Wmo Zomerconferentie 26 mei 2014-verslag

Wmo Zomerconferentie stadsdeel Zuid 26 mei 2014
Traditiegetrouw kon iedereen die zich bezighoudt met zorg en welzijn in stadsdeel Zuid deelnemen
aan de Wmo-conferentie. In de ruime en open zaal
van het Kabouterhuis waren meer dan 130
aanwezigen getuige van de eerste bijeenkomst van
het stadsdeel als bestuurscommissie. Marijn van
Ballegooijen, lid van het dagelijks bestuur van de
bestuurscommissie, startte de bijeenkomst met zijn
visie op zorg en welzijn. Flavia Reil, teammanager
Wmo, gaf een toelichting op de laatste stand van
zaken uit het veld en ging in op de komende ontwikkelingen. Daarna gingen de deelnemers uiteen
om in drie werkgroepen verder te praten: Samenwerken in de wijk voor mensen met een GGZachtergrond, Vitale coalities in de wijk en Professionals en vrijwilligers. Bij terugkomst stond er een
smakelijke en gezonde lunch op tafel, en was er ruim gelegenheid voor iedereen om met elkaar te
praten en te netwerken.
Scherp blijven & kleinschaligheid stimuleren
Marijn van Ballegooijen stak zijn liefde voor Amsterdam en het
belang van zorg en welzijn niet onder stoelen of banken. Zijn energie
om aan de nieuwe klus te beginnen was voelbaar. Ondanks of
misschien juist dankzij de vele uitdagingen zoals nieuwe taken erbij
en de elkaar opvolgende bezuinigingen, zijn zorg en welzijn in de
komende tijd de zeer belangrijke domeinen voor de
bestuurscommissie Zuid. Want de kern is dat iedereen in Zuid
moeten kunnen rekenen op hulp en ondersteuning. Dus eigenlijk
een concrete voortzetting van Zorg voor Zuid. Dat de stadsdelen nu bestuurscommissies zijn is
eigenlijk precies wat nodig is om de pittige opgave aan te kunnen. De afstand wordt kleiner: naar het
veld, naar de bewoners en naar alles wat er in wijken gebeurt. Kleinschaligheid is een
kernvoorwaarde om initiatieven, projecten en aanbod te laten slagen. De kleinschaligheid, het
persoonlijke is de laatste jaren erg onder druk komen staan omdat veel juist grootschalig is
georganiseerd. Kleinschaligheid maakt dat de vrijwilligers die zo nodig zijn en waarop we echt zuinig
moeten zijn, een gevoel van eigenaarschap hebben. Kleinschaligheid maakt ook dat we elkaar
kennen, en met elkaar samen in wijken aan de slag kunnen gaan omdat we zien wat er nodig is.
Marijn van Ballegooijen ziet er naar uit om de komende periode samen te werken met de partners in
Zuid.
Van beleidsmaker naar verbindende uitvoerder
Flavia Reil presenteerde het beleidsmatige kader. De grote beleidsbeslissingen
worden in de nieuwe bestuursstructuur genomen door de centrale stad. De
uitvoering is op lokaal niveau. Dat maakt de rol van de ambtenaren dus echt anders.
De bestuurscommissie doet in principe geen beleid, maar gaat de wijken in en doet
dus uitvoering. Uitgangspunt is dan de dragende samenleving. De dragende
samenleving kun je zien als een netwerk van onderlinge hulp van bewoners
(vrijwilligerswerk, mantelzorg, maar ook eens de hond van je buren uitlaten als die het op dat
moment niet zelf kan) en het netwerk van verenigingen, buurtinitiatieven en ondernemingen, maar
ook religieuze instituties. Daarnaast is de bestuurscommissie ook een belangrijke verbinder en
facilitator. Inzoomen op een wijk, buurtgericht werken, kijken wat een wijk specifiek nodig heeft, en
wat daarvoor te bedenken is met alle partijen die al jarenlang goed werk doen in die wijk. En dan
1
alles integraal, dwars door alle domeinen heen. In samenwerking met sport, groen, het fysieke
domein. Dat wordt even wennen maar samen met de partners in Zuid gaat dat lukken.
Na de plenaire inleidingen gingen de deelnemers met elkaar in gesprek in de drie werkgroepen.
Werkgroep 1. Samenwerken in de wijk voor mensen met een GGZ-achtergrond
Begeleiding van de werkgroepen: Hein de Ruijter, Jane Edeling en Malika de Graaf.
In het welzijnswerk moeten we geen diagnose stellen maar kijken vanuit de behoeften en wensen.
Onder leiding van Chris van der Kroon en met medewerking van Anna Prins
(Combiwel), Doppy den Ouden (GGZ inGeest) en Angela Ruigrok (Dynamo)
ontspon zich een zeer geanimeerd gesprek. Dertig deelnemers bogen zich
over de taak om tot een aantal uitspraken te komen om mensen met een
GGZ-achtergrond beter gebruik te laten maken van de
welzijnsvoorzieningen en de Huizen van de Wijk. Betekent dit dat we
moeten sleutelen aan het imago van de Huizen van de Wijk? Dat we de
samenwerking tussen zorg en welzijnsorganisaties onder de loep moeten
nemen? In elk geval is het handig om te anticiperen op problemen en goed
leren van de successen. Belangrijkste conclusie: concurrentie tussen verschillende organisaties is niet
goed voor de dienstverlening aan de doelgroep. Er is behoefte aan rust om zaken goed op te zetten
en uit te bouwen.
Wat waren verder de belangrijkste conclusies uit dit gesprek? Allereerst is er natuurlijk de afweging
over welke groep het eigenlijk gaat. De groep mensen met een GGZ-achtergrond is een zeer
gevarieerde groep. Soms zie je het wel, soms zie je het niet. Er komen mensen met een GGZachtergrond bij de Huizen van de Wijk zonder dat anderen weten dat ze een GGZ-achtergrond
hebben. Verder: je kunt niet verwachten dat groepen zich zomaar mengen. Activiteiten bedoeld voor
kwetsbare inwoners samen met weerbare inwoners combineren moet gebeuren onder deskundige
begeleiding. En dan: wat gebeurt er ter plekke? Vrijwilligers moeten goed ondersteund en
gefaciliteerd worden om met de GGZ-groep om te gaan. Dat betekent onder andere dat er goede
professionele achtervang is geregeld. Bijvoorbeeld een spreekuur voor vrijwilligers bemand door een
GGZ-expert (kan een ervaringdeskundige zijn). In het verlengde daarvan: vrijwilligers moeten worden
opgeleid maar we moeten er niet vanuit gaan dat zij het na een cursus van enkele dagen net zo goed
doen als een professionals na een opleiding van enkele jaren. En als het misgaat? Dan moeten
vrijwilligers en professionals goed weten hoe om te gaan bij escalatie en noodsituaties.
Wat de aansluiting tussen zorg en welzijn betreft: er moet een warme overdracht zijn. De
zorgverlener moet misschien mee naar een welzijnsactiviteit. Of er kunnen maatjes worden ingezet,
of de cliënt kan iemand uit het eigen netwerk vragen. Belangrijk zijn korte lijnen tussen de
verschillende organisaties. Mensen moeten elkaar weten te vinden. Aansluiten bij de op te richten
wijkzorgteams is essentieel. Bovendien moet er goed gekeken worden naar wat er aangeboden
wordt aan GGZ-ers. 1-op-1 contacten, kleinschaligheid en persoonlijke aandacht is belangrijk voor
GGZ-ers (en niet alleen voor hen). Voor sommige GGZ-ers is een laagdrempelige inloop op vaste
tijden en begeleiders met een bakkie en een praatje zonder vaste activiteit een goede vorm. De
verbinding tussen huisarts en welzijn is ook al zo’n belangrijk punt. Huisartsen hebben geen tijd voor
verwijzing, maar zij kunnen een praktijkondersteuner (POH) in dienst nemen. Zij krijgen daardoor
goede informatie over de doelgroep.
Maar eerst ….
Er ligt nog wel wat om op te lossen voordat we de ideale situatie bereikt hebben. Om maar wat te
noemen: de activiteiten van de Huizen van de Wijk stellen voor sommige GGZ-ers te hoge eisen, zij
haken af en voelen zich niet welkom. Wie gaat iemand die is afgehaakt bijvoorbeeld bezoeken om de
2
reden te achterhalen? Dat zou te maken kunnen hebben met het gegeven dat sommige mensen uit
deze groep rust, regelmaat en voorspelbaarheid nodig hebben. Dat botst met het doel van de Huizen
van de Wijk die bruisend middelpunt van de wijk moeten zijn. Het is dus de vraag of sommige GGZers niet meer behoefte hebben aan eigen – prikkelvrije – opvang. Tweede punt: hoe krijgen we het
voor elkaar dat de POH-ers en participatiemedewerkers hun - belangrijke– rol kunnen nemen in het
verwijzen van cliënten naar welzijnsactiviteiten. En dan is er nog de kwestie van geld, zowel voor de
deelnemers (activiteiten in de Huizen van de Wijk zijn voor sommige deelnemers te duur) als voor de
organisaties: goede begeleiding van GGZ-ers, goede ondersteuning van vrijwilligers en
welzijnswerkers kosten geld. Hoe lossen we dat op?
Als laatste nog het verzoek om het precieze aanbod voor de GGZ-doelgroep in Zuid te kennen. Is er
misschien een actuele sociale kaart beschikbaar?
Werkgroep 2 Vitale coalities in de wijk
Vitale coalities bevordert nieuwe vormen van samenwerking.
In deze drukbezochte workshop leidde Joke Fictorie de deelnemers langs drie boeiende presentaties
over projecten die in het kader van de subsidieregeling
Vitale coalities in de wijk 2013 zijn gestart. Hierbij staat de
samenwerking centraal in het sociaal domein. Er is veel in
beweging. Daarom moet er intensiever, creatiever en
slimmer worden samengewerkt. Ouderen wonen steeds
langer zelfstandig thuis en daardoor is het noodzakelijk dat
zorg en welzijn dicht bij huis georganiseerd worden. Wat valt
er op te steken van deze projecten? Wat moeten we blijven
doen en wat zouden we moeten laten?
Presentatie 1. Dorpspleinen; Concept op het snijvlak van zorg, welzijn en sociaal kapitaal
Door Patricia Gho en Hetty den Bouwmeester (Cordaan)
Onze intramurale wereld is wakker geschud; wij zijn ons er nu van bewust dat er nog een hele wijk
met bewoners om ons heen bestaat. Met de activiteitenbegeleiders hebben we gekeken naar wat we
kunnen organiseren voor bewoners in de buurt.
In zorgcentra de Buitenhof, huize Buitenveldert en d’Oude Raai is een Dorpsplein gestart.
Een dorpsplein is een dynamische invulling van expertise, faciliteiten en zorggebouwen voor het
uitvoeren van activiteiten met en voor buurtbewoners. Doel van het project is bewoners
ondersteunen om ze actief, gezond en veilig thuis te laten wonen. Dat kan door ondersteuning te
bieden in de vorm van zorg en welzijn, waarbij de regie bij de ontvangers blijft. De verbinding naar de
buurt heeft concreet geresulteerd in een activiteitenboekje voor buurtbewoners en samenwerking
met het Huis van de Wijk en Combiwel. Wat Cordaan ook heeft bereikt: afstemming over het aanbod
en verspreiden van elkaars aanbod, waardoor iedereen een groter gebied bereikt.
De infrastructuur voor een dorpsplein is al aanwezig in een woonzorgcentrum. De centra waren
oorspronkelijk gericht op eigen bewoners, maar de noodzaak is er om meer toegankelijk te zijn voor
bewoners in de wijk. Met de subsidie uit de Vitale coalities in de wijk is een kwartiermaker voor alle
drie de locaties aangesteld. Dit stelde Cordaan in staat om een boost te geven aan een open houding
voor vragen uit de wijk en praktische invulling hiervan. De duur van het project is één jaar en na dat
jaar wordt de nieuwe werkwijze ingebed in de reguliere werkzaamheden.
Intussen ontwikkelen de Dorspleinen zich zelf ook. Er worden GGZ-cliënten bereikt, en ook mensen
met Turkse en Marokkaanse achtergrond, hoewel dit ook meer kan. En er is ook een samenwerking
met huisartsen op gang aan het komen via Thuiszorg en POH-ers.
3
De belangrijkste leerpunten….
 Goed: er is een coördinator met een groot netwerk met vrijwilligers uit de buurt, niet alleen
ouderen.
 Goed: er is een initiatiefgroep gestart met bewoners die medeverantwoordelijk zijn voor wat er
wordt georganiseerd. Samen met bewoners organiseren is een belangrijke conclusie!
 Aan werken: het Huis van de wijk is vlakbij. Niet altijd een voordeel. Helemaal omdat doelgroepen
worden verbreed, vis je in dezelfde vijver. Dus vechten om bestaansrecht. Spreiding is belangrijk!
Als er geen spreiding is: proberen samen organiseren, gebruik maken van elkaar: ruimte,
netwerk, vrijwilligers, etc.
 Goed: Dorpsplein biedt een grote variëteit aan activiteiten die niet alleen zorggericht zijn,maar
Dorpsplein is ook gericht op de wijk; ouderen hebben een beperkte actieradius, dat wil je
faciliteren, dus meer op kleine locaties in de wijk, maar niet overal hetzelfde programma /
aanbod. Wisselend programma, met accenten die aansluiten bij de bewoners. Verbinden jong en
oud.
 Aan werken: dit project vraagt om een zogenaamde mindshift, het vergt een andere aanpak.
Alleen openstellen voor iedereen is niet voldoende, ook zendingswerk is noodzakelijk om intern
en extern mensen mee te nemen.
 Aan werken: voor de gebiedsagenda: hoe bereiken we kwetsbare ouderen in de wijk en vooral
hoe kunnen we ze naar activiteiten in de wijk toeleiden?
Presentatie 2. De 24-uurs buurtlijn; Samenwerking tussen welzijn, zorg, personenalarmering en de
buurt. Combiwel, ATA i.s.m. met Roza Zorg
Presentatie door Helga Spel en Annemieke Verhoogt (Combiwel)
Het gaat om nabuurschap, gekend zijn en gekend worden.
De 24-uurs buurtlijn is er voor oudere en kwetsbare buurtbewoners die sociale, psychische of fysieke
beperkingen ervaren in hun dagelijks functioneren. De buurtlijn houdt in: 24 uur per dag, 7 dagen per
week bereikbaar zijn om in onplanbare kleinere en grotere crisissituaties even bij te springen of een
luisterend oor te bieden of waar nodig door te verwijzen. De buurtlijn is opgezet omdat het
zelfstandig blijven wonen voor kwetsbare bewoners goed kan worden georganiseerd, maar niet als
het gaat om crisis en onplanbare zorg. En dat terwijl er heel veel is aan hulp. Het is dus een kwestie
van het verbinden van bestaande mogelijkheden in de wijk en gebruik maken van bestaande formele
en informele structuren. Achterliggende gedachte is natuurlijk dat burgers steeds meer met elkaar
moeten opvangen, dat het hebben van een klein netwerk kwetsbaar maakt (dus dat het belangrijk is
om netwerken te vergroten), en dat als je dit goed doet, kwetsbare buurtbewoners langer en
prettiger zelfstandig wonen. De basis: kleinschalig en buurtgericht, met een actieve inbreng van
gebruikers en (potentiële) klanten.
In De Pijp en in de Rivierenbuurt gaat in september de 24-uurslijn van start door de inzet van
vrijwilligers met achterwacht van ATA. Zij zullen in onplanbare situaties even bijspringen of een
luisterend oor bieden, de vraag achterhalen en de mogelijkheden van de klant in kaart brengen. Wat
ze ook doen: bekijken welke ondersteuning nodig is en zo nodig bemiddelen naar informele
buurtdiensten, collectieve voorzieningen, professionele diensten van welzijn en zorg, intramurale
zorg, respijtzorg. En laatste belangrijke actie: de bellers met elkaar in contact brengen.
Er wordt gebruik gemaakt van de meldkamer ATA en zij bieden de nodige achtervang. De vrijwilligers
die de telefoon beantwoorden krijgen een training waar ze leren om door te vragen en door te
verwijzen. Daarbij wordt ook gekeken of de vrijwilliger geschikt is .
4
Tijd en rust
Het hele project hangt op samenwerking, elkaar benutten en samen leren. Het Wmo-podium en
bewoners zijn bij het project betrokken en denken mee over de opzet. Het is ook belangrijk dat de
pilot hiervoor voldoende tijd en rust gegund wordt. Want bepaalde hobbels moeten in de praktijk
genomen worden. Zoals de financiering van onplanbare zorg. In plaats van de week die er nu meestal
zit tussen indicatie en levering van onplanbare zorg, is in dit project de thuiszorgorganisatie Roza
Zorg bereid om los van een indicatie toch zorg te leveren. Pas achteraf wordt gekeken of de inzet
misschien toch gefinancierd kan worden. En over goede samenwerking gesproken: met Prezens is
afgesproken dat de aanwezige GGZ-faciliteiten in de wijk mogen worden gebruikt en omgekeerd
kunnen GGZ-cliënten gebruik maken van de 24-uurs buurtlijn.
Leerpunt:
 De samenwerking opzetten en gebruik maken van elkaars mogelijkheden kost tijd maar levert
enorm veel op.
Presentatie 3. De Buurtsociëteit
Door Jan Hangelbroek (Dynamo) en Siebe Janse (PuurZuid)
Moderne dagbesteding
De aanleiding is duidelijk: het beroep op gezondheidszorg neemt toe (vergrijzing en hogere
levensverwachting), de huidige budgetten zijn niet toereikend om in de toenemende en
gedifferentieerde zorgvraag te voorzien en er komt 25% minder vanuit de AWBZ. Intussen hebben
we te maken met kritische burgers die zorg en ondersteuning willen die aansluit bij hun manier van
leven en deelnemen aan de samenleving. Dus het doelmatig afstemmen van zorg, ondersteuning en
preventie is aan te bevelen. Beleidsmatig hebben we te maken met een aantal transities. We willen
meer samenhang en samenwerking tussen informele zorg en specialistische zorg. We willen ook een
kwalitatief goede basiszorg die zo dicht mogelijk bij de patiënt is georganiseerd. We zien wijkzorg
voor ons waar een centrale rol is weggelegd voor de huisarts en wijkverpleging. En als laatste: er
moet begeleiding en ondersteuning (waaronder dagbesteding) van AWBZ naar Wmo overgeheveld
worden, zo dicht mogelijk bij de cliënt.
Daarom wordt nu de bestaande dagbesteding omgevormd naar een buurtsociëteit op de ISA locatie
A.J. Ernststraat, achter de VU. En omgevormd betekent dan de dagverzorging voortzetten door een
bredere groep aan te spreken. De Buurtsociëteit is dan ook bedoeld voor voornamelijk oudere
inwoners die door fysieke en/of cognitieve achteruitgang ernstig beperkt zijn in hun zelfredzaamheid
(met en zonder indicatie) en voor mantelzorgers. De Vitale Coalitie in de wijk bestaat in dit geval uit
het samenbrengen van twee partijen (Dynamo en PuurZuid) die aanvullend werken en doen waar ze
goed in zijn, Dynamo vanuit welzijn en Puur Zuid vanuit de zorg. Belangrijk actie is het geschikt
maken van de buurtkamers voor dagbesteding ZZP 1, 2 en 3. Ook worden er afspraken gemaakt met
het aanvullend openbaar vervoer (AOV) om de bereikbaarheid te vergroten. Nu is het zo dat mensen
met een indicatie wel een vergoeding krijgen voor AOV en mensen zonder indicatie niet.
Het project bevindt zich in de opstartfase. Het doel is in september van start te gaan met de
Buurtsociëteit.
Gegeven adviezen:
 Organiseer meer uitwisseling over de verandering van buurtkamer naar buurtsociëteit met
de andere partijen zoals OAR en dementieketen, juist in deze voorbereidende fase. Daar is
behoefte aan, omdat er ook nieuwe doelgroepen bij komen.
 Organiseer meer nieuwe activiteiten zoals respijtzorg, weerbaarheidstraining voor ouderen
(ouder met power)
 Cordaan en Combiwel hebben ook buurtkamers. Variatie en keuze zijn belangrijk voor
bewoners. Informeer de wijkzorgteams over de verschillen in het aanbod.
5
Werkgroep 3. Professionals en vrijwilligers
Ervaringsdeskundige is een moeilijk woord: iemand die veel ervaring heeft, heeft 200 fouten gemaakt;
iemand die deskundig is, heeft veel naar anderen geluisterd
Onder leiding van Richard Schimmelpennink en Karin Hanekroot boog een gemengd gezelschap zich
over de vraag: hoe kan de formele zorg met het informele netwerk van de cliënt of klant
samenwerken? De achtergrond is duidelijk:
vrijwilligerswerk en professionals werken met elkaar
samen en moeten dat met een versterkte intensiteit
doen gezien de huidige opgave. Er zijn steeds meer
vrijwilligers nodig. Niet om werk van professionals
over te nemen, maar wel door de veranderingen in de
opgave. Een voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld de
inzet van ervaringsdeskundigen, waardoor
professionals meer te weten kunnen komen over de
situatie van (nieuwe) doelgroepen. Karin Hanekroot trapte af met het doorprikken van een aantal
mythes rond vrijwilligerswerk. Zo is het niet zo dat het vooral vrouwen zijn die in de zorg vrijwillig
actief zijn (55% vrouw en 45% man). Het is niet zo dat er vooral ouderen vrijwilligers zijn. Door de
economische recessie zijn er veel jonge vrijwilligers aan het werk (deze groep wil bezig blijven in
tijden van werkeloosheid). En het is ook niet zo dat vrijwilligers geen betaalde baan hebben. De helft
werkt gewoon, en die groep is nog aan het groeien. Uit het meest recente onderzoek blijkt ook dat er
een groep van 30% is die graag iets zou willen doen, maar daarvoor gevraagd wil worden. En dat er in
de samenwerking tussen betaalde en onbetaalde krachten een onbalans is. Er wordt of teveel
gevraagd (overschatting van de vrijwilliger), of te weinig (onderschatting van de vrijwilliger). Na een
aantal korte en vaak persoonlijke toelichtingen van onder andere Astrid Philips en Rupino Griffioen
gingen vijf groepjes met elkaar in gesprek. En wat viel daarbij op? Dat de groepen fanatiek door
bleven discussiëren, ver over de tijd heen. En dat er uit de groepen eensgezinde conclusies kwamen.
Dat stemt positief!
Goed, maar het kan nog beter….
Waar zijn we trots op in de samenwerking tussen formeel en informeel? Wat gaat er goed? We zijn
trots op de vele vrijwilligers in Zuid. En dat de professionals de vrijwilligers ook beter weten te
vinden. Belangrijk is dat er vertrouwen en openheid is. Dat we erkennen dat informeel en formeel
niet uitwisselbaar zijn, maar alle twee hun rol en functie hebben. Dat er gelijkwaardigheid in de
samenwerking is. Goede voorbeelden van die samenwerking zijn onder andere te zien in het
Zonnehuis, Diaconie, Ontmoetingscentrum De Pijp en in de schuldhulpverleningstrajecten.
Minder trots zijn we op de onderlinge concurrentie die soms de kop op steekt! En er zijn
ingewikkeldheden: de verklaring omtrent het gedrag (VOG) is voor sommige een struikelblok (te
duur). Er is soms te weinig tijd om vrijwilligers goed op te leiden of te begeleiden. Vrijwilligers
worden soms overvraagd of juist niet op hun expertise ingezet. En de verantwoordelijkheidsverdeling
is soms onduidelijk.
Hoe krijg je het allemaal nog beter? Voor een goede samenwerking zijn er randvoorwaarden:
 Er zijn verschillen tussen vrijwilligers. Het is belangrijk om je dat te realiseren.
 Besteed tijd aan opleiding en begeleiding.
 Baken de taken en verantwoordelijkheden duidelijk af.
 Vertrouwen is essentieel; blijf dat nastreven.
 Maak een onderscheid tussen mantelzorg en vrijwilligerswerk.
6






Onderstreep het collectieve belang.
Zorg ervoor dat de regierol van de cliënt centraal staat.
Zorg voor gelijkwaardigheid tussen vrijwilliger/mantelzorger en professional.
Verbind de werelden en laat ze elkaar goed leren kennen.
Regel persoonlijk aandacht.
Waardeer elkaar.
En verder…
 Vergoedingen. Moeten vrijwilligers nu wel of niet een vergoeding krijgen? En zo ja: hoe hoog
of op welke manier? Het was bij verschillende groepjes een belangrijk gespreksonderwerp.
Op de website van de Vrijwilligers Centrale Amsterdam staat van alles te lezen over
vrijwilligersvergoedingen: www.vca.nu/vrijwilligers/onkostenvergoeding.htm
 Zuid heeft als eerste een Vrijwilligersacademie op stadsdeelniveau.
Deskundigheidsbevordering voor en door vrijwilligersop: www.VA-zuid.net
 VOG is vanaf 1-1-2015 voor iedereen gratis aan te vragen.
 De website zorgweetjes.com gaat in de lucht. Het gaat om praktische ondersteuningstips.
Bijvoorbeeld: hoe kun je een bed verschonen terwijl de patiënt er nog in ligt? Oproep: heeft
u informatie die belangrijk is voor deze site, mailt u dan: [email protected]
 Binnenkort wordt BUUV gelanceerd: www.buuv.nl. BUUV is de buurtmarktplaats voor en
door bewoners waar vraag en aanbod elkaar vinden. Bij BUUV gaat het om diensten die u als
bewoners gemakkelijk voor elkaar kunt doen, zonder dat er direct iets tegenover staat. Dit
kan van alles zijn: een lift naar het ziekenhuis, een heg snoeien, een boodschapje doen,
samen naar het museum of een spelletje doen. Iedereen heeft wel eens een vraag of zelf iets
aan te bieden.
 Op zaterdag 14 juni is de eerste Voor elkaar netwerkbijeenkomst. Om 15.00 uur in Huis van
de wijk Rivierenbuurt. Meer info: facebook.com/voorelkaar.inzuid.
7