Protocol kindermishandeling

Protocol kindermishandeling
Protocol kindermishandeling
In dit protocol staat beschreven wat het team van basisschool [ …………….. ] moet doen als er een
vermoeden van kindermishandeling bestaat.
Fase 1: Het ontstaan van een vermoeden
Naar aanleiding van een signaal van kindermishandeling is het in de eerste plaats noodzakelijk dat je
besluit het er niet bij te laten zitten. Begin met het zoeken naar meer duidelijkheid en als je vermoeden
bevestigd wordt, neem stappen om ervoor te zorgen dat de mishandeling stopt. Kun je dat zelf niet of
niet alleen, schakel dan anderen in. De eerste stappen zijn gericht op het verkrijgen van meer
helderheid:
Stap 1: Verzamel en leg alle aanwijzingen vast die het vermoeden kunnen onderbouwen of
weerleggen.
Het gaat hierbij om het nader in kaart brengen van het gedrag van het kind, de interactie tussen
ouders onderling en tussen ouder en kind. De setting waarin de leerkracht werkt, bepaalt in
belangrijke mate de mogelijkheden om deze verschillende aspecten te observeren.
Leg in deze en in alle volgende fasen je waarnemingen en de stappen die je naar aanleiding van
signalen onderneemt, schriftelijk vast. Dit kan bij de leerkracht die het kind vorig jaar in de klas heeft
gehad, die een broertje of zusje in de klas heeft of die het kind en de gezinssituatie goed kent. Ook
kun je informatie inwinnen bij de schoolcontactpersoon en/of de internleerlingbegeleider van de school
Ga naast het verzamelen en vastleggen van aanwijzingen ook het kind observeren. Gebruik hiervoor
het observatieformulier wat in bijlage 1 van dit protocol zit.
Stap 2: Leg de waarnemingen zo mogelijk voor aan het kind of de ouders
Signalen als hoofdpijn, angst of agressie bij kinderen kunnen verschillende oorzaken hebben. Het is
belangrijk deze signalen in de vorm van concrete waarnemingen zo veel mogelijk rechtstreeks met het
kind en zijn/haar ouders te bespreken. In de eerste fase is het verstandig eigen vermoedens nog niet
uit te spreken in het contact met kinderen en ouders. In veel gevallen zal het bespreken van signalen
ertoe leiden dat er een verklaring volgt die het vermoeden kan wegnemen. Misschien spelen er
andere problemen waarvoor de leerkracht zelf hulp kan bieden, maar vaak zal dat ook niet nodig zijn.
In een aantal gevallen zal de informatie van het kind en de ouders het vermoeden niet wegnemen en
zijn verdere stappen noodzakelijk. Ook is het mogelijk dat het kind of de ouders zelf vertellen over de
mishandeling.
Wie dit gesprek doet is afhankelijk van het gezin en de situatie. Heeft moeder bijvoorbeeld een
vertrouwensband met de intern begeleider, dan is het zinvol als hij/zij dat gesprek doet. Is het
bijvoorbeeld een autoritaire vader, dan kan het zinvol zijn als de directeur het gesprek voert. Overleg
dit met de intern begeleider en directie.
Voor tips bij de gespreksvoering, zie bijlage 2.
Belangrijk bij deze fase is dat je jezelf een tijdslimiet stelt zodat je een bepaalde tijd informatie inwint
over de situatie . Neem genoeg tijd om zorgvuldig met het vermoeden om te gaan, maar ook niet te
lang zodat er tijdig kan worden begonnen met de volgende stap. Bij de afronding van deze stap moet
worden bepaald of het vermoeden ongegrond is of dat er verder wordt gegaan met stap twee.
Fase 2: Overleg
In de tweede fase staat overleg met anderen centraal. Dit overleg dient als middel om het vermoeden
te toetsen bij anderen, maar ook om ruimte te geven aan eventuele emoties van jezelf.
Stap 3: Bespreek het vermoeden met collega’s
Vermoedens ontstaan op basis van signalen die niet altijd even duidelijk zijn. Daardoor bestaat het
risico dat de situatie van het kind verkeerd wordt ingeschat. Omdat het moeilijk is duidelijk te krijgen
wat er aan de hand is, kun je het signaal bagatelliseren en er verder geen aandacht aan besteden.
Ook is het mogelijk dat je, je vastbijt in je vermoedens en alleen nog maar op zoek gaat naar
aanwijzingen die deze vermoedens kunnen bevestigen. Het is daarom altijd belangrijk om
vermoedens met een collega te bespreken. In de eerste plaats is dit een vorm van intercollegiale
toetsing. Je vraagt of je collega bij dit signaal of deze aanwijzing ook zou denken dat dit kind mogelijk
mishandeld wordt. Deelt je collega dit oordeel, dat kun je verder en kun je nagaan of andere collega’s
mogelijk ook beschikken over aanwijzingen bijvoorbeeld bij broertjes/zusjes of eerdere ervaringen.
Stap 4: Bespreken van de vermoedens in de overleggroep (ZAT, Zorgadviesteam)
Als er over wordt gegaan op fase 2 dan is het belangrijk om schoolmaatschappelijk werk op de hoogte
te stellen van het vermoeden. Informeren bij de leerkracht die het kind in de klas heeft gehad. Op
deze manier wordt gekeken of er meerdere mensen in het team zijn die het vermoeden delen. De
leerkracht legt in deze fase de hoofdverantwoordelijkheid voor de voortgang bij de leden van het ZAT.
Daar wordt besproken wie verdere stappen onderneemt.
Stap 5: Win advies in bij het AMK (advies- en meldpunt kindermishandeling)
Overleg met het AMK is in alle gevallen aan te raden. In de eerste plaats kan het AMK ondersteuning
bieden bij het interpreteren van signalen en bij het nadenken over de vervolgstappen die noodzakelijk
zijn. Het gaat om vragen over de mogelijkheden voor verder onderzoek van het vermoeden, over
diagnostiek en hulpverlening en over de verdeling van verantwoordelijkheden in het hele traject.
Na een adviesgesprek onderneemt het AMK géén actie in de richting van het kind of het gezin. U blijft
als adviesvrager zelf verantwoordelijk voor het al dan niet bieden van hulp.
Het telefoonnummer van het AMK is: 0900 - 123 123 0
Stap 6: Stel een plan van aanpak op
Als er een vermoeden blijft bestaan na de voorgaande stappen, is er alle reden om goed na te denken
over het vervolg. In veel gevallen zal het noodzakelijk zijn om meerdere beroepskrachten uit
verschillende instellingen bij een verdere aanpak te betrekken. Het is van belang afspraken te maken
over wat er moet gebeuren, wie welke taken op zich neemt en wie zorg draagt voor coördinatie.
Fase 3: Nader onderzoek
In deze fase wordt het plan van aanpak uitgevoerd. Om het vermoeden nader te onderzoeken, zijn
een of meer van de volgende 3 stappen noodzakelijk.
Stap 7: Praat zo mogelijk met het kind
Als de leeftijd van het kind dat toelaat, kan een gesprek met het kind meer duidelijkheid bieden. De
ingang voor het gesprek vormen zaken die opvallen aan het kind, bijvoorbeeld zijn moeite om zich te
concentreren of opvallen stil en teruggetrokken gedrag. Anders dan in het gesprek dat in fase 1 met
het kind wordt gevoerd, zal de beroepskracht hier – mede afhankelijk van de leeftijd van kind – wel
expliciet de mogelijke relatie van het gesignaleerde probleemgedrag met mogelijke mishandeling aan
de orde moeten stellen.
Stap 8: Eventueel een huisbezoek (met name bij allochtone gezinnen)
Bij een huisbezoek probeer je zoveel mogelijk te weten te komen over de thuissituatie. Houd er
rekening mee dat bij een afgesproken bezoek ouders de situatie beter voorstellen dan dat het is.
Let op: ga nooit alleen maar minimaal met 2 personen!
Stap 9: Leg de zorgen voor aan de ouders
Ook in het gesprek met ouders gaat het om het bespreken van de dingen die opvallen aan hun kind
en die aanleiding geven tot zorg over het kind. De mogelijke relatie met mishandeling of andere
problemen in de thuissituatie zal expliciet aan de orde moeten komen.
Uit het onderzoek blijkt dat dit voor leerkrachten een van de moeilijkste stappen is. Echter is het voor
70 % van de ouders prettig als het probleem eindelijk gezien wordt zodat er iets aan wordt gedaan.
Ouders mishandelen nooit expres, ze doen dit vaak uit onmacht. Ze willen wel anders, maar ze
kunnen het niet.
Stap 10: Onderzoek het kind of laat het kind onderzoeken
Het kan nodig zijn het kind te onderzoeken of te laten onderzoeken. Voorbeelden hiervan zijn een
lichamelijk onderzoek door een arts, observatie door een pedagoog of onderzoek door een
leerlingbegeleider. Voor dit onderzoek is over het algemeen toestemming van de ouders nodig.
Aan het eind van deze fase kan besloten worden dat er geen sprake is van kindermishandeling. In dit
geval zal het stappenplan niet verder doorlopen. Als er wel sprake is van andere problemen in het
gewenst dat de leerkracht samen met maatschappelijk werk opzoek gaat naar hulp voor de
problemen. Blijft er twijfel
- Extra advies vragen bij het AMK
- De situatie melden bij het AMK
Welke keuze er zal worden gemaakt zal besproken worden door schoolmaatschappelijk werk, de
intern begeleider, de directeur en de betrokken leerkracht.
Fase 4: Hulp op gang brengen
Het onderzoek kan tot verschillende conclusies leiden. Het vermoeden dat het kind mishandeld wordt
kan bevestigd of weerlegd worden, maar het kan ook blijven bestaan als onvoldoende duidelijkheid
kan worden verkregen. In dat laatste geval kan het zinvol zijn opnieuw te overleggen met het AMK of
te melden bij het AMK. Wordt het vermoeden weerlegd, dan kan het zijn dat er wel andere problemen
zichtbaar worden waarvoor hulp en ondersteuning geboden moeten worden. Is er geen hulp nodig,
dan kan de zaak verder als afgesloten worden beschouwd.
Stap 11: Inventariseer de hulpverleningsmogelijkheden
Voor je met ouder spreekt over het verdere hulpvervolg is het noodzakelijk inzicht te hebben in de
hulpverleningsmogelijkheden binnen te eigen regio. Omdat de onderliggende problemen van kinderen
en hun ouders sterk uiteen kunnen lopen, zal hulp op maat worden geboden.
Deze stap ligt voornamelijk bij de hulpverlenende instantie. Als school kun je weinig meer doen dan
het kind extra begeleiden. Voor in de thuissituatie wordt vaak Bureau Jeugdzorg ingeschakeld die
doorverwijst naar passende hulpvormen.
Stap 12: Bespreek met de ouders de aanpak van de gezinsproblemen
Wordt het vermoeden bevestigd dan zal met de ouders en zo mogelijk ook met het kind gesproken
moeten worden over de mishandeling en over de gevolgen daarvan voor alle gezinsleden. Op grond
daarvan zullen gezinsleden gemotiveerd moeten worden om hulp te accepteren bij het oplossen van
de problemen en bij het herstellen van de ontwikkelingskansen van het kind.
Bij deze stap speelt basisschool de Zevensprong een achtergrondrol. De hulpverlenende instanties
zullen de passende hulp bieden. Als school blijft het wel van groot belang om goed te blijven
observeren en gesprekjes te hebben met het kind en/of ouders.
Stap 13: Schakel zo nodig anderen in
Beschik je zelf over onvoldoende mogelijkheden om de juiste hulp te bieden, schakel dan andere
beroepskrachten of instellingen in. In principe worden anderen met toestemming van het kind en
ouders betrokken bij de hulp aan het gezin. Als het belang van het kind het vereist, zul je soms ook
zonder medeweten of toestemming van ouders en verzorgers de hulp van anderen moeten inroepen.
Stap 14: Meld het vermoeden kindermishandeling bij het AMK
Als ouders niet openstaan voor enige vorm van hulp of de problemen blijven ontkennen, kan een
melding worden gedaan bij het AMK. Ook beroepskrachten met een beroepsgeheim of zwijgplicht
hebben wettelijk het recht om een melding te doen bij het AMK en om alle relevante gegevens over te
dragen aan het AMK. Ziet ook het AMK geen mogelijkheden om hulp op vrijwillige basis in gang te
zetten, dan kan zij de Raad voor de Kinderbescherming vragen een onderzoek in te stellen.
Hierbij is het belangrijk te beseffen dat je als school een melding doet en niet als persoon. Je bent dus
als school verantwoordelijk en je kunt hier niet persoonlijk op worden aangesproken.
Fase 5: Evaluatie
In de vijfde fase staat het evalueren van het verloop van het traject centraal.
Stap 15: Evalueer hoe het is gegaan
De samenstellers en uitvoerders van het plan van aanpak bespreken het verloop van het traject met
elkaar.
Stap 16: Stel zo nodig afspraken bij
Is er iets niet goed gelopen, zorg dan dat afspraken worden bijgesteld.
Fase 6: Nazorg
Stap 17: Blijf alert op het welzijn van het kind
Het op gang brengen van hulp in het gezin is de aanzet tot het verhelpen van de problemen. Het kost
enige tijd voordat die hulp vruchten afwerpt. Het is van belang alert te blijven op de vraag of het
ingezette traject ook daadwerkelijk leidt tot verbetering van het welzijn en de ontwikkelingskansen van
het kind.
Stap 18: Roep zo nodig betrokkenen bij elkaar
Als de indruk bestaat dat er geen verbetering is in de situatie van het kind, is het goed de betrokkenen
weer bij elkaar te roepen. Daarbij is de vraag aan de orde of de hulp moet worden aangepast en of het
kind meer ondersteuning nodig heeft.
Stap 19: Zoek zo nodig opnieuw contact met het AMK
Als het kind is gemeld bij het AMK en er nieuwe signalen zijn, is het van belang deze door te geven
aan het AMK. Het AMK kan zo nodig contact opnemen met het gezin of met de betrokken
hulpverleningsinstanties
Bijlage 1 Observatieformulier
Naam leerling:
Leeftijd:
Groep:
Jongen/meisje
Naam leerkracht:
Datum:
Groep:
School:
Algemene vragen
Sinds wanneer maakt u zich zorgen om het kind?
Delen anderen uw zorgen? Zo ja, wie?
Welke concrete signalen heeft u waargenomen bij het kind of de ouders? Gebruik hiervoor de
signalenlijst (bijlage 2).
Worden er bij eventuele broers of zussen ook signalen waargenomen? Zo ja, welke?
Is er de laatste tijd iets veranderd in het gedrag van het kind? Zo ja, wat?
Weet u bijzonderheden van het gezin? Zo ja, welke?
Hoe verloopt het contact tussen u en ouders?
Observatiepunten
Houd het kind een bepaalde periode op onderstaande punten in de gaten. Noteer uw bevindingen
Vertoont het kind opvallend gedrag?
Zo ja, wat voor opvallend gedrag? Wanneer en hoe vaak?
Hoe is het contact met andere leerlingen in de groep?
Hoe is het contact met volwassenen?
Hoe is het contact tussen het kind en zijn ouders?
Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind?
Hoe zijn de schoolresultaten van het kind?
Eigen observatiepunten
Kijk naar de signalenlijst. Zijn er punten waarover u twijfelt? Noteer deze punten hieronder. Observeer
het kind hier ook op. Schrijf uw bevindingen op.
Eigen aantekeningen
Ga vertrouwelijk om met dit formulier en bewaar deze op een afgesloten plaats!
Bijlage 2: Tips voor de gespreksvoering
In gesprek met het kind
Als je als leerkracht kindermishandeling vermoedt, kan het extra informatie opleveren als je met het
kind gaat praten over de situatie waar hij in zit. Voor het kind zal dit niet gemakkelijk zijn, omdat dit
voelt als verraad naar ouders of familie toe. Of het kind schaamt zich en is bang voor problemen als hij
praat over de situatie. Vaak is het wel zo dat kinderen erg de behoefte hebben om te praten en graag
ondersteuning willen hebben. Een ouder kind kan makkelijker aangeven wat er thuis gebeurt dat
een jonger kind, een jonger kind kan geholpen worden aan de hand van bijvoorbeeld een
prentenboek. Hieronder een aantal tips op een gesprek met een kind te voeren over
kindermishandeling.
De voorbereiding van het gesprek:
Als een kind uit zichzelf begint over kindermishandeling kan een leerkracht zich niet voorbereiden. Als
de leerkracht hier wel de tijd voor heeft is het belangrijk om op de volgende punten te letten:
Voor het gesprek:
- Bepaal eerst het doel van het gesprek
- Zorg dat je tijdens het gesprek niet gestoord kan worden, ga dus op een rustige plaats zi!en
- Zorg dat je de tijd hebt voor het gesprek
- Bedenk op welke manier je het gesprek met het kind kan openen
Tijdens het gesprek:
- Stel het kind eerst op zijn gemak. Denk aan je non-verbale communicatie etc.
- Ga het gesprek met een open houding aan.
- Stel open vragen, stel geen waarom vragen en niet teveel vragen achter elkaar
- Let op de verbale en non-verbale signalen van het kind
- Laat niet merken dat u van het verhaal van het kind schrikt
- Vraag niet aan een kind verder te vertellen als het aangeeft dat het niets meer wil vertellen
- Geef aan het kind aan dat het moedig is, dat het vertelt en geef hiervoor waardering
- Val tegenover het kind de ouders niet af.
- Benoem wel dat kindermishandeling niet mag.
- Vertel het kind dat het niet het schuld is van het kind en dat er meer kinderen zijn in
soortgelijke situatie.
- Beloof nooit totale geheimhouding, als de situatie te ernstig is moeten er
hulpverleningsinstanties ingeschakeld worden.
- Vertel wel aan het kind dat je geen verdere stappen onderneemt zonder dit met het kind te
bespreken.
De afsluiting van het gesprek:
- Geef een korte samenvatting van het gesprek in de woorden van het kind
- Spreek waardering uit voor het kind dat het u in vertrouwen heeft genomen
- Geef duidelijk aan wat de stappen zullen zijn na het gesprek.
- Laat het kind merken dat het altijd bij je terecht kan. Spreek ook altijd een tweede gesprek af.
In gesprek met de ouders
Als je als leerkracht je zorgen maakt om een leerling is het zaak om zo snel mogelijk in gesprek te
gaan met de ouders. Een gesprek kan voor ouders erg bedreigend en confronterend zijn. Een
dergelijk gesprek wordt gevoerd om de zorgen te delen over bepaalde signalen die zijn waargenomen.
Ga hierbij nooit in op wie de schuldige is. Het is ook niet de taak van de leerkracht om de ouders te
vertellen dat er een vermoeden van kindermishandeling is.
De voorbereiding van het gesprek:
- Bepaal het doel van het gesprek. Het is de bedoeling om uw zorgen te uiten en de situatie van
het gezin zo goed mogelijk in
- beeld te krijgen. Ook kun je ouders proberen te motiveren om hulp te zoeken.
- Beslis wie het gesprek gaat voeren. Wie dit gesprek doet is afhankelijk van het gezin en de
situatie. Heeft moeder bijvoorbeeld een vertrouwensband met de intern begeleider, dan is het
zinvol als hij/zij dat gesprek doet. Is het bijvoorbeeld een autoritaire vader, dan kan het zinvol
zijn als de directeur het gesprek voert. Overleg dit met de intern begeleider en directie.
-
-
Beslis waar het gesprek gaat plaatsvinden. Je kunt de ouders naar school laten komen, maar
je kan ook naar de ouders toe gaan. Het is dan wel belangrijk dat het kind waar het om gaat of
andere kinderen daarbij niet aanwezig zijn en dat je niet gestoord wordt.
Trek niet meer dan een uur uit voor dit gesprek. Een uur is intensief genoeg. Als een uur niet
genoeg is, maak je een vervolgafspraak.
Als er hulp nodig is om het gesprek voor te bereiden, kan er ook advies worden gevraagd van
het AMK.
Het gesprek:
- Vertel de ouders wat het doel is van het gesprek en vermeld dat alles vertrouwelijk is.
- Vertel zo concreet mogelijk wat je opgevallen is, houd eigen interpretatie achterwegen en
gebruik geen woorden zoals mishandeling of misbruik.
- Vraag de ouders of ze de waarnemingen herkennen en of ze er een verklaring voor hebben.
- Geef aan dat jij je zorgen maakt en vraag of de ouders zich hier in herkennen.
- Stimuleer ouders tot vertellen door open vragen te stellen.
- Let op non-verbale boodschappen van de ouders.
- Ga niet alleen in op waar jij je zorgen over maakt, geef ook aan wat goed gaat.
- Respecteer de ervaringsdeskundigheid van de ouders wat betreft hun eigen kind.
- Geef ouders de ruimte om frustraties te uiten.
- Veroordeel de ouders niet, maar toon begrip zonder het probleem af te zwakken.
- Spreek ouders aan op hun verantwoordelijkheid. Bespreek wat ouders zelf kunnen doen en
waar ze misschien hulp bijnodig hebben.
De afsluiting:
- Vat het gesprek kort samen.
- Maak afspraken over de vervolgweg. Je maakt een vervolgafspraak of verwijst de ouders
door.
- Maak duidelijk dat de ouders altijd kunnen komen als ze willen praten
- Maak een korte samenvatting van het gesprek op papier en leg alle afspraken en besluiten
ook vast en zorg dat de ouders dit ondertekenen en een kopie krijgen.
Allochtone gezinnen:
Vanwege cultuurverschillen kan een gesprek met allochtone ouders een andere aanpak vragen.
Neem hiervoor eerst contact op met het AMK, zij hebben ervaring met gesprekken met allochtone
ouders.
De volgende aandachtspunten moeten in de gaten gehouden worden:
- Zorg dat je op de hoogte bent van de gebruiken van de cultuur en het gezin, niet iedereen is
hetzelfde.
- Als je direct ter zake komt kan dit als onbeleefd worden ervaren. Neem ruim de tijd voor het
gesprek en neem eten en drinken aan als het aangeboden wordt.
- Probeer ervoor te zorgen dat de familie eer niet wordt aangetast, dit is erg belangrijk in deze
culturen.
- Houd er rekening mee dat het voor deze gezinnen een makkelijker stap is om familie te
vragen om te helpen dan iemand van buitenaf.
- In sommige culturen is het onbeleefd om een autoriteit zoals een leerkracht tegen te spreken,
dit kan leiden tot dat afspraken die gemaakt worden, niet worden nageleefd (protocol
kindermishandeling, 2010)
Bijlage 3 Signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling
Deze lijst geeft een overzicht van signalen van kindermishandeling in de leeftijd van 0-18 jaar.
LET OP! Er zijn verschillende signalen waaraan kindermishandeling kan worden
herkend. Dit betekent niet dat er bij zo'n signaal automatisch sprake is van
kindermishandeling!
Lichamelijk welzijn
-
Blauwe plekken, brandwonden,
botbreuken, snij-, krab-, & bijtwonden
Veel infecties
Groeiachterstand
Te dik
Slecht onderhouden gebit
Regelmatig buikpijn, hoofdpijn of
flauwvallen
Kind stinkt, heeft regelmatig smerige
kleren aan
Oververmoeid
Vaak ziek
Veel ziekenhuisopnames
Ziektes herstellen slecht
Kind is hongerig
Eetstoornissen
Achterblijvende motoriek
Niet zindelijk op een leeftijd dat, dat wel
hoort (terugvallen)
Gedrag van de ouder
-
Onverschillig over het welzijn van het
kind
Laat zich regelmatig negatief uit over het
kind
Troost het kind niet
Geeft aan het niet meer aan te kunnen
Is verslaafd
Is ernstig psychisch ziek
Kleedt het kind te warm of te koud aan
Zegt regelmatig afspraken af
Vergeet preventieve inentingen
Houdt het kind vaak thuis van school
Heeft irrieele verwachtingen van het kind
Zet het kind onder druk om te presteren
Gezinssituatie
-
Samengaan van stressvolle
omstandigheden
Sociaal isolement
Alleenstaande ouders
Partnermishandeling
Gezin verhuist regelmatig
Slechte algehele hygiëne
Gedrag van het kind
-
Timide, depressief
Weinig spontaan
Passief, lusteloos, weinig interesse in
spel
Apathisch, toont geen gevoelens of pijn
In zichzelf gekeerd, leeft in
fantasiewereld
Labiel
Erg nerveus
Hyperactief
Negatief zelfbeeld, weinig
zelfvertrouwen, faalangst
Negatief lichaamsbeeld
Agressief, vernielzucht
Overmatige masturbatie
Tegenover andere kinderen
- Agressief
- Speelt weinig met andere kinderen
- Wantrouwend
- Niet geliefd bij andere kinderen
- Vluchtige vriendschappen
Tegenover ouders
- Angstig, schrikachtig, waakzaam
- Meegaand, volgzaam
- Gedraagt zich in bijzijn van ouders
anders dan zonder ouders
- Agressief
Tegenover andere volwassenen
- Angst om zich uit te kleden
- Angst voor lichamelijk onderzoek
- Verstijft bij lichamelijk contact
- Angstig, schrikachtig, waakzaam
- Meegaand, volgzaam
- Agressief
- Overdreven aanhankelijk
- Wantrouwend
- Vermijdt oogcontact
Overig
- Plotselinge gedragsverandering
- Gedraagt zich niet naar de leeftijd
- Slechte leerprestaties
- Rondhangen na school
- Taal- en spraak stoornissen
- Alcohol- en drugsmisbruik
- Weglopen
- Crimineel gedrag
Signalen specifiek voor seksueel misbruik voor
kinderen jonger dan 4 jaar
-
Verwondingen aan geslachtsorganen
Vaginale infecties en afscheiding
Jeuk bij vagina of anus
Pijn in bovenbenen
Pijn bij lopen of zitten
Problemen bij plassen
Urineweginfecties
Seksueel overdraagbare aandoeningen
Slaapproblemen
Hechtingstoornissen
Weer onzindelijk (terugval)
Specifieke angsten
Chronische buikklachten
Drukt benen tegen elkaar bij lopen of
oppakken
Afkeer van lichamelijk contact
Maakt afwezige indruk bij lichamelijk
onderzoek
Vieze onderbroeken
Extreem seksueel gekleurd gedrag en
taalgebruik
Tekeningen maken met piemels, bloed,
roos, krassen door kruis bij mensfiguren
Signalen specifiek voor seksueel misbruik voor
kinderen ouder dan 4 jaar
-
Verwondingen aan geslachtsorganen
Vaginale infecties en afscheiding
Jeuk bij vagina of anus
Pijn in bovenbenen
Pijn bij lopen of zitten
Problemen bij plassen
Urineweginfecties
Seksueel overdraagbare aandoeningen
Vage buikklachten
-
Driftbuien of excessief terug trekken
Terug trekken in eigen fantasiewereld
Heel veel huilen
Slaapproblemen
Vertraagde spraakontwikkeling, mutisme
(niet meer praten), hysterische conversie
(lichaam niet meer gebruiken)
Boos op eigen lichaam of zich ervoor
schamen
Automutilatie (zelfverwonding)
Tekeningen maken met piemels, bloed,
roos, krassen door kruis bij mensfiguren
-
-
Drukt benen tegen elkaar bij lopen of
oppakken
Afkeer van lichamelijk contact
Problemen met zitten
Vieze onderbroeken
Rijden/wippen/schuren/masturbatie
Maakt afwezige indruk bij lichamelijk
onderzoek
Extreem seksueel gekleurd gedrag en
taalgebruik
Zoekt seksuele toenadering tot
volwassenen
Veel wisselende seksuele contacten met
leeftijdsgenoten
(angst voor) zwangerschap
Prostitutie (Wolzak, 2001)