140527 opmaat naar het beleidsplan jeugd v1.0

Drieluik sociaal domein:
“Het draaien aan de knoppen”
Opmaat naar het beleidsplan Wmo 2015
Opmaat naar het beleidsplan Participatiewet
Opmaat naar het beleidsplan Jeugd
Versie 27 mei 2014
1
Inhoud
1. Inleiding............................................................................................................................................ 3 2. Opmaat als startpunt voor beleidsplan Jeugd.................................................................................. 3 3. Leeswijzer ........................................................................................................................................ 4 4. Doel van de decentralisatie Jeugd ................................................................................................... 5 5. Omvang doelgroep .......................................................................................................................... 5 6. Het regelmechanisme ...................................................................................................................... 6 Knop 1: Samenkracht .......................................................................................................................... 7 Knop 2: Vroegsignalering .................................................................................................................... 8 Knop 3: Toegang ................................................................................................................................. 9 Knop 4: Integraal ............................................................................................................................... 12 Knop 5: Nabijheid .............................................................................................................................. 13 Knop 6: Lokaal ................................................................................................................................... 14 Knop 7: Eén budget ........................................................................................................................... 16 Knop 8: Eigen bijdrage ...................................................................................................................... 17 Knop 9: Inkoop .................................................................................................................................. 17 Bijlage 1 Overzicht taken Jeugdwet ...................................................................................................... 19 Bijlage 2 De nieuwe Jeugdwet op hoofdlijnen ....................................................................................... 20 Bijlage 3 Cijfers zorgaanbod 2012 ........................................................................................................ 23 2
1. Inleiding
Per 1 januari 2015 verschuiven de taken op het gebied van jeugdzorg naar de
gemeenten. Lochem en Zutphen werken samen met andere gemeenten in de
regio aan deze grote verandering. Deze Opmaat vormt de verbindende schakel
tussen het algemeen beleidskader Sociaal Domein en het nog op te stellen
lokale beleidsplan Jeugd voor Zutphen en Lochem en is bedoeld om de
gemeenteraden mee te nemen in de vraagstukken rondom het nieuwe
jeugdstelsel. Het geeft aan over welk instrumentarium de gemeenteraad
beschikt om invloed uit te oefenen op de inrichting van het sociaal domein en
dan met name op het gebied van de Jeugdwet. Aan welke knoppen kan de
gemeenteraad draaien, welke uitgangspunten horen bij deze knoppen en wat
zijn discussiepunten?
2. Opmaat als startpunt voor beleidsplan
Jeugd
Verdere invulling van de in deze Opmaat beschreven onderwerpen vindt plaats
in het Beleidsplan Jeugd, dat na de zomer ter vaststelling wordt aangeboden.
Bij het opstellen van het beleidsplan wordt intensief samengewerkt met de
regio. Het beleidsplan kent namelijk twee delen: een lokaal en een regionaal
deel. Het lokale deel gaat over de invulling van de lokale taken. Het regionale
beleidsplan - ook wel uitvoeringsnota genoemd - bevat de afspraken die op
regionaal niveau gezamenlijk worden gemaakt. Bij beiden hoort een
verordening.
De kaders
De onderstaande kaders en afspraken vormen de basis voor het beleidsplan:
• De Jeugdwet (2015)
• De Wet Passend onderwijs (2014)
• De Wet Publieke Gezondheid (2008) en het Advies van de Commissie de
Winter over de evaluatie van het Basistakenpakket voor de
Jeugdgezondheidszorg (2013)
• Het Regionaal Transitie Arrangement jeugdzorg (oktober 2013)
• Het Landelijk Transitie Arrangement Jeugdzorg (november 2013)
• De Regionale kadernotitie Midden IJssel, Oost Veluwe “Samen sterk voor
onze jeugd!” 10 maart 2014
• De 9 kaders van het Sociaal Domein: 10 maart 2014 (Zutphen/Lochem)
• De concept regionale nota Inkoop jeugd (vast te stellen juni 2014)
• Ondersteuningsplannen Passend Onderwijs PO en VO(2014)
• Regionale afspraken voor 2015 met BJZ
• Landelijke afspraken voor 2015 met MEE
In Zutphen en Lochem zijn in april en mei 2014 gesprekken en bijeenkomsten
met burgers en professionals geweest over de invulling van het beleid. De
uitkomsten hiervan nemen we mee in de verdere ontwikkeling van het beleid.
Ook in deze Opmaat zijn opmerkingen en suggesties uit het veld meegenomen.
De invulling van de knoppen, met daarmee gepaard gaande voorstellen
bespreken we in de komende periode met burgers en professionals in Lochem
en Zutphen. We voeren gesprekken om het beleidsplan verder uit te werken,
maar ook in de periode na afronding van het beleidsplan blijven we in gesprek
over de verdere uitwerking van de voorstellen. Uiteraard wordt het beleid op
jeugdgebied afgestemd met het beleid voor de Wmo 2015 en de
Participatiewet.
3
Agendering Beleidsplan
Het Beleidsplan Jeugd moet wettelijk voor 1 november 2014 zijn vastgesteld.
De planning voor de behandeling van het lokale Beleidsplan Jeugd samen met
de Regionale uitvoeringsnota Jeugd is als volgt:
• 12 juni 2014: informatieve bijeenkomst voor raadsleden van Lochem en
Zutphen (voor alle drie decentralisaties);
• 7 juli 2014: collegebesluit om het lokale beleidsplan en de regionale
uitvoeringsnota Jeugd vrij te geven voor inspraak;
• 17 juli: bespreking met onderwijs (OOGO);
• 17 juli t/m 14 aug: inspraakperiode;
• Sept en oktober: behandeling inspraaknota in colleges en raden.
Continuïteit van zorg voor de komende twee jaar
Vanuit het Rijk ligt de opdracht om continuïteit van zorg te waarborgen voor
cliënten die op 31 december 2014 in zorg zijn of een indicatie hebben voor
zorg. In oktober 2013 is het Regionaal Transitie Arrangement (RTA)
vastgesteld. Daarin garanderen gemeenten, in samenwerking met
zorgaanbieders en financiers, de continuïteit van zorg voor een ‘zittende’ cliënt
op transitiedatum 31-12-2014 bij dezelfde aanbieder. Gemeenten garanderen
ook om hiervoor de benodigde zorginfrastructuur in stand te houden en om de
frictiekosten te beperken. Om aanbieders optimaal de mogelijkheid te geven om
te komen tot vernieuwing en innovatie van het zorgaanbod, de frictiekosten te
beperken én de zorginfrastructuur in stand te houden is in de Regionale
Inkoopnota Jeugd (vast te stellen in juni 2014) voorgesteld om de looptijd van
het RTA te verlengen tot en met 2016. In deze nota wordt tevens voorgesteld
om een raamovereenkomst aan te gaan voor een periode van twee jaar met de
optie voor de gemeente om de overeenkomst voor maximaal zes maal één jaar
stilzwijgend te verlengen. Hieruit volgt al dat de stelselwijziging een geleidelijk
proces is, dat de komende jaren om duidelijke regie vraagt. In verband met
bovenstaande geldt het op te stellen beleidsplan eveneens tot eind 2016.
3. Leeswijzer
In deze Opmaat worden de negen kaders zoals deze beschreven staan in het
algemeen beleidskader sociaal domein nader ingevuld met de lokale
onderwerpen voor de Jeugdwet. Ieder kader vertegenwoordigt een knop in het
regelmechanisme en daar worden de bijbehorende voorstellen en dilemma’s bij
besproken. In de tekst is een aantal uitspraken toegevoegd van professionals
uit Zutphen en Lochem, die we hebben gehoord op de interactieve
bijeenkomsten in april en mei.
Voor de leesbaarheid is steeds in de kantlijn het bijbehorende kader uit het
algemeen beleidskader toegevoegd. Dit geeft de mogelijkheid om het stuk te
lezen zonder steeds terug te moeten grijpen op het algemeen beleidskader.
Voor een nader toelichting op deze kaders wordt verwezen naar het algemeen
beleidskader.
Natuurlijk heeft de Jeugdwet veel samenhang met de Wmo 2015 en de
Participatiewet. Daarom is door het stuk heen een aantal casussen
opgenomen, die deze samenhang in beeld brengt. De Opmaat sluit af met een
aantal bijlagen, waarin achtereenvolgens is opgenomen: een overzicht van de
taken van de nieuwe Jeugdwet, een samenvatting van de belangrijkste
hoofdlijnen van de nieuwe Jeugdwet en een tabel met cijfers van de verleende
zorg aan jeugdigen in 2012.
4
4. Doel van de decentralisatie Jeugd
Doel van de overheveling van taken binnen de Jeugdwet is een
vereenvoudiging van het jeugdzorgstelsel. Dat maakt een snellere, effectievere
en samenhangende inzet van ondersteuning of hulp mogelijk. De jeugdzorg kan
zo beter aansluiten bij de eigen kracht en de sociale netwerken van jongeren en
hun ouders of verzorgers. En het voorkomt dat mensen verdwalen in het
systeem.
Aanleiding voor deze grote verandering is het onvoldoende functioneren van
1
het huidige stelsel . Belangrijkste items hierbij zijn:
• Een te grote druk op gespecialiseerde zorg met onvoldoende gebruik
van preventieve en lichte ondersteuning en onvoldoende inzet van de
kracht van de jeugdige zelf en zijn sociale omgeving.;
• Een tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen, door
aansturing vanuit verschillende bestuurslagen en verschillende
wettelijke systemen. Door deze manier van aansturen ontstaan
gescheiden financieringsstromen en verantwoordelijkheden;
• Afwijkend gedrag dat onnodig wordt gemedicaliseerd;
• Extra kosten door bovenstaande manier van werken.
5. Omvang doelgroep
De doelgroep van de Jeugdwet omvat in principe alle kinderen en jongeren in
Lochem en Zutphen. De meest actuele cijfers voor de jeugd in de leeftijd tot en
met 18 jaar per gemeente zijn als volgt, gebaseerd op cijfers van het Rijk:
Zutphen
Lochem
Jongens
5.380
3.535
Meisjes
5.183
3.381
Totaal
10.563
6.916
Het totaal aantal kinderen dat in 2012 gebruik maakte van jeugdzorg bedroeg in
2
Lochem ruim 1.000 en in Zutphen ruim 2.200 . Voor een uitgebreid overzicht
van alle gegevens verwijzen we naar bijlage 3. Deze cijfers worden landelijk
nog verder uitgewerkt, naar verwachting ook met een beter beeld van de
gegevens van de jeugd tot en met 23 jaar. Indien mogelijk worden in het lokale
beleidsplan meer recente cijfers opgenomen.
Schoolmaatschappelijk werk als ondersteuning bij kind met zieke vader
Dit is het verhaal van de familie Terstal, bestaande uit vader (35 jaar), moeder (33 jaar) en 3 kinderen van 15, 13 en 10
jaar. Vader vertelt: “We wonen in een huurwoning. Een aantal jaar geleden is bij mij MS (Multiple Sclerose, een
progressieve ziekte, waarbij langzaam spierfuncties uitvallen) geconstateerd. Eigenlijk ging dit tot een jaar geleden best
goed. Ik kreeg medicijnen waardoor ik gewoon mijn werk kon blijven doen. Je merkt natuurlijk wel dat je minder fit bent
en dat je minder met de kinderen kunt doen, maar het ging allemaal nog wel. Vooral onze oudste dochter was erg van
streek toen dit nieuws bekend werd. Haar cijfers zakten enorm in. Gelukkig heeft school dit heel goed opgepakt en via
schoolmaatschappelijk werk heeft ze toen gesprekken gekregen met een psycholoog. Dat heeft haar erg goed gedaan.
Maar het afgelopen jaar ging ik opeens snel achteruit en het lukt me niet meer om mijn werk te doen. En er was ook niet
echt vervangend werk binnen mijn bedrijf. Eigenlijk kost het me ook te veel energie om de hele dag te werken. Dus nu zit
1
2
Bron: memorie van toelichting bij de jeugdwet.
Bron: regionale kadernotitie jeugd
5
ik thuis en met mijn handen in het haar. Hoe moet het nou verder? Ik heb maar een gesprek aangevraagd bij het
3
DeltaPlein , misschien kunnen ze me daar verder op weg helpen.”
Edith is professional bij Het DeltaPlein: “ mijnheer en mevrouw Terstal kwamen samen op gesprek. Ik dacht eigenlijk dat
het vooral over de fysieke klachten en de nodige aanpassingen voor mijnheer zou gaan, maar er kwam een heel ander
verhaal tevoorschijn. Mevrouw vertelde dat zij altijd voor de kinderen heeft gezorgd. Ze hebben leren leven met de
beperkingen van mijnheer. Maar nu is de werksituatie van mijnheer veranderd en is hij hele dagen thuis. Hierdoor
ontstaan spanningen tussen het echtpaar en de kinderen. Opeens bemoeit mijnheer zich veel meer dan eerder met de
opvoeding. Mevrouw moet wennen aan het feit dat vader hele dagen thuis is. Daarnaast is hun inkomen achteruit
gegaan door het verlies van het werk. Er lopen echter nog wel financiële verplichtingen, die zij zijn aangegaan toen
mijnheer nog werkte. Zij hebben een doorlopend krediet dat ze nu niet meer kunnen aflossen. Ook zijn er problemen met
het aanvragen van de huur- en de zorgtoeslag. In het tweede gesprek bekende mevrouw dat zij op afbetaling kleding
aanschaft voor de kinderen, meestal via internet. Dit heeft zij altijd verzwegen voor haar man. Meestal liepen de
betalingen wel goed en uit het zicht van mijnheer, omdat mevrouw de financiën beheerde. Nu mijnheer de hele dag thuis
is, heeft hij meer inzicht in de financiën en hij wordt niet echt blij van wat hij daar aantreft”.
Aanpak
Samen met het gezin is een plan gemaakt. Er is afstemming geweest met het schoolmaatschappelijke werk. De
professional van Het DeltaPlein helpt om het inkomen van de familie op orde te brengen en brengt hen in contact met
een schuldhulpmaatje om hun financiën op orde te brengen. Hun ziektewet-uitkering blijkt onder het sociale minimum te
liggen, dus ze worden geholpen om een aanvulling bij het UWV aan te vragen en voorgelicht over de minimaregelingen.
Voor de kinderen vragen zij een meedoen-regeling aan, zodat ze het lidmaatschap van de sportclubs kunnen blijven
betalen. Daarnaast wordt een traject schulddienstverlening opgestart en er worden voorzieningen verstrekt om meneer
te ondersteunen bij zijn mobiliteit. Meneer herwint hiermee meer zeggenschap over zijn dagindeling. Dit, gecombineerd
met het oplossen van de financiële problemen, zorgt voor rust in het gezin. Volgende stap is om te bekijken wat meneer
nog aan werk zou kunnen doen.
6. Het regelmechanisme
3
Het DeltaPlein is een tijdelijke projectstructuur van Delta en Het Plein, waarin deze
organisaties zich gezamenlijk voorbereiden op de uitvoering van de Participatiewet per 1
januari 2015.
6
Knop 1: Samenkracht
Kader 1. De kanteling
In eerste aanleg zorgen
mensen voor zichzelf en
voor elkaar op basis van
een sterke sociale
infrastructuur. Lukt het
niet om deze zorg met
elkaar vorm te geven of
beschikt een burger over
een tekort aan
zelfoplossend vermogen
om dit te doen, dan kan
een beroep worden
gedaan op algemene
oplossingen. Blijkt dat
sprake is van een
situatie, waarbij meer
specialistische
voorzieningen nodig zijn,
dan komt de inzet van
individuele
voorzieningen.
Principe achter de knop:
• Samenkracht gaat over inzet van eigen kracht van de burger en
medeverantwoordelijkheid van mens tot medemens als centrale spil van de
decentralisaties.
• Uitgangspunt hierbij is dat een burger in eerste instantie zelf of samen met
zijn netwerk oppakt wat hij zelf kan doen, dus dichtbij huis hulp gaat zoeken
in het eigen netwerk.
• Voor jeugd geldt specifiek dat we ‘ontmedicaliseren’; niet alles is een
(medisch) probleem. We willen voorkomen dat opvoedvragen uitgroeien tot
zorgproblemen. Tegelijkertijd moeten we alert blijven om waar nodig snel
de juiste hulp in te schakelen.
Beleidsmatige uitgangspunten:
• De vraag start bij de burger zelf (kind en ouders), Ook de regie over de
acties die volgen ligt zo veel mogelijk bij de burger .
• Het is de taak van de gemeente om structuur en regie aan te brengen in het
proces, met name in het preventieve veld.
• Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) neemt als netwerkorganisatie een
belangrijke rol in bij de noodzakelijke bewustwording en cultuurverandering.
• De taak ‘informatievoorziening’ wordt nog belangrijker voor het CJG, zodat
mensen zelf oplossingen kunnen vinden (onder andere door digitale sociale
kaart).
De burger als uitgangspunt
De vraag en wat erop volgt start bij de burger zelf (kind en ouders) en gaat
allereerst uit van het zoeken naar oplossingen binnen het sociale netwerk.
Uiteraard speelt het hele veld van jeugd en welzijn hierin een rol. Over alle drie
de domeinen van de decentralisaties heen - Wmo, Participatie, Jeugd hanteren we een vernieuwde, gelijke werkwijze. We bevorderen de zelf- en
samenredzaamheid van mensen en hun zelfstandig functioneren.
Als een burger zijn probleem niet zelf kan oplossen, proberen we zoveel
mogelijk een oplossing aan te bieden via algemene oplossingen. Kenmerk van
algemene oplossingen is dat iedereen hier zelfstandig gebruik van kan maken, ,
er is geen uitgebreid onderzoek naar de persoonskenmerken en behoeften van
de aanvrager noodzakelijk. Een formele beslissing (beschikking) van de
gemeente is niet nodig. Deze algemene oplossingen worden niet alleen vanuit
de Jeugdwet aangeboden, maar komen voort uit alle drie de decentralisaties.
Het is dus van belang dat we goed sturen op samenhang in deze oplossingen.
Daar waar algemene oplossingen geen antwoord geven op de vraag om hulp
4
van burgers kunnen deze worden aangevuld met maatwerkoplossingen.
Input van het werkveld
Bij het kantelen van ‘jeugdzorg naar jeugdhulp’ geeft het veld de volgende
randvoorwaarden aan:
1. Het is belangrijk het zelf-oplossend vermogen van burgers te vergroten
als het gaat om jeugd.
2. Het is belangrijk om de grens te kennen van de eigen kracht van de
jongere, het kind, het gezin. Dit vraagt goede, deskundige
professionals.
4
In de Jeugdwet worden dit algemene voorzieningen (vrij toegankelijk) en individuele
voorzieningen (niet vrij toegankelijk) genoemd.
7
Voor het werk van de professional is daarbij van belang:
• Goed te luisteren en de vraag steeds bij het kind/de jongere te houden; niet
overnemen. Dit vraagt (o.a.) zorgvuldige inschatting en ruimte nemen voor
het gesprek.
• Er moet ruimte zijn voor het maken van contact en het aangaan van het
gesprek met de jongeren en het gezin; methoden mogen geen keurslijf
worden.
• Tijdsinvestering aan ‘de voorkant’ loont zich altijd. Ook signalen van voor de
geboorte moeten serieus opgepakt worden. We moeten outreachend
werken waar dat nodig is.
• Tegelijkertijd is ruimte voor de professional nodig, zodat hij ‘present’ kan
5
zijn en de juiste steun krijgt vanuit zijn organisatie .
Er is bij organisaties al veel in gang gezet. We kijken bij de transitie en
transformatie van de Jeugdwet dan ook goed naar de kracht die hierdoor al is
ontstaan in beide gemeenten en behouden het goede.
Knop 2: Vroegsignalering
Kader 2. Preventie en
vroegsignalering
We investeren in
vroegsignalering en
preventie zo dicht
mogelijk bij de burger.
Principe achter de knop:
• Preventie en vroeg signalering gaan over aanwezigheid van professionals
in de wijk en de scholen. Zo wordt van dichtbij het ontstaan van een goed
sociaal netwerk gestimuleerd en kunnen tijdig signalen worden opgepikt of
doorgegeven.
• Uitgangspunt hierbij is dat een tijdige inzet van hulp leidt tot verminderde
inzet van zware, intensieve hulptrajecten op een later moment.
Beleidsmatige uitgangspunten:
• Het CJG bundelt zowel in de gemeente Lochem als Zutphen het
preventieve veld en speelt een belangrijke rol in vroegsignalering.
• Om de transitie en transformatie ten aanzien van preventie en
vroegsignalering verder vorm te geven is versterking van de samenwerking
tussen de CJG-partners van belang. Daarnaast moet de praktische
samenwerking met andere organisaties nog beter vorm gaan krijgen.
• De transitie Passend onderwijs vraagt om een afstemming van zorg thuis
en op school. De school is een belangrijke vindplaats van kinderen die
extra ondersteuning nodig hebben. Niet alleen op het gebied van onderwijs
maar ook voor zorg. Dit wordt verder uitgewerkt in arrangementen. Zowel
primair als voortgezet onderwijs hebben hiervoor ondersteuningsplannen
opgesteld.
CJG bundelt preventief veld
Het CJG bundelt zowel in de gemeente Lochem als Zutphen het preventieve
veld en speelt een belangrijke rol in vroegsignalering. Partners van het CJG zijn
onder andere het Consultatiebureau voor 0 tot 4 jarigen, de jeugdgezondheidszorg, de scholen, het maatschappelijk werk, welzijnswerk en Bureau Jeugdzorg.
Het uitbouwen en beter benutten van de netwerkorganisatie CJG is een
belangrijk aandachtspunt van de decentralisatie. Professionals geven aan dat
samenwerking nu nog te vrijblijvend is. Zij zien het CJG als aanjager van het
proces. Daarnaast spelen ook leerplichtambtenaren, jongerencoaches en de
politie een belangrijke rol in preventie van problemen en vragen bij jeugd en
opvoedondersteuners. Ook zijn voor- en vroegschoolse voorzieningen van
belang, evenals werk of de toeleiding naar werk met belangrijke partner Het
DeltaPlein.
5
zie de presentatie strategie van prof. Andries Baart:
http://www.andriesbaart.nl/nieuw/attachment/cover-buigzame-zorg
8
Passend onderwijs
De scholen hebben een zorgplicht, de verantwoordelijkheid om een kind dat
ondersteuning nodig heeft een passende plek aan te bieden. Om dit mogelijk te
maken is er een samenwerkingsverband met schoolbesturen in de regio. Bij
een aantal kinderen gaat passende ondersteuning verder dan de schoolmuren.
Daarbij wordt, samen met gemeenten, gebruik gemaakt van een integrale
aanpak. Dat krijgt in het basisonderwijs vorm door samenwerking binnen
ondersteuningsteams. Binnen het voortgezet onderwijs gebeurt dit in Zutphen
door onderwijszorgsteunpunten op de scholen met ondersteuning vanuit het
onderwijszorgcentrum en in Lochem door een zorgadviesteam op de school. Dit
moet de komende jaren verder vorm krijgen.
Versterking samenwerking
Om de transitie en transformatie ten aanzien van preventie en vroegsignalering
verder vorm te geven is versterking van de samenwerking tussen de
deelnemende organisaties van het CJG van belang. Daarnaast moet de
praktische samenwerking met organisaties buiten het CJG nog beter vorm
e
krijgen. Hierbij denken we onder andere aan huisartsen, 1 -lijns
(fysio)therapeuten, organisaties rondom licht verstandelijk beperkten (LVB),
jeugd-GGZ en jeugdhulp. De professionals geven aan dat de gebiedsgerichte
sociale teams een basis vormen voor de samenwerking in het preventieve veld.
Deze gebiedsgerichte sociale teams moeten nog (door)ontwikkeld worden.
Professionals zien laagdrempelige hulpverlening als een belangrijke functie van
het gebiedsgerichte sociale team.
Ook voor dit onderwerp geldt dat er al veel in beweging is gezet in het veld,
bijvoorbeeld ook bij de GGZ. Deze sector is al enkele jaren met een transitie
bezig om intramurale zorg te beperken en hulp meer dichtbij huis te laten
plaatsvinden. Dat proces sluit goed aan bij de transformatie van het sociaal
domein. Daarom is het belangrijk hetgeen nu al goed loopt bij deze transitie
verder door te ontwikkelen.
Knop 3: Toegang
Kader 3: toegang
Een burger kan op
verschillende plekken
terecht als hij een vraag
of signaal heeft.
Ondersteund door
informatie via telefoon of
internet kan iemand zelf
komen tot een oplossing
of rechtstreeks terecht bij
een specifiek loket als
Het Plein of iemand kan
zelf aankloppen bij een
netwerk dat past bij zijn
bezigheden, bijvoorbeeld
school of een andere
partner van het Centrum
voor Jeugd en Gezin,
buurthuis, huisarts,
gebiedsgericht sociaal
team etc. Verschillende
ingangen blijven dus
naast elkaar bestaan.
Principe achter de knop:
• Toegang is een knop die de burger helpt om gebruik te maken van de
meest passende oplossing voor zijn vraag.
• Daarvoor is het nodig dat de professional een goede vraagverheldering
doet en dat duidelijk is welke oplossingen de professional zelf of met het
netwerk van de burger rechtstreeks kan aanbieden en voor welke
oplossingen hij toe moet leiden naar een maatwerkoplossing.
• Toegang is ook een knop die een bijdrage levert aan de beheersbaarheid
van de kosten van het sociale domein. Het is vooral van belang om invloed
uit te oefenen op de kosten van de maatwerkoplossingen, omdat deze het
grootste beroep doen op het totale budget. Daarom moet er een
toegangspoort worden ingericht voor het gebruik hiervan.
9
Beleidsmatige uitgangspunten:
• Er zijn meerdere “loketten” waar een burger met zijn vraag terecht kan.
• Gebiedsgerichte teams moeten voldoende geëquipeerd zijn om problemen
en vragen van alle kinderen en jongeren te signaleren en deskundigen in te
roepen waar dat nodig is.
• Het CJG krijgt naast de huidige functie een belangrijke rol in toeleiding naar
specialistische hulp.
• Er is in elk geval tijdens de transitieperiode van 2015-2016 een apart
expertteam jeugd nodig.
• In de Jeugdwet is bepaald dat ook de huisarts, de jeugdarts, de medisch
specialisten, de kinderrechter en de gecertificeerde instellingen het recht
hebben om te bepalen dat een cliënt gebruik mag maken van een
individuele voorziening.
• Met de pilot CJG4kracht wordt ambulante hulp ingezet zonder indicatie
vooraf. CJG4Kracht is een pilot om op kleine schaal ervaring op te doen
met het verbinden van jeugdhulp en onderwijs en welzijn, waarbij
ambulante jeugdzorg zonder indicatie kan worden ingezet.
Toegang via meerdere loketten
Uitgangspunt is dat er meerdere ‘loketten’ zijn, fysieke plekken waar een burger
terecht kan met zijn vraag. Er is niet één toegang naar de jeugdhulp. Naast het
CJG zijn de huisarts, de kinderarts en de kinderrechter toegang. We
organiseren de toegang voor burgers zoveel mogelijk in de wijk, bij voorkeur
e
e
door forse investering aan de voorkant (0 en 1 lijn). School en wijk zijn vooral
belangrijke vindplaatsen. Het is van belang om goede verbindingen te leggen
tussen deze vindplaatsen, zodat de methode één gezin - één plan - één
regisseur gewaarborgd wordt. Deze verbinding is een onderwerp dat ook in de
andere decentralisaties terugkomt evenals de inrichting van een eenduidig
werkproces voor vraagverheldering.
Passende expertise in de gebiedsgerichte sociale teams en op de scholen
De gebiedsgerichte teams moeten voldoende geëquipeerd zijn om problemen
en vragen van alle kinderen en jongeren te signaleren en op te pakken. In veel
gevallen is de vraag meteen door de professional of door inzet van algemene
oplossingen af te handelen. Daar waar dit niet mogelijk is kan hulp of advies
worden ingeroepen van experts of toeleiding plaatsvinden naar een
maatwerkoplossing. Daarvoor is een goede verbinding nodig met het CJG, de
zorgstructuren voor jeugd en Het (Delta)Plein/team Zorg.
Ook de scholen zijn een belangrijke partner van de gemeente. In het
ondersteuningsplan van het primair onderwijs is daarom de afspraak gemaakt
dat de scholen zorgen voor een onderwijscoach en de gemeente voor een
gezinscoach binnen de teams op de scholen. In het voortgezet onderwijs moet
de verbinding van de ondersteuningsteams/Onderwijszorgcentrum/
zorgadviesteam met de gemeenten (gebiedsteams/CJG) nog verder vorm
krijgen. Indien nodig kan er snel meer specialistische hulp worden geboden
door het CJG4kracht-team, eventueel uitgebreid met aanvullende expertise.
CJG als toeleider naar specialistische hulp
Het CJG krijgt naast de huidige functie een belangrijke rol in toeleiding naar
specialistische hulp. Om gebruik te maken van deze maatwerkoplossing is een
beschikking nodig. Hiervoor is een expertteam jeugd nodig dat kennis heeft van
jeugdhulpverlening.
Expertteam jeugd
We verwachten dat er in elk geval in de komende twee jaar (2015-2016) een
separaat expertteam jeugd nodig is. Reden is dat de overheveling van de
jeugdzorg zeer complex is met een veelheid van zorgaanbieders waar de
gemeente eerst goed zicht op moet krijgen. Op termijn zal de gemeente een
10
keus moeten maken tussen deze oude en nieuwe aanbieders. Daar is wel eerst
ervaring voor nodig. Nodig is ook een perspectief op hoe zo’n team zich nu en
op termijn verhoudt tot het expertteam zoals genoemd in het algemeen
beleidskader sociaal domein en de introductie van het drieluik, maar ook tot de
aanpak voor multiprobleem gezinnen en de gebiedsgerichte wijkteams. Dit
wordt gezamenlijk verder ontwikkeld vanuit de drie decentralisaties, onder
andere door de inzet van een kwartiermaker expertteam die als opdracht mee
krijgt om verder uit te werken hoe deze structuren zich tot elkaar verhouden en
hoe samenwerking plaats gaat vinden.
De wijze waarop we het expertteam jeugd aan het werk zetten vraagt nog veel
uitwerking in het komend jaar. De volgende aspecten gelden daarbij in elk geval
voor jeugd:
• Opschalen voor specialistische jeugdzorg gebeurt via een expertteam
binnen het netwerk CJG.
• Werkprocessen en criteria hiervoor worden regionaal opgesteld.
• Er moet nog worden uitgewerkt hoe dit expertteam jeugd aansluit bij het
expertiseteam dat genoemd wordt in het algemeen beleidskader sociaal
domein en in de introductie bij het drieluik sociaal domein.
• Ook hier geldt het uitganspunt dat iemand die een beschikking afgeeft nooit
uitvoerder kan zijn van de te verlenen zorg.
1e en 2e lijns zorg
In de Jeugdwet is bepaald dat ook de huisarts, de jeugdarts, de medisch
specialisten, de kinderrechter en de gecertificeerde instellingen, die
jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoeren het recht hebben om te
bepalen dat een cliënt gebruik mag maken van een maatwerkoplossing. Als zij
een burger gebruik willen laten maken van een maatwerkoplossing kunnen zij
toeleiden naar het expertteam jeugd, de gemeente of een gemandateerde
organisatie.
CJG4Kracht zonder indicatie vooraf
Met de pilot CJG4kracht wordt ambulante hulp ingezet zonder indicatie vooraf.
Organisaties worden gevraagd om samen te werken om hierbij de best
passende zorg voor het kind in te zetten. Het is nodig om daarbij buiten de
kaders van de eigen organisatie te denken. Ook is soms kennis nodig van een
andere organisatie.
Eigen krachtconferentie voor terugplaatsing kinderen
Dit is het verhaal van Laura (35 jaar), alleenstaande moeder van 3 kinderen van 0, 3 en 5 jaar. “Een half jaar geleden
ging het echt heel slecht met me. Ik weet het zelf niet meer precies, maar ik was echt ontoerekeningsvatbaar.
Professional Elène van het gebiedsgerichte sociale team vult aan: “we hadden signalen gekregen van de familie van
Laura, ze maakten zich heel erg zorgen over hun zus en de kinderen, omdat Laura steeds meer het contact met de
werkelijkheid leek te verliezen. Toen we met spoed een huisbezoek brachten, stond Laura letterlijk rond te zwaaien met
haar baby.”
11
Aanpak:
Er is sprake van een crisissituatie en Elène neemt de touwtjes in handen. De baby (die gelukkig geen letsel blijkt te
hebben) en de andere kinderen van Laura worden met spoed uithuisgeplaatst en liefdevol opgevangen door
familie. Laura wordt opgenomen op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis. De diagnose is posttraumatische
stress getriggerd door een zware bevalling. Laura komt tot rust in het ziekenhuis en volgt trouw de aangeboden therapie.
Na 3 maanden mag zij naar huis. Voordat het zover is organiseert Elène een eigen krachtconferentie met Laura, haar
familie, buren en de betrokken psychiatrisch verpleegkundige. Het gezin stelt samen met de hulpverlener een plan op
waarin de kinderen gefaseerd weer naar huis kunnen. De familie neemt het op zich om samen met Laura de
huishoudelijke zaken op te pakken en de kinderen blijven in eerste instantie nog bij de familie. Laura krijgt intensieve
thuisbegeleiding van Elène en is daarnaast nog in behandeling bij het ziekenhuis. In eerste instantie komen de kinderen
alleen overdag bij moeder thuis en de buren houden daarbij een oogje in het zeil. Als dit goed gaat, wordt dit uitgebouwd
naar steeds meer verantwoordelijkheid bij moeder. Laura geeft aan dat zij het fijn vindt om ook wat voor haarzelf op te
bouwen, maar zij is nog niet in staat om te werken. Elène helpt haar om samen met Het DeltaPlein een passende
meedoen-plek op loopafstand te vinden. De familie blijft Laura ontlasten, door op vaste dagen op te passen.
Knop 4: Integraal
Kader 4. 1 Gezin- 1
plan- 1 regisseur
De burger en de
professional(s) maken
samen een plan. De
burger is zelf eigenaar.
Een van de professionals
regisseert de naadloze
samenwerking tussen
professionals.
Opschaling via een
indicatie gebeurt alleen
als er geen adequaat
antwoord in de directe
kring van professionals
beschikbaar is of als dit
buiten het mandaat valt
van die professionals.
Principe achter de knop:
• Als een burger ondersteuning nodig heeft is het prettig als hij te maken
krijgt met één vast aanspreekpunt en als er zo min mogelijk hulpverleners
betrokken zijn bij het gezin.
• Deze regisseur kan helpen een schakel te vormen tussen oplossingen uit
het netwerk van de burger en oplossingen die door professionals worden
ondersteund.
Beleidsmatige uitgangspunten:
• Het gezin is de regisseur van haar eigen plan. De professional helpt het
gezin de regie te nemen.
• Cliënten krijgen vanaf begin af aan inzicht in hun eigen dossier. Dit heeft
dus ook gevolgen voor cliëntparticipatie.
• Er zijn verschillende ingangen om een hulpvraag neer te leggen.
Afhankelijk van het probleem wordt, in overleg met het gezin, bijvoorbeeld
in het zorgteam op school of in het gebiedsgerichte sociale team bepaald
welke professional de regiefunctie op zich neemt.
• Ontschotting is noodzakelijk om de hulpverlening goed af te stemmen.
Professionals moeten hiervoor over de grenzen van de eigen organisatie
heen kijken, uitgaande van het gezin en het kind. Afstemming en overleg
over casussen is nodig.
6
• De verwijsindex wordt gebruikt .
Eigen kracht van het gezin
De drie decentralisaties gaan uit van de eigen kracht van burgers. Daar hoort
ook bij dat een gezin, indien mogelijk, zelf de regie neemt over haar vragen en
de bijbehorende oplossingen. Inzet van de professional is erop gericht om het
gezin te ondersteunen deze regie zelf te nemen. Hier hoort ook bij dat een
gezin de regie heeft over haar eigen dossier en actief meedoet in het opstellen
van het plan van aanpak.
Aandachtspunt: verbinding tussen ingangen
Een dilemma is hoe de verbinding vorm te geven tussen de verschillende
e
e
ingangen: gebiedsgerichte sociale teams, CJG, onderwijs, 1 - en 2 -lijnszorg,
Het (Delta)Plein/team Zorg. Met de verschillende organisaties moet een
6
De landelijke Verwijsindex risico´s jeugdigen brengt risicosignalen van hulpverleners,
zowel binnen gemeenten als over gemeentegrenzen heen, bij elkaar en informeert
hulpverleners onderling over hun betrokkenheid bij jongeren.
12
effectieve en efficiënte samenwerking worden opgebouwd en de werkwijze van
één gezin - één plan - één regisseur moet gewaarborgd worden. We bouwen
daarbij voort op de goede ervaringen die de afgelopen jaren zijn opgedaan.
Het sandwichmodel
Extra aandacht hierbij verdient de verbinding tussen de jeugdstructuur en de
gebiedsgerichte sociale teams die in ontwikkeling zijn. We spreken hierbij van
het sandwichmodel. Dit houdt in dat de vraag in de gebiedsgerichte teams
wordt opgepakt als het accent van zorg bij de volwassenen ligt. Is er echter een
accent voor de zorg bij de kinderen, dan wordt de vraag in de zorgstructuur van
jeugd (CJG) opgepakt. Dit vraagt om een goede communicatie en afstemming
op casusniveau en om heldere werkafspraken. Deze verbinding wordt niet
vanzelfsprekend gelegd. De CJG-coördinator is hierbij belangrijk. Zij zorgt voor
de monitoring, procesbegeleiding en is de linking pin binnen het
sandwichmodel. Daarnaast speelt zij een belangrijke rol in het verbeteren van
de samenwerking tussen partners (oude en nieuwe) van het CJG.
Inzet passende expertise
Op lokaal niveau, in de gebiedsgerichte sociale teams, de scholen en het
expertteam jeugd, willen we achterhalen wat het schakelpunt is tussen de inzet
van een meer generiek werkende professional en een meer specialistisch
werkende professional. Dit doen we aan de hand van casussen binnen de
CJG4kracht pilots. Professionals geven hierbij aan dat het uitgangspunt moet
zijn dat er minder zorg moet worden “gestapeld” : geen keten denken, maar er
wel tijdig bij zijn.
Afstemming met het netwerk
Casussen met multiprobleem gezinnen worden zowel in Zutphen als in Lochem
besproken in een multidisciplinair overleg (het Vangnet en het Multiproblemplus
overleg). Waar het om veiligheid en/of crisissituaties gaat maken we goede
afspraken met de politie, het Veiligheidshuis en het Algemeen Meldpunt
Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.
Knop 5: Nabijheid
Principe achter de knop:
• Voor het gezin is het gebied waarin het woont vaak de voornaamste
leefomgeving. Daarom is het belangrijk dat we de hulp en zorg zo dichtbij
mogelijk aanbieden.
• Het gaat hierbij zowel om algemene oplossingen op het gebied van
preventie en vroegsignalering, als om maatwerkoplossingen.
Kader 5. Zo nabij
mogelijk
We organiseren
algemene en maatwerk
oplossingen zo dicht
mogelijk bij huis bij
(kleinschalige)
organisaties in wijk of
kern
Beleidsmatige uitgangspunten:
• We maken zoveel mogelijk gebruik van het lokale preventieve veld.
Informatievoorziening is hierbij cruciaal.
• We kiezen voor zoveel mogelijke ambulante hulp, uitgangspunt is om naar
het kind toe te gaan, eventueel op school.
• We realiseren een verdere verbinding tussen onderwijs en jeugdzorg
(passend onderwijs, arrangementen).
• We zetten hulp dichtbij in; waar nodig wordt regionaal ingekocht, maar
lokaal uitgevoerd (maatwerk).
Informatievoorziening als instrument voor preventie
Het doel van de Jeugdwet is dat de burger zoveel mogelijk oplossingen in de
eigen (sociale) omgeving zoekt. Ook praten over opvoeden moet een normale
zaak zijn. Versterking van het preventieve veld en goede
informatievoorzieningen via allerlei kanalen zijn hierbij belangrijk. Deze
informatievoorziening kan digitaal zijn, bijvoorbeeld via een actuele sociale
13
kaart, maar ook via formele en informele contactmomenten. Training van
professionals is hiervoor essentieel.
Naar de burger toe
Als er wel hulp nodig is willen we dat snel signaleren en inzetten zoveel
mogelijk thuis bij het gezin. Ontwikkelingen zijn daarvoor al volop gaande,
onder andere in de gebiedsgerichte sociale teams en op de scholen. De
komende jaren doen we hiermee nog meer ervaringen op en wisselen we deze
uit. Dit vormt de basis om werkprocessen verder uit te werken. Er moet ook
ruimte zijn voor ‘waakvlamcontact’ om te voorkomen dat herhaaldelijk inzetten
van specialistische hulp nodig is.
Zoveel mogelijk lokale ondersteuning
Hulp wordt zoveel mogelijk lokaal ingezet, ook specialistische hulp. We voeren
regie in geval van meervoudige problematiek, inclusief doorzettingsmacht. Voor
de toeleiding naar de specialistische jeugdhulp zijn gemeenten in 2015 en 2016
verantwoordelijk. Hierbij hebben gemeenten de taak om dit samen met
zorgverzekeraars op te pakken.
Knop 6: Lokaal
Kader 6. Lokaal én
regionaal
We regelen lokaal van
lokaal geregeld kan
worden en gaan over op
het regionaal regelen van
zaken daar waar
opschaling naar
regionaal niveau slim is
of de lokale kracht
versterkt.
Principe achter de knop:
• Over het algemeen geldt dat we lokaal regelen wat lokaal kan.
• Daar waar het lokale aanbod niet afdoende is, zoeken we een naadloze
aansluiting bij bovenlokale voorzieningen.
• Hoe specialistischer het gevraagde aanbod, hoe logischer de bovenlokale
samenwerking.
Beleidsmatige uitgangspunten:
• Landelijk is bepaald dat voor een aantal zorgvormen landelijk of regionaal
móet worden samengewerkt.
• Continuïteit van zorg voor zittende cliënten en continuïteit van een goede
zorginfrastructuur is van belang. Dit leidt tot specifieke keuzes omtrent
lokaal of regionaal aanbod.
• Indien hulp extern en buiten de gemeente wordt verzorgd dan zorgen we
dat er lokaal contact is met het gezin tijdens de hulpverlening en voor
voldoende opvang wordt gezorgd bij terugkeer van het kind. Hierbij is
goede overdracht van dossiers belangrijk.
Regionale afspraken bovenlokale hulp
7
Op basis van de regionale kadernotitie Jeugd is besloten dat bovenlokale
jeugdhulp gezamenlijk wordt ingekocht en dat hiervoor een gezamenlijk
sturings- en financieringssysteem wordt ingericht. Om te voorzien in voldoende
aanbod van specialistische jeugdhulp en om bijkomende financiële risico’s te
beperken wordt het solidariteitsprincipe gehanteerd. De vraag naar
specialistische hulp kan namelijk per gemeente fluctueren en dus financieel
verschillend uitpakken. Daarom is afgesproken om op regionaal niveau uit te
gaan van het solidariteitsprincipe: dat betekent dat we op regionaal niveau
afspraken maken over risicoverevening.
Onder de maatwerkoplossingen vallen verschillende zorgvormen die
uiteenlopen van vrij generalistische zorg tot (meer en zeer) specialistische zorg.
Hoe specialistischer de zorg, hoe groter de benodigde schaal om dit
kosteneffectief te organiseren en hoe logischer het wordt om uit te gaan van
een regionale voorziening. Er is er een grote variatie te zien in het aantal
gebruikers per zorgvorm. Zo is bijvoorbeeld het aantal jeugdigen dat gebruik
maakt van JeugdzorgPlus relatief beperkt en is het aantal jeugdigen dat een
vorm van ambulante hulpverlening krijgt groot.
7
vastgesteld maart 2014
14
Andere regionale afspraken zijn dat op lokaal niveau een bepaalde basis wordt
gehanteerd in preventieve functies, dat de voorwaarden voor toegang tot
bovenlokale vormen van jeugdhulp gelijk zijn voor alle gemeenten en dat
eenduidig wordt bepaald welke zorg wel en welke niet vrij toegankelijk is.
Waarborging continuïteit van zorg
Continuïteit van zorg voor zittende cliënten en continuïteit van een goede
zorginfrastructuur is van belang. Daarom zijn in 2013 het Landelijk en
Regionaal Transitie Arrangement vastgesteld (zie ook hoofdstuk 2). In de
Regionale Kadernotitie Jeugd zijn vervolgens de kaders voor de komende jaren
aangegeven. Daarbij worden volgende schaalniveaus aangehouden:
• Lokale taken: preventie, lokale jeugdhulp. Dit zijn de bestaande taken
vanuit de Wet Publieke Gezondheid (WPG), de lokale zorgstructuren, de
zorg advies teams (ZAT), de inzet van jeugdhulp vanuit het Centrum voor
Jeugd en Gezin, de inzet van de wijkcoaches en aansluiting bij taken op het
gebied van welzijn en onderwijs.
• Regionale taken: voor zes taken is bovenlokale samenwerking
noodzakelijk. Deze taken worden regionaal en landelijk geregeld – zowel de
inhoudelijke zorgtaken als gerelateerde zaken als de toeleiding, registratie,
monitoring en beleidsinformatie, financiering en participatie. Het gaat om de
volgende taken: Advies- en Meldpunt huiselijk geweld en
Kindermishandeling (AMHK), jeugdreclassering, jeugdbescherming,
jeugdzorgplus, specialistische jeugdzorg, ambulante jeugdzorg (de invulling
hiervan gebeurt echter lokaal).
Input professionals
De professionals geven aan dat een regionale-lokale verbinding erg belangrijk
is. Hierbij hebben ze de wens dat er gebruik wordt gemaakt van lokale
aanbieders. De sociale kaart moet bekend zijn. Vanuit de professionals wordt
ook om extra aandacht gevraagd voor:
• De verbinding met het AMHK (Algemeen Meldpunt huiselijk Geweld en
Kindermishandeling), juist vanwege het huidige relatief hoge aantal
meldingen vanuit Zutphen;
• Het raakvlak Jeugd – Wmo 2015.
Opvoedingsondersteuning als startpunt voor verandering
Dit is Hans, 41 jaar: “ik heb een bipolaire aandoening, dat wil zeggen dat ik manisch depressief ben. De laatste 6 jaar
heb ik regelmatig psychoses gehad. Ik ben daarvoor een paar keer opgenomen op een psychiatrische afdeling. De
laatste twee jaar gaat het best goed, maar ik heb wel blijvend medicijnen nodig. Vroeger had ik een eigen
loodgietersbedrijf, met 10 man personeel in dienst. Toen ik ziek werd, kon ik dit niet meer draaiende houden en toen ben
ik gestopt met het bedrijf. Mijn vrouw kon alle veranderingen van mij en van ons leven niet aan en het kostte haar moeite
grenzen aan te geven voor de kinderen. Via het CJG hebben we toen een poosje hulp gehad bij de opvoeding van de
kinderen. Dat bracht weer wat lijn terug in ons gezin, maar we merkten dat wij elkaar niet meer goed konden vinden.
Vorig jaar zijn we daarom gescheiden. De kinderen wonen bij haar en komen een keer in de twee weken in het weekend
bij mij op bezoek.
Sinds ik niet meer werk, leef ik van een afgekochte verzekering. Ook heb ik nog veel geld zitten in mijn koopwoning,
maar die moet ik eerst verkopen voordat ik daar wat mee kan. Daarom kom ik niet in aanmerking voor een uitkering. Ik
ben redelijk van mijn pad geraakt door al die psychoses. Vroeger was ik altijd druk, maar nu kom ik niet vaak meer mijn
huis uit. Gelukkig is mijn moeder ingesprongen met het huishouden, toen mijn vrouw ergens anders ging wonen. Ik zou
niet weten waar ik had moeten beginnen zonder haar. Ik heb mazzel dat mijn broers en zus in de buurt wonen, want ik
eet nu iedere avond bij een van hen mee. Ook helpen ze me een beetje met mijn financiële zaken. Ik heb ook iemand
van GGNet die me een keer in de week helpt met dingen, maar het klikt niet erg met die mevrouw.
15
Nu is mijn vader plotseling erg ziek geworden, dus mijn moeder moet hem helpen in plaats van mij. Mijn familie heeft
ervoor gezorgd dat ik een CIZ-indicatie heb gekregen, zodat ik wat meer geholpen kan worden om mijn leven weer op de
rit te krijgen. Ik baal ervan dat ik zo weinig zelf kan en dat ik de hele dag thuis zit, maar ik weet zelf ook niet goed waar ik
moet beginnen. Voor ik het weet is de dag alweer voorbij… Nu ben ik uitgenodigd bij de gemeente om te kijken of ik hulp
in de huishouding kan krijgen.”
Aanpak
Met bovenstaand verhaal komt Hans bij Het Plein. Uit de inventarisatie ontstaat het beeld dat Hans de afgelopen periode
vrij passief is geweest. Hans heeft geen zinvolle dagbesteding en krijgt 5 uur per week hulp bij het uitvoeren en
organiseren van zijn huishouden. Hans geeft aan dat hij vroeger juist een actieve man was en wil zelf ook weer meer
invloed op en activiteit in zijn leven uitoefenen.
Inmiddels is er ook een gesprek met Delta geweest en kan Hans gaan werken. Hans geeft zelf aan dat hij 40 uur kan
werken. Ook is er een aanbieder gevonden die ondersteunende begeleiding kan geven. Nu komt alles tegelijk op gang.
In het verleden heeft Hans een aantal keer een psychose gekregen toen hij het erg druk had. Om Hans niet te
overvragen en zorg te dragen voor een succesvolle herintreding, wordt in een bijeenkomst met alle betrokkenen,
inclusief Hans, afgestemd op welke manier Hans een goede balans tussen thuis en werk kan hanteren. Hans gaat
voorlopig voor halve dagen aan het werk. In de tijd die hij op deze manier vrijhoudt, gaat hij samen met zijn
huishoudelijke hulp aan de slag om het huishouden zelf op te pakken.
Knop 7: Eén budget
Kader 7. Eén ontschot
budget
We werken toe naar een
ontschot budget voor het
totale sociale domein
waarbij we uitgaan van
het principe dat lasten
gelijk staan aan de baten.
Principe achter de knop:
• Bij de drie decentralisaties zoeken we naar zoveel mogelijk samenhang
tussen alle oplossingen die participatie in de samenleving vergroten, dus
over de drie betrokken domeinen Wmo, Participatie en Jeugd heen.
• We moeten de middelen daar inzetten waar ze het meest effectief zijn.
• Hierbij past dat we ook de budgetten vloeiend kunnen inzetten.
Beleidsmatige uitgangspunten:
• We zetten de middelen zoveel mogelijk in voor preventie. Bezuinigingen
mogen niet ten koste gaan van de preventieve activiteiten.
• We streven ernaar om 5% van het budget in te zetten voor de inrichting van
algemene oplossingen.
• Eén ontschot budget binnen het sociaal domein is voor jeugd op korte
termijn (2015 en 2016) niet mogelijk vanwege regionale en landelijke
afspraken en financiële verplichtingen (RTA en LTA, afspraken BJZ, MEE,
AMHK).
• Vanwege de verschuiving van verantwoordelijkheden en van taken naar de
gemeente moet er voldoende budget zijn voor de uitvoering. Er is
afgesproken hiervoor 3% van het budget te reserveren.
Grootte van het budget
Volgens de decembercirculaire 2013 is het budget voor Jeugdhulp en
Jeugdzorg als volgt:
• Lochem: € 5.695.000
• Zutphen: € 14.879.000
In de Meicirculaire 2014 wordt het definitieve budget bekend gemaakt. Zoals
ook al uit de voorgaande tekst blijkt, ligt een groot deel van de besteding van
het budget al vast via gemaakte afspraken.
16
Knop 8: Eigen bijdrage
Principe achter de knop:
• Het heffen van een eigen bijdrage maakt dat een burger naar vermogen
zelf bijdraagt aan de oplossing.
Kader 8. Eigen bijdrage
Mensen dragen
(financieel) bij naar
vermogen via een eigen
bijdrage voor het gebruik
van voorzieningen binnen
het sociale domein,
waarbij uitzonderingen
nader bepaald moeten
worden.
Kader 9. Inkoop
We stellen bij inkoop
specifiekere eisen voor
kwaliteit en effectiviteit
naarmate het zelf
(kunnen) doen door
burgers afneemt en het
(financiële) risico van de
gemeente groter wordt.
Beleidsmatige uitgangspunten:
• Er mag geen eigen bijdrage (van de ouders) worden gevraagd, behalve als
het kind uit huis wordt geplaatst.
De eigen bijdrage is uit de Jeugdwet gehaald. Er mag geen eigen bijdrage van
de ouders worden gevraagd, tenzij het kind uit huis wordt geplaatst. Dan kan er
een ouderbijdrage gevraagd worden. Dit gebeurt op basis van het
besparingsmotief; het gaat om een bijdrage die gevraagd wordt omdat ouders,
als het kind thuis zou wonen, ook kosten maken.
Knop 9: Inkoop
Principe achter de knop:
• Voor burgers is het prettig om in hun directe leefomgeving hulp te
ontvangen. Daarom willen we meer samenwerking met aanbieders dichtbij
huis bewerkstelligen.
• Daarnaast heeft inkoop tot doel het beperken van duurdere en
specialistische zorg door meer activiteiten in te zetten gericht op preventie
en opvoed-ondersteuning.
• Veel preventieve activiteiten, de zogenaamde algemene oplossingen,
worden door middel van subsidie gefinancierd.
• Voor de inkoop van individuele (en meer specialistische) voorzieningen
gelden regionale en/of landelijke afspraken.
Beleidsmatige uitgangspunten:
Regionaal (het kader is de regionale inkoopnotitie):
• We kopen de jeugdzorg en -hulp in conform de afspraken zoals die in de nog vast te stellen - Regionale Notitie Inkoop Jeugd staan.
• Met het Landelijke en het Regionale Transitie Arrangement realiseren we
een zachte landing van het oude naar het nieuwe jeugdstelsel voor cliënten
en aanbieders.
• Om aanbieders optimaal de mogelijkheid te geven om inhoudelijk te
transformeren (vernieuwing en innovatie van het zorgaanbod), de
frictiekosten te beperken én de zorginfrastructuur in stand te houden is het
wenselijk de looptijd van het RTA met één jaar te verlengen, tot en met
2016.
• We bieden ruimte aan nieuwe aanbieders.
• We formuleren regionaal flankerend beleid voor de doorontwikkeling van de
vernieuwing van de jeugdhulp (transformatie).
• We reserveren middelen voor de vorming van een fonds voor transformatie.
• We kopen alle nieuwe taken centraal in en nemen actief deel aan de
regionale inkoopgroep, maar contracteren lokaal.
• Bij de inkoop van individuele voorzieningen jeugd sturen we op kwaliteit, te
behalen resultaten en kostenbeheersing. De gemeente gaat hierbij over het
‘wat’ en de zorgaanbieders over het ‘hoe’. De gemeente geeft opdracht tot
wat er geleverd wordt en stelt hiervoor de inhoudelijke kaders op. De
zorgaanbieders leveren de benodigde jeugdhulp en bepalen hoe dit wordt
gerealiseerd.
17
Lokaal:
• We houden de budgetten die lokaal worden ingezet voor het preventieve
jeugdbeleid in 2015 in stand.
• We doen in 2014-2015 voorstellen voor de doorontwikkeling van de
vernieuwing van de jeugdhulp (transformatie).
• We bieden ruimte aan nieuwe, ook kleine aanbieders (in 2015 nog beperkt
gezien de reeds gemaakte afspraken in het RTA).
e
• We streven ernaar om de lokale aanbieders en 1 -lijn-organisaties een
plaats te geven in het lokale beleid.
Input van professionals bij inkoop
•
•
Professionals geven aan dat er gestuurd moet worden op resultaten en niet
op het zuiver verantwoorden. Hierbij moeten we alert zijn op overbureaucratisering.
De professionals geven aan dat het belangrijk is om aandacht te hebben
voor de (onwenselijke) knip tussen 18 jaar en ouder; waardoor jongeren
buiten de boot vallen
18
Bijlage 1 Overzicht taken Jeugdwet
1) Lokaal
preventief
beleid
2) Lokaal
Nieuwe taken
3) Regionaal
Maatwerkvoorzieningen
AMW
SMW
Toegang
Ambulante Zorg:
e
1 lijns
Jeugdhulp
Jeugd GGZ
Jeugd LVB
Jeugdbescherming
jeugdreclassering
JGZ (IJGZ)
Pleegzorg
(uitvoering)
Welzijn
Onderwijs
•
•
4)
Bovenregionaal
G7 (provinciaal)
Gesloten JGGZ
24 uurs zorg
e
2 lijns
Jeugd LVB ZZP
4+5
5) Landelijk
Jeugdzorg plus
GGZ Landelijke
functie
Pleegzorg
(werven en
opleiden)
Afhankelijkheidsre
latie 18-
Jeugdzorg plus
Gedragsgestoord
LVG
Tweedelijns
gespecialiseerde
zorg
Kinderopvang
Spoedeisende
zorg
Etc
Crisisplekken
(residentieel)
Gespecialiseerde
LVG met
complexe
problematiek
Forensische
jeugdzorg
Jeugdprostitutie
Voor de taken in kolom 2 tot en met 5 is sprake van regionale samenwerking in de voorbereiding
van de inkoop, maar deze inkoop wordt wel per gemeente lokaal geborgd door middel van het
sluiten van contracten met zorgaanbieders.
Het inrichten van de toegang en dan met name de vorm waarin burgers contact kunnen zoeken
voor hulp (kolom 2) is een lokale aangelegenheid, waarbij gemeenten gezamenlijk en eenduidig
bepalen welke zorg wel of niet vrij toegankelijk is. De inhoudelijke criteria worden regionaal
uitgewerkt.
19
Bijlage 2 De nieuwe Jeugdwet op hoofdlijnen8
Visie Jeugdwet
Het stelsel van jeugdhulp is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig
mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar
ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt
de overheid in beeld. Omdat het huidige jeugdstelsel verschillende tekortkomingen laat zien, is een
omslag (transformatie) nodig die leidt tot:
• preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk;
• minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren;
• eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen;
• integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur;
• meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk.
De nieuwe Jeugdwet maakt gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle jeugdhulp
en voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Door de
decentralisatie zijn gemeenten beter in staat om - afgestemd op de lokale situatie – maatwerk te
leveren en verbinding te leggen met zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en
inkomen, sport en veiligheid. Door ontschotting van budgetten wordt betere samenwerking rond
gezinnen mogelijk.
Jeugdhulp is breed gedefinieerd. Het omvat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun
ouders bij alle denkbare opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
Hieronder valt zowel een vorm van ambulante hulp als een verblijf bij pleegouders, hulp in een
medisch kinder- dagverblijf, psychiatrische zorg, begeleiding en persoonlijke verzorging bij een
beperking.. Preventie en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
vallen niet onder het begrip jeugdhulp. Niettemin is de gemeente daar in het nieuwe stelsel wel
verantwoordelijk voor en dient zij daar in het beleidsplan ook aandacht aan te besteden.
Leeftijdsgrens
In het wetsvoorstel voor Jeugdwet is de leeftijdsgrens van 18 jaar het uitgangspunt voor jeugdhulp en
de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23ste
levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan
de voorwaarden. Voor jeugdreclassering en jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing
geldt op basis van de Jeugdwet geen leeftijdsgrens.
Verantwoordelijkheid gemeenten
In het nieuwe jeugdstelsel worden gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp (dus
inclusief specialistische hulp zoals jeugd-ggz, jeugd-vb en gesloten jeugdhulp in het kader van
ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen), de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en
jeugdreclassering. De verantwoordelijkheid van gemeenten omvat:
• het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod;
• het opstellen van een beleidsplan voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei- en
opvoedingsproblemen en psychische problemen en stoornissen en de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
• het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp (jeugdhulpplicht, vergelijkbaar
met de compensatieplicht Wmo), als jeugdigen en hun ouders het niet op eigen kracht redden;
• de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
• het voorzien in maatregelen ter voorkoming van kindermishandeling;
• de regie over de gehele jeugdketen en de afstemming met overige diensten op het gebied van
zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid;
• het voorzien in vertrouwenspersonen voor jeugdigen, hun ouders, pleegouders of
netwerkpleegouders die te maken hebben met hulpverleners.
Regionale samenwerking
In de Jeugdwet staat dat gemeenten op bovenlokaal niveau samenwerken, indien dat noodzakelijk is.
Dit geldt voor een aantal taken, zoals de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen,
8
Bron: hoofdlijnen wetsvoorstel Jeugdwet, september 2013, Ministerie van VWS en V&J
20
jeugdreclassering en bepaalde specialistische vormen van zorg en gesloten jeugdhulp in het kader
van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Het betreft hier relatief kleine doel- groepen,
waarvoor een beperkt aanbod beschikbaar is. Vaak gaat het ook om dure vormen van zorg, of is
hiervoor specifieke kennis nodig van de inkopende partij. Om die redenen is het zowel inhoudelijk als
vanwege het financiële risico opportuun dat gemeenten deze taken via samenwerking oppakken. Dit
geldt ook voor het instellen van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Het
spreekt voor zich dat gemeenten bij samenwerkingsafspraken rekening houden met bestaande
regionale samenwerkingsverbanden, kiezen voor een passend schaalniveau en afspraken maken
over financiering van het aanbod in de regio.
Toegang tot jeugdhulp
De verantwoordelijkheid van gemeenten voor de toegang tot jeugdhulp omvat:
• organiseren van herkenbare en laagdrempelige toegang tot jeugdhulp;
• waarborgen dat passende hulp tijdig wordt ingezet en dat de juiste expertise beschikbaar is;
• voorzien in een consultatiefunctie voor professionals die werken met jeugdigen;
• mogelijk maken van directe interventie in crisissituaties;
• bij complexe hulpvragen of wanneer de veiligheid van het kind in het geding is, zo snel
mogelijk specialistische hulp inschakelen of een verzoek tot onderzoek door de raad bij de
kinderbescherming overwegen;
• kosteloos en anoniem advies beschikbaar stellen voor jeugdigen met vragen over opgroeien
en opvoeden (kindertelefoon).
Ondersteuning wordt zoveel mogelijk in de eigen omgeving van het kind en het gezin geboden. De
huisarts behoudt zijn rol als doorverwijzer naar jeugdhulp, evenals de medisch specialist en de
jeugdarts. Gemeenten maken op landelijk en lokaal niveau afspraken met huisartsen, medisch
specialisten, jeugdartsen en zorgverzekeraars over inzet van deze artsen en doorverwijzing naar
jeugdhulp. De gemeente bepaalt zelf welk deel van de voorzieningen vrij toegankelijk is en welke niet.
Daarnaast komen er regels ten aanzien van de deskundigheid waarover de gemeente ten behoeve
van de toeleiding, advisering en bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp en de
consultatiefunctie moet beschikken.
Advies- en Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK)
Gemeenten worden verantwoordelijk om op bovenlokaal niveau een Advies- en Meldpunt Huiselijk
Geweld en Kindermishandeling (AMHK) te organiseren. In het AMHK worden het huidige Advies en
Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) geïntegreerd. Het doel
van de integratie is een betere samenhang in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Hierdoor zal een integrale en systeemge- richte aanpak voor het gezin worden bevorderd.
Het AMHK wordt wettelijk verankerd in de Wmo. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet zal voor dit
punt de Wmo worden gewijzigd. Het AMHK kent de wettelijke functies van:
• advies over vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling
• een meldfunctie bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling
• onderzoek bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling
Daarnaast heeft het AMHK de taak om indien nodig de raad voor de kinderbescherming en/of de
politie in te schakelen en indien gewenst passende hulp te regelen.
Jeugdbescherming en jeugdreclassering
De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van jeugdreclassering zijn twee bijzondere
taken. Het doel van een kinderbeschermingsmaatregel is het opheffen van een bedreiging voor de
veilige ontwikkeling van het kind. Het doel van begeleiding door de jeugd- reclassering is het
voorkomen van recidive en het realiseren van een gedragsverandering bij de jongere. Het
jeugdstrafrecht houdt daarbij rekening met de eigen aard en ontwikkeling van de jeugdige.
Alleen de kinderrechter kan besluiten tot een kinderbeschermings- maatregel, na zorgvuldig
onderzoek en advisering door de raad voor de kinderbescherming. Als aan de gronden voor een
kinderbeschermingsmaatregel is voldaan, draagt de kinderrechter de uitvoering van de maatregel op
aan een door de gemeente gecontracteerde gecertificeerde instelling.
Positie van ouders en jeugdigen
Het is belangrijk dat ouders en jeugdigen worden betrokken bij hun eigen hulpverleningsproces en dat
wordt uitgegaan van hun mogelijkheden om regie te voeren over hun eigen leven. De rechtspositie
van jeugdigen en ouders wordt in de concept Jeugdwet vorm gegeven door bepalingen over de
21
informatievoorziening, toestemmingsvereisten, klachtenbehanding en medenzeggenschap van
jeugdigen en hun ouders. Het is de verantwoordelijkheid van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde
instellingen om aan deze eisen te voldoen. De Jeugdwet geeft gemeenten daarnaast de opdracht:
ervoor te zorgen dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke
vertrouwenspersoon; rekening te houden met de gezindheid, levensovertuiging en culturele
achtergrond; waar mogelijk keuzevrijheid te bieden met betrekking tot de voorzieningen; alle
inwoners, met name jeugdigen en hun ouders, een rol te geven bij de voorbereiding van beleid inzake
jeugdhulp, de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering.
Hulp voor jeugdigen met psychische klachten of stoornissen
Ook de jeugd-ggz wordt overgeheveld naar gemeenten. Binnen dit palet van zorg vallen onder andere
de preventieve zorg (bijvoorbeeld het zorgaanbod voor kinderen van ouders met psychiatrische of
verslavings- problematiek). En gaat het om participatie in zorgadviesteams, diagnose, behandeling
van ernstige enkelvoudige dyslexie tussen 7 en 12 jaar, gesprekstherapie bij een psycholoog,
psychiatrische gezinsbegeleiding, verslavingszorg, e-health, acute psychiatrie en de multidisciplinaire
zorg vanuit de ggz, waarvan het klinische deel soms ook in (academische) psychiatrische
ziekenhuizen of vroegkinderlijke trauma- behandeling wordt geleverd. Het kan hierbij ook gaan om
gedwongen opnamen op grond van de Wet Bopz (die nog wordt vervangen door de Wet verplichte
ggz). Een aantal van deze aandoeningen is zo specifiek en/of zeldzaam dat de aanpak ervan
bovenregionaal, of in sommige gevallen landelijk moet worden georganiseerd.
Hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking
Alle functies uit de AWBZ op de grondslag verstandelijke beperking voor jeugdigen tot 18 jaar worden
naar de Jeugdwet overgeheveld. Het betreft onder andere de zorg voor licht verstandelijk beperkte
jeugdigen met gedragsproblemen zoals Orthopedagogische Behandelcentra (OBC’s) die bieden en de
zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen met een psychische stoornis door Multifunctionele Centra
(MFC’s). Aangezien gedragsproblemen bij jeugd-vb’ers vaak samenhangen met psychiatrische
problematiek is er veel samenhang met jeugd-ggz. Jeugdigen bij wie al voor het 18e levensjaar
duidelijk is dat zij op grond van een verstandelijke beperking hun verdere leven intensieve verblijfszorg
nodig hebben zoals de AWBZ biedt, houden aanspraak op de AWBZ. Dit leidt tot een situatie waar in
principe integrale jeugdhulp op lokaal niveau wordt vormgegeven voor deze doelgroep, behalve
wanneer duidelijk is dat een jongere zijn hele leven intensieve verblijfszorg nodig heeft. In dat geval is
de jeugdige erbij gebaat dat deze intensieve verblijfszorg onder een wettelijke kader zonder
leeftijdsgrens valt, waarvoor de AWBZ met de focus op langdurige zorg bij uitstek geschikt is.
Hulp voor jeugdigen met andere beperkingen uit de AWBZ
Naast de zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking en psychische problemen wordt ook de
begeleiding en persoonlijke verzorging voor alle grondslagen uit de AWBZ overgeheveld naar de
Jeugdwet. Dit betekent dat wanneer een kind bijvoorbeeld begeleiding nodig heeft omdat het doof of
blind is of een somatische ziekte heeft, de gemeente hiervoor verantwoordelijk is. Ook kan een
gemeente ertoe besluiten dat kortdurende verblijf van kind of ouder buiten het gezin -zoals de AWBZ
dat nu kent- noodzakelijk is in verband met ontlasting van een verzorger die belast is met permanent
toezicht. Daarnaast kan de gemeente bepalen dat het nodig is om vervoer te bieden van en naar de
locatie (binnen of buiten de gemeente) waar jeugdhulp wordt geboden, in verband met medische
noodzaak en een gebrek aan zelfredzaamheid waardoor de jeugdige niet zelfstandig van en naar de
locatie kan gaan.
Overige thema’s
In de nieuwe Jeugdwet is daarnaast een aantal zaken opgenomen met betrekking tot het waarborgen
van kwaliteit, certificering van organisaties die kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
uitvoeren, het stimuleren van professionele houding van beroepsbeoefenaren, het toezicht en de
informatievoorziening.
.
22
Bijlage 3 Cijfers zorgaanbod 2012
In onderstaande tabellen is het zorggebruik per zorgsoort gekoppeld aan de benodigde
middelen per gemeente weergegeven. Deze cijfers zijn gebaseerd op historisch gebruik in
9
2012 . Het woonplaatsbeginsel is (nog) niet toegepast. Deze cijfers zijn landelijk gebruikt
om de budgetverdeling te bepalen maar worden op het moment van schrijven van deze
10
notitie landelijk nog verder uitgewerkt .
9
Bron Regionale Kadernotitie Jeugd, MIJOV, februari 2014
Bron: CBS, Cebeon en meicirculaire 2013
10
23
24