Code verantwoordelijk marktgedrag in de schoonmaak

Zelfstandig onderzoek
‘’Code verantwoordelijk
marktgedrag in de
schoonmaak- en
glazenwassersbranche’’
Hoe een gedragsconvenant standhoudt in een
‘’ja-maar instituut’’
Marc van der Gaag - 0771594
Jeffrey Timmer - 0824278
11 juni 2013
Eindrapport afstudeerstage
Zelfstandig onderzoek
Opleiding:
Studiejaar:
Stageperiode:
Onderzoekers:
Versie:
Hogeschool Rotterdam, Instituut voor de Gebouwde Omgeving
4
11-02-2013 – 11-06-2013
Marc van der Gaag
Jeffrey Timmer
1.3
© M. van der Gaag & A.J.J. Timmer.
Behoudens de in of krachtens de auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze scriptie
worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige
vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.
Samenvatting
In de schoonmaakbranche heerst sinds de stakingen van 2010 een gegroeid bewustzijn dat alle
aanwezige partijen samen hebben gezorgd voor een situatie die niet meer maatschappelijk
verantwoord te noemen was. Het antwoord op deze situatie kwam vanaf de samenwerking van een
selecte groep branchevertegenwoordigers onder leiding van Kees Blokland. Dit antwoord is in de
markt gezet in de vorm van een gedragscode met de naam “Code verantwoordelijk marktgedrag in
de schoonmaak-en glazenwassersbranche”. Deze gedragscode heeft als doel om de doorgeschoten
marktwerking een halt toe te roepen. Het onderzoek richt zich binnen dit onderwerp op de volgende
hoofdvraag: Wat is de invloed van de code verantwoordelijk marktgedrag op de onderlinge
verhoudingen in de schoonmaakbranche?
Met het beantwoorden van deze vraag is een analyse gegeven over de invloed van de code bij
gedragsveranderingen door verhoudingen. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende doelstelling:
Het doel van dit onderzoek is om binnen zestien weken te identificeren wat het effect is van de code
verantwoordelijk marktgedrag op de onderlinge verhoudingen tussen opdrachtgevers,
opdrachtnemers, intermediairs en schoonmakers in de schoonmaakbranche.
De hoofdvraag is beantwoord door te kijken naar de manier waarop alle partijen zichzelf profileren in
de branche. Vervolgens is onderzocht of deze profilering standhoudt of verandert onder druk van de
verhouding. Aansluitend is onderzocht of de genoemde verandering van de profilering in een
verhouding een gevolg is van de code. In het verlengde hiervan is gekeken of de code ook in staat is
om de effecten van de verhoudingen te kunnen beheersen.
De gebruikte informatie voor het vaststellen van uitingen, veranderingen en effecten in
verhoudingen is verkregen uit literatuur, interviews en het organiseren van een themabijeenkomst
met vertegenwoordigers van alle partijen.
Binnen het onderzoek is ontdekt dat er een verband is tussen de mate van afhankelijkheid van een
partij en de mogelijkheden die hij heeft om zijn positie te veranderen. Zo is er een afhankelijkheid
geconstateerd tussen opdrachtnemers en schoonmakers. Dit maakt het voor opdrachtnemers lastig
om een leidende rol te spelen binnen deze verhouding. Dominant gedrag is alleen gesignaleerd in de
vorm van het behartigen van de eigen belangen.
De opdrachtgevers hebben een onafhankelijke instelling waardoor zij in verhoudingen niet snel
onderdanig gedrag vertonen en een duidelijke voorkeur hebben voor assertief en doelgericht gedrag.
Intermediairs vertonen wederzijdse afhankelijkheid in een verhouding tot de opdrachtgever en
kunnen zodoende wisselen tussen het bieden van hulp en het geven van leiding. Voor de
intermediairs is het kenmerkend dat zij vanuit de aard van hun werkzaamheden geen relatie hebben
met de overige partijen.
De code biedt handvatten waarmee de partijen uiteindelijk verantwoord marktgedrag zouden
moeten vertonen, maar sluit met haar gewenste gedrag niet altijd aan op de mogelijkheden die de
partijen hebben om deze rollen te vervullen. Zo wordt van een opdrachtnemer verlangd dat hij
leidend gedrag vertoont naar zijn personeel, maar door zijn afhankelijkheid mist hij de begeleiding
vanuit andere partijen in deze groei. Volgens de theorie vraagt de code hiermee om te veranderen
van een afhankelijke positie in een wederzijds afhankelijke positie zonder eerst onafhankelijkheid te
hebben ervaren. Hieruit valt te concluderen dat de code aanneemt dat iedere partij met de
voorgeschreven handvatten verantwoordelijk kan ondernemen zonder daarbij rekening te houden
met de aard en achtergrond van een partij. De code heeft invloed op de manier waarop partijen zich
gedragen in een verhouding, maar niet op de voorkeurspositie welke zij hebben vanuit hun
afhankelijkheidsvorm.
Voorwoord
Beste lezer,
Het rapport dat voor u ligt is geschreven in het kader van het afstuderen van de opleiding Facility
Management aan de Hogeschool Rotterdam. Het afstudeeronderzoek is uitgevoerd in de periode 1102-2013 t/m 11-06-2013. Wij hebben getracht objectiviteit te bewaken door het onderzoek
zelfstandig uit te voeren zonder ons te committeren aan een enkele actor in de schoonmaakbranche.
Na zestien weken onderzoek is het punt bereikt waarop we durven te zeggen dat we de
schoonmaakbranche qua complexiteit enigszins kunnen bevatten. Wij zijn dit onderzoek gestart met
enige naïviteit over de werkingen in de markt en wat de gevolgen hiervan kunnen zijn. In dit
onderzoek zijn we ook meerdere malen oprecht geschrokken van de manier waarop de actoren met
elkaar omgaan. Ieder argument dat wij hebben aangehoord van actoren bleek de zinsnede “Ja, maar”
te bevatten. Ieder moment dat wij dachten een wisselwerking te begrijpen werd dit weerlegd door
een dergelijk “ja, maar-argument”.
Naast deze argumentaties hebben we ook mogen ontdekken dat een branche die draait om
mensenwerk wordt benaderd op een wetenschappelijke en geïnstitutionaliseerde wijze. Hierdoor
zijn wij, zoals op de titelpagina is te lezen, op de term “ja, maar-instituut” gekomen.
Ons onderzoek heeft zich gericht op de manier waarop de code verantwoordelijk marktgedrag in de
schoonmaak- en glazenwassersbranche beweegt en manifesteert in deze complexe branche.
Wij hebben dit onderzoek als leerzaam en confronterend ervaren en we hebben mogen meemaken
dat een goede basis vanuit een opleiding valt of staat bij de manier waarop dit wordt vormgegeven in
de praktijk. Dit betekent voor ons dat wij onze kennis pas volledig kunnen benutten als we open
staan om te leren van anderen, onze kennis te willen delen en niet individueel maar samen willen
groeien.
Via deze weg willen wij alle betrokken personen bedanken voor hun bijdrage, kritische blik en
prettige samenwerking gedurende ons afstudeeronderzoek. Tevens een bijzonder dankwoord voor
alle aanwezigen bij de georganiseerde themabijeenkomst en alle geïnterviewden.
Rotterdam, 11 juni 2013
Marc van der Gaag
Jeffrey Timmer
“Niet lullen maar poetsen”
Jules Deelder
Inhoudsopgave
Inleiding ....................................................................................................................................... 6
1.0 Onderzoekscontext ............................................................................................................... 8
1.1 Historie schoonmaakbranche ....................................................................................................... 8
1.2 Code Verantwoordelijk Marktgedrag ........................................................................................... 9
1.3 Actorengroepen ........................................................................................................................... 9
2.0 Theoretisch kader ............................................................................................................... 10
2.1 Actorenanalyse ........................................................................................................................... 10
2.2 Groeicontinuüm ......................................................................................................................... 11
2.3 Roos van Leary............................................................................................................................ 11
2.4 Onderzoeksbegrippen ................................................................................................................ 13
3.0 Onderzoeksontwerp ............................................................................................................. 14
3.1 Relatie tussen methodiek en probleem- en doelstelling ............................................................ 14
3.2 Onderzoeksopbouw ................................................................................................................... 14
3.3 Betrouwbaarheid en validiteit .................................................................................................... 18
4.0 Branchepositionering ............................................................................................................ 19
4.1 Opdrachtnemers ........................................................................................................................ 19
4.2 Opdrachtgevers .......................................................................................................................... 20
4.3 Intermediairs .............................................................................................................................. 21
4.4 Schoonmakers ............................................................................................................................ 22
5.0 Verhoudingen tussen actoren ............................................................................................... 24
5.1 Verhoudingen opdrachtnemers ................................................................................................. 24
5.2 Verhoudingen opdrachtgevers ................................................................................................... 25
5.3 Verhoudingen intermediairs....................................................................................................... 26
5.4 Verhoudingen schoonmakers ..................................................................................................... 27
5.5 Overzicht verhoudingen ............................................................................................................. 28
6.0 Verhoudingsanalyse.............................................................................................................. 29
6.1 Effecten binnen verhoudingen ................................................................................................... 29
6.2 Effecten buiten verhoudingen .................................................................................................... 31
7.0 Conclusies & aanbevelingen .................................................................................................. 32
7.1 Interventie van de CVM op gesignaleerde effecten op de markt ............................................... 32
7.2 Overige conclusies uit het onderzoek. ........................................................................................ 34
8.0 Resultatenanalyse ................................................................................................................ 36
8.1 Onderzoeksbeperkingen ............................................................................................................ 36
8.2 Bredere toepasbaarheid ............................................................................................................. 36
8.3 Vervolgonderzoeken .................................................................................................................. 36
Literatuurlijst ............................................................................................................................. 37
Bijlage I Code verantwoordelijk marktgedrag ................................................................................ 1
Bijlage II Organisatiestructuur codecommissie CVM ...................................................................... 7
Bijlage III Covenantenvergelijking ................................................................................................. 8
Bijlage IV Interviews ..................................................................................................................... 9
Bijlage V Themabijeenkomst....................................................................................................... 36
Inleiding
De Code verantwoordelijk marktgedrag in de schoonmaak- en glazenwassersbranche, hierna
benoemd als CVM, is het resultaat van de sectorstakingen van 2010 binnen de schoonmaakbranche.
Deze staking had de insteek om de omstandigheden waaronder een schoonmaker moest werken aan
het licht te brengen en te verbeteren, aldus een Cao-onderhandelaar schoonmaak van FNV
Bondgenoten. Volgens de commissie achter de CVM hadden de stakingen haar aard in het kracht
bijzetten van de Cao-eisen. De oorzaak van de stakingen is volgens respondenten in het onderzoek te
herleiden uit de ontwrichtte marktwerking waarin een neerwaartse prijsspiraal (FMN 2012, blz. 150)
en, aldus de voorzitter van de codecommissie (www.codeverantwoordelijkmarktgedrag.nl),
onrealistische inschrijvingen de boventoon voerde. Bij het uitvragen naar de schuld van deze twee
punten wordt door de respondenten erkend dat alle actoren hier een rol in hebben gespeeld.
De CVM richt zich, in haar preambule en artikelen, direct op de genoemde actoren; “Elk der partijen
geeft op zijn eigen wijze die verantwoordelijkheid vorm”. Hiernaast wordt er bij de beschrijving van
de visie in de CVM gesproken over het gemeenschappelijk belang in een gezonde marktontwikkeling.
Om te committeren aan de ideologie van de code verzoekt de commissie om gelijkgestemden
openlijk hiervoor uit te komen door de gedragscode te ondertekenen en een zelfverklaring in te
dienen.
Volgens Covey (2009) is een goede verhouding gebaseerd op wederzijdse afhankelijkheid. Deze
overtuiging van samenwerking moet zodoende te herleiden zijn uit de wijze waarop actoren zichzelf
individueel positioneren binnen de branche. Hypothetisch dient de CVM in het verlengde hiervan
identificeerbaar te zijn binnen de verhoudingen tussen de vier genoemde actorengroepen en de
hieruit voort vloeiende effecten op de marktwerking.
Het onderzoek heeft zich gericht op het identificeren van de CVM in verhoudingen tussen zowel
ondertekenaars als niet-ondertekenaars, afgebakend naar alleen de schoonmaakbranche. In deze
scriptie worden uitspraken door respondenten anoniem weergegeven. Deze wens is kenbaar
gemaakt door een aantal actoren, waardoor er is besloten om de volledige scriptie te anonimiseren.
Het onderzoek is vormgegeven middels volgende onderzoeksvraag:
Wat is de invloed van de code verantwoordelijk marktgedrag op de onderlinge verhoudingen in de
schoonmaakbranche?
Daarnaast is onderzocht op welke wijze deze verhoudingen identificeerbare effecten genereren
binnen de branche. In het verlengde hiervan worden deze effecten getoetst op beheersbaarheid
volgens gestelde artikelen in de CVM. Het vooraf opgestelde doel is om binnen zestien weken te
identificeren wat het effect is van de code verantwoordelijk marktgedrag op de onderlinge
verhoudingen tussen opdrachtgevers, opdrachtnemers, intermediairs en schoonmakers in de
schoonmaakbranche.
Ter afbakening van het onderzoek worden de volgende deelvragen gehanteerd:
Branchepositionering
 Hoe beïnvloeden actoren elkaar (in)direct?
 Wat is de invloed van de code op individuele actoren?
 Wat is invloed van de code op individuele afhankelijkheidsposities?
 Wat is invloed van de code op individuele belangen?
 Welke actor wordt het meest beïnvloed door de CVM?
 Welke actor wordt het minst beïnvloed door de CVM?
6
Verhoudingen in de branche
 Hoe kenmerken onderlinge verhoudingen zich?
 Welke verhouding wordt het meest beïnvloed door de CVM?
 Welke verhouding wordt het minst beïnvloed door de CVM?
 Wat is de invloed van de CVM op verhoudingen?
Effecten van verhoudingen
 Hoe manifesteren verhoudingen zich in de branche?
Interventie van de CVM op gesignaleerde effecten
 Is de CVM in staat om gesignaleerde effecten te beheersen middels de gestelde artikelen?
Leeswijzer
Hoofdstuk één biedt inzage in de schoonmaakbranche en de algehele context waarin het onderzoek
zich bevindt. Hoofdstuk twee behandelt het theoretisch kader van het onderzoek waarin een
toelichting wordt gegeven over het theoretisch fundament. Daarnaast worden de gebruikte
begrippen en definities van het rapport verklaard. Hoofdstuk drie geeft inzicht in de wijze waarop het
theoretisch kader is toegepast binnen het onderzoek en aansluitend wordt de relatie besproken
tussen het onderzoeksmodel en de probleem- en doelstelling. Het onderzoeksmodel geeft vorm aan
de hoofdstukken vier tot en met zeven. Hoofdstuk vier besteedt aandacht aan de wijze waarop
actorengroepen zichzelf positioneren in de branche. Vervolgens wordt in hoofdstuk vijf geanalyseerd
of de CVM identificeerbaar binnen de genoemde verhoudingen en hoe de branchepositionering
verandert in de verhoudingspositionering. Het effect van de verhoudingen in de markt wordt
aansluitend geanalyseerd in hoofdstuk zes. Hoofdstuk zeven toetst de CVM aan de gesignaleerde
effecten van verhoudingen. Aansluitend worden in dit hoofdstuk aanbevelingen gedaan over de wijze
waarop de CVM de onbeheersbare gesignaleerde effecten kan benaderen om de gedragscode te
verbeteren. Tot slot beschrijft hoofdstuk acht de beperkingen, bredere toepasbaarheid en wenselijke
vervolgstappen als gevolg van dit onderzoek.
7
1.0 Onderzoekscontext
Dit hoofdstuk biedt inzage in de schoonmaakbranche. Allereerst wordt inzicht geboden in hoe de
branche zich heeft ontwikkeld op het gebied van prijs. Vervolgens wordt er dieper in gegaan op de
doelstellingen van de CVM en tot slot wordt vastgesteld voor welke actorengroepen in de
schoonmaakbranche deze gedragscode is opgesteld.
1.1 Historie schoonmaakbranche
Op basis van informatie van de website van Respons Schoonmaak
(http://www.responsschoonmaak.nl), gesprekken met de Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en
Bedrijfsdiensten (OSB) en de directeur van een regionaal schoonmaakbedrijf kent de
schoonmaakdienstverlening de volgende geschiedenis.
Tot en met de jaren zeventig werden gebouwen en complexen schoongemaakt door autochtone
huisvrouwen. Dit werd gedaan naar eigen inzicht. Naast het feit dat de schoonmakers niet werden
geleid door regels en procedures was er veel meer tijd voor het schoonmaken van een pand of
ruimte. Uit een interview met een directeur van een regionaal schoonmaakbedrijf op 7 maart 2013 is
naar voren gekomen dat er destijds driemaal zoveel tijd voor een pand of ruimte was dan op het
moment van schrijven. Deze opmerking wordt gevalideerd door cijfers vanuit de OSB.
Veel schoonmaakbedrijven welke al langere tijd werkzaam zijn in de branche vinden hun oorsprong
in de jaren zeventig of tachtig. Dit kwam mede doordat er in de schoonmaakbranche een
verschuiving plaatsvond van een schoonmaker in eigen dienst naar het inhuren van een
schoonmaakbedrijf. Voordelen voor opdrachtgevers waren voornamelijk continuïteit bij ziekte en
vakantie. Door de schoonmaakbedrijven die werden ingehuurd in de jaren tachtig werd een ander
beleid gevoerd. Schoonmaakwerkzaamheden werden meer planmatig geregeld en nieuwe
methodieken deden hun intrede. Deze ontwikkeling zorgde er voor dat er tijdwinst ontstond en
schoonmaak goedkoper kon worden aangeboden ten opzichte van de huisvrouwen in de jaren
zeventig.
Schoonmaken van instrumenten ging meer centraal staan wat ten koste ging van het opruimen,
periodieke werkzaamheden en lange termijn planningen. Gedurende de jaren tachtig werd de
snelheid van de schoonmaak verhoogd doordat er moest worden gewerkt volgens
gestandaardiseerde normen. Doordat de bedrijven schoonmaken centraal stelden en de
schoonmaker niet meer opruimde in een gebouw of complex werden de werktijden nog meer
ingekort.
Nieuwe schoonmaakmethodieken werden ingezet in de jaren negentig welke sneller en ergonomisch
waren. Schoonmaakprogramma’s werden in deze tijd volledig opgesteld door opdrachtnemers en
lagen al lang van te voren vast. Wanneer de schoonmaker tijd over had werd dit gemeld en tijdwinst
kon gedeeltelijk worden teruggegeven aan de klant.
Ontevredenheid ontstond door het gevolg van een verwachtingspatroon van de opdrachtgever. Het
meetbaar maken van de kwaliteit van de schoonmaak zorgde voor een ondergrens waaraan de
schoonmaak moest voldoen. De uurtarieven vanuit de opdrachtnemer werden verhoogd, maar
doordat het schoonmaakpersoneel geen eigen inbreng meer had en weinig tijd per object of ruimte
had bleef het alleen bij schoonmaken en dan snel door naar het volgende object.
In de jaren rondom de eeuwwisseling werd de beleving van de gebruiker belangrijk. Het tevreden
stellen van de gebruiker ten opzichte van de werkzaamheden ging meer centraal staan. Hierdoor is
de ontwikkeling van het ‘’alleen schoonmaken wat vuil is’’ geïntroduceerd. Dit heeft als gevolg gehad
dat er nieuwe werkprogramma’s zijn ontwikkeld. Hierdoor kon de schoonmaak in minder tijd
doordat alleen dat wat vervuild was werd schoongemaakt. Deze salestool voor opdrachtnemers werd
groots ingezet in de gehele schoonmaakbranche.
8
1.2 Code Verantwoordelijk Marktgedrag
Op 21 juni 2011 is de CVM, welke is opgenomen in bijlage I, gepubliceerd om een gezamenlijk belang
aan te geven tussen afnemers, aanbieders, intermediairs en schoonmakers. De directe aanleiding
voor het opstellen van de CVM was de sectorstaking van februari 2010. Deze staking is gehouden om
de Cao-eisen vanuit de schoonmakers kracht bij te zetten. Deze eisen betroffen een verlaging van de
werkdruk, kwalitatief betere materialen en betere bejegening van werknemers door hun
leidinggevenden.
Dit moreel appèl, zoals de CVM zichzelf beschrijft, maakt in haar benadering tot de markt geen
onderscheid of een actor wel of niet heeft getekend. Herhaalde missstappen van ondertekenaars
leidt tot royering uit het register. Op het moment van schrijven (juni 2013) zijn er 722
ondertekenaars. De CVM is ontwikkeld door marktpartijen, vakorganisaties en deskundigen uit het
facilitaire werkveld.
Op de website van de CVM (www.codeverantwoordelijkmarktgedrag.nl) wordt vermeld dat de CVM
de intentie heeft om de doorgeschoten marktwerking in de branche tegen te gaan en het
verantwoordelijkheidsgevoel van actoren aan te spreken. Deze intentie tracht de CVM te realiseren
door de codecommissie actorengroepen voor te laten lichten, aan te spreken en te adviseren op
respectievelijk goed opdrachtgeverschap, goed werkgever-en opdrachtnemerschap, goed
werknemerschap en goed makelaarschap. De exacte samenstelling van de codecommissie is terug te
vinden in bijlage II. De CVM tracht meer aandacht op te wekken voor het maatschappelijk
verantwoordelijkheidsgevoel van individuele actoren. Hiermee wordt een poging gedaan om huidige
bedrijfswaarden aan te scherpen naar het niveau van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
1.3 Actorengroepen
De CVM spreekt volgens de artikelen van vier actorengroepen. Deze actorengroepen hebben
vervolgens ieder hun eigen koepelorganisatie. Enkel de opdrachtgevers hebben geen
koepelorganisatie welke belangen behartigd, maar inkooporganisaties. Hieronder wordt beschreven
welke actoren er zijn en welke koepelorganisatie of inkooporganisatie daarmee verbonden is.
Opdrachtnemers: Actoren welke schoonmaakdienstverlening aanbieden in de branche. De OSB is
voor opdrachtnemers een koepelorgaan om belangen te behartigen; onder meer op juridisch en
politiek niveau. Vanuit de CVM wordt deze groep benaderd middels artikel 2; Goed werkgever- en
opdrachtnemerschap.
Opdrachtgevers: Actoren welke direct, of indirect via intermediairs, aanbestedingen in de markt
zetten voor het uitvoeren van schoonmaakdienstverlening. Bij opdrachtnemers is geen sprake van
een enkel specifiek koepelorgaan dat belangen behartigd. Echter is er sprake van voorbeeldgedrag
vanuit verschillende inkooporganisaties zoals Pianoo. Vanuit de CVM worden opdrachtgevers
benaderd middels artikel 1; Goed opdrachtgeverschap.
Intermediairs: Actoren welke beheer, advies of begeleiding aanbieden aan opdrachtgevers met
betrekking tot aanbestedingen van schoonmaakdienstverlening. Koepelorgaan voor intermediairs is
EMCAS welke naast de CVM een voorloper had in de vorm van de EMCAS gedragscode van april
2010. Beide gedragscodes zijn grotendeels overlappend. Vanuit de CVM worden intermediairs
benaderd middels artikel 4; Goed makelaarschap.
Schoonmakers: Werknemers van schoonmaakbedrijven welke de schoonmaakdienstverlening
uitvoeren. De schoonmakers worden vertegenwoordigd door de vakbonden FNV Bondgenoten en
CNV Vakmensen. Vanuit de CVM wordt deze groep benaderd middels artikel 3; Goed
werknemerschap.
9
2.0 Theoretisch kader
In dit hoofdstuk zal vanuit de literatuur een kader worden geschetst waarin dit onderzoek zich
bevindt. Aanvullend worden de gebruikte begrippen geoperationaliseerd volgens de in het
onderzoek gehanteerde definities.
2.1 Actorenanalyse
Één van de doelen van de CVM is het sturen van
gedrag van de actoren in de branche.
Op basis van de vergelijking van meerdere
convenanten in bijlage III is te stellen dat overige
convenanten (www.rijksoverheid.nl) gedrag van
actoren effectiever kunnen sturen door de
ingebouwde sanctioneringen. Gezien het feit dat de
CVM niet direct wordt ondersteund door wet- en
regelgeving blijven actoren de overweging maken
tussen eigen en gedeeld belang. Deze paradox is de
grondslag voor de benadering van actorenanalyses
volgens Hermans en van der Lei (2012).
Bij analyseren van individuele actoren worden
belang en macht als variabelen gehanteerd om de
positie te kenmerken. Voor het verklaren van het
gedrag van individuele actoren spreken de auteurs
van drie dimensies. Deze dimensies zijn willen,
kunnen en denken (zie figuur 2.1):
Figuur 2.1 Kenmerken van de drie dimensies. Bron: Hermans
en van der Lei (2012)
Willen: Deze dimensie beschrijft de kernwaarden van een actor en hoe zij dit wil vormgeven aan de
hand van de missie, visie en doelstellingen van het bedrijf.
Kunnen: De tweede dimensie beschrijft of een actor de middelen heeft om de kernwaarden te
kunnen realiseren.
Denken: De laatste dimensie beschrijft wat een actor denkt te kunnen doen en welke verwachtingen
zij hierbij hebben. Deze dimensie heeft belangrijke raakvlakken met de twee andere dimensies.
Vanuit deze drie dimensies beschrijft de theorie vijf methoden welke hieronder worden beschreven:
Stakeholderanalyse: Vanuit de gecombineerde dimensies “kunnen” en “willen” wordt de
stakeholderanalyse toegepast wanneer een netwerk een beoogd gezamenlijk doel wil realiseren.
Een stakeholderanalyse wordt bij voorkeur toegepast op een actorenaantal tussen tien en twintig.
Conflictanalyse: Vanuit de dimensie “kunnen” stelt de theorie dat een conflictanalyse toepasbaar is
op situaties waarin onderhandelings- of conflictsituaties zich voordoen. Hiernaast is een strategisch
spel rond macht en belang kenmerkend voor dergelijke omstandigheden. Het gewenste
actorenaantal is maximaal tien.
Value-focused thinking: Vanuit de dimensie “willen” stelt de theorie vast dat value-focused thinking
toepasbaar is op onderhandelingssituaties waarin het creëren en delen van waarden centraal staat.
Deze methode is toepasbaar op een actorenaantal van maximaal tien.
10
Argumentatieve analyse: Deze methode is gebaseerd op de dimensie “denken”. De kern van de
methode draait om een open discussie waarin wordt besproken wat wenselijk en haalbaar is. In deze
discussie is transparantie in perspectief, ideologie en belangen essentieel. Deze methode is
toepasbaar op een actorenaantal van vijf tot twintig.
Q-methodologie: Deze methode binnen de dimensie “denken” heeft als doel om een doorstart te
bieden aan actoren welke zijn vastgelopen in een debat. De methode richt zich hierin op het vinden
van gelijke standpunten over een langere periode waarin het debat heeft plaatsgevonden. Deze
methode heeft minimaal twintig actoren nodig.
2.2 Groeicontinuüm
Vanuit de theorie van Hermans en van der Lei (2012) wordt gesteld dat de positie en het gedrag van
een actor in een verhouding zich kenmerkt door de overweging tussen de kennis van de belangen en
kennis van machtsposities.
Bij gedragskundige benadering van gezonde verhoudingen vanuit de sociale psychologie meent
Covey (2009) dat de positionering zich kenmerkt door de wijze waarop een actor zijn belangen
behartigd binnen het kader van zijn afhankelijkheidsvorm.
De auteur onderscheidt drie verschillende afhankelijkheidsvormen te weten: afhankelijk,
onafhankelijk of wederzijds afhankelijk. Onderstaande beschrijvingen (overgenomen uit Covey, 2009)
geven verschillen weer in de afhankelijkheidsvormen.
Afhankelijk: ‘’Afhankelijkheid is het paradigma voor jij: jij zorgt voor mij; jij zorgt dat ik succes heb;
het is jouw schuld als ik faal.’’
De theorie geeft aan dat wanneer je afhankelijk bent, je niet in staat bent om zelfstandig je belangen
te behartigen en hier andere bij nodig hebt.
Onafhankelijk: ‘’Onafhankelijkheid is het paradigma voor ik: ik doe het; ik ben verantwoordelijk; ik
kan kiezen.’’ Volgens Covey ben je onafhankelijk wanneer je het initiatief neemt, doelbewust op je
eigen doelen afkoerst en zaken bij jezelf houdt. Daarnaast geven onafhankelijke actoren geen schuld
aan andere actoren.
Wederzijds afhankelijk: ‘’Wederzijdse afhankelijkheid is het paradigma voor wij: wij doen het; wij
kunnen samenwerken; als wij onze krachten bundelen kunnen we iets beters realiseren.’’
De theorie geeft aan dat je wederzijds afhankelijkheid bent wanneer je, luistert naar elkaars
belangen, je waarde en verschillen respecteert, nadenkt over elkaars belangen en daarbij de beste
oplossing kiest.
2.3 Roos van Leary
De Roos van Leary is een communicatiemodel dat interacties diagnosticeert tussen individuen of
groepen. Het model gaat ervan uit dat gedragsvormen leiden tot dezelfde of tegengestelde
gedragsvormen. Bovengedrag roept ondergedrag op bij actoren en andersom. Tegengedrag van
actoren roept tegengedrag op en samengedrag roept samengedrag op. Leary noemt dit het
complementariteitsprincipe en het symmetrie principe (Vane, 2013).
Het model geeft kent een onderverdeling in boven- of ondergedrag en tegen- of samengedrag. Deze
vier gedragingen worden vervolgens onderverdeeld door Leary (Vane, 2013) in twee assen:
11

Horizontale as: Tegen- of samengedrag
Tegengedrag: Gedrag dat kenmerkend is door de termen onaardig, wantrouwend en intolerant.
Samengedrag: Gedrag dat kenmerkend is door de termen aardig, sympathiek en meewerkend.

Verticale as: Boven- of ondergedrag
Bovengedrag: Gedrag dat kenmerkend is
door de termen actief, initiërend,
beïnvloedend en beheersend.
Ondergedrag: Gedrag dat kenmerkend is
door de termen passief, afhankelijk,
onderdanig en conformerend.
Vanuit de benadering van de assen zijn er
vier categorieën te onderscheiden (figuur
2.2): leidingnemend, aanpassend, defensief
en aanvallend. Deze categorieën zijn
vervolgens onderverdeeld in acht
typeringen (figuur 2.3).
Figuur 2.2 Vier categorieën tussen
Bron: Vane
de assen.
(2013)Bron: Vane (2013)
Leidingnemend: De leidingnemende categorie
neemt de belangen van een andere actor in
overweging en is hierbij doortastend.
Typeringen:
 Leidend: Luister naar mij
 Helpend: Wij mogen elkaar
Aanpassend: Deze categorie stelt het vermijden van
confrontatie centraal. Zij zijn volgend naar het
belang en initiatief van een andere actor.
Typeringen:
 Meewerkend: Ik doe wat jij wilt
 Afhankelijk: Help me
Defensief: De defensieve categorie kenmerkt zich
door het ontwijken van risico’s en taakgericht
willen handelen. Typeringen:
 Teruggetrokken: Laat me maar met rust
 Opstandig: Minacht me maar
Figuur 2.3 Acht gedragstyperingen. Bron: Vane (2013)
Aanvallend: De aanvallende categorie kenmerkt zich door hoge mate van initiatief welke is
gebaseerd op het eigen belang. Typeringen:
 Offensief: Wees bang voor mij
 Concurrerend: Kijk eens hoe goed ik ben
12
2.4 Onderzoeksbegrippen
Deze paragraaf beschrijft volgens welke definitie de onderzoekers onderstaande begrippen hebben
gehanteerd in dit onderzoek.
Positionering: De belangen en mate van afhankelijkheid vormen samen de branchepositionering van
een actorengroep. Belangen van een actorengroep komen voort uit interviews, terugkoppeling via
het aanwezige koepelorgaan en de georganiseerde themabijeenkomst. De mate van afhankelijkheid
wordt bepaald vanuit de theorie van Covey (2009).
Positioneringen kennen in dit onderzoek de volgende onderverdeling:
 Branchepositionering: de wijze waarop een actorengroep zegt dat hij zich positioneert in de
branche.
 Verhoudingspositionering: de wijze waarop een actorengroep zich positioneert wanneer er
sprake is van een verhouding.
Verhoudingen: De samenkomst van twee actoren voorafgaand aan of tijdens de uitvoering van de
ingekochte schoonmaakdienstverlening. Een verhouding bestaat uit de manier waarop beide partijen
belangen kunnen behartigen op basis van het gedrag dat zij vertonen op de twee assen van de Roos
van Leary (Vane,2013)
Invloed: De mate waarin artikelen vanuit de CVM zijn te identificeren binnen de wisseling van een
branchepositionering naar een verhoudingspositionering.
Effect: Een effect is een gebeurtenis of omstandigheid die optreedt als resultaat van verhoudingen.
13
3.0 Onderzoeksontwerp
Het onderzoeksontwerp beschrijft op welke wijze het onderzoek methodisch is opgebouwd op basis
van Verhoeven (2008). Dit hoofdstuk geeft inzicht in de relatie tussen de probleem- en doelstelling
en de methodische aanpak van het onderzoek. Aansluitend worden de doorlopen fasen van het
onderzoek toegelicht waarbij een koppeling wordt gemaakt met het theoretisch kader. Tot slot
wordt ingegaan op de betrouwbaarheid en validiteit van dit onderzoek.
3.1 Relatie tussen methodiek en probleem- en doelstelling
Om de relatie tussen de methodiek en de probleem- en doelstelling aan te geven zijn er vanuit de
doelstelling onderstaande specifieke pijlers te identificeren:
 Vier individuele actorengroepen
Opdrachtnemers, opdrachtgevers, intermediairs en schoonmakers hebben ieder een specifieke
branchepositionering. Gedragskundig vormt de branchepositionering van een actor de basis voor de
wijze waarop een verhouding tot stand komt (Zimbardo, e.a., 2009).
 Verschillende verhoudingen tussen de actorengroepen
In een verhouding komen twee actoren samen waarna er een speelveld ontstaat gebaseerd op de
branchepositionering van de deelnemende actoren. Binnen dit speelveld verandert de
branchepositionering in een verhoudingspositionering.
 De wijze waarop de CVM is te identificeren in de verhoudingspositioneringen
De doelstelling van de CVM is het tegengaan van de doorgeschoten marktwerking. In essentie tracht
de CVM hiermee invloed uit te oefenen op de verhoudingen in de markt om hiermee een gezonde
marktwerking te bereiken.
 Het effect van de CVM in de schoonmaakbranche
De doorgeschoten marktwerking die de CVM tegen wilt gaan bestaat uit alle verhoudingen tussen
actoren in de branche. Dit schept de verwachting dat de CVM de effecten van verhoudingen tegen
kan gaan op basis van de huidige aanpak.
3.2 Onderzoeksopbouw
Volgens Verhoeven (2008) kent een onderzoek vier delen te weten:




Deel I
Deel II
Deel III
Deel IV
Ontwerpen
Verzamelen
Analyseren
Evalueren
Deel I wordt getypeerd door de oriëntatiefase van de afstudeerstage waarin de probleem- en
doelstelling zijn vastgesteld. De verdeling van de overige drie delen in het onderzoek zijn als volgt
terug te zien in de fasen één tot en met vijf. Deel II is te herleiden uit fase één van het onderzoek.
Deel III in het onderzoek wordt bereikt in fase twee tot en met vier. Fase vijf en zes uit het onderzoek
staan gelijk aan deel IV vanuit de literatuur.
Fase één tot en met vijf zijn constant de basis voor de opeenvolgende stap. Uitzondering hierop is
fase zes waarin terugkoppeling plaatsvindt op de fasen één tot en met vijf. Om de fasen te
verduidelijken wordt in figuur 3.1 een voorbeeldanalyse stapsgewijs weergegeven.
14
Figuur 3.1 Schematische weergave van fase één tot en met vijf van de analyse van verhoudingen.
Fase 1: Informatievergaring
Deskresearch is uitgevoerd ter bevordering van validatie, verdieping en uitbreiding van de informatie
uit interviews . Hiernaast is de vraagstelling uit de interviews, zie bijlage IV, gebaseerd op het
theoretisch fundament vanuit actorenanalyses volgens Hermans en van der Lei (2012),
relatievorming volgens Covey (2009) en gedragstyperingen volgens Leary (Vane, 2013).
Fieldresearch heeft op twee manieren plaatsgevonden. Allereerst zijn er interviews afgenomen met
zowel ondertekenaars als niet-ondertekenaars om inzicht te krijgen in de belangen en
afhankelijkheid van actoren en het gedrag in verhoudingen. Middels het organiseren van een
themabijeenkomst met vertegenwoordigers van de actorengroepen zijn de belangen, afhankelijkheid
en het gedrag in verhoudingen getoetst. De doelstelling van deze themabijeenkomst was het
valideren van verkregen informatie uit de interviews en literatuur. Het programma en de
uitwerkingen van de themabijeenkomst zijn terug te vinden in bijlage V.
Fase 2: Identificatie van branchepositionering
Het onderzoek richt zich in deze fase op de branchepositionering van actorengroepen als basis voor
een verhouding. Het onderzoek wijkt af van de variabelen van Hermans en van der Lei (2012) door de
term macht te vervangen door de afhankelijkheidsvorm van Covey (2009). Hiervoor is gekozen
omdat het concept macht wordt gebruikt bij de beschrijving van een ander. Door afhankelijkheid als
variabele te kiezen blijft men binnen het perspectief van de betreffende actorengroep. Dit resulteert
15
in een branchepositionering die vanuit de actorengroep herkenbaar is. Op basis van het
groeicontinuüm van Covey wordt beoordeeld welke afhankelijkheidsvorm voor een actorengroep
kenmerkend is. Dit wordt beoordeeld door het gedrag uit de drie paradigma’s van Covey te
vergelijken met de antwoorden uit de interviews met actoren en koepelorganen.
Covey (2009) gaat uit van een individu in zijn theorie op het gebied van effectieve relaties. De theorie
wordt binnen het onderzoek als toepasbaar gezien omdat het variabele “referentiekader” (Zimbardo,
e.a., 2009) vanuit de klassieke gedragskunde door Covey (2009) niet wordt benadrukt in zijn
groeicontinuüm. Het onderzoek geeft een branchepositionering per actorengroep aan door naast
interviews met actoren en de themabijeenkomst ook de koepelorganisatie te toetsen aan de
geïdentificeerde belangen en afhankelijkheidsvorm. Hierdoor is de branchepositionering een
gemiddelde van een actorengroep. De belangen van een actorengroep worden gezien als een
onafhankelijke variabele. Dit houdt in dat ongeacht de verschuivingen in de afhankelijkheidsvorm of
verandering van de branchepositionering naar de verhoudingspositionering de belangen hetzelfde
blijven. De branchepositioneringen worden in deze fase van het onderzoek benoemd volgens de
gedragstyperingen vanuit figuur 2.3, de Roos van Leary (Vane, 2013).
Fase 3: Verhoudingsanalyse van actorengroepen
Aansluitend op de overtuiging dat een verhouding de samenkomst is van twee
branchepositioneringen wordt in deze fase geanalyseerd hoe, onder druk van de verhouding, de
actorengroep de branchepositionering verandert in een verhoudingspositionering ten opzichte van
de tegenoverstaande actorengroep.
Binnen deze fase van het onderzoek wordt de focus gelegd op de dimensie “willen” voor de
conflictanalyse. De tweede dimensie “kunnen” met de methode value-focused thinking wordt
gebruikt in fase vijf. De dimensie “denken” wordt niet behandeld in dit onderzoek vanwege de aard
van de methoden die hierop van toepassing zijn. De theoretische methoden voor de dimensie
“denken” richten zich voornamelijk op het ontwikkelen van een samenwerking vanuit verschillende
invalshoeken. De codecommissie heeft deze dimensie al doorlopen in de vorm van de ontwikkeling
van de CVM. In verband met de doelstelling van het onderzoek heeft het behandelen van deze
dimensie geen meerwaarde.
Voor het behandelen van de verhoudingsanalyse wordt gebruikt gemaakt van de dimensie
‘’kunnen’’, omdat het zich richt op formele en informele posities in netwerken (Hermans & van der
Lei, 2012). Binnen de dimensie ‘’kunnen’’ wordt de methode conflictanalyse gekozen vanwege de
traditionele en protectionistische aard van de schoonmaakbranche waar belangen niet altijd gelijk op
gaan (Blokland e.a., 2013). De andere methode binnen deze dimensie; de stakeholderanalyse, heeft
een perspectief gericht op beleid en strategie. De CVM is in zijn essentie een gedragscode en geen
beleidsdocument, wat deze methode uitsluit. Door gebruik te maken van een conflictanalyse wordt
inzicht verkregen in de wijze waarop actoren hun positie uiten in verhoudingen.
In tegenstelling tot de theorie van Hermans en van der Lei (2012) wordt in de conflictanalyse geen
meetbaar prisoners dilemma behandeld volgens de speltheorie (Davis, 2011). Een conflictanalyse
gaat uit van een winst- of verliessituatie van actoren die geen kennis hebben van elkaars uitingen van
positionering omdat er een afwezigheid is van communicatie.
Gezien de al dan niet geringe communicatie tussen actoren in de branche is er wel enig inzicht in de
wijze waarop zij investeren in de toepassing van de CVM (Blokland e.a., 2013). Meerwaarde van een
conflictanalyse in dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop een actor zijn
positionering uit ten opzichte van andere actoren. Deze afwijking van de theorie resulteert in een
tabel van het gedrag van actorengroepen in verhoudingen. Binnen deze analyse wordt benadrukt dat
16
de verhouding tussen actor X en actor Y niet per definitie gelijk is aan de verhouding tussen actor Y
en actor X. De constatering van de verhoudingspositionering wordt gedaan door te kijken of de
actorengroep op beide assen van de Roos van Leary (zie figuur 2.2) hetzelfde gedrag vertoont als dat
de branchepositionering van een actorengroep is. Het gesignaleerde gedrag komt voort uit fase één.
Het overzicht van alle veranderingen naar de verhoudingspositioneringen worden schematisch
weergegeven voor iedere actorengroep in vier tabellen. Vervolgens analyseert deze fase of de
verhoudingspositioneringen verklaarbaar zijn volgens de theorieën van Leary (Vane, 2013) en Covey
(2009).
De effecten welke zijn gesignaleerd door verhoudingen worden aan het eind van deze fase
beschreven. Hierbij wordt gekeken naar de effecten in een verhouding en tot welke effecten dit leidt
buiten de verhouding.
Fase 4: Toetsing CVM
Fase vier toets de verhoudingen op identificeerbaarheid van de CVM in het gedrag van een
verhoudingspositionering. Deze fase kent zowel een directe als een indirecte toetsing van de CVM.
De directe toetsing van de CVM vindt plaats door te kijken of beïnvloeding van actorengroepen heeft
geleidt tot een betere verhouding volgens de CVM. De indirecte toetsing vindt vervolgens plaats door
te kijken of de CVM de effecten van de verhoudingen kan beheersen of tegengaan.
Fase 5: Conclusies en aanbevelingen
Deze fase concludeert de resultaten uit het onderzoek. De fase bestaat uit conclusies om de
hoofdvraag te beantwoorden en overige conclusies welke zijn geconstateerd gedurende het
onderzoek. Aanbevelingen worden gedaan op conclusies welke de hoofdvraag beantwoorden.
Overige conclusies bestaan uit resultaten welke niet direct voortvloeien uit de methodische aanpak
van het onderzoek maar geïdentificeerd zijn door interviews met actoren, de themabijeenkomst en
analyses over de resultaten. Hierin wordt gekeken welke gedeelde belangen actorengroepen hebben
om los van de CVM een gezondere marktwerking te generen middels de methode value-focused
thinking. De value-focused thinking analyse binnen de dimensie ‘’willen’’ van Hermans en van der Lei
(2012) is gekozen doordat het een perspectief biedt op het vormen en delen van waarden. Dit komt
overeen met het vormen van het gedeelde belang en het moreel appel vanuit de CVM.
Aanbevelingen worden gedaan op basis van de verhoudingen die de CVM niet kan beïnvloeden of de
effecten ervan niet kan beheersen. Hiernaast worden aanbevelingen gedaan hoe de CVM een rol kan
vervullen binnen deze conclusies om haar doel te realiseren.
Fase 6: Evaluatie van het onderzoek
De evaluatiefase beschrijft de beperkingen aan het onderzoek welke van invloed zijn geweest op de
validiteit of de betrouwbaarheid van de resultaten. Aansluitend wordt de bredere toepasbaarheid
van de resultaten geanalyseerd op vergelijkbare branches of situaties. De evaluatie sluit af met
mogelijke vervolgonderzoeken die relevant zijn voor de branche of bijdragen aan de validiteit en
betrouwbaarheid van het onderzoek.
17
3.3 Betrouwbaarheid en validiteit
De onderzoeksresultaten trachten maximale validiteit te realiseren door per actorengroep de
interviewresultaten te toetsen middels de themabijeenkomst en de koepelorganisaties. Hiernaast
zijn in de actorengroep opdrachtnemers vier van de vijf grootste partijen geïnterviewd en heeft de
selectie voor overige interviewkandidaten van deze groep aselect plaatsgevonden. Binnen de overige
actorengroepen heeft selectie van interviewkandidaten uitsluitend aselect en steekproefsgewijs
plaatsgevonden.
De betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten is bewaakt door de terugkoppeling van
interviewresultaten naar de beschikbare koepelorganisaties. Gezien het feit dat de
koepelorganisaties statisch zijn, zullen deze partijen eenzelfde standpunt innemen als wanneer de
interviewresultaten zijn op basis van andere respondenten dan in dit onderzoek.
18
4.0 Branchepositionering
Dit hoofdstuk geeft aan welke belangen en afhankelijkheidsvormen de actorengroepen kennen. De
actoren in de schoonmaakbranche zijn zoals eerder aangegeven te onderscheiden in vier individuele
actorengroepen te weten: opdrachtnemers, opdrachtgevers, intermediairs en schoonmakers. De
paragrafen geven per actorengroep aan welke interne verschillen identificeerbaar zijn en welke rol
de aanwezige koepelorganisatie vervult. Iedere paragraaf analyseert een gegeneraliseerde
branchepositionering van een actorengroep. De branchepositionering van een actorengroep wordt
bepaald door de onafhankelijke variabele belangen en de afhankelijke variabele
afhankelijkheidsvorm. Vervolgens wordt de branchepositionering benoemd volgens een typering
vanuit de theorie van de Roos van Leary (Vane, 2013).
4.1 Opdrachtnemers
De rol die opdrachtnemers hebben gespeeld in het laten doorschieten van de marktwerking was dat
zij inschreven op aanbestedingen met onrealistische prijzen waardoor de schoonmaker de gemaakte
beloften niet kon waarmaken en zodoende de kwaliteitsnormen uit het contract niet haalden. Een
gevolg hiervan was dat de opdrachtgevers steeds scherpere eisen stelden om te trachten meer
procesbeheersing te realiseren (Blokland, e.a.,2013).
4.1.1 Interne analyse
In deze groep is een verdeling te maken tussen opdrachtnemers met een landelijk marktaandeel en
opdrachtnemers met een regionaal aandeel. De landelijke spelers focussen zich vooral op grotere
aanbestedingen. Het contact van deze groep met regionale spelers beperkt zich tot het contracteren
als onderaannemer. Volgens de meerdere respondenten concurreren beide spelerstypen niet tot
nauwelijks op aanbestedingen. Naast het verschil in type klanten is te zien dat regionale bedrijven
veel communicatie van eigenaar tot eigenaar hebben volgens meerdere respondenten. Op basis van
ervaringen van regionale schoonmaakbedrijven leidt deze communicatielijn tot het versterken van de
verhouding en continuïteit. Uit interviews met meerdere respondenten is te herleiden dat regionale
spelers minder problemen ervaren dan de landelijke spelers op de punten die aangegeven werden
tijdens de stakingen.
De overkoepelende organisatie voor opdrachtnemers is de OSB. De primaire rol van deze
koepelorganisatie is het behartigen van de belangen van werkgevers in de schoonmaakbranche door
onderhandelingspartner bij de Cao-onderhandelingen met de vakbonden te zijn. Secundair zet de
OSB zich in voor het imago van de schoonmaakbedrijven en haar medewerkers door het lanceren
van diverse campagnes.
4.1.2 Belangen en afhankelijkheidsvorm
De belangen en afhankelijkheidsvorm worden hieronder middels een opsomming weergegeven. De
belangen en afhankelijkheidsvorm zijn onderzocht in fase één van het onderzoek.
Belangen
Onderscheidend vermogen
Continuïteit
Groei (winstpercentage) / Omzet
Imago
Flexibiliteit
Afhankelijkheidsvorm
Opdrachtnemers zijn te typeren als afhankelijk omdat zij binnen de theorie van
Covey (2009) voldoen aan de beschrijving: ‘’het is jouw schuld als ik faal.’’ Dit komt
naar voren bij het schuiven van de schuld naar de opdrachtgever als de
schoonmaker niet kan voldoen aan de eisen van de werkgever volgens meerdere
respondenten uit het onderzoek.
De huidige marktwerking heeft benadrukt dat er voor een opdrachtnemer altijd
meerdere substituten zijn. Als gevolg hiervan zijn opdrachtnemers zich afhankelijk
gaan gedragen richting de branche.
19
4.1.3 Analyse individuele positionering
De theorie van Covey beschrijft dat wanneer een actorengroep afhankelijk is het zal vragen om een
sterke voorbeeldfunctie waar zij enerzijds schuld op af kunnen schuiven en anderzijds om deze
voorbeeldfunctie te kunnen volgen om de belangen (deels) te blijven behartigen.
Binnen de Roos van Leary (Vane, 2013) valt de opdrachtnemer in de categorie aanpassend (zie figuur
2.2). Vanuit de resultaten uit de interviews in bijlage IV en de resultaten van de themabijeenkomst in
bijlage V is af te leiden dat opdrachtnemers weinig eigen invloed hebben binnen een verhouding en
veel zorgen voor het belang van een ander. Vanuit figuur 2.3 valt de typering afhankelijk uit te sluiten
omdat er geen relatiewens is met een specifieke hulpvraag, ‘’help me’’. Dit typeert de
opdrachtnemer als meewerkend met de relatiewens ‘’ik doe wat jij wilt’’. Deze typering is vervolgens
te herleiden uit de inschrijvingen op onrealistische aanbestedingen.
4.2 Opdrachtgevers
De rol van opdrachtgevers in de aanleiding van de CVM is één van de allereerste die benadrukt werd
in de media. De stakingen in 2010 bij de NS heeft de branche geconfronteerd met de onwerkbare
situatie waarin schoonmakers moesten voldoen aan te hoge prestatienormen. Na dit
praktijkvoorbeeld zijn er meerdere misstanden boven water gekomen waarin opdrachtgevers hoge
prestatie-eisen hadden gedefinieerd in het contract dat er logischerwijs met het gestelde budget niet
aan voldaan kon worden.
4.2.1 Interne analyse
De aanbestedingsintentie van een opdrachtgever kan worden onderverdeeld in drie typen te weten
besparing, kwaliteitsverbetering of het richten op de corebusiness.
Wanneer de opdrachtgever wil besparen op zijn ondersteunende diensten is schoonmaak één van de
eerste contracten waarop dient te worden bezuinigd.
De verschillen in opdrachtgevers zijn te herleiden uit het soort aanbesteding dat in de markt wordt
gezet. Hierin zijn twee verschillende aanbestedingen te identificeren; Europese aanbestedingen en
traditionele aanbestedingen.
Hoewel er geen sprake is van een koepelorganisatie die belangen behartigd voor de gehele
actorengroep opdrachtgevers zijn er twee organisaties dominant; Pianoo en NIC. Pianoo is
gespecialiseerd in aanbestedingstrajecten voor overheden en het NIC verleent zowel diensten voor
private als publieke actoren. Hoewel beide partijen als ondertekenaar van de CVM acteren, speelt
Pianoo een voorbeeldfunctie op de site van de CVM door opdrachtgevers te informeren hoe zij
gunningscriteria aan kunnen passen volgens de eisen van verantwoordelijk marktgedrag.
4.2.2 Belangen en mate van afhankelijkheid
De belangen en afhankelijkheidsvorm worden hieronder middels een opsomming weergegeven. De
belangen en afhankelijkheidsvorm zijn onderzocht in fase één van het onderzoek.
Belangen
Kostentransparantie
Kwaliteitsbeheersing
Tevreden gebruikers
Imago
Continuïteit
Afhankelijkheidsvorm
Opdrachtgevers zijn te typeren als onafhankelijk omdat zij binnen de theorie van Covey
(2009) voldoen aan de beschrijving: ‘’Ik ben verantwoordelijk en ik kan kiezen’’. Dit is te
herleiden uit de verantwoordelijkheid die de opdrachtgever naar zich toe trekt voor het
bewaken van de kosten. Hiernaast heeft de opdrachtgever ruimte om keuzes te maken in
de kwaliteitseisen die er gesteld worden.
De huidige marktwerking heeft benadrukt dat de kosten van schoonmaak altijd lager
konden dit terwijl de beloofde kwaliteit omhoog kon. ‘’ Er kan meer voor minder’’.
20
4.2.3 Analyse positionering
Covey geeft in zijn theorie aan dat wanneer een actorengroep onafhankelijk is deze groep zelf
optreedt en zich niet afhankelijk laat maken door wat anderen doen. Deze actorengroep neemt
hierbij het initiatief, koerst doelbewust op eigen doelen af en stelt prioriteiten (Covey, 2009). De
afhankelijkheidsvorm van de opdrachtgevers stelt hen in staat om de doelen te realiseren vanuit het
eigen perspectief. Hierin wordt het eigen perspectief als leidend naar de branche gecommuniceerd
en dit schetst een definitief kader voor andere actoren in een verhouding.
De enige uitzondering op de afhankelijkheidsvorm is wanneer de opdrachtgever niet over de kennis
beschikt om zijn kader te communiceren naar de markt. De opdrachtgever zal dit doen via een
intermediair om het gebrek aan kennis te compenseren. Deze verhouding wordt nader beschreven in
hoofdstuk vijf.
Uit de theorie van de Roos van Leary (Vane, 2013) valt de opdrachtgever volgens figuur 2.2 in de
categorie aanvallend. Opdrachtgevers zorgen voor het eigen belang en hebben een dominante
insteek in verhoudingen. Vanuit de interviews met meerdere respondenten, in bijlage IV, komt naar
voren dat opdrachtgevers een sterke vraag hebben naar beheersbaarheid van het proces. Binnen de
categorie aanvallend is de opdrachtgever te typeren als offensief. De opdrachtgever stelt zijn eigen
belang voorop en confronteert of de kwaliteitseisen of de kosten niet naar verwachting zijn. In de
relatiewens typeert de opdrachtgever als ‘’wees bang voor mij’’. Deze bewering komt voort uit de
machtpositie die zij hebben gekregen in de loop der jaren met de instelling ‘’voor jou tien anderen’’,
(Blokland, e.a.).
4.3 Intermediairs
Intermediairs hadden op basis van kennis en ervaring over alle actorengroepen al eerder moeten
kunnen signaleren dat er sprake was van een doorgeschoten marktwerking. Dit, in combinatie met
een gedragscode vanuit koepelorganisatie VMS/EMCAS, heeft intermediairs niet bewogen tot het
melden van misstanden in de schoonmaakbranche. De website (www.masterkey-plus.nl) publiceert
in het artikel committeren aan gedragsregels, uit november 2012, scenario’s hoe intermediairs in de
huidige situatie bijdragen aan de ontwrichting van de branche. Een voorbeeld hiervan is: “Ik doe
jouw aanbesteding gratis, ik ga 10 procent bezuinigen en als dat lukt, is 5 procent voor mij.”
4.3.1 Interne analyse
De werkwijze van intermediairs voorafgaand aan of tijdens de aanbesteding kan worden
onderverdeeld in drie typen: adviseur, makelaar of een tussenvorm hiervan. Na gunning is de
toepassing van een intermediair gericht op contractbeheer en/of kwaliteitscontroles.
De koepelorganisatie stichting EMCAS beheert en handhaaft haar eigen gedragscode in de
certificering van adviseurs en makelaars in schoonmaakdienstverlening. Parallel aan de stichting
opereert vereniging VMS door schoonmaakadviesbureaus te controleren op erkenning en naleving
van gedragsregels. Voor de vereniging VMS is de CVM leidend.
21
4.3.2 Belangen en mate van afhankelijkheid
De belangen en afhankelijkheidsvorm worden hieronder middels een opsomming weergegeven. De
belangen en afhankelijkheidsvorm zijn onderzocht in fase één van het onderzoek.
Belangen
Opdrachtnemer vinden die past bij de
opdrachtgever
Korte contractduur
Kwaliteitscontroles mogen uitvoeren
Anonimiteit van zijn werkzaamheden
Correcte naleving van het contract
Afhankelijkheidsvorm
Intermediairs zijn te typeren als wederzijds afhankelijk omdat zij
binnen de theorie van Covey (2009) zich kenmerken door de
uitspraken: ‘’wij kunnen samen werken en als wij onze krachten
bundelen kunnen wij onze krachten beter realiseren’’.
Deze actorengroep is in staat buiten het eigen belang van een
korte contractduur, bij langere contracten door nauwe
samenwerking ook de kwaliteitscontroles uit te voeren. Hiernaast
tracht een intermediair een match te vinden te vinden tussen de
opdrachtgever en de opdrachtnemer. Bovenstaande alinea wordt
gevalideerd door de interviews met intermediairs en
opdrachtgevers uit bijlage IV.
4.3.3 Analyse positionering
Op basis van de theorie van Covey is wederzijdse afhankelijkheid het meest volwassen stadium wat
een actorengroep kan bereiken. Deze wederzijdse afhankelijkheid betekent weliswaar dat de
actorengroep onafhankelijk is, maar tegelijkertijd beseft dat een gezonde verhouding met andere
actorengroepen synergie ontwikkelt (Covey, 2009).
Volgens de theorie van Leary (Vane, 2013) is de intermediair te plaatsen binnen de categorie leiding
nemend (zie figuur 2.2), omdat er een hoge mate is van samengedrag in combinatie met veel eigen
invloed vanuit de intermediairs. Binnen deze categorie heeft de intermediair de typering helpend op
basis van de kenmerken ondersteunen en overnemen. Vanuit figuur 2.3 hebben intermediairs de
relatiewens ‘’wij mogen elkaar’’. Deze typering wordt gevalideerd door het bestaansrecht van een
intermediair.
4.4 Schoonmakers
Schoonmaakmedewerkers hebben middels een vertrouwensbreuk schuld aan de doorgeschoten
marktwerking. Deze breuk is tot stand gekomen door een opeenvolging van werkgevers welke
akkoord bleven gaan met de prijsverlagingen en verhoogde kwaliteitsnormen van opdrachtgevers.
De reactie van de schoonmaakmedewerkers hierop was dat zij hoge weerstand boden tegenover
zowel de opdrachtgevers als de werkgevers.
4.4.1 Interne analyse
Schoonmaakmedewerkers kunnen op vier verschillende wijze in dienst zijn bij een werkgever;
Parttime in bepaalde- en onbepaalde tijd en fulltime in bepaalde- en onbepaalde tijd. Hierin is het
dienstverband parttime dominant.
Bij contractwisseling van een object wordt de nieuwe opdrachtnemer volgens de cao verplicht om al
het personeel over te nemen dat langer dan achttien maanden werkzaam is op de betreffende
locatie(s).
Koepelorganisaties van de schoonmaakmedewerkers zijn de vakbonden FNV Bondgenoten en CNV
Vakmensen. Vanuit FNV Bondgenoten is een parlement samengesteld bestaande uit 75
schoonmaakmedewerkers. Vanuit het parlement is één president gekozen en 12
regiovertegenwoordigers. Het parlement behartigd naast de twee koepelorganisaties de belangen
van de schoonmaakmedewerkers middels het bijwonen van Cao-onderhandelingen.
22
4.4.2 Belangen en mate van afhankelijkheid
De belangen en afhankelijkheidsvorm worden hieronder middels een opsomming weergegeven. De
belangen en afhankelijkheidsvorm zijn onderzocht in fase één van het onderzoek.
Belangen
Continuïteit
Arbeidsvoldoening
Naleving cao
Realistische werkdruk
Uiting van de positionering van opdrachtnemers
Afhankelijkheidsvorm
Schoonmakers zijn volgens de theorie van Covey (2009) te
typeren als afhankelijk. Zij kenmerken zich volgens de
uitspraak: ‘’jij zorgt dat ik succes, het jouw schuld als ik
faal’’.
Deze groep heeft geen invloed op de contractvorm en duur
of de wijze waarop schoonmaakdienstverlening is
gefaciliteerd. Vanuit de interviews, zie bijlage IV, met deze
actorengroep geven schoonmakers aan dat zij alleen
invloed kunnen uitoefen door te organiseren.
4.4.3 Analyse positionering
De theorie van Covey (2009) beschrijft dat de hierboven benoemde afhankelijkheidsvorm zich
kenmerkt door het afschuiven van de schuld naar de overige actorengroepen. Uit de interviews met
deze actorengroep blijkt dat zij zonder zich te organiseren niet in staat zijn om een verhouding te
beïnvloeden.
De benoemde afhankelijkheid wordt bevestigd door de stakingen in 2010 en 2012. Covey zegt
hierover dat mensen die zichzelf willen ‘’bevrijden van hun boeien’’ juist verwijzen naar een grotere
innerlijke afhankelijkheid. Covey zegt tot slot over de afhankelijkheid: ‘’Men voelt zich het slachtoffer
van factoren waar men geen grip op heeft’’, (Covey, 2009).
Leary (Vane, 2013) beschrijft dat deze actorengroep valt in de
categorie defensief zoals te herleiden is uit figuur 2.2. Op basis
van de interviews met deze actorengroep (zie bijlage IV) wordt
deze categorie verklaard doordat zij geen eigen invloed kunnen
uitoefenen en niet kunnen zorgen voor het eigen belang. Binnen
deze categorie typeert Leary het gedrag van deze actorengroep
als teruggetrokken doordat zij geen interesse of actie tonen en
een slachtofferrol aannemen. De relatiewens is volgens figuur
2.3 ‘’laat me maar met rust’’. Deze relatiewens is vanuit
meerdere respondenten gevalideerd door de opmerking ‘’ik wil
gewoon dat het schoon is ’’ en ‘’ze willen gewoon hun vak
uitoefenen’’.
Kanttekening:
De verhoudingspositionering is het
gedrag waarmee zij een relatie
aangaan. De uitzondering hierop is
wanneer hoge manifeste weerstand
(Kleijn, 2009) leidt tot stakingen.
Hierin positioneren zij zich volgens
Leary (Vane, 2009) als leidend door
initiatief en zelfverzekerdheid te
tonen met de relatiewens ‘’ luister
naar mij’’. Deze uitzonderlijke
positionering valt echter buiten het
gehanteerde concept van een
verhouding
23
5.0 Verhoudingen tussen actoren
Het vorige hoofdstuk gaf inzicht in de positionering die actorengroepen aannemen in de branche. Dit
hoofdstuk gaat hierop verder door te kijken hoe een actorengroep zichzelf positioneert in
verhoudingen met andere actorengroepen. Zoals aangegeven in fase drie wordt de uiting van de
positionering in een verhouding geconstateerd op basis van het gesignaleerde gedrag op de twee
assen van Leary (Vane,2013). Het geconstateerde gedrag wordt eerst getoetst aan
complementariteitsprincipe en het symmetrie principe van Leary uit paragraaf 2.3 in deze scriptie.
Het hoofdstuk sluit af met vier tabellen van alle geconstateerde uitingen van positionering van de
actorengroepen.
5.1 Verhoudingen opdrachtnemers
Opdrachtgevers - Offensief
Opdrachtnemers-Meewerkend
Boven- en ondergedrag:
Verhoudingspositionering
Bovengedrag:
De positionering van een opdrachtnemer naar een
- Belooft contractvoorwaarden na te komen.
opdrachtgever blijft meewerkend.
Ondergedrag:
-Volgt het budget van de opdrachtgever.
-Volgt de vormgeving van de inkoop.
-Volgt de vormgeving van de aanbesteding (CVM).
-Vertelt opdrachtgevers niet hoe zij om moeten gaan
met schoonmakers.
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
-Evalueren& verbeteren van de dienst.
-Naleving van de contractvoorwaarden.
-Onderhandelt over contractvoorwaarden met regionale
opdrachtnemers.
-Faciliteert schoonmakers (CVM).
-Spreekt een toetsingsmethode af over de
werkdruk(CVM).
Intermediairs - Helpend
Het vast blijven houden aan de positionering is echter volgens
Covey (2009) verklaarbaar door de afhankelijkheid van de
opdrachtnemers. Afhankelijkheid zal in de basis altijd uitgaan
van een leidende actor (in dit geval de opdrachtgever) om
vorm te geven aan zijn diensten.
Gezien de onafhankelijke opdrachtgever geen prikkel ontvangt
in de vorm van opstandigheid blijft de situatie gelijk.
Tegengedrag:
Geen.
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
Geen
Schoonmakers Teruggetrokken
Vanuit de theorie van Leary (Vane,2013) dient het
tegengedrag van de opdrachtgever ook tegengedrag van de
opdrachtnemer op te roepen.
Theoretisch gezien zal de opdrachtnemer dan zijn positie
wisselen naar opstandig om zijn eigen belangen te kunnen
blijven behartigen.
Ondergedrag:
-Wacht af of de beoordeling van de intermediair
overeenkomt met de eigen beoordeling
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
Geen.
Verhoudingspositionering
De positionering van de opdrachtnemer bij de intermediair
komt niet tot uiting omdat er geen sprake is van een directe
verhouding.
Het waargenomen gedrag komt voort uit de afhankelijkheid
van de opdrachtnemer, omdat de beoordelaar alleen
conclusies trekt zonder interactie. Hierdoor wordt voor de
afhankelijke opdrachtnemer geen voorbeeldgedrag geuit.
Tegengedrag:
-Wantrouwend tegenover intermediairs.
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
-Druk op schoonmakers om gemaakte
contractvoorwaarden na te komen.
-Drukt eigen belangen door naar schoonmakers .
-Confronteert schoonmakers met prestaties.
Ondergedrag:
Verhoudingspositionering
De positionering van een opdrachtnemer naar een
schoonmaker wisselt van meewerkend naar offensief.
Vanuit de theorie van Leary (Vane,2013) dient het
ondergedrag van de schoonmaker bovengedrag van de
opdrachtnemer op te roepen en dient samengedrag ook
samengedrag op te roepen.
24
Geen.
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
-Tevredenheid van de medewerker bespreekbaar
maken. (CVM)
Tegengedrag:
-Weinig tijd maken voor relatie met schoonmakers.
-Niet actief door ontwikkeling aanbieden.
-Niet actief ziekteverzuim tegengaan.
-Geen gevoel van geborgenheid geven bij
contractwisseling.
Theoretisch gezien zal de opdrachtnemer dan zijn positie
wisselen naar leidend om vorm te geven aan een werkgeverwerknemer relatie.
De huidige positiewisseling naar offensief kan verklaard
worden vanuit de theorie van Covey (2009). In het
groeicontinuüm wordt gesteld dat een afhankelijke actor via
onafhankelijkheid naar wederzijdse afhankelijkheid
doorgroeit. De offensieve positie van de opdrachtnemer naar
schoonmakers toe is te verklaren doordat Covey meent dat je
in de groei naar onafhankelijkheid eerst zelf duidelijke keuzes
moet kunnen maken.
Intermediairs - Helpend
Opdrachtnemers - Meewerkend
5.2 Verhoudingen opdrachtgevers
Opdrachtgevers-Offensief
Boven- en ondergedrag:
Verhoudingspositionering
Bovengedrag:
De positionering van een opdrachtgever blijft offensief in een
-Budget doordrukken naar opdrachtnemer.
verhouding met een opdrachtnemer.
-Voet bij stuk houden bij kwaliteitseisen.
-Bepalen zelf de manier waarop ze omgaan met
Vanuit de theorie van Leary (Vane,2013) dient het
personeel van de opdrachtnemer.
tegengedrag van de opdrachtgever ook tegengedrag van de
-Confronteren wanneer eisen niet worden gehaald.
opdrachtnemer op te roepen.
Dit gebeurt echter niet in praktijk.
Ondergedrag:
-Geen interesse tonen in personeel van de
Dat dit niet gebeurd komt volgens Covey (2009) door de
opdrachtnemer.
onafhankelijkheid van de opdrachtgevers.
-Faciliteren van schoonmakers (CVM).
Op basis van de wens om zelf te kunnen kiezen en de
verantwoordelijkheid te nemen zal de onafhankelijke actor
ook niet reageren op positiewisselingen van een ander als hij
Samen- en tegengedrag:
daar geen belang bij heeft.
Samengedrag:
-Afspraken over toetsingsmethode werkdruk(CVM).
Tegengedrag:
-Kennis en expertise van opdrachtnemer negeren.
-Niet vragen naar innovatie.
-Confronteren met resultaten.
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
-Stelt eisen voor het bestek op voor de intermediair
-Stelt eisen aan integriteit en certificering. (CVM)
Verhoudingspositionering
De positionering van een opdrachtgever verandert van
offensief naar afhankelijk in de verhouding met een
intermediair.
Ondergedrag:
-Laat kennistekort compenseren door de intermediair.
-Laat vertaling van eisen naar het bestek over aan
intermediair.
-Vertrouwd op de intermediair voor het vinden van de
juiste match.
Vanuit de theorie van Leary (Vane,2013) dient het
ondergedrag van de opdrachtgever te leiden tot bovengedrag
van de intermediair. In deze verhouding sluit de theorie aan
op de praktijk.
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
- concretisering van maatschappelijk verantwoord
ondernemen (MVO) in het bestek (CVM).
Covey (2009) verklaart dit gedrag doordat de opdrachtgever
erkent dat de wederzijds afhankelijke intermediair de
belangen van beide actoren behartigd.
Tegengedrag:
-Geeft geen inzicht in budget.
25
Schoonmakers - Teruggetrokken
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
-Bepaalt zelf de manier waarop ze omgaan met
schoonmakers.
-Stelt grenzen aan de uitvoering van werkzaamheden
-Geeft opdrachten buiten werkzaamheden.
-Uit kritiek direct op schoonmaker.
Ondergedrag:
Geen.
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
-Aanwezig zijn bij werkoverleggen van de schoonmakers
en leidinggevende. (CVM)
Verhoudingspositionering
De positionering van een opdrachtgever verandert van
offensief in concurrerend.
Vanuit de theorie van Leary (Vane,2013) dient het
tegengedrag van de opdrachtgever ook tegengedrag van de
schoonmaker op te roepen.
De praktijk volgt in deze verhouding de theorie.
Volgens Covey (2009) is de verschuiving in deze verhouding te
verklaren doordat de concurrerende positie de
onafhankelijkheid van de actorengroep kan benadrukken. De
relatiewens “kijk eens hoe goed ik ben” uit figuur 2.3 valideert
deze veronderstelling.
Tegengedrag:
-Interne cultuur niet aan willen passen.
-Maakt geen tijd vrij voor sociale interactie met
schoonmakers.
Opdrachtgevers - Offensief
5.3 Verhoudingen intermediairs
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
-Belooft een goede match te vinden voor de
dienstverlening.
-Neemt aanbestedingstraject over
-Eist vertrouwen in expertise
Ondergedrag:
Geen
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
-Ondersteunt in het vormgeven van het contract.
Vanuit de theorie van Leary (Vane,2013) dient het bovengedrag
van de intermediair te leiden tot ondergedrag van de
opdrachtgever. In deze verhouding sluit de theorie aan op de
praktijk.
Covey (2009) verklaart dit gedrag doordat de opdrachtgever zich
afhankelijk opstelt en de intermediair vanuit zijn wederzijdse
afhankelijkheid daarom een leider wordt.
Tegengedrag:
Geen.
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
-Beoordeelt de geleverde prestaties.
Opdrachtnemers - Meewerkend
Intermediairs-Helpend
Verhoudingspositionering
De positionering van een intermediair verandert van helpend
naar leidend in de verhouding met een opdrachtgever.
Verhoudingspositionering
De positionering van een intermediair verandert niet omdat er
geen directe verhouding aanwezig is. De intermediair
beoordeelt alleen meetbare prestaties van de opdrachtnemer.
Ondergedrag:
Geen.
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
Geen.
Tegengedrag:
Geen.
26
Schoonmakers - Teruggetrokken
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
-Beoordeelt indirect de prestaties van schoonmakers.
Ondergedrag:
Geen.
Verhoudingspositionering
De positionering van een intermediair verandert niet omdat er
geen directe verhouding aanwezig is. De intermediair
beoordeelt alleen meetbare prestaties van de opdrachtnemer
welke verband hebben met de prestaties van de schoonmakers.
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
Geen.
Tegengedrag:
Geen.
5.4 Verhoudingen schoonmakers
Opdrachtnemers – Meewerkend
Intermediairs - Helpend
Opdrachtgevers - Offensief
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
Geen.
Schoonmakers- Teruggetrokken
Verhoudingspositionering
De positionering van een schoonmaker blijft teruggetrokken in
de verhouding met een opdrachtgever.
Ondergedrag:
-Geen interesse tonen in opdrachtgever.
-Reactieve instelling naar werkzaamheden.
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
- Werkoverleg met aanwezigheid van de
opdrachtgever en schoonmaker. (CVM)
Vanuit de theorie van Leary (Vane,2013) dient het bovengedrag
van de opdrachtgever te leiden tot ondergedrag van de
schoonmaker. In deze verhouding sluit de theorie aan op de
praktijk.
Covey (2009) verklaart dit gedrag doordat de afhankelijkheid van
de schoonmaker leidt tot een vraag naar dominant gedrag
vanuit een andere actor.
Tegengedrag:
-Misstanden kenbaar maken bij opdrachtgever. (CVM)
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
Geen.
Verhoudingspositionering
De positionering van een schoonmaker verandert niet omdat er
geen directe verhouding aanwezig is.
Ondergedrag:
-Afwachtend of de intermediair hetzelfde beoordeelt
als de opdrachtnemer.
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
Geen.
Het waargenomen gedrag komt voort uit de afhankelijkheid van
de schoonmakers, omdat de beoordelaar niet zichtbaar is.
“onbekend maakt onbemind”
Tegengedrag:
-Wantrouwen naar de intermediair door indirecte
beoordeling van hun werkzaamheden.
Boven- en ondergedrag:
Bovengedrag:
-Grijpt in bij verdenking van te hoge werkdruk middels
werkdrukmeting. (CVM)
- Melden zaken die tegen de Cao ingaan bij werkgever
zonder represailles.(CVM)
Ondergedrag:
-Onzekerheid over de validiteit van
werkdrukmetingen.
-Afwachtend totdat een opdrachtgever ze naar een
opleiding stuurt.
Verhoudingspositionering
De positionering van schoonmakers wisselt van teruggetrokken
naar opstandig in de verhouding met de opdrachtnemer
(werkgever).
Vanuit de theorie van Leary (Vane,2013) dient het tegengedrag
van de schoonmaker te leiden tot tegengedrag van de
opdrachtnemer (werkgever). Hiernaast leidt het ondergedrag tot
bovengedrag. In de praktijk is dit niet gesignaleerd.
Covey (2009) verklaart dit gedrag doordat de afhankelijkheid van
de schoonmakers vraagt om duidelijkheid en een dominante rol
van de tegengestelde actor. Zowel de onzekerheid als het
afwachtende gedrag leidt tot opstandig gedrag als vraag naar
leidend gedrag.
27
Samen- en tegengedrag:
Samengedrag:
Geen.
Tegengedrag:
-Vragen werkdrukmeting aan als de werkdruk te hoog
voelt.(CVM)
-Geven misstanden aan bij de opdrachtgever.(CVM)
-Geen interesse tonen in nieuwe werkgever bij
contractwisseling.
-Geen interesse tonen in doorontwikkeling.
.
5.5 Overzicht verhoudingen
Onderstaande tabellen geven alle geïdentificeerde wisselingen naar verhoudingspositioneringen
weer. Ze geven de branchepositie weer die een actorengroep zegt dat hij inneemt en de positie die
hij vertoont in verhoudingen volgens de acht gedragstyperingen Leary (Vane, 2013). In hoofdstuk zes
wordt ingegaan op het effect van de verhoudingspositioneringen tijdens een verhouding.
28
6.0 Verhoudingsanalyse
Dit hoofdstuk is een vervolg op de geconstateerde verhoudingspositioneringen van actorengroepen
uit hoofdstuk vijf. Omdat de belangen van een actorengroep niet zijn veranderd onder invloed van de
verhoudingspositionering wordt gesproken van een onafhankelijke variabele. Binnen dit hoofdstuk
wordt de vraag gesteld of herkenbaar gedrag vanuit de CVM binnen de verhouding bepalend is
geweest voor de uiteindelijke verhoudingspositionering van beide actorengroepen.
Tot slot wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op de effecten van verhoudingen op actorengroepen
buiten de betreffende verhouding.
6.1 Effecten binnen verhoudingen
Deze paragraaf beschrijft per directe verhouding of de ruimte aanwezig is om belangen te behartigen
volgens de gedragstyperingen van Leary (Vane,2013). Daarnaast wordt er ook gekeken welke
artikelen uit de CVM te herkennen zijn in de effecten per verhouding. Dit houdt in dat er wordt
geanalyseerd of het gevraagde gedrag uit de CVM past binnen de verhoudingspositionering van
beide actoren. Door het ontbreken van directe verhoudingen van de intermediairs tot de
opdrachtnemers en de schoonmakers worden deze niet geanalyseerd.
6.1.1 Opdrachtnemers VS opdrachtgevers - meewerkend VS offensief
Doordat beide actorengroepen zich positioneren om de belangen van de opdrachtgevers te
behartigen kunnen de opdrachtnemers zich alleen inzetten op de identieke belangen in deze
verhouding. Deze gelijke belangen zijn imago en continuïteit die in deze verhouding worden
vormgegeven door de opdrachtgever.
De CVM is binnen deze verhouding te herkennen uit het volgende gedrag:
 Het ondergedrag van opdrachtnemers waarin zij de vormgeving van de aanbesteding volgen.
 Het samengedrag van opdrachtnemers in het faciliteren van schoonmakers.
 Het samengedrag van opdrachtnemers om samen met de opdrachtgever een toetsingsmethode
af te spreken van de werkdruk.
 Het ondergedrag van opdrachtgevers bij het faciliteren van schoonmaak.
Opdrachtnemers: De geconstateerde verhoudingspositionering is terug te vinden in het gedrag dat
de CVM tracht te bereiken bij deze actorengroep door te richten op samen-en ondergedrag.
Opdrachtgever: De CVM richt zich bij opdrachtgevers op het realiseren van ondergedrag. De
uiteindelijke verhoudingspositionering is echter gebaseerd op bovengedrag.
6.1.2 Opdrachtnemers VS schoonmakers – offensief VS opstandig
Deze verhouding wordt binnen de CVM gezien als een werkgever-werknemer relatie. Door de
conflicterende posities binnen deze verhouding wordt er geen aandacht besteed aan mogelijke
gedeelde belangen. Hoewel Leary de verhouding als voorspelbaar ziet volgens zijn typeringen wordt
wel de kanttekening gemaakt dat dit gedrag niet aanhoudend dient te zijn (Vane,2013). Aanhouden
van dit gedrag leidt voor de offensieve en de opstandige actorengroep tot respectievelijk meer ruziën
en meer wantrouwen. De opstapeling in deze verhouding is voor schoonmakers een aanleiding om
de verhouding tijdelijk te verlaten middels stakingen.
De CVM is binnen deze verhouding te herkennen uit het volgende gedrag:
 Het samengedrag van opdrachtnemers om tevredenheid te onderzoeken van werknemers.
 Het bovengedrag van schoonmakers om in te grijpen bij verdenking van te hoge werkdruk.
 Het bovengedrag van schoonmakers om zaken te melden die tegen de Cao in gaan.
Opdrachtnemers: Het gewenste samengedrag vanuit de CVM verschilt met de
verhoudingspositionering die opdrachtnemers uiten. Deze actorengroep uit vooral tegengedrag.
29
Schoonmakers: De CVM richt zich voor deze actorengroep op het vertonen van bovengedrag. De
schoonmakers vertonen echter ondergedrag vanuit de verhoudingspositionering.
6.1.3 Opdrachtgevers VS intermediairs – afhankelijk VS leidend
Binnen deze verhouding staat de behartiging van de belangen van beide partijen centraal. Om dit te
bereiken veranderen de opdrachtgevers hun afhankelijkheidsvorm van onafhankelijk naar
afhankelijk(Covey, 2009) om via de leidende verhoudingspositionering van de intermediairs hun
belangen te laten behartigen. Volgens Leary heeft de helpende branchepositionering gezorgd voor
samengedrag vanuit de opdrachtgevers (Vane,2013) waarna de intermediairs zich leidend zijn gaan
gedragen om aan de relatiewens van de opdrachtgevers te voldoen. Covey (2009) verklaart deze
verhoudingspositionering vanuit de wederzijdse afhankelijkheid van de intermediairs.
De CVM is binnen deze verhouding te herkennen uit het volgende gedrag:
 Het bovengedrag van opdrachtgevers om eisen te stellen aan de integriteit van de intermediairs.
 Het samengedrag van opdrachtgevers om MVO te concretiseren in het bestek.
 Het bovengedrag van de opdrachtgever om te eisen dat een intermediair aangesloten is bij een
brancheverenging en beschikt over certificering.
Opdrachtgevers: Vanuit de CVM wordt bovengedrag en samengedrag aangestuurd. In de
verhoudingspositionering van de opdrachtgever tegenover de intermediair is echter ondergedrag
gesignaleerd op basis van de aard van deze verhouding. Het beoogde samengedrag wordt wel
gerealiseerd.
Intermediairs: De intermediair ervaart de invloed van de CVM indirect via zijn opdrachtgever. De
CVM heeft de opdrachtgever in staat gesteld om eisen te stellen aan de integriteit en
vakbekwaamheid van de intermediair.
6.1.4 Opdrachtgevers VS schoonmakers – concurrerend VS teruggetrokken
Deze verhouding kenmerkt zich doordat opdrachtgevers hun belangen ten koste van de
teruggetrokken schoonmakers willen behartigen. De opdrachtgevers hebben hierin geen weerstand
van de schoonmakers omdat deze actorengroep hier vooral gehoorzaamt om hun relatiewens vorm
te geven: ‘’laat me maar met rust’’ (Vane, 2013). De schoonmakers richten zich met dit gedrag op het
uitvoeren van de werkzaamheden in het contract met zomin mogelijk weerstand.
De CVM is binnen deze verhouding te herkennen uit het volgende gedrag:
 Het samengedrag van opdrachtgevers en schoonmakers om gezamenlijk aanwezig te willen zijn
bij werkoverleggen van de schoonmakers met hun leidinggevende.
Opdrachtgevers: De vraag van de CVM naar samengedrag is niet te herleiden uit de
verhoudingspositionering. De opdrachtgevers vertonen tegengedrag in de verhoudingspositionering
met schoonmakers.
Schoonmakers: De vraag van de CVM naar samengedrag is niet te herleiden uit de
verhoudingspositionering. De schoonmakers vertonen tegengedrag in de verhoudingspositionering
met opdrachtgevers.
30
6.2 Effecten buiten verhoudingen
Deze paragraaf beschrijft welke effecten geconstateerd zijn bij actorengroepen buiten de betrokken
actorengroepen in een verhouding. In deze paragraaf wordt niet ingegaan op verhoudingen die
geen verdere geconstateerde effecten hebben dan onderling.
6.2.1 Opdrachtnemers – opdrachtgevers
Omdat de opdrachtnemers in deze verhouding weinig tot geen ruimte hebben voor het behartigen
van hun belangen trachten zij deze te behartigen door de verantwoordelijkheid hiervoor te
verschuiven naar de schoonmakers. Dit effect draagt bij aan het uiten van de offensieve
verhoudingspositionering van de opdrachtnemers tegenover de schoonmakers.
Indien er sprake is van een contractwisseling hebben de verhoudingspositioneringen van
actorengroepen geen ingebouwde ruimte in het speelveld om de belangen van de schoonmaker te
belichten. De nieuwe opdrachtnemer zal zich zodoende richten op het behartigen van de belangen
van de opdrachtgever.
6.2.2 Opdrachtnemers – schoonmakers
Op basis van het elkaar voedende conflict binnen deze verhouding is een effect op de continuïteit
geconstateerd bij opdrachtgevers. Dit effect uit zich in een verhoogd ziekteverzuim en lagere
productiviteit bij de schoonmakers. Deze constatering wordt gevalideerd middels interviews met
meerdere respondenten. Binnen de situatie van een contractwisseling is het effect op continuïteit
significanter aanwezig, maar alleen op basis van een daling in productiviteit.
6.2.3 Opdrachtgevers – intermediairs
Vanuit de theorie van Leary (Vane,2013) dient het samengedrag van de intermediairs
ook samengedrag van de opdrachtnemers op te roepen. De intermediairs beloven immers om een
juiste match voor de opdrachtgevers te vinden. Uiteindelijk zal een opdrachtnemer een gunning
krijgen op basis van een match waarvan niet zeker is hoe dit is beoordeeld door de intermediair. Er is
vanuit de opdrachtnemer hierdoor geen inzicht in de verwachtingen van de opdrachtgever over deze
match.
Doordat intermediairs ook onafhankelijke kwaliteitscontroles uitvoeren ontstaat er bij de
schoonmakers en opdrachtnemers een tweede effect. Beide actorengroepen worden beoordeeld op
meetbare prestaties door een beoordelaar. Deze beoordelaar heeft de opdrachtnemer geselecteerd
op een match, maar voor zowel de opdrachtnemers als de schoonmakers heeft de betreffende
beoordelaar geen ‘’gezicht’’ omdat hier nooit een interactie mee is geweest.
Theoretisch gezien zal de opdrachtnemer zijn positie wisselen naar afhankelijk (“help me”) om inzicht
te verkrijgen in de werkzaamheden van de intermediair om een ‘’gezicht’’ te koppelen aan de
meetbare beoordeling (Vane, 2013). Doordat deze interactie er niet is leidt dit effect tot wantrouwen
van schoonmakers en opdrachtnemers naar intermediairs. Het wantrouwende gedrag is vanuit de
theorie van Covey (2009) verklaarbaar omdat afhankelijke actoren zoeken naar leiding.
31
7.0 Conclusies & aanbevelingen
Dit hoofdstuk beschrijft de getrokken conclusies voortvloeiend uit de methodische aanpak en de
overige conclusies welke geïdentificeerd zijn gedurende het onderzoek. De verschillende conclusies
beantwoorden samen de hoofdvraag. Per getrokken conclusie wordt een aanbeveling gedaan. De
hoofdvraag voor dit onderzoek luidde:
“Wat is de invloed van de Code verantwoordelijk marktgedrag op de onderlinge verhoudingen in de
schoonmaakbranche?”
Deze vraag wordt in paragraaf 7.1 beantwoord per geïdentificeerde directe verhouding. Paragraaf
7.2 beschrijft de overige conclusies uit de onderzoeksperiode met betrekking tot het onderwerp.
7.1 Interventie van de CVM op gesignaleerde effecten op de markt
Deze paragraaf beantwoordt de hoofdvraag middels de geïdentificeerde verhoudingspositioneringen
en de wijze waarop de CVM hierop van invloed is geweest. Hiernaast wordt getoetst of de CVM in
staat is om de gesignaleerde effecten van de verhoudingen te beheersen. Aansluitend worden
aanbevelingen gedaan op welke wijze de CVM hierop kan inspelen.
Opdrachtnemer – opdrachtgever
Conclusie
De CVM vraagt van opdrachtgevers een meewerkende rol stelt hiermee deze actorengroep niet in
staat om het offensieve gedrag van de opdrachtgever te kunnen beïnvloeden. Omdat de
opdrachtgever meewerkend moet zijn vanuit de CVM en afhankelijk is vanuit het groeicontinuüm van
Covey (2009) zal deze actorengroep niet zelfstandig het gedrag van de opdrachtgever kunnen
beïnvloeden. Indien een opdrachtnemer wel de groeistap zet richting onafhankelijk gedrag zou dit
tegen de regels van de CVM zijn. Hiermee beperkt de CVM de groeipotentie van opdrachtnemers
binnen het groeicontinuüm.
Tussen deze actorengroepen zijn de gedeelde belangen imago en continuïteit geconstateerd. Deze
gedeelde belangen worden echter niet door beide actorengroepen volledig benut.
Aanbeveling
Om het gedrag van de onafhankelijke offensieve opdrachtgever te kunnen beïnvloeden dient een
opdrachtnemer tegengedrag of bovengedrag te vertonen.
Vanuit de afhankelijke positie van de opdrachtnemer stelt Covey (2009) dat deze eerst door moet
groeien naar onafhankelijkheid voordat zij voldoende samenwerkend bovengedrag kunnen vertonen.
De CVM kan deze groeistap realiseren door ondergedrag bij opdrachtnemers te generen want
ondergedrag roept immers bovengedrag en daarmee onafhankelijkheid op. De artikelen van de CVM
moeten zich expliciet gaan richten op het uitvragen van kennis en expertise van opdrachtnemers.
opdrachtgevers zijn in staat om dit gedrag te vertonen omdat zij dit ook doen tegenover
intermediairs. Tevens leidt dit gedrag tot het benutten van de gedeelde belangen omdat het een
reden geeft om te investeren in groei naar wederzijdse afhankelijkheid van beide actorengroepen.
32
Opdrachtnemers – schoonmakers
Conclusie
De huidige verhouding tussen deze actorengroepen leidt altijd tot hoge manifeste weerstand
(Kleijn,2009; Vane,2013). Deze weerstand resulteert vervolgens in een daling van de productiviteit en
onderling vertrouwen en in het bijzonder bij contractwisselingen. In het verlengde hiervan beperkt
deze verhouding de wens van schoonmakers om door te ontwikkelen zoals de CVM vraagt.
Aanbeveling
Doordat beide actorengroepen in deze verhouding in hun aard afhankelijk zijn valt hier een rol aan te
geven voor intermediairs. De intermediairs dienen in staat te worden gesteld om te bemiddelen
tussen de opdrachtnemer en de schoonmaker bij contractwisselingen. Enerzijds beheerst dit de
daling in vertrouwen en productiviteit en anderzijds geeft dit een gezicht aan de onafhankelijke
beoordelaar van de prestaties van deze actorengroepen.
Het artikel in de CVM dat een intermediair alleen de belangen behartigd van de opdrachtgever dient
hierdoor heroverwogen te worden.
Opdrachtgevers – intermediairs
Conclusie
Intermediairs beloven een match te vinden voor de schoonmaakdienstverlening van de
opdrachtgever. Echter blijkt in de praktijk dat er geen directe verhoudingen zijn vanuit intermediairs
naar opdrachtnemers en schoonmakers. Dit impliceert dat deze actorengroep een belang heeft
waartoe zij zelf niet in staat is om het te behartigen. Doordat de beoordeling van deze match niet is
gebaseerd op een directe verhouding is het niet te waarborgen dat een correcte match ook een
correcte naleving garandeert.
Aanbeveling
Zoals de aanbeveling bij de verhouding tussen opdrachtnemers en schoonmakers stelt valt er
rendement te behalen door een wisseling van de scope van intermediairs:
“De intermediairs dienen in staat te worden gesteld om te bemiddelen tussen de opdrachtnemers en
schoonmakers bij contractwisselingen. Enerzijds beheerst dit de daling in vertrouwen en productiviteit
en anderzijds geeft dit een gezicht aan de onafhankelijke beoordelaar van de prestaties van deze
actorengroepen. Het artikel in de CVM dat een intermediair alleen de belangen behartigd van de
opdrachtgever dient hierdoor heroverwogen te worden”.
Aanvullend geeft deze wisseling van scope de intermediairs een kans om de belofte op een correcte
match te waarborgen.
Opdrachtgevers – schoonmakers
Conclusie
Schoonmakers bieden weerstand op twee verschillende manieren. Zij doen dit met lage verborgen
weerstand door niet actief op te gaan in de organisatie en met hoge manifeste weerstand door te
staken. Beide vormen van weerstand hebben geen invloed tijdens de verhouding. De lage verborgen
weerstand wordt niet opgemerkt en bij hoge manifeste weerstand staat de verhouding tijdelijk op
non-actief (Kleijn,2009)
Aanbeveling
Opdrachtgever moet volgens de theorie van Leary (Vane,2013) samengedrag uiten om samengedrag
van schoonmakers op te roepen. Omdat iedere vorm van weerstand invloed heeft op de
productiviteit en het ziekteverzuim is het voor de opdrachtgevers niet in het eigen belang om
33
tegengedrag te vertonen. De CVM dient de artikelen ondersteunend gedrag naar schoonmakers te
concretiseren om op deze wijze zijn belangen te kunnen blijven behartigen. Deze aanbeveling geldt
ook voor het bevorderen van de doorontwikkeling van de schoonmaker.
7.2 Overige conclusies uit het onderzoek.
Deze paragraaf beschrijft de conclusies uit de onderzoeksperiode welke relevant zijn voor het
onderwerp maar los staan van de hoofdvraag.
Anonimiteit van intermediairs
Vanuit de interviews met opdrachtnemers is naar voren gekomen dat aanbestedingen in de markt op
basis van schrijfstijl zijn te koppelen aan intermediairs. Deze identificeerbaarheid leidt ertoe dat
tenderteams zich zijn gaan richten op aanbestedingen welke door specifieke intermediairs in de
markt zijn gezet. Deze focus is te herleiden uit de kennis die opdrachtnemers hebben over de
beoordelingsmethodiek van de betreffende intermediair. Intermediairs met een identificeerbare
schrijfstijl kunnen zodoende geen representatieve inschrijverspoule krijgen voor de opdrachtgever.
Onbenut groeipotentieel
De verhouding tussen opdrachtnemers en schoonmakers wordt voornamelijk beïnvloed door overige
actorengroepen in plaats van een samenkomst van de verhoudingspositionering van deze twee
actorengroepen. Het is kenmerkend dat twee afhankelijke actorengroepen belangen hebben welke
bijzonder dicht bij elkaar liggen. Toch vindt er geen concrete samenwerking plaats tussen deze
actorengroepen welke moet leiden tot groei van beide. Hierbij is geen actorengroep actief focust op
de groeipotentie van deze verhouding.
Een tweede onbenut groeipotentieel doet zich voor bij opdrachtgevers. Opdrachtgevers welke
trachten door te groeien naar wederzijdse afhankelijkheid vanuit de theorie van Covey (2009) krijgen
hierop geen concrete respons van opdrachtnemers. Bij het in de markt zetten van een aanbesteding
met een vraag naar creatieve oplossingen van een casus zijn de resultaten volgens interviews met
opdrachtgevers veelal eenduidig en teleurstellend.
Werving en selectie
Werving en selectie van personeel wordt door de CVM alleen benaderd op het gebied van
leidinggevende functies. Uit interviews met opdrachtnemers blijkt dat schoonmakers niet worden
geworven op basis van een match met de werkgever. Hiernaast is er ook geen sprake van selectie
van schoonmakers door de afwezigheid van een sollicitatieprocedure. Deze procedure leidt tot een
werknemersbestand zonder competentieprofiel. De CVM vraagt echter wel in haar artikelen dat
schoonmakers betrokken, sociaal en enthousiast zijn in combinatie met een wens tot
doorontwikkeling. Dit artikel kan niet gewaarborgd worden zolang de CVM bij werving en selectie
alleen spreekt van leidinggevende functies.
Sanctionering
Wanneer een actor handelt in strijd met de CVM heeft de codecommissie een openbaar platform om
dit gedrag kenbaar te maken middels een gele kaart. Indien een actor een gele kaart heeft ontvangen
en zijn gedrag positief heeft veranderd bestaat er de kans om alsnog een bad practice award te
ontvangen bovenop de gele kaart. De nominaties voor deze award blijven namelijk het gehele jaar
geldig en openbaar volgens de voorzitter van de codecommissie op de website van de CVM
34
(www.codeverantwoordelijkmarktgedrag.nl). Bij het uitdelen van de gele kaart is er vanuit de
codecommissie sprake van samengedrag omdat er direct advies wordt gegeven om samengedrag bij
de overtreder op te roepen. Indien deze overtreder gedurende het jaar samengedrag blijft vertonen
kan het uitreiken van de bad practice award als tegengedrag van de worden ervaren. Vanuit de
theorie van Leary (Vane, 2013) roept dit tegengedrag ook opnieuw tegengedrag op bij de overtreder.
Ondertekening schoonmakers
De CVM gaat in haar artikelen uit van vier actorengroepen voor het uiten van verantwoordelijk
gedrag. In tegenstelling tot de opdrachtnemers, opdrachtgevers en intermediairs hebben
schoonmakers naast de vakbonden geen mogelijkheid om de uiting van verantwoordelijk gedrag
openbaar te maken terwijl zij persoonlijk worden aangesproken binnen de CVM.
35
8.0 Resultatenanalyse
Dit hoofdstuk beschrijft de beperkingen welke invloed hebben op de betrouwbaarheid en validiteit
van dit onderzoek. Hierna wordt aandacht besteed aan de bredere toepasbaarheid van de resultaten
en aansluitend worden mogelijke vervolgonderzoeken besproken.
8.1 Onderzoeksbeperkingen




In dit onderzoek is de aanname gemaakt dat een koepelorganisatie de belangen van haar leden
meer prioriteit geeft dan de belangen van de organisatie zelf.
Actorengroepen zijn gegeneraliseerd naar een enkele branchepositionering. Dit kan afwijken van
specifieke organisaties omdat is getracht om een gemiddelde te nemen als branchepositionering
zodat iedere organisatie hier raakvlakken mee heeft.
Het groeicontinuüm van Covey(2009) en de Roos van Leary (Vane, 2013) zijn theorieën welke zijn
ontwikkeld voor het verklaren van gedrag van individuele personen.
Binnen de interviews met de actorengroep opdrachtgevers staat het aantal niet-ondertekenaars
tot ondertekenaars niet in verhouding. Dit levert verminderde representativiteit op van het
gedrag van niet-ondertekenaars in verhoudingen.
8.2 Bredere toepasbaarheid
In essentie heeft het onderzoek getracht gedrag te verklaren door een vergelijking te maken van de
branchepositionering (ik zeg dat ik zo handel) en de verhoudingspositionering (ik reageer zo op jou)
van individuele actorengroepen.
Deze vorm van gedragsverklaring is toe te passen in iedere situatie waarin het actorenaantal zo groot
is dat generalisatie naar actorengroepen de enige werkbare onderzoeksopzet is.
Voorbeelden hiervan zijn de beveiligingsbranche en de contractcontractcatering waarin in grote
lijnen dezelfde actorengroepenverdeling aanwezig is. De codecommissie is op het moment van
schrijven een onderzoek aan het uitvoeren naar de implementatie van een gedragscode in de
genoemde facilitaire branches.
8.3 Vervolgonderzoeken
Binnen het onderzoek is getracht om gedrag onder andere te verklaren middels het groeicontinuüm
van Covey (2009). Het is waardevol voor de branche om per actorengroep te onderzoek of en op
welke wijze zij in staat zijn om te groeien tot wederzijdse afhankelijkheid in de gehele branche.
36
Literatuurlijst
Boeken:







Covey, S.R. (2009). De zeven eigenschappen van effectief leiderschap (42e druk).
Amsterdam/Antwerpen: Business Contact.
Davis, M.N. (2011). Inleiding tot de speltheorie (90e druk). Amsterdam: Het Spectrum.
Hermans, L. & Lei, T. van der (2012). Actoren analyses: Methoden voor een succesvol beleid of
project (1e druk). Amsterdam: Pearson Education Benelux.
Kleijn, H. & Rorink, F. (2009). Verandermanagement (2e editie). Pearson Education.
Vane, S. (2013). Werken met de Roos van Leary (2e druk). Amsterdam: Boom Lemma uitgevers.
Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger
onderwijs.(2e druk) Boom onderwijs.
Zimbardo, P.G. & Johnson, R.L. (2009) Psychologie, een inleiding (6e editie). Pearson Education.
Publicaties:

Spil, T. van der & Gijsbers, E. (2012). De Nederlandse Facility Management Markt: Een overzicht
van cijfers, trends en ontwikkelingen 2012. Naarden: FMN
Digitale bronnen:







Blokland, K. e.a. (2013). Nieuwe bezems vegen schoner. (Geraadpleegd op 8 maart 2013).
Codecommissie (2011). Code verantwoordelijk marktgedrag in de schoonmaak- en
glazenwassersbranche. (Geraadpleegd op 15 januari 2013)
Codecommissie (z.d.) Inleiding. (Geraadpleegd op 23 februari 2013):
http://www.codeverantwoordelijkmarktgedrag.nl/code/inleiding/
Codecommissie (12 april 2013) Commissie code deelt wederom gele kaarten uit. (Geraadpleegd
op 22 mei 2013): http://www.codeverantwoordelijkmarktgedrag.nl/nieuws/commissie-codedeelt-wederom-gele-kaarten-uit/
Respons (z.d.) De geschiedenis van de schoonmaak. (Geraadpleegd op 3 april 2013):
http://www.responsschoonmaak.nl/schoonmaak/geschiedenis/
Rijksoverheid (z.d.) Documenten en publicaties. (Geraadpleegd op 2 maart 2013):
(http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/convenanten
VMS (november 2012) Committeren aan gedragsregels. (Geraadpleegd op 23 april 2013):
http://www.masterkeyplus.nl/nl/publicaties/Artikel%20Committeren%20aan%20gedragsregels%
20VMS-november%202012.pdf
37
BIJLAGEN
Bijlage I
: Code verantwoordelijk marktgedrag
Bijlage II
: Organisatiestructuur codecommissie
Bijlage III
: Covenantenvergelijking
Bijlage IV
: Interviews
Bijlage V
: Themabijeenkomst
38
Bijlage I Code verantwoordelijk marktgedrag
Code Verantwoordelijk Marktgedrag
In de schoonmaak- en glazenwasserbranche
In de Code staan ook praktische zaken uitgewerkt, waarmee richtlijnen
gegeven worden hoe een en ander ook feitelijk kan worden
geëffectueerd. De nadruk ligt daarbij op het beoogde effect, maar niet
op de juridische regelvastheid: meer professionele marktwerking,
verbetering van werk- en arbeidsomstandigheden, versterking van de
kwaliteit van productie en arbeid.
Preambule
De ondertekenaars van de Code nodigen andere partijen uit om mede te
tekenen. Deze uitnodiging is een appel, gegrond op de gegroeide
overtuiging dat verandering nodig en mogelijk is. Het is een positieve
uitnodiging en nadrukkelijk niet de bedoeling dat deze een dwangmatig
karakter aanneemt. Professionaliteit en verantwoordelijk marktgedrag, in
een context van maatschappelijke verantwoordelijkheid, dat wordt met
deze Code nagestreefd.
De Code is een levend document, dat nu eerst in de publiciteit wordt
gebracht, en dat vervolgens in praktijk wordt gebracht door de
ondertekenaars. Tegelijk wordt een appel gedaan op andere partijen
om mede te tekenen en, vooral, er mee aan de slag te gaan. Op grond
van die praktijkervaringen wordt de Code, zowel qua inhoud als qua
effect geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Evaluatie en eventuele
aanpassing zijn voorzien als onderdelen van het vervolgproces.
De Code is het product van gemotiveerde en betrokken samenwerking
van zeer verschillende partijen, die vanuit een gezamenlijke zorg en
inspiratie na intensief overleg elkaar hebben gevonden.
Opdrachtgevers, werkgevers (tevens opdrachtnemers), werknemers en
makelaars vormen een unieke combinatie, met welke vanuit verschillende
verantwoordelijkheden het probleem van de onvolwassen marktwerking in
de schoonmaak- en glazenwassersbranche onder ogen is gezien. Dat
heeft geleid tot de overtuiging dat een verandering in het marktgedrag
nodig is. In de Code wordt zowel het gemeenschappelijk kader, als wat elk
der partijen vanuit de eigen verantwoordelijkheid op zich neemt,
beschreven. Elk der partijen geeft op zijn eigen wijze die
verantwoordelijkheid vorm. De werkgevers hebben een branchevereniging
die met de leden dwingend afspraken kan maken, dat geldt evenzo voor de
makelaars. De individuele opdrachtgevers verbinden zich met elkaar door
het tekenen van de code, zij kennen geen koepelorganisatie. De
vakverenigingen stimuleren werknemers actief de code na te leven.
Bij het implementeren van de voornemens en afspraken uit de Code wordt
met deze verschillende verantwoordelijkheden, en de mogelijkheden en
beperkingen die dat met zich brengt, goed rekening gehouden.
De Code doet een appel op het maatschappelijke verantwoordelijkheidsbesef van alle betrokkenen, in het bijzonder van de leidinggevenden van
bedrijfsleven en overheden. Dit appel is in eerste instantie moreel, maar
uiteindelijk ook zakelijk.
3-14
4- 14
1
2
3
4
5
6
Bijlage II Organisatiestructuur codecommissie CVM







NS
Schiphol Group
OSB
FMN
FNV Bondgenoten
CVN Vakmensen
ROC Friese Poort




Erasmus MC
Rijksoverheid
F-MEX
Stichting van gecertificeerde
makelaars in
schoonmaakdienstverlening
7
Bijlage III Covenantenvergelijking
Ten opzichte van de CVM wordt bij de vergeleken convenanten specifiek ingegaan op de taken van
iedere actor samenwerking tussen actoren. Hiernaast wordt de meetbaarheid van de resultaten
ingebouwd en gereguleerd middels autoriteit vanuit een commissie, taskforce of kerngroep.
Een ander verschil met de CVM is de specificatie van de looptijd. In eenieder van de vergeleken
convenanten wordt, naast het doel, een toekomstbeeld geschetst ter bevordering van de
haalbaarheid. Het meest significante verschil is de specificatie van de doelstelling; in plaats van een
fenomeen (een functioneel werkende markt) wordt een doelsituatie met succescriteria aangegeven.
Overeenkomstig met de CVM hebben drie van de vergeleken convenanten de beperking dat de
overeenkomst niet in rechte afdwingbaar is. De uitzondering hierop is het hoofdlijnenakkoord 20122015; hierin is rechtsgang als artikel gespecificeerd.
Vergeleken convenanten (www.rijksoverheid.nl):









Afspraken over gezamenlijke aanpak schoolverzuim in het MBO;
Convenant energiebesparing bestaande woningen en gebouwen;
Convenant MBO raad en Ministerie van VROM inzake duurzaam inkopen;
Convenant onbedwelmd slachten volgens religeuze riten;
Convenant veilig openbaar vervoer;
Green deal verduurzaming zwembaden;
Hoofdlijnen akkoord 2012-2015;
Koepelconvenant energiebesparing gebouwde omgeving;
Principles of good practice.
8
Bijlage IV Interviews
Deze bijlage geeft weer met welke actoren de onderzoekers hebben gesproken en welke vragen
hierbij zijn gesteld. De interviewvragen van opdrachtnemers, opdrachtgevers en intermediairs zijn bij
elkaar gevoegd. Deze interviewvragen zijn terug te vinden onder A. De interviewvragen van
schoonmakers zijn apart opgenomen in verband met het verschil qua vragen. Deze interviewvragen
zijn vervolgens terug te vinden bij B. In C volgt een uitwerking van de resultaten van de interviews
met de actorengroepen welke daarna gegeneraliseerd worden geanalyseerd. Deze gegeneraliseerde
uitkomsten zijn de basis voor de branche- en verhoudingspositionering. De uitkomsten van de
schoonmakers hebben geen analyse nodig omdat hier is gesproken met de president van het
schoonmaakparlement, welke representatief is voor alle schoonmakers. Interviews met de
koepelorganisaties zijn oriënterend van aard geweest en zodoende niet uitgewerkt binnen de punten
van het hoofdonderzoek.
A: Interviewvragen opdrachtnemers/opdrachtgevers/intermediairs
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
Wat uw standpunt t.o.v. de code verantwoordelijk marktgedrag?
Hoe ervaart u de code verantwoordelijk marktgedrag in praktijk?
Ervaart u een bepaalde druk vanuit de code verantwoordelijk marktgedrag?
Wat heeft er toe geleid dat u wel/niet heeft getekend voor de code verantwoordelijk
marktgedrag?
Hoe kenmerkt de verhouding zich met de andere actoren?
OSB
Codecommissie
FNV Vakbond
Intermediairs
Opdrachtnemers
Opdrachtgevers
Schoonmakers
Heeft de code verantwoordelijk marktgedrag invloed gehad op de relatie tussen andere
actoren in het proces?
Wat is de invloed van actoren op uw bedrijf ten opzichte van het vormgeven en naleven van
het contract?
Welke invloed heeft u ten opzichte van actoren in de schoonmaakbranche?
Hoe bent u omgegaan met de stakingen in 2010 en 2012?
Bij welke vakvereniging/branchevereniging bent u aangesloten?
Tot slot, wilt u zelf nog iets kwijt over de code verantwoordelijk marktgedrag?
9
B: Interviewvragen schoonmakers
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Wat uw standpunt als schoonmaker t.o.v. de CVM?
Hoe ervaart u de CVM in praktijk?
Ervaart u een bepaalde druk vanuit de CVM op opdrachtnemers/opdrachtgevers?
Hoe is de verhouding van een schoonmaker t.o.v.
Codecommissie
FNV Vakbond
Opdrachtgevers
Opdrachtnemer
OSB
Heeft de CVM invloed gehad op de beloofde werkdruk, CAO onderhandeling e.d. of: Wat
heeft u als president gemerkt van de CVM op de werkvloer? Of heeft de staking meer invloed
gehad.
Welke invloed heeft een schoonmaker ten opzichte van actoren in de schoonmaakbranche?
Welke invloed heeft u als president ten opzichte van actoren in de schoonmaakbranche?
Wat zou u graag willen veranderen in de schoonmaakbranche?
Is de werkdruk daadwerkelijk zo hoog als dat wordt gezegd?
Wanneer zou uw functie als president schoonmaker overbodig zijn?
Merkt u dat dagschoonmaak een trend is?
Wat doet u zelf om het respect te verbeteren t.o.v. de schoonmaker?
Interview met schoonmakers (aanvulling):
1.
2.
3.
4.
Hoe gaat u om met contractwisselingen?
Wat is voor u de ideale werkgever?
Voelt u zich gestimuleerd om door te ontwikkelen?
Zou u ervoor openstaan als een werkgever het helemaal anders zou willen aanpakken door
middel van in contact gaan met de schoonmaker op een andere wijze dan dat nu gebeurt?
5. Hoe ziet voor u de ideale overgang eruit?
10
C: Uitwerking van de interviews
Deze paragraaf beschrijft de uitwerkingen van de interviews per actorengroep:
C1 Opdrachtnemers, C2 Opdrachtgevers, C3 Intermediairs en C4 Schoonmakers. De antwoorden van
iedere actor wordt onder elkaar geplaatst waarna er een gegeneraliseerd antwoord wordt gegeven.
C1 Opdrachtnemers:
1. Wat uw standpunt t.o.v. de code verantwoordelijk marktgedrag?







Positief, er is een verbetering van de huidige situatie ten opzichte van prijzen die feitelijk niet
haalbaar kunnen zijn. Ik zie nu voorbeelden van aanbestedingen die aan de code voldoen.
Het bestuur wil de CVM levend houden. De CVM biedt een platform om met elkaar in gesprek te
blijven over verantwoordelijk ondernemen.
De code is volgens mij een “dood geboren kindje”. Wat je veel ziet in de branche is dat de
bedrijven met een voorbeeldfunctie deze negeren en juist laag inschrijven. Hierdoor denken veel
kleinere partijen dat laag inschrijven moet om mee te kunnen blijven doen. Grote bedrijven
kunnen laag inschrijven als investering.
Diep triest dat wij een code nodig hebben. Ik heb nog steeds het gevoel dat er opdrachtnemers,
opdrachtgevers en intermediairs voor de laagste prijs gaan. Wel meer stabilisatie door de code.
Of de code het juiste instrument op de neerwaartse prijsspiraal te breken vraag ik me af.
Wij staan volledig achter de CVM. We vinden het moeilijk om gunning te verliezen omdat de
winnaar zich niet aan de CVM houdt.
Zeer tevreden, met open armen ontvangen. Je ziet ook echt dat de code zijn kracht heeft bij
opdrachtgevers, maar dat zij nog niet klaar zijn om controle uit handen te geven.
Goed initiatief om in de toekomst wellicht stakingen te voorkomen waardoor continuïteit
gewaarborgd kan worden.
Ik ben heel erg positief over de CVM. Heel veel bedrijven werkten al volgens de richtlijnen van de
CVM. Deze bedrijven krijgen nu extra erkenning voor hun werkzaamheden. Voor sommige
bedrijven kan het handig zijn dat deze richtlijnen op papier staan.
Analyse:
Opdrachtnemers zijn positief over de intentie van de CVM. Introductie van de CVM heeft vooral
gezorgd voor bewustwording van maatschappelijk denken en handelen. Er is voornamelijk bij
opdrachtnemers een verbetering te zien in de manier van aanbesteden. Expliciet aanbesteden op de
laagste prijs wordt erkend als niet verantwoordelijk.
2. Hoe ervaart u de code verantwoordelijk marktgedrag in praktijk?



In de praktijk is het lastig omdat de eisen van een opdrachtgever nog wel eens kunnen
veranderen is het heel moeilijk om hier flexibel mee om te gaan.
We merken dat opdrachtgevers ons nu serieuzer nemen sinds invoering van de CVM.
Opdrachtgevers vragen om marktconsultaties, maar dit gebeurt in de praktijk nog zelden.
Hiernaast hebben al onze concurrenten ook de CVM getekend waardoor wij niet achter konden
blijven.
Ik heb de code moeten tekenen voor het OSB-keurmerk. Verder merk ik er niet zo veel van. Ik ga
dan ook heel anders om met mijn opdrachtgevers. Ik bepaal zelf de prijs waar ik voor werk en
niet de persoon die betaald. Als ze mijn bod dan niet accepteren dan is dat jammer maar ik lig er
niet van wakker. Bij het vormen van de prijs is de kwaliteitsborging leidend.
11





Als er problemen tussen mijn bedrijf en opdrachtgever dan los ik dat liever zelf op dan dat ik
daarbij een code in de hand neem welke mij verteld welke stappen ik dien te ondernemen.
Vanuit opdrachtgevers merk ik niets van de CVM.
Ik denk dat de CVM opdrachtgevers en opdrachtnemers dichter bij elkaar heeft gebracht. Ik weet
niet of de CVM de werknemer-werkgever relatie heeft bevorderd. Vanuit de CVM hebben wij een
eigen tool ontwikkeld voor toepassing van verantwoord marktgedrag naar partijen in de markt.
De beleving van de opdrachtgevers is gestegen, zij vragen in een aanbesteding verantwoordelijk
ondernemen als eis uit aan de opdrachtnemers.
Er zijn een aantal hele goede dingen aan naar voren gekomen. Tegelijkertijd wat we nu ook zien,
dat de code een onderscheidend vermogen is of wordt gebruikt door partijen als marketingtool.
Bedrijven moeten van de OSB de code ondertekenen. De OSB legt daar druk op met het OSBkeurmerk.
In de praktijk kom ik het weinig tegen, dat ze over de code iets hebben of echt benoemen dat ze
volgens de code werken. Ik zie ook bijna op geen enkele website dat bedrijven gebruik maken
van de CVM als zijnde profilering.
Analyse:
De CVM heeft meer impact in de bewustwording en het bespreken van verantwoordelijk
ondernemen dan dat het concrete verschillen heeft gemaakt binnen de opdrachtnemers. Dit is deels
te verklaren doordat heel veel contracten nog een looptijd hebben voor introductie van de CVM.
Nieuw afgesloten contracten zie je algemeen gezien weinig specifiek veranderingen behalve dat de
prijs niet nog lager zijn is geworden. Regionale schoonmaakaanbieders ervaren minder problematiek
dan landelijke spelers.
3. Ervaart u een bepaalde druk vanuit de code verantwoordelijk marktgedrag?








Wij ervaren geen druk vanuit de code. Ik denk dat alle facetten aanwezig zijn voor het kunnen
doen goede inschrijvingen.
Als actief lid van de CVM kijken wij mee naar de beoordeling van de bad practices. Wij kunnen
het onszelf niet veroorloven om fout marktgedrag te vertonen.
Ik ervaar totaal geen druk van de CVM. Het enige wat ik merk is hoe de OSB het verplicht voor
het keurmerk.
Nee ik ervaar geen druk vanuit de CVM. Ik ben ook nog nooit benaderd om te ondertekenen.
Wel zie ik af en toe berichten voorbij komen over het uitdelen van gele kaarten.
Het is nog niet keihard allemaal geregeld. Ik denk dat de sanctiemethode werkt omdat veel
partijen bang zijn voor een gele kaart.
Wij ervaren geen druk vanuit de CVM.
Geen directe druk, wat je wel ziet is dat bedrijven die de code niet naleven een bezoek krijgen
van de commissie of dat deze worden aangeschreven. Als tweede druk door het OSB omdat je
verplicht bent de CVM te ondertekenen. Tot slot kan je een gele kaart ontvangen voor het niet
naleven van de regels uit de CVM.
Nee ervaren geen bepaalde druk vanuit de CVM. Ik ben het nog niet tegengekomen dat een
opdrachtgever aan mij hier vragen over heeft gesteld.
Analyse:
In het algemeen wordt er geen specifieke druk ervaren door opdrachtnemers vanuit de CVM. Enkel
dat ze kunnen worden genomineerd voor een gele kaart en dat dit in zekere mate van angst oproept.
12
4. Wat heeft er toe geleid dat u wel/niet heeft getekend voor de code verantwoordelijk
marktgedrag?








Het is een proces dat je volgt. Het heeft ook een goed effect op de uitstraling van de
onderneming, zodoende gebruiken wij het als een marketingmethode.
De voorwaarden uit de code passen wij ook toe op particulieren door open en transparante
communicatie en prijsonderbouwing als uitgangspunt te nemen.
Als actief lid zijn we zeer betrokken geweest bij de totstandkoming van de CVM. Wij willen de
branche verder professionaliseren en wij denken dat de CVM hier een bijdrage aan levert.
Verplicht om toe te treden tot de OSB en daardoor het OSB-keurmerk te krijgen.
Ik heb de CVM bewust niet ondertekend omdat ik vind dat het gezond verstand moet zijn. Ik ben
het eens met de intentie van de CVM, je kan hier ook niet tegen zijn.
We zijn het volledig eens met de intentie van de CVM en zijn ook door het OSB verplicht om de
CVM te ondertekenen. Daarnaast hebben onze concurrenten zich ook gecommitteerd aan de
CVM.
De vormgeving van de CVM leefde al heel erg binnen ons bedrijf. Wij hoefden geen stappen te
maken om aan de eisen uit de CVM te voldoen.
Logisch traject om daaraan mee te doen. Wij hebben daarnaast zijn onze eigen
kwaliteitstandaarden, deze standaarden sluiten aan bij de CVM. Vandaar dat we code hebben
ondertekend. (Deels verplicht vanuit de OSB.)
Ik heb de CVM niet ondertekend. We willen de CVM best ondertekenen, maar zien het nut er
niet van in. We werken namelijk al volgens de CVM. De regeltjes worden nu opgelegd terwijl het
de normaalste zaak van de wereld is om zo te handelen.
Analyse:
Voor zowel ondertekenaars als niet-ondertekenaars is het moeilijk om tegen de intentie van de CVM
te zijn. In het verlengde hiervan wordt dit argument door beide gebruikt om respectievelijk om wel of
niet te ondertekenen. Landelijke spelers hebben elkaar indirect verplicht om de CVM te
ondertekenen als zijnde marketinginstrument. Vanuit de OSB is het inmiddels ook een verplichting
om de CVM te ondertekenen voor het OSB-keurmerk.
5. Hoe kenmerkt de verhouding zich met de andere actoren?






- OSB
De OSB eist dat wij voldoen aan de NEN 4400 norm voor belasting en sociale premies. Daarnaast
wordt ook voor OSB leden geëist dat zij de CVM hebben getekend en toegepast. Maar op de
toepassing is door de OSB geen controle.
De verhouding met de OSB is voor ons het communicatiekanaal met de politiek. Wij hebben er
dus belang bij dat de OSB zich verder ontwikkeld.
Voor de OSB ben ik onderdeel van het MKB-platform. Ik had nooit zo’n hoge pet op van de OSB
want ze hebben het imago dat ze er alleen zijn voor grotere bedrijven. Via het MKB-platform ben
ik daar anders over gaan denken.
Ik ben geen OSB lid. Dit kan veranderen als het keurmerk meer gewicht krijgt in de markt en
opdrachtgevers er expliciet om gaan vragen.
Met de OSB hebben we periodiek overleg over ontwikkeling van de branche. Goede verplichting
dat de code is opgenomen in het OSB keurmerk.
We zijn aangesloten OSB lid en hebben regelmatig overleg m.b.t. de branche. Hier komt de CVM
ook ter sprake.
13


We zijn lid van de OSB en zitten daarnaast nog in het bestuur van deze vereniging. We zijn bij het
OSB aangesloten omdat het een portaal is naar de politiek en daarmee lobby activiteiten kunnen
uitvoeren.
Wij zijn geen lid van de OSB, we zijn hiervoor een te klein bedrijf. Goed dat de OSB er is als
vakvereniging. We zijn geen lid vanwege de kosten. Wanneer er geen lidmaatschap wordt
gevraagd dan word ik graag lid om kennis uit te wisselen met andere opdrachtnemers.
Analyse:
Veel opdrachtnemers zijn verbonden met de OSB omdat zij hier een aangesloten lid van zijn.
Hierdoor zijn zij ook verplicht te handelen volgens de afspraken in de CVM. Wanneer zij dit niet
naleven worden zij geroyeerd uit het register van de OSB. Opdrachtnemers hechten in het algemeen
veel waarde aan de interne kennis en expertise uitwisseling tussen leden.








- Codecommissie
Met de codecommissie hebben wij alleen contact gehad voor het ondertekenen van de CVM.
Als actief lid hebben wij periodieke gesprekken met andere leden van de CVM over de
beoordeling van aanbestedingen.
Deze verhouding kenmerkt zich alleen door het tekenen van de CVM.
Geen verhouding met de commissie.
Open relatie, nog niet intensief. Terugkoppeling vanuit de code inzake vormgeving
werkzaamheden. Je realiseert je hoe je de code moet communiceren naar buiten. Wij voeren de
druk zelf op, actief benaderen van opdrachtgevers.
We hebben regelmatig contact met leden van de codecommissie op de themabijeenkomsten.
Geen direct contact met de codecommissie.
Door de codecommissie ben ik nog nooit benaderd om de CVM te ondertekenen.
Analyse:
In het algemeen hebben ondertekenaars van de CVM alleen contact gehad met de codecommissie bij
inschrijving. Niet-ondertekenaars worden niet actief aangesproken door de commissie om te
ondertekenen.








- Vakbond
Met de vakbonden hebben wij nooit contact gehad. Ook niet tijdens stakingen.
Met de FNV hebben we regelmatig contact op het gebied van werkdrukmetingen. Daarnaast
krijgen wij het gevoel dat het schoonmaakparlement de vorm aan gaat nemen van een politieke
partij.
Met de vakbonden heb ik niets te maken.
Met de vakbonden heb ik geen verhouding. Mijn schoonmakers zijn voor zover ik weet geen lid
van een vakbond.
Met de vakbonden hebben we een goede verhouding sinds de stakingen. We begrijpen dat we
met z’n allen de branche omhoog moeten helpen.
Vakbonden zijn erg content met de manier van waarop we omgaan met de schoonmakers.
Met vormgeving van de Cao zijn we een gesprekpartner voor de vakbonden. Hierdoor hebben we
periodiek overleg.
Met de vakbonden heb ik nog nooit contact gehad.
Analyse:
Met uitzondering van de opdrachtnemers waar stakingen zijn gehouden is er weinig tot geen contact
met de vakbonden.
- Intermediairs
14








Wij hebben geen contact met intermediairs gehad. Het is altijd maar afwachten wat ze doen. Wij
zijn in het verleden wel een keer buiten spel gezet door een intermediair.
Met intermediairs hebben geen direct contact, wel is er bij ons een tenderteam dat onderhand
heel veel kennis heeft ontwikkeld waarbij zij aan de schrijfstijl kunnen herkennen van welke
intermediair het afkomstig is. Wij vinden het ook heel vreemd dat wij bij sommige intermediairs
een heel ander gunningspercentage hebben dan gemiddeld.
Vanuit mijn rol als opdrachtnemer mis ik af en toe inzicht in de werkzaamheden van de
intermediair. Ik weet niet wat voor een soort persoon het is en ik vind het prettig om iemand
recht aan te kunnen kijken.
Ik heb geen vertrouwen in intermediairs omdat zij tegenover mij niet transparant zijn in wat zij
doen voor de opdrachtgever. Vervolgens heeft mijn opdrachtgever wel kritiek op mijn uitvoering.
Ik mis hierin de dialoog met de persoon die mij beoordeelt.
Wij hebben zelf veel tijd gestoken in het vertalen van de CVM naar de doelstelling en
methodieken. Het is altijd maar de vraag of de beoordelingsmethodiek van de intermediair
overeenkomt met onze eigen beoordelingsmethodieken.
Met intermediairs hebben we geen contact omdat wij een voorkeur hebben voor direct contact
met de opdrachtgever. Deze keuze is gemaakt om zelf de wensen en eisen van de opdrachtgever
te horen en hier mogelijk op te adviseren.
We zijn van mening dat de enorm uitgebreide bestekken vooral door intermediairs zijn gekomen.
Hoe ingewikkelder de constructie, hoe meer controle ze hebben.
De verhouding met de intermediairs verloopt meestal vrij goed. Wel zou ik soms meer
duidelijkheid van ze willen over de manier waarop ze mijn werk beoordelen.
Analyse:
Vanuit de aard van de werkzaamheden van de intermediairs hebben opdrachtnemers weinig contact
met deze actorengroep. Hierdoor is er weinig tot geen inzicht in de werkzaamheden die zij verrichten
wat leidt tot wantrouwen naar intermediairs.








- Mede opdrachtnemers
Er vindt geen vergelijking plaats tussen collega-aanbieders. Wel wil ik strategisch met kleine
regionale bedrijven om tafel zitten om collectief in te kunnen schrijven voor grotere
aanbestedingen zoals een collega opdrachtnemer dit heeft gedaan met kleinere bedrijven om
toch een relevante tegenpartij te kunnen zijn voor landelijke spelers.
Via de CVM zijn we onderling meer met elkaar in contact gekomen om te bespreken hoe we ooit
de markt zo ver hebben kunnen laten komen. Onderling heerst er wel veel verdeeldheid over de
exacte oorzaak hiervan.
Via het MKB-platform kom in contact met opdrachtnemers. Hier discussiëren wij over
vormgeving en naleving van de CVM en contractvormen.
Ik heb niet veel contact met andere opdrachtnemers omdat ik vind dat ik zelf verantwoordelijk
ben voor mijn onderscheidend vermogen en flexibiliteit.
Als lid van de OSB komen wij veel in contact met andere opdrachtnemers. Hierin worden tal van
zaken besproken.
Buiten de bijeenkomsten van de OSB hebben we weinig direct contact met andere bedrijven.
Verder zie je elkaar weleens tijdens de screening van een object.
We hebben bijna geen contact met mede-opdrachtnemers, enkel via de OSB.
Met andere opdrachtnemers heb ik niet veel contact. Soms krijg ik werk van grotere spelers
omdat zij het werk niet kunnen of willen en de opdracht onder aanbesteden.
15
Analyse:
Aangesloten leden van de OSB hebben relatief veel contact met elkaar. Buiten deze gesprekken om
vindt er geen direct contact plaats omdat dit tegen het beleid ingaat van de NmA.








- Opdrachtgevers
Dit contact is heel goed. Wij, als regionale speler, investeren veel in relaties en transparantie
tussen onszelf en opdrachtgevers. We hebben veel direct contact met de directie van het bedrijf
dat ons de opdracht gunt. Hierdoor hebben we ook veel sneller contact als er iets mis is. Wij
kunnen dus heel snel voor de opdrachtgever klaar staan en denken dan ook samen voor invulling
van het contract.
Omdat wij heel veel te maken met Europese aanbestedingen hebben wij aan de voorkant weinig
contact met de opdrachtgever. Tijdens uitvoering horen we dan opeens dat ze eisen toch anders
waren dan dat wij geïnterpreteerd hadden uit het bestek. Vervolgens is het lastig om het
menselijke aspect vorm te geven in het contract waardoor de omgang met de schoonmakers vrij
wordt bepaald door de opdrachtgever.
Met opdrachtgevers proberen wij niet de klassieke verhouding te hebben. Als een opdrachtgever
met een probleem zit bepaal ik in overleg de oplossing. Mijn expertise dient leidend te zijn. Dit
lukt echter niet met iedere opdrachtgever omdat veel bedrijven liever zelf ‘’in control’’ zijn.
Het contact met de opdrachtgevers is goed. Als er problemen zijn wordt er direct naar mij, als
eigenaar, gebeld om de problemen op te lossen. Hierdoor worden problemen snel opgelost en
blijft de verhouding goed.
De opdrachtgever laat steeds meer het contract dichttimmeren en vraagt ons zelden om
expertise en kennis te delen. Onder aan de streep is de klant koning.
Met opdrachtgevers hebben wij verreweg het meeste contact. Wij gaan met de opdrachtgever
aan tafel om werkdruk, omgang en faciliteren van schoonmakers te bespreken. Vanuit de
opdrachtgevers merken wij dat een enkele opdrachtgever het prettig vindt als wij ze adviseren.
We proberen verantwoordelijk ondernemen te verkopen aan de opdrachtgever, maar zijn hierin
afhankelijk van de verkoper. Het is geen verplichting om de CVM in dit gesprek mee te nemen.
Met opdrachtgevers vind ik het heel moeilijk dat het aangegeven budget niet klopt. Vervolgens is
het tijdens een opdracht vervelend wanneer je wordt geconfronteerd met het niet halen van
onrealistische eisen.
Analyse:
Opdrachtnemers worden beperkt in hun inbreng van kennis en expertise doordat de opdrachtgevers
veelal controle willen behouden en zodoende een contract vooraf dichttimmeren. De
opdrachtgevers stelt het budget, inkoop en de vorm van aanbesteding vast. Verder zijn
opdrachtgevers vrij om de kwaliteitseisen vast te houden.



- Schoonmakers
Het contact met de schoonmakers verloopt goed. Wij als kleine speler op de markt selecteren
onze medewerkers zelf. Wij beseffen ons heel goed dat de resultaten die wij boeken afhankelijk
zijn van de prestatie van een schoonmaker. Wij zullen dus altijd heel duidelijk zijn welk
verwachtingspatroon wij hebben van de schoonmaker en hoe zij dit kunnen behalen.
Van schoonmakers merken wij heel veel dat zij enkel willen schoonmaken. Dit geeft af en toe
frictie als de opdrachtgever wil dat de schoonmaker eigen initiatief toont. Wij als opdrachtnemer
krijgen hiervan de schuld. Wij moeten de schoonmaker duidelijk maken wat voor gedrag er moet
worden getoond.
Als regionale aanbieder probeer ik mijn schoonmakers bij te brengen hoe ze een goede
dienstverlener zijn. Schoonmakers die dit niet willen zijn bij mijn bedrijf niet welkom.
16





Ik selecteer schoonmakers zelf en leidt ze zelf op tot volwaardige schoonmakers. Ik ben geduldig
met schoonmakers maar ik stel wel hoge eisen aan ze. Wanneer ik problemen signaleer kom ik
contact met de desbetreffende persoon.
Nieuwe schoonmakers vanuit overnames krijgen bij ons eerst een kennismakingsgesprek om
onze werkmethoden te leren kennen. Schoonmakers die bij ons willen blijven bij een
contractovername wordt eerlijk verteld dat er wordt gezocht naar passend werk, maar als dit er
na een bepaalde tijd niet is wordt ontslag aangevraagd. Hier tegenover staat dat schoonmakers
altijd een werkdrukmeting kunnen aanvragen wat heeft geresulteerd in een hogere tevredenheid
onder deze groep.
De verhouding met de schoonmakers is zeer goed. We scoren een hoog op MTO’s en hebben een
zeer laag ziekteverzuim. We proberen de schoonmakers zoveel mogelijk te betrekken bij het
proces en plaatsen een schoonmaker binnen een object dat bij hen past. Voorwaarden hiervoor
is dat de schoonmaker wel past binnen onze bedrijfsfilosofie.
Uiteindelijk zijn schoonmakers het productiemiddel voor de omzet. Dit houdt in dat je moet
blijven investeren in je productiemiddel om je productiviteit in stand te houden. Zoals bij iedere
investering in productiemiddelen moet ook binnen ons bedrijf een investering verspreidt worden
over meerdere jaren.
De verhouding met schoonmakers verloopt soms moeizaam omdat ze niet geïnteresseerd zijn in
doorontwikkeling of contact met de opdrachtgever.
Analyse:
De verhouding met de schoonmakers verloopt moeizaam doordat er vanuit de schoonmakers weinig
interesse wordt opgemerkt bemoeilijkt dit het samenwerkingsproces. Vanuit de werkgeverwerknemer relatie probeert de opdrachtnemer in eerste instantie zijn eigen belangen te behartigen.
Verder wordt er weinig tijd gemaakt door opdrachtgevers om de gebrekkige interesse tegen te gaan.
6. Heeft de code verantwoordelijk marktgedrag invloed gehad op de relatie tussen andere
actoren in het proces?








Het feit dat ik er over communiceer bewijst dat de code nog actief is en uitwerking heeft. De
code biedt veel gespreksvoer tussen de aanbieder en de opdrachtgever. Sommige mensen willen
bij een gesprek er meer over weten. De code is van positieve invloed geweest op de relatie met
overige actoren.
Het verantwoordelijk ondernemen is meer ten sprake gekomen bij de opdrachtgever en de
schoonmaker waardoor de tevredenheid van ons personeel belangrijker is geworden. Richting
opdrachtgever is het faciliteren van schoonmakers een belangrijk bespreekpunt geworden.
Nee. Ik bescherm zelf mijn schoonmakers en de belangen van het bedrijf.
Nee, totaal niet.
Door invoering van de CVM werden onze methodieken bevestigd en dit gaf ons de kans om dit
extra te benadrukken.
Nee, alleen opdrachtgevers zijn zich meer gaan richten op MVO. Wellicht is dit niet vanuit de
CVM, maar vanuit de markt.
Nee dat niet. Uiteindelijk is het de markt en de concurrenten dat je een keer naar de laagste prijs
gaat. De partijen houden zichzelf in de wurggreep door de mededingingswet. Wij willen graag
een minimumprijs afspreken, maar dat is kartelvorming volgens de wet.
De CVM heeft geen invloed gehad op de manier waarop ik werk als onderaannemer. Ik twijfel
soms weleens of de grote bedrijven wel verantwoordelijk handelen.
17
Analyse:
De opdrachtnemers geven aan dat de CVM beperkte invloed heeft gehad op de verhouding met
overige actoren. Enkel is het bewustzijn m.b.t. MVO gegroeid bij opdrachtgevers.
7. Wat is de invloed van actoren op uw bedrijf ten opzichte van het vormgeven en naleven
van het contract?








Opdrachtgevers komen met een vast budget naar ons toe en wij zeggen wat we kunnen leveren
voor dat bedrag. Daarna gaan we samen het gesprek aan voor de werkzaamheden en hoe zij de
schoonmaak gaan faciliteren.
Schoonmakers zijn mondiger geworden en eisen betere omstandigheden tijdens het werk. De
kwaliteitseisen van de opdrachtgever zijn wel hoger geworden omdat ze niet meer op laagste
prijs willen aanbesteden.
Nihil. Ik ga er van uit dat een bedrijf dat zaken met mij wil doen ook gebruik wil maken van mijn
kennis en ervaring. Echter kan ik een opdrachtgever niet vertellen wat zijn eisen en budget
moeten zijn.
De kwaliteitseisen van een opdrachtgever blijven leidend. De opdrachtgevers zijn mondiger
geworden en gaan heel creatief met de beperking op laagste prijs.
Opdrachtgevers zijn in de loop der jaren veel meer eisen gaan stellen. Hierdoor zijn wij ons gaan
focussen op de voldoen van de eisen in plaats van het toetsen van de eisen aan haalbaarheid.
Wij ervaren geen directie invloed van andere actoren op het vormgeven en naleven van het
contract. Wel merken we dat de opdrachtgevers strenger worden bij de kwaliteitscontroles
omdat het meer moet gaan om kwaliteit dan om prijs.
Bij een tendertraject kunnen we helemaal geen invloed uitoefenen. Op andere aanbestedingen
hebben we soms wel invloed, maar soms ook niet. Dit heeft te maken met de instelling van
opdrachtgever, die bepaald de mate van invloed in dit proces.
Er is geen enkele invloed vanuit schoonmakers of intermediairs in het proces, enkel vanaf de
opdrachtgever die eisen stelt aan het budget, vormgeving en naleving van het contract.
Analyse:
Opdrachtgevers blijven leidend in de vorm en naleving van het contract. Opdrachtnemers geven aan
dat de klant uiteindelijk koning is. Wel proberen de opdrachtnemers aan te geven dat bij bezuiniging
niet altijd kwaliteit gewaarborgd kan worden, maar dit geheel aan de opdrachtgever is.





8. Welke invloed heeft u ten opzichte van actoren in de schoonmaakbranche?
Wij kunnen de verwachting van de opdrachtgever beïnvloeden door de wijze waarop ik inschrijf.
Schoonmakers kan ik beïnvloeden door ze bewust te maken van de verwachting van de
opdrachtgever en ze te sturen op de prestaties die ze leveren.
We zijn schoonmakers meer onder druk gaan zetten om de opleiding te gaan volgen.
Wij hebben invloed op opdrachtgevers en schoonmakers. Deze invloed houdt op zodra een
opdrachtgever de prijs niet accepteert. De schoonmakers beïnvloeden wij door middel van het
bepalen van hun werkwijze.
De opdrachtgevers probeer ik aan de voorkant zo goed mogelijk te adviseren welke
mogelijkheden er zijn en wat ze mogen verwachten. De schoonmakers probeer ik uit te leggen
dat iedere opdrachtgever uniek is en een andere aanpak vraagt. De schoonmaker maak ik wel
bewust van het resultaat dat wordt opgeleverd.
Wij sturen schoonmakers heel expliciet aan om doelgericht te werken en flexibiliteit te tonen.
Wij proberen invloed uit te oefenen naar opdrachtgevers middels diverse tools die wij hebben
ontwikkeld vanuit de CVM.
18



Wij proberen onze opdrachtgevers zoveel mogelijk te beïnvloeden op het gebied van realistisch
inkopen van schoonmaakdienstverlening door met ze het gesprek aan te gaan. Opdrachtgevers
verwachten helaas nog wel dat bij bezuinigen hetzelfde kwaliteitsniveau kan worden
aangehouden.
We kunnen de OSB beïnvloeden doordat we een aangesloten lid zijn binnen het bestuur. We
zitten in de CAO raad, waardoor we indirect de schoonmakers beïnvloeden.
Ik neig er soms wel eens naar om bedrijven erop aan te spreken die de CVM hebben
ondertekend waar ze mee bezig zijn (bij foutief handelen). Ik doe dit echter niet omdat ik mijn
relatie met deze partijen in stand wil houden. Schoonmakers zijn uiteindelijk afhankelijk van mij
omdat ik het salaris uitbetaal.
Analyse:
Opdrachtnemers proberen schoonmakers te beïnvloeden door ze te laten werken volgens de vooraf
opgestelde werkmethodieken. Zij oefenen hierop druk uit door deze werkzaamheden ook zelf te
controleren middens een objectleider. Het beïnvloeden van opdrachtgevers i.v.m. contractvorming
wordt wel geprobeerd, maar behaalt niet de gewenste resultaten.
9. Hoe bent u omgegaan met de stakingen in 2010 en 2012?








Voor ons kwamen we de stakingen als een verrassing omdat we de punten uit de stakingen niet
direct konden herkennen in onze bedrijfsvoering. Wij zijn daarna wel gaan navragen aan ons
personeel hoe zij hierover dachten. Ons personeel gaf wel aan de druk te herkennen bij sommige
opdrachtgevers.
Wij als grote speler hebben op het gebied van continuïteit problemen gehad met
opdrachtgevers. Zij gaven ons de schuld van de tegenvallende resultaten.
Daar zijn wij niet mee in aanraking gekomen. We zagen wel aankomen dat de grotere spelers af
en toe contracten afsloten die niet realistisch waren.
Van beide stakingen heb ik geen last gehad. Destijds waren geen van mijn schoonmakers
aangesloten lid van een vakbond.
Als landelijke speler hebben wij veel problemen ervaren tijdens de stakingen. Wij denken dat de
stakingen zijn gericht op het verkrijgen van media aandacht en niet zozeer op het behalen van
doelen.
Vanwege de vele schoonmakers die ons bedrijf heeft zijn we automatisch getroffen door de
stakingen. Wij zijn geschrokken van de spontane assertiviteit die de schoonmakers hadden
terwijl ze binnen het bedrijf dit nooit zo expliciet hadden aangegeven.
Het was van belang om met de stakers in contact te blijven. Ze staken niets voor niets, ze wilde
aandacht op een aantal punten. Wij moesten vervolgens aan onze opdrachtgevers vermelden dat
er geen schoonmaakdienstverlening plaats kon vinden.
Als kleine speler op de markt heb ik de staking pas opgemerkt toen dit in de media kwam.
Analyse:
Landelijke spelers zijn hard getroffen door de stakingen terwijl regionale aanbieders geen
problematiek hebben ervaren. De landelijke spelers hebben als luisterend oor opgetreden door de
wensen en eisen van de schoonmakers in overweging te nemen bij het afsluiten van een nieuwe Cao.
10. Bij welke vakvereniging/branchevereniging bent u aangesloten?


Wij zijn aangesloten bij de VCA omdat dit verplicht is. Wij willen ons graag committeren aan de
OSB, maar zijn hier nog niet klaar voor.
Wij zijn aangesloten bij het OSB en actief lid van de CVM.
19






OSB en daar binnen bij het MKB-platform.
Ik ben aangesloten bij het MKB-platform schoonmaken is een vak.
Wij zijn aangesloten lid van het OSB.
We zijn onderdeel van de branchevereniging OSB .
We zitten in het bestuur van de OSB en zijn hier automatisch dus ook lid van.
Ik ben niet aangesloten bij een branche- en of vakvereniging.
Analyse:
In het algemeen zijn opdrachtnemers aangesloten bij de OSB. Enkel kleine regionale aanbieders
vinden de kosten te hoog voor de voordelen die het oplevert. Wel zijn alle respondenten het eens
met het nut van de OSB.
11. Tot slot, wilt u zelf nog iets kwijt over de code verantwoordelijk marktgedrag?








De intentie van de CVM vinden wij een mooi gedachtegoed maar geloven dat dit nog veel verder
moet groeien naar concrete afspraken.
Ik denk dat wanneer de code er niet was geweest, er meer ruimte was in de aanbestedingswet
tegen lagere prijs. Positief dus dat de code er was. Nu met de gele en rode kaart dat er
daadwerkelijk wordt gepraat onder de inkoper.
Ik vind het triest dat de markt dit nodig heeft. Kennelijk zijn er bedrijven die anders handelen dan
dat zij zeggen.
Sommige bedrijven zien de CVM als marketingtool. Zij zeggen dat ze werken volgens de artikelen
in de CVM, maar de praktijk geeft een ander beeld. Ik wil me niet committeren als de
ondertekenaars dat gedrag niet vertonen. Ik richt mijzelf liever op het onderscheidend vermogen
middels klantcontact en personeelscontact.
Wij werkten altijd als volgens de voorwaarden die de CVM schept.
Vinden het een goed initiatief om verantwoord ondernemen tussen partijen bespreekbaar te
maken.
Zeker groeipotenties richting andere branches. Zeker de moeite om de stap te maken met de
CVM naar andere branches.
Goed dat die regels op papier zijn, maar of dat het nu echt een bijdrage levert, geen idee. Het is
eerder een normale manier van zaken is doen.
Overig:
 Schoonmakers zijn onverschillig geworden tegenover de werkgever.
 Europees aanbestedingen kunnen nog steeds op laagste prijs in de markt gezet worden
omdat de emvi met de laagste prijs de gunning kan krijgen.
 Nieuwe wet in Brussel, welke de Nederlandse aanbestedingswet (april 2013) teniet kan doen.
20
C2 Opdrachtgevers:





1. Wat uw standpunt t.o.v. de code verantwoordelijk marktgedrag?
Wij vinden het belangrijk dat je ook de menselijke kant van de dienstverlening belicht.
Uiteindelijk zijn het mensen die hier werken.
Ik vind het goed dat de CVM er is maar tot nu toe heeft het nog niet het gat verkleind tussen de
commerciële kant van bedrijven t.o.v. de uitvoer van de opdrachten.
Zolang de ideologie van de CVM en de gewenste kwaliteit past binnen het ‘’plaatje’’ van inkoop
dan krijgen we dingen er meestal wel door.
We snappen dat de code in het leven is geroepen, maar vinden dat de code niet toepasbaar is op
iedereen. Wij vinden de code een eenzijdig document, waaraan je jezelf verbindt en niet samen
met andere actorengroepen iets aangaat.
We zijn het eens met het initiatief dat er wat verandert moest worden in de
schoonmaakbranche. De neerwaartse prijsspiraal moest een halt toe worden geroepen.
We hebben de CVM ondertekend en handelen hier ook naar. Voor ons wat dit geen grote
aanpassing in ons gedrag.
Analyse:
Opdrachtgevers sluiten zich aan bij de intentie van de CVM. Niet alle respondenten hebben de CVM
daadwerkelijk ondertekend, maar zien de goede bedoelingen van de commissie. Opdrachtnemers
erkennen de vraag naar een gedragscode in de in hun ogen onvolwassen opdrachtnemersgroep.





2. Hoe ervaart u de code verantwoordelijk marktgedrag in praktijk?
Wanneer je als inkopende partij vooraf niet duidelijke richtlijnen voor prijzen hanteert, kom je
nooit tot goede resultaten. Als ik het over laat aan de opdrachtnemer om advies te geven dan
verlies ik alle controle. Ik merk wel dat de beleving van de schoonmaak is veranderd doordat wij
hier nu dagschoonmaak hebben.
Door introductie van de CVM hebben we nu twee dagschoonmakers welke continu de VSR
normen in stand houden tussen bepaalde tijdsstippen.
We weten dat onze gegunde partij de CVM heeft ondertekend, maar er zich op bepaalde punten
niet aanhoudt.
Wij ervaren de CVM in praktijk goed binnen het management. De gebruikers van ons object
geven wel aan de schoonmakers soms brutaal te vinden.
Enkele artikelen in de CVM zoals werkdrukmeting, overleg met beide partijen en het faciliteren
van schoonmakers weet ik dat het ter sprake in gekomen met de opdrachtnemer. Enkel is er nog
nooit bij ons een werkdrukmeting gehouden.
Analyse:
In de praktijk wordt de CVM opgenomen in de contracten, maar blijft dit achter in de daadwerkelijke
uitvoering. Opdrachtgevers blijven hun van mate van invloed behouden. Verder is op te merken dat
de cultuur binnen de objecten van opdrachtgevers nog niet volledig is aangepast naar de wensen en
eisen van de CVM. Tevredenheid van opdrachtgevers lijkt vooral gebaseerd op het voldoen aan hun
belangen.


3. Ervaart u een bepaalde druk vanuit de code verantwoordelijk marktgedrag?
Nee, wij ervaren geen druk vanuit een commissie. Het lijkt ons ook heel vreemd als welke
commissie dan ook ons gaat vertellen hoe we zaken moeten doen. Wij hebben zelfs in de laatste
aanbesteding geen moment iets gehoord over een gedragscode. Omdat de CVM nog jong is
denken wij dat er nog geen druk kan worden uitgevoerd naar actorengroepen.
Nee, wij ervaren geen druk vanuit de CVM.
21



Nee, wij hebben geen contact met mensen van de CVM.
We ervaren geen druk vanuit de commissie omdat wij de CVM letterlijk hebben gehanteerd in de
aanbesteding.
Nee, we weten dat er bepaalde sancties kunnen hangen aan het niet naleven van de CVM. Maar
dit ervaar ik niet als druk. Ik denk ook niet dat ik wakker lig van een gele kaart omdat prestige
objecten toch altijd wel een partij vinden.
Analyse:
Opdrachtgevers ervaren geen druk vanuit de CVM. Zij worden alleen in de aanbestedingsfase
beoordeeld op de contractvorming en niet tijdens de uitvoering van dit contract.
De sanctioneringen van de commissie genieten wel bekendheid, maar weerhouden opdrachtgevers
niet van het behartigen van eigen belangen.





4. Wat heeft er toe geleid dat u wel/niet heeft getekend voor de code verantwoordelijk
marktgedrag?
Wij verbinden ons eraan, omdat de schoonmaker een normaal salaris verdient en gewoon als
mens kan worden behandelt. Omdat de code hier een beetje aan bijdraagt hebben wij getekend.
We hebben het effect van de stakingen goed gemerkt en wilde deel uitmaken van verbetering
van de totale branche.
Wij hebben de CVM niet ondertekend. Dit heeft ermee te maken dat we het niet eens zijn met
alle punten in de CVM. We vinden voornamelijk dat de opdrachtnemers zich hieraan moeten
houden en niet de opdrachtgevers.
We waren het eens met het standpunt dat er iets moest veranderen. We vonden dat
opdrachtnemers in het verleden opdrachten binnen sleepte welke in de praktijk nooit konden
worden gerealiseerd volgens de contracteisen. Verder denken wij dat de CVM voor de
opdrachtnemers gelijk staat aan verdere professionalisering.
Het is een hele concrete gedragscode voor dit onderwerp en we proberen MVO te handelen en
dit uit te dragen. College van Bestuur heeft het ondertekend en staat onder druk van de
overheid. Daarnaast willen we graag aan de buitenwereld tonen dat we MVO handelen.
Analyse:
In het algemeen hebben de respondenten in dit onderzoek de CVM wel ondertekend. De
uitzonderen geven aan zich niet te kunnen vinden in de vormgeving van de CVM. Zij missen
concretisering van gezamenlijke belangenbehartiging.
5. Hoe kenmerkt de verhouding zich met de andere actoren?





- Codecommissie
Wij zijn nooit benaderd door de codecommissie om als grote partij te ondertekenen.
Geen verhouding met de codecommissie.
We zijn niet benaderd door de commissie om ons aan de CVM te committeren.
Met de commissie van de CVM hebben we nooit direct contact gehad.
Geen contact met de codecommissie gehad.
Analyse:
Opdrachtgevers geven alleen contact te hebben gehad met de commissie in tijden dat de CVM is
ondertekend en de zelfverklaring is opgestuurd. Grotere opdrachtgevers hebben echter wel
aangegeven contact te hebben gehad met de commissie tijdens het tendertraject.
22





- Vakbond
Met de vakbond hebben wij alleen contact gehad tijdens de stakingen in 2010 omdat zij dreigden
te staken op een van onze locaties. Dit hebben wij ternauwernood kunnen tegengaan doordat bij
ons het primaire proces niet kan worden gestopt.
Wij hebben uiteindelijk door druk van de vakbonden twee dagschoonmakers aangesteld. Naast
dit contact hebben wij geen verhouding met de vakbonden.
We hebben enkel contact gehad met de vakbonden over de wijze waarop wij onze aanbesteding
in de markt hebben gezet.
Met de vakbonden hebben we beperkt contact gehad tijdens de stakingen afgelopen jaren. Wel
weten wij dat er in ons object een aantal schoonmakers hier actief lid zijn.
In het verleden hebben we weleens contact gehad met de vakbond omdat enkele zich niet
prettig voelden. Op de vraag waar aan de vakbond: Wat voor criterium heeft prettig voelen?
Konden zij ons geen antwoord geven.
Analyse:
Met de vakbonden is alleen contact geweest gedurende de stakingsperiode. Contact middels
werkdrukmetingen heeft nog niet plaatsgevonden bij alle respondenten.





- Intermediairs
Wij hebben geen relatie met intermediairs omdat wij vanuit onze kennis en ervaring zelf een
aanbesteding in de markt kunnen zetten.
Met intermediairs hebben we in het verleden aanbestedingen in de markt gezet omdat we hier
zelf niet de kennis voor hadden. Dit bureau heeft ons geholpen door onze wensen en eisen te
vertalen in schoonmaakmethodieken. Inmiddels hebben wij zelf de kennis en expertise in huis en
doen wij dit zelf.
Doordat wij zelf alle kennis en expertise in huis hebben middels een contractmanager hebben wij
geen ervaringen met intermediairs.
Intermediairs hebben wij bij onze laatste aanbesteding niet gebruikt. In het verleden hebben wij
diensten van deze groep afgenomen en zij hebben ons ondersteund in het opstellen van het
contract. De kwaliteitscontroles zijn uitbesteed aan een intermediair. Deze partij koppelt de
resultaten van de gegunde partij aan ons middels rapportage. Wij weten uit het verleden wel dat
het voor de opdrachtnemer vreemd is dat wij ze op de fouten wijzen terwijl dit door ons niet zelf
is geconstateerd, maar door een derde.
Wij geloven niet in het concept intermediair omdat wij vinden dat wij de enige zijn die kunnen
beoordelen of een bedrijf een match met ons heeft. Wel voert een onafhankelijk bureau de
kwaliteitscontroles uit in dit object en rapporteert dit naar ons.
Analyse:
Intermediairs worden door opdrachtgevers gezien als een compensatiemiddel bij kennistekort in
tendertrajecten en als onafhankelijke beoordelaar van schoonmaakdienstverlening. Bij de
onafhankelijke beoordeling van resultaten is bij opdrachtgevers bekend dat zowel de opdrachtnemer
als de schoonmaker moeite heeft met het ontbreken van contact met de persoon die een oordeel
over hen velt.

- Opdrachtnemers
Wij hebben alleen een verhouding met de gegunde partij. Deze verhouding is vrij simpel. De
opdrachtnemer heeft een bepaalde beloftes gemaakt en wij houden hem hieraan middels het
contract en metingen. Wij hebben zelf eisen gesteld aan programma en het contract ook zelf
vormgegeven. Als een opdrachtnemer inschrijft en iets belooft staan wij in ons recht om hier ook
de beloofde resultaten van te verwachten.
23




Op basis van ons contractmanagement spreken wij de opdrachtnemer aan op zijn behaalde
resultaten. Hiernaast zullen we ook op locatie de schoonmaker direct aanspreken als er niet
wordt voldaan aan onze verwachtingen.
Met onze opdrachtnemer hebben we veel contact. We zijn tevens ook elkaars partner en hebben
minimaal een keer per maand overleg. Ieder kwartaal is er rapportage van de resultaten en
houden we een medewerkers motivatie onderzoek. Door de directeur van de gegunde partij is
wel gevraagd of wij willen tekenen voor de CVM.
Met opdrachtnemers hebben wij alleen periodiek contact tijdens de contractduur of als de
situatie uit de hand loopt. Wel zijn er middels de CVM afspraken gemaakt over de manier waarop
we samen de werkdruk beoordelen. Vooraf hebben wij zelf de vorm van aanbesteding en
contract bepaald.
Vanwege onze oplegging door de overheid zijn wij genoodzaakt om Europees aan te besteden.
Hierdoor geven wij zelf het contract vorm op een wijze die ons goed lijkt binnen de
aanbestedingswet. Hierdoor hebben wij alleen contact met de opdrachtnemer tijdens het
contract. Wij beoordelen middels het onafhankelijk bureau de resultaten van de opdrachtnemer
en zodoende van de schoonmaker. Er vindt periodiek overleg plaatst op strategisch, tactisch en
operationeel niveau.
Analyse:
De opdrachtgevers geven aan een hoge mate van invloed te hebben op opdrachtnemers op zowel de
voorkant als tijdens naleving van het contract. De wijze waarop opdrachtgevers de resultaten
controleren is alleen gebaseerd op dat wat meetbaar is. Uit de interviews met opdrachtgevers is
gebleken dat zij voornamelijk hun eigen belangen willen behartigen voordat zij overwegen om een
samenwerking aan te gaan.





- Schoonmakers
Doordat we dagschoonmaak hebben opgenomen in het contract is er meer waardebeleving van
de dienstverlening. Doordat wij een goede verhouding met de schoonmaker onderhouden
kunnen we altijd vragen om iets meer of iets anders te doen.
Zoals hierboven als benoemd spreken we schoonmakers aan wanneer iets niet naar wens is. Dit
houdt in dat wanneer de resultaten niet voldoende zijn of als de schoonmaker niet
representatief is dit wordt gemeld.
Schoonmakers moeten bij ons voldoen aan hele hoge eisen van representativiteit. Ze zijn bij ons
meer dan alleen schoonmakers. Ze zijn het visitekaartje van ons als opdrachtgever naar de
interne en externe klant toe. Hier tegenover staat dat de medewerkers als eigen personeel
worden gezien. Doordat onze schoonmakers meer zijn dan mensen die het pand onderhouden
accepteren we niet zomaar ieder persoon in deze functie. Dit eisen wij van de opdrachtnemer.
Contact met schoonmakers verloopt via de objectleider en de intermediair. We spreken de
objectleider aan wanneer er misstanden zich voordoen.
Vanwege de grootte van ons object en het aantal schoonmakers spreken wij niet tot nauwelijks
direct met hen. Dit gebeurt in principe alleen middels een objectleider of manager.
Analyse:
Opdrachtgevers baseren de tevredenheid over schoonmakers vooral op het aanpassingsvermogen en
een direct antwoord kunnen geven op vragen. Schoonmakers worden naast directe invloed ook
beïnvloed via de opdrachtnemer om resultaten te boeken.
24





6. Heeft de code verantwoordelijk marktgedrag invloed gehad op de relatie tussen andere
actoren in het proces?
Direct heeft de CVM hier geen invloed op gehad, maar indirect wel. We waren altijd al heel erg
betrokken bij de mensen die bij ons werken, maar kunnen dit nu ook benadrukken naar buiten
toe aan de hand van de CVM.
We hebben schoonmakers meer een hospitality functie gegeven. Hier komen we nu alleen op
terug want dit verhoogt de werkdruk en de resultaten worden niet gehaald. Hiernaast zijn we
ook aanwezig bij werkoverleggen van schoonmakers.
Geen behalve dat wij sommige regels ook hanteren vanuit de CVM. Deze regels hadden wij zelf
ook al opgesteld, maar de code heeft deze ook aangegeven.
De CVM heeft invloed gehad op de manier waarop we tegen schoonmakers zijn gaan aankijken.
We waren al begaan met de schoonmakers, maar de CVM heeft dit extra benadrukt. Met de
opdrachtnemer hebben we meer overleg op het gebied van MTO en KPI’s.
Ja dat denk ik wel, wij houden de CVM in het contract en wij verwachten dat de opdrachtgever
dat ook doet. Wij verwachten hier vooral een grote verandering in bij de opdrachtnemer in de
manier waarop deze dynamische eisen door vertaalt naar zijn personeel.
Analyse:
De opdrachtgevers geven in het algemeen aan dat er geen directe invloed is van de CVM op het
vormen van verhoudingen met andere actoren. Het merendeel van de opdrachtgevers gaven aan de
CVM te gebruiken in contractvorming, maar niet in de contractuitvoering.





7. Wat is de invloed van actoren op uw bedrijf ten opzichte van het vormgeven en naleven
van het contract?
Deze invloed van andere actorengroepen is niet aanwezig. Wel zijn we meer naar luisteren naar
de schoonmakers, maar we zien dit niet als invloed.
Wij ervaren geen invloed van andere actoren in de branche.
Weinig, wij hebben vooraf bepaald op welke wijze het werk van de opdrachtnemer wordt
gecontroleerd en hoe de schoonmaker wordt gefaciliteerd en ingezet.
Wij ervaren hoogstens invloed van schoonmakers wanneer een werkdrukmeting aanvragen.
Voordat dit wordt uitgevoerd kijken we eerst zelf of de melding terecht is.
De intermediair welke kwaliteitscontroles uitvoert komt ook met verbetervoorstellen voor
naleving van het contract en deze volgen wij. We ervaren geen druk vanuit de opdrachtnemer
voor vormgeving en naleving van het contract.
Analyse:
Opdrachtnemers ervaren geen invloed van andere actorengroep. De enige directe invloed is het
aantal inschrijvingen en de uiteindelijke prijs van de emvi. Deze prijs kan de opdrachtgever niet
weigeren.




8. Welke invloed heeft u ten opzichte van actoren in de schoonmaakbranche?
Wij stellen eisen op en geven het contract vorm. De opdrachtnemende partij is vrij om hierop in
te schrijven.
Wij spreken de aanbestede partij aan op de meetbare resultaten die zij leveren. Dit zijn zowel de
opdrachtnemers als de schoonmakers.
Wij bepalen in hoge mate het personeelsbeleid binnen ons object en hebben vooraf eisen
opgesteld waaraan de schoonmaak dient te voldoen.
Vooraf hebben we in het contract bepaalde eisen opgenomen waaraan de schoonmaak dient te
voldoen. We rekenen de opdrachtnemer en indirect de schoonmaker af op niet behaalde
resultanten van de schoonmaak.
25

We hoge mate van invloed op opdrachtnemers wanneer zij de gestelde normen niet behalen.
Met schoonmakers hebben we af en toe moeilijkheden omdat ze ongeïnteresseerd en
teruggetrokken lijken te zijn.
Analyse:
Opdrachtgevers genieten een hoge mate van invloed op zowel de opdrachtnemer als de
schoonmaker. Zij worden aangestuurd op basis van belangenbehartiging van de opdrachtgever.
Tijdens het vormen van het contract wordt door de opdrachtgever alles dichtgetimmerd om controle
te behouden tijdens de contractduur.





9. Hoe bent u omgegaan met de stakingen in 2010 en 2012?
Er werd bij ons gedreigd met stakingsacties, maar dit hebben wij tegen kunnen houden. Hierdoor
hebben wij geen problematiek ervaren tijdens de stakingen behalve dat wij noodscenario’s
hebben moeten ontwikkelen voor verdere vervolging van onze eigen dienstverlening.
De stakingen hebben ons buitensporig hard getroffen, terwijl dit in ons geval niet terecht was.
Hierdoor hebben we verschillende faciliteiten in het gebouw moeten sluiten. Het contact met de
schoonmakers en vakbonden is in het algemeen goed verlopen.
Wij hebben geen problemen ervaren met de stakingen.
Door de stakingen zijn we er bewust van geworden dat het anders moet. We hebben gekeken of
we onze belangen beter kunnen behartigen door ruimte te bieden aan de gegunde partij. De
ruimte is vooraf kenbaar gemaakt en kent ook duidelijke grenzen.
Wij hebben de opdrachtnemer gemeld dat stakingen binnen ons object als niet wenselijk werden
ervaren. In het verlengde hiervan heeft ook maar een deel van de schoonmakers gestaakt. Dit
geheel is gecompenseerd in de facturatie.
Analyse:
Opdrachtgevers moesten het accepteren dat er stakingen waren. In enkele gevallen zijn
opdrachtgevers tot een overeenkomst gekomen de schoonmakers, opdrachtnemers en vakbonden
om continuïteit te waarborgen.







10. Tot slot, wilt u zelf nog iets kwijt over de code verantwoordelijk marktgedrag?
Wij zijn van mening dat de CVM deels een marketinginstrument is voor meerdere
actorengroepen.
De stakingen zijn volgens ons georganiseerd door de vakbonden om meer leden te werven en
niet zozeer de belangen te behartigen van de schoonmakers.
Volgens de CVM voldoen wij aan alle normen, maar desalniettemin komt het op twee man aan
op de gehele dag om het pand schoon te houden.
Wij zijn het niet eens met de code, wel een goed initiatief, maar de code is nog niet innovatief
genoeg om te voldoen aan ons concept. We sluiten het niet uit om de code wellicht te
ondertekenen in de toekomst.
Opdrachtnemer is volgens ons nog niet in staat om in te springen op ontwikkelingen bij de klant.
Terecht dat schoonmakers zijn gaan staken. Hierdoor is de CVM ontwikkeld en biedt het
perspectief voor een stabiele markt.
Het contract is leidend in onze omgang met de opdrachtnemer en de schoonmaker. Hierin speelt
de CVM geen rol omdat wij deze hebben doorgevoerd in de contractvorming.
26
C3 Intermediairs:






1. Wat uw standpunt t.o.v. de code verantwoordelijk marktgedrag?
Wij onderschrijven hem op de doelstellingen, werkomstandigheden van de schoonmakers. Daar
zijn we het duidelijk mee eens. Wij gebruiken ook zeker bovenstaande doelstellingen in de
bestekken die we schrijven. Op het gebied van intermediairs, dat specifieke stukje, daar zijn we
het niet mee eens. We zien ons ook bijvoorbeeld niet als makelaar in de schoonmaakbranche,
maar zien ons echt als een adviesbureau.
De CVM is voor de branche heel belangrijk. Het is een middel om te bereiken wat iedereen in de
branche wil, de branche moet naar een hoger plan worden getild en dat komt mede tot stand
door de CVM. De schoonmaakbranche heeft niet het beste imago, een gedragscode helpt mede
om de branche een beter imago te geven.
Wij vinden het van belang dat de CVM er gekomen is, dit omdat schoonmakers een kwetsbare
groep is die in bescherming dient genomen te worden. Grote bedrijven die willen zo goedkoop
mogelijk handelen. Vooral naleving van de code is erg belangrijk, alleen tekenen is niet genoeg.
We zijn erg positief over de CVM. We vinden het belangrijk dat het menselijke aspect meer
aandacht krijgt. Het schoonmaak werk bestaat uit 90% mensenwerk.
Uitstekend initiatief, blij dat de code tanden heeft. Ben blij dat er al verschillende gele kaarten
zijn uitgedeeld aan partijen.
We vinden het raar dat er een gedragscode in het leven is geroepen om de huidige tendens te
doorbreken. Als je prijs weghaalt is gedrag het enige onderscheidend vermogen. Als je gedrag
normaliseert blijft er dus niks over van je onderscheidend vermogen.
Geweldig initiatief welke hopelijk de prijserosie kan stabiliseren in de branche.
Analyse:
In het algemeen staan intermediairs positief tegenover de CVM. De intermediairs geven aan dat de
artikelen uit de CVM deels overeenkomen met de gedragscode van de EMCAS. Hier zijn meerdere
respondenten al aangesloten lid.






2. Hoe ervaart u de code verantwoordelijk marktgedrag in praktijk?
Wij ervaren de CVM in de dagelijkse praktijk. Opdrachtgevers waar wij mee werken kennen de
CVM niet, maar stellen hier soms wel vragen over. Bij aanbestedingen die wij begeleiden krijgen
we soms vragen van opdrachtnemers.
Niemand is verplicht om zich er aan te houden. De CVM kan ook geen echte handhaving
houden/hanteren. Het gevaar van de code is dat deze snel weg kan ebben. De CVM doet toch
wel zijn werk als je kijkt naar de markt, het zorgt voor meer rust en stabiliteit. Ik denk wel dat de
CVM nog beter kan worden en intensiever kan worden gehandhaafd. In de praktijk zijn er echter
nog wel steeds leveranciers, maar voornamelijk opdrachtgevers die zich niet aan de CVM
houden.
We merken dat de CVM wel de gunningscriteria heeft aangescherpt.
CVM is onderdeel van een stukje bewustwording, CVM is een mooi instrument om de branche er
boven op te helpen.
De schoonmaker wordt nog steeds vaak vergeten in de aanbesteding. Na invoering van de CVM
zijn wij ook bewust opdrachten gaan weigeren omdat ze tegen de CVM ingaan.
In de praktijk zien we dat een aantal aanbestedingen tegen laagste prijs zijn teruggehaald.
Hierdoor zie je dat de CVM zijn vruchten afwerpt op de aanbestedingen die ze hebben
aangesproken.
Omdat er geen juridisch kader is achter de CVM is het veel te makkelijk om je er niet aan te
houden. Hierdoor zie je dat heel veel actoren wisselvallig omgaan met de toepassing van de
CVM.
27
Analyse:
Er wordt door intermediairs opgemerkt dat de CVM vooral herkenbaar is in de contractvorm. De
CVM is minder te herkennen in de uitvoering van het contract. Daarnaast geven de intermediairs aan
dat de opdrachtgevers veelal geen kennis hebben van het bestaan van de CVM.






3. Ervaart u een bepaalde druk vanuit de code verantwoordelijk marktgedrag?
Ja, je hebt er wel mee te maken. Vanuit de kant van de opdrachtnemers krijgen we hier vragen
over zoals is besproken bij de vorige vraag.
Nee, dat vind ik niet. Wij werken niet anders door de CVM. Wij werkten al in de vorm van hoe de
CVM nu is. Wij merken enkel dat opdrachtgevers meer eisen zijn gaan stellen aan onze integriteit
en vakbekwaamheid.
Nee wij ervaren geen bepaalde druk van de commissie. Wel hebben we gemerkt dat de
commissie graag ziet dat wij iets schrijven op de website, maar wij zien hier geen toegevoegde
waarde van in.
Nee wij ervaren geen druk van de commissie. Wij handelde al naar de CVM en zodoende ervaren
wij geen druk vanuit de code.
Vanuit de commissie ervaren wij geen druk. We houden ons ook keurig aan de regels welke zijn
opgesteld. We merken wel aan opdrachtgevers dat zij meer willen weten over onze manier van
werken en deskundigheid.
Ondanks dat ik werk voor grote opdrachtgevers is de CVM nog niet ter sprake gekomen.
Analyse:
Intermediairs ervaren geen druk vanuit de CVM. Indirect wordt er door opdrachtgevers wel meer
gevraagd of intermediairs integriteit en vakbekwaamheid aan kunnen tonen.






4. Wat heeft er toe geleid dat u wel/niet heeft getekend voor de code verantwoordelijk
marktgedrag?
We hebben niet getekend. Wij zijn het niet eens met de beschrijvingen in de artikelen in de CVM.
Uiteindelijk denken we dat de CVM in de vergetelheid raakt.
We zijn het eens met de uitingen van de CVM, daarom hebben we ook getekend.
Zoals eerder gezegd waren/zijn wij het erg eens met de doelstellingen van de CVM. Deze hebben
wij daarom direct ook getekend. Doordat we het volledig eens zijn met de CVM en de
doelstellingen ervan hebben wij ons direct er aan verbonden.
Wij vinden het een goed initiatief en steunen deze ontwikkeling. Omdat het voor ons heel
normaal is om maatschappelijk verantwoordelijk te handelen hebben wij de CVM ondertekend.
We zijn heel actief geweest in de ontwikkelperiode van de CVM. Wij hebben daarom ook direct
getekend toen het document gepubliceerd werd. Naast het feit dat we hebben meegeholpen
met de CVM, zijn we het ook eens met de artikelen. Wel had de CVM hardere sancties mogen
hebben.
Wij hebben niet getekend omdat we van mening zijn dat de CVM geen bijdrage kan leveren aan
het bouwen van een gezonde relatie tussen partijen.
Analyse:
Onafhankelijk van het wel of niet tekenen van de CVM worden de artikelen wel meegenomen in de
contractvorming. Bij ondertekenaars is te zien dat zij willen uiten dat zij verantwoordelijk
marktgedrag willen stimuleren.
28
5. Hoe kenmerkt de verhouding zich met de andere actoren?






- Codecommissie
We hebben een brief mogen ontvangen van de commissie en proberen al een aantal keer een
afspraak te maken met de voorzitter, maar dit is nog niet gelukt.
Met de commissie hebben we geen contact gehad, maar we houden ons wel aan de
meldingsplicht wanneer wij misstanden zien.
Geen verhouding met de codecommissie.
Nadat we de CVM hebben ondertekend hebben we geen contact gehad met de commissie. Als
we misstanden merken in de branche dan zullen wij dit wel aan ze melden.
Met de commissie hebben wij geen contact of een verhouding.
Vanuit de commissie zijn wij nog nooit benaderd voor ondertekening van de CVM.
Analyse:
Er wordt in het algemeen geen druk ervaren vanuit de codecommissie omdat er geen sprake is van
een verhouding.






- Vakbonden
De vakbond probeert ons te stimuleren om de CVM te ondertekenen. Echter geven zij ook aan
dat de branche eigenlijk de CVM niet nodig dient te hebben.
Geen verhouding met de vakbonden.
We hebben geen contact of verhouding met de vakbonden.
Met de vakbonden hebben we een sociaal convenant afgesloten. We zijn erg betrokken met deze
koepelorganisaties en hebben periodiek overleg over hoe we schoonmakers een plek kunnen
geven in het contract
Met de vakbonden heb ik geen contact gehad.
Geen contact met vakbonden.
Analyse:
In het algemeen is er geen verhouding met vakbonden.






- Intermediairs
We kennen en spreken andere intermediairs. Dit gebeurt op de jaarlijkse bijeenkomst van een
opdrachtnemer.
Intermediairs hebben volgens EMCAS een meldingsplicht om misstanden aan te geven.
Nee we hebben geen verhoudingen met andere intermediairs.
We hebben veel contact met mede-intermediairs omdat wij in het bestuur zitten van de VMS.
Bij collega-makelaars zien wij heel veel verschil tussen de gecertificeerde bedrijven en de zzp’ers
die vanuit hun functie als schoonmaker en objectleider advies zijn gaan geven.
Met mede-intermediairs hebben we zelden contact.
Analyse:
Intermediairs een meldingsplicht vanuit de gedragscode van EMCAS. Verder zijn er geen directe
verhoudingen tussen intermediairs.


- Opdrachtgevers
Wij trachten voor een opdrachtgever een juiste match te vinden door een opdrachtnemer te
zoeken die bij hen past.
Voor de opdrachtgever nemen wij het tendertraject over en wij eisen vertrouwen in onze
expertise om te kunnen werken.
29




Wij zijn alleen werkzaam voor opdrachtgevers. We selecteren opdrachtgevers niet op dat ze wel
of niet getekend hebben. Wel kijken we naar het gedrag van een opdrachtgever; wordt er
daadwerkelijk wel goed gehandeld. Wij zetten graag het proces in gang om opdrachtgevers
bewust te laten worden van het juist handelen.
De verhouding met onze klanten (opdrachtgevers) kan verlopen via meerdere wegen. Zo doen
wij kwaliteitscontroles en begeleiden we tendertrajecten. Hierin beïnvloeden wij de
opdrachtgever omdat het advies meestal wordt opgevolgd.
Opdrachtgevers proberen wij zo goed mogelijk te voorzien van kennis die zij tekortkomen. We
beloven aan de opdrachtgevers een zo passend mogelijke schoonmaakbedrijf te vinden.
Opdrachtgevers proberen we een organisatorische fit te garanderen, maar dit is niet overal
mogelijk.
Analyse:
Opdrachtgevers zijn tot op zekere hoogte te beïnvloeden op het gebied van contractvorming en
kwaliteitscontroles. Het is gebruikelijk voor opdrachtgevers om een intermediair geen inzicht te
geven in het beschikbare budget.






6. Heeft de code verantwoordelijk marktgedrag invloed gehad op de relatie tussen andere
actoren in het proces?
Nee de CVM heeft geen invloed gehad op de relatie tussen ons en de opdrachtgever. Met
schoonmakers en opdrachtnemers hebben we geen directe verhouding.
Nee de code heeft geen invloed gehad op de relatie tussen andere actoren. Indirect zijn de
verbanden wel scherper gemaakt tussen de actoren. Er wordt meer gekeken naar de toepassing
van de code in de praktijk.
Wij spreken wel opdrachtgevers en opdrachtnemers aan wanneer zij een contract aanbieden dat
niet kan worden nageleefd. Hierdoor is echter de verhouding met andere actoren niet
beschadigd, zij hebben hier geen kennis van.
Verantwoord ondernemen is meer ter spraken gekomen met de opdrachtgevers. Wij wijzen de
opdrachtgevers op het bestaan en toepassing van de CVM.
De CVM heeft geen invloed gehad op de relatie tussen andere actoren in de groep. Wel zien we
een stijging in opdrachtgevers die expliciet vragen om kennis en ervaring.
Omdat we de CVM ook niet ondertekend hebben nemen we deze ook niet letterlijk over in de
manier waarop wij met opdrachtgevers omgaan. Een aantal punten zijn zo globaal benoemd in
de CVM dat dit wel raakvlakken heeft met onze manier van werken.
Analyse:
Intermediairs kunnen alleen maar een opdrachtgever beïnvloeden. Door de CVM zijn intermediairs
opdrachten gaan weigeren die in hun ogen niet maatschappelijk verantwoordelijk zijn.
Opdrachtgevers zijn in verhoudingen met intermediairs meer gaan vragen naar aantoonbaarheid van
integriteit en deskundigheid.





7. Wat is de invloed van actoren op uw bedrijf ten opzichte van het vormgeven en naleven
van het contract?
Geen, wij maken zelf uit wat we doen volgens de wet- en regelgeving.
Contracten richten zich meer op toepassing van de CVM.
Weinig tot geen. Wel wordt er rekening gehouden met vormgeven van het contract middels de
codecommissie. Naleving van de code verantwoordelijk marktgedrag.
Geen, wij voeren onze eigen bedrijfsvoering met als doel dit zo goed mogelijk maatschappelijk
verantwoord te doen.
We beïnvloeden de opdrachtgever om de CVM te ondertekenen en toe te passen in het contract.
30

De enige invloed dat wij herkennen is dat opdrachtnemers geen inzicht verschaffen in het
beschikbare budget.
Analyse:
Opdrachtgevers stellen eisen en wensen vast waarmee de intermediair dient te werken.
Intermediairs vertalen dit indien nodig naar een bestek waarop opdrachtnemers zich kunnen
inschrijven. De CVM is te herkennen in contractenvormen, maar minder in naleving.






8. Welke invloed heeft u ten opzichte van actoren in de schoonmaakbranche?
Enkel hebben wij invloed op de opdrachtgever in de vertalen van zijn eisen en wensen naar het
bestek. Uiteindelijk bepaald de klant, maar we proberen ze wel in een bepaalde hoek te sturen.
We hebben invloed op hetgeen wat we adviseren aan de opdrachtgever.
Wij beïnvloeden de opdrachtgever doordat onze adviezen meestal worden opgevolgd.
We beïnvloeden de opdrachtgever om de CVM te ondertekenen en na te leven.
Als de opdrachtgever een niet verantwoordelijke aanbesteding wenst, dan weigeren wij de
opdracht.
Wij, als makelaar, hebben alleen invloed op de opdrachtgever indien zij onze adviezen volgen.
Analyse: Intermediairs beïnvloeden alleen de opdrachtgever.






9. Bij welke vakvereniging/branchevereniging bent u aangesloten?
We zijn aangesloten bij de VSR.
Wij zijn aangesloten bij de VMS en EMCAS.
We staan als intermediair niet ingeschreven bij een koepelorgaan voor intermediairs.
We zitten in het bestuur van de VMS en zijn hier dan automatisch ook lid van.
Lid van de VSR en de VMS.
Lid van de EMCAS.
Analyse: Intermediairs dienen volgens de CVM aangesloten te zijn bij een willekeurige vakvereniging.
Uit de interviews blijkt dat hier een grote diversiteit in is.




10. Tot slot, wilt u zelf nog iets kwijt over de code verantwoordelijk marktgedrag?
Belangrijk is de ondertekening en handelingen. Wanneer je de code hebt ondertekend moet je
dit ook uitstralen en daarnaar handelen. Hieruit blijkt dat je bijdrage levert aan verbetering in de
branche. Daarnaast zijn er ook veel partijen die conform code handelen zonder deze getekend te
hebben.
We zien de CVM als iets blijvend.
Het is een goed middel om de tendens te doorbreken of bewustwording te creëren. Het moet
tijd krijgen om een gezamenlijk goed worden.
De CVM dient hardere sancties op te nemen om zodoende partijen harder te straffen op
misstanden.
Overig:
 Niemand is gebaat bij het constant veranderen van opdrachtnemer.
 Gelijk verantwoordelijk voor prijserosie.
 De rol van een intermediair is niet te definiëren.
 Intermediairs hebben geen directe verhouding met opdrachtnemers en schoonmakers.
31
C4 Schoonmakers:
1. Wat uw standpunt t.o.v. de CVM?
Ik vind het goed dat er een initiatief is voortgekomen uit onze stakingen. Hiermee zie je dat de
stakingen een groter bewustzijn hebben gecreëerd bij partijen in de branche.
2. Hoe ervaart u de CVM in praktijk?
Of de code echt veel uithaalt in de praktijk is nog maar de vraag. Wij hebben het gevoel dat bedrijven
de CVM ondertekenen, maar vervolgens niet nakomen. Veel bedrijven tekenen omdat ze dan van de
schoonmaker ‘’af’’ zijn.
De CVM is er ook dat je niet alleen op de laagste prijs mag inschrijven. Wij als schoonmakers houden
in de gaten of de bedrijven de CVM naleven. Het zou niet onze taak moeten zijn om de code in de
gaten te houden. In het parlement heerst het gevoel dat we ons verantwoordelijk voelen voor alle
schoonmakers in het land, als parlement voelen wij ons verantwoordelijk voor de CVM, maar dit
hoort niet zo te zijn. Wij vinden dit de verantwoordelijkheid van opdrachtnemers, opdrachtgevers en
intermediairs.
3. Ervaart u een bepaalde druk vanuit de CVM op opdrachtnemers/opdrachtgevers?
Ja die ervaren wij wel. Opdrachtgevers en opdrachtnemers worden geattendeerd op de CVM. Dit
doen vooral schoonmakers welke zich georganiseerd hebben binnen de vakbond. Daarnaast maken
wij er melding van wanneer de werkdruk te hoog is o.i.d. Uiteindelijk moet de codecommissie de
desbetreffende partij hierop aanspreken.
4. Hoe is de verhouding van een schoonmaker t.o.v.
- Codecommissie
Voor mijn functie heb ik een aantal keren contact gehad met de voorzitter van de CVM. Voor
schoonmakers in het algemeen is er geen verhouding met de codemissie.
- Vakbonden
De vakbonden hebben op dit moment slechts 11%-13% van alle schoonmakers als lid. In het
algemeen is het merendeel van de schoonmakers dus geen vakbondslid en kan zich daarmee niet
organiseren om invloed uit te oefenen op een werkgever of opdrachtgever. Voor de schoonmakers
betekent de vakbond dat zij een platform hebben waarin zij zich kunnen organiseren.
- Opdrachtgevers
Een schoonmaker heeft in het algemeen geen invloed op opdrachtgevers omdat zij geen kans
hebben om zich te organiseren, dit geldt voor ongeveer 87%-89% van de schoonmakers.
Doordat er weinig invloed is tegenover opdrachtgevers is deze groep vaak teruggetrokken en
ongeïnteresseerd in binden met de organisatie waarvoor zij werken.
Er is in het algemeen een normale omgang met de contactpersonen op een object. Wat je heel veel
merkt is dat schoonmakers zich gereserveerd opstellen tegenover de opdrachtgever omdat ze hen
niet volledig vertrouwen. Dit komt omdat zij de ervaring hebben dat iedere nieuwe aanbesteding
gemoeid gaat met een nieuwe werkgever, nieuwe methodes, hogere eisen en een lager budget.
32
Wanneer schoonmakers een ruimte willen schoonmaken gebeurt het heel vaak dat wij worden
weggestuurd door gebruikers. Hierdoor kunnen wij de werkzaamheden niet af krijgen en worden wij
beoordeeld op resultaten waaraan we niets kunnen doen.
- Opdrachtnemers
Schoonmakers hebben gemerkt dat werkgevers nooit helemaal eerlijk zijn tegenover de
schoonmakers. Schoonmakers die wet- en regelgeving niet kennen of niet kunnen lezen worden
voorgelogen door de werkgever en de eigen leidinggevende. Doordat de constante wisseling van
werkgever is het voor schoonmakers moeilijk om iedere keer weer interesse te blijven tonen in de
werkgever en hiermee en band op te bouwen. Schoonmakers hebben de verwachting van
werkgevers dat zij binnen afzienbare tijd weer weg zijn als zij de opdracht hebben verloren. De
schoonmakers heeft hierdoor een geen vertrouwen in de werkgever.
De schoonmakers hebben meer te maken met de werkgever dan met de opdrachtgever.
Schoonmakers willen in het algemeen kunnen vertrouwen op de juiste arbeidsomstandigheden en
dat zij daar binnen hun vak kunnen uitoefenen.
5. Heeft de CVM invloed gehad op de beloofde werkdruk, CAO onderhandeling e.d. of: Wat
heeft gemerkt van de CVM op de werkvloer? Of heeft de staking meer invloed gehad.
De CVM heeft minder invloed op de werkdruk dan dat de stakingen hebben gehad, maar houdt het
idee van de staking wel in leven. De werkdruk is nog steeds overal erg hoog volgens het parlement.
De staking heeft mensen wakker geschud en de CVM zorgt voor meer regulering. Ik denk dat de
staking 70% invloed heeft gehad op verbetering of wakker schudden tegenover 30% invloed van de
code. De artikelen over goed werknemerschap in de CVM kunnen overbodig zijn wanneer de
schoonmakers de werkgevers vertrouwen dat zij goede afspraken maken met de opdrachtgever.
De CVM heeft bij sommige objecten wel vooruitgang geboekt. Voorbeeld hiervan is een
werkdrukmeting. Wij moeten dit echter zelf in de gaten houden en een werkdrukmeting eisen.
Opdrachtnemers en opdrachtgever komen niet uit zichzelf controleren of er een verhoogde
werkdruk is. Het is afgesproken, maar dit gebeurt niet. Als wij niks zeggen dan gebeurt er niks met
een het meten van de werkdruk.
Wanneer schoonmakers hun werk niet afkrijgen door middel van te een hoge werkdruk komt dit
doordat de overige partijen in de branche fouten hebben gemaakt met het vormgeven en naleven
van het contract. Uiteindelijk moeten schoonmakers zorgen dat de beloftes van opdrachtnemers
waargemaakt kunnen worden, terwijl dit soms niet reëel is.
6. Welke invloed heeft een schoonmaker ten opzichte van actoren in de
schoonmaakbranche?
In principe kunnen wij alleen invloed uitoefenen wanneer wij ons organiseren via een vakbond.
Omdat opdrachtgevers en opdrachtnemers daar wel bang voor zijn. Wij zien een staking als een
uiterste redmiddel om dingen te verbeteren ten behoeven van de schoonmakers. Omdat er de weg
naar dit uiterste niet veel sprake is van invloed is de enige manier van weerstand bieden om geen
interesse te tonen in de opdrachtgever en alleen maar dingen te doen die worden gevraagd.
Door invoering van de CVM kunnen schoonmakers werkdrukmetingen aanvragen en misstanden
melden bij de opdrachtgever en opdrachtnemer zonder represailles. Schoonmakers zijn echter wel
nog steeds bang voor de gevolgen als zij optreden tegen een opdrachtgever of opdrachtnemer
33
zonder zich te organiseren. Het komt zelden voor dat een schoonmaker individueel op een
opdrachtgever of opdrachtnemer afstapt voor een melding. Hiervoor is het vertrouwen nog te klein.
7. Welke invloed heeft u als president ten opzichte van actoren in de schoonmaakbranche?
Ik heb gemerkt dat ik meer invloed kan uitoefenen dan andere schoonmakers, maar mijn eigen
opdrachtgever heeft desondanks de CVM niet ondertekend en wilde ook niet herkenbaar in beeld
komen toen ik aandacht van de media kreeg. Als president ben ik ook betrokken bij de Caoonderhandelingen namens alle schoonmakers. Hier behartig ik hun belangen.
8. Wat zou u graag willen veranderen in de schoonmaakbranche?
Als allereerste zou ik willen de zichtbaarheid van de schoonmakers willen verhogen. Als
schoonmakers gezien worden krijgen zij denk ik meer respect van de gebruikers van een object.
Het is voor de werkgever ook van belang dat onze zichtbaarheid verhoogd wordt omdat de
opdrachtgever en gebruikers van een pand dan kunnen zien waar ze voor betalen. Dit vraagt wel van
de werkgever dat zij dit moeten verkopen aan de opdrachtgever.
Vervolgens zou ik willen veranderen dat opdrachtnemers meer de belangen behartigen van hun
eigen personeel naar opdrachtgever toe.
9. Is de werkdruk daadwerkelijk zo hoog als dat wordt gezegd?
Ja de werkdruk is overal hoog. We zitten allemaal tegen het maximum van kunnen aan. In de loop
der jaren is de prestatie-eis verdubbeld.
10. Wanneer zou uw functie als president schoonmaker overbodig zijn? (Verwacht je dit op
korte termijn?)
Wanneer we meer respect krijgen van werkgevers en opdrachtgevers en deze kunnen vertrouwen in
vormen van een reëel contract en prestatie-eisen.
11. Merkt u dat dagschoonmaak een trend is?
Ja, we merken dat er door de staking meer dagschoonmaak wordt ingeroosterd om de schoonmakers
zichtbaarder te maken. Dit gebeurt in de praktijk volgens de schoonmakers nog onvoldoende.
12. Wat doet u zelf om het respect te verbeteren t.o.v. de schoonmaker?
Je werk goed doen, beleefd zijn tegen de mensen. Wij handelen echt met respect naar mensen toe.
Er zijn wel schoonmakers die gaan schoonmaken in een object zonder gedag te zeggen of te zeggen
wat zij gaan doen. Schoonmakers zijn veelal teruggetrokken en beschadigd, waardoor zij iedereen
wantrouwen en liever in stilte hun werk doen om niet op te vallen.
34
Interview met schoonmaker:
1. Hoe gaat u om met contractwisselingen?
Wanneer een bedrijf een aanbesteding verliest, komt er weer een nieuw bedrijf en die moet je dan
ook weer vertrouwen. Dat is het moeilijkste voor een schoonmaker. Ik ben onverschillig geworden
tegenover iedere nieuwe werkgever die voorbij komt. Wanneer je gewend raakt een systeem of
methodiek verandert dit weer compleet bij een nieuwe werkgever.
2. Wat is voor u de ideale werkgever?
Een werkgever waarbij ik het gevoel krijg van geborgenheid zodra hij het nieuwe contract krijgt. De
ideale werkgever zou tijd maken om te vragen hoe ik mijn werk wil doen en welke methodes ik het
prettigst vind om mee te werken.
Daarnaast vind ik het prettig wanneer een werkgever mij laat werken zodat ik een ruimte voor mijn
gevoel ook schoon achter kan laten en niet de muren alleen moet doen, terwijl de vloer het meest
vies is.
3. Voelt u zich gestimuleerd om door te ontwikkelen?
Ik voel mij door mijn werkgever niet gestimuleerd om opleidingen te volgen omdat ik het idee hij het
doet omdat het moet en voor mij als schoonmaker.
4. Zou u ervoor openstaan als een werkgever het helemaal anders zou willen aanpakken door
middel van in contact gaan met de schoonmaker op een andere wijze dan dat nu gebeurt?
Ja, wanneer een werkgever de leiding neemt, taken coördineert en zich zelfverzekerd opstelt
tegenover de opdrachtgever om de belangen van de schoonmakers te behartigen durf ik de stap te
zetten om deze werkgever te vertrouwen.
5. Hoe ziet voor u de ideale overgang eruit?
De ideale overgang voor schoonmakers is wanneer de nieuwe werkgever hier met ons over in
gesprek gaat. Wij hebben de kennis en ervaring van object en die willen wij met hen delen om
zodoende prettiger te kunnen werken.
35
Bijlage V Themabijeenkomst
De themabijeenkomst is georganiseerd op 26 april 2013 om de tot dan toe behaalde resultaten te
valideren en om te toetsen hoe de actoren zich uiten als ze bij elkaar in één ruimte worden gezet.
De onderzoekers hebben in de themabijeenkomst geen actieve rol gehad. Zij hebben de uitspraken
van de actoren genotuleerd.
Het uiteindelijke doel van deze themabijeenkomst is het ontwikkelen van inzicht in elkaars positie
(opdrachtnemer, opdrachtgever, intermediair en schoonmaker). Hiernaast worden in de sessie de
dilemma’s die de code oproept besproken om te kijken of er gedeeld potentieel is los van de
specifieke partij-gerichte voorwaarden uit de CVM.
In deze bijlage wordt inzicht gegeven in de deelnemers onder A, het programma onder B en de
uitwerkingen van de bijeenkomst onder C.
A Deelnemers themabijeenkomst:
Ondersteunende deelnemers aan deze themabijeenkomst zijn:


Naam:
Functie:
Rol:
Manager externe betrekkingen aan de Hogeschool Rotterdam
Inleiding en personificatie van de CVM bij het bespreken van dilemma’s.
Naam:
Functie:
Rol:
Tim Haarlemmer
Dagvoorzitter
Leiden van de discussie tijdens de bijeenkomst.
B Programma themabijeenkomst:
Het programma van themabijeenkomst kende vier onderdelen:
1. Opening themabijeenkomst
Tijdens de opening van de themabijeenkomst is een inleiding gegeven in het doel en de vorm van
CVM. Op de wijze is getracht alle aanwezigen op hetzelfde niveau te krijgen.
36
2. ‘’Verlanglijst” van een actor?
Het tweede onderdeel liet alle aanwezige actoren elkaars belangen opschrijven op een flip-over.
Vervolgens zijn de resultaten hiervan in de groep besproken. Hierin in is het bijzonder gevraagd of
de actor de informatie op zijn corresponderende flip-over terecht vond.
3. In gesprek met de code
In dit onderdeel zijn vier dilemma’s vanuit voorlopige resultaten in een open discussie voorgelegd
aan de actoren. Zij konden hierop vrij reageren en in discussie treden met andere actoren en de
CVM.
4. Voorlopige bevindingen onderzoek
De voorlopige bevindingen van de onderzoekers zijn in dit laatste onderdeel gepresenteerd. Hierbij
hadden de actoren de gelegenheid om op de voorlopige resultaten te reageren.
C Uitwerkingen themabijeenkomst:
Onderdeel 1: Inleiding CVM.
Geen resultaten.
Onderdeel 2: Verlanglijst van een actor?
Hieronder worden de geïnventariseerde wensen aangegeven. Deze wensen zijn uiteindelijk door de
desbetreffende actorengroep gevalideerd.
Opdrachtnemers
Onderscheidend vermogen
Continuïteit
Groei
Omzet
Imago
Flexibiliteit
Waarom?
De kans van een opdrachtnemer om zichzelf te verkopen
zoals hij is.
Aanhouden van een object en schoonmakers.
Winst behalen uit een opdracht.
Kosten dekken (vast en variabel)
Marketing.
Om kunnen gaan met dynamiek.
Schoonmakers
Continuïteit
Arbeidsvoldoening
Naleving Cao
Realistische werkdruk
Uiting van positionering van opdrachtnemers
Waarom?
Behouden van baan en inkomen.
Baan hebben waar je trots op bent.
Correcte uitbetaling van uren en reële werkdruk
Ziekteverzuim en arbeidsvoldoening.
Als opdrachtnemers zich zelfverzekerd kunnen uiten naar
de opdrachtgever kan er ruimte ontstaan voor het
behartigen van belangen van schoonmakers.
Intermediairs
Opdrachtnemer vinden die past bij opdrachtgever
Korte contractduur
Kwaliteitscontroles mogen uitvoeren
Anonimiteit van zijn werkzaamheden
Waarom?
Imago en continuïteit.
Commercieel belang.
Commercieel belang.
Herkenbaarheid van schrijfstijl beperken voor
representativiteit van aantal inschrijvers.
Imago.
Correcte naleving van het contract
37
Opdrachtgevers:
Kostentransparantie
Kwaliteitsbeheersing
Tevreden gebruikers
Imago
Continuïteit
Waarom?
Weten je krijgt voor welk budget.
Mogelijkheid om resultaat bij te sturen.
Waardebeleving van schoonmaak
Marketing.
Primair proces moet door blijven gaan.
Onderdeel 3 ‘’In gesprek met de CVM’’:
In onderdeel drie worden de vier dilemma’s die het onderzoek heeft geïdentificeerd (voor 26 april
2013) aan de actorengroepen voorgelegd. De uitingen zijn per actorengroep aangegeven.
1. De CVM geeft alleen voor individuele actoren handvatten aan terwijl de CVM wel een
“gezamenlijke” doelstelling heeft.
Steven Covey claimt dat een goede relatie is gebaseerd op wederzijdse afhankelijkheid. Voor
deze wederzijdse afhankelijkheid moeten de belangen van de betrokken partijen inzichtelijk zijn.
Bij het realiseren van een gezamenlijk doel (markt verbeteren) moet er dus een goede relatie
ontstaan tussen de actorengroepen. Individuele handvatten vanuit de code dragen niet bij aan
het inzichtelijk maken van elkaars positie. De individuele handvatten houden de situatie dus juist
in stand.
Analyse:
Opdrachtnemers: Het draait hierin om communicatie. Iedere actorengroep heeft zijn eigen stukje
verantwoordelijkheid om zijn doel te bereiken. Door middel van goede communicatie wordt
inzichtelijk wie welke rol op zich neemt om het gezamenlijke doel te realiseren.
Echte regulering van de CVM moet nog gaan plaatsvinden omdat het nu nog eigenlijk te jong is.
Opdrachtgevers: Deze aanpak gaat uit van een klassiek model waarin alle actoren middels een
gezonde marktwerking een gezonde branche creëren. Dit model heeft in het verleden als
bewezen niet te werken als er zoveel onderlinge afhankelijkheid is.
Intermediairs: Uiteindelijk is de CVM ook een nieuw middel om een doel te bereiken. Daarom
moet ieder nieuw middel worden toegejuicht door actoren. Wanneer er geen controle plaats
vindt loopt het inderdaad uit de hand. Uiteindelijk moet er gedragsverandering bereikt worden in
het krachtenveld van deze actoren. Alleen voelt dit voor actorengroepen heel vreemd om te
doen omdat zij dit niet gewend zijn.
Schoonmakers: Schoonmakers zijn in dit krachtenveld de dupe van alle afhankelijkheid. Ze zijn
het eerste aanspreekpunt voor ontevredenheid en dit levert geen goede relatie op.
2. Prisoners dilemma tussen actoren. Geen inzicht in de relatie tussen de tegenpartij en de code.
Door de vrije interpretatie van de code en slechts minimale vormvereisten voor de eigen
verklaring geeft de code geen direct inzicht in de wijze waarop het zelf manifesteert binnen
bedrijven. Hierdoor is de code niet in staat om de vertrouwensbreuk tussen actoren aan te
pakken. Gebrek aan vertrouwen in correcte naleving van afspraken creëert een “prisoners
dilemma” tussen actoren. Gezien de huidige staat van de markt wordt in ieder scenario door de
bepalende actor gekozen voor de situatie waarin hijzelf het meeste baat heeft. En hiermee de
overige actoren benadeelt of ontziet van het delen in baat.
38
Analyse:
Opdrachtnemers: De CVM probeert een beweging in gang te zetten en dit gebeurt massaal
middels het publiceren van heel goed en heel slecht gedrag. De markt gaat hierdoor dan snel
denken dat er maar twee soorten gedragingen zijn. Hierdoor denken opdrachtgevers dat ze bij
gunning of een hele goede, of een hele slechte partij hebben.
Hiernaast probeert de OSB om onduidelijkheid hierover tegen te gaan door middel van het OSBkeurmerk. Dan weten opdrachtgever wat voor een opdrachtnemer hij in huis haalt.
Opdrachtgevers: De waarde van oplossingen als een keurmerk moet wel aanwezig zijn in de
markt.
Intermediairs: Intermediairs ervaren die dilemma minder omdat zij vanuit de aard van hun
werkzaamheden voldoende inzicht hebben in de toepassing van de CVM door zowel
opdrachtnemers als opdrachtgever.
Schoonmakers: Er is geen evenwicht te vinden in toepassingen van de CVM tussen verschillende
partijen. Omdat er nog teveel wordt gezocht naar passende oplossingen is dit op heden (nog)
niet gelukt. De schoonmaker moet uiteindelijk een oplossing aan dit dilemma door aan alle
partijen informatie te verschaffen en dit is niet zijn taak.
3. De slaat het onderscheidend vermogen van leveranciers dood.
De CVM is een reactie op de huidige marktwerking. De branche is overgeïnstitutioneerd geraakt
door beheersmethoden vanuit verschillende actoren. Desalniettemin levert de CVM geen
alternatief op. Hierdoor biedt de CVM slecht een benadering op de huidige marktwerking en
geen tastbare antwoorden op de vraagstukken die er liggen. ‘’Hoe dan wel?’’ Doordat de CVM
geen alternatief biedt terwijl het wel richting normalisatie van prijzen neigt wordt het
onderscheidend vermogen van bedrijven beperkt. De CVM houdt hiermee wederom de situatie
in stand.
Analyse:
Opdrachtnemers: Uiteindelijk kan de marktwerking ook zorgen dat de bedrijven ook zonder
onderscheidend vermogen zichzelf uit de markt zetten. Een gedragscode is hierom niet nodig om
de bedrijven zonder onderscheidend vermogen dit toch te geven.
Opdrachtgevers: Doordat er geen onderscheidend vermogen in de markt te zien is vallen ze terug
op aanbesteden op de prijs. Door invoeren van keurmerken krijg je uiteindelijk een hele grote
onderkant van de markt met malafide bedrijven. Het is natuurlijk wel gek dat we een
gedragscode moeten invoeren in de branche.
Intermediairs: Doordat wij zoeken naar een juiste match moeten wij toch al door het
onderscheidend vermogen heenkijken. Intermediairs kijken liever naar opleidingsgraad en
bezettingsgraad van opdrachtnemers.
Schoonmakers: Dit vraagt om radicaal anders denken. Zo moeten opdrachtgevers bijvoorbeeld
beloont worden bij goed gedrag om ze uit hun ivoren toren te kunnen halen. Op dit moment
wordt deze taak aan schoonmakers gegeven, zonder dat er voor schoonmakers wordt gezorgd.
39
4. Name en shame kan impact verliezen bij grootschalige wanprestaties. Name en shame is smaad.
De codecommissie maakt publicaties van “fout” gedrag op haar site. Hierin wordt direct een
waarde geassocieerd aan het gedrag dat het de markt verder destabiliseert. Indien dit met een
lage frequentie wordt gepubliceerd kan het zijn impact behouden. Zodra dit echter veelvuldig
herhaald ( wat begrijpelijk is in de huidige economische tendens) verliest het zijn shock-effect.
De juridische consequentie van het uitvoeren van haar enige offensief ( naming and shaming) is
dat het kan worden opgemerkt als smaad. Het is ten zeerste te betwijfelen of de commissie haar
methode kan verantwoorden tegenover de partij waarop zij smaad hebben gepleegd.
Analyse:
Opdrachtnemers: Het is belangrijk dat de CVM doorontwikkeld naar een mechanisme waar de
overheid achter staat om te kunnen sanctioneren. In de huidige situatie is het belangrijk om ook
grote bedrijven gele kaarten te geven.
Opdrachtgevers: Inkooporganisatie dekken zichzelf juridisch zo goed in dat een rechtszaak bijna
altijd door hen wordt gewonnen.
Intermediairs: Ik denk dat partijen bang zijn geworden van de CVM. Dat ze meer zijn gaan letten
op contractvorm en naleving hiervan.
Schoonmakers: Wij denken niet dat de name and shame de methode is om bedrijven wakker te
schudden. Dit kan alleen door in het uiterste geval te gaan staken. Deze georganiseerde acties
kosten partijen veel meer geld, waardoor ze sneller meewerken.
Onderdeel 4 presentatie bevindingen:
Dit onderdeel is niet van belang en daardoor niet opgenomen in het document omdat het
terugkoppelt op de resultaten tot en met 26 april 2013.
40