A nnie M .G .Sch m id t Stadsgedichten, dierengedichten, verzen over seks en heimwee, typetjes: Annie M.G. Schmidts bloemlezing Die van die van u is een goudmijn aan onderwerpen en toon. En aan de hemel, een reservemaan D eze maand verschenen er gedichten van Annie M.G. Schmidt in dundruk en toen ik de desbetreffende bundel, Die van die van u, opensloeg, viel er een blaadje uit. Het betrof een inlegvelletje met een gedicht dat pas na het ter perse gaan was ontdekt, maar volgens de samenstellers absoluut niet mocht ontbreken. Het vers, ‘De Wijsgeren’, gaat over een groepje dode filosofen dat in het hiernamaals een beetje loopt te mokken. Ooit hadden zij met Francis Bacon een brochure geschreven, getiteld Hoe het zit met dood en leven, en deze brochure ‘wilden zij in ’t najaar even bij van Van Oorschot uit gaan geven.’ Ik weet niet wat de toekomstplannen van de uitgeverij zijn, maar een verhandeling over dood en leven ontbreekt in hun najaarscatalogus 2014. Wel is er deze Schmidt-bloemlezing die wordt uitgegeven ter ere van Van Oorschots zeventigjarig bestaan in 2015, en die getuige het slimme inlegvelletje misschien wel als een soort brochure bedoeld is. In ongeveer chronologische volgorde vinden we allerlei soorten poëzie, verdeeld over meer dan 250 pagina’s. Liedteksten, kinderversjes en gedichten voor volwassenen staan, ogenschijnlijk lukraak, door elkaar. En dat levert aangename verrassingen op, zoals bij het openingsgedicht ‘Aan een klein meisje’. Schmidt schrijft over Nederland, ‘het land waar grote mensen wonen’: ‘...alle teddyberen zijn hier dood./ En boze stukken staan in boze kranten/ en dat doen boze mannen voor hun brood.’ De rest van het vers doet qua vorm en rauwheid zelfs denken aan het betere werk van de door Schmidt zo benijde dichteres Vasalis. Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen, en altijd is er weer wat loos. Daarmee is de toon gezet. Niets of niemand wordt door Schmidt gespaard: ambtenaren, psychiaters, kinderen, huisvrouwen, freules, telefonerende katten, theedoeken: ze krijgen er allemaal van langs en ook zichzelf neemt Schmidt flink op de hak. En het is niet alleen satire: er zijn ook nog teksten over de tijdgeest, zoals het messcherpe ‘Wat ik nou toch heb gelezen’, dat over homoseksualiteit handelt en zinnen bevat als: zelfs Willem Tell - die was zeker met Karel Appel, nee, nou haal ik dingen door mekaar, ’t is ook allemaal zo raar – maar van iedereen die geniaal was praktisch niemand die normaal was. TEKENING PAUL VAN DER STEEN Door Ellen Deckwitz De bundel is zo afwisselend dat je het idee krijgt dat de anonieme samenstellers een stijlwaaier van Schmidts poëzie wilden maken, met daarin alle onderwerpen, versvormen en genres die ze machtig was. Als dat hun opzet was, dan zijn ze meer dan geslaagd. Juist de breedte maakt deze bundel zo interessant. Stadsgedichten, dierengedichten, verzen over seks en heimwee, typetjes: het is een goudmijn aan onderwerpen en toon. Van licht naar zwaar, van vervreemdend tot herkenbaar. De opstandigheid en gevatheid die haar kinderboeken kenmerken en zo verslavend maken, komen tot volle bloei. En de taalkunst die van Ja zuster nee zuster een hoogtepunt maakte in de Nederlandse televisiegeschiedenis, vind je om de strofe. Neem het eindrijm van de volgende regels in ‘Monsieur Maurice’: Om halftwee komt freule de Bruyère die aan te volle slankheid lijdt. Zij is een wandelende frigidaire, of er een sorbet door je handen glijdt. Zelfs enkele mooie vrije verzen maken in deze bundeling hun opwachting, zoals ‘De Annie M.G. Schmidt: Die van die van u. Van Oorschot, 256 blz. € 24,90 * 5 Een klein, licht boekje bij Van Oorschots 70-jarig bestaan toont ruimschoots Schmidts humor, veelzijdigheid en vakmanschap. polder en het riet’: ‘En ondertussen schopt het water tegen het riet/ met blote voetjes, aldoor maar met blote voetjes/ tegen het riet dat niets terugdoet en dat droomt.’ Soms probeerde ik de gedichten te lezen alsof iemand anders ze had geschreven. Schmidt lijkt een soort heilige van de Nederlandse literatuur. Toch vallen er hier en daar wat minpuntjes op. Er zitten, zoals bij de beste bloemlezingen, zwakkere verzen tussen. Na verloop van tijd (ik had dat na een tekst of tachtig) zie je het wel aankomen. Vooral de vroege gedichten zijn behoorlijk eentonig, zeker in de afsluiting: een herhaling van de beginzin, en dan is de kous wel af. Maar dat valt in het niet bij de inventiviteit en klankrijkheid van deze verzameling. Het geheel toont Schmidts humor, veelzijdigheid en vakmanschap. De teksten worden, naarmate je doorleest, nóg spitsvondiger. Je kan Die van die van u niet in één ruk uitlezen – maar dat hoeft ook niet. Het boekje is klein en licht genoeg om onderweg op zak te hebben en wanneer je maar kan, tot je te nemen. Bovendien, maar misschien ligt dat aan mij, heeft deze bundel een prettige bijwerking. Je gaat, zoals met de betere literatuur, de wereld om je heen op een andere manier waarnemen. Het boompje op de hoek hoor je plots klagen dat het maar een struik op een steeltje is. Die arrogante collega wordt opeens draaglijker omdat je naast hem een klaagvrouw zoals Ans uit het gedicht ‘Water bij de wijn’ voor je ziet. Je kijkt anders naar de nacht als Schmidt je in het gedicht ‘De rovers en de maan’ ervan probeert te overtuigen dat we iedere avond een reservemaan aan de hemel zien staan. Schmidt benoemt de deprimerende feiten des levens zo, dat je er al snikkend toch weer een beetje mee kan leven. Dat is genoeg om een jubileumjaar mee in te luiden, moet Van Oorschot hebben gedacht. Een brochure hoe het zat met leven en dood is Die van die van u daarmee niet geworden, maar de bundel garandeert je wel dat er in dit ondermaanse tranendal nog heel wat af te lachen valt. En wat zouden we ook moeten met een brochure over dood en leven, als er dit soort boekjes worden uitgegeven, waarmee je dood en leven kunt vieren, en om beide ook nog eens flink leert lachen en knarsetanden. Dit soort bundels maakt brochures nog eens overbodig. Ellen Deckwitz won in 2012 de C. Buddingh’ Prijs voor haar debuutbundel De steen vreest mij.
© Copyright 2024 ExpyDoc