download pdf - THEMA Hoger Onderwijs

T H
M A
4-14
Terwijl de wetenschap internationaliseert, blijven de academische fatsoensnormen verschillen van land tot land. Wat hier
geldt als zware fraude, geldt elders als licht vergrijp. Simon Godecharle bracht het Europese landschap in kaart. En pleit
or
g
voor een beleid op maat.
er
w
ijs
.
De wetenschapper als koorddanser
Op zoek naar de juiste houding en het juiste gedrag
Simon Godecharle
er
G
on
d
Katholieke Universiteit Leuven
w
w
w
.th
em
ah
og
rote schandalen omtrent wetenschappelijke fraude
beheersen regelmatig de nationale en internationale
media. Gerespecteerde professoren blijken volledige
onderzoeken verzonnen te hebben, anderen vervalsen hun data zodat hun resultaten indrukwekkender lijken,
en sommigen plagiëren volledige teksten.1-3
In Europa zijn er zelfs verscheidene invloedrijke politici
beschuldigd van wetenschappelijke fraude, wat voor sommigen het einde van hun politieke carrière betekende.4,5
Bij het implementeren van een beleid, wil je kunnen terugvallen op betrouwbare onderzoeksresultaten. Net zoals patienten erop willen vertrouwen dat voorgeschreven medicatie
effectief zal zijn, omdat wetenschappelijk onderzoek dit
heeft aangetoond.
In 1999 publiceerde Andrew Jeremy Wakefield een paper
Groteske vormen van
fraude, zoals het fabriceren
van data, komen waarschijnlijk
weinig voor
10
die zogenaamd aantoonde dat het vaccin tegen mazelen,
rubella en bof, de kans op autisme verhoogde.6 Dit frauduleus onderzoek leidde tot een drastische verlaging van het
aantal toegediende vaccins, met alle risico’s van dien. De
psycholoog Diederik Stapel bleek verschillende papers in
toptijdschriften volledig te hebben verzonnen.1 Zo ‘bewees’
hij dat zwerfvuil op straat mensen racistisch maakt. Ook
dit soort onderzoek kan leiden tot foute prioriteiten in het
beleid. Wetenschappelijke fraude heeft dus een grote impact
op de samenleving.
Toch wordt er weinig onderzoek gedaan naar wetenschappelijke fraude of integriteit. Precies op dit thema spits ik me
toe in mijn doctoraatsonderzoek.
Komt wetenschappelijke fraude veel voor?
Op deze vraag is moeilijk een sluitend antwoord te geven.
Een aantal onderzoekers heeft dat wel geprobeerd.7-8 Bijna
2 procent van de wetenschappers geeft toe minstens één
keer data gefabriceerd en vervalst te hebben, en 33,7 procent
erkent zich schuldig te hebben gemaakt aan andere bevraagbare praktijken. In enquêtes die vragen naar het gedrag van
collega-onderzoekers, zegt ruim 14 procent van de onderzoekers dat hun collega’s data vervalst hebben, terwijl 72
procent zich schuldig maakt aan bevraagbare wetenschappelijke daden.7
Dergelijke onderzoekspraktijken – bijvoorbeeld het weglaten van afwijkende onderzoeksresultaten zonder wetenschappelijk gefundeerde reden – komen veel voor. Ze vormen een enorme bedreiging voor de wetenschap. Ze tasten
de normen van het wetenschappelijke onderzoeksveld aan
T H
MA
themahogeronderwijs.org
Het geweten van universiteit en hogeschool
w
w
w
.th
em
ah
og
er
on
d
Kunnen wetenschappers niet terugvallen op normen of
richtlijnen? Om deze vraag te beantwoorden, deden prof.
dr. Kris Dierickx, prof. dr. Ben Nemery en ikzelf een vergelijkende analyse van de nationale richtlijnen van alle landen
die in 2012 lid waren van de Europese Unie en de Europese
Vrijhandelsassociatie. Hiervoor contacteerden we van elk
land verschillende organisaties en experten. (Voor de gehanteerde methode en meer gedetailleerde bevindingen verwijs
ik graag naar enkele van onze publicaties.9-10)
We konden in onze studie negentien landen opnemen,
verantwoordelijk voor 87 procent van de wetenschappelijke
output in Europa. In deze negentien landen waren er 49
verschillende richtlijnen omtrent wetenschappelijke integriteit of wangedrag, met grote verschillen qua lengte en
De richtlijnen bieden verschillende en vaak contradictorische standaarden en normen voor wetenschappelijk onderzoek. Behalve Denemarken en Noorwegen geven alle landen
een andere definitie van wat nu precies wetenschappelijke
fraude is. Sommige definiëren het heel eng en menen dat
enkel het fabriceren (verzinnen) en het vervalsen van data
of plagiaat gelden als wetenschappelijke fraude. Landen als
Finland maken een normatief verschil tussen enerzijds zware fraude, zoals het fabriceren van data, en anderzijds wangedrag als het ten onrechte claimen van het auteurschap
van een artikel. Over het algemeen kunnen we spreken van
een soort continuüm tussen wetenschappelijke integriteit
aan de ene kant en fraude aan de andere kant. Daartussen
liggen allerlei vormen van bevraagbare onderzoekspraktijken: een grijze zone. Wat in welke categorie valt, hangt sterk
af van land tot land, en soms zelfs van richtlijn tot richtlijn.
Wetenschap internationaliseert en wordt meer en meer
interdisciplinair. Toch worden wetenschappers binnen
Europa geconfronteerd met diverse normen. In Finland
bijvoorbeeld is (continue) onvoorzichtigheid enkel een vorm
van wangedrag, terwijl het in Zweden op dezelfde lijn staat
als het fabriceren van data. Dit gebrek aan eenduidigheid
belemmert internationaal onderzoek.
Vaak geldt de onderlinge competitie tussen wetenschappers
als de oorzaak voor wetenschappelijke fraude. Daarbij wordt
naar verschillende vormen van competitie verwezen. Sommige richtlijnen wijzen op de strijd om altijd maar meer te
publiceren in de allerbeste wetenschappelijke tijdschriften.
Andere zien het probleem vooral in te weinig werkplaatsen
voor wetenschappers en te veel geïnteresseerden.
or
g
Waarom zijn er zoveel schandalen rond
wetenschappelijke fraude?
inhoud. Het was vaak moeilijk om de richtlijnen te vinden.
Het verzamelen nam dan ook meerdere maanden in beslag.
Door het feit dat een richtlijn niet gemakkelijk terug te vinden is, verliest ze in zekere mate al haar functie.
er
w
ijs
.
en creëren het gevoel dat het normaal is om het niet te
nauw te nemen met de regels. Groteske vormen van fraude,
zoals het fabriceren van data, komen waarschijnlijk weinig
voor.8
Kaart met een overzicht van de situatie in Europa9
Wetenschapsbeleid: praten we naast of met elkaar? 10
Er zijn veel verschillende perspectieven mogelijk op hoe je
nu best omgaat met wetenschappelijke integriteit: op persoonlijk, organisatorisch, nationaal, en zelfs internationaal
niveau. Binnen deze perspectieven vallen twee verschillende
visies te onderscheiden. Hiervoor grijpen we terug op het
onderscheid dat de ethiek maakt tussen waarden en normen.11
Waarden als betrouwbaarheid zijn universeel en richtinggevend voor mensen doorheen hun leven. Ze tonen hoe
mensen zouden moeten zijn. Normen zijn de praktische
vertaling van waarden. Ze zijn de concrete invulling van de
waarden. Normen zeggen ons wat we moeten doen of niet
mogen doen. Ze zijn altijd ingebed in een heel specifieke
context: een bepaalde plaats, tijd en situatie. Een norm over
betrouwbaarheid kan verschillen van streek tot streek en
van tijd tot tijd. Normen zijn veranderlijk. Het ene moment
kan iets wel, wat later niet meer kan. Vroeger was roken in
11
T H
M A
4-14
Het geweten van universiteit en hogeschool
Definities van fraude die gebaseerd zijn op normen, zullen
noodzakelijkerwijze verschillen. Deze onvermijdelijke verschillen zullen resulteren in andere accenten of totaal andere benaderingen. Een waardengebaseerde visie laat zich
gemakkelijker transdisciplinair en internationaal gelden.
De normen- en waardengebaseerde visies kunnen ook perfect samengaan. Een duidelijke definitie kan wetenschappers helpen in heel concrete situaties. Deze behoeft vaak
aanpassing aan de context. Een uitgewerkte visie op hoe
wetenschap zou moeten zijn en wat we verstaan onder integriteit, kan dan weer als een duurzame inspiratie dienen.
Normen zijn veranderlijk:
vroeger was roken
nu niet meer
er
w
ijs
.
or
g
op restaurant toegestaan,
Wat kunnen we beleidsmatig doen?
Alhoewel er geen wetenschappelijk bewijs is om aan te nemen dat lessen of trainingen zouden helpen,12 benadrukken
de richtlijnen dat die noodzakelijk zijn. Er is evenwel geen
consensus over eender welk aspect van deze trainingen. De
richtlijnen verduidelijken niet wat de inhoud en de opbouw
zouden moeten zijn van de lessen, wanneer en hoe vaak ze
best gegeven worden. Daarnaast is het niet duidelijk wie
lessen over wetenschappelijke integriteit zou moeten krijgen en wie deze kan geven.12 Zowel geroemde professoren
als jonge doctoraatsstudenten begaan wetenschappelijke
fraude.
Hoe kun je dit divers publiek best includeren in trainingen
of lessen? Wellicht door een even diverse aanpak van onder meer lessen en trainingen, op verschillende niveaus.
Onderzoek toont duidelijk aan dat een cultuur van wetenschappelijke integriteit een directe impact heeft op het wetenschappelijke gedrag van onderzoekers.13 Een dergelijke
cultuur is geen vaag idee, maar uit en realiseert zich in de
dagelijkse onderzoekspraktijk. Het kan dus niet enkel bij
lessen blijven. Lessen zorgen wel voor een duidelijk signaal
en voor bewustmaking. Deze lessen en trainingen dienen
in te gaan op de serieuze fraudegevallen, maar moeten ook
de ogen openen voor de vele schadelijke en subtiele vormen
van bevraagbare wetenschappelijke praktijken. Een beleid
dat zich richt op alle wetenschappers én op toekomstige
wetenschappers toont concreet een engagement en draagt
bij aan een cultuur van wetenschappelijke integriteit.
ah
og
er
on
d
vliegtuigen, bioscopen en op restaurant toegestaan. Nu niet
meer. Normen genereren duidelijke regels die je moet volgen. Waarden fungeren meer op het niveau van rolmodellen. Ze worden voorgeleefd. In moeilijke situaties probeer
je te kijken hoe je deze waarden correct en concreet kan
vertalen in de praktijk.
Dit onderscheid tussen normen en waarden vertoont parallellen met het wetenschapsbeleid. Dezelfde waarde kan zich
openbaar maken in verschillende, elkaar tegensprekende
normen. De waarde van betrouwbaarheid in het onderzoek
kun je vertalen in het al dan niet open delen van wetenschappelijk verkregen data zodat iedereen de bevindingen
kan narekenen. Welke data moeten gedeeld worden? Hoe
en wanneer precies? Opnieuw geven mensen die nochtans
allemaal de waarde van betrouwbaarheid hoog in het vaandel dragen, verschillende antwoorden.
w
w
w
.th
em
We zien twee duidelijke stromingen in het wetenschapsbeleid. De ene wil de nadruk leggen op hoe wetenschappers
zouden moeten zijn. Ze benadrukken het juiste wetenschappelijke profiel en daarmee vooral de integriteit. Ze
geven een lijst met universele, en vaak brede waarden. Deze
waarden overstijgen specifieke disciplines, nationale en
internationale grenzen. De andere stroming zoomt juist
sterk in op wat een wetenschapper niet mag doen. Ze geeft
duidelijke definities van fraude of wangedrag.
We kunnen dus spreken van een waardengebaseerde visie
en een normengebaseerde visie. Landen met duidelijke definities, en zelfs wetten, die bepalen wat wetenschappelijke
fraude precies inhoudt en het juridisch vervolgbaar maken,
zoals Denemarken en Noorwegen, passen binnen de normengebaseerde visie. Andere landen, zoals België, kiezen
om te focussen op principes en sluiten daarmee aan bij de
waardengebaseerde visie. Sommige landen proberen beide
te combineren.
Als we het verschil tussen deze visies niet voor ogen houden, riskeren we om naast in plaats van met elkaar te praten. Pas door de erkenning van dit wezenlijk verschil kunnen we een echte dialoog beginnen. Het verschil verklaart
ook de huidige disharmonie in het wetenschapsbeleid.
12
Wie moet er lessen of trainingen volgen?
Wetenschappelijke integriteit en fraude zijn van belang
voor elke wetenschapper. Een sensibilisering hierover op
elk niveau is dan ook aangewezen: voor de wetenschappers
in wording en voor de minder of meer ervaren wetenschappers. Bachelor- en masterstudenten zijn de wetenschappers van morgen. Voor hen kunnen er regelmatig lessen,
seminaries, of casusbesprekingen plaatsvinden omtrent
wetenschappelijke integriteit en fraude. Het betreft meer
dan enkel het aanleren van de juiste methodologie. Het
gaat evenzeer over het herkennen van bevraagbare onderzoekspraktijken of wetenschappelijke fraude, en over hoe je
T H
MA
themahogeronderwijs.org
Het geweten van universiteit en hogeschool
er
w
ijs
.
or
g
Er is dan geen focus op sancties of controle, maar juist op
het positieve aspect, namelijk op integriteit.
Anderzijds kun je vooral vertrouwen op controlesystemen.
Dit leunt sterk aan bij de normengebaseerde visie. Er is
vertrouwen in het interne wetenschappelijke systeem,
waarbij collega-wetenschappers beoordelen of artikels het
publiceren waard zijn (peer review). Wetenschap zou zichzelf
corrigeren. Klopt een publicatie niet, dan zal de wetenschap
dat op de korte of lange termijn uitwijzen. Het is dan aan
wetenschappers om zelf rechter te zijn. Mensen buiten de
wetenschap kunnen geen uitspraak doen over de waarde of
waarheidsgetrouwheid van een wetenschappelijke stelling
of een paper.
Op deze visie van ‘zelfcorrigerende wetenschap’ is veel kritiek gekomen. Nogal wat wetenschappelijke fraude wordt
namelijk niet ontdekt door peer review. Het zijn juist vaak
klokkeluiders die fraude aan het licht brengen, omdat ze
intern nauw betrokken waren bij het onderzoek.15 Zo is de
fraude van Diederik Stapel ontdekt doordat zijn doctoraatsstudenten dit onthulden.
Vertrouwen op externe controlesystemen vereist dat externe
experten wetenschappers en hun onderzoek moeten controleren. Regelmatige audits, onverwachte controlebezoeken
en duidelijke sancties zijn dan noodzakelijk.
w
.th
em
ah
og
er
on
d
best met vragen omtrent integriteit omgaat. Een duidelijke
nadruk op integriteit, interactieve lessen en continue communicatie kunnen een cultuur creëren waarin integriteit de
evidentie is.
Zo kan de instelling op niveau van doctoraatsstudenten
en postdocs informatieve sessies organiseren waarin de
specifieke onderzoeksregels van hun discipline aan de
orde komen. Naast deze informering is een moment van
discussie en de mogelijkheid om vragen te stellen essentieel. Ze kunnen dan leren van elkaar en van de lesgever
of moderator. Hierbij kan rollenspel een handige aanpak
zijn. Mensen leven zich in in iemand die in een netelige
situatie belandt. Hoe zouden zij hiermee omgaan? Wat zijn
de problemen die ze zien? Wat zou er moeten gebeuren?
De wetenschappelijke realiteit doorbreekt een visie van “zij
die wetenschappelijke fraude plegen” en “wij die ons altijd
keurig gedragen”.
Professoren bepalen welke standaarden hun onderzoeksgroep hanteert. Zij hebben een grote impact op de dagelijkse onderzoekscultuur. Ze geven concrete richtlijnen aan
hun medewerkers door wat ze doen en laten, door wat ze
sanctioneren of juist toelaten. Als professoren wetenschappelijke integriteit niet prioriteren, zullen hun medewerkers
dit waarschijnlijk ook niet doen. Omdat professoren experten zijn op hun specifiek gebied, is een klassieke lesstructuur met een hiërarchisch verschil tussen de leraar en de
leerling, inefficiënt. Een meer horizontale benadering zal
wellicht meer effect hebben, zoals een sessie rond mentoring the mentors. Hier kunnen professoren leren van elkaars
ervaringen en elkaar dilemma’s voorleggen. De beweging
naar mentoring the mentors wordt ook gemaakt in de recente
nieuwsbrief van het Office of Research Integrity in Amerika.14 Het zal niet eenvoudig zijn om professoren te betrekken bij trainingen, maar vanwege hun impact op de onderzoekscultuur is het noodzakelijk om ook op hen te focussen.
Wie zou kunnen lesgeven?
w
w
In principe kan elke wetenschapper getuigen over hoe hij
of zij wetenschappelijke integriteit concretiseert in de dagelijkse praktijk. Voorname en gerespecteerde wetenschappers
en beleidsmedewerkers kunnen hun engagement tonen
door bij te dragen aan lessen of trainingen. Jongere wetenschappers kunnen best ook de rol van moderator opnemen,
bijvoorbeeld samen met een ervaren professor. Dit verlaagt
de drempel voor andere jongere onderzoekers om effectief
in alle openheid hun ervaringen te bespreken.
Het huidige gebrek aan harmonie in het wetenschapsbeleid
zorgt voor onnodige verwarring en inefficiëntie. Ik gebruik
graag het beeld van de koorddanser. Koorddansers moeten
op grote hoogte hun evenwicht behouden op een smal
koord. Wetenschappers moeten ook de juiste wetenschappelijke houding aannemen en goed handelen. Vandaag
moeten ze evenwel hun evenwicht proberen te houden met
normen en standaarden die verschillen van land tot land en
soms zelfs binnen hetzelfde land.
Richtlijnen schieten als paddestoelen uit de grond en vaak
spreken ze elkaar tegen. Op Europees niveau is er bijvoorbeeld de European Code for Research Integrity ontwikkeld.
Toch zien we dat andere richtlijnen, zoals de Hongaarse, die
zich op deze Europese richtlijn baseren, een andere definitie
Controleren of vertrouwen?
De keuze voor een bepaald wetenschapsbeleid komt vaak
neer op wie of wat men vertrouwt. Je kunt een beleid uitstippelen dat uitgaat van het persoonlijk vertrouwen in de
integriteit en de verantwoordelijkheidszin van wetenschappers. Deze visie leunt aan bij de waardengebaseerde visie.
Als professoren integriteit
niet prioriteren, zullen hun
medewerkers dit waarschijnlijk
ook niet doen
13
T H
M A
4-14
Het geweten van universiteit en hogeschool
een aangetaste appel
in de mand? Dan kunnen
Referenties
uithalen en verdergaan
ah
og
er
on
d
geven van wetenschappelijke fraude. Pogingen tot harmonisatie lijken niet te slagen. Daarom is het verschil tussen de
waarden- en normengebaseerde visies cruciaal in het uitdenken van een wetenschapsbeleid. Gediversifieerde lessen
en trainingen organiseren, aangepast aan het publiek, zijn
alvast concrete zaken die we op zeer korte termijn kunnen
realiseren. We moeten ethiek expliciteren, bediscussiëren
en trainen. Pas dan is internaliseren en concretisering mogelijk. Rolmodellen, een cultuur van integriteit en duidelijk
beleid dat hieraan belang hecht zijn cruciaal.
1. Callaway, E. (2011). Report finds massive fraud at Dutch universities. Nature, 479,
Article 15. doi:10.1038/479015a
2. Kennedy, D. (2002). More Questions About Research Misconduct. Science, 297, 13.
3. Cyranoski, D. (2014). Cloning comeback. Nature, 505, 468-471.
4. Kupferschmidt, K., Vogel, G. (2013). Plagiarism hunters take down research minister.
Science, 339, 747.
5. Schiermeier, Q. (2012). Romanian prime minister accused of plagiarism: Allegations
prompt questions about government’s ability to tackle misconduct in academia. Nature,
486, Article 305. doi:10.1038/486305a
6. Wakefield A. J. J., et al. (1999). Ileal-lymphoid-nodular hyperplasia, non-specific colitis,
and pervasive developmental disorder in children. Lancet, 351(9103), 637–641.
7. Fanelli,D. (2009) How Many Scientists Fabricate and Falsify Research? A Systematic
Review and Meta-Analysis of Survey Data. PLoS ONE, 4:e5738.doi:10.1371/journal.
er
w
ijs
.
we de appel er gewoon
or
g
Simon Godecharle
is verbonden aan het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek, Vlaanderen) en aan het Centrum voor biomedische ethiek
en recht van de KU Leuven
[email protected]
Is een fraudeur zoals
w
w
w
.th
em
Is een wetenschappelijke fraudeur zoals een aangetaste
appel in een mand? Als dat zo is, dan kunnen we de appel er gewoon uithalen en verder gaan als voorheen. Of
is het complexer dan dat? Is er een structureel probleem?
Een eenvoudig antwoord bestaat er niet. Integendeel. De
wetenschappelijke ervaring leert dat als iemand op een fundamentele vraag een kort, ongenuanceerd, klaarblijkelijk
duidelijk en volledig logisch lijkend antwoord geeft, het op
zijn minst onvolledig en waarschijnlijk fout is.
14
pone.0005738.
8. Martinson, B.C., Anderson, M.S., De Vries, R. (2005) Scientists behaving badly. Nature,435, 737–738.
9. Godecharle, S., Nemery, B., Dierickx, K. (2013). Guidance on research integrity: no
union in Europe. The Lancet, 381 (9872), 1097-1098.
10. Godecharle, S., Nemery, B., Dierickx, K. (2014). Heterogeneity in European Research
Integrity Guidance: Relying on Values or Norms?. Journal of Empirical Research on
Human Research Ethics, 9 (3), 1-12.
11. Ten Have, H., Ter Meulen, R., Van Leeuwen, E. (2008). Medische ethiek, 2nd ed. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
12. Anderson, M. S., et al. (2007). What do mentoring and training in the responsible
conduct of research have to do with scientists’ misbehavior? Findings from a National
Survey of NIH-funded scientists. Academic Medicine, 82, 853-860.
13. Godecharle, S., Nemery,B., Dierickx, K. (2013). Integrity Training: Conflicting Practices.
Science, 340 (6139), 1403-1403.
14. Office of Research Integrity, Newsletter June 2014, Volume 22, No. 3:http://ori.hhs.gov/
images/ddblock/june_vol22_no3.pdf.pdf
15. W Stroebe, W., Postmes, T., Spears, R. (2012) Scientific Misconduct and the Myth of
Self-Correction in Science. Perspectives on Psychological Science, 7, 670-688.