Jaarverslag BPL 2013

’13
Jaarverslag
Jaarverslag 2013
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Dit is een uitgave van
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
datum
Juni 2014
Samenvatting
Aantallen en percentages
2013
2012
2011
2010
2009
2008
Aangesloten werkgevers met personeel*
14.721
14.967
19.200
19.397
19.201
21.031
Aangesloten werkgevers zonder personeel
19.036
12.579
Deelnemers
88.876
90.228
89.701
90.415
84.383
91.114
5.140
5.004
4.913
5.225
5.426
5.636
Ouderdomspensioen**
39.735
38.677
35.600
33.631
32.363
31.229
Nabestaandenpensioen***
16.086
15.526
16.852
16.995
16.745
16.727
1.195
1.115
946
881
**
**
974
953
2.782
3.076
3.321
3.548
427.746
424.366
435.993
436.345
541.217
530.539
partnerpensioen****
21,7%
19,5%
18,15%
14,6%
14,6%
14,6%
Reglementaire premie
21,7%
19,5%
18,15%
15,7%
15,7%
15,7%
Arbeidsongeschikte deelnemers
premievrije voortzetting
Gepensioneerden:
Wezenpensioen
BPL-Flexpensioen
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Slapers
735
706
3.586
638
639
3.709
Feitelijke premie ouderdoms- en
* vanaf ultimo 2012 worden de werkgevers met en zonder personeel gesplitst weergegeven.
Tot en met 2011 bevatten de aantallen ook werkgevers die de laatste 3 jaar geen personeel in dienst hadden.
** vanaf ultimo 2012 inclusief flexpensioen
*** vanaf ultimo 2012 inclusief ANW
**** percentage van de pensioengrondslag
2
BPL JAARVERSLAG 2013
Financiële gegevens (x € 1.000)
2013
2012
2011
2010
2009
2008
336.964
303.676
280.864
221.831
217.291
210.537
32.068
52.547
Kostendekkende premie*
368.661
392.834
355.052
317.223
323.770
222.158
Gedempte premie**
265.324
284.638
302.606
302.214
279.270
254.955
Pensioenuitkeringen
208.445
196.522
188.933
193.926
158.213
136.167
15.558
20.562
25.416
29.893
22.513
22.322
10.463.426
10.273.575
9.054.986
8.700.274
7.669.320
7.314.789
39.152
1.061.656
686.640
760.687
269.269
534.158
4,4%
9,8%
8,5%
6,1%
9,8%
-6,4%
0,6%
11,9%
8,5%
10,7%
3,8%
8,7%
Reserves
1.137.956
672.548
217.850
788.948
1.128.514
778.918
Technische voorzieningen
9.402.473
9.682.237
8.935.062
7.567.723
6.343.314
6.385.655
FTK-dekkingsgraad
109,3%
104,4%
100,6%
110,4%
117,8%
112,2%
Vereiste dekkingsgraad
120,6%
118,6%
117,0%
117,2%
113,7%
111,2%
Saldo van baten en lasten
465.408
454.698
-571.098
-339.566
349.596
-1.143.860
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,1%
2,8%
0,34
-0,35
-0,70
-0,12
0,05
0,49
Premiebaten (excl VPL-premie)
VPL-premie
Uitvoeringskosten
Belegd vermogen (incl. rentehedge)
Beleggingsopbrengst (incl. rentehedge)
Gemiddeld rendement op beleggingen
(excl. rentehedge)
Gemiddeld rendement op beleggingen
(incl. rentehedge)
Indexatie
Z-score
* de premie die nodig is om de onvoorwaardelijke en – in voorkomende gevallen – voorwaardelijke onderdelen van de
pensioenovereenkomst in het huidige jaar en de langere termijn na te komen. Bij de waardering wordt uitgegaan van de
rentetermijnstructuur per 31-12-2011
**bij vaststelling van de kostendekkende premie wordt uitgegaan van de marktrente die van jaar tot jaar anders kan
zijn, zal ook de kostendekkende premie jaarlijks kunnen verschillen. Om grote fluctuaties in de premie te voorkomen,
maakt BPL gebruik van de mogelijkheid om de premie te ‘dempen’. Hierbij wordt voor de vaststelling van de premie
uitgegaan van een gestabiliseerde rentevoet van 4,0%
BPL JAARVERSLAG 2013
3
4
BPL JAARVERSLAG 2013
Voorwoord
Voor u ligt het jaarverslag 2013 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL). In dit jaarverslag leest u meer
over de financiële positie van het fonds en de belangrijke ontwikkelingen die in het verslagjaar hebben plaatsgevonden.
Voor de pensioensector was 2013 wederom een turbulent jaar. Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen
ligt het pensioenstelsel onder een vergrootglas. De houdbaarheid en toekomstbestendigheid van het stelsel staan ter
discussie. Om die reden heeft BPL een aantal wijzigingen doorgevoerd in de pensioenregeling. Zo is bijvoorbeeld de
pensioenrichtleeftijd vanaf 1 januari 2013 omhoog gegaan naar 67 jaar. Maar de ontwikkelingen gaan in een fors tempo door.
Met het afsluiten van een nieuw pensioenakkoord eind 2013 heeft de politiek een stap gezet naar een nieuw pensioenstelsel.
De dekkingsgraad van BPL is licht verbeterd ten opzichte van afgelopen jaar. Dit herstel is mede te danken aan een aanpassing
van het premiebeleid, het achterwege laten van indexaties en de ontwikkeling van de marktrente. Waar andere fondsen
de pensioenen moesten verlagen, was dat voor BPL in 2013 niet aan de orde. Er is nog wel sprake van een reservetekort.
BPL blijft aan het herstel van de financiële situatie van het fonds werken. Een goed en verantwoord beleggingsbeleid
heeft blijvend de aandacht van het bestuur. Ook is opnieuw gekeken naar de inrichting van het risicomanagement voor het
versterken van de interne beheersing.
Pensioen blijft een ingewikkeld onderwerp. Het actief betrekken van belanghebbenden neemt voor BPL daarom ook
een belangrijke plaats in. In 2013 is er onderzoek verricht naar de tevredenheid over de communicatiemiddelen van het
pensioenfonds. BPL vindt het belangrijk om deelnemers en werkgevers op een begrijpelijke en kostenbewuste manier te
informeren. Ook is de risicobereidheid bij deelnemers en gepensioneerden in kaart gebracht. De uitkomsten van beide
onderzoeken geven het bestuur handvatten voor het verder aanscherpen van het toekomstige beleid.
Het bestuur van BPL streeft ook naar direct contact met de deelnemers van de pensioenregeling. Daarom zijn in 2013 weer
diverse deelnemersbijeenkomsten georganiseerd die goed zijn gewaardeerd. Het bestuur hoopt in 2014 weer veel deelnemers
te kunnen begroeten bij deze bijeenkomsten.
BPL verwacht dat de ontwikkelingen in 2014 ook weer veel aandacht van het bestuur vergen. Het kabinet heeft een voorstel
gedaan voor het invoeren van nieuwe spelregels voor pensioenfondsen. Deze regels moeten de toekomstbestendigheid van
het pensioenstelsel verder vergroten. Er dienen keuzes gemaakt te worden waarbij de belangen van alle betrokken partijen
evenwichtig afgewogen moeten worden. BPL wil zijn werkgevers, deelnemers en gepensioneerden hier goed bij betrekken.
Het bestuur wil iedereen bedanken voor de bijdrage die is geleverd aan het goed functioneren van het fonds. Het bestuur
heeft het vertrouwen dat een ieder zich in 2014 opnieuw zal inzetten om de ambitie van het fonds verder waar te maken:
zorgen voor een duurzame en betrouwbare pensioenregeling!
Veel leesplezier toegewenst!
H.Th.J. VultoG.P.M.J. Roest
WerkgeversvoorzitterWerknemersvoorzitter
BPL JAARVERSLAG 2013
5
6
BPL JAARVERSLAG 2013
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1– Inleiding
8
Hoofdstuk 2 – Ontwikkelingen
19
Hoofdstuk 3 – Financieel beleid
27
Hoofdstuk 4 – Uitvoering van de pensioenregeling
47
Hoofdstuk 5 – Deelnemersraad
59
Hoofdstuk 6 – Verantwoordingsorgaan
63
Hoofdstuk 7 – Jaarrekening
69
Hoofdstuk 8 – Overige gegevens
109
BPL JAARVERSLAG 2013
7
8
BPL JAARVERSLAG 2013
1
Stichting
Bedrijfspensioenfonds
voor de Landbouw
BPL JAARVERSLAG 2013
9
1.Stichting Bedrijfspensioenfonds
voor de Landbouw
1.1
Inleiding
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw verzorgt al sinds 1948 de pensioenregeling voor de agrarische en groene
sector. Het fonds heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Ook
heeft het pensioenfonds een bestuursbureau. Daarnaast is een aantal externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In
dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen, het bestuursbureau en de externe partijen voor. Allereerst volgen de
doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds.
1.2
Over het fonds
1.2.1
Naam en vestigingsplaats
De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (hierna: het fonds of BPL) is opgericht in 1948 en vanaf 16 januari
2014 statutair gevestigd in Woerden (tot 16 januari 2014: Zoetermeer). Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is
aangesloten bij de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel
onder nummer 41149285.
1.2.2
Missie en visie
Missie
BPL verzorgt in opdracht van sociale partners voor zijn deelnemers een duurzame en betrouwbare pensioenregeling.
Visie
BPL zet zijn belanghebbenden voorop en wil een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds zijn dat de financiële
verplichtingen nu en in de toekomst waar kan maken. BPL is het pensioenfonds voor de agrarische en groene sector en
streeft naar versterking door het aantrekken van aanpalende sectoren.
BPL ambieert een goed pensioen tegen een zo stabiel mogelijke premie. Een goed en verantwoord beleggingsbeleid maakt
dit mogelijk. Het beleggingsbeleid sluit aan op de toekomstbestendigheid van het pensioenfonds en draagt tegelijkertijd bij
aan een duurzame maatschappij.
Het uitvoeren van de pensioenregeling geschiedt correct, kostenefficiënt en maatschappelijk verantwoord. Vertrouwen en
deskundigheid vormen de basis van al het handelen. Daarnaast streeft BPL naar een breed risicodraagvlak voor behoud van
solidariteit en collectiviteit. BPL wil zijn belanghebbenden actief betrekken bij de pensioenregeling. Transparantie en
begrijpelijkheid staan hierbij voorop.
1.2.3
Samenwerkende organisaties
De volgende organisaties benoemen leden in het bestuur, de deelnemersraad of het verantwoordingsorgaan.
Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland);
• CUMELA Nederland;
• Branchevereniging VHG;
• FNV Bondgenoten;
• CNV Vakmensen;
•CSO.
10
BPL JAARVERSLAG 2013
1.3Het bestuur
Het bestuur bestaat uit een even aantal van minimaal tien bestuursleden. Daarnaast kent het bestuur een aantal aspirant
bestuursleden. De helft van de bestuursleden wordt benoemd door de volgende werkgeversorganisaties:
Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland);
• CUMELA Nederland;
• Branchevereniging VHG.
De andere helft van de bestuursleden wordt benoemd door de werknemersorganisaties:
• FNV Bondgenoten;
• CNV Vakmensen.
Samenstelling bestuur per 31 december 2013
Leden werkgeverszijde
Organisatie
Einde zittingsduur
H. Th. J. Vulto (voorzitter
LTO Nederland
1 januari 2017
R. le Clercq
LTO Nederland
1 januari 2015
J.W.J. van Leeuwen
LTO Nederland
1 januari 2016
F.M. Crucq
VHG
1 januari 2018
J. Maris
CUMELA Nederland
1 januari 2015
Leden werknemerszijde
Organisatie
Einde zittingsduur
G.P.M.J. Roest (voorzitter)
FNV Bondgenoten
1 januari 2018
H. Onstwedder
FNV Bondgenoten
1 januari 2017
M.J.A.M. Daamen
FNV Bondgenoten
1 januari 2015
G.H. Koudys
CNV Vakmensen
1 januari 2016
Vacature
Zetel namens gepensioneerden
Het bestuur heeft in 2013 elf keer vergaderd. Het bestuur heeft besloten om niet langer te werken met plaatsvervangende
bestuursleden. In het kader van opleiding zullen aspirant bestuursleden de plaats van de plaatsvervangende bestuursleden
innemen.
Op 7 maart 2013 heeft De Nederlandsche Bank ingestemd met de benoeming van de heer Onstwedder als algemeen
bestuurslid. Op 31 maart 2014 heeft De Nederlandsche Bank ingestemd met de herbenoeming van de heer Maris als
algemeen bestuurslid tot 1 januari 2015. Op dit moment loopt er nog een benoemingsprocedure voor de heer Vulto.
1.3.1Rol voorzitters
De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
van het bestuur. In 2013 was de heer Vulto voorzitter en de heer Roest plaatsvervangend voorzitter. Het bestuur is belast met de
leiding, het algemene beleid en het beheer van het fonds. Beide voorzitters vertegenwoordigen het fonds in en buiten rechte.
BPL JAARVERSLAG 2013
11
1.3.2Bestuurlijke commissies
Het fonds heeft vijf bestuurlijke commissies ingesteld: het voorzittersoverleg, een beleggingsadviescommissie, een technische
commissie, een dienstverleningsovereenkomst commissie en een risicocommissie. De taak van deze commissies is het
voorbereiden van onderwerpen waarover het bestuur een besluit moet nemen.
Voorzittersoverleg
In het voorzittersoverleg worden voorleggers, dringende maar niet beleidsbepalende kwesties, en specifieke onderwerpen
waar het bestuur mandaat voor heeft gegeven, aan de orde gesteld. In 2013 heeft dit overleg twaalf keer plaatsgevonden.
Samenstelling per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
H. Th. J. Vulto (werkgeversvoorzitter)
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest (werknemersvoorzitter)
FNV Bondgenoten
De samenstelling van dit overleg is in 2013 niet gewijzigd. Wel neemt de heer Onstwedder sinds januari 2012 als aspirant-lid
deel aan deze overleggen.
Beleggingsadviescommissie
De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur over strategische beleggingen, investeringen in onroerend goed en
wijzigingen op het gebied van vermogensbeheer en risicobeheersing. De commissie houdt toezicht op het financieel
pensioenmanagement en het vermogensbeheer. In dat kader beoordeelt zij de betreffende rapportages. Daarnaast is de
commissie betrokken bij het uitvoeren van ALM-studies. De taken en bevoegdheden van de beleggingsadviescommissie zijn
vastgelegd in een beleggingsreglement. In het verslagjaar kwam de beleggingsadviescommissie zeven keer bij elkaar.
Samenstelling per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
F.M. Crucq (werkgeversvoorzitter)
VHG
H. Th. J. Vulto
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
De samenstelling van dit overleg is in 2013 niet gewijzigd. Wel neemt de heer Onstwedder sinds januari 2012 als aspirantbestuurslid deel aan deze overleggen.
Technische commissie
De technische commissie adviseert het bestuur over nieuwe regelgeving en communicatie. In het verslagjaar kwam de
commissie vier keer bij elkaar. De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als
voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de technische commissie. In 2013 was de heer Maris voorzitter en de heer
Koudys plaatsvervangend voorzitter.
12
BPL JAARVERSLAG 2013
Samenstelling per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
J. Maris (werkgeversvoorzitter)
CUMELA Nederland
G.A.M. van der Grind
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest
FNV Bondgenoten
G.H. Koudys (werknemersvoorzitter)
CNV Vakmensen
De samenstelling van dit overleg is in 2013 niet gewijzigd.
Dienstverleningsovereenkomst Commissie
De DVO commissie adviseert het bestuur over de DVO-rapportages. De taken en bevoegdheden van de commissie zijn vastgelegd in een reglement. In het verslagjaar kwam de commissie vier keer bij elkaar. De werkgevers- en werknemersvoorzitter
fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie. In 2013 was de mevrouw
Daamen voorzitter en de heer Van Leeuwen plaatsvervangend voorzitter.
Samenstelling per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
J.W.J. van Leeuwen (werkgeversvoorzitter)
LTO Nederland
Mw. M.J.A.M. Daamen (werknemersvoorzitter)
FNV Bondgenoten
De samenstelling van dit overleg is in 2013 niet gewijzigd.
Risicocommissie
De risicocommissie adviseert het bestuur over het strategisch beleid en het te hanteren risicokader. De risico’s worden
integraal geïdentificeerd en gemonitord door middel van een risicodashboard. Het risicodashboard is op dit moment in
ontwikkeling. De risicocommissie bestaat uit 2 bestuursleden en een risicomanager namens het bestuursbureau.
Samenstelling per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
H. Th. J. Vulto (werkgeversvoorzitter)
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest (werknemersvoorzitter)
FNV Bondgenoten
Naast deze bestuurlijke commissies heeft het bestuur een commissie van beroep, een adviescommissie bezwaarschriften en
een visitatiecommissie ingesteld.
1.4
Visitatiecommissie
De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen en heeft als taak om het functioneren van het fonds en
het bestuur kritisch te bezien. Het bestuur zorgt door het verlenen van deze opdracht aan de visitatiecommissie, voor een
transparant intern toezicht. De visitatiecommissie beoordeelt in ieder geval de volgende zaken:
• beleidsprocedures, bestuursprocessen en checks and balances binnen het fonds;
• de wijze waarop het bestuur het fonds aanstuurt;
• de wijze waarop het bestuur omgaat met risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie rapporteert aan het bestuur. Het bestuur bespreekt de rapportage van de visitatiecommissie en de
eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het verantwoordingsorgaan.
BPL JAARVERSLAG 2013
13
Samenstelling per 31 december 2013:
Leden
N. van Altenburg
A. Hoekstra
J. Thole
De visitatiecommissie wordt in 2014 vervangen door een raad van toezicht.
1.5Commissie van Beroep
De commissie van beroep adviseert bij geschillen over besluiten van het bestuur. Het kan gaan om geschillen met
deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of werkgevers.
Samenstelling per 31 december 2013:
Leden
Organisatie
N. Ruiter (voorzitter)
Bosch & Ruiter Advocaten
Mw. L.F.A.M. Jansen
FNV Bondgenoten
W. van den Beucken
LTO Nederland
H.J. Vetter (plv. voorzitter)
Van Till Advocaten
Uitvoering secretariaat
Mw. K. Tusveld
Organisatie
Actor Bureau voor Sectoradvies
De commissie heeft in het verslagjaar geen voorlegger behandeld.
1.6Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten
De adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten adviseert het bestuur bij bezwaren van belanghebbenden
wegens het niet verlenen van een vrijstelling. De commissie heeft in het verslagjaar niet vergaderd. In de bestuursvergadering
van 28 februari 2013 heeft het bestuur besloten om de commissie op te heffen en de adviserende taak neer te leggen bij het
voorzittersoverleg.
1.7Deelnemersraad
De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over onderwerpen die het pensioenfonds aangaan. De
raad adviseert in elk geval over voorgenomen besluiten tot statuten- en reglementswijziging, vaststelling van het jaarverslag,
vaststelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), premies en indexatiebeleid.
Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden een beroeps- en klachtrecht, bijvoorbeeld
wanneer het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt.
De deelnemersraad bestaat uit zestien leden. Elf leden namens de deelnemers en vijf leden namens de gepensioneerden.
De heer Binda was in 2013 voorzitter. De heren Hylkema en Burger waren plaatsvervangend voorzitter. In het verslagjaar kwam
de deelnemersraad vijf keer bij elkaar, waarvan twee keer met het bestuur.
14
BPL JAARVERSLAG 2013
Samenstelling deelnemersraad per 31 december 2013:
Leden namens actieve
deelnemers
S. Binda
Plaatsvervangende leden
A. Hettinga
Organisatie
FNV Bondgenoten
D. Aaldering
FNV Bondgenoten
A. Marijt
FNV Bondgenoten
H. van der Werf
FNV Bondgenoten
W. Korstanje
FNV Bondgenoten
N. Beckers
FNV Bondgenoten
C. de Greeve
FNV Bondgenoten
F.B.M. Kemps
FNV Bondgenoten
J. Dijkstra
J. Oosting
CNV Vakmensen
C. Aangeenbrug
CNV Vakmensen
Y. Hylkema
CNV Vakmensen
Namens de gepensioneerden
Plaatsvervangende leden
Organisatie
H. Bos
FNV Bondgenoten
H. Wolters
FNV Bondgenoten
E. van Hulst
G. Borsboom
CNV Vakmensen
A.T. Burger
CSO
F. van Puffelen
CSO
1.8Het verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de
toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel tenminste één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt,
samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het verslag van het betreffende jaar.
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vierentwintig leden. Acht leden namens de deelnemers, acht leden namens de
gepensioneerden en acht leden namens de werkgevers. Elke geleding draagt een voorzitter voor. De drie voorzitters fungeren
per periode van een kalenderjaar beurtelings als voorzitter van het verantwoordingsorgaan. De heer Binda was in 2013 voorzitter.
De heren Schrijver en Burger waren plaatsvervangend voorzitters. In het verslagjaar kwam het verantwoordingsorgaan vijf keer
bij elkaar, waarvan twee keer met het bestuur.
BPL JAARVERSLAG 2013
15
Samenstelling verantwoordingsorgaan per 31 december 2013:
Leden namens actieve
deelnemers
S. Binda
Plaatsvervangende leden
Vacature
Organisatie
FNV Bondgenoten
H. van der Werf
FNV Bondgenoten
W. Korstanje
FNV Bondgenoten
F.B.M. Kemps
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
J. Oosting
J. Dijkstra
CNV Vakmensen
C. Aangeenbrug
CNV Vakmensen
Y. Hylkema
CNV Vakmensen
Namens de gepensioneerden
H. Bos
Plaatsvervangende leden
Vacature
Organisatie
FNV Bondgenoten
H. Wolters
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
H. Kerssies
E. van Hulst
CNV Vakmensen
G. Borsboom
CNV Vakmensen
A.T. Burger
CSO
F. van Puffelen
CSO
Vacature
FNV Bondgenoten
Namens de werkgevers
Plaatsvervangende leden
G.H. Schrijver
B.B. Hasselo
Organisatie
LTO Noord
S. van der Schaar
J.W.A. van Paassen
LTO Noord
LTO Noord
Vacature
F. de Wijs
ZLTO
B. Leenders
H.J.H. Koehorst
LLTB
J.H.J. Schoot Uiterkamp
Mw. R. Zweistra
CUMELA
Mw. K. Miedema-Lammertsma Mw. J. Tuinenga
CUMELA
T. Greeve
VHG
16
BPL JAARVERSLAG 2013
N. Benamar
1.9
Uitbesteding
Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleid en voor de uitvoering van de pensioenregeling. Het bestuur heeft de uitvoering
van het Pensioenbeheer uitbesteed aan TKP Pensioen en het vermogens- en vastgoedbeheer aan Syntrus Achmea. Het
fonds heeft afspraken vastgelegd in overeenkomsten met de betreffende partijen. Nadere afspraken over de kwaliteit van de
dienstverlening zijn vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten.
Het bestuur ziet erop toe dat de risico’s die verbonden zijn aan het uitbesteden van deze werkzaamheden adequaat worden
beheerst. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in
overeenstemming is met de gemaakte afspraken. De organisaties rapporteren daartoe ieder kwartaal over de nakoming van
de gemaakte afspraken in de dienstverleningsovereenkomsten. Het bestuur kan de werkzaamheden vervolgens bijsturen
aan de hand van deze DVO-rapportages en kwartaalrapportages. De rapportages worden besproken in de DVO-Commissie,
de beleggingsadviescommissie en in het bestuur. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de
werkzaamheden te kunnen beoordelen.
1.10 BPL bestuursbureau
Ter ondersteuning van de besturen van diverse fondsen in de agrarische en groene sector hebben sociale partners een
bestuursbureau opgericht. Het BPL bestuursbureau ondersteunt het bestuur in de uitoefening van zijn taken en
verantwoordelijkheden en doet dat onder meer door:
• het ondersteunen en voorbereiden van vergaderingen en commissies;
• het voorbereiden van het beleid;
• het (laten) uitvoeren en monitoren van het vastgestelde beleid;
• het inhoudelijk en financieel monitoren van derden (uitvoerende organisaties);
• het vormgeven en onderhouden van netwerken met alle betrokkenen.
Enerzijds creëert het bestuursbureau de omstandigheden waaronder het bestuur zich optimaal kan toeleggen op zijn taken
en anderzijds vervult het bestuursbureau een coördinerende, monitorende en adviserende rol.
Actor, bureau voor sectoradvies
Stationsweg 1 3445 AA Woerden
1.11 Externe partijen
Adviserend actuaris -
Actor, bureau voor sectoradvies / Mercer Nederland B.V.
Waarmerkend actuaris -
Mercer Nederland B.V.
Accountant -
Deloitte Accountants B.V.
Pensioenbeheer -
TKP Pensioen B.V.
Vermogensbeheer
-
Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V / Syntrus Achmea Real Estate & Finance B.V.
Compliance Officer -
Nederlands Compliance Instituut
Looncontrole -
SMA-Accountants N.V.
Fiduciair beheerder -
Syntrus Achmea Strategisch Pensioen Management
BPL JAARVERSLAG 2013
17
18
BPL JAARVERSLAG 2013
Ontwikkelingen
2
BPL JAARVERSLAG 2013
19
2.
Ontwikkelingen
2.1Inleiding
In dit hoofdstuk komen de belangrijkste ontwikkelingen aan de orde die in 2013 in het bestuur zijn geweest naast de reguliere
thema’s waar het fonds zijn aandacht aan besteedt. 2013 stond in de tweede helft van het jaar vooral in het teken van de
keuze voor het nieuwe bestuursmodel na het in werking treden van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen.
2.2Governance
De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is op 7 augustus 2013 in werking getreden. Pensioenfondsen dienen op 1 juli
2014 hun nieuwe bestuursmodel operationeel te hebben. BPL is al voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel gestart met de oriëntatie op een eventueel nieuw bestuursmodel. In dit traject is BPL ondersteund door derde
partijen waaronder onder meer Ortec. Deze verkenningen bestonden uit het bespreken van de veranderende wetgeving
tot het verkennen van andere modellen bij aanverwante pensioenfondsen. Na het inwerking treden van de wetgeving is
het fonds aan de hand van het opstellen van criteria en de evaluatie van het huidige bestuursmodel tot een keuze voor het
nieuwe bestuursmodel gekomen: het paritaire bestuursmodel. In dit traject heeft het fonds sociale partners, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan gekend.
Aan de hand van een stappenplan is in het najaar van 2013 gestart met de implementatie van het nieuwe bestuursmodel.
Hiervoor is het geschiktheidsbeleidsplan geactualiseerd aan de hand van de gewijzigde wetgeving. Er is een functieprofiel
opgesteld voor de door verkiezingen aan te wijzen bestuurder die de gepensioneerden vertegenwoordigt. Verkiezingen
worden in het voorjaar van 2014 georganiseerd. Statuten en reglementen worden aangepast aan de nieuwe wetgeving. De
deelnemersraad legt per 1 juli 2014 zijn taken neer. Het verantwoordingsorgaan krijgt nieuwe taken en neemt ook taken van
de verdwenen deelnemersraad over. De raad van toezicht zal het intern toezicht voor zijn rekening nemen. Aan de invulling
van de raad van toezicht wordt gewerkt. De visitatiecommissie die vóór 1 juli 2014 belast was met het intern toezicht zal deze
taak neerleggen.
Naast de Wet versterking bestuur volgt het fonds ook de Code Pensioenfondsen die de Wet versterking bestuur op bepaalde
aspecten nader invult. De Code Pensioenfondsen is tot stand gekomen door samenwerking van de Pensioenfederatie met
de Stichting van de Arbeid. De Code Pensioenfondsen treedt per 1 januari 2014 in werking. Echter bij de implementatie van
het nieuwe bestuursmodel dient het fonds rekening te houden met deze normen. Overigens is het toegestaan om van de
Code Pensioenfondsen af te wijken, maar in dat geval zal dat moeten worden toegelicht in het jaarverslag. Hierover zal in het
jaarverslag 2014 terugkoppeling op worden gegeven.
De nieuwe wetgeving vereist dat pensioenfondsen opnieuw naar hun doelstelling kijken. BPL heeft eind 2013 zijn missie
opnieuw bekeken en met sociale partners vastgesteld. De missie van BPL is:
‘BPL verzorgt in opdracht van sociale partners voor zijn deelnemers een duurzame en betrouwbare pensioenregeling.’
De missie is het uitgangspunt van al het handelen van het fonds. Hierop baseert het fonds zijn toekomstplannen en strategie.
2.3Uitbesteding
Vanaf 2012 heeft het fonds de pensioenadministratie aan pensioenadministrateur TKP Pensioen te Groningen uitbesteed.
De prestaties van TKP worden per kwartaal geëvalueerd door de Commissie dienstverleningsovereenkomst die het bestuur
adviseert. Deze commissie richt zich specifiek op de afspraken die tussen de uitvoerder en het fonds in het kader van de uitvoering van de pensioenadministratie gelden. Over het jaar 2013 zijn geen bijzonderheden te vermelden. Het bestuur is zich
continu bewust van de kosten en de kwaliteit van de prestaties van de pensioenadministrateur. Van de andere kant is de
20
BPL JAARVERSLAG 2013
pensioenadministrateur bezig met het ontwikkelen van een ‘In Control Statement’ om naar haar klanten ook de kwaliteit
van haar dienstverlening te borgen. Het In Control Statement spitst zich toe op de FIRM risico’s en geeft met name een
verdieping van de uitbestedingsrisico’s. In 2013 is de In Control Statement met een klankbordgroep opgezet en in 2014
zal de eerste versie van de ICS worden uitgebracht.
De uitvoering van het pensioenbeheer dat tot 2012 bij Syntrus Achmea Pensioenbeheer plaatsvond is formeel nog niet
afgesloten met het tekenen van de finale kwijting. Oorzaak hiervan is dat er door Syntrus Achmea Pensioenbeheer een
paar cases zijn geconstateerd waarin er uitkeringen foutief zijn vastgesteld. In deze gevallen hebben er na de constatering
zo spoedig mogelijk correcties plaatsgevonden en betaalt Syntrus Achmea Pensioenbeheer een schadevergoeding aan het
pensioenfonds. Als deze cases zijn opgelost kan de finale kwijting worden afgehandeld.
De compliance officer van het fonds heeft in 2012 onderzocht in hoeverre dossiers die betrekking hebben op BPL bij de
vastgoedbeheerder Syntrus Achmea Real Estate & Finance voldoen aan de wettelijke eisen. De conclusie was dat er geen
ernstige bevindingen zijn geconstateerd, wel zijn een aantal aspecten naar voren gekomen als ‘leerpunten of opmerkingen’.
In het voorjaar van 2013 is het fonds hierop teruggekomen bij de vastgoedbeheerder om hun aanpak inzake deze punten te
evalueren.
2.4Communicatie
BPL heeft per 1 januari 2013 een nieuwe pensioenregeling. De uitgangspunten hiervoor zijn:
• verhogen van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar;
• verlagen van het opbouwpercentage van 2,0% naar 1,95%;
• verlaging van het voorwaardelijke pensioen voor deelnemers die geboren zijn in de periode 1951 t/m 1965 (met 18%);
• verlagen werkgeverspremie voor het voorwaardelijk pensioen (van 2,3% naar 1,25% van de loonsom);
•verhogen van de werkgevers- en deelnemerspremie. Voor werkgevers van 15,29% naar 17,09% en voor deelnemers van
4,21% naar 4,61%. Dit is een percentage van de pensioengrondslag (het deel van het loon waarover pensioen wordt
opgebouwd).
De nieuwe pensioenregeling is op een aantal avonden, die zowel in 2012 als in 2013 zijn georganiseerd, toegelicht. De
avonden waren redelijk druk bezocht. Op de avonden gaf de werkgevers- of werknemersvoorzitter, de heer Vulto of de heer
Roest, een presentatie over de financiële situatie van het pensioenfonds, de wijze van beleggen van BPL en de wijzigingen in
de pensioenregeling. De pensioenconsulent van BPL gaf een presentatie over de inhoud van de pensioenregeling van BPL
en de mogelijkheden die de regeling heeft om het pensioengeld van de deelnemer flexibel in te zetten. Dit kan onder andere
door vervroegen van de pensioenrichtleeftijd, hoog-laag pensioen, deeltijdpensioen en de inzet van het voorwaardelijke
pensioen waar deelnemers die geboren zijn tussen 1950 en 1965 voor in aanmerking komen op hun pensioendatum (of
uiterlijk in 2021) mits zij aan de voorwaarden voldoen. De deelnemers en werkgevers waren over het algemeen positief over
het verhaal dat zij te horen kregen. De bijeenkomsten zijn door de bezoekers beoordeeld met een gemiddeld cijfer van 7.7.
In november 2013 zijn er twee deelnemersavonden georganiseerd in Sint Oedenrode en in Nijkerk. Wederom waren de
deelnemers positief over de bijeenkomsten. De komende jaren 2014 en 2015 wordt het concept van de
deelnemersavonden voortgezet en vinden er twee keer per jaar een aantal deelnemersavonden plaats die verdeeld worden
over verschillende locaties in Nederland. Deelnemers die in een bepaalde regio wonen worden hiervoor uitgenodigd. Op de
website van het fonds worden de bijeenkomsten nader aangekondigd.
2.5
Overige communicatieactiviteiten in 2013
Er heeft in 2013 een nulmeting plaatsgevonden naar de communicatie van het fonds naar zijn deelnemers en gepensioneerden.
De uitslag was dat BPL met zijn communicatie op de goede weg zit, maar dat de communicatie nog duidelijker mag zijn. Met
deze boodschap is het fonds aan de slag gegaan. Dit betekent nog duidelijker taalgebruik en een nog betere vormgeving. Een
voorbeeld hiervan is het verkort jaarverslag over 2012 dat het afgelopen jaar is gepubliceerd op de website van het fonds.
BPL JAARVERSLAG 2013
21
Een ander voorbeeld is het pensioenreglement van het fonds. De opbouw van het pensioenreglement is aangepast om de
leesbaarheid te bevorderen, evenals de formulering van het reglement. In 2014 wil het fonds hier nog een verdiepingsslag in
maken door de teksten door taalkundigen aan te laten pakken.
Verder hebben de standaard events zoals het twee keer per jaar uitbrengen van het pensioenmagazine ‘Later Lekker Leven’
voor deelnemers en gepensioneerden van het fonds en de verzending van het Uniform Pensioenoverzicht plaatsgevonden.
2.6Risicomanagement
In augustus 2012 heeft het bestuur het risicomanagement, zoals daar vanaf 2010 tot op heden aandacht aan wordt besteed,
geëvalueerd. Hieruit volgde de algemene conclusie dat er binnen BPL veel aan risicomanagement gedaan wordt, maar
dat dit aan de buitenkant weinig zichtbaar is. Om de zichtbaarheid te vergroten is afgesproken dat BPL als eerste stap een
risicomanagement handboek ontwikkelt waarin de processen rondom risicomanagement en het vervaardigde beleid van het
bestuur van de afgelopen jaren omschrijft. Een concept van een nader uit te werken risicomanagement handboek is
vastgesteld in de bestuursvergadering van augustus 2013. Eveneens is in 2013 het initiatief gekomen om tijdelijk een
risicomanager aan te stellen die de Risicomanagement Commissie nader zal ondersteunen. Om voor het bestuur duidelijk
in beeld te brengen wat de status is op gebied van integraal risicomanagement is in 2013 begonnen met de ontwikkeling van
een risicomanagement-dashboard voor BPL. Hierin zijn de performances vanuit de pensioenadministratie, de fiduciair
manager, de vastgoedbeheerder en de vermogensbeheerder in terug te lezen. Dit dashboard geeft het bestuur stuurinformatie zodat het naar aanleiding hiervan slagvaardiger kan handelen.
2.7Geschiktheid
Zoals in 2.2 omschreven heeft het bestuur het geschiktheidsbeleidsplan opnieuw vastgesteld. Het plan is aangepast aan de
nieuwe normen uit de Wet versterking bestuur en de Code Pensioenfondsen. Er zijn voor iedere rol in het bestuur functieprofielen geschreven. Op het moment van het ontstaan van een vacature in het bestuur worden deze nader specifiek
gemaakt naar aanleiding van de concrete vacature die binnen het bestuur bestaat. Hierbij wordt gekeken naar de binnen
het bestuur reeds aanwezige deskundigheid en vaardigheden. Dit dient te gebeuren bij iedere (her)benoeming. DNB toetst
de voorgedragen bestuurders op basis van het voorgelegde functieprofiel en de bestuursmatrix. Naast deskundigheid en
vaardigheden zijn ook het gedrag en de cultuur binnen het fonds aspecten waar DNB bij zijn toetsingen rekening mee houdt.
Om nieuwe kandidaten voor een vacature optimaal voor te bereiden op de rol als bestuurder en een toetsing door DNB, is het
mogelijk om deze gedurende een periode mee te laten lopen als aspirant bestuurslid.
Het bestuur heeft besloten om met ingang van 1 januari 2014 niet langer te werken met plaatsvervangende bestuursleden.
Deze zijn dan ook uit het geschiktheidsbeleidsplan verwijderd. Het bestuur heeft zich tijdens de studiedagen, die in 2013
vijf keer hebben plaatsgevonden, verdiept in actuele thema’s zoals onder andere de Wet versterking bestuur, het
beloningsbeleid, het nieuwe pensioencontract, managerselectie, integraal risicomanagement, ALM en ontwikkelingen op
beleggingsgebied. Het bestuur is zowel bij Syntrus Achmea Real Estate & Finance, als bij Syntrus Achmea Vermogensbeheer op sitevisit geweest en heeft aldaar nog extra studiedagen gevolgd. Daarnaast hebben de verschillende bestuursleden
deelgenomen aan seminars en bijeenkomsten van de Pensioenfederatie, DNB en andere organisaties.
2.8Compliance
De compliance officer heeft in 2013 gerapporteerd over de naleving van de gedragscode door de verbonden personen. De
compliance officer heeft geen ernstige bevindingen geconstateerd. Wel zijn er enkele aanbevelingen gedaan ter verbetering
van het bestaande beleid. Ook heeft het bestuur bepaald om beter inzicht te krijgen in de nevenfuncties van de bestuurders.
Dit is de aanvullende opdracht voor de compliance officer voor de uitvraag over 2013. Verder zijn in 2013 de uitkomsten van
het onderzoek dat de compliance officer in 2012 heeft uitgevoerd naar de werkzaamheden van Syntrus Achmea Real Estate
& Finance nader besproken. Het onderzoek betrof de activiteiten van de vastgoedbeheerder op het gebied van integriteit en
of zij handelt conform de contractueel afgesproken normen.
22
BPL JAARVERSLAG 2013
2.9
Wijziging van de verplichtstelling
In 2012 zijn de representativiteitscijfers bij het Ministerie voor Sociale Zaken & Werkgelegenheid ingediend. BPL moet dit
een keer in de vijf jaar doen. De verplichtstelling van BPL is op dat moment gelijk gemaakt aan de verplichtstelling van de
Colland cao. De aangepaste verplichtstelling is per 2 februari 2013 van kracht.
2.10Wederkerigheidsafspraken met Bedrijfstakpensioenfonds
voor de Bouw en BPL
Het komt voor dat een werkgever die onder de verplichtstelling van de bouw valt, of andersom die onder de verplichtstelling
van BPL valt, door verschuiving van de werkzaamheden onder de verplichtstelling van het andere pensioenfonds komt te
vallen. Dit heeft tot gevolg dat de werkgever met de pensioenopbouw van het ene pensioenfonds overgaat naar het andere
pensioenfonds. Door een dergelijke overgang kunnen de rechten op het voorwaardelijk pensioen komen te vervallen. Dit
heeft grote gevolgen voor de deelnemers die voor de voorwaardelijke rechten in aanmerking komen. Dit is de aanleiding
geweest van beide pensioenfondsen om afspraken te maken die in deze situatie gelden bij de overgang van de werkgever
naar het andere pensioenfonds. Dit zijn de zogenaamde wederkerigheidsafspraken. Deze houden in dat bij een overgang
de deelnemer zijn rechten op het voorwaardelijk ouderdomspensioen niet verliest, maar het recht behoudt bij het nieuwe
pensioenfonds. Verder is er afgesproken dat een werkgever niet met terugwerkende kracht zal worden aangesloten bij
het andere pensioenfonds en daardoor niet met dubbele premielasten zal worden geconfronteerd. De looptijd van de
wederkerigheidsafspraken is van 1 januari 2011 tot 1 januari 2022. Tussentijds zullen de afspraken regelmatig worden
geëvalueerd.
2.11Beloningsbeleid
Het bestuur heeft het beloningsbeleid per 1 januari 2014 opnieuw vastgesteld. Hierbij is een maximering van een vaste
beloning afgesproken die in principe jaarlijks geïndexeerd wordt met de gemiddelde loonkosten stijging in de sector zakelijke
dienstverlening. Het beloningsbeleid van het bestuur is vastgelegd in de Regeling Vacatievergoeding.
2.12 Overleg sociale partners
In het overleg van het bestuur dat op 2 oktober 2013 met sociale partners is gehouden, heeft het bestuur gevraagd of
er een delegatie van sociale partners deel wilde nemen in een werkgroep om een standpunt in te nemen over een aantal
onderwerpen. Deze onderwerpen hebben betrekking op de pensioenregeling van het fonds en zijn onder meer:
• het BTER-loon;
• het nieuwe pensioencontract;
• het Anw-hiaatpensioen;
• de regeling gelegenheidswerk.
Over de regeling gelegenheidswerk heeft het bestuur besloten de uitvoering van deze regeling in de huidige vorm niet meer
te willen voortzetten in verband met de risico’s die de regeling meebrengt voor het fonds. Aan sociale partners is een deadline gegeven om met een mogelijk alternatief voor de regeling te komen dat juridisch houdbaar is.
2.13 DNB beleggingsonderzoek
DNB heeft in 2013 een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit en beheersing van de beleggingen van BPL. Daarbij is het
fonds beoordeeld op het gebied van beleid, selectie, monitoring & evaluatie en governance rond zijn beleggingsportefeuille.
DNB heeft aan BPL gevraagd om op een beperkt aantal onderdelen het beleggingsbeleid en de beheersing daarvan te verbeteren. Naar aanleiding hiervan heeft BPL een plan van aanpak opgesteld. DNB is positief over het plan van aanpak en
BPL JAARVERSLAG 2013
23
heeft op enkele onderdelen aanvullende opmerkingen gemaakt. Over de voortgang is tussentijds aan DNB gerapporteerd.
Inmiddels zijn alle actiepunten gereed of in een vergevorderd stadium.
2.14 Transitie nieuw Financieel Toetsingskader
Het kabinet heeft een voorstel gedaan voor het invoeren van nieuwe spelregels voor pensioenfondsen. Deze regels moeten
de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel verder vergroten. BPL heeft in samenwerking met sociale partners een
transitieplan opgesteld waarin alle relevante stappen staan om beheerst over te gaan naar een nieuwe pensioenregeling. Ter
voorbereiding heeft het bestuur van BPL een risicobereidheidsonderzoek gehouden onder deelnemers en gepensioneerden.
De uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen bij de afspraken over een nieuwe pensioenregeling.
24
BPL JAARVERSLAG 2013
BPL JAARVERSLAG 2013
25
26
BPL JAARVERSLAG 2013
Financieel beleid
3
BPL JAARVERSLAG 2013
27
3.
Financieel beleid
3.1Inleiding
In dit hoofdstuk leest u over het financierings- en toeslagenbeleid van het fonds. Ook is hier de financiële situatie van het
fonds samengevat en worden de ontwikkelingen op het gebied van beleggingen beschreven.
In augustus 2011 is de dekkingsgraad gezakt tot onder de minimaal vereiste grens van 104,4%, waardoor BPL in een
dekkingstekort is geraakt. Het bestuur heeft naar aanleiding hiervan een herstelplan bij DNB ingediend. Hieruit bleek dat
de dekkingsgraad naar verwachting tijdig (binnen de wettelijke vereiste termijn van 3 jaar) boven de minimaal vereiste
dekkingsgraad uit zal komen. In die situatie is er geen sprake meer van een dekkingstekort. Op basis van het korte termijn
herstelplan moet de dekkingsgraad in augustus 2014 minimaal 104,4% bedragen.
De feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2013 bevestigt dit beeld. De dekkingsgraad ultimo 2013 bedraagt immers
109,3% en is daarmee binnen 3 jaar ruim boven de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,4% uitgekomen. Hierdoor
behoeft vanuit het perspectief van het herstel geen additioneel beleid te worden gevoerd.
Dit herstel is mede te danken aan een aanpassing van het premiebeleid en het achterwege laten van indexaties.
De achtergronden van dit beleid worden in de volgende paragraaf verder toegelicht.
3.2Premies
Het fonds financiert de pensioenregeling met een reglementaire doorsneepremie. Deze premie moet minimaal gelijk zijn
aan de gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie wordt gebaseerd op een rendement van
4%. Een lagere premie, ofwel een premiekorting, is slechts toegestaan als het pensioenfonds een gezonde financiële positie
heeft, dus geen reservetekort heeft en zijn indexatieambitie in belangrijke mate kan waarmaken.
Met ingang van 2013 kon dit premiebeleid niet meer worden gehandhaafd. Bij een dekkingstekort vereist de wet- en regelgeving dat de premie bijdraagt aan herstel van de dekkingsgraad. Dat betekent onder andere dat de premie niet meer kon
worden gebaseerd op een rendement van 4% maar op de geldende marktrente. Voor het jaar 2012 heeft DNB echter BPL
éénmalig, net als vrijwel alle andere pensioenfondsen, ontheffing gegeven van deze verplichting.
In het najaar van 2012 hebben cao-partijen dan ook besloten om de premie voor 2013 te baseren op de marktrente en tevens
de pensioenrichtleeftijd te verhogen van 65 jaar naar 67 jaar en het opbouwpercentage te verlagen van 2,0% naar 1,95%.
Daarbij is het met ingang van 2012 toegestaan om de premie te baseren op de Ultimate Forward Rate in plaats van de zuivere
marktrente. De UFR is voor langere looptijden beduidend hoger, zodat dit een drukkend effect heeft op de premie. Deze
wijzigingen hebben uiteindelijk geleid tot een premieverhoging van 19,5% naar 21,7% van de pensioengrondslag én een
verlaging van de VPL-premie van 2,3% naar 1,25% van het salaris. Cao-partijen hebben daarbij tevens afspraken gemaakt
over de ontwikkeling van de premie, inclusief de VPL-premie, en de onderlinge verdeling tot en met 2021 en verder.
De diverse premies bedragen in miljoenen euro’s als volgt:
De ontvangen premie op basis van 21,7% van de pensioengrondslag
336.964
De gedempte kostendekkende premie
265.324
De kostendekkende premie
368.661
Premie 2013
28
BPL JAARVERSLAG 2013
Totaal
Werkgever
Werknemer
21,70%
17,09%
4,61%
3.3Franchise
Sinds 1 januari 2002 streeft het fonds ernaar om de franchise jaarlijks beleidsmatig aan te passen aan de CBS-prijsindex alle
huishoudens. De franchise is dan minimaal gelijk aan de franchise van artikel 18a, lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964.
Voor 2013 was de franchise vastgesteld op € 49 per dag (€ 12.978,- per jaar).
3.4Toeslagen
Het bestuur hanteert vanaf 2009 variant D1 uit de toeslagenmatrix als uitgangspunt voor het aanpassen van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
Dit betekent dat het fonds ernaar streeft jaarlijks een toeslag te verlenen die gelijk is aan de stijging van het CBS-consumentenprijsindexcijfer (CPI, alle huishoudens afgeleid, dus exclusief effecten door overheidsbeleid, voor de maand september).
Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre het de pensioenrechten en pensioenaanspraken daadwerkelijk verhoogt. Het fonds
verleent alleen een toeslag voor zover de beschikbare middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten.
Daarbij hanteert het de volgende staffel als leidraad:
Hoogte toeslag
Voorwaarden
Geen
gemiddelde dekkingsgraad is lager dan de vereiste dekkingsgraad
Gedeeltelijk gemiddelde dekkingsgraad ligt tussen de vereiste dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad +10%
Volledig
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +10%
Volledig inclusief
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +20%, als er in de drie voorgaande
inhaal
jaren een achterstand in toeslagverlening was
De gemiddelde dekkingsgraad is het gemiddelde van de dekkingsgraad van vier kwartalen, eindigend bij het derde kwartaal
in het jaar voorafgaand aan 1 januari van het jaar waarin toeslag wordt verleend. Daarbij geldt dat het verschil tussen
hoogste kwartaalstand en laagste kwartaalstand niet meer mag bedragen dan 20%; is dit wel het geval dan wordt de hoogste
kwartaalstand afgetopt op de laagste kwartaalstand + 20%. Ook geldt hierbij dat de actuele dekkingsgraad niet lager mag
zijn dan de Vereiste Dekkingsgraad -/- 5% op het moment dat het indexatiebesluit genomen wordt. Bij de vaststelling van
de Gemiddelde Dekkingsgraad, de Vereiste Dekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad wordt de dekkingsgraad genomen
voordat de toeslagtoekenning daarin verwerkt is.
In 2011 heeft het bestuur het toeslagbeleid geëvalueerd. Daarbij heeft zij besloten om de staffel voor inhaaltoeslagen als
volgt te specificeren.
Hoogte toeslag
Voorwaarden
Over maximaal 1 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +10%,
Over maximaal 3 jaar terug gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +20%,
Over maximaal 5 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +25%,
Over maximaal 10 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +30%,
BPL JAARVERSLAG 2013
29
Onderstaande tabel laat zien welke toeslagen het fonds de afgelopen jaren heeft verleend en hoeveel de stijging van het
prijsindexcijfer bedroeg over de van toepassing zijnde referteperiode.
3.5
Jaar
Percentage toeslag
CPI
2003
1,5
1,9
2004
0,6
0,9
2005
1,5
1,4
2006
1,4
1,6
2007
1,4
1,5
2008
2,8
2,8
2009
0,1
0,1
2010
0,0
1,4
2011
0,0
2,5
2012
0,0
2,1
2013
0,0
1,1
Samenvatting financiële positie
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar:
Pensioen
Technische
Dekkings-
vermogen
voorzieningen
graad
EUR
EUR
%
Stand per 1 januari
10.113.267
9.682.237
104,4%
Beleggingsresultaten
37.922
33.865
Premiebijdragen
336.311
305.833
Uitkeringen
-208.445
-207.566
(x € 1.000)
Wijziging marktrente
-384.814
Wijziging actuariële uitgangspunten
Overige
Stand per 31 december
30
BPL JAARVERSLAG 2013
-27.082
10.279.055
9.402.473
109,3%
De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraden ultimo
Rente ultimo jaar van de rentetermijnstructuur
Behorende bij de duration van het fonds
3.6
2013
2012
2011
2010
2009
109,3%
104,4%
100,6%
110,4%
117,3%
2,9%
2,5%
2,8%
3,4%
3,9%
Actuariële analyse
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven:
2013
2012
EUR
EUR
Premiebijdragen
336.964
303.676
Pensioenopbouw
-310.575
-313.134
voeringskosten
-879
3.986
Pensioenuitvoeringskosten
-15.558
-20.562
18.952
-26.034
Beleggingsresultaten inclusief rentederivaten
37.799
1.039.967
Rentetoevoeging technische voorziening
-33.865
-137.274
Wijziging marktrente
384.814
-474.854
388.748
427.839
Resultaat op waardeoverdrachten
-295
370
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
12.627
10.184
Resultaat op uitkeringen
-4.424
4.267
Indexering en overige toeslagen
-2.566
-1.975
Premieresultaat
Mutatie technische voorziening voor pensioenuit-
Inclusief Interestresultaat
Overige resultaten
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
-85.155
Overige baten
24.356
60.956
Overige lasten
-1.821
-8.050
27.877
-19.403
Totaal saldo van baten en lasten basisregeling
435.577
382.402
VPL-resultaat
29.831
72.296
465.408
454.698
Totaal saldo van baten en lasten
3.6.1 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
In boekjaar 2013 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds wederom hoger dan het minimaal vereist eigen vermogen.
Er is echter nog wel sprake van een reservetekort. Het pensioenvermogen is dan lager dan het vereist vermogen. Voor de
berekening van dit vereiste eigen vermogen wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van het standaard model van DNB.
BPL JAARVERSLAG 2013
31
3.6.2 Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
De waarmerkend actuaris komt tot het volgende oordeel: De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de
beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het
pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen, maar niet lager dan het wettelijk Minimaal
Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de
artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 lid 1 in verband met het reservetekort.
3.6.3 Risico en beheersing/beleid
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is
risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico’s die het bestuur met prioriteit heeft aanpakt:
• Actuariële risico’s;
•Renterisico;
•Beleggingsrisico’s.
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s.
Deze beleidsinstrumenten betreffen:
•Premiebeleid;
•Toeslagbeleid;
•Beleggingsbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten
ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies.
Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën
en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als
basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de
uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s.Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. In 2012 is er een update gemaakt
van de ALM-studie. Deze studie was voor het bestuur geen aanleiding om het beleid substantieel te wijzigen. In de loop
van 2014 wordt een nieuwe ALM-studie uitgevoerd, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de nieuwe wettelijke
toezichtseisen die naar verwachting per 1 januari 2015 in gaan.
3.6.4 Actuariële risico’s
De grondslag voor overlevingskansen is gebaseerd op de Prognosetafel 2013-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG).
Deze AG Prognosetafel houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking.
De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte.
Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Alle
actuariële risico’s worden jaarlijks in kaart gebracht, waarbij, indien nodig, de actuariële vooronderstellingen waarop de
premie en de voorziening worden vastgesteld, zullen worden aangepast.
3.6.5 Renterisico
Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk
zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen
(minder rendement) van meer of minder durationmatching af ten opzichte van alternatieve strategieën. Het bestuur heeft
ervoor gekozen om het renterisico deels af te dekken. Vanaf 2012 is de omvang van de renteafdekking gebaseerd op de
marktrente, bij de uitvoering daarvan is al rekening gehouden met de UFR.
32
BPL JAARVERSLAG 2013
3.7 Beleggingen
3.7.1
Terugblik economie en financiële markten
Gematigde groei en lage inflatie
Gematigde groei, een ruim monetair beleid, politieke strubbelingen en een afzwakkende eurocrisis kenmerken 2013. De
wereldwijde economische groei bedroeg volgens het IMF circa 2,9% in 2013, maar de verschillen tussen de regio’s waren
groot. De Eurozone kende per saldo economische krimp, al was er sprake van herstel gedurende het jaar. De economie in de
Verenigde Staten groeide met circa 1,6%. In de opkomende landen nam de economische groei af maar de groeicijfers lagen
nog steeds beduidend hoger dan in de ontwikkelde landen. Per saldo bleef de inflatie laag, waardoor het voor centrale
banken mogelijk was een zeer ruim monetair beleid te voeren. De Amerikaanse centrale bank (Fed) handhaafde gedurende
2013 het opkoopprogramma van staats- en hypotheekgerelateerde obligaties. Dit beleid wordt in 2014 verkleind. De ECB
verlaagde de beleidsrente in twee stappen naar het historisch lage niveau van 0,25%. De Bank of Japan continueerde het eind
2012 ingezette beleid van kwantitatieve verruiming. De politiek blijft in veel landen een onzekere factor. In de Verenigde Staten
stonden de Democraten en Republikeinen regelmatig lijnrecht tegenover elkaar aangaande de overheidsfinanciën. In Italië
zorgde de eurosceptische verkiezingsuitslag voor onzekerheid. Ondanks een enkele oprisping, zoals de financiële problemen in
Cyprus, nam de vrees over het uiteenvallen van de muntunie af.
Jaar van het aandeel
Vooral het monetaire beleid drukte een belangrijke stempel op de financiële markten in 2013. De lage beleidsrentes en de
diverse opkoopprogramma’s waren een ondersteunende factor voor de meeste risicovolle beleggingen. Vooral aandelen uit
de ontwikkelde markten profiteerden hiervan. De aankondiging van de afbouw van het opkoopprogramma door de Fed in mei
zorgde voor wereldwijd stijgende renteniveaus. Het rendement op veilige staatsobligaties in de portefeuille was daardoor
negatief. Vooral de opkomende markten bleken gevoelig voor de beleidsintenties van de Amerikaanse centrale bank. Het
afzwakken van de eurocrisis leidde in de periferie juist tot dalende renteniveaus en een relatief sterke euro.
Duitse staatsobligaties behaalden vanwege de gestegen kapitaalmarktrente het afgelopen jaar, voor het eerst sinds 2006,
een negatief rendement. De stijging van de kapitaalmarktrente werd gedreven door de verwachte afbouw van het opkoopprogramma van de Fed, een beleidskoers die wordt aangeduid met de term ‘tapering’. De Duitse 10-jaarsrente steeg van
1,3% eind 2012 naar 1,9% eind 2013. De obligaties van andere Europese kernlanden lieten een vergelijkbaar verloop zien.
De neerwaartse bijstelling van de Nederlandse kredietwaardigheid door S&P had nauwelijks effect op de kapitaalmarktrente gelet op de spreadontwikkeling ten opzichte van Duitse staatsobligaties. De Nederlandse 10-jaarsrente steeg van het
historisch lage niveau van 1,5% eind 2012 tot 2,2% eind 2013. Dit in tegenstelling tot de perifere landen waar de effectieve
renteniveaus per saldo daalden. Het totaalrendement op Spaanse en Ierse obligaties bedroeg meer dan 10%. De Spaanse
10-jaarsrente daalde van 5,3% eind 2012 naar 4,2% eind 2013. Inflatiegerelateerde obligaties hadden last van de reële rentestijging. Gecombineerd met de hogere duratie resulteerde dit in een min van bijna 4%.
De hoge rendementen voor Investment Grade Credits en High Yield uit 2012 werden niet geëvenaard, maar in 2013 zijn de
behaalde rendementen nog wel hoger dan die op staatsobligaties van de kernlanden. Het totaalrendement op schuldpapier
uit de opkomende landen was negatief. Het rendement op Emerging Market Debt in harde valuta werd zowel negatief
beïnvloed door de oplopende rente in de Verenigde Staten als een stijging van de risico-opslag. De lokale valuta variant had
te lijden onder de forse koersdaling van de meeste opkomende marktenvaluta’s. Vooral landen met een tekort op de lopende
rekening bleken erg kwetsbaar, waaronder: Indonesië, Zuid-Afrika, Brazilië en Turkije.
De aandelenmarkten van de ontwikkelde landen kenden een goed jaar. Door het zeer ruime monetaire beleid van de Bank of
Japan (BoJ) is de Japanse aandelenmarkt in lokale valuta koploper. Het beleid van de BoJ leidde tot een forse daling van de
Japanse yen wat gunstig uitwerkte op de winstgevendheid van Japanse exporteurs. Maar ook de Amerikaanse en Europese
aandelenmarkten noteerden hoge rendementen. Naast de gematigde economische groei en het ruime monetair beleid,
profiteerden aandelen van hun aantrekkelijke waardering. Opkomende markten bleven daarentegen fors achter. Afzwakkende
economische groei in China, dalende grondstofprijzen en de forse depreciatie van de Japanse yen drukten de winstgevendheid van bedrijven uit de opkomende markten. Ook door de verwachte tapering stonden opkomende markten onder druk.
BPL JAARVERSLAG 2013
33
Door de afzwakkende eurocrisis keerde het vertrouwen in de euro gedeeltelijk terug. Per saldo nam de euro in waarde toe
ten opzichte van zowel de Amerikaanse dollar als het Britse pond. De Japanse yen nam in waarde af ten opzichte van vrijwel
alle belangrijke valuta’s.
3.7.2Beleidsaanpassingen
Verantwoord Beleggen
Het bestuur is van mening dat verantwoord beleggen bijdraagt aan het realiseren van een goed en betaalbaar pensioen voor
huidige en toekomstige generaties. Daarom besteedt het bestuur waar nodig en mogelijk binnen de fiduciaire verantwoordelijkheid aandacht aan ecologische, sociale en governance onderwerpen.
In 2013 is het verantwoord beleggen beleid verder uitgebreid. Zo worden sinds 2013 aandelen van financiële instellingen die
het slechtst scoren op zulke criteria niet meer in de portefeuille opgenomen. In 2014 zal dit ook voor vastrentende waarden
portefeuilles worden doorgevoerd. Verder worden financiële instellingen uitgesloten als contractpartij indien die moreel
onacceptabel gedrag vertonen.
Risicobeheersing
Er zijn enkele wijzigingen doorgevoerd op het gebied van risicobeheersing.
Zo is de beperking van het renterisico afgestemd op de nieuwe regelgeving ten aanzien van de rentecurve (UFR-curve). Eind
2012 is vastgesteld dat dit kon worden doorgevoerd zonder dat dit zou leiden tot grotere risico’s. In het eerste kwartaal is de
afdekking vervolgens aangepast.
Daarnaast is het beheer van het tegenpartijrisico verder aangescherpt en geformaliseerd richting de uitvoerder.
Aangebrachte wijzigingen in de beleggingsportefeuille
Gedurende 2013 is de voorgenomen uitbreiding van het belang in emerging markets obligaties doorgevoerd via een
mandaat dat belegt in obligaties van opkomende landen in de lokale valuta. Verder zijn, in lijn met de beleggingsbeginselen,
indexvolgende (passieve) aandelenbeleggingen in de opkomende landen omgezet naar een actief beheerde portefeuille.
Voor goede diversificatie van de aandelenbeleggingen in ontwikkelde landen is het belang in aandelen met een lage volatiliteit
uitgebreid. In deze portefeuille wordt wereldwijd belegd in aandelen waarvan de waarde minder fluctueert dan gemiddeld.
Tevens is in dit kader een Europese portefeuille van kleinere beursgenoteerde aandelen gestart, zgn. small caps.
In de portefeuille van kansen is een beperkt belang opgenomen in een fonds dat zich toelegt op agrarische financiering in
ontwikkelingslanden. Desondanks moest worden vastgesteld dat de opbouw van deze portefeuille traag verloopt, in 2014 zal
het perspectief voor deze portefeuille opnieuw worden beoordeeld.
Er is een verdiepende analyse uitgevoerd voor de beleggingscategorieën high yield, infrastructure en private equity.
Aanscherping van het beleggingsbeleid
Naar aanleiding van het beleggingsonderzoek dat DNB bij het pensioenfonds heeft uitgevoerd, en de sectorbrief van DNB
over het themaonderzoek “Uitbesteding vermogensbeheer”, heeft het bestuur het beleggingsbeleid van het fonds verder
aangescherpt. Dit is onder andere gedaan door de afspraken met de fiduciair beheerder en de vermogensbeheerders verder
uit te werken en het toezicht hierop te versterken. Daarnaast heeft het bestuur in 2013 Braker Consultancy een onderzoek
laten doen naar de juistheid van de door Syntrus Achmea opgeleverde rendementscijfers. Uit dit onderzoek zijn geen
noemenswaardige aandachtspunten gekomen.
3.7.3Portefeuillewaarde
De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde
van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel:
34
BPL JAARVERSLAG 2013
Bedragen x
2013
€ 1.000.000
2012
Bedrag
Percentage
Normportefeuille
Bedrag
Percentage
Aandelen
3.161
29,1%
23,0%
2.849
27,5%
Vastrentende waarden
5.631
51,9%
52,5%
5.412
52,3%
283
2,6%
5,0%
292
2,8%
1.731
15,9%
19%
1.772
17,1%
54
0,5%
0,5%
22
0,2%
Alternatieve beleggingen
Vastgoed
Liquide middelen
Totaal
100%
Waarde rente- en valuta
afdekking
100,0%
-394
-69
10.466
10.278
Totaal inclusief portefeuilles
ter afdekking rente- en
valutarisico
3.7.4 Beleggingsrendementen
Onderstaande tabel geeft de performance weer uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin door het
pensioenfonds wordt belegd.
2013
2013
Portefeuille
Benchmark
Aandelen
17,8%
15,8%
Vastrentende waarden
-0,5%
-1,0%
2,2%
6,7%
Vastgoed
-0,4%
0,5%
Liquide middelen
-1,1%
0,1%
Totaal
4,4%
3,8%
Inclusief rente- en valutahedge
0,6%
Alternatieve beleggingen
Het rendement van 4,4% lag boven het benchmarkrendement van 3,8%. Dit was vooral te danken aan de goede resultaten van
de vermogensbeheerders in de aandelenmandaten en de meer risicovolle vastrentende waarden mandaten. Vastgoed en alternatieve beleggingen presteerden slechter dan de benchmark. Hieronder wordt op iedere vermogenscategorie nader ingegaan.
Beperking renterisico
Hoewel de rentegevoeligheid van de Technische Voorziening is afgenomen sinds de introductie van de UFR rekenrente in
2012 door DNB, is renterisico nog steeds een groot risico in de pensioenbalans. Het pensioenfonds beheerst het renterisico
door te beleggen in vastrentende waarden en renteswaps. Door het afdekken van het renterisico is de dekkingsgraad minder
gevoelig voor rentebewegingen.
BPL JAARVERSLAG 2013
35
Eind 2012 heeft het pensioenfonds een ALM studie uitgevoerd om de lange termijn effecten van de nieuwe UFR rekenrente in
kaart te brengen. Naar aanleiding van deze ALM studie heeft het pensioenfonds besloten de rente afdekkingstrategie toe te
passen op de rentegevoeligheid van de Technische Voorziening, op basis van deze nieuwe UFR rekenrente. Dit betekende dat
begin 2013 ca. 25% van de swapportefeuille is afgebouwd. Daardoor was er gedurende het merendeel van 2013 sprake van
een afdekking van 57% van de rentegevoeligheid van de Technische Voorziening.
De 30-jaars swaprente is over 2013 gestegen van 2,23% naar 2,73%. De rentestijging leidde tot een daling van de waarde van
de Technische Voorziening, de renteswaps en de vastrentende waarde portefeuille. De waarde van de renteswaps en de
vastrentende waarde portefeuille is minder gedaald dan de waarde van de Technische Voorziening waardoor de beweging
van de rente positief heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad.
Beperking inflatierisico
Om een deel van het inflatierisico te beheersen maakt het pensioenfonds gebruik van Inflatie gerelateerde obligaties en
inflatieswaps. Gedurende 2013 hebben er geen wijzigingen plaatsgevonden in de inflatie afdekkingportefeuille. De 30-jaars
break even inflatie is gedaald van 2,38% naar 2,16%. Deze daling heeft een negatief effect gehad op de waarde van de inflatie
gerelateerde obligaties en inflatieswaps.
Dynamische Asset Allocatie (DAA)
Gedurende 2013 is een overwogen positie op aandelen aangehouden ten koste van Europese staatsobligaties. Deze positie
is gedurende het jaar verder uitgebreid. Per saldo zorgde deze positie voor een positieve extra bijdrage aan het resultaat.
Vooral de overweging van Amerikaanse aandelen droeg hieraan bij, terwijl de overweging op aandelen uit opkomende
markten juist een drukkend effect had op het resultaat.
3.7.5 Vastrentende waarden
Euro staats- en bedrijfsobligaties
Na de sterke daling van de rente op langere looptijden in de kernlanden binnen de eurozone in de voorgaande jaren liep de
rente daar in 2013 weer op. In de perifere landen daalde de rente juist. Het gewicht van de perifere landen in de portefeuille
is beperkt, waardoor de portefeuille staatsobligaties negatief rendeerde. De bedrijfsobligaties (credits) lieten wel een positief
rendement zien. In 2013 was er een grote vraag naar bedrijfsobligaties terwijl het aanbod van nieuw leningen van vooral
banken beperkt was. De aanhoudende steunmaatregelen van Centrale Banken en een lage inflatie zorgden er voor dat de
gemiddelde risico-opslag voor credits in 2013 wederom verder afnam. Desondanks resteerde over beide portefeuilles een
rendement van -0,2%.
High Yield
Ondanks dat het hoge rendement voor high yield obligaties uit 2012 niet geëvenaard werd, was het rendement met ruim
8% wel hoger dan dat voor staatsobligaties van kernlanden. Per saldo daalden de risico-opslagen waardoor, ondanks de
stijgende staatsobligatierente, toch een positief rendement genoteerd werd. Het bedrijfsleven staat er per saldo goed voor.
Het aantal faillissementen is laag en de marktverwachting is dat dit voorlopig zo blijft. Daarnaast is er door de lage renteomgeving een aanhoudende vraag naar bedrijfsobligaties.
Schuldpapier opkomende landen
Het rendement op schuldpapier uit de opkomende landen was met -13% sterk negatief. Dit werd veroorzaakt door de
oplopende rente in de VS en door een stijging van de risico-opslag. De belangrijkste ontwikkeling die hieraan ten grondslag
lag was de economische groei. Structurele hervormingen, een verkrappend monetair beleid en lagere grondstoffenprijzen
stonden het economische herstel in de weg. Het schuldpapier in lokale valuta had daarbovenop nog te lijden onder de
forse waardedaling van de meeste valuta’s. Door de lagere economische groei, nemen de tekorten toe en daarmee ook de
afhankelijkheid van buitenlands kapitaal. Dit leidt tot een toename van de bewegelijkheid op de valutamarkten.
Per saldo heeft de vastrentende waarden portefeuille met een rendement van -0,5% versus een benchmarkrendement van -1,0%
een outperformance van 0,5% behaald. Voor 2014 wordt een zeer bescheiden herstel verwacht, waardoor de rendementen op
vastrentende waarden bescheiden zullen blijven.
36
BPL JAARVERSLAG 2013
3.7.6 Aandelen
Het jaar 2013 was een goed jaar voor de aandelenbeurzen. Belangrijkste reden hiervoor was het aanhoudende ruime
monetaire beleid van de verschillende centrale banken. Het beeld in de Verenigde Staten duidt op een gestaag doorzettende
economische groei. In Europa lijkt de eurocrises onder controle en zijn de vooruitzichten nu voorzichtig positief. In de
opkomende markten is echter juist sprake van een afnemende groei. De Europese beurzen stegen met ruim 19%.
De Amerikaanse beurs steeg in euro’s gemeten met 26%. Opkomende markten daalden in euro’s met ruim 6%.
Hoewel de beurzen in de breedte flink stegen, was er sprake van duidelijke voorkeuren binnen de verschillende markten.
Aandelen van bedrijven van lagere kwaliteit (een minder stabiele winstgroei, lagere winstmarges of een matige balanskwaliteit) deden het beter dan aandelen van hogere kwaliteit. Ook deden goedkope (waarde)aandelen het beter dan groeiaandelen. Het waren vooral de sectoren met een blootstelling aan de Europese economie die goed presteerden, zoals
telecommunicatie en cyclische consumentengoederen. Sectoren met een blootstelling aan opkomende markten en
grondstoffen bleven achter, zoals basismaterialen en energie.
High Conviction
Zowel in de Verenigde Staten als in Europa werd een resultaat geboekt dat boven het benchmarkrendement lag. In beide
regio’s werd dit verklaard door de aandelenselectie.
Deze portefeuilles bestaan uit aandelen met bedrijven waarvan de beurskoers lager is dan de intrinsieke waarde volgens
een uitgebreide analyse per bedrijf. De markt had de afgelopen jaren een sterke voorkeur voor defensieve aandelen en
voor aandelen met een blootstelling aan opkomende markten. Deze begonnen steeds verder boven hun intrinsieke waarde
te noteren, terwijl bijvoorbeeld bedrijven met een grote blootstelling aan de Europese economie steeds verder onder hun
intrinsieke waarde noteerden. Het waren in 2013 met name deze aandelen die het goed deden, doordat de eurocrisis beter
onder controle kwam en de vooruitzichten voor de Europese en Amerikaanse economie verbeterden (en voor de opkomende
markten tegelijk verminderden). De portefeuille heeft daar bovengemiddeld van geprofiteerd.
Low Volatility
Vanwege de sterke stijging was de volatiliteit van de aandelenmarkt beperkt en in historisch perspectief laag. Aangezien
Low Volatility strategieën vooral extra rendement leveren in volatiele én sterk dalende markten bleef het rendement op deze
categorie achter.
Aandelen opkomende markten
De aandelen in opkomende markten bleven in 2013 fors achter op de aandelen in ontwikkelde markten. Afzwakkende
economische groei in China, dalende grondstofprijzen, de forse depreciatie van de Japanse yen drukten de winstgevendheid
van bedrijven uit de opkomende markten. Ook door de verwachte tapering, het afbouwen van het opkoopprogramma door de
Amerikaanse centrale bank (Fed) stonden opkomende markten onder druk. De portefeuille behaalde een negatief rendement,
maar ook het resultaat ten opzichte van de benchmark was negatief.
Small Cap aandelen
Deze portefeuille is in 2013 opgestart en bestaat uit kleinere beursgenoteerde Europese aandelen. De portefeuille heeft een
sterk positief rendement behaald.
De aandelenportefeuille van het pensioenfonds behaalde in 2013 een rendement van 17,8%. De portefeuille presteerde
hiermee 2%-punt boven de benchmark.
3.7.7 Alternatieve beleggingen
De portefeuille alternatieve beleggingen bestond in 2013 uit:
Private equity
De instroom van nieuw geld richting de private equity fondsen steeg naar het hoogste niveau in de afgelopen vijf jaar.
BPL JAARVERSLAG 2013
37
De sterke groei van nieuwe gelden richting private equity ging vooral naar de Amerikaanse fondsen. De opkomende markten
lieten juist een daling zien. Onder druk van investeerders staat maatschappelijk verantwoord beleggen steeds meer op de
agenda van de private equity fondsen. Ook blijven de kosten afnemen onder druk van investeerders.
De beleggingen in private equity behaalden een positief rendement van 10,2% in 2013. Door de meer conservatieve waarderingen blijven private equity fondsen in een sterk opgaande aandelenmarkt achter bij de benchmark, die is gebaseerd op
beursgenoteerde aandelen (21,2%). Dit is conform verwachting.
Infrastructuur
Binnen de infrastructuur beleggingen is er door een terugtrekkende overheid steeds meer aanbod in noodzakelijke activa
voor de economie. De vraag naar dergelijke beleggingen stijgt echter sterk. Hierdoor is er een sterk opdrijvende prijs voor
nieuwe activa, waardoor toekomstige rendementen onder druk komen te staan.
De infrastructuurportefeuille presteerde naar behoren afgelopen jaar met een rendement van 3,3% (benchmark 3,1%).
Economisch gevoelige investeringen, zoals tolwegen en havens maakten een moeilijke periode door. Binnen de energie
sector blijft de vraag naar nieuwe investeringen in bijvoorbeeld hernieuwbare energie en infrastructuur voor transport en
opslag van gas en olie hoog.
Portefeuille van kansen en overig
Gedurende 2013 is relatief veel aandacht besteed aan de opbouw van de portefeuille van kansen en de beleggingen die
in deze portefeuille zijn opgenomen. Zo is uitvoerig stilgestaan bij investeringsmogelijkheden met betrekking tot groene
energie en financiering van agrarische activiteiten in ontwikkelingslanden, waarin uiteindelijk is geïnvesteerd. De opbouw
verloopt traag, in 2014 zal het perspectief voor deze portefeuille opnieuw worden beoordeeld.
3.7.8 Vastgoed
Het beeld van de Nederlandse vastgoedmarkt was in 2013 weinig positief. Dit werd voor een belangrijk deel veroorzaakt door
de recessie in Nederland. Daarnaast zijn er ook structurele oorzaken van de afwaardering van vastgoed.
Hieronder wordt aangeven wat in 2013 de situatie per sector was:
•Woningen: in de huurwoningenmarkt waren er in 2013 tal van ontwikkelingen. Belangrijk waren de (ver)huurdersheffing in
het gereguleerde huursegment en de mogelijkheid om scheefhuurders hogere huurverhogingen in rekening te brengen.
Door het stilvallen van de koopwoningmarkt was het makkelijker voor pensioenfondsen om beleggingshuurwoningen te
verkrijgen. Toch waren er ook lichtpuntjes op de koopwoningmarkt. De daling van de huizenprijzen lijkt uit te bodemen en
er worden weer meer woningen verkocht dan een jaar geleden.
•Winkels: de tweedeling in de winkelmarkt lijkt door te zetten. De waarde van winkels op A-locaties is relatief stabiel. Op
B en C-locaties dalen de huren van winkelruimte en staat ook de waarde van de winkels onder druk. Ook de leegstand
neemt in dit segment toe.
•Kantoren: de structurele overcapaciteit zorgt voor aanhoudende druk op de kantorenmarkt. De waarderingen van
kantoren bleven dalen in 2013 en de leegstand is nog steeds relatief groot. Wel worden tal van initiatieven genomen om
de leegstand te verminderen, zoals transformatie van kantoren naar appartementen of hotels.
Naast de positieve invloed van huuropbrengsten, werd het rendement van de portefeuille negatief beïnvloed door de
waardeontwikkeling van het vastgoed. De portefeuille presteerde met -0,4% slechter dan de ROZ/IPD benchmark (0,5%).
3.7.9 Verantwoord beleggen
Het pensioenfonds is van mening dat verantwoord beleggen bijdraagt aan het realiseren van een goed en betaalbaar pensioen
voor huidige en toekomstige generaties. Daarom besteedt het pensioenfonds waar nodig en mogelijk binnen de fiduciaire
verantwoordelijkheid aandacht aan ecologische, sociale en governance onderwerpen. Maatschappelijk verantwoord
ondernemen door ondernemingen waarin belegd wordt speelt een belangrijke rol.
38
BPL JAARVERSLAG 2013
Elk jaar wordt door de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling een benchmark gepubliceerd met betrekking
tot verantwoord beleggen door Nederlandse pensioenfondsen. Van de 50 onderzochte pensioenfondsen heeft het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw de tweede plaats behaald, gelijk aan de prestatie van vorig jaar.
Uitgangspunten
Als uitgangspunt hanteert het fonds de principes van het Global Compact van de Verenigde Naties. Deze tien principes zijn
gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti corruptie en vinden hun oorsprong in internationaal
breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens en de conventies van de
Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).
Instrumenten
Voor het verantwoord beleggen beleid hanteert het pensioenfonds een generieke aanpak waarbij gebruik wordt gemaakt van
drie instrumenten:
•Uitsluiten van controversiële wapens en ondernemingen die structureel het Global Compact schenden
•Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen
•Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen
Daarnaast past het pensioenfonds bij gelegenheid aanvullende verantwoord beleggen instrumenten en criteria toe. Per
individueel mandaat beoordeelt het pensioenfonds of dit van toegevoegde waarde is. Specifieke aandacht krijgen de
instrumenten ESG-integratie, ofwel het systematisch en op consistente wijze meewegen van duurzaamheidsfactoren in
beleggingsprocessen en de best-in-class analyse ten aanzien van financiële instellingen.
ESG integratie
Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat het inzichtelijk maken van relevante ecologische, sociale en goed bestuur (ESG)
factoren, en de daarmee verbonden specifieke risico’s, bijdraagt aan het maken van beter geïnformeerde beleggingsbeslissingen. De ESG informatie draagt in potentie dus bij aan een hoger voor risico gecorrigeerd rendement van de beleggingen in
de portefeuille. Om die reden hecht het pensioenfonds belang aan het besteden van aandacht aan deze factoren.
Bijvoorbeeld, bij beleggingen in staatsobligaties uit opkomende markten spelen de ESG factoren die vaak buiten de traditionele
financiële analyses vallen, maar die van grote invloed kunnen zijn op de prestaties op de lange termijn, een structurele rol in het
beleggingsproces. Voor het pensioenfonds zijn de ESG factoren op vooruitstrevende wijze in het beleggingsproces verwerkt. Met
als gevolg dat landen met de minste ESG risico’s en de beste ESG perspectieven een groter gewicht in de portefeuille hebben.
Best-in-class benadering
Als aanvullend instrument past het pensioenfonds waar mogelijk een best-in-class beleggingsbeleid toe. Dit beleid wordt
specifiek toegepast op beleggingen in de financiële dienstverlening. Deze aanpak is omarmd naar aanleiding van zorgen over
het beleggen in de financiële dienstverlening, in het bijzonder in investment banks. Deze zorgen zijn enerzijds financieel van
aard en anderzijds maatschappelijk.
De zorg over financiële instellingen is veelal terug te voeren op de constatering dat financiële instellingen de afgelopen
decennia het klantbelang ondergeschikt hebben gesteld en meer voor eigen winst en voor de belangen van hun aandeelhouders zijn gaan handelen. Met als gevolg verwevenheid van de basisfunctie van financiële instellingen en speculatieve
activiteiten van financiële instellingen op financiële markten. Doordat banken belangrijk voor de economie zijn en politici er
belang bij hebben banken in financiële nood te redden, wordt schade die is opgelopen door genomen risico’s afgewenteld op
de samenleving. Als het goed gaat, vloeien de baten echter richting de banken en haar aandeelhouders. In plaats van dienstbaar te zijn aan haar klanten en de samenleving, schaden banken op deze manier juist deze belangen. De best-in-class
benadering, een relatieve analyse waarbij de slechts presterende financiële instellingen worden uitgesloten van belegging,
beperkt de blootstelling van het pensioenfonds aan deze moral hazards.
Uitsluiting
Het pensioenfonds hanteert sinds 2008 een uitsluitingsbeleid ten aanzien van controversiële wapens. Het fonds belegt op voorhand niet in ondernemingen die kernwapens, biologische wapens, chemische wapens, anti persoonsmijnen, clustermunitie,
BPL JAARVERSLAG 2013
39
munitie met verarmd uranium en witte fosfor bommen produceren en/of verhandelen. De discretionaire aandelen- en
bedrijfsobligatieportefeuilles van het pensioenfonds worden in overeenstemming met dit beleid beheerd. Het uitsluitingsbeleid ten aanzien van controversiële wapens is terug te vinden op de website van het fonds.
Daarnaast wenst het pensioenfonds niet te beleggen in ondernemingen als deze structureel de principes van het Global
Compact schenden. Een onafhankelijk onderzoeksbureau (Ethix) stelt vast of een onderneming een of meerdere principes
van het Global Compact stelselmatig schendt. Indien een onderneming gedurende 2 jaar het Global Compact schendt kan de
onderneming worden uitgesloten van het belegbaar universum en worden de posities, indien die er zijn, verkocht.
Uitgesloten ondernemingen die niet langer het Global Compact schenden of niet langer betrokken zijn bij de productie van
controversiële wapens worden weer opgenomen in het belegbaar universum.
Uitsluitingenbeleid tegenpartijen
Het verantwoord beleggen beleid beperkt zich niet strikt tot de beleggingsportefeuille. Ook bij de selectie en aanstelling
van vermogensbeheerders en tegenpartijen spelen maatschappelijke factoren een belangrijke rol. Het pensioenfonds
toetst daartoe tegenpartijen en brokers evenals aangestelde vermogensbeheerder op gedragsaspecten en hanteert een
uitsluitingsbeleid wanneer prestaties op deze gedragsaspecten ondermaats zijn.
Het pensioenfonds toetst ondermeer op controverses met betrekking tot het beschadigen van klantbelang, met betrekking tot
de governance praktijken van een onderneming en met betrekking tot eventuele perverse prikkels vanuit het beloningsbeleid.
Engagement
Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds belegt aan te sporen tot beter gedrag en om
aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema’s gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. In 2013
staan twee nieuwe thema’s centraal: ‘Veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector’ en ‘CO2 management in de
vastgoedsector’. Daarnaast lopen er nog engagementzaken op thema’s als ‘Global Compact schendingen mensenrechten’ en
‘Eco-efficiëntie in de metaal- en cementindustrie ’. Ondernemingen die slecht scoren op deze thema’s worden aangespoord
om hun gedrag te verbeteren. In het halfjaarverslag Verantwoord Beleggen staan de namen van ondernemingen vermeld
waarmee engagement trajecten zijn opgezet en wordt er meer achtergrondinformatie verstrekt over de diverse thema’s. Dit
verslag kunt u vinden op de website van het fonds.
Corporate governance
Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen vormt een onderdeel van het verantwoord beleggen
beleid.
Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen
Het fonds is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over
te dragen aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Op deze wijze is het fonds in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin wordt belegd. Syntrus Achmea maakt bij het uitoefenen van het stemrecht
gebruik van de stemanalyses en stemadviezen van het bureau Institutional Shareholder Services (ISS). ISS houdt rekening
met de internationale geaccepteerde corporate governance codes zoals die van de OECD en International Corporate
Governance Netwerk (ICGN). Daarnaast houdt ISS voor iedere afzonderlijke markt rekening met lokale wet en regelgeving en
heersende corporate governance codes.
Verantwoording stemactiviteiten
Namens het pensioenfonds is in 2013 gestemd op 602 aandeelhoudersvergaderingen, waarbij 47.517 agendapunten de revue
passeerden. In 2013 werd in ongeveer 8,1% van alle agendapunten tegen het management gestemd. Ook dit jaar ging het
hier vooral om de benoeming van bestuurders van ondernemingen (niet onafhankelijk waar dit wel geëist of gewenst is)
en beloningsstructuren (excessief, onvoldoende toegelicht of niet transparant genoeg). Op aandeelhoudersresoluties over
milieu, sociale en governance kwesties werd ook relatief vaak (meer dan de helft van de gevallen) tegen het management
gestemd. Het pensioenfonds publiceert op zijn website hoe zij heeft gestemd per aandeelhoudersvergadering. Tevens plaatst
het pensioenfonds elk kwartaal een verslag op de website met vermelding van stemactiviteiten en actuele ontwikkelingen op
het gebied van corporate governance.
40
BPL JAARVERSLAG 2013
Class actions
Het pensioenfonds is deelnemer in een juridische procedure. Het pensioenfonds maakte in 2013 ook gebruik van class
actions filings. Dit geldt met name voor juridische procedures die in Amerika zijn gevoerd. Indien de uitkomst van de
juridische procedure bestaat uit een schadevergoeding, of wanneer het tot een schikking is gekomen waarbij een vergoeding
is vast komen te staan, dan kunnen alle beleggers die tot de class behoren hier aanspraak op maken. De schadevergoeding
wordt pro rata verdeeld over de beleggers die een zogenoemd claim form hebben ingediend.
Rapportage
Het pensioenfonds rapporteert elk halfjaar op zijn website over het gevoerde verantwoord beleggen beleid. Tevens heeft
het fonds een aantal documenten op de website geplaatst zoals het verantwoord beleggen beleid, uitsluitingsbeleid en
stembeleid. Het pensioenfonds blijft zich inzetten om verantwoord beleggen verder in het beleggingsbeleid door te voeren
en uit te breiden naar meer beleggingscategorieën. Sinds 2012 maakt het pensioenfonds ook de lijst van ondernemingen
waarin zij belegt openbaar en publiceert deze op de website.
3.7.10 Vooruitblik
Voor 2014 is de verwachting dat de wereldwijde economische groei aantrekt en dat de inflatie laag blijft. Zeker in de eurozone
bevinden de inflatiecijfers zich in een dalende trend. Het gematigde economisch herstel in de Verenigde Staten zal naar
verwachting doorzetten. De Fed zal het obligatie-opkoopprogramma gedurende 2014 verder afbouwen. Europa krabbelt
verder op, maar is met de op de achtergrond sluimerende schuldencrisis nog wel gebaat bij nieuwe monetaire impulsen.
In de opkomende landen wordt een lichte groeiversnelling verwacht ten opzichte van 2013.
Ondanks dat de Fed is gestart met de afbouw van het opkoopprogramma blijft het wereldwijde monetaire beleid ruim. In de
Verenigde Staten zal de beleidsrente laag blijven en in Europa en Japan worden mogelijk nieuwe verruimende maatregelen
doorgevoerd. Het aanhoudend ruime monetaire beleid kan leiden tot verder dalende risicopremies. Deze dalende risicopremies zijn naar verwachting minder sterk dan de afgelopen jaren.
De eurocrisis, een forse groeivertraging in China en de onzekerheid over het monetaire beleid zijn de grootste risico’s.
Ondanks dat de onrust over de muntunie in 2013 is geluwd, blijven de macro-economische verschillen in de eurozone
groot en de groei per saldo laag. Beleidsmakers zullen op nationaal- en supranationaal niveau door moeten gaan met
hervormingen en het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Toenemende sociale onrust kan opnieuw leiden tot het
oplaaien van de eurocrisis. Een forse groeivertraging in China heeft ook nadelige effecten op andere opkomende landen en
zal de wereldwijde groei negatief beïnvloeden. De Fed is vanaf januari 2014 gestart met de afbouw van het opkoopprogramma.
Indien de verbeteringen in de macro-economische data aanhouden, zal de Fed geleidelijk aan het opkoopprogramma verder
afbouwen. Onverwachte wijzigingen in dit beleid kunnen leiden tot een snelle en forse stijging van de kapitaalmarktrente in
de Verenigde Staten.
Vanwege de lage effectieve renteniveaus en de sterke stijging van aandelen in 2013, zijn de rendementsverwachtingen voor
de komende jaren gematigd. Waarderingstechnisch gaat de voorkeur nog wel steeds uit naar aandelen ten opzichte van
obligaties. De renteniveaus voor zowel staatsobligaties van kernlanden als bedrijfsobligaties zijn laag waardoor lage
absolute rendementen worden verwacht. Vanuit waarderingsperspectief zijn beleggingen uit opkomende landen aantrekkelijker dan beleggingen in ontwikkelde landen. Wel zijn de risico’s bij de opkomende landen op korte termijn nog groot.
3.7.11 Z-score
Op 24 april 1998 is de ‘Vrijstellingsregeling Wet Bedrijfspensioenfondsen’ officieel in werking getreden. Deze regeling is uitgevaardigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en heeft als belangrijkste doel ondernemingen vrijstelling
te verlenen van de verplichtstelling van deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds indien de beleggingsperformance van het
fonds ontoereikend is. Op basis van artikel 5 lid 1a Vrijstellingsregeling moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van
het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Volgens de vrijstellingsregeling zal de performancetoets
worden toegepast over de periode 2009 tot en met 2013. Indien de uitkomst van de performancetoets lager valt dan 0, kan
BPL JAARVERSLAG 2013
41
een deelnemer binnen het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds een verzoek indienen tot vrijstelling van deelname.
Over 2013 is een Z-score behaald van 0,34 positief. De performancetoets over de periode 2009 tot en met december 2013
bedraagt 0,93 positief. Hiermee voldoet het ruimschoots aan de minimumgrens van 0.
3.7.12 Beheerkosten van het fonds
In april 2011 bracht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) het rapport “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht”
uit. Hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken. In dit rapport is
onder andere aandacht gevraagd voor de kosten op het gebied van vermogensbeheer.
Het bestuur wil helder en transparant inzicht in de vermogensbeheerkosten die het fonds maakt. Om die reden zijn ook over
het jaar 2013 de kosten inzichtelijk gemaakt. Dit zoveel mogelijk in lijn met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
In het kostenoverzicht worden zowel de rechtstreeks aan het fonds in rekening gebrachte beheervergoedingen voor het
vermogensbeheer getoond, de prestatieafhankelijke vergoedingen en de transactiekosten. De kosten van fiduciair
management en vermogensbeheer zijn te onderscheiden naar de volgende kosten componenten:
Kosten per beleggingscategorie
Beheerkosten
performance
Transactie-
gerelateerde
kosten
Totaal
kosten
Vastgoed
8.495.891
Aandelen
6.121.686
160.414
Private equity
1.719.696
701.367
Vastrentende waarden
6.041.586
5.505.353
11.546.940
Overige beleggingen
2.529.238
48.344
2.577.582
8.307.368
34.077.246
1.238.510
2.163.473
9.545.878
36.240.719
Totale kosten excl kosten overlay
Kosten overlay
Totale kosten incl kosten overlay
24.908.097
8.495.891
861.781
924.963
25.833.060
861.781
2.753.671
9.035.770
2.421.063
Overige vermogensbeheerkosten
Kosten fiduciair beheer
Bewaarloon
Overige kosten
Totale overige vermogensbeheerkosten
1.503.154
1.503.154
377.272
377.272
5.000
5.000
1.885.426
1.885.426
Totale kosten vermogensbeheer
38.126.145
NB: de cijfers in bovenstaande tabel zijn vastgesteld conform aanbevelingen vanuit de Pensioenfederatie.
De totale kosten over 2013 bedragen € 38,13 mln. Uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen
bedragen de kosten (exclusief transactiekosten) 0,276%. De geschatte transactiekosten als percentage van het gemiddeld
belegd vermogen bedragen: 0,092%. Het gemiddeld vermogen (berekend conform aanbevelingen Pensioenfederatie)
bedroeg € 10,35 mld. De beheerkosten zijn ten opzichte van 2012 toegenomen (2012: € 34,07 mln). Een reden voor de
stijging in absolute bedragen is het toegenomen vermogen van het fonds. Een andere reden is de verdere spreiding van
het vermogen over verschillende managers en beleggingscategorieën. Dit heeft geleid tot een hogere beheerkosten en
42
BPL JAARVERSLAG 2013
additionele transactiekosten. Een belangrijke invloed had ook de volledige transparantie die nu is opgenomen voor beleggingen
in private equity. Desondanks zijn de gemiddelde beheerkosten beperkt gestegen uitgedrukt als percentage ten opzichte van
het vermogen inclusief transactiekosten van 0,35% in 2012 naar 0,368% in 2013. De hiervoor opgenomen percentages zijn de
werkelijke kosten, eveneens berekend conform aanbevelingen vanuit de Pensioenfederatie.
De kosten van bewaarloon betreffen de kosten van het in bewaargeving van effecten bij de custodian en de kosten voor het
aanhouden van bankrekeningen. De transactiekosten zijn de kosten die gemaakt worden om de effectentransactie tot stand
te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn veelal op basis van een schatting tot stand gekomen, omdat er bijvoorbeeld bij
transacties in de categorie vastrentende waarden niet separaat kosten in rekening worden gebracht, maar deze zich uiten
in het verschil tussen de bied- en laat-spread. Daarnaast is het bij participatie in beleggingsfondsen niet exact te bepalen
welke kosten er zijn gemaakt. Daarvoor is een schatting gemaakt van de ‘turn-over’ in de portefeuille en op basis van
gemiddelde transactie kosten in de markt zijn vervolgens de transactiekosten bij benadering bepaald.
3.7.13Risicoparagraaf
Marktrisico
Verschillende risico’s kunnen elkaar versterken of werken juist diversifiërend. Om die reden wordt het risico van
marktwaardebewegingen op totaalniveau getoetst.
Beheersmaatregelen:
• Gewenste risico’s worden meegenomen in een ALM studie. Het betreft de risico’s waarbij gekozen wordt op basis van
risico/rendement verwachtingen.
• ‘Ongewenste’ risico’s zoals concentratierisico, tegenpartijrisico en waarderingsrisico worden via IMA’s en beleggingsrichtlijnen gemanaged.
Bij Sturen op Risico wordt op basis van het dekkingsgraadrisico beoordeeld of het risico van het pensioenfonds binnen de
bandbreedtes beweegt.
Renterisico
Een pensioenfonds loopt renterisico doordat de waarde van de verplichtingen van het pensioenfonds anders op
renteveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen.
Beheersmaatregelen:
• Op basis van het risicoprofiel wordt het renterisico gedeeltelijk afgedekt
• De netto impact van renteveranderingen op de dekkingsgraad worden in kwartaal- en risicorapportages inzichtelijk
gemaakt.
Valutarisico
De waarde van beleggingen kan veranderen door schommelingen in de wisselkoersen ten opzichte van de euro.
Het valutarisico wordt bewust niet afgedekt, m.u.v. een aantal beleggingsinstellingen waarin wordt deelgenomen.
Inflatierisico
Een pensioenfonds loopt inflatierisico doordat de waarde van de geïndexeerde pensioentoezeggingen anders op inflatieveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen. Het (gedeeltelijk) streven naar een reëel pensioen geeft een
risico dat de verandering van de pensioenvoorzieningen als gevolg van inflatie niet gecompenseerd worden door een
waardeverandering van de beleggingen.
Beheersmaatregelen:
• De indexatie-ambitie wordt in de ALM getoetst.
• De kans op het toekennen van indexatie wordt inzichtelijk gemaakt in de risicorapportage
• Lange termijn inflatie afdekking door Inflation Linked Bonds en inflatiederivaten.
BPL JAARVERSLAG 2013
43
Kredietrisico
Het risico dat een verlies optreedt als een kredietnemer zijn afgesproken betalingen niet nakomt of dat de kredietwaardigheid
van een kredietnemer afneemt.
Beheersmaatregelen:
• In de portefeuilleconstructie wordt op basis van risicomaten een allocatie naar vastrentende waarden met kredietrisico
bepaald.
• Binnen de beleggingsportefeuilles worden limieten opgenomen op kredietwaardigheidsratings van beleggingen in
instrumenten, landen en/of sectoren.
Liquiditeitsrisico
Het risico dat een pensioenfonds niet op korte termijn aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen.
Beheersmaatregelen:
• Liquiditeitsrisico wordt bewaakt met behulp van stress tests. Deze geven inzicht in de mate waarin de portefeuille over
voldoende liquiditeit beschikt om marktschokken op te vangen.
Concentratierisico
Door gebrekkige spreiding kan concentratierisico ontstaan waarbij verliezen optreden doordat een te grote gevoeligheid
bestaat naar één regio, sector of marktpartij.
Beheersmaatregelen:
• Concentraties worden beperkt via de mandaatrichtlijnen die aan de vermogensbeheerders worden opgedragen.
Daarnaast worden deze periodiek weergegeven in de risicorapportage. Op basis van analyses wordt beoordeeld of deze
acceptabel zijn of dat deze teruggebracht moeten worden.
Tegenpartijrisico
Bij het aangaan van transacties met externe partijen (o.a. derivatenposities) wordt risico gelopen op tegenpartijen.
Een faillissement van een tegenpartij kan tot verliezen leiden.
Beheersmaatregelen:
• Bij het aangaan van nieuwe derivatentransacties wordt de tegenpartij getoetst op kredietwaardigheid,
bestaande exposure en andere relevante aspecten.
• Iedere tegenpartij mag – afhankelijk van de kredietwaardigheid – slechts een bepaald percentage van het totaal uitmaken.
• Er wordt onderpand bedongen, de kwaliteit en uitwisselingsfrequentie worden vooraf vastgelegd en voortdurend gemonitord.
Actief risico
Met actief risico wordt bedoeld de mate waarin de daadwerkelijke performance afwijkt van de strategische benchmark.
Beheersmaatregelen:
• Het gebruik van derivaten is begrensd door mandaten.
• Voor actief beheerde mandaten worden limieten op de maximale tracking error gehanteerd. Daarmee wordt de afwijking
ten opzichte van de benchmark gelimiteerd.
• Andere aanvullende restricties zoals o.a. minimale kredietwaardigheid en ruimte om te beleggen buiten de benchmark.
Aandelenrisico
Het risico op een daling van de marktwaarde van aandelen (en evt. andere zakelijk waarden).
Beheersmaatregelen:
• In de ALM wordt de gewenste allocatie naar aandelen en zakelijke waarden bepaald aan de hand van het risicoprofiel.
• In de portefeuille constructie wordt het gewenste aandelenrisico omgezet in een feitelijke portefeuille.
• Door middel van risicorapportages wordt het aandelenrisico inzichtelijk gemaakt en waar nodig bijgestuurd.
44
BPL JAARVERSLAG 2013
BPL JAARVERSLAG 2013
45
46
BPL JAARVERSLAG 2013
4
Uitvoering
van de pensioenregeling
BPL JAARVERSLAG 2013
47
4. Uitvoering van de pensioenregeling
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling. Daarnaast komen de wijzigingen
in de statuten en de reglementen die in 2013 zijn doorgevoerd aan de orde.
4.2 De pensioenregeling
Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het pensioenfonds, neemt verplicht deel aan de
pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt. Voor
werknemers jonger dan 21 jaar is een nabestaandenpensioen geregeld voor eventuele partner en/of kind(eren).
4.2.1
Pensioensysteem
De pensioenregeling is een middelloonregeling. Elk dienstjaar wordt een vast percentage van de pensioengrondslag
voor dat jaar aan pensioen opgebouwd. Het uiteindelijke pensioen is gebaseerd op het salaris dat gemiddeld over de
opbouwperiode verdiend is.
4.2.2
Pensioenleeftijd
Per 1 januari 2013 is de pensioenleeftijd verhoogd naar 67 jaar. De voor deze datum opgebouwde rechten zijn actuarieel
herrekend naar de nieuwe pensioenleeftijd. Deelnemers kunnen wel kiezen om het pensioen eerder in te laten gaan. Voor
deelnemers geboren tussen 1950 en 1965 is er onder voorwaarden een overgangsregeling die erop gericht is om eerder met
pensioen te gaan. Deze regeling wordt in paragraaf 4.2.8 verder toegelicht.
4.2.3
Pensioengrondslag
Het deel van het loon waarover pensioen wordt opgebouwd, de pensioengrondslag, is het pensioenloon -/- franchise. Voor
2013 is de franchise vastgesteld op € 49 per dag (€ 12.978,- per jaar). De basisregeling hanteert een maximumloon tot waar
pensioen wordt opgebouwd. De grens daarvoor ligt in 2013 op € 50.853,-.
4.2.4
Opbouwpercentage ouderdomspensioen
Per 1 januari 2013 wordt er 1,95% van de pensioengrondslag opgebouwd aan ouderdomspensioen.
4.2.5
Opbouwpercentage partnerpensioen
Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat voor 1 januari 2002 en na 31 december 2006 is opgebouwd.
Het partnerpensioen wordt gefinancierd op opbouwbasis. Van 2002 tot 2007 kende het fonds een partnerpensioen op risicobasis.
4.2.6 Wezenpensioen
Bij overlijden van de deelnemer hebben overblijvende kinderen tot hun 24de jaar recht op wezenpensioen. Het wezenpensioen
bedraagt 20% van het partnerpensioen.
4.2.7 Herschikken
De deelnemer kan de hoogte van het ouderdomspensioen variëren. Daarbij bedraagt de laagste uitkering niet minder dan
75% van de hoogste uitkering, afgezien van eventuele AOW-compensatie. De deelnemer kan er ook voor kiezen om (een deel
48
BPL JAARVERSLAG 2013
van) het ouderdomspensioen vervroegd in te laten gaan. Daarnaast is het mogelijk om op pensioendatum een deel van het
ouderdomspensioen om te ruilen in partnerpensioen of andersom. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen kan
ook bij beëindiging van de deelneming plaatsvinden.
4.2.8 Overgangsregeling
Sinds 1 januari 2006 is de VUT-regeling (SUWAS) een gesloten regeling. Werknemers die op 1 januari 2006 al gebruik
maakten van SUWAS - of nog geen gebruik maakten maar wel al recht hadden – behouden het recht op deze regeling.
Geboren voor 1950
Voor werknemers geboren voor 1950 blijft de oude regeling, inclusief SUWAS, BPL Flex en garantieregeling (voor aanvulling
van het prepensioen tot VUT-niveau) van kracht. Wel is de uittreedleeftijd stapsgewijs verhoogd op basis van de volgende
staffel:
Geboortejaar
(richt)uittreedleeftijd
Via
1946
60
SUWAS
1947
60,5
SUWAS
1948
61
SUWAS
1949
61,5
SUWAS
Geboren tussen 1950 en 1965
Voor deelnemers die op 31 december 2006 en 1 januari 2007 deelnamen aan de pensioenregeling en geboren zijn tussen 1950
en 1965, wordt extra pensioen ingekocht. Het overgangsrecht is een voorwaardelijk toezegging. De pensioenaanspraken worden
pas toegekend op 31 december 2021 of – als een deelnemer eerder met pensioen gaat – op de ingangsdatum van het pensioen.
Met ingang van 1 januari 2013 is het voorwaardelijk pensioen met 18% gekort voor deelnemers geboren vanaf 1951.
Financiering
Voor deze overgangsregeling is een reserve gevormd. De premie voor de bestemmingsreserve VPL-pensioen bedraagt 1,25%
van de loonsom en wordt volledig door de werkgever betaald. Voor werkgevers die vallen onder de cao voor de Tuinzaadbedrijven zijn afwijkende afspraken gemaakt. Hiervoor geldt de premieverdeling zoals vastgelegd in de meest recente cao
voor de Tuinzaadbedrijven. De kosten voor de toekenning van deze pensioenen worden onttrokken aan deze reserve.
Jaarlijks wordt aan de bestemmingsreserve een rendement toegekend dat gelijk is aan het rendement van BPL over de hele
portefeuille inclusief de rendementen over de hedge-portefeuille. Er zijn namelijk geen afzonderlijke beleggingen aan deze
reserve toegewezen, waardoor geen apart rendement voor deze reserve kan worden vastgesteld.
De verplichting is in de jaarrekening opgenomen onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen. Deze bevat de contante
waarde van de overgangsmaatregelen, rekening houdend met ontslagkansen. De hoogte van de verplichting wordt jaarlijks
bepaald: zo kan het fonds rekening houden met werknemers die inmiddels niet meer voor de overgangsmaatregelen in
aanmerking komen. Ook kan het fonds zo jaarlijks bepalen of de voorziening in 2021 voldoende is voor financiering van de
volledige last van de overgangsmaatregelen. Het bestuur heeft vastgesteld dat de premie van 1,25% naar verwachting
voldoende is om de overgangsmaatregelen te financieren.
4.2.9 Premievrijstelling
Als de deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Premievrije opbouw
tijdens het tweede jaar van ziekte en tijdens WAO en WIA vindt plaats over het volledige loon voorafgaand aan de ziekte.
Ook voor het dekken van het overlijdensrisico bij partnerpensioen gaat het fonds uit van deze grondslag. De premievrijstellingsregeling bij arbeidsongeschiktheid die gold vóór 1 januari 2006 is voor bestaande gevallen gehandhaafd. Wanneer een
deelnemer een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt voorziet het reglement in premievrije opbouw gedurende maximaal
een half jaar.
BPL JAARVERSLAG 2013
49
4.2.10 Arbeidsongeschiktheidspensioen voor 1 januari 2006
Deelnemers die op 1 januari 2006 al een WAO-uitkering hadden, behouden hun arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). De
premieheffing voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is op 1 januari 2006 beëindigd. De arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
voor volledig arbeidsongeschikten gaan uit van een loondervingniveau van 75%.
4.2.11 Anw-hiaat regeling
Als een deelnemer vóór pensionering komt te overlijden en de partner geen of gedeeltelijk recht heeft op een Anw-uitkering
van de overheid, kan deze in aanmerking komen voor reparatie van het Anw-hiaat. De regeling biedt een aanvulling op de
Anw-uitkering.
4.3 Wijzigingen statuten en reglementen
4.3.1
Pensioenreglement
Het pensioenreglement regelt de verhouding tussen de deelnemers en het pensioenfonds. Het bepaalt welke aanspraken
de deelnemers aan de pensioenregeling ontlenen en welke verplichtingen zij hebben. Het pensioenreglement is in 2013 als
volgt gewijzigd:
1. De pensioenrichtleeftijd is verhoogd van 65 naar 67 jaar;
2. Het verlagen van het opbouwpercentage van 2,0% naar 1,95%;
3. Het wezenpensioen wordt voortaan uitgekeerd tot het bereiken van de 24-jarige leeftijd;
4.De mogelijke periode voor vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw voor ondernemers is onder voorwaarden
verlengd van drie naar tien jaar;
5. Het voorwaardelijk ouderdomspensioen voor deelnemers geboren tussen 1951 en 1965 is met 18% verlaagd;
6.Het pensioenreglement is in zijn geheel geactualiseerd. De opbouw is aangepast en er zijn tekstuele aanpassingen
doorgevoerd.
4.3.2 Uitvoeringsreglement
Het uitvoeringsreglement regelt de afspraken tussen de werkgevers en het fonds (de pensioenuitvoerder).
Het uitvoeringsreglement is in 2013 niet aangepast.
4.3.3
Statuten
De statuten zijn in 2013 niet notarieel aangepast.
4.4
Overige ontwikkelingen in de pensioenuitvoering
4.4.1
Vrijwillige aansluitingen
In het verslagjaar zijn 33 verzoeken voor vrijwillige aansluiting bij het pensioenfonds ontvangen. Aansluiting gebeurt op
grond van een van de drie in het uitvoeringsreglement genoemde voorwaarden.
4.4.2
Collectieve waardeoverdrachten
In het verslagjaar is er 1 verzoek tot inkomende collectieve waardeoverdracht afgerond. Er is 1 nieuw verzoek binnengekomen.
Het bestuur hanteert bij verzoeken tot collectieve waardeoverdracht het in 2006 vastgestelde beleid. Dit betekent dat
inkomende en uitgaande waardeoverdrachten ‘tegen dekkingsgraad’ plaatsvinden. Het bestuur kan op verzoek een korting
50
BPL JAARVERSLAG 2013
verlenen. Bij de beoordeling van zo’n verzoek houdt het fonds rekening met in het verleden verleende premiekortingen en de
samenstelling van het deelnemersbestand.
4.4.3
Kosten Pensioenbeheer
De Pensioenfederatie beveelt aan om de kosten van het Pensioenbeheer per deelnemer weer te geven. Tot de deelnemers
worden gerekend de actieve deelnemers en de gepensioneerden. Voor het Pensioenbeheer bedroegen de kosten in 2013
per deelnemer volgens deze definitie € 101. Indien de kosten over de actieve deelnemers, gepensioneerden en/of slapers
worden verdeeld, ontstaat het volgende beeld over de afgelopen vijf jaren:
2013
2012
2011
2010
2009
Kosten per actieve deelnemer
175
228
283
331
267
Kosten per actieve deelnemer en gepensioneerde
101
134
167
197
156
27
36
43
51
33
Kosten per actieve deelnemer, gepensioneerde en slaper
4.5
Overzicht deelnemers en pensioengerechtigden
De volgende tabellen geven een weergave van de ontwikkeling van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden van het
fonds.
Mutatieoverzicht deelnemers
ArbeidsDeelnemers
Gewezen
ongeschikte
(excl. AO)
deelnemers
deelnemers
Gepensioneerden
Totaal
Stand per 1 januari
90.228
424.366
5.004
58.394
577.992
Toetreding / hertoetreding
11.846
-2.431
0
0
9.415
Pensionering
-581
-2.084
-195
2.860
0
Arbeidsongeschiktheid
-373
0
373
0
0
Revalidering
10
22
-32
0
0
Overlijden
-104
-593
-43
-1.136
-1.876
Premievrij gemaakt door uitdienst
-11.730
11.730
0
0
0
Overige oorzaken*
-420
-3.265
33
-320
-3.972
88.876
427.745
5.140
59.798
581.559
Stand per 31 december 2013 * onder ‘overige oorzaken’ worden onder andere de mutaties uit hoofde van waardeoverdrachten, afkopen en
pensioenbeëindigingen verantwoord.
Aantal actieve deelnemers per 31 december 2013: 88.876
Verhouding man/vrouw
2013
2012
2011
2010
2009
2008
Mannen
66.300
67.675
67.124
67.474
62.182
67.036
Vrouwen
22.576
22.553
22.577
22.941
22.201
24.078
Totaal
88.876
90.228
89.701
90.415
84.383
91.114
BPL JAARVERSLAG 2013
51
Actieve deelnemers op basis van leeftijd:
2013
2012
Mannen
Vrouwen
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
20-25
9.463
2.417
11.880
9.744
2.403
12.147
25-30
9.060
2.405
11.465
9.753
2.530
12.283
30-35
7.779
2.319
10.098
7.992
2.390
10.382
35-40
7.014
2.377
9.391
7.297
2.415
9.712
40-45
8.114
3.121
11.235
8.569
3.202
11.771
45-50
8.344
3.419
11.763
8.433
3.379
11.812
50-55
7.328
2.986
10.314
7.211
2.941
10.152
55-60
5.290
2.203
7.493
5.181
2.079
7.260
60-65
3.469
1.231
4.700
3.495
1.214
4.709
65-70
439
98
537
0
0
0
Totaal
66.300
22.576
88.876
67.675
22.553
90.228
Aantal scheidingen
Jaar
Aantal
2011
1.657
2012
2.243
2013
2.627
Aantal deelnemers met vrijwillige voortzetting
Jaar
Aantal
2011
34
2012
39
2013
32
Aantal deelnemers met een excedentregeling
Jaar
Aantal
2011
1.462
2012
2.297
2013
2.052
Aantal deelnemers dat onder de overgangsregeling valt
Categorie
Aantal
2011
21.793
2012
21.080
2013
19.659
Aantal gemoedsbezwaarden
Jaar
Aantal
2011
297
2012
289
2013
298
Aantal arbeidsongeschikte deelnemers per 31 december 2013: 5.140
52
BPL JAARVERSLAG 2013
Aantallen premievrije voortzetting naar geslacht en in procenten van het aantal actieve deelnemers
2013
2012
2011
2010
2009
Mannen
3.533
3.446
3.572
3.807
3.964
Vrouwen
1.607
1.558
1.341
1.418
1.462
Totaal
5.140
5.004
4.913
5.225
5.426
Mannen in %
5,3%
5,1%
5,3%
6,0%
5,8%
Vrouwen in %
7,1%
6,9%
5,8%
6,2%
6,0%
Totaal in %
5,8%
5,5%
5,5%
6,0%
5,8%
Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid naar leeftijdsklasse, mannen en vrouwen
2013
2012
2011
2010
2009
M
4
0
1
2
4
V
1
0
0
0
0
M
17
4
12
21
22
V
2
1
2
5
5
M
40
28
41
46
56
V
21
24
20
31
37
M
120
100
93
167
205
V
107
104
62
108
134
M
299
273
285
373
427
V
233
214
181
179
162
M
516
466
543
618
608
V
242
204
176
184
197
M
707
601
704
807
842
V
270
220
203
246
243
M
796
727
978
1.089
1.167
V
286
286
338
373
400
M
990
1.247
1.322
1.137
1.132
V
426
505
395
337
334
M
44
0
0
0
0
V
19
0
0
0
0
Totaal mannen
3.533
3.446
3.979
4.260
4.463
Totaal vrouwen
1.607
1.558
1.377
1.463
1.512
5.140
5.004
5.356
5.723
5.975
20-25
25-30
30-35
35-40
40-45
45-50
50-55
55-60
60-65
65-70
BPL JAARVERSLAG 2013
53
Aantal pensioengerechtigden per 31 december 2013: 59.798
2013
2012
2011
2010
2009
39.735
38.677
35.600
33.631
32.363
n.v.t.
n.v.t.
974
953
706
16.086
15.526
16.852
16.995
16.745
Wezenpensioen
1.195
1.115
946
881
735
AOP
2.782
3.076
3.321
3.548
3.586
Anw
n.v.t.
n.v.t.
506
492
436
59.798
58.394
58.199
56.500
54.571
Ouderdomspensioen*
BPL-Flexpensioen
Nabestaandenpensioen**
* vanaf ultimo 2012 inclusief flexpensioen
** vanaf ultimo 2012 inclusief ANW
Aantal gewezen deelnemers per 31 december 2013: 427.745
2013
2012
2011
2010
2009
Mannen
300.388
297.727
308.228
310.042
381.283
Vrouwen
127.357
126.639
127.765
126.303
159.934
Totaal
427.745
424.366
435.993
436.345
541.217
4.6
Overzicht werkgevers
Aantal werkgevers die in 2013 een factuur hebben ontvangen: 12.993
Werkgevers naar aantal werknemers
Aantal werknemers
Aantal
Percentage
1- 4 werknemers
8.448
65,0%
5- 9 werknemers
2.328
17,9%
10- 24 werknemers
1.578
12,2%
25- 49 werknemers
432
3,4%
50- 99 werknemers
147
1,1%
100- 249 werknemers
43
0,3%
250- 499 werknemers
13
0,1%
4
0,0%
Meer dan 500 werknemers
54
BPL JAARVERSLAG 2013
Aantal werkgevers en werknemers per CAO
2013
2012
aantal
aantal
aantal
aantal
werkgevers
werknemers
werkgevers
werknemers
Glastuinbouw
2.630
21.507
2.684
21.545
Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen
2.106
19.154
2.130
19.065
Hoveniersbedrijven
2.527
13.544
2.531
13.442
Open teelten Tuinbouw
1.573
5.449
1.548
5.140
Open teelten Boomkwekerij
1.078
5.087
1.099
4.980
Dierhouderij
2.382
7.196
2.298
6.475
520
2.293
538
2.318
68
4.086
68
3.947
1.015
2.636
1.015
2.539
196
2.748
198
2.672
35
2.103
35
2.451
Paddestoelen
138
2.309
146
2.211
Bloembollengroothandel
100
1.350
97
1.384
Geen cao van toepassing
53
3.058
57
8.951
Overig
91
4.871
95
4.794
Totaal
14.512
97.391
14.539
101.914
Open teelten Bloembollen
Tuinzaadbedrijven
Open teelten Landbouw
Bos en Natuur
Bedrijfsverzorgingsdiensten
Het aantal werkgevers is lager dan het aantal werkgevers op pagina 2, omdat in bovenstaand overzicht de ambtshalve
aansluitingen en de werkgevers zonder personeel niet zijn meegeteld. Het aantal werkgevers is licht hoger ten opzichte
van de tabel met de verdeling naar aantal werknemers doordat op een aantal werkgevers meerdere cao’s van toepassing
zijn. Het aantal werknemers is hoger dan het aantal werknemers op pagina 2, omdat een werknemer bij meerdere
werkgevers en/of sectoren werkzaam kan zijn. Het aantal werknemers ultimo 2013 wordt weergegeven exclusief 30.005
aspirant-werknemers (werknemers die nog niet de vereiste leeftijd hebben bereikt om deel te mogen nemen aan de
pensioenregeling).
BPL JAARVERSLAG 2013
55
Verdeling loonsom per CAO
Glastuinbouw
527.314.012
Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem.
591.888.614
Hoveniersbedrijven
377.611.176
Open teelten Tuinbouw
108.133.611
Open teelten Boomkwekerij
119.173.312
Dierhouderij
161.949.092
Open teelten Bloembollen
Tuinzaadbedrijven
62.477.687
179.035.667
Open teelten Landbouw
57.292.412
Bos en Natuur
96.042.666
Bedrijfsverzorgingsdiensten
69.904.298
Paddestoelen
32.811.800
Bloembollengroothandel
44.520.550
Overig
144.551.296
Totaal
2.572.706.192
In 2012 zijn onder de categorie dierhouderij de bedrijven vallend onder de cao van Rundveeverbetering en
Varkensverbetering ondergebracht. Dat is in 2013 niet het geval, deze bedrijven zijn onder de categorie ‘overig’ geschaard.
Glastuinbouw
Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem.
Hoveniersbedrijven
Open teelten Tuinbouw
Open teelten Boomkwekerij
Dierhouderij
Open teelten Bloembollen
Tuinzaadbedrijven
Open teelten Landbouw
Bos en Natuur
Bedrijfsverzorgingsdiensten
Paddestoelen
Bloembollengroothandel
Overig
56
BPL JAARVERSLAG 2013
Woerden, 26-06-2014
H.Th.J. VultoG.J.P.M. Roest
WerkgeversvoorzitterWerknemersvoorzitter
F.M. CrucqR. le Clercq
Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid
M. DaamenJ.W.J. van Leeuwen
Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid
J. MarisG.H. Koudys
Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid
H. Onstwedder
Algemeen bestuurslid
BPL JAARVERSLAG 2013
57
58
BPL JAARVERSLAG 2013
Deelnemersraad
5
BPL JAARVERSLAG 2013
59
5. Deelnemersraad
5.1 Inleiding
De deelnemersraad is in 2013 betrokken geweest bij de advisering over diverse onderwerpen. De voorzitters en/of delegatie
van het bestuur zijn bij twee van de vier vergaderingen van de deelnemersraad aanwezig geweest om de adviesaanvragen
toe te lichten. Bij de vergadering van de deelnemersraad over het jaarverslag was de fondsaccountant aanwezig voor vragen
en/of een toelichting. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de onderwerpen die in de deelnemersraad aan de orde zijn
geweest. Vooruitlopend op de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft de deelnemersraad in 2013
zoveel mogelijk gezamenlijk vergaderd met het verantwoordingsorgaan BPL.
5.2
Verslag
Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN)
De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over de ABTN maart 2013. Desgevraagd is aan de raad een toelichting
gegeven over de aanpassingen in de ABTN van de Technische Voorzieningen, reserves, doorsneepremie en het wettelijk
vereist vermogen van het fonds.
Jaarverslag 2012
De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over het jaarverslag 2012.
Toeslag
Gezien de financiële situatie van het fonds (herstelsituatie) heeft de deelnemersraad positief geadviseerd over het besluit
van het bestuur om de basisregeling niet te indexeren.
Statuten en reglementen
De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over wijzigingen in het pensioenreglement.
Wet versterking bestuur pensioenfondsen
De deelnemersraad is in een vroeg stadium door het bestuur BPL betrokken bij de invoering van de Wet versterking
bestuur pensioenfondsen. De raad heeft positief geadviseerd over de voorlopige keuze van het bestuur voor het paritaire
bestuursmodel. Deze voorlopige keuze brengt de volgende wijzigingen met zich mee:
- 1 zetel voor een vertegenwoordiger van gepensioneerden;
- de mogelijkheid om maximaal 2 externe deskundigen (tijdelijk) toe te voegen aan het bestuur;
- instellen Raad van Toezicht voor intern toezicht;
- het VO als medezeggenschapsorgaan;
- opheffen deelnemersraad BPL.
Vacatievergoedingen bestuur BPL en deelnemersraad en verantwoordingsorgaan BPL
De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over het nieuwe model vacatievergoedingen per 1 januari 2014.
Goed pensioenfondsbestuur
De deelnemersraad heeft in 2013 opleidingen gehad in de in te voeren Wet versterking bestuur pensioenfondsen,
Vermogensbeheer en Verantwoord beleggen. Een afvaardiging uit de deelnemersraad heeft in 2013 de themabijeenkomsten
van het platform voor deelnemersraden bijgewoond.
60
BPL JAARVERSLAG 2013
5.3
Jaarverslag 2013
In haar vergadering van 11 juni 2014 heeft de deelnemersraad besloten het bestuur positief te adviseren over het jaarverslag
2013.
Bunnik, 11 juni 2014
Deelnemersraad Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
A. Th. Burger, voorzitter
BPL JAARVERSLAG 2013
61
62
BPL JAARVERSLAG 2013
6
Verslag van het
verantwoordingsorgaan
BPL JAARVERSLAG 2013
63
6. Verslag van het verantwoordingsorgaan
6.1 Inleiding
Het verantwoordingsorgaan heeft in 2013 haar oordeel over het beleid van het bestuur over diverse onderwerpen gegeven.
De voorzitters en/of delegatie van het bestuur zijn bij twee van de vier vergaderingen van het verantwoordingsorgaan
aanwezig geweest om het beleid toe te lichten. Bij de vergadering van het verantwoordingsorgaan over het jaarverslag
2012 was de fondsaccountant aanwezig voor vragen en/of een toelichting. Vooruitlopend op de invoering van de Wet
versterking bestuur pensioenfondsen heeft het verantwoordingsorgaan in 2013 zoveel mogelijk gezamenlijk vergaderd
met de deelnemersraad BPL.
6.2
Verslag
Jaarverslag 2012
Aan de hand van het jaarverslag 2012 heeft het verantwoordingsorgaan positief geoordeeld over het door het bestuur in 2012
gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd.
Wet versterking bestuur pensioenfondsen
Het verantwoordingsorgaan is in een vroeg stadium door het bestuur BPL betrokken bij de invoering van de Wet versterking
bestuur pensioenfondsen. Het verantwoordingsorgaan heeft positief geadviseerd over de voorlopige keuze van het bestuur
voor het paritaire bestuursmodel. Deze voorlopige keuze brengt de volgende wijzigingen met zich mee:
- 1 zetel voor een vertegenwoordiger van gepensioneerden;
- de mogelijkheid om maximaal 2 externe deskundigen (tijdelijk) toe te voegen aan het bestuur;
- instellen Raad van Toezicht voor intern toezicht;
- het VO als medezeggenschapsorgaan;
- opheffen deelnemersraad BPL.
Vacatievergoedingen bestuur BPL en deelnemersraad en verantwoordingsorgaan BPL
Het verantwoordingsorgaan BPL heeft positief geoordeeld over het bestuursbeleid inzake het nieuwe model
vacatievergoedingen per 1 januari 2014.
Goed pensioenfondsbestuur
Het verantwoordingsorgaan heeft in 2013 opleidingen gehad in de in te voeren Wet versterking bestuur pensioenfondsen,
Vermogensbeheer en Verantwoord beleggen.
6.3Bevindingen ten aanzien van het in 2013 gevoerde beleid
Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen gedaan:
Algemeen
Het verantwoordingsorgaan is tevreden over de tijdigheid van aanleveren en de juistheid van het jaarverslag 2013, alsmede
de overige stukken voor beoordeling van het gevoerde beleid. De informatievoorziening richting het verantwoordingsorgaan
was in 2013 op orde.
Wetgeving en reglementen
In het verslagjaar zijn de statuten en reglementen aangepast. De aanpassingen zijn vooral het gevolg van de Wet versterking
bestuur pensioenfondsen. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat deze aanpassingen juist zijn voorbereid en uitgevoerd.
64
BPL JAARVERSLAG 2013
Premiebeleid en toeslagbeleid
In het najaar van 2012 hebben cao-partijen besloten om de premie voor 2013 te baseren op de marktrente en tevens de
pensioenrichtleeftijd te verhogen van 65 jaar naar 67 jaar en het opbouwpercentage te verlagen van 2,0% naar 1,95%.
Daarbij is het met ingang van 2012 toegestaan om de premie te baseren op de Ultimate Forward Rate in plaats van de zuivere
marktrente. De UFR is voor langere looptijden beduidend hoger, zodat dit een drukkend effect heeft op de premie. Deze
wijzigingen hebben uiteindelijk geleid tot een premieverhoging van 19,5% naar 21,7% van de pensioengrondslag én een
verlaging van de VPL-premie van 2,3% naar 1,25% van het salaris. Cao-partijen hebben daarbij tevens afspraken gemaakt
over de ontwikkeling van de premie, inclusief de VPL-premie, en de onderlinge verdeling tot en met 2021 en verder. Het
bestuur heeft naar het oordeel van het verantwoordingsorgaan bij het vaststellen van de premie voor 2013 een goede
afweging gemaakt tussen de mogelijkheden en wensen. Over 2013 is in verband met het herstelplan geen toeslag verleend.
Beleggingsbeleid
Het vermogen van het fonds is goed belegd en het bestuur is voldoende ‘in control’ over het belegde vermogen. Wel constateert
het verantwoordingsorgaan dat in 2013 het rendement voor enkele beleggingscategorieën wederom achter is gebleven bij
de benchmark en vraagt hier blijvende aandacht voor. Het verantwoordingsorgaan is positief over de ontwikkelingen op het
terrein van verantwoord beleggen.
Het verantwoordingsorgaan vindt het belangrijk betrokken te zijn bij actuele ontwikkelingen op het gebied van beleggingen.
Hetzelfde geldt voor de stand van de dekkingsgraad.
Risicobeleid
Het verantwoordingsorgaan is positief over het door het bestuur gevoerde risicobeleid in 2013. In 2013 is het initiatief gekomen
om tijdelijk een risicomanager aan te stellen die de risicocommissie nader zal ondersteunen Op basis van de informatie die
het daarover van het bestuur ontvangt, stelt het verantwoordingsorgaan vast dat het bestuur beslissingen over het te voeren
risicobeleid nauwkeurig afweegt en de risicokaders zorgvuldig vaststelt.
Financiële positie van het fonds
De dekkingsgraad van BPL is licht verbeterd ten opzichte van afgelopen jaar. Dit herstel is mede te danken aan een aanpassing
van het premiebeleid, het achterwege laten van indexaties en de ontwikkeling van de marktrente. Waar andere fondsen de
pensioenen moesten verlagen, was dat voor BPL in 2013 niet aan de orde. Er is nog wel sprake van een reservetekort. BPL
blijft aan het herstel van de financiële situatie van het fonds werken. Een goed en verantwoord beleggingsbeleid heeft
blijvend de aandacht van het bestuur. Ook is opnieuw gekeken naar de inrichting van het risicomanagement voor het
versterken van de interne beheersing. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur de ontwikkeling van
de financiële positie nauwlettend volgt en zich uitgebreid laat informeren en adviseren om zodoende snel en adequaat te
kunnen reageren op de ontwikkelingen.
Goed Pensioenfondsbestuur
Het bestuur voldoet in 2013 aan de collectieve eisen voor deskundigheid die opgelegd zijn door de Pensioenwet. Het bestuur
vindt deskundigheid een belangrijk onderwerp en houdt zichzelf scherp door opleidingen te volgen. Het verantwoordingsorgaan
stelt vast dat het bestuur open en prettig met het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad communiceert en het
verantwoordingsorgaan voorziet in alle benodigde of gewenste informatie, ondersteuning en opleidingen.
Het bestuur van het fonds heeft op deze bevindingen gereageerd. De reactie is te vinden in de volgende paragraaf.
Conclusie
Het verantwoordingsorgaan oordeelt positief over het door het bestuur in 2013 gevoerde beleid en de wijze waarop het is
uitgevoerd.
Bunnik, 11 juni 2014
Verantwoordingsorgaan Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Namens dit orgaan:
S. Binda G.H. Schrijver A.Th. Burger
BPL JAARVERSLAG 2013
65
6.4 Reactie van het bestuur op de rapportage van het verantwoordingsorgaan
Het bestuur spreekt haar waardering uit over de zorgvuldige en weloverwogen wijze waarop het verantwoordingsorgaan dit
jaar tot zijn bevindingen en oordeel is gekomen. Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van het positieve oordeel.
Het bestuur BPL bedankt het verantwoordingsorgaan voor het gestelde vertrouwen.
Algemeen
Het bestuur heeft de intentie de informatievoorziening en het overleg met het verantwoordingsorgaan te blijven verbeteren.
De leden van het verantwoordingsorgaan zullen maandelijks op de hoogte gehouden worden van de dekkingsgraad en de
beleggingen van het fonds.
Premiebeleid en toeslagbeleid
Het bestuur BPL volgt nauwlettend de ontwikkelingen en wetgeving die de premie van het fonds beïnvloeden. Hetzelfde geldt
voor ontwikkelingen die toekomstige toeslagverlening beïnvloeden. Het zal het verantwoordingsorgaan informeren over
beleidskeuzes die in dat verband gemaakt dienen te worden.
Financiële positie van het fonds
Het bestuur blijft de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds nauwlettend volgt en zal zich uitgebreid laten
informeren en adviseren om zodoende snel en adequaat te kunnen reageren op de ontwikkelingen.
Situatie per 1 juli 2014
Naar aanleiding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen verdwijnen de deelnemersraad en het huidige
verantwoordingsorgaan per 1 juli 2014. De taken van de deelnemersraad worden grotendeels ondergebracht bij een nieuw
op te richten verantwoordingsorgaan. Het bestuur bedankt de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan voor de vele
inspanningen van de afgelopen jaren.
66
BPL JAARVERSLAG 2013
BPL JAARVERSLAG 2013
67
68
BPL JAARVERSLAG 2013
Jaarrekening
7
BPL JAARVERSLAG 2013
69
7. Jaarrekening
7.1
Balans per 31 december 2013 (na resultaatbestemming)
31-12-2013
Bedragen x € 1.000
a
31-12-2012
a
ACTIVA
Beleggingen voor risico pensioenfonds
[1]
10.824.055
10.614.722
Vorderingen en overlopende activa
[2]
186.249
174.032
Overige activa
[3]
56.825
62.234
11.067.129
10.850.988
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA
Stichtingskapitaal en reserves
[4]
1.137.956
672.548
Technische voorzieningen
[5]
9.402.473
9.682.237
Overige schulden en overlopende passiva
[6]
526.700
496.203
11.067.129
10.850.988
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 80.
70
BPL JAARVERSLAG 2013
7.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000
2013
a
2012
a
a
a
Baten
Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
(7)
369.032
356.224
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
(8)
39.152
1.061.656
Overige baten
(9)
1.973
3.626
410.157
1.421.506
Totaal baten
Lasten
-Pensioenuitkeringen
(10)
208.445
196.522
-Pensioenuitvoeringskosten
(11)
15.558
20.562
-Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico
van het pensioenfonds
(12)
-Pensioenopbouw
305.833
318.437
-Toeslagverlening
2.566
1.975
-Rentetoevoeging
33.865
137.274
-Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
-207.566
-204.776
-Wijziging marktrente
-384.814
474.854
938
-1.046
0
85.155
-22.737
-64.699
-7.849
0
-Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-Aanpassing sterftekansen
-Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-Wijziging actuariële uitgangspunten
(wijziging regeling)
-279.764
747.174
Saldo overdracht van derden
(13)
-643
676
Overige lasten
(14)
1.153
1.874
-55.251
966.808
465.408
454.698
Totaal lasten
Saldo van baten en lasten
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 102.
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Algemene reserve
284.049
174.654
Beleggingsreserve
150.138
198.456
29.163
81.588
2.058
0
465.408
454.698
Bestemmingsreserves
ANW-hiaat reserve
BPL JAARVERSLAG 2013
71
7.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
2013
Bedragen x € 1.000
a
2012
a
a
a
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangsten
Ontvangen premies
Ontvangen in verband met overdracht van rechten
Overig
369.897
362.555
13.996
2.203
4.147
11.278
388.040
376.036
Uitgaven
Betaalde pensioenuitkeringen
-207.145
-196.246
Betaald in verband met overdracht van rechten
-13.311
-3.738
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
-16.646
-20.320
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
237.102
-220.304
150.938
155.732
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Ontvangsten
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
Verkopen en aflossingen van beleggingen
334.096
245.192
5.250.810
5.811.951
5.584.906
6.057.143
Uitgaven
Aankopen beleggingen
Betaalde kosten van vermogensbeheer
-5.720.839
-6.193.516
-20.414
-16.901
-5.741.253
-6.210.417
-156.347
-153.274
Netto kasstroom
-5.409
2.458
Mutatie liquide middelen
-5.409
2.458
2013
2012
Liquide middelen primo boekjaar
62.234
59.776
Liquide middelen ultimo boekjaar
56.825
62.234
56.825
62.234
0
0
Totale kasstroom uit beleggingsactiveiten
Samenstelling geldmiddelen
Waarvan:
Voor risico pensioenfonds
Voor risico deelnemers
72
BPL JAARVERSLAG 2013
7.4
Toelichting op de jaarrekening
7.4.1 Algemeen
Activiteiten
Het doel van het fonds, vanaf 16 januari statutair gevestigd in Woerden (tot 16 januari 2014: Zoetermeer), is het nu en in de
toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens
verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de
pensioenregeling van de in branche landbouw verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9
Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610
Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 26 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt.
Referenties
In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
7.4.2
Grondslagen
7.4.2.1
Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven.
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het
pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan
met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lasten
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel,
samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,
waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering
van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan
worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle
risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting
niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het
tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische
voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake
zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien
sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te
wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen
BPL JAARVERSLAG 2013
73
financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd
opgenomen.
Vreemde valuta
Functionele valuta
De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds.
Transacties, vorderingen en schulden
Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de
afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.
De koersen van de belangrijkste valuta zijn:
31 december 2013
Gemiddeld 2013
31 december 2012
Gemiddeld 2012
CHF
1,2255
1,2162
1,2068
1,2104
DKK
7,4604
7,4607
7,4610
7,4467
GBP
0,8320
0,8216
0,8111
0,8232
144,8295
129,4125
113,9955
106,9376
NOK
8,3599
7,8485
7,3372
7,5423
PLN
4,1579
4,1191
4,0803
4,2690
SEK
8,8500
8,7134
8,5768
8,7380
USD
1,3780
1,3482
1,3184
1,3083
JPY
Vergelijking met voorgaand jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar.
Er is een presentatiewijziging doorgevoerd betreffende de beleggingsvorderingen, -schulden en - liquiditeiten.
Deze zijn in voorgaande jaren ondergebracht bij de beleggingen aan de activazijde van de balans. In de jaarrekening
2013 zijn deze apart gepresenteerd onder de vorderingen, liquiditeiten en overige schulden en overlopende passiva.
De aanpassing is met terugwerkende kracht doorgevoerd.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en
schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde
waarde van activa/passiva of rechten en verplichtingen.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld.
Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze
oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende
jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en
in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Dekkingsgraad
De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de
kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening
pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
74
BPL JAARVERSLAG 2013
7.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen
Algemeen
De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële
waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een
passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk
van elkaar zijn.
De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen
geschiedt tegen actuele waarde.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle
waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van
baten en lasten opgenomen.
Vastgoedbeleggingen
Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum,
gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks door deze
deskundigen getaxeerd. Voor zover de taxaties intern verricht worden, wordt dezelfde methodiek gehanteerd als bij extern
uitgevoerde taxaties. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling moet worden uitgegaan van de
verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor
een contante waarde berekening gebruikt van de toekomstige kasstromen. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de
waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op
marktwaarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Op vastgoedbeleggingen
wordt niet afgeschreven.
Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De
marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds
heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum.
Vastgoed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van gedane uitgaven, inclusief bouwrente, waarbij wordt getoetst of die
uitgaven tot waardewijzigingen leiden. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar actuele waarde geherwaardeerd.
Objecten in het boekjaar verkocht maar met levering in het volgende boekjaar zijn niet als verkoop in het boekjaar
verantwoord.
Aandelen
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen
marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.
De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel
dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum.
Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend
aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in
de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van
materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde
op basis van lokale wet- en regelgeving.
BPL JAARVERSLAG 2013
75
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen
marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.
Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats
op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien,
contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico;
oninbaarheid) en de looptijden.
De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende
waarden.
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de
waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord.
Overige beleggingen
Hedge funds worden gewaardeerd tegen reële waarde. De reële waarde is de intrinsieke waarde van de onderliggende
beleggingen van het betreffende fonds. Indien de waarderingsgrondslagen van hedge funds afwijken van de waarderingsgrondslagen van het fonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds.
Niet beursgenoteerde belangen in infrastructuur beleggingen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de
onderliggende beleggingen, de overige onderliggende activa en de onderliggende verplichtingen.
Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen
(rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen nominale waarde gewaardeerd.
Deelnemingen worden op basis van de netto vermogenswaarde gewaardeerd
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking
worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is
van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
Liquide middelen
Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en
banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Daarnaast worden
hieronder opgenomen liquide middelen aangehouden voor beleggingsdoeleinden. Rekening- courantschulden bij banken zijn
opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden.
Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het
vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische
voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.
De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390
BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.
76
BPL JAARVERSLAG 2013
Algemene reserve
De algemene reserve wordt gevoed door het resultaat, nadat de beleggingsreserve, de bestemmingsreserve Anw-hiaat,
de bestemmingsreserve VPL-pensioen en de bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw op het juiste niveau zijn
gebracht.
Beleggingsreserve
De beleggingsreserve is gelijk aan het vereist eigen vermogen verminderd met het minimum vereist eigen vermogen. Op
deze wijze wordt bewerkstelligd dat de beleggingsreserve minimaal gelijk is aan de reserves, die een pensioenfondsfonds
moet aanhouden voor beleggingsrisico's in het FTK.
Bestemmingsreserve ANW-hiaat
Aan de bestemmingsreserve ANW-hiaat wordt toegevoegd/onttrokken het verschil tussen enerzijds de ANW-hiaat premie en
toegerekende interest en anderzijds de toevoeging aan de ANW-hiaat voorziening, de toegerekende administratiekosten en
de verrichte ANW-hiaat uitkeringen.
Bestemmingsreserve VPL-pensioen
De bestemmingsreserve VPL-pensioen dient ter financiering van toekomstige onvoorwaardelijke rechten uit hoofde van in
het kader van de VPL-wetgeving voortgekomen overgangsmaatregelen. Toekomstige premiebaten voor VPL-rechten zullen
aan deze bestemmingsreserve toegevoegd worden en toekenningen van VPL-rechten onttrokken.
Bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw (VPO)
De bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw heeft als doel de financiering van de toekomstige inkoop van rechten
voor werkeloze deelnemers ter compensatie van het stopzetten van de wettelijke FVP-regeling. Deze reserve is gevormd
met het batig saldo inzake de ontbinding van het Vacantiefonds voor den Landbouw.
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde
(marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van
toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen.
Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen
tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende
pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur
besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten
tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening
begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit
op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen,
waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
•De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB, rekening
houdend met een looptijd van de uitkeringen van 21,5. Per 30 september 2012 heeft DNB de wijze van vaststelling van
de rentetermijnstructuur gewijzigd. DNB stelt de RTS vast met de Ultimate Forward Rate. Dit houdt in dat de rente voor
lange looptijden beweegt richting 4,2%.
BPL JAARVERSLAG 2013
77
•
Overlevingstafels, te weten de AG-prognosetafels 2012-2062 met een correctie op de sterftekansen van 94% voor zowel
mannen als vrouwen. Bij het bepalen van de technische voorziening wordt dan ook rekening gehouden met een
voorzienbare trend in overlevingskansen welke zijn verwerkt in de genoemde prognosetafel 2012-2062.
•Voor de berekening van de technische voorziening voor nog niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt een
partnerfrequentie gehanteerd zoals gepubliceerd bij de overlevingstafels van het AG over de waarnemingsperiode
1985-1990. Tot de 60-jarige leeftijd worden de frequenties voor mannen vermenigvuldigd met 70% en voor vrouwen met
50%. Van 60 tot 67 jaar geldt een gehuwdheidsfrequentie van 100%.
•
Voor uitgesteld wezenpensioen bedraagt de technische voorziening 5% van de uitgesteld partnerpensioen bij uitgesteld
ouderdomspensioen.
•Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de
verzekerde vrouw.
•Kostenopslag ter grootte van 2% van de technische voorziening in verband met toekomstige excassokosten.
In de actuarieel benodigde premie is een opslag van 1,4% van de pensioengrondslagen begrepen voor lopende kosten.
•
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt geen rekening gehouden met
revalidatiekansen.
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking
worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van
transactiekosten).
Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
7.4.2.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde
waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde
resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen
bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de
periode waarop ze betrekking hebben. Eventuele opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en
valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als
beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de
periode waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten
en soortgelijke opbrengsten.
Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
78
BPL JAARVERSLAG 2013
Kosten vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan.
Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer
opgenomen.
Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten,
provisies, valutaverschillen e.d.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn
berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Pensioenopbouw
Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum
hebben.
Indexering en overige toeslagen
Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan
te passen aan de stijging van het CBS- consumentenprijsindexcijfer (CPI). De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk
karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst
toeslagverlening kan plaatsvinden.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente van de RTS aan het begin
van het verslagjaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten)
en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten
behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het
hoofd wijziging marktrente.
Wijziging actuariële uitgangspunten (wijziging regeling)
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening
van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en
externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte,
langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van
het pensioenfonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij
gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen
wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
BPL JAARVERSLAG 2013
79
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl
het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het
pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven.
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren.
Saldo overdrachten van rechten
De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen
pensioenverplichtingen.
Overige baten en lasten
Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
7.4.2.4 Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig
gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
De liquide middelen primo en ultimo boekjaar bestaan uit liquide middelen op de bankrekening van het pensioenfonds en
beleggingsliquiditeiten.
7.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013
ACTIVA
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds
Stand per
1 januari 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende
waarden
Derivaten
Overige
beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
1.859.847
2.858.278
5.235.936
-55.185
260.505
10.159.381
Aankopen
75.398
1.199.188
2.023.047
1.608.542
814.665
5.720.839
Verkopen
-17.400
-1.286.643
-1.624.937
-1.530.943
-792.087
-5.252.010
Herwaardering
-90.832
407.337
-192.642
-412.359
3.362
-285.135
0
0
-736
0
0
-735
1.827.013
3.178.160
5.440.668
-389.945
286.445
10.342.340
Overige
mutaties
Stand per
31 december
2013
Schuldpositie derivaten (credit)
481.715
10.824.055
80
BPL JAARVERSLAG 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende
waarden
Derivaten
Overige
beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
Stand per 1
januari 2012
1.800.444
1.975.004
4.368.951
527.554
306.206
8.978.159
Aankopen
145.652
1.159.994
2.479.279
1.194.022
1.214.570
6.193.517
Verkopen
-13.336
-487.830
-2.008.928
-2.024.831
-1.276.754
-5.811.679
Herwaardering
-72.913
211.110
396.422
248.116
16.483
799.218
0
0
212
-46
0
166
1.859.847
2.858.278
5.235.936
-55.185
260.505
10.159.381
Overige
mutaties
Stand per 31
december
2012
Schuldpositie
derivaten (credit)
0455.341
10.614.722
31-12-2013
31-12-2012
€
€
1.528.595
1.573.559
233.123
243.105
65.295
43.183
1.827.013
1.859.847
Vastgoedbeleggingen
Directe vastgoedbeleggingen
Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen
die beleggen in vastgoed
Vastgoedbeleggingen in ontwikkeling
Gedurende het boekjaar is 99,54% (2012: 99,50%) van het direct vastgoed getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs
en is 0,46% (2012: 0,50%) intern getaxeerd. Deze taxaties vinden jaarlijks plaats.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
2.551.172
2.257.710
64.563
56.242
562.425
544.326
3.178.160
2.858.278
Aandelen
Beursgenoteerde aandelen
Private equity
Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen
in aandelen
BPL JAARVERSLAG 2013
81
Vastrentende waarden
Staatsobligaties
3.142.141
2.990.317
717
731
Leningen op schuldbekentenis
15.065
19.801
Bedrijfsobligaties (Credit funds)
884.987
1.009.803
Covered Fondsen
395.489
218.664
Obligatiebeleggingen
582.094
537.417
Inflation linked bonds
414.019
459.203
6.156
0
5.440.668
5.235.936
Valutaderivaten
11
0
Rentederivaten
91.759
400.156
91.770
400.156
Hypothecaire leningen
Overige
Derivaten
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Overige beleggingen
Deelnemingen
611
2.500
Infrastructuur
149.885
161.784
Beleggingsfondsen (Geldmarktfondsen)
135.949
96.221
286.445
260.505
Schattingen en oordelen
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele
waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare
bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en
-schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en
schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen.
Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van
waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten.
In onderstaande tabel wordt een verdeling weergegeven van de activa met de volgende indeling:
Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in
een actieve markt;
Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van
waarneembare marktdata of in het geval van beleggingsinstellingen aan de hand van de intrinsieke waarde
waartegen de aandelen kunnen worden verhandeld;
Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare
marktdata.
Als gevolg van wijzigingen in de regelgeving is de presentatie ten opzichte van vorig jaar gewijzigd. De vergelijkende cijfers
zijn eveneens aangepast. Op onderstaande tabellen is het look-through principe niet toegepast.
82
BPL JAARVERSLAG 2013
Per 31 december 2013
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
33.215
0
1.793.797
1.827.012
Aandelen
2.551.172
562.426
64.563
3.178.160
Vastrentende waarden
4.842.792
580.461
64.563
5.440.668
Derivaten
0
-389.945
0
-389.945
Overige beleggingen
0
135.949
150.495
286.445
7.427.179
888.891
2.026.270
10.342.340
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
31.409
0
1.828.438
1.859.847
Aandelen
2.257.710
544.326
56.242
2.858.278
Vastrentende waarden
4.677.987
537.417
20.532
5.235.936
Derivaten
0
-55.185
0
-55.185
Overige beleggingen
0
96.221
164.284
260.505
6.967.106
1.122.779
2.069.496
10.159.381
Vastgoedbeleggingen
Per 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen
Overige toelichtingen
Vastgoed
Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en -technieken
betreft voornamelijk direct vastgoed.
Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatie waarde. Deze taxaties worden verricht door
verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert binnen, de algemene richtlijnen zoals binnen de
branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval
moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te
genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen.
Aandelen
Van de belegde waarde in aandelen staat de waarde van private equity beleggingen opgenomen als vastgesteld op basis van
'waarderingsmodellen en -technieken'.
Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend
aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in
de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van
materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde
op basis van lokale wet- en regelgeving.
Vastrentende waarden
Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld betreft
hoofdzakelijk de leningen op schuldbekentenissen en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat reeds vermeld in de
algemene toelichting op de grondslagen.
Onderstaand is een overzicht opgenomen van de rentevoet welke hierbij wordt gehanteerd:
2013: 2,23
2012: 1,50
Derivaten
Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen.
Deze kasstromen worden op basis van de zero coupon swapcurve contant gemaakt.
BPL JAARVERSLAG 2013
83
Overige beleggingen
Het niet marktgenoteerde deel van de overige beleggingen betreft beleggingen in infrastructuur. Het fonds neemt alleen via
tussenkomst van externe fondsbeheerders deel in infrastructurele beleggingen. Voor de waardering van deze beleggingen
wordt uitgegaan van de waardebepaling welke is opgesteld ten behoeve van deze externe fondsbeheerders. De waardering vindt
plaats op basis van fair value. De wijze waarop de fair value wordt bepaald is afhankelijk van de externe fondsbeheerder en van
de aard van de belegging. De volgende variabelen kunnen hierbij een rol spelen: de aanschafwaarde voor wat betreft recente
investeringen; toekomstige kasstromen; waarde van de activa;
waardering van vergelijkbare objecten.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
2. Vorderingen en overlopende activa
Premievordering werkgevers
Vorderingen uit hoofde van waardeoverdrachten
Beleggingsdebiteuren
Overige vorderingen en overlopende activa
70.119
66.836
146
189
115.120
106.364
864
642
186.249
174.032
73.249
-3.130
70.212
-3.376
70.119
66.836
3.665
3.107
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Vordering op de werkgever(s)
Vorderingen op werkgever(s)
Voorziening dubieuze debiteuren
Beleggingsdebiteuren
Te ontvangen dividend
101.815
94.941
Te vorderen dividend- en couponbelasting
Lopende interest
1.363
685
Huurpenningen
2.087
1.767
Overige
6.190
5.865
115.120
106.364
Liquide middelen
28.661
28.425
Beleggingsliquiditeiten
28.164
33.809
56.825
62.234
3. Overige activa
De liquiditeiten staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
84
BPL JAARVERSLAG 2013
PASSIVA
4. Stichtingskapitaal en reserves
Algemene
Beleggings-
Bestemmings- ANW-hiaat
reserve
reserve
reserves
Stand per 1 januari 2012
Totaal
reserve
-1.122.502
1.176.422
163.930
0
217.850
174.654
198.456
81.588
0
454.698
-947.848
1.374.878
245.518
0
672.548
284.049
150.138
29.163
2.058
465.408
0
0
-9.488
9.488
0
-663.799
1.525.016
265.193
11.546
1.137.956
Bestemming van saldo baten en
lasten
Stand per 1 januari 2013
Bestemming van saldo baten en
lasten
Overige mutaties
Stand per 31 december 2013
De bestemmingsreserves ultimo 2013 bestaan uit de bestemmingsreserve VPL pensioen en de bestemmingsreserve VPO.
Ultimo 2012 was hierin ook nog ook nog opgenomen de bestemmingsreserve ANW-hiaat vanwege onzekerheid over de
omvang van de verplichtingen. Ultimo 2013 is dat niet meer het geval en wordt hiervoor een separate reserve opgenomen.
Onderstaand wordt per bestemmingsreserve het verloop weergegeven.
2013
2012
€
€
Bestemmingsreserve ANW-hiaat
Stand per begin boekjaar
Bestemming saldo van baten en lasten
Overige mutaties
9.488
475
0
9.013
-9.488
0
0
9.488
De overige mutatie betreft de herbestemming van het saldo van de ANW-hiaat reserve van bestemmingsreserve naar
algemene reserve per ultimo boekjaar 2012 .
Bestemmingsreserve VPL pensioen
Stand per begin boekjaar
Bestemming saldo van baten en lasten
232.029
159.454
29.163
72.575
261.192
232.029
De financiering van de VPL rechten vindt plaats op basis van een separate premie die in rekening wordt gebracht bij de
werkgever. Uit een door het bestuur uitgevoerde analyse blijkt dat de te ontvangen premie, op basis van de in 2013
geldende uitgangspunten, voldoende is om de toekomstige verplichtingen te financieren. De bestemming van het saldo
van baten en lasten bestaat uit de volgende componenten:
- premie
32.068
- rendement
1.353
- inkoop rechten
-4.258
BPL JAARVERSLAG 2013
85
Bestemmingsreserve VPO
Stand per begin boekjaar
4.001
4.001
De bestemmingsreserve VPO wordt in 2014 aangewend, aan deze reserve wordt geen rendement toegerekend.
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan
In bovenstaande opstelling is het aanwezig vermogen na aftrek van de bestemmingsreserves in totaal € 872.763
(2012: € 427.030). Vanwege de aard van de bestemmingsreserves, welke dienen ter financiering van aanspraken die in de
toekomst het karakter van pensioenaanspraken krijgen, kunnen deze niet dienen ter dekking van de reeds
bestaande pensioenaanspraken en tellen daarom niet mee voor de bepaling van de dekkingsgraad.
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende
schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB met dien
verstande dat er aanpassingen gedaan zijn om rekening te houden met inflatie-gerelateerde beleggingen en het actief
beheer van de aandelenportefeuille. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
Stichtingskapitaal en reserves
Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen
2013
2012
€
€
1.137.956
672.548
412.544
422.270
1.937.558
1.803.879
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort.
Vanwege het ontstane dekkingstekort is per 31 augustus 2011 een (korte termijn) herstelplan opgesteld waarmee DNB heeft
ingestemd. Vanwege het dekkingstekort was premiekorting niet langer toegestaan en diende de gedempte premie naar een
kostendekkend niveau gebracht te worden. De hiertoe getroffen maatregelen betreffen een éénmalige verlaging van het
opbouwpercentage in 2012 van 2,0% naar 1,85% en een verhoging met terugwerkende kracht van de premie in 2011 van
16,8% naar 18,15% van de pensioengrondslag. Voor 2013 gold een premie van 21,7% van de pensioengrondslag. Daarnaast is
in 2013 een extra premie geïnd van 1,25% van het salaris ten behoeve van de financiering van de VPL-overgangsrechten.
In februari 2013 is een evaluatie van het herstelplan ingediend bij DNB. DNB is van mening dat uit de evaluatie blijkt
dat het pensioenfonds op basis van de huidige dekkingsgraad binnen de wettelijke termijn kan herstellen. De verwachte
dekkingsgraad ultimo 2013 zoals gedefinieerd in het bij DNB ingediende herstelplan bedraagt 111,6%. De werkelijke
dekkingsgraad ultimo 2013 bedraagt 109,3%.
86
BPL JAARVERSLAG 2013
5. Technische voorzieningen
2013
2012
€
€
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Stand per begin boekjaar
9.682.237
8.935.062
Pensioenopbouw
305.833
318.437
Toeslagverlening
2.566
1.975
Rentetoevoeging
33.865
137.274
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
-207.566
-204.776
Wijziging marktrente
-384.814
474.854
938
-1.046
0
85.155
-22.737
-64.699
-7.849
0
9.402.473
9.682.237
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Aanpassing sterftekansen
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Wijziging actuariële uitgangspunten (wijziging regeling)
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde discontovoet 2,9% (2012: 2,5%). De voorziening pensioenverplichtingen voor risico
van het pensioenfonds heeft een langlopend karakter. De duration van de verplichtingen bedraagt 21,5 (2012: 20,1)
Pensioenopbouw
Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum
hebben.
Toeslagverlening
Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan
te passen aan de stijging van het CBS- consumentenprijsindexcijfer (CPI). De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk
karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst
toeslagverlening kan plaatsvinden.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire
swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de
financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen
in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat
vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele
rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd
wijziging marktrente.
BPL JAARVERSLAG 2013
87
Rentepercentage per 31 december
2012
2,50
2013
2,90
Wijziging actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening
van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële
deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven,
arbeids-ongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces,
waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen
wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
In 2013 is de regeling aangepast waarbij onder andere de pensioenleeftijd is verhoogd. De resultaten die de wijziging op de
voorziening heeft, worden hieronder verantwoord.
2013
2012
a
a
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Toevoeging aan de technische voorzieningen
15.261
686
Onttrekking aan de technische voorzieningen
-14.323
-1.732
938
-1.046
-12.616
-11.500
25.376
-6.203
-35.497
-46.996
-22.737
-64.699
Aanpassing sterftekansen
In 2013 is er geen wijziging geweest van de gehanteerde sterftekansen.
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Resultaat op kanssystemen:
Sterfte
Mutaties
Overige technische grondslagen
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld:
2013
2012
Aantallen
a
Aantallen
a
Actieven
3.614.437
88.876
4.339.619
90.228
Gepensioneerden
2.849.994
59.798
2.657.040
58.394
Slapers
2.938.042
400.118
2.685.578
424.36632
Overige
0
5.140
0
5.004
9.402.473
553.932
9.682.237
577.992
Voorziening voor pensioenverplichtingen
Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
88
BPL JAARVERSLAG 2013
Volledige
toeslagverlening
%
Toegekende
Cumulatief
Verschil
toeslagen
%
verschil
%
%
Actieve deelnemers
2009
0,10
0,10
-
-
2010
1,40
-
1,40
1,40
2011
2,50
-
2,50
3,94
2012
2,10
-
2,10
6,12
2013
1,10
-
1,10
7,29
Volledige
toeslagverlening
%
Toegekende
Cumulatief
Verschil
toeslagen
%
verschil
%
%
Pensioengerechtigden
2009
0,10
0,10
-
-
2010
1,40
-
1,40
1,40
2011
2,50
-
2,50
3,94
2012
2,10
-
2,10
6,12
2013
1,10
-
1,10
7,29
31-12-2013
31-12-2012
a
a
6. Overige schulden en overlopende passiva
Crediteuren
8.657
4.901
Waardeoverdrachten
14
14
Pensioenuitkeringen
678
372
481.715
455.341
22.197
25.980
Belastingen en premies sociale verzekeringen
5.119
4.126
Overige schulden en overlopende passiva
8.320
5.469
526.700
496.203
Derivaten
Beleggingscrediteuren
De post crediteuren bestaat voornamelijk uit nog te betalen kosten vermogensbeheer ultimo 2013 en terug te betalen
pensioenpremies werkgevers. Onder de post 'Overige schulden en overlopende passiva' is een raming voor nog te betalen
kosten vermogensbeheer over het vierde kwartaal 2013 opgenomen van a 2,7 mln. Alle schulden hebben een resterende
looptijd van korter dan één jaar, met uitzondering van de derivaten.
BPL JAARVERSLAG 2013
89
Beleggingscrediteuren
Nog af te wikkelen transacties
2.663
0
Lopende interest
5.559
10.772
Huurpenningen
1.453
1.235
12.523
13.972
22.197
25.980
Overige
7.4.4 Risicobeheer
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's.
De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze
doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico's.
Deze beleidsinstrumenten betreffen:
-beleggingsbeleid
-premiebeleid
-herverzekeringsbeleid
-toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten
ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALMstudies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario's. De uitkomsten van deze analyses vinden hun
weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid.
De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet
plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico's. Bij de uitvoering van het
beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Solvabiliteitsrisico's
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over
voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel
algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd.
Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming
en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op
opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken
en pensioenrechten moet verminderen.
90
BPL JAARVERSLAG 2013
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
2013
2012
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari
104,4
100,6
Premie
0,2
-0,2
Uitkering
0,1
-
Toeslagverlening
-
-
Korting van aanspraken en rechten
-
-
0,2
10,2
-
-
4,3
-9,1
Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen
-
4,0
Aanpassing levensverwachting
-
-
0,1
-1,1
109,3
104,4
Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking)
Renteafdekking
Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen
Overige oorzaken
Dekkingsgraad per 31 december
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers
(buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB
voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke
rest-risico's (na afdekking).
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is
als volgt:
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
2013
2012
a
a
Vereist eigen vermogen (buffer)
1.973.559
1.803.879
Voorziening pensioenverplichting
9.402.473
9.682.237
Vereist pensioenvermogen
11.376.032
11.486.116
Aanwezig eigen vermogen
872.763
427.030
1.100.796
1.376.849
Tekort
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt
uitgegaan van de feitelijke/strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie.
In bovenstaande opstelling is het aanwezig vermogen na aftrek van de bestemmingsreserves van in totaal a 276.634 (2012:
€ 245.518). Deze reserves kunnen niet gebruikt worden ter dekking van toekomstige tegenvallers en tellen daarom niet mee
bij de bepaling van de dekkingsgraad. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico's derivatencontracten afgesloten.
Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds
het standaard model van DNB toe. Inflatie gerelateerde producten worden afwijkend behandeld en er wordt een correctie
toegepast voor het actief beheer van de aandelenportefeuille.
BPL JAARVERSLAG 2013
91
Beleggingsrisico
De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in
renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het
pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het
beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de
geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent
gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met
de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en
richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten.
De marktposities worden periodiek gerapporteerd.
Renterisico (S1)
Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen
veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de
duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Het fonds heeft via een rentehedge het renterisico beperkt. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn namelijk niet in
dezelfde mate gevoelig voor rentebewegingen. Daardoor kan de dekkingsgraad sterk meebewegen met rentebewegingen en
loopt het fonds een groter risico om in een dekkingstekort te komen. Dit renterisico kan worden verkleind door de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in overeenstemming te brengen met de looptijd van de verplichtingen.
Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve
sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder
snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de
dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de
verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
Het beleid van het fonds is erop gericht om de 'duratie-mismatch' te verkleinen door het renterisico af te dekken, waarbij het
percentage renteafdekking minder wordt naarmate de rente lager is. De gedachte daarbij is dat bij een lage rente de kans
toeneemt dat de rente weer zal stijgen en dat dan bij een lagere afdekking meer geprofiteerd wordt van de rentestijging. De
renteafdekking kan gerealiseerd worden door meer langlopende obligaties te kopen in plaats van aandelen (aandelen hebben
per definitie een duratie van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of
door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte
rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie
en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor).
Daarnaast kan het fonds het renterisico op de vastrentende waarden afdekken (het eigen vermogen is ongevoelig voor de
renteveranderingen, maar de dekkingsgraad niet) of de dekkingsgraad afdekken.
De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat:
31-12-2013
a
31-12-2012
Duratie
a
Duratie
Vastrentende waarden (vóór derivaten)
5.440.668
7,9
5.235.936
8,0
Vastrentende waarden (na derivaten)
5.050.725
11,1
5.180.751
11,0
(Nominale) pensioenverplichtingen
9.402.473
21,5
9.682.237
20,1
92
BPL JAARVERSLAG 2013
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31-12-2013
%
a
Resterende looptijd < 1 jaar
31-12-2012
%
a
158.917
2,9
233.593
4,5
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar
1.624.205
29,9
1.355.620
25,9
Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar
3.657.546
67,2
3.646.723
69,6
5.440.668
100,0
5.235.936
100,0
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van
de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de
verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven.
De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:
31-12-2013
a
Resterende looptijd < 5 jaar
%
31-12-2012
%
a
991.867
10,6
852.987
8,8
Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar
1.130.393
11,9
1.224.257
12,7
Resterende looptijd > 10 en < 20 jaar
2.498.625
26,6
2.663.518
27,5
Resterende looptijd > 20 jaar
4.781.588
50,9
4.941.475
51,0
9.402.473
100,0
9.682.237
100,0
Risico zakelijke waarden (S2)
Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd
indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden.
Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld
dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de
ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van
derivaten.
BPL JAARVERSLAG 2013
93
Valutarisico (S3)
Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2013 circa 25,
7% (2012: 22,9%).
De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
2013
ValutaTotaal
derivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
a
a
a
EUR
7.772.280
0
7.772.280
GBP
592.934
0
592.934
JPY
148.905
0
148.905
USD
1.135.852
-1.703
1.134.149
AUD
41.596
0
41.596
CAD
47.491
0
47.491
CHF
175.629
0
175.629
PHP
0
1.617
1.617
PLN
28.450
0
28.450
SEK
29.993
0
29.993
BRL
32.889
-920
31.969
MXN
24.992
931
25.923
432.418
0
432.418
10.463.429
-75
10.463.354
Overige
De positie in categorie 'Overig' betreft een investering in een aandelenbeleggingsfonds Emerging Markets. Voor dit fonds is
meer gedetailleerde informatie niet beschikbaar.
94
BPL JAARVERSLAG 2013
De valutapositie per 31 december 2012 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
2012
ValutaTotaal
derivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
a
a
a
EUR
7.922.669
0
7.922.669
GBP
618.625
0
618.625
JPY
114.912
0
114.912
USD
825.119
0
825.119
AUD
23.070
0
23.070
CAD
25.184
0
25.184
CHF
193.375
0
193.375
DKK
12.471
0
12.471
HKD
4.636
0
4.636
NOK
42.158
0
42.158
PLN
1
0
1
SEK
35.641
0
35.641
SGD
7.582
0
7.582
448.133
0
448.133
10.273.576
0
10.273.576
Overige
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren
gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden
gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt,
zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd
door diversificatie.
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
2013
%
a
EU-landen
2012
%
a
1.687.857
53,2
1.536.453
53,7
64.563
2,0
56.242
2,0
Noord-Amerika
953.368
30,0
670.650
23,5
Asia Pacific
166.086
5,2
123.727
4,3
Australasia
38.361
1,2
23.073
0,8
267.925
8,4
448.133
15,7
3.178.160
100,0
2.858.278
100,0
Global
Emerging Markets
Totaal
BPL JAARVERSLAG 2013
95
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sector is als volgt:
2013
2012
%
a
%
a
Nijverheid en industrie
809.398
25,5
800.348
28,0
Handel
677.374
21,2
577.876
20,1
Overige dienstverlening
847.350
26,7
699.403
24,5
603.211
19,0
573.339
20,1
64.563
2,0
56.242
2,0
176.264
5,6
151.070
5,3
3.178.160
100,0
2.858.278
100,0
Financiële instellingen (w.o. banken en
verzekeraars)
Beleggingsinstelling
Overige
Totaal
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt:
2013
2012
%
a
%
a
Kantoren
64.329
3,5
58.735
3,2
Winkels
203.785
11,2
223.834
12,0
1.310.089
71,7
1.317.441
70,8
233.123
12,8
243.105
13,1
Grond
15.687
0,8
16.732
0,9
Totaal
1.827.013
100,0
1.859.847
100,0
Woningen
Participaties in vastgoedmaatschappijen
Kredietrisico (S5)
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van
tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die
obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter
(OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het
risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten
waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.
Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil
zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals
onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire
geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende
betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek
gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten,
wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSAovereenkomsten zijn afgesloten zodat posities van
het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
96
BPL JAARVERSLAG 2013
De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio’s kan als volgt worden samengevat:
2013
%
a
Mature markets
%
a
4.998.083
91,9
5.012.023
95,7
442.585
8,1
223.913
4,3
5.440.668
100,0
5.235.936
100,0
Emerging markets
Totaal
2012
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt:
2013
2012
%
a
%
a
Handel- en industriële bedrijven
464.921
8,6
340.270
6,5
Nederlandse overheidsinstellingen
726.820
13,4
760.880
14,5
Financiële instellingen
850.087
15,6
897.837
17,1
Beleggingsinstellingen
1.633
-
0
-
533.382
9,8
521.196
10,0
Buitenlandse overheidsinstellingen
2.863.825
52,6
2.715.753
51,9
Totaal
5.440.668
100,0
5.235.936
100,0
Overig
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de
vastrentende waarden op basis van de ratings eind 2013 is als volgt:
2013
2012
%
a
%
a
AAA
1.171.524
21,5
2.025.627
38,7
AA
2.043.294
37,6
1.330.349
25,4
561.731
10,3
710.635
13,6
1.054.461
19,4
613.560
11,7
BB
181.145
3,3
110.053
2,1
B
222.299
4,1
235.335
4,5
91.190
1,7
103.184
2,0
115.024
2,1
107.193
2,0
5.440.668
100,0
5.235.936
100,0
A
BBB
CCC
Geen rating
Totaal
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6)
Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die
worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste
actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.
Langlevenrisico
Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de
technische voorzieningen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de
pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het
lang levenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de
pensioenverplichtingen.
BPL JAARVERSLAG 2013
97
Overlijdensrisico
Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen
waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij
invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks een
risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het
resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.
Het beleid van het fonds is om het overlijden- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren.
Toeslagrisico
Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is
afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de
indexatietoezegging voorwaardelijk is.
Het beleid en de ambitie inzake indexatie en toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post 'Indexering en
overige toeslagen'.
Liquiditeitsrisico (S7)
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in
liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige
risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan
worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals
premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het fonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties
beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van
geldmiddelen te financieren.
Concentratierisico (S8)
Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen
optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen.
Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering.
De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico.
Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van
het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2013 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig:
2013
2012
Vastrentende waarden
a
Nederland
644.620
5,8
678.570
6,3
Frankrijk
890.166
8,0
920.750
8,5
Duitsland
793.038
7,2
795.174
7,3
Italië
208.043
1,9
233.476
2,1
2.535.867
22,9
2.627.970
24,2
Totaal
%
a
%
Naast de hierboven genoemde grote posten zijn er nog twee aanvullende relevante grote posten. Dit betreft beleggingen in
een beleggingsfonds voor aandelen respectievelijk vastrentende waarden voor in totaal a 848.386.
98
BPL JAARVERSLAG 2013
Operationeel risico (S9)
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico's worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge
kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures,
processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst
door het bestuur.
Het beheer van de beleggingsportefeuille is ondergebracht bij Syntrus Achmea Vermogensbeheer en Syntrus Achmea Real
Estate & Finance. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP. Met zowel TKP als Syntrus Achmea
Vermogensbeheer is een uitbestedingsovereenkomst en een dienstverleningsovereenkomst (DVO) gesloten.
Voor activiteiten op het gebied van bestuursondersteuning is een overeenkomst afgesloten met Actor waarbij eveneens
afspraken over de dienstverlening zijn vastgelegd.
Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders en TKP door middel van
performancerapportages (vermogensbeheerder), DVO-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages).
Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico's worden door het fonds hiervoor geen
buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets.
Actief risico (S10)
Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt
van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde
'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het
benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico.
Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van twee
maal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt met
de andere risicofactoren.
Systeemrisico
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren
functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde
kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt
geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets.
Derivaten
Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat
derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds.
Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken.
Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met
goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand.
Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
•Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures
worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen
de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
•Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan
tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een
vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt.
•Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het
BPL JAARVERSLAG 2013
99
uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de
rente-gevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
•
Overige derivaten: dit betreffen credit default swaps (een overeenkomst tussen twee partijen waarbij het kredietrisico van
een derde partij wordt overgedragen) en total return swaps (swap waarbij de ene partij de andere alle opbrengsten van
een bepaalde asset garandeert, zowel rente en dividend als eventuele waardevermeerdering).
Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2013:
2013
Type contract
Gemiddelde
Contract-
looptijd
omvang
a
Futures
Positieve
Negatieve
Saldo waarde
waarde
waarde
a
a
a
54.600
0
0
0
Valutaderivaten
2.621
-2
11
13
Rentederivaten
5.644.000
-283.604
Overige derivaten
1.195.000
-106.339
6.896.221
-389.945
91.759
0
91.770
375.363
106.339
481.715
Ultimo 2013 zijn zekerheden ontvangen voor de swaps voor een bedrag van a 400,1 mln. (2012: a 68,4 mln.).
Het pensioenfonds maakt geen gebruik van securities lending (uitlenen van effecten).
Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2012:
2012
Type contract
Gemiddelde
Contract-
looptijd
omvang
a
Futures
54.100
Positieve
Negatieve
Saldo waarde
waarde
waarde
a
a
a
0
Rentederivaten
8.038.000
-12.518
Overige derivaten
1.195.000
-42.667
9.287.100
-55.185
7.4.5 0
400.156
0
400.156
0
412.675
42.666
455.341
Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen
Ontvangen zekerheden en garanties
Er zijn geen zekerheden en garanties bekend die niet in de jaarrekening zijn opgenomen.
Langlopende contractuele verplichtingen
Het fonds heeft per 1 januari 2012 een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen. Met het bestuur zijn
afspraken gemaakt over de vergoedingssystematiek. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt a 11,3 mln.
100
BPL JAARVERSLAG 2013
Investeringsverplichtingen
Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende investerings-en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen):
2013
2012
a
a
Private equity
28.404
16.296
Vastgoed
71.957
35.016
100.361
51.312
Voorwaardelijke verplichtingen
Tegen het pensioenfonds zijn juridische procedures aangespannen. Hoewel geen aansprakelijkheid wordt erkend, kunnen
er juridische kosten uit voortvloeien wanneer het proces wordt verloren. Op grond van juridisch advies verwacht het bestuur
niet dat de uitslagen van de procedures een materieel effect op de financiële positie van het fonds zullen hebben.
Niet opgenomen voorwaardelijke pensioenverplichtingen
Afschaffen prepensioenregeling
Vanaf 2007 vindt geen opbouw meer plaats van prepensioen/Flexpensioen. De VUT-regeling Suwas I vervalt op eind 2014.
Deelnemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren kunnen vanaf 64 jaar gebruikmaken van de prepensioenregeling. Voor
deelnemers die per 31 december 1997 én per 1 januari 1998 in dienst zijn bij een bij het fonds aangesloten werkgever geldt
dat zij een aanvulling krijgen op de prepensioenregeling. Deze 'garantieregeling' wordt gefinancierd door het VUT-fonds
Suwas I. Werknemers die op 31 december 2000 en op 1 januari 2001 deelnemer waren aan de BPL-regeling, hebben een
extra opbouw prepensioen gehad van maximaal drie jaar, over de periode 1 januari 1998 tot 1 januari 2001 voor zover zij
deelnemer waren in de genoemde periode.
VPL
Aan deelnemers die tussen 1 januari 1950 en 31 december 1965 geboren zijn, wordt extra pensioen toegekend over
dienst-jaren vóór 2007. De opbouw en financiering van deze pensioenaanspraken is uitgesteld tot uiterlijk 31 december
2021. Deze inkoop van extra pensioenaanspraken geldt alleen als betrokkene op 31 december 2006 en op 1 januari
2007 deelnemer was aan de pensioenregeling en de volledige uitstelperiode van 15 jaar deelnemer blijft aan de pensioenregeling. Deze inkoop maakt het mogelijk om 2 of 3 jaar eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen te gaan. Er wordt in 2013
een extra premie van 1,25% van de salarissom geheven om deze maatregel te financieren.
Ultimo boekjaar is de off-balance technische voorziening vastgesteld op a 470.016 (2012: a 486.663) waarbij rekening is
gehouden met vertrekkansen en solvabiliteitsopslag.
7.4.6
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen
Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en
hun bestuurders.
Transacties met (voormalige) bestuurders
Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten . Er zijn geen
leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders.
Overige transacties met verbonden partijen
Er zijn geen overige transacties met verbonden partijen.
BPL JAARVERSLAG 2013
101
7.4.7
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
7. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
2013
2012
a
a
335.970
302.355
994
1.322
32.068
52.547
369.032
356.224
Kostendekkende premie
368.661
392.834
Feitelijke premie
336.311
303.676
Gedempte premie
265.324
284.638
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd
Pensioenpremie huidig jaar
Koopsommen FVP
VPL bijdragen
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt:
In bovenstaande opstelling wordt de ontvangen VPL bijdrage van a 32,1 mln. buiten de vergelijking met de kostendekkende
en gedempte premie gelaten. Daarnaast wordt de ontvangen premie over voorgaande jaren en de premie voor vrijwillige
voortzetting hier niet gepresenteerd.
Het fonds financiert de pensioenregeling met een reglementaire doorsneepremie. Deze premie moet minimaal gelijk zijn
aan de gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie wordt gebaseerd op een rendement van
4%. Een lagere premie, ofwel een premiekorting, is slechts toegestaan als het pensioenfonds een gezonde
financiële positie heeft, dus geen reservetekort heeft en haar indexatieambitie in belangrijke mate kan waarmaken. Gezien
het in 2010 ontstane reservetekort hebben cao-partners de premie in stappen verhoogd tot het niveau van de gedempte
kostendekkende premie.
In 2011 is het pensioenfonds in een dekkingstekort geraakt. Bij een dekkingstekort moet de premie bijdragen aan herstel.
BPL heeft voor 2012 dispensatie gekregen voor deze eis (Deze dispensatie wordt door DNB "adempauze" genoemd).
Voor 2013 kon BPL eventueel onder striktere voorwaarden wederom een verzoek doen om dispensatie. Hiervoor hebben
cao-partners niet gekozen en er voor gezorgd dat de premie in 2013 daadwerkelijk bijdraagt aan herstel.
Vanaf 2013 bedraagt de premie 21,7% van de pensioengrondslag. Daarnaast geldt een opbouwpercentage van 1,95%
vanaf 2013. De premie voor VPL-overgangsrechten is verlaagd van 2,3% naar 1,25% van het salaris.
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord.
De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Kostendekkende premie
Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw
295.642
311.229
Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen
56.015
53.911
Opslag voor uitvoeringskosten
11.489
21.802
5.515
5.892
368.661
392.834
Mutatie technische voorzieningen voor excassokosten
Totaal kostendekkende premie
102
BPL JAARVERSLAG 2013
In 2013 bedraagt de opslag voor kosten de werkelijke in het boekjaar gemaakte uitvoeringskosten, verminderd
met het uit de TV beschikbaar komend bedrag voor kosten. In 2012 bedraagt de opslag voor kosten 1,4% van de
pensioengrondslag.
Gedempte premie
Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw
214.026
224.646
Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen
39.809
38.190
Opslag voor uitvoeringskosten
11.489
21.802
265.324
284.638
Totaal gedempte premie
8.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2013
Directe
Indirecte
Kosten
beleggings-
beleggings-
vermogens-
opbrengst
opbrengst
beheer
Totaal
a
a
a
a
Vastgoedbeleggingen
80.226
-90.833
-8.259
-18.866
Aandelen
78.497
407.337
-6.043
479.791
169.890
-193.378
-4.742
-28.230
-7
2.898
-405
2.486
17.296
-412.359
-966
-396.029
345.902
-286.335
-20.415
39.152
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Derivaten
2012
Directe
Indirecte
Kosten
beleggings-
beleggings-
vermogens-
opbrengst
opbrengst
beheer
Totaal
a
a
a
a
Vastgoedbeleggingen
77.464
-72.913
-8.225
-3.674
Aandelen
77.356
211.110
-4.344
284.122
151.483
396.634
-2.928
545.189
-34
16.593
-468
16.090
-27.201
248.070
-940
219.929
279.068
799.494
-16.906
1.061.656
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Derivaten
BPL JAARVERSLAG 2013
103
9.
Overige baten
2013
2012
a
a
Interest
VUT-Surplus
163
326
1.810
3.300
1.973
3.626
Bij uitstel van de in de SUWAS-regeling vastgestelde VUT-datum kan het voorkomen dat er sprake is van een VUT- surplus.
Binnen de overkookregeling is de omzetting van het surplus in ouderdomspensioen geregeld.
10.
Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen
159.431
147.750
Partnerpensioen
39.692
38.283
Wezenpensioen
1.008
930
513
539
WAO-aanvulling
8.970
9.251
Anw-aanvulling
6.606
6.292
Afkoop pensioenen en premierestitutie
6.614
8.218
-14.389
-14.741
208.445
196.522
Overlijdensuitkering
Garantieregeling
Een onderdeel van de uitkeringslast is gebaseerd op de garantieregeling SUWAS I. Deze uitkeringslast komt voor rekening
van SUWAS I.
11. Pensioenuitvoeringskosten
2013
2012
a
a
Bestuurskosten
364
427
Kosten deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie
107
150
Administratiekostenvergoeding
Accountantskosten
11.816
13.213
95
91
Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten)
755
635
Contributies en bijdragen
850
769
Dwangsommen en boetes
0
0
Overige
Bestuursondersteuning
94
4.158
1.477
1.119
15.558
20.562
De kosten voor bestuursondersteuning hebben betrekking op de bijdrage aan de Colland Sectorraad (bestuurlijke en
secretariële ondersteuning). De contributies en bijdragen bevatten o.a. a 615 aan DNB, a 129 aan de Pensioenfederatie en
a 60 aan de AFM.
104
BPL JAARVERSLAG 2013
Bezoldiging bestuurders
De bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt a 240. (2012: a 242).
Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat
deze bijeenkomsten heeft bijgewoond.
Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt.
Verantwoordingsorgaan
Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds in 2013 een vergoeding verstrekt van a 42. Aan
de leden van de deelnemersraad is 2013 een vergoeding verstrekt van a 65.
Accountantshonoraria
De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt:
Controle van de jaarrekening
a
a
95
91
95
91
Aantal personeelsleden
Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan TKP Pensioen.
De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met
de bestuurs- en commissievergaderingen, inclusief de vergaderingen van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan.
De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten.
12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van
het pensioenfonds
a
a
Pensioenopbouw
305.833
318.437
Toeslagverlening
2.566
1.975
Rentetoevoeging
33.865
137.274
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
-207.566
-204.776
Wijziging marktrente
-384.814
474.854
938
-1.046
0
85.155
-22.737
-64.699
-7.849
0
-279.764
747.174
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Aanpassing sterftekansen
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Wijziging actuariële uitgangspunten (wijziging regeling)
Voor een toelichting op de afzonderlijke resultaatcomponenten van de mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico van het pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting op de balans.
BPL JAARVERSLAG 2013
105
13. Saldo overdracht van derden
2013
2012
a
a
Inkomende waardeoverdrachten
-13.954
-656
Uitgaande waardeoverdrachten
13.311
1.332
-643
676
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige
werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn
opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van
de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum
zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
14. Overige lasten
a
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren
Overig
Woerden, 26-06-2014
H.Th.J. VultoG.J.P.M. Roest
WerkgeversvoorzitterWerknemersvoorzitter
F.M. CrucqR. le Clercq
Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid
M. DaamenJ.W.J. van Leeuwen
Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid
J. MarisG.H. Koudys
Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid
H. Onstwedder
Algemeen bestuurslid
106
BPL JAARVERSLAG 2013
a
1.026
1.793
127
81
1.153
1.874
BPL JAARVERSLAG 2013
107
108
BPL JAARVERSLAG 2013
Overige gegevens
8
BPL JAARVERSLAG 2013
109
8. Overige gegevens
8.1.1
Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds.
De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN.
Het voorstel resultaatbestemming 2013 is opgenomen in de paragraaf 7.2 van de staat van baten en lasten in de
jaarrekening.
8.1.2
Gebeurtenissen na balansdatum
In 2013 is een overeenkomst inzake een collectieve waardeoverdracht gesloten, met overdrachtsdatum 1 januari 2014.
In januari 2014 is hiertoe € 100,0 mln. ontvangen. De administratieve verwerking van deze waardeoverdracht zal in 2014
plaatsvinden.
8.2
Actuariële verklaring
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Opdracht
Door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Woerden is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot
het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid
van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het
pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en
volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van
de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
•heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen
Vermogen toereikend zijn vastgesteld en
• heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen
onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid
van het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel
Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
110
BPL JAARVERSLAG 2013
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel
bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk
Vereist Eigen Vermogen, maar niet lager dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke
maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de
Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 lid 1 in verband met het reservetekort.
De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw is naar mijn mening niet voldoende, vanwege
het reservetekort.
’s-Hertogenbosch, 26 juni 2014
A.M.J.H Roerdink AAG
verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
BPL JAARVERSLAG 2013
111
8.3Controleverklaring van de onafhankelijk accountant
Aan het Bestuur van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Woerden
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te
Woerden gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over
2013 met de toelichting, waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en
andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat
getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het Bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9
Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige
interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van
materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze
controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist
dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat
een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de
toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste
oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang
bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor
het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden
die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking
te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de
geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van
de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons
oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Landbouw per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met
Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het
onderzoek of het Bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en
of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het Bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 26 juni 2014, Deloitte Accountants B.V.
Was getekend: C.J. de Witt RA
112
BPL JAARVERSLAG 2013
Colofon
Uitgegeven door
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Correspondentieadres:
Postbus 501
9700 AM GRONINGEN
Bezoekadres:
Europaweg 27, Groningen
Telefoon: (050) 582 19 90
Fax:
(050) 313 82 01
Website: https://www.bplpensioen.nl/
BPL JAARVERSLAG 2013
113