brief - De Algemene Onderwijsbond

Hoofdkantoor
Jaarbeursplein 22
Postbus 2875
3500 GW UTRECHT
Fractievoorzitters Politieke Partijen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Leden Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
29-08-2014
592720 WD/HP
Inlichtingen 030 2989 235
Datum
Briefnr.
Betreft
reactie AOb op investeringsbrief
OCW 658162 d.d. 27-08-2014
Geachte Fractievoorzitters en Leden van de Vaste Commissie,
Ongetwijfeld heeft u deze week net als de Algemene Onderwijsbond (AOb) kennis
genomen van de investeringsbrief die minister Bussemaker en staatssecretaris
Dekker verstuurden. Daarin zijn afspraken van de afgelopen twee jaar
samengevoegd en toegelicht en worden gepresenteerd als nieuws. Dit leidt tot
onnodige verwarring onder belanghebbenden uit het onderwijs en in de pers. Het
meest in het oog springend is de feitelijke onjuistheid voor wat betreft de cao
primair onderwijs. De AOb heeft daar in diverse media-uitingen op gewezen, maar
de minister weigert haar toelichting te herzien.
In zowel de brief als bij de diverse mediaoptredens die de minister gaf om haar
verhaal toe te lichten stelt de bewindsvrouw dat iedere leraar in het primair
onderwijs recht krijgt op een persoonlijk budget van 500 euro dat besteed moet
worden aan professionalisering. Dat is pertinent onjuist. Bij de gesprekken die aan
het principeakkoord over de cao voor het primair onderwijs ten grondslag liggen, is
door onderhandelaars van de vakbonden waaronder de AOb herhaaldelijk voor zo'n
recht gepleit, maar de werkgeversdelegatie hield staande dat zo'n bepaling
onbetaalbaar is.
Omdat de sociale partners de verantwoordelijkheid dragen voor een betaalbare cao,
hebben de vakbonden genoegen moeten nemen met de constatering dat er voor
ieder personeelslid (FTE) jaarlijks een budget van pakweg 500 euro is opgenomen
in de lumpsumfinanciering van de onderwijsinstelling waar de docent werkzaam is.
Het schoolbestuur bepaalt vervolgens of een eventuele aanvraag gehonoreerd
wordt. Van extra geld is geen sprake. Het bereikte onderhandelingsresultaat is
daarmee een stuk soberder dan de variant die minister Bussemaker aan de Tweede
Kamer en het Nederlandse publiek presenteert. In feite staat haar bewering haaks
op de opstelling van de werkgeversdelegatie aan de cao-tafel.
Nog los daarvan is het zeer voorbarig de onderhandelingsresultaten van de cao
voor het primair onderwijs als feiten op te nemen in een brief aan uw Kamer. Het
klopt dat er kort voor de zomer een principeakkoord werd gesloten door de
onderhandelaars van werkgeverskoepel de PO-Raad en de vakbonden, waaronder
de AOb. In september raadplegen de sociale partners hun achterbannen. Pas nadat
zij akkoord zijn is de cao definitief, en kan over deze cao worden gerapporteerd
met de stelligheid waarmee de bewindslieden Bussemaker en Dekker zich bedienen
in de brief aan uw Kamer.
1/3
Bij de AOb vragen we ons af wat de bewindslieden met hun strategie willen
bereiken. Voor een poging tot een constructieve bijdrage aan de onderhandelingen
is het immers te laat. Het principeakkoord ligt er al en de afspraak die OCW er in
meent te lezen berust vermoedelijk op een misverstand of een wat al te creatieve
interpretatie. De beweringen van het ministerie kunnen hooguit nog leiden tot
teleurstelling van onderwijspersoneel, dat wederom te maken heeft met
bewindslieden die knollen voor citroenen verkopen.
Natuurlijk: een vergissing is menselijk. Maar het feit dat de minister volhardt in
haar onjuiste berichtgeving is de voornaamste aanleiding voor deze brief. Tot onze
verbazing verklaarde de minister echter in de pers dat niet zij de zaken verkeerd
ziet, maar de AOb. Dat is op zijn minst een vreemde conclusie. De AOb
onderhandelde immers over een nieuwe cao in het primair onderwijs. Met andere
vakbonden en een delegatie van de PO-Raad, maar de minister was geen partij in
de hele discussie. Het feit dat zij pronkt met de vermeende resultaten van dat
proces is ongepast.
Ongepast is misschien wel de juiste term voor de gehele brief van het departement.
Waarom de bewindslieden juist dit moment hebben gekozen voor een overzicht van
oudere afspraken over investeringen in de verschillende onderwijssectoren is de
AOb een raadsel. Waarom de bewindslieden zich laten voorstaan op afspraken in
cao's waarmee ze niets van doen zouden moeten hebben, is ons eveneens niet
helder.
Wel wordt bij het lezen van de tekst duidelijk dat de bewindslieden de zaken
rooskleuriger willen doen voorkomen dan ze werkelijk zijn: grote delen van de
afspraken die samen tot de door OCW gesuggereerde investering van 1,2 miljard
euro leiden, komen als gezegd voort uit oude afspraken die werden gemaakt binnen
het bestaande arbeidsvoorwaardenbudget.
Van extra investeringen is in die gevallen dus geen sprake. Voor
onderwijspersoneel al helemaal niet. De nullijn heeft sinds 2009 tot gevolg gehad
dat er aan onderwijs 1,5 miljard minder is uitgegeven. Een forse bezuiniging,
waardoor de koopkracht van onderwijspersoneel met tenminste 8 procent is
gedaald en onze sector volgens het CBS het slechtste af is.
Verder suggereert de minister herhaaldelijk dat de afspraken in de brief zijn
gemaakt in overleg met de vakbeweging. Graag wijs ik u er op dat de vakbeweging
niet vertegenwoordigd was bij de totstandkoming van de sectorakkoorden die het
departement sloot met de werkgeversorganisaties in het primair, voortgezet en
beroepsonderwijs. Daarnaast verzwijgt de minister dat het door haar gesloten
onderwijsakkoord niet is ondertekend door de Algemene Onderwijsbond en
Abvakabo FNV, hetgeen veel zegt over het gebrek aan draagvlak onder het
onderwijspersoneel voor de plannen van het ministerie van OCW.
Goed onderwijs valt of staat met goede leraren. Dat weten ook onze bewindslieden.
En hoewel er in de plannen van het kabinet beslist aanknopingspunten te vinden
zijn waarmee het onderwijs uit de voeten kan, valt het de vertegenwoordigers van
de AOb op dat het ministerie van OCW er veel aan gelegen is het
onderwijspersoneel op afstand te houden zodra er afspraken gemaakt moeten
worden.
Dat is toch moeilijk te verklaren. De mensen die voor de klas staan, weten vaak het
beste waar de schoen wringt in de dagelijkse praktijk van ons onderwijs. Het is wat
de AOb betreft dan ook niet meer dan logisch dat er bij zoiets als een
sectorakkoord ook op een constructieve wijze wordt onderhandeld met de
vertegenwoordigende organen van het onderwijspersoneel. Maar kennelijk heerst
binnen het ministerie van OCW nog altijd de cultuur dat er liever over dan met het
onderwijspersoneel wordt gepraat.
2/3
Teksten als de brief die de aanleiding vormde voor dit schrijven, voeden het
wantrouwen van onderwijspersoneel richting ministerie en politiek. Dat is een
slechte zaak. De minister gaat in dit geval te ver door de keuze voor een officiële
brief waarin ze de Kamer op de hoogte te brengt van niet bestaande afspraken
tussen de sociale partners. Ze creëert daarmee bewust een voedingsbodem voor
onvrede in de toch al complexe onderwijsarbeidsmarkt en schaadt ze het aanzien
van het ambt. Uit de reacties die minister Bussemaker in de pers gaf, maakt de
AOb op dat ze niet van plan is ook maar een zin uit haar brief te nuanceren richting
de Tweede Kamer. Vandaar dat ik me genoodzaakt zie dat namens de grootste
onderwijsvakbond van ons land te doen.
Hoogachtend,
Walter Dresscher
voorzitter
3/3