo, hockey, tennis, zwemmen en roeien · Fysieke voorbereiding en seizoensperiodisering · Databases eenvoudig aanpasbaar en uitbreidbaar · Heldere en professionele trainingsschema’s · Nooit meer handmatig schema’s maken · Nooit meer rekenen · Significante tijdwinst · Toename professionaliteit Health Software | Postbus 186 | 1930 AD Egmond aan Zee +31 (0)72 - 50 69 944 | 16 S p o r t g e r i c h t n r. 1 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7 www.healthsoftware.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc