’13 Jaarverslag Jaarverslag 2013 Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw datum Juni 2014 Samenvatting Aantallen en percentages 2013 2012 2011 2010 2009 2008 Aangesloten werkgevers met personeel* 14.721 14.967 19.200 19.397 19.201 21.031 Aangesloten werkgevers zonder personeel 19.036 12.579 Deelnemers 88.876 90.228 89.701 90.415 84.383 91.114 5.140 5.004 4.913 5.225 5.426 5.636 Ouderdomspensioen** 39.735 38.677 35.600 33.631 32.363 31.229 Nabestaandenpensioen*** 16.086 15.526 16.852 16.995 16.745 16.727 1.195 1.115 946 881 ** ** 974 953 2.782 3.076 3.321 3.548 427.746 424.366 435.993 436.345 541.217 530.539 partnerpensioen**** 21,7% 19,5% 18,15% 14,6% 14,6% 14,6% Reglementaire premie 21,7% 19,5% 18,15% 15,7% 15,7% 15,7% Arbeidsongeschikte deelnemers premievrije voortzetting Gepensioneerden: Wezenpensioen BPL-Flexpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Slapers 735 706 3.586 638 639 3.709 Feitelijke premie ouderdoms- en * vanaf ultimo 2012 worden de werkgevers met en zonder personeel gesplitst weergegeven. Tot en met 2011 bevatten de aantallen ook werkgevers die de laatste 3 jaar geen personeel in dienst hadden. ** vanaf ultimo 2012 inclusief flexpensioen *** vanaf ultimo 2012 inclusief ANW **** percentage van de pensioengrondslag 2 BPL JAARVERSLAG 2013 Financiële gegevens (x € 1.000) 2013 2012 2011 2010 2009 2008 336.964 303.676 280.864 221.831 217.291 210.537 32.068 52.547 Kostendekkende premie* 368.661 392.834 355.052 317.223 323.770 222.158 Gedempte premie** 265.324 284.638 302.606 302.214 279.270 254.955 Pensioenuitkeringen 208.445 196.522 188.933 193.926 158.213 136.167 15.558 20.562 25.416 29.893 22.513 22.322 10.463.426 10.273.575 9.054.986 8.700.274 7.669.320 7.314.789 39.152 1.061.656 686.640 760.687 269.269 534.158 4,4% 9,8% 8,5% 6,1% 9,8% -6,4% 0,6% 11,9% 8,5% 10,7% 3,8% 8,7% Reserves 1.137.956 672.548 217.850 788.948 1.128.514 778.918 Technische voorzieningen 9.402.473 9.682.237 8.935.062 7.567.723 6.343.314 6.385.655 FTK-dekkingsgraad 109,3% 104,4% 100,6% 110,4% 117,8% 112,2% Vereiste dekkingsgraad 120,6% 118,6% 117,0% 117,2% 113,7% 111,2% Saldo van baten en lasten 465.408 454.698 -571.098 -339.566 349.596 -1.143.860 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 2,8% 0,34 -0,35 -0,70 -0,12 0,05 0,49 Premiebaten (excl VPL-premie) VPL-premie Uitvoeringskosten Belegd vermogen (incl. rentehedge) Beleggingsopbrengst (incl. rentehedge) Gemiddeld rendement op beleggingen (excl. rentehedge) Gemiddeld rendement op beleggingen (incl. rentehedge) Indexatie Z-score * de premie die nodig is om de onvoorwaardelijke en – in voorkomende gevallen – voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in het huidige jaar en de langere termijn na te komen. Bij de waardering wordt uitgegaan van de rentetermijnstructuur per 31-12-2011 **bij vaststelling van de kostendekkende premie wordt uitgegaan van de marktrente die van jaar tot jaar anders kan zijn, zal ook de kostendekkende premie jaarlijks kunnen verschillen. Om grote fluctuaties in de premie te voorkomen, maakt BPL gebruik van de mogelijkheid om de premie te ‘dempen’. Hierbij wordt voor de vaststelling van de premie uitgegaan van een gestabiliseerde rentevoet van 4,0% BPL JAARVERSLAG 2013 3 4 BPL JAARVERSLAG 2013 Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2013 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL). In dit jaarverslag leest u meer over de financiële positie van het fonds en de belangrijke ontwikkelingen die in het verslagjaar hebben plaatsgevonden. Voor de pensioensector was 2013 wederom een turbulent jaar. Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen ligt het pensioenstelsel onder een vergrootglas. De houdbaarheid en toekomstbestendigheid van het stelsel staan ter discussie. Om die reden heeft BPL een aantal wijzigingen doorgevoerd in de pensioenregeling. Zo is bijvoorbeeld de pensioenrichtleeftijd vanaf 1 januari 2013 omhoog gegaan naar 67 jaar. Maar de ontwikkelingen gaan in een fors tempo door. Met het afsluiten van een nieuw pensioenakkoord eind 2013 heeft de politiek een stap gezet naar een nieuw pensioenstelsel. De dekkingsgraad van BPL is licht verbeterd ten opzichte van afgelopen jaar. Dit herstel is mede te danken aan een aanpassing van het premiebeleid, het achterwege laten van indexaties en de ontwikkeling van de marktrente. Waar andere fondsen de pensioenen moesten verlagen, was dat voor BPL in 2013 niet aan de orde. Er is nog wel sprake van een reservetekort. BPL blijft aan het herstel van de financiële situatie van het fonds werken. Een goed en verantwoord beleggingsbeleid heeft blijvend de aandacht van het bestuur. Ook is opnieuw gekeken naar de inrichting van het risicomanagement voor het versterken van de interne beheersing. Pensioen blijft een ingewikkeld onderwerp. Het actief betrekken van belanghebbenden neemt voor BPL daarom ook een belangrijke plaats in. In 2013 is er onderzoek verricht naar de tevredenheid over de communicatiemiddelen van het pensioenfonds. BPL vindt het belangrijk om deelnemers en werkgevers op een begrijpelijke en kostenbewuste manier te informeren. Ook is de risicobereidheid bij deelnemers en gepensioneerden in kaart gebracht. De uitkomsten van beide onderzoeken geven het bestuur handvatten voor het verder aanscherpen van het toekomstige beleid. Het bestuur van BPL streeft ook naar direct contact met de deelnemers van de pensioenregeling. Daarom zijn in 2013 weer diverse deelnemersbijeenkomsten georganiseerd die goed zijn gewaardeerd. Het bestuur hoopt in 2014 weer veel deelnemers te kunnen begroeten bij deze bijeenkomsten. BPL verwacht dat de ontwikkelingen in 2014 ook weer veel aandacht van het bestuur vergen. Het kabinet heeft een voorstel gedaan voor het invoeren van nieuwe spelregels voor pensioenfondsen. Deze regels moeten de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel verder vergroten. Er dienen keuzes gemaakt te worden waarbij de belangen van alle betrokken partijen evenwichtig afgewogen moeten worden. BPL wil zijn werkgevers, deelnemers en gepensioneerden hier goed bij betrekken. Het bestuur wil iedereen bedanken voor de bijdrage die is geleverd aan het goed functioneren van het fonds. Het bestuur heeft het vertrouwen dat een ieder zich in 2014 opnieuw zal inzetten om de ambitie van het fonds verder waar te maken: zorgen voor een duurzame en betrouwbare pensioenregeling! Veel leesplezier toegewenst! H.Th.J. VultoG.P.M.J. Roest WerkgeversvoorzitterWerknemersvoorzitter BPL JAARVERSLAG 2013 5 6 BPL JAARVERSLAG 2013 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1– Inleiding 8 Hoofdstuk 2 – Ontwikkelingen 19 Hoofdstuk 3 – Financieel beleid 27 Hoofdstuk 4 – Uitvoering van de pensioenregeling 47 Hoofdstuk 5 – Deelnemersraad 59 Hoofdstuk 6 – Verantwoordingsorgaan 63 Hoofdstuk 7 – Jaarrekening 69 Hoofdstuk 8 – Overige gegevens 109 BPL JAARVERSLAG 2013 7 8 BPL JAARVERSLAG 2013 1 Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw BPL JAARVERSLAG 2013 9 1.Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw 1.1 Inleiding Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw verzorgt al sinds 1948 de pensioenregeling voor de agrarische en groene sector. Het fonds heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Ook heeft het pensioenfonds een bestuursbureau. Daarnaast is een aantal externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen, het bestuursbureau en de externe partijen voor. Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds. 1.2 Over het fonds 1.2.1 Naam en vestigingsplaats De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (hierna: het fonds of BPL) is opgericht in 1948 en vanaf 16 januari 2014 statutair gevestigd in Woerden (tot 16 januari 2014: Zoetermeer). Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41149285. 1.2.2 Missie en visie Missie BPL verzorgt in opdracht van sociale partners voor zijn deelnemers een duurzame en betrouwbare pensioenregeling. Visie BPL zet zijn belanghebbenden voorop en wil een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds zijn dat de financiële verplichtingen nu en in de toekomst waar kan maken. BPL is het pensioenfonds voor de agrarische en groene sector en streeft naar versterking door het aantrekken van aanpalende sectoren. BPL ambieert een goed pensioen tegen een zo stabiel mogelijke premie. Een goed en verantwoord beleggingsbeleid maakt dit mogelijk. Het beleggingsbeleid sluit aan op de toekomstbestendigheid van het pensioenfonds en draagt tegelijkertijd bij aan een duurzame maatschappij. Het uitvoeren van de pensioenregeling geschiedt correct, kostenefficiënt en maatschappelijk verantwoord. Vertrouwen en deskundigheid vormen de basis van al het handelen. Daarnaast streeft BPL naar een breed risicodraagvlak voor behoud van solidariteit en collectiviteit. BPL wil zijn belanghebbenden actief betrekken bij de pensioenregeling. Transparantie en begrijpelijkheid staan hierbij voorop. 1.2.3 Samenwerkende organisaties De volgende organisaties benoemen leden in het bestuur, de deelnemersraad of het verantwoordingsorgaan. Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland); • CUMELA Nederland; • Branchevereniging VHG; • FNV Bondgenoten; • CNV Vakmensen; •CSO. 10 BPL JAARVERSLAG 2013 1.3Het bestuur Het bestuur bestaat uit een even aantal van minimaal tien bestuursleden. Daarnaast kent het bestuur een aantal aspirant bestuursleden. De helft van de bestuursleden wordt benoemd door de volgende werkgeversorganisaties: Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland); • CUMELA Nederland; • Branchevereniging VHG. De andere helft van de bestuursleden wordt benoemd door de werknemersorganisaties: • FNV Bondgenoten; • CNV Vakmensen. Samenstelling bestuur per 31 december 2013 Leden werkgeverszijde Organisatie Einde zittingsduur H. Th. J. Vulto (voorzitter LTO Nederland 1 januari 2017 R. le Clercq LTO Nederland 1 januari 2015 J.W.J. van Leeuwen LTO Nederland 1 januari 2016 F.M. Crucq VHG 1 januari 2018 J. Maris CUMELA Nederland 1 januari 2015 Leden werknemerszijde Organisatie Einde zittingsduur G.P.M.J. Roest (voorzitter) FNV Bondgenoten 1 januari 2018 H. Onstwedder FNV Bondgenoten 1 januari 2017 M.J.A.M. Daamen FNV Bondgenoten 1 januari 2015 G.H. Koudys CNV Vakmensen 1 januari 2016 Vacature Zetel namens gepensioneerden Het bestuur heeft in 2013 elf keer vergaderd. Het bestuur heeft besloten om niet langer te werken met plaatsvervangende bestuursleden. In het kader van opleiding zullen aspirant bestuursleden de plaats van de plaatsvervangende bestuursleden innemen. Op 7 maart 2013 heeft De Nederlandsche Bank ingestemd met de benoeming van de heer Onstwedder als algemeen bestuurslid. Op 31 maart 2014 heeft De Nederlandsche Bank ingestemd met de herbenoeming van de heer Maris als algemeen bestuurslid tot 1 januari 2015. Op dit moment loopt er nog een benoemingsprocedure voor de heer Vulto. 1.3.1Rol voorzitters De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het bestuur. In 2013 was de heer Vulto voorzitter en de heer Roest plaatsvervangend voorzitter. Het bestuur is belast met de leiding, het algemene beleid en het beheer van het fonds. Beide voorzitters vertegenwoordigen het fonds in en buiten rechte. BPL JAARVERSLAG 2013 11 1.3.2Bestuurlijke commissies Het fonds heeft vijf bestuurlijke commissies ingesteld: het voorzittersoverleg, een beleggingsadviescommissie, een technische commissie, een dienstverleningsovereenkomst commissie en een risicocommissie. De taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waarover het bestuur een besluit moet nemen. Voorzittersoverleg In het voorzittersoverleg worden voorleggers, dringende maar niet beleidsbepalende kwesties, en specifieke onderwerpen waar het bestuur mandaat voor heeft gegeven, aan de orde gesteld. In 2013 heeft dit overleg twaalf keer plaatsgevonden. Samenstelling per 31 december 2013: Leden Organisatie H. Th. J. Vulto (werkgeversvoorzitter) LTO Nederland G.P.M.J. Roest (werknemersvoorzitter) FNV Bondgenoten De samenstelling van dit overleg is in 2013 niet gewijzigd. Wel neemt de heer Onstwedder sinds januari 2012 als aspirant-lid deel aan deze overleggen. Beleggingsadviescommissie De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur over strategische beleggingen, investeringen in onroerend goed en wijzigingen op het gebied van vermogensbeheer en risicobeheersing. De commissie houdt toezicht op het financieel pensioenmanagement en het vermogensbeheer. In dat kader beoordeelt zij de betreffende rapportages. Daarnaast is de commissie betrokken bij het uitvoeren van ALM-studies. De taken en bevoegdheden van de beleggingsadviescommissie zijn vastgelegd in een beleggingsreglement. In het verslagjaar kwam de beleggingsadviescommissie zeven keer bij elkaar. Samenstelling per 31 december 2013: Leden Organisatie F.M. Crucq (werkgeversvoorzitter) VHG H. Th. J. Vulto LTO Nederland G.P.M.J. Roest FNV Bondgenoten Vacature FNV Bondgenoten De samenstelling van dit overleg is in 2013 niet gewijzigd. Wel neemt de heer Onstwedder sinds januari 2012 als aspirantbestuurslid deel aan deze overleggen. Technische commissie De technische commissie adviseert het bestuur over nieuwe regelgeving en communicatie. In het verslagjaar kwam de commissie vier keer bij elkaar. De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de technische commissie. In 2013 was de heer Maris voorzitter en de heer Koudys plaatsvervangend voorzitter. 12 BPL JAARVERSLAG 2013 Samenstelling per 31 december 2013: Leden Organisatie J. Maris (werkgeversvoorzitter) CUMELA Nederland G.A.M. van der Grind LTO Nederland G.P.M.J. Roest FNV Bondgenoten G.H. Koudys (werknemersvoorzitter) CNV Vakmensen De samenstelling van dit overleg is in 2013 niet gewijzigd. Dienstverleningsovereenkomst Commissie De DVO commissie adviseert het bestuur over de DVO-rapportages. De taken en bevoegdheden van de commissie zijn vastgelegd in een reglement. In het verslagjaar kwam de commissie vier keer bij elkaar. De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie. In 2013 was de mevrouw Daamen voorzitter en de heer Van Leeuwen plaatsvervangend voorzitter. Samenstelling per 31 december 2013: Leden Organisatie J.W.J. van Leeuwen (werkgeversvoorzitter) LTO Nederland Mw. M.J.A.M. Daamen (werknemersvoorzitter) FNV Bondgenoten De samenstelling van dit overleg is in 2013 niet gewijzigd. Risicocommissie De risicocommissie adviseert het bestuur over het strategisch beleid en het te hanteren risicokader. De risico’s worden integraal geïdentificeerd en gemonitord door middel van een risicodashboard. Het risicodashboard is op dit moment in ontwikkeling. De risicocommissie bestaat uit 2 bestuursleden en een risicomanager namens het bestuursbureau. Samenstelling per 31 december 2013: Leden Organisatie H. Th. J. Vulto (werkgeversvoorzitter) LTO Nederland G.P.M.J. Roest (werknemersvoorzitter) FNV Bondgenoten Naast deze bestuurlijke commissies heeft het bestuur een commissie van beroep, een adviescommissie bezwaarschriften en een visitatiecommissie ingesteld. 1.4 Visitatiecommissie De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen en heeft als taak om het functioneren van het fonds en het bestuur kritisch te bezien. Het bestuur zorgt door het verlenen van deze opdracht aan de visitatiecommissie, voor een transparant intern toezicht. De visitatiecommissie beoordeelt in ieder geval de volgende zaken: • beleidsprocedures, bestuursprocessen en checks and balances binnen het fonds; • de wijze waarop het bestuur het fonds aanstuurt; • de wijze waarop het bestuur omgaat met risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie rapporteert aan het bestuur. Het bestuur bespreekt de rapportage van de visitatiecommissie en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het verantwoordingsorgaan. BPL JAARVERSLAG 2013 13 Samenstelling per 31 december 2013: Leden N. van Altenburg A. Hoekstra J. Thole De visitatiecommissie wordt in 2014 vervangen door een raad van toezicht. 1.5Commissie van Beroep De commissie van beroep adviseert bij geschillen over besluiten van het bestuur. Het kan gaan om geschillen met deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of werkgevers. Samenstelling per 31 december 2013: Leden Organisatie N. Ruiter (voorzitter) Bosch & Ruiter Advocaten Mw. L.F.A.M. Jansen FNV Bondgenoten W. van den Beucken LTO Nederland H.J. Vetter (plv. voorzitter) Van Till Advocaten Uitvoering secretariaat Mw. K. Tusveld Organisatie Actor Bureau voor Sectoradvies De commissie heeft in het verslagjaar geen voorlegger behandeld. 1.6Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten De adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten adviseert het bestuur bij bezwaren van belanghebbenden wegens het niet verlenen van een vrijstelling. De commissie heeft in het verslagjaar niet vergaderd. In de bestuursvergadering van 28 februari 2013 heeft het bestuur besloten om de commissie op te heffen en de adviserende taak neer te leggen bij het voorzittersoverleg. 1.7Deelnemersraad De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over onderwerpen die het pensioenfonds aangaan. De raad adviseert in elk geval over voorgenomen besluiten tot statuten- en reglementswijziging, vaststelling van het jaarverslag, vaststelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), premies en indexatiebeleid. Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden een beroeps- en klachtrecht, bijvoorbeeld wanneer het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt. De deelnemersraad bestaat uit zestien leden. Elf leden namens de deelnemers en vijf leden namens de gepensioneerden. De heer Binda was in 2013 voorzitter. De heren Hylkema en Burger waren plaatsvervangend voorzitter. In het verslagjaar kwam de deelnemersraad vijf keer bij elkaar, waarvan twee keer met het bestuur. 14 BPL JAARVERSLAG 2013 Samenstelling deelnemersraad per 31 december 2013: Leden namens actieve deelnemers S. Binda Plaatsvervangende leden A. Hettinga Organisatie FNV Bondgenoten D. Aaldering FNV Bondgenoten A. Marijt FNV Bondgenoten H. van der Werf FNV Bondgenoten W. Korstanje FNV Bondgenoten N. Beckers FNV Bondgenoten C. de Greeve FNV Bondgenoten F.B.M. Kemps FNV Bondgenoten J. Dijkstra J. Oosting CNV Vakmensen C. Aangeenbrug CNV Vakmensen Y. Hylkema CNV Vakmensen Namens de gepensioneerden Plaatsvervangende leden Organisatie H. Bos FNV Bondgenoten H. Wolters FNV Bondgenoten E. van Hulst G. Borsboom CNV Vakmensen A.T. Burger CSO F. van Puffelen CSO 1.8Het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel tenminste één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het verslag van het betreffende jaar. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vierentwintig leden. Acht leden namens de deelnemers, acht leden namens de gepensioneerden en acht leden namens de werkgevers. Elke geleding draagt een voorzitter voor. De drie voorzitters fungeren per periode van een kalenderjaar beurtelings als voorzitter van het verantwoordingsorgaan. De heer Binda was in 2013 voorzitter. De heren Schrijver en Burger waren plaatsvervangend voorzitters. In het verslagjaar kwam het verantwoordingsorgaan vijf keer bij elkaar, waarvan twee keer met het bestuur. BPL JAARVERSLAG 2013 15 Samenstelling verantwoordingsorgaan per 31 december 2013: Leden namens actieve deelnemers S. Binda Plaatsvervangende leden Vacature Organisatie FNV Bondgenoten H. van der Werf FNV Bondgenoten W. Korstanje FNV Bondgenoten F.B.M. Kemps FNV Bondgenoten Vacature FNV Bondgenoten J. Oosting J. Dijkstra CNV Vakmensen C. Aangeenbrug CNV Vakmensen Y. Hylkema CNV Vakmensen Namens de gepensioneerden H. Bos Plaatsvervangende leden Vacature Organisatie FNV Bondgenoten H. Wolters FNV Bondgenoten Vacature FNV Bondgenoten H. Kerssies E. van Hulst CNV Vakmensen G. Borsboom CNV Vakmensen A.T. Burger CSO F. van Puffelen CSO Vacature FNV Bondgenoten Namens de werkgevers Plaatsvervangende leden G.H. Schrijver B.B. Hasselo Organisatie LTO Noord S. van der Schaar J.W.A. van Paassen LTO Noord LTO Noord Vacature F. de Wijs ZLTO B. Leenders H.J.H. Koehorst LLTB J.H.J. Schoot Uiterkamp Mw. R. Zweistra CUMELA Mw. K. Miedema-Lammertsma Mw. J. Tuinenga CUMELA T. Greeve VHG 16 BPL JAARVERSLAG 2013 N. Benamar 1.9 Uitbesteding Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleid en voor de uitvoering van de pensioenregeling. Het bestuur heeft de uitvoering van het Pensioenbeheer uitbesteed aan TKP Pensioen en het vermogens- en vastgoedbeheer aan Syntrus Achmea. Het fonds heeft afspraken vastgelegd in overeenkomsten met de betreffende partijen. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten. Het bestuur ziet erop toe dat de risico’s die verbonden zijn aan het uitbesteden van deze werkzaamheden adequaat worden beheerst. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. De organisaties rapporteren daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de dienstverleningsovereenkomsten. Het bestuur kan de werkzaamheden vervolgens bijsturen aan de hand van deze DVO-rapportages en kwartaalrapportages. De rapportages worden besproken in de DVO-Commissie, de beleggingsadviescommissie en in het bestuur. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. 1.10 BPL bestuursbureau Ter ondersteuning van de besturen van diverse fondsen in de agrarische en groene sector hebben sociale partners een bestuursbureau opgericht. Het BPL bestuursbureau ondersteunt het bestuur in de uitoefening van zijn taken en verantwoordelijkheden en doet dat onder meer door: • het ondersteunen en voorbereiden van vergaderingen en commissies; • het voorbereiden van het beleid; • het (laten) uitvoeren en monitoren van het vastgestelde beleid; • het inhoudelijk en financieel monitoren van derden (uitvoerende organisaties); • het vormgeven en onderhouden van netwerken met alle betrokkenen. Enerzijds creëert het bestuursbureau de omstandigheden waaronder het bestuur zich optimaal kan toeleggen op zijn taken en anderzijds vervult het bestuursbureau een coördinerende, monitorende en adviserende rol. Actor, bureau voor sectoradvies Stationsweg 1 3445 AA Woerden 1.11 Externe partijen Adviserend actuaris - Actor, bureau voor sectoradvies / Mercer Nederland B.V. Waarmerkend actuaris - Mercer Nederland B.V. Accountant - Deloitte Accountants B.V. Pensioenbeheer - TKP Pensioen B.V. Vermogensbeheer - Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V / Syntrus Achmea Real Estate & Finance B.V. Compliance Officer - Nederlands Compliance Instituut Looncontrole - SMA-Accountants N.V. Fiduciair beheerder - Syntrus Achmea Strategisch Pensioen Management BPL JAARVERSLAG 2013 17 18 BPL JAARVERSLAG 2013 Ontwikkelingen 2 BPL JAARVERSLAG 2013 19 2. Ontwikkelingen 2.1Inleiding In dit hoofdstuk komen de belangrijkste ontwikkelingen aan de orde die in 2013 in het bestuur zijn geweest naast de reguliere thema’s waar het fonds zijn aandacht aan besteedt. 2013 stond in de tweede helft van het jaar vooral in het teken van de keuze voor het nieuwe bestuursmodel na het in werking treden van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. 2.2Governance De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is op 7 augustus 2013 in werking getreden. Pensioenfondsen dienen op 1 juli 2014 hun nieuwe bestuursmodel operationeel te hebben. BPL is al voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel gestart met de oriëntatie op een eventueel nieuw bestuursmodel. In dit traject is BPL ondersteund door derde partijen waaronder onder meer Ortec. Deze verkenningen bestonden uit het bespreken van de veranderende wetgeving tot het verkennen van andere modellen bij aanverwante pensioenfondsen. Na het inwerking treden van de wetgeving is het fonds aan de hand van het opstellen van criteria en de evaluatie van het huidige bestuursmodel tot een keuze voor het nieuwe bestuursmodel gekomen: het paritaire bestuursmodel. In dit traject heeft het fonds sociale partners, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan gekend. Aan de hand van een stappenplan is in het najaar van 2013 gestart met de implementatie van het nieuwe bestuursmodel. Hiervoor is het geschiktheidsbeleidsplan geactualiseerd aan de hand van de gewijzigde wetgeving. Er is een functieprofiel opgesteld voor de door verkiezingen aan te wijzen bestuurder die de gepensioneerden vertegenwoordigt. Verkiezingen worden in het voorjaar van 2014 georganiseerd. Statuten en reglementen worden aangepast aan de nieuwe wetgeving. De deelnemersraad legt per 1 juli 2014 zijn taken neer. Het verantwoordingsorgaan krijgt nieuwe taken en neemt ook taken van de verdwenen deelnemersraad over. De raad van toezicht zal het intern toezicht voor zijn rekening nemen. Aan de invulling van de raad van toezicht wordt gewerkt. De visitatiecommissie die vóór 1 juli 2014 belast was met het intern toezicht zal deze taak neerleggen. Naast de Wet versterking bestuur volgt het fonds ook de Code Pensioenfondsen die de Wet versterking bestuur op bepaalde aspecten nader invult. De Code Pensioenfondsen is tot stand gekomen door samenwerking van de Pensioenfederatie met de Stichting van de Arbeid. De Code Pensioenfondsen treedt per 1 januari 2014 in werking. Echter bij de implementatie van het nieuwe bestuursmodel dient het fonds rekening te houden met deze normen. Overigens is het toegestaan om van de Code Pensioenfondsen af te wijken, maar in dat geval zal dat moeten worden toegelicht in het jaarverslag. Hierover zal in het jaarverslag 2014 terugkoppeling op worden gegeven. De nieuwe wetgeving vereist dat pensioenfondsen opnieuw naar hun doelstelling kijken. BPL heeft eind 2013 zijn missie opnieuw bekeken en met sociale partners vastgesteld. De missie van BPL is: ‘BPL verzorgt in opdracht van sociale partners voor zijn deelnemers een duurzame en betrouwbare pensioenregeling.’ De missie is het uitgangspunt van al het handelen van het fonds. Hierop baseert het fonds zijn toekomstplannen en strategie. 2.3Uitbesteding Vanaf 2012 heeft het fonds de pensioenadministratie aan pensioenadministrateur TKP Pensioen te Groningen uitbesteed. De prestaties van TKP worden per kwartaal geëvalueerd door de Commissie dienstverleningsovereenkomst die het bestuur adviseert. Deze commissie richt zich specifiek op de afspraken die tussen de uitvoerder en het fonds in het kader van de uitvoering van de pensioenadministratie gelden. Over het jaar 2013 zijn geen bijzonderheden te vermelden. Het bestuur is zich continu bewust van de kosten en de kwaliteit van de prestaties van de pensioenadministrateur. Van de andere kant is de 20 BPL JAARVERSLAG 2013 pensioenadministrateur bezig met het ontwikkelen van een ‘In Control Statement’ om naar haar klanten ook de kwaliteit van haar dienstverlening te borgen. Het In Control Statement spitst zich toe op de FIRM risico’s en geeft met name een verdieping van de uitbestedingsrisico’s. In 2013 is de In Control Statement met een klankbordgroep opgezet en in 2014 zal de eerste versie van de ICS worden uitgebracht. De uitvoering van het pensioenbeheer dat tot 2012 bij Syntrus Achmea Pensioenbeheer plaatsvond is formeel nog niet afgesloten met het tekenen van de finale kwijting. Oorzaak hiervan is dat er door Syntrus Achmea Pensioenbeheer een paar cases zijn geconstateerd waarin er uitkeringen foutief zijn vastgesteld. In deze gevallen hebben er na de constatering zo spoedig mogelijk correcties plaatsgevonden en betaalt Syntrus Achmea Pensioenbeheer een schadevergoeding aan het pensioenfonds. Als deze cases zijn opgelost kan de finale kwijting worden afgehandeld. De compliance officer van het fonds heeft in 2012 onderzocht in hoeverre dossiers die betrekking hebben op BPL bij de vastgoedbeheerder Syntrus Achmea Real Estate & Finance voldoen aan de wettelijke eisen. De conclusie was dat er geen ernstige bevindingen zijn geconstateerd, wel zijn een aantal aspecten naar voren gekomen als ‘leerpunten of opmerkingen’. In het voorjaar van 2013 is het fonds hierop teruggekomen bij de vastgoedbeheerder om hun aanpak inzake deze punten te evalueren. 2.4Communicatie BPL heeft per 1 januari 2013 een nieuwe pensioenregeling. De uitgangspunten hiervoor zijn: • verhogen van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar; • verlagen van het opbouwpercentage van 2,0% naar 1,95%; • verlaging van het voorwaardelijke pensioen voor deelnemers die geboren zijn in de periode 1951 t/m 1965 (met 18%); • verlagen werkgeverspremie voor het voorwaardelijk pensioen (van 2,3% naar 1,25% van de loonsom); •verhogen van de werkgevers- en deelnemerspremie. Voor werkgevers van 15,29% naar 17,09% en voor deelnemers van 4,21% naar 4,61%. Dit is een percentage van de pensioengrondslag (het deel van het loon waarover pensioen wordt opgebouwd). De nieuwe pensioenregeling is op een aantal avonden, die zowel in 2012 als in 2013 zijn georganiseerd, toegelicht. De avonden waren redelijk druk bezocht. Op de avonden gaf de werkgevers- of werknemersvoorzitter, de heer Vulto of de heer Roest, een presentatie over de financiële situatie van het pensioenfonds, de wijze van beleggen van BPL en de wijzigingen in de pensioenregeling. De pensioenconsulent van BPL gaf een presentatie over de inhoud van de pensioenregeling van BPL en de mogelijkheden die de regeling heeft om het pensioengeld van de deelnemer flexibel in te zetten. Dit kan onder andere door vervroegen van de pensioenrichtleeftijd, hoog-laag pensioen, deeltijdpensioen en de inzet van het voorwaardelijke pensioen waar deelnemers die geboren zijn tussen 1950 en 1965 voor in aanmerking komen op hun pensioendatum (of uiterlijk in 2021) mits zij aan de voorwaarden voldoen. De deelnemers en werkgevers waren over het algemeen positief over het verhaal dat zij te horen kregen. De bijeenkomsten zijn door de bezoekers beoordeeld met een gemiddeld cijfer van 7.7. In november 2013 zijn er twee deelnemersavonden georganiseerd in Sint Oedenrode en in Nijkerk. Wederom waren de deelnemers positief over de bijeenkomsten. De komende jaren 2014 en 2015 wordt het concept van de deelnemersavonden voortgezet en vinden er twee keer per jaar een aantal deelnemersavonden plaats die verdeeld worden over verschillende locaties in Nederland. Deelnemers die in een bepaalde regio wonen worden hiervoor uitgenodigd. Op de website van het fonds worden de bijeenkomsten nader aangekondigd. 2.5 Overige communicatieactiviteiten in 2013 Er heeft in 2013 een nulmeting plaatsgevonden naar de communicatie van het fonds naar zijn deelnemers en gepensioneerden. De uitslag was dat BPL met zijn communicatie op de goede weg zit, maar dat de communicatie nog duidelijker mag zijn. Met deze boodschap is het fonds aan de slag gegaan. Dit betekent nog duidelijker taalgebruik en een nog betere vormgeving. Een voorbeeld hiervan is het verkort jaarverslag over 2012 dat het afgelopen jaar is gepubliceerd op de website van het fonds. BPL JAARVERSLAG 2013 21 Een ander voorbeeld is het pensioenreglement van het fonds. De opbouw van het pensioenreglement is aangepast om de leesbaarheid te bevorderen, evenals de formulering van het reglement. In 2014 wil het fonds hier nog een verdiepingsslag in maken door de teksten door taalkundigen aan te laten pakken. Verder hebben de standaard events zoals het twee keer per jaar uitbrengen van het pensioenmagazine ‘Later Lekker Leven’ voor deelnemers en gepensioneerden van het fonds en de verzending van het Uniform Pensioenoverzicht plaatsgevonden. 2.6Risicomanagement In augustus 2012 heeft het bestuur het risicomanagement, zoals daar vanaf 2010 tot op heden aandacht aan wordt besteed, geëvalueerd. Hieruit volgde de algemene conclusie dat er binnen BPL veel aan risicomanagement gedaan wordt, maar dat dit aan de buitenkant weinig zichtbaar is. Om de zichtbaarheid te vergroten is afgesproken dat BPL als eerste stap een risicomanagement handboek ontwikkelt waarin de processen rondom risicomanagement en het vervaardigde beleid van het bestuur van de afgelopen jaren omschrijft. Een concept van een nader uit te werken risicomanagement handboek is vastgesteld in de bestuursvergadering van augustus 2013. Eveneens is in 2013 het initiatief gekomen om tijdelijk een risicomanager aan te stellen die de Risicomanagement Commissie nader zal ondersteunen. Om voor het bestuur duidelijk in beeld te brengen wat de status is op gebied van integraal risicomanagement is in 2013 begonnen met de ontwikkeling van een risicomanagement-dashboard voor BPL. Hierin zijn de performances vanuit de pensioenadministratie, de fiduciair manager, de vastgoedbeheerder en de vermogensbeheerder in terug te lezen. Dit dashboard geeft het bestuur stuurinformatie zodat het naar aanleiding hiervan slagvaardiger kan handelen. 2.7Geschiktheid Zoals in 2.2 omschreven heeft het bestuur het geschiktheidsbeleidsplan opnieuw vastgesteld. Het plan is aangepast aan de nieuwe normen uit de Wet versterking bestuur en de Code Pensioenfondsen. Er zijn voor iedere rol in het bestuur functieprofielen geschreven. Op het moment van het ontstaan van een vacature in het bestuur worden deze nader specifiek gemaakt naar aanleiding van de concrete vacature die binnen het bestuur bestaat. Hierbij wordt gekeken naar de binnen het bestuur reeds aanwezige deskundigheid en vaardigheden. Dit dient te gebeuren bij iedere (her)benoeming. DNB toetst de voorgedragen bestuurders op basis van het voorgelegde functieprofiel en de bestuursmatrix. Naast deskundigheid en vaardigheden zijn ook het gedrag en de cultuur binnen het fonds aspecten waar DNB bij zijn toetsingen rekening mee houdt. Om nieuwe kandidaten voor een vacature optimaal voor te bereiden op de rol als bestuurder en een toetsing door DNB, is het mogelijk om deze gedurende een periode mee te laten lopen als aspirant bestuurslid. Het bestuur heeft besloten om met ingang van 1 januari 2014 niet langer te werken met plaatsvervangende bestuursleden. Deze zijn dan ook uit het geschiktheidsbeleidsplan verwijderd. Het bestuur heeft zich tijdens de studiedagen, die in 2013 vijf keer hebben plaatsgevonden, verdiept in actuele thema’s zoals onder andere de Wet versterking bestuur, het beloningsbeleid, het nieuwe pensioencontract, managerselectie, integraal risicomanagement, ALM en ontwikkelingen op beleggingsgebied. Het bestuur is zowel bij Syntrus Achmea Real Estate & Finance, als bij Syntrus Achmea Vermogensbeheer op sitevisit geweest en heeft aldaar nog extra studiedagen gevolgd. Daarnaast hebben de verschillende bestuursleden deelgenomen aan seminars en bijeenkomsten van de Pensioenfederatie, DNB en andere organisaties. 2.8Compliance De compliance officer heeft in 2013 gerapporteerd over de naleving van de gedragscode door de verbonden personen. De compliance officer heeft geen ernstige bevindingen geconstateerd. Wel zijn er enkele aanbevelingen gedaan ter verbetering van het bestaande beleid. Ook heeft het bestuur bepaald om beter inzicht te krijgen in de nevenfuncties van de bestuurders. Dit is de aanvullende opdracht voor de compliance officer voor de uitvraag over 2013. Verder zijn in 2013 de uitkomsten van het onderzoek dat de compliance officer in 2012 heeft uitgevoerd naar de werkzaamheden van Syntrus Achmea Real Estate & Finance nader besproken. Het onderzoek betrof de activiteiten van de vastgoedbeheerder op het gebied van integriteit en of zij handelt conform de contractueel afgesproken normen. 22 BPL JAARVERSLAG 2013 2.9 Wijziging van de verplichtstelling In 2012 zijn de representativiteitscijfers bij het Ministerie voor Sociale Zaken & Werkgelegenheid ingediend. BPL moet dit een keer in de vijf jaar doen. De verplichtstelling van BPL is op dat moment gelijk gemaakt aan de verplichtstelling van de Colland cao. De aangepaste verplichtstelling is per 2 februari 2013 van kracht. 2.10Wederkerigheidsafspraken met Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouw en BPL Het komt voor dat een werkgever die onder de verplichtstelling van de bouw valt, of andersom die onder de verplichtstelling van BPL valt, door verschuiving van de werkzaamheden onder de verplichtstelling van het andere pensioenfonds komt te vallen. Dit heeft tot gevolg dat de werkgever met de pensioenopbouw van het ene pensioenfonds overgaat naar het andere pensioenfonds. Door een dergelijke overgang kunnen de rechten op het voorwaardelijk pensioen komen te vervallen. Dit heeft grote gevolgen voor de deelnemers die voor de voorwaardelijke rechten in aanmerking komen. Dit is de aanleiding geweest van beide pensioenfondsen om afspraken te maken die in deze situatie gelden bij de overgang van de werkgever naar het andere pensioenfonds. Dit zijn de zogenaamde wederkerigheidsafspraken. Deze houden in dat bij een overgang de deelnemer zijn rechten op het voorwaardelijk ouderdomspensioen niet verliest, maar het recht behoudt bij het nieuwe pensioenfonds. Verder is er afgesproken dat een werkgever niet met terugwerkende kracht zal worden aangesloten bij het andere pensioenfonds en daardoor niet met dubbele premielasten zal worden geconfronteerd. De looptijd van de wederkerigheidsafspraken is van 1 januari 2011 tot 1 januari 2022. Tussentijds zullen de afspraken regelmatig worden geëvalueerd. 2.11Beloningsbeleid Het bestuur heeft het beloningsbeleid per 1 januari 2014 opnieuw vastgesteld. Hierbij is een maximering van een vaste beloning afgesproken die in principe jaarlijks geïndexeerd wordt met de gemiddelde loonkosten stijging in de sector zakelijke dienstverlening. Het beloningsbeleid van het bestuur is vastgelegd in de Regeling Vacatievergoeding. 2.12 Overleg sociale partners In het overleg van het bestuur dat op 2 oktober 2013 met sociale partners is gehouden, heeft het bestuur gevraagd of er een delegatie van sociale partners deel wilde nemen in een werkgroep om een standpunt in te nemen over een aantal onderwerpen. Deze onderwerpen hebben betrekking op de pensioenregeling van het fonds en zijn onder meer: • het BTER-loon; • het nieuwe pensioencontract; • het Anw-hiaatpensioen; • de regeling gelegenheidswerk. Over de regeling gelegenheidswerk heeft het bestuur besloten de uitvoering van deze regeling in de huidige vorm niet meer te willen voortzetten in verband met de risico’s die de regeling meebrengt voor het fonds. Aan sociale partners is een deadline gegeven om met een mogelijk alternatief voor de regeling te komen dat juridisch houdbaar is. 2.13 DNB beleggingsonderzoek DNB heeft in 2013 een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit en beheersing van de beleggingen van BPL. Daarbij is het fonds beoordeeld op het gebied van beleid, selectie, monitoring & evaluatie en governance rond zijn beleggingsportefeuille. DNB heeft aan BPL gevraagd om op een beperkt aantal onderdelen het beleggingsbeleid en de beheersing daarvan te verbeteren. Naar aanleiding hiervan heeft BPL een plan van aanpak opgesteld. DNB is positief over het plan van aanpak en BPL JAARVERSLAG 2013 23 heeft op enkele onderdelen aanvullende opmerkingen gemaakt. Over de voortgang is tussentijds aan DNB gerapporteerd. Inmiddels zijn alle actiepunten gereed of in een vergevorderd stadium. 2.14 Transitie nieuw Financieel Toetsingskader Het kabinet heeft een voorstel gedaan voor het invoeren van nieuwe spelregels voor pensioenfondsen. Deze regels moeten de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel verder vergroten. BPL heeft in samenwerking met sociale partners een transitieplan opgesteld waarin alle relevante stappen staan om beheerst over te gaan naar een nieuwe pensioenregeling. Ter voorbereiding heeft het bestuur van BPL een risicobereidheidsonderzoek gehouden onder deelnemers en gepensioneerden. De uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen bij de afspraken over een nieuwe pensioenregeling. 24 BPL JAARVERSLAG 2013 BPL JAARVERSLAG 2013 25 26 BPL JAARVERSLAG 2013 Financieel beleid 3 BPL JAARVERSLAG 2013 27 3. Financieel beleid 3.1Inleiding In dit hoofdstuk leest u over het financierings- en toeslagenbeleid van het fonds. Ook is hier de financiële situatie van het fonds samengevat en worden de ontwikkelingen op het gebied van beleggingen beschreven. In augustus 2011 is de dekkingsgraad gezakt tot onder de minimaal vereiste grens van 104,4%, waardoor BPL in een dekkingstekort is geraakt. Het bestuur heeft naar aanleiding hiervan een herstelplan bij DNB ingediend. Hieruit bleek dat de dekkingsgraad naar verwachting tijdig (binnen de wettelijke vereiste termijn van 3 jaar) boven de minimaal vereiste dekkingsgraad uit zal komen. In die situatie is er geen sprake meer van een dekkingstekort. Op basis van het korte termijn herstelplan moet de dekkingsgraad in augustus 2014 minimaal 104,4% bedragen. De feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2013 bevestigt dit beeld. De dekkingsgraad ultimo 2013 bedraagt immers 109,3% en is daarmee binnen 3 jaar ruim boven de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,4% uitgekomen. Hierdoor behoeft vanuit het perspectief van het herstel geen additioneel beleid te worden gevoerd. Dit herstel is mede te danken aan een aanpassing van het premiebeleid en het achterwege laten van indexaties. De achtergronden van dit beleid worden in de volgende paragraaf verder toegelicht. 3.2Premies Het fonds financiert de pensioenregeling met een reglementaire doorsneepremie. Deze premie moet minimaal gelijk zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie wordt gebaseerd op een rendement van 4%. Een lagere premie, ofwel een premiekorting, is slechts toegestaan als het pensioenfonds een gezonde financiële positie heeft, dus geen reservetekort heeft en zijn indexatieambitie in belangrijke mate kan waarmaken. Met ingang van 2013 kon dit premiebeleid niet meer worden gehandhaafd. Bij een dekkingstekort vereist de wet- en regelgeving dat de premie bijdraagt aan herstel van de dekkingsgraad. Dat betekent onder andere dat de premie niet meer kon worden gebaseerd op een rendement van 4% maar op de geldende marktrente. Voor het jaar 2012 heeft DNB echter BPL éénmalig, net als vrijwel alle andere pensioenfondsen, ontheffing gegeven van deze verplichting. In het najaar van 2012 hebben cao-partijen dan ook besloten om de premie voor 2013 te baseren op de marktrente en tevens de pensioenrichtleeftijd te verhogen van 65 jaar naar 67 jaar en het opbouwpercentage te verlagen van 2,0% naar 1,95%. Daarbij is het met ingang van 2012 toegestaan om de premie te baseren op de Ultimate Forward Rate in plaats van de zuivere marktrente. De UFR is voor langere looptijden beduidend hoger, zodat dit een drukkend effect heeft op de premie. Deze wijzigingen hebben uiteindelijk geleid tot een premieverhoging van 19,5% naar 21,7% van de pensioengrondslag én een verlaging van de VPL-premie van 2,3% naar 1,25% van het salaris. Cao-partijen hebben daarbij tevens afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de premie, inclusief de VPL-premie, en de onderlinge verdeling tot en met 2021 en verder. De diverse premies bedragen in miljoenen euro’s als volgt: De ontvangen premie op basis van 21,7% van de pensioengrondslag 336.964 De gedempte kostendekkende premie 265.324 De kostendekkende premie 368.661 Premie 2013 28 BPL JAARVERSLAG 2013 Totaal Werkgever Werknemer 21,70% 17,09% 4,61% 3.3Franchise Sinds 1 januari 2002 streeft het fonds ernaar om de franchise jaarlijks beleidsmatig aan te passen aan de CBS-prijsindex alle huishoudens. De franchise is dan minimaal gelijk aan de franchise van artikel 18a, lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor 2013 was de franchise vastgesteld op € 49 per dag (€ 12.978,- per jaar). 3.4Toeslagen Het bestuur hanteert vanaf 2009 variant D1 uit de toeslagenmatrix als uitgangspunt voor het aanpassen van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Dit betekent dat het fonds ernaar streeft jaarlijks een toeslag te verlenen die gelijk is aan de stijging van het CBS-consumentenprijsindexcijfer (CPI, alle huishoudens afgeleid, dus exclusief effecten door overheidsbeleid, voor de maand september). Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre het de pensioenrechten en pensioenaanspraken daadwerkelijk verhoogt. Het fonds verleent alleen een toeslag voor zover de beschikbare middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Daarbij hanteert het de volgende staffel als leidraad: Hoogte toeslag Voorwaarden Geen gemiddelde dekkingsgraad is lager dan de vereiste dekkingsgraad Gedeeltelijk gemiddelde dekkingsgraad ligt tussen de vereiste dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad +10% Volledig gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +10% Volledig inclusief gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +20%, als er in de drie voorgaande inhaal jaren een achterstand in toeslagverlening was De gemiddelde dekkingsgraad is het gemiddelde van de dekkingsgraad van vier kwartalen, eindigend bij het derde kwartaal in het jaar voorafgaand aan 1 januari van het jaar waarin toeslag wordt verleend. Daarbij geldt dat het verschil tussen hoogste kwartaalstand en laagste kwartaalstand niet meer mag bedragen dan 20%; is dit wel het geval dan wordt de hoogste kwartaalstand afgetopt op de laagste kwartaalstand + 20%. Ook geldt hierbij dat de actuele dekkingsgraad niet lager mag zijn dan de Vereiste Dekkingsgraad -/- 5% op het moment dat het indexatiebesluit genomen wordt. Bij de vaststelling van de Gemiddelde Dekkingsgraad, de Vereiste Dekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad wordt de dekkingsgraad genomen voordat de toeslagtoekenning daarin verwerkt is. In 2011 heeft het bestuur het toeslagbeleid geëvalueerd. Daarbij heeft zij besloten om de staffel voor inhaaltoeslagen als volgt te specificeren. Hoogte toeslag Voorwaarden Over maximaal 1 jaar terug gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +10%, Over maximaal 3 jaar terug gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +20%, Over maximaal 5 jaar terug gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +25%, Over maximaal 10 jaar terug gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +30%, BPL JAARVERSLAG 2013 29 Onderstaande tabel laat zien welke toeslagen het fonds de afgelopen jaren heeft verleend en hoeveel de stijging van het prijsindexcijfer bedroeg over de van toepassing zijnde referteperiode. 3.5 Jaar Percentage toeslag CPI 2003 1,5 1,9 2004 0,6 0,9 2005 1,5 1,4 2006 1,4 1,6 2007 1,4 1,5 2008 2,8 2,8 2009 0,1 0,1 2010 0,0 1,4 2011 0,0 2,5 2012 0,0 2,1 2013 0,0 1,1 Samenvatting financiële positie Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar: Pensioen Technische Dekkings- vermogen voorzieningen graad EUR EUR % Stand per 1 januari 10.113.267 9.682.237 104,4% Beleggingsresultaten 37.922 33.865 Premiebijdragen 336.311 305.833 Uitkeringen -208.445 -207.566 (x € 1.000) Wijziging marktrente -384.814 Wijziging actuariële uitgangspunten Overige Stand per 31 december 30 BPL JAARVERSLAG 2013 -27.082 10.279.055 9.402.473 109,3% De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraden ultimo Rente ultimo jaar van de rentetermijnstructuur Behorende bij de duration van het fonds 3.6 2013 2012 2011 2010 2009 109,3% 104,4% 100,6% 110,4% 117,3% 2,9% 2,5% 2,8% 3,4% 3,9% Actuariële analyse De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: 2013 2012 EUR EUR Premiebijdragen 336.964 303.676 Pensioenopbouw -310.575 -313.134 voeringskosten -879 3.986 Pensioenuitvoeringskosten -15.558 -20.562 18.952 -26.034 Beleggingsresultaten inclusief rentederivaten 37.799 1.039.967 Rentetoevoeging technische voorziening -33.865 -137.274 Wijziging marktrente 384.814 -474.854 388.748 427.839 Resultaat op waardeoverdrachten -295 370 Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) 12.627 10.184 Resultaat op uitkeringen -4.424 4.267 Indexering en overige toeslagen -2.566 -1.975 Premieresultaat Mutatie technische voorziening voor pensioenuit- Inclusief Interestresultaat Overige resultaten Wijziging overige actuariële uitgangspunten -85.155 Overige baten 24.356 60.956 Overige lasten -1.821 -8.050 27.877 -19.403 Totaal saldo van baten en lasten basisregeling 435.577 382.402 VPL-resultaat 29.831 72.296 465.408 454.698 Totaal saldo van baten en lasten 3.6.1 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets In boekjaar 2013 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds wederom hoger dan het minimaal vereist eigen vermogen. Er is echter nog wel sprake van een reservetekort. Het pensioenvermogen is dan lager dan het vereist vermogen. Voor de berekening van dit vereiste eigen vermogen wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van het standaard model van DNB. BPL JAARVERSLAG 2013 31 3.6.2 Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie De waarmerkend actuaris komt tot het volgende oordeel: De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen, maar niet lager dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 lid 1 in verband met het reservetekort. 3.6.3 Risico en beheersing/beleid Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico’s die het bestuur met prioriteit heeft aanpakt: • Actuariële risico’s; •Renterisico; •Beleggingsrisico’s. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: •Premiebeleid; •Toeslagbeleid; •Beleggingsbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s.Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. In 2012 is er een update gemaakt van de ALM-studie. Deze studie was voor het bestuur geen aanleiding om het beleid substantieel te wijzigen. In de loop van 2014 wordt een nieuwe ALM-studie uitgevoerd, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de nieuwe wettelijke toezichtseisen die naar verwachting per 1 januari 2015 in gaan. 3.6.4 Actuariële risico’s De grondslag voor overlevingskansen is gebaseerd op de Prognosetafel 2013-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG). Deze AG Prognosetafel houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Alle actuariële risico’s worden jaarlijks in kaart gebracht, waarbij, indien nodig, de actuariële vooronderstellingen waarop de premie en de voorziening worden vastgesteld, zullen worden aangepast. 3.6.5 Renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder durationmatching af ten opzichte van alternatieve strategieën. Het bestuur heeft ervoor gekozen om het renterisico deels af te dekken. Vanaf 2012 is de omvang van de renteafdekking gebaseerd op de marktrente, bij de uitvoering daarvan is al rekening gehouden met de UFR. 32 BPL JAARVERSLAG 2013 3.7 Beleggingen 3.7.1 Terugblik economie en financiële markten Gematigde groei en lage inflatie Gematigde groei, een ruim monetair beleid, politieke strubbelingen en een afzwakkende eurocrisis kenmerken 2013. De wereldwijde economische groei bedroeg volgens het IMF circa 2,9% in 2013, maar de verschillen tussen de regio’s waren groot. De Eurozone kende per saldo economische krimp, al was er sprake van herstel gedurende het jaar. De economie in de Verenigde Staten groeide met circa 1,6%. In de opkomende landen nam de economische groei af maar de groeicijfers lagen nog steeds beduidend hoger dan in de ontwikkelde landen. Per saldo bleef de inflatie laag, waardoor het voor centrale banken mogelijk was een zeer ruim monetair beleid te voeren. De Amerikaanse centrale bank (Fed) handhaafde gedurende 2013 het opkoopprogramma van staats- en hypotheekgerelateerde obligaties. Dit beleid wordt in 2014 verkleind. De ECB verlaagde de beleidsrente in twee stappen naar het historisch lage niveau van 0,25%. De Bank of Japan continueerde het eind 2012 ingezette beleid van kwantitatieve verruiming. De politiek blijft in veel landen een onzekere factor. In de Verenigde Staten stonden de Democraten en Republikeinen regelmatig lijnrecht tegenover elkaar aangaande de overheidsfinanciën. In Italië zorgde de eurosceptische verkiezingsuitslag voor onzekerheid. Ondanks een enkele oprisping, zoals de financiële problemen in Cyprus, nam de vrees over het uiteenvallen van de muntunie af. Jaar van het aandeel Vooral het monetaire beleid drukte een belangrijke stempel op de financiële markten in 2013. De lage beleidsrentes en de diverse opkoopprogramma’s waren een ondersteunende factor voor de meeste risicovolle beleggingen. Vooral aandelen uit de ontwikkelde markten profiteerden hiervan. De aankondiging van de afbouw van het opkoopprogramma door de Fed in mei zorgde voor wereldwijd stijgende renteniveaus. Het rendement op veilige staatsobligaties in de portefeuille was daardoor negatief. Vooral de opkomende markten bleken gevoelig voor de beleidsintenties van de Amerikaanse centrale bank. Het afzwakken van de eurocrisis leidde in de periferie juist tot dalende renteniveaus en een relatief sterke euro. Duitse staatsobligaties behaalden vanwege de gestegen kapitaalmarktrente het afgelopen jaar, voor het eerst sinds 2006, een negatief rendement. De stijging van de kapitaalmarktrente werd gedreven door de verwachte afbouw van het opkoopprogramma van de Fed, een beleidskoers die wordt aangeduid met de term ‘tapering’. De Duitse 10-jaarsrente steeg van 1,3% eind 2012 naar 1,9% eind 2013. De obligaties van andere Europese kernlanden lieten een vergelijkbaar verloop zien. De neerwaartse bijstelling van de Nederlandse kredietwaardigheid door S&P had nauwelijks effect op de kapitaalmarktrente gelet op de spreadontwikkeling ten opzichte van Duitse staatsobligaties. De Nederlandse 10-jaarsrente steeg van het historisch lage niveau van 1,5% eind 2012 tot 2,2% eind 2013. Dit in tegenstelling tot de perifere landen waar de effectieve renteniveaus per saldo daalden. Het totaalrendement op Spaanse en Ierse obligaties bedroeg meer dan 10%. De Spaanse 10-jaarsrente daalde van 5,3% eind 2012 naar 4,2% eind 2013. Inflatiegerelateerde obligaties hadden last van de reële rentestijging. Gecombineerd met de hogere duratie resulteerde dit in een min van bijna 4%. De hoge rendementen voor Investment Grade Credits en High Yield uit 2012 werden niet geëvenaard, maar in 2013 zijn de behaalde rendementen nog wel hoger dan die op staatsobligaties van de kernlanden. Het totaalrendement op schuldpapier uit de opkomende landen was negatief. Het rendement op Emerging Market Debt in harde valuta werd zowel negatief beïnvloed door de oplopende rente in de Verenigde Staten als een stijging van de risico-opslag. De lokale valuta variant had te lijden onder de forse koersdaling van de meeste opkomende marktenvaluta’s. Vooral landen met een tekort op de lopende rekening bleken erg kwetsbaar, waaronder: Indonesië, Zuid-Afrika, Brazilië en Turkije. De aandelenmarkten van de ontwikkelde landen kenden een goed jaar. Door het zeer ruime monetaire beleid van de Bank of Japan (BoJ) is de Japanse aandelenmarkt in lokale valuta koploper. Het beleid van de BoJ leidde tot een forse daling van de Japanse yen wat gunstig uitwerkte op de winstgevendheid van Japanse exporteurs. Maar ook de Amerikaanse en Europese aandelenmarkten noteerden hoge rendementen. Naast de gematigde economische groei en het ruime monetair beleid, profiteerden aandelen van hun aantrekkelijke waardering. Opkomende markten bleven daarentegen fors achter. Afzwakkende economische groei in China, dalende grondstofprijzen en de forse depreciatie van de Japanse yen drukten de winstgevendheid van bedrijven uit de opkomende markten. Ook door de verwachte tapering stonden opkomende markten onder druk. BPL JAARVERSLAG 2013 33 Door de afzwakkende eurocrisis keerde het vertrouwen in de euro gedeeltelijk terug. Per saldo nam de euro in waarde toe ten opzichte van zowel de Amerikaanse dollar als het Britse pond. De Japanse yen nam in waarde af ten opzichte van vrijwel alle belangrijke valuta’s. 3.7.2Beleidsaanpassingen Verantwoord Beleggen Het bestuur is van mening dat verantwoord beleggen bijdraagt aan het realiseren van een goed en betaalbaar pensioen voor huidige en toekomstige generaties. Daarom besteedt het bestuur waar nodig en mogelijk binnen de fiduciaire verantwoordelijkheid aandacht aan ecologische, sociale en governance onderwerpen. In 2013 is het verantwoord beleggen beleid verder uitgebreid. Zo worden sinds 2013 aandelen van financiële instellingen die het slechtst scoren op zulke criteria niet meer in de portefeuille opgenomen. In 2014 zal dit ook voor vastrentende waarden portefeuilles worden doorgevoerd. Verder worden financiële instellingen uitgesloten als contractpartij indien die moreel onacceptabel gedrag vertonen. Risicobeheersing Er zijn enkele wijzigingen doorgevoerd op het gebied van risicobeheersing. Zo is de beperking van het renterisico afgestemd op de nieuwe regelgeving ten aanzien van de rentecurve (UFR-curve). Eind 2012 is vastgesteld dat dit kon worden doorgevoerd zonder dat dit zou leiden tot grotere risico’s. In het eerste kwartaal is de afdekking vervolgens aangepast. Daarnaast is het beheer van het tegenpartijrisico verder aangescherpt en geformaliseerd richting de uitvoerder. Aangebrachte wijzigingen in de beleggingsportefeuille Gedurende 2013 is de voorgenomen uitbreiding van het belang in emerging markets obligaties doorgevoerd via een mandaat dat belegt in obligaties van opkomende landen in de lokale valuta. Verder zijn, in lijn met de beleggingsbeginselen, indexvolgende (passieve) aandelenbeleggingen in de opkomende landen omgezet naar een actief beheerde portefeuille. Voor goede diversificatie van de aandelenbeleggingen in ontwikkelde landen is het belang in aandelen met een lage volatiliteit uitgebreid. In deze portefeuille wordt wereldwijd belegd in aandelen waarvan de waarde minder fluctueert dan gemiddeld. Tevens is in dit kader een Europese portefeuille van kleinere beursgenoteerde aandelen gestart, zgn. small caps. In de portefeuille van kansen is een beperkt belang opgenomen in een fonds dat zich toelegt op agrarische financiering in ontwikkelingslanden. Desondanks moest worden vastgesteld dat de opbouw van deze portefeuille traag verloopt, in 2014 zal het perspectief voor deze portefeuille opnieuw worden beoordeeld. Er is een verdiepende analyse uitgevoerd voor de beleggingscategorieën high yield, infrastructure en private equity. Aanscherping van het beleggingsbeleid Naar aanleiding van het beleggingsonderzoek dat DNB bij het pensioenfonds heeft uitgevoerd, en de sectorbrief van DNB over het themaonderzoek “Uitbesteding vermogensbeheer”, heeft het bestuur het beleggingsbeleid van het fonds verder aangescherpt. Dit is onder andere gedaan door de afspraken met de fiduciair beheerder en de vermogensbeheerders verder uit te werken en het toezicht hierop te versterken. Daarnaast heeft het bestuur in 2013 Braker Consultancy een onderzoek laten doen naar de juistheid van de door Syntrus Achmea opgeleverde rendementscijfers. Uit dit onderzoek zijn geen noemenswaardige aandachtspunten gekomen. 3.7.3Portefeuillewaarde De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel: 34 BPL JAARVERSLAG 2013 Bedragen x 2013 € 1.000.000 2012 Bedrag Percentage Normportefeuille Bedrag Percentage Aandelen 3.161 29,1% 23,0% 2.849 27,5% Vastrentende waarden 5.631 51,9% 52,5% 5.412 52,3% 283 2,6% 5,0% 292 2,8% 1.731 15,9% 19% 1.772 17,1% 54 0,5% 0,5% 22 0,2% Alternatieve beleggingen Vastgoed Liquide middelen Totaal 100% Waarde rente- en valuta afdekking 100,0% -394 -69 10.466 10.278 Totaal inclusief portefeuilles ter afdekking rente- en valutarisico 3.7.4 Beleggingsrendementen Onderstaande tabel geeft de performance weer uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin door het pensioenfonds wordt belegd. 2013 2013 Portefeuille Benchmark Aandelen 17,8% 15,8% Vastrentende waarden -0,5% -1,0% 2,2% 6,7% Vastgoed -0,4% 0,5% Liquide middelen -1,1% 0,1% Totaal 4,4% 3,8% Inclusief rente- en valutahedge 0,6% Alternatieve beleggingen Het rendement van 4,4% lag boven het benchmarkrendement van 3,8%. Dit was vooral te danken aan de goede resultaten van de vermogensbeheerders in de aandelenmandaten en de meer risicovolle vastrentende waarden mandaten. Vastgoed en alternatieve beleggingen presteerden slechter dan de benchmark. Hieronder wordt op iedere vermogenscategorie nader ingegaan. Beperking renterisico Hoewel de rentegevoeligheid van de Technische Voorziening is afgenomen sinds de introductie van de UFR rekenrente in 2012 door DNB, is renterisico nog steeds een groot risico in de pensioenbalans. Het pensioenfonds beheerst het renterisico door te beleggen in vastrentende waarden en renteswaps. Door het afdekken van het renterisico is de dekkingsgraad minder gevoelig voor rentebewegingen. BPL JAARVERSLAG 2013 35 Eind 2012 heeft het pensioenfonds een ALM studie uitgevoerd om de lange termijn effecten van de nieuwe UFR rekenrente in kaart te brengen. Naar aanleiding van deze ALM studie heeft het pensioenfonds besloten de rente afdekkingstrategie toe te passen op de rentegevoeligheid van de Technische Voorziening, op basis van deze nieuwe UFR rekenrente. Dit betekende dat begin 2013 ca. 25% van de swapportefeuille is afgebouwd. Daardoor was er gedurende het merendeel van 2013 sprake van een afdekking van 57% van de rentegevoeligheid van de Technische Voorziening. De 30-jaars swaprente is over 2013 gestegen van 2,23% naar 2,73%. De rentestijging leidde tot een daling van de waarde van de Technische Voorziening, de renteswaps en de vastrentende waarde portefeuille. De waarde van de renteswaps en de vastrentende waarde portefeuille is minder gedaald dan de waarde van de Technische Voorziening waardoor de beweging van de rente positief heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Beperking inflatierisico Om een deel van het inflatierisico te beheersen maakt het pensioenfonds gebruik van Inflatie gerelateerde obligaties en inflatieswaps. Gedurende 2013 hebben er geen wijzigingen plaatsgevonden in de inflatie afdekkingportefeuille. De 30-jaars break even inflatie is gedaald van 2,38% naar 2,16%. Deze daling heeft een negatief effect gehad op de waarde van de inflatie gerelateerde obligaties en inflatieswaps. Dynamische Asset Allocatie (DAA) Gedurende 2013 is een overwogen positie op aandelen aangehouden ten koste van Europese staatsobligaties. Deze positie is gedurende het jaar verder uitgebreid. Per saldo zorgde deze positie voor een positieve extra bijdrage aan het resultaat. Vooral de overweging van Amerikaanse aandelen droeg hieraan bij, terwijl de overweging op aandelen uit opkomende markten juist een drukkend effect had op het resultaat. 3.7.5 Vastrentende waarden Euro staats- en bedrijfsobligaties Na de sterke daling van de rente op langere looptijden in de kernlanden binnen de eurozone in de voorgaande jaren liep de rente daar in 2013 weer op. In de perifere landen daalde de rente juist. Het gewicht van de perifere landen in de portefeuille is beperkt, waardoor de portefeuille staatsobligaties negatief rendeerde. De bedrijfsobligaties (credits) lieten wel een positief rendement zien. In 2013 was er een grote vraag naar bedrijfsobligaties terwijl het aanbod van nieuw leningen van vooral banken beperkt was. De aanhoudende steunmaatregelen van Centrale Banken en een lage inflatie zorgden er voor dat de gemiddelde risico-opslag voor credits in 2013 wederom verder afnam. Desondanks resteerde over beide portefeuilles een rendement van -0,2%. High Yield Ondanks dat het hoge rendement voor high yield obligaties uit 2012 niet geëvenaard werd, was het rendement met ruim 8% wel hoger dan dat voor staatsobligaties van kernlanden. Per saldo daalden de risico-opslagen waardoor, ondanks de stijgende staatsobligatierente, toch een positief rendement genoteerd werd. Het bedrijfsleven staat er per saldo goed voor. Het aantal faillissementen is laag en de marktverwachting is dat dit voorlopig zo blijft. Daarnaast is er door de lage renteomgeving een aanhoudende vraag naar bedrijfsobligaties. Schuldpapier opkomende landen Het rendement op schuldpapier uit de opkomende landen was met -13% sterk negatief. Dit werd veroorzaakt door de oplopende rente in de VS en door een stijging van de risico-opslag. De belangrijkste ontwikkeling die hieraan ten grondslag lag was de economische groei. Structurele hervormingen, een verkrappend monetair beleid en lagere grondstoffenprijzen stonden het economische herstel in de weg. Het schuldpapier in lokale valuta had daarbovenop nog te lijden onder de forse waardedaling van de meeste valuta’s. Door de lagere economische groei, nemen de tekorten toe en daarmee ook de afhankelijkheid van buitenlands kapitaal. Dit leidt tot een toename van de bewegelijkheid op de valutamarkten. Per saldo heeft de vastrentende waarden portefeuille met een rendement van -0,5% versus een benchmarkrendement van -1,0% een outperformance van 0,5% behaald. Voor 2014 wordt een zeer bescheiden herstel verwacht, waardoor de rendementen op vastrentende waarden bescheiden zullen blijven. 36 BPL JAARVERSLAG 2013 3.7.6 Aandelen Het jaar 2013 was een goed jaar voor de aandelenbeurzen. Belangrijkste reden hiervoor was het aanhoudende ruime monetaire beleid van de verschillende centrale banken. Het beeld in de Verenigde Staten duidt op een gestaag doorzettende economische groei. In Europa lijkt de eurocrises onder controle en zijn de vooruitzichten nu voorzichtig positief. In de opkomende markten is echter juist sprake van een afnemende groei. De Europese beurzen stegen met ruim 19%. De Amerikaanse beurs steeg in euro’s gemeten met 26%. Opkomende markten daalden in euro’s met ruim 6%. Hoewel de beurzen in de breedte flink stegen, was er sprake van duidelijke voorkeuren binnen de verschillende markten. Aandelen van bedrijven van lagere kwaliteit (een minder stabiele winstgroei, lagere winstmarges of een matige balanskwaliteit) deden het beter dan aandelen van hogere kwaliteit. Ook deden goedkope (waarde)aandelen het beter dan groeiaandelen. Het waren vooral de sectoren met een blootstelling aan de Europese economie die goed presteerden, zoals telecommunicatie en cyclische consumentengoederen. Sectoren met een blootstelling aan opkomende markten en grondstoffen bleven achter, zoals basismaterialen en energie. High Conviction Zowel in de Verenigde Staten als in Europa werd een resultaat geboekt dat boven het benchmarkrendement lag. In beide regio’s werd dit verklaard door de aandelenselectie. Deze portefeuilles bestaan uit aandelen met bedrijven waarvan de beurskoers lager is dan de intrinsieke waarde volgens een uitgebreide analyse per bedrijf. De markt had de afgelopen jaren een sterke voorkeur voor defensieve aandelen en voor aandelen met een blootstelling aan opkomende markten. Deze begonnen steeds verder boven hun intrinsieke waarde te noteren, terwijl bijvoorbeeld bedrijven met een grote blootstelling aan de Europese economie steeds verder onder hun intrinsieke waarde noteerden. Het waren in 2013 met name deze aandelen die het goed deden, doordat de eurocrisis beter onder controle kwam en de vooruitzichten voor de Europese en Amerikaanse economie verbeterden (en voor de opkomende markten tegelijk verminderden). De portefeuille heeft daar bovengemiddeld van geprofiteerd. Low Volatility Vanwege de sterke stijging was de volatiliteit van de aandelenmarkt beperkt en in historisch perspectief laag. Aangezien Low Volatility strategieën vooral extra rendement leveren in volatiele én sterk dalende markten bleef het rendement op deze categorie achter. Aandelen opkomende markten De aandelen in opkomende markten bleven in 2013 fors achter op de aandelen in ontwikkelde markten. Afzwakkende economische groei in China, dalende grondstofprijzen, de forse depreciatie van de Japanse yen drukten de winstgevendheid van bedrijven uit de opkomende markten. Ook door de verwachte tapering, het afbouwen van het opkoopprogramma door de Amerikaanse centrale bank (Fed) stonden opkomende markten onder druk. De portefeuille behaalde een negatief rendement, maar ook het resultaat ten opzichte van de benchmark was negatief. Small Cap aandelen Deze portefeuille is in 2013 opgestart en bestaat uit kleinere beursgenoteerde Europese aandelen. De portefeuille heeft een sterk positief rendement behaald. De aandelenportefeuille van het pensioenfonds behaalde in 2013 een rendement van 17,8%. De portefeuille presteerde hiermee 2%-punt boven de benchmark. 3.7.7 Alternatieve beleggingen De portefeuille alternatieve beleggingen bestond in 2013 uit: Private equity De instroom van nieuw geld richting de private equity fondsen steeg naar het hoogste niveau in de afgelopen vijf jaar. BPL JAARVERSLAG 2013 37 De sterke groei van nieuwe gelden richting private equity ging vooral naar de Amerikaanse fondsen. De opkomende markten lieten juist een daling zien. Onder druk van investeerders staat maatschappelijk verantwoord beleggen steeds meer op de agenda van de private equity fondsen. Ook blijven de kosten afnemen onder druk van investeerders. De beleggingen in private equity behaalden een positief rendement van 10,2% in 2013. Door de meer conservatieve waarderingen blijven private equity fondsen in een sterk opgaande aandelenmarkt achter bij de benchmark, die is gebaseerd op beursgenoteerde aandelen (21,2%). Dit is conform verwachting. Infrastructuur Binnen de infrastructuur beleggingen is er door een terugtrekkende overheid steeds meer aanbod in noodzakelijke activa voor de economie. De vraag naar dergelijke beleggingen stijgt echter sterk. Hierdoor is er een sterk opdrijvende prijs voor nieuwe activa, waardoor toekomstige rendementen onder druk komen te staan. De infrastructuurportefeuille presteerde naar behoren afgelopen jaar met een rendement van 3,3% (benchmark 3,1%). Economisch gevoelige investeringen, zoals tolwegen en havens maakten een moeilijke periode door. Binnen de energie sector blijft de vraag naar nieuwe investeringen in bijvoorbeeld hernieuwbare energie en infrastructuur voor transport en opslag van gas en olie hoog. Portefeuille van kansen en overig Gedurende 2013 is relatief veel aandacht besteed aan de opbouw van de portefeuille van kansen en de beleggingen die in deze portefeuille zijn opgenomen. Zo is uitvoerig stilgestaan bij investeringsmogelijkheden met betrekking tot groene energie en financiering van agrarische activiteiten in ontwikkelingslanden, waarin uiteindelijk is geïnvesteerd. De opbouw verloopt traag, in 2014 zal het perspectief voor deze portefeuille opnieuw worden beoordeeld. 3.7.8 Vastgoed Het beeld van de Nederlandse vastgoedmarkt was in 2013 weinig positief. Dit werd voor een belangrijk deel veroorzaakt door de recessie in Nederland. Daarnaast zijn er ook structurele oorzaken van de afwaardering van vastgoed. Hieronder wordt aangeven wat in 2013 de situatie per sector was: •Woningen: in de huurwoningenmarkt waren er in 2013 tal van ontwikkelingen. Belangrijk waren de (ver)huurdersheffing in het gereguleerde huursegment en de mogelijkheid om scheefhuurders hogere huurverhogingen in rekening te brengen. Door het stilvallen van de koopwoningmarkt was het makkelijker voor pensioenfondsen om beleggingshuurwoningen te verkrijgen. Toch waren er ook lichtpuntjes op de koopwoningmarkt. De daling van de huizenprijzen lijkt uit te bodemen en er worden weer meer woningen verkocht dan een jaar geleden. •Winkels: de tweedeling in de winkelmarkt lijkt door te zetten. De waarde van winkels op A-locaties is relatief stabiel. Op B en C-locaties dalen de huren van winkelruimte en staat ook de waarde van de winkels onder druk. Ook de leegstand neemt in dit segment toe. •Kantoren: de structurele overcapaciteit zorgt voor aanhoudende druk op de kantorenmarkt. De waarderingen van kantoren bleven dalen in 2013 en de leegstand is nog steeds relatief groot. Wel worden tal van initiatieven genomen om de leegstand te verminderen, zoals transformatie van kantoren naar appartementen of hotels. Naast de positieve invloed van huuropbrengsten, werd het rendement van de portefeuille negatief beïnvloed door de waardeontwikkeling van het vastgoed. De portefeuille presteerde met -0,4% slechter dan de ROZ/IPD benchmark (0,5%). 3.7.9 Verantwoord beleggen Het pensioenfonds is van mening dat verantwoord beleggen bijdraagt aan het realiseren van een goed en betaalbaar pensioen voor huidige en toekomstige generaties. Daarom besteedt het pensioenfonds waar nodig en mogelijk binnen de fiduciaire verantwoordelijkheid aandacht aan ecologische, sociale en governance onderwerpen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen door ondernemingen waarin belegd wordt speelt een belangrijke rol. 38 BPL JAARVERSLAG 2013 Elk jaar wordt door de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling een benchmark gepubliceerd met betrekking tot verantwoord beleggen door Nederlandse pensioenfondsen. Van de 50 onderzochte pensioenfondsen heeft het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw de tweede plaats behaald, gelijk aan de prestatie van vorig jaar. Uitgangspunten Als uitgangspunt hanteert het fonds de principes van het Global Compact van de Verenigde Naties. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti corruptie en vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens en de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Instrumenten Voor het verantwoord beleggen beleid hanteert het pensioenfonds een generieke aanpak waarbij gebruik wordt gemaakt van drie instrumenten: •Uitsluiten van controversiële wapens en ondernemingen die structureel het Global Compact schenden •Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen •Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Daarnaast past het pensioenfonds bij gelegenheid aanvullende verantwoord beleggen instrumenten en criteria toe. Per individueel mandaat beoordeelt het pensioenfonds of dit van toegevoegde waarde is. Specifieke aandacht krijgen de instrumenten ESG-integratie, ofwel het systematisch en op consistente wijze meewegen van duurzaamheidsfactoren in beleggingsprocessen en de best-in-class analyse ten aanzien van financiële instellingen. ESG integratie Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat het inzichtelijk maken van relevante ecologische, sociale en goed bestuur (ESG) factoren, en de daarmee verbonden specifieke risico’s, bijdraagt aan het maken van beter geïnformeerde beleggingsbeslissingen. De ESG informatie draagt in potentie dus bij aan een hoger voor risico gecorrigeerd rendement van de beleggingen in de portefeuille. Om die reden hecht het pensioenfonds belang aan het besteden van aandacht aan deze factoren. Bijvoorbeeld, bij beleggingen in staatsobligaties uit opkomende markten spelen de ESG factoren die vaak buiten de traditionele financiële analyses vallen, maar die van grote invloed kunnen zijn op de prestaties op de lange termijn, een structurele rol in het beleggingsproces. Voor het pensioenfonds zijn de ESG factoren op vooruitstrevende wijze in het beleggingsproces verwerkt. Met als gevolg dat landen met de minste ESG risico’s en de beste ESG perspectieven een groter gewicht in de portefeuille hebben. Best-in-class benadering Als aanvullend instrument past het pensioenfonds waar mogelijk een best-in-class beleggingsbeleid toe. Dit beleid wordt specifiek toegepast op beleggingen in de financiële dienstverlening. Deze aanpak is omarmd naar aanleiding van zorgen over het beleggen in de financiële dienstverlening, in het bijzonder in investment banks. Deze zorgen zijn enerzijds financieel van aard en anderzijds maatschappelijk. De zorg over financiële instellingen is veelal terug te voeren op de constatering dat financiële instellingen de afgelopen decennia het klantbelang ondergeschikt hebben gesteld en meer voor eigen winst en voor de belangen van hun aandeelhouders zijn gaan handelen. Met als gevolg verwevenheid van de basisfunctie van financiële instellingen en speculatieve activiteiten van financiële instellingen op financiële markten. Doordat banken belangrijk voor de economie zijn en politici er belang bij hebben banken in financiële nood te redden, wordt schade die is opgelopen door genomen risico’s afgewenteld op de samenleving. Als het goed gaat, vloeien de baten echter richting de banken en haar aandeelhouders. In plaats van dienstbaar te zijn aan haar klanten en de samenleving, schaden banken op deze manier juist deze belangen. De best-in-class benadering, een relatieve analyse waarbij de slechts presterende financiële instellingen worden uitgesloten van belegging, beperkt de blootstelling van het pensioenfonds aan deze moral hazards. Uitsluiting Het pensioenfonds hanteert sinds 2008 een uitsluitingsbeleid ten aanzien van controversiële wapens. Het fonds belegt op voorhand niet in ondernemingen die kernwapens, biologische wapens, chemische wapens, anti persoonsmijnen, clustermunitie, BPL JAARVERSLAG 2013 39 munitie met verarmd uranium en witte fosfor bommen produceren en/of verhandelen. De discretionaire aandelen- en bedrijfsobligatieportefeuilles van het pensioenfonds worden in overeenstemming met dit beleid beheerd. Het uitsluitingsbeleid ten aanzien van controversiële wapens is terug te vinden op de website van het fonds. Daarnaast wenst het pensioenfonds niet te beleggen in ondernemingen als deze structureel de principes van het Global Compact schenden. Een onafhankelijk onderzoeksbureau (Ethix) stelt vast of een onderneming een of meerdere principes van het Global Compact stelselmatig schendt. Indien een onderneming gedurende 2 jaar het Global Compact schendt kan de onderneming worden uitgesloten van het belegbaar universum en worden de posities, indien die er zijn, verkocht. Uitgesloten ondernemingen die niet langer het Global Compact schenden of niet langer betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens worden weer opgenomen in het belegbaar universum. Uitsluitingenbeleid tegenpartijen Het verantwoord beleggen beleid beperkt zich niet strikt tot de beleggingsportefeuille. Ook bij de selectie en aanstelling van vermogensbeheerders en tegenpartijen spelen maatschappelijke factoren een belangrijke rol. Het pensioenfonds toetst daartoe tegenpartijen en brokers evenals aangestelde vermogensbeheerder op gedragsaspecten en hanteert een uitsluitingsbeleid wanneer prestaties op deze gedragsaspecten ondermaats zijn. Het pensioenfonds toetst ondermeer op controverses met betrekking tot het beschadigen van klantbelang, met betrekking tot de governance praktijken van een onderneming en met betrekking tot eventuele perverse prikkels vanuit het beloningsbeleid. Engagement Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds belegt aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema’s gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. In 2013 staan twee nieuwe thema’s centraal: ‘Veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector’ en ‘CO2 management in de vastgoedsector’. Daarnaast lopen er nog engagementzaken op thema’s als ‘Global Compact schendingen mensenrechten’ en ‘Eco-efficiëntie in de metaal- en cementindustrie ’. Ondernemingen die slecht scoren op deze thema’s worden aangespoord om hun gedrag te verbeteren. In het halfjaarverslag Verantwoord Beleggen staan de namen van ondernemingen vermeld waarmee engagement trajecten zijn opgezet en wordt er meer achtergrondinformatie verstrekt over de diverse thema’s. Dit verslag kunt u vinden op de website van het fonds. Corporate governance Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen vormt een onderdeel van het verantwoord beleggen beleid. Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Het fonds is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over te dragen aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Op deze wijze is het fonds in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin wordt belegd. Syntrus Achmea maakt bij het uitoefenen van het stemrecht gebruik van de stemanalyses en stemadviezen van het bureau Institutional Shareholder Services (ISS). ISS houdt rekening met de internationale geaccepteerde corporate governance codes zoals die van de OECD en International Corporate Governance Netwerk (ICGN). Daarnaast houdt ISS voor iedere afzonderlijke markt rekening met lokale wet en regelgeving en heersende corporate governance codes. Verantwoording stemactiviteiten Namens het pensioenfonds is in 2013 gestemd op 602 aandeelhoudersvergaderingen, waarbij 47.517 agendapunten de revue passeerden. In 2013 werd in ongeveer 8,1% van alle agendapunten tegen het management gestemd. Ook dit jaar ging het hier vooral om de benoeming van bestuurders van ondernemingen (niet onafhankelijk waar dit wel geëist of gewenst is) en beloningsstructuren (excessief, onvoldoende toegelicht of niet transparant genoeg). Op aandeelhoudersresoluties over milieu, sociale en governance kwesties werd ook relatief vaak (meer dan de helft van de gevallen) tegen het management gestemd. Het pensioenfonds publiceert op zijn website hoe zij heeft gestemd per aandeelhoudersvergadering. Tevens plaatst het pensioenfonds elk kwartaal een verslag op de website met vermelding van stemactiviteiten en actuele ontwikkelingen op het gebied van corporate governance. 40 BPL JAARVERSLAG 2013 Class actions Het pensioenfonds is deelnemer in een juridische procedure. Het pensioenfonds maakte in 2013 ook gebruik van class actions filings. Dit geldt met name voor juridische procedures die in Amerika zijn gevoerd. Indien de uitkomst van de juridische procedure bestaat uit een schadevergoeding, of wanneer het tot een schikking is gekomen waarbij een vergoeding is vast komen te staan, dan kunnen alle beleggers die tot de class behoren hier aanspraak op maken. De schadevergoeding wordt pro rata verdeeld over de beleggers die een zogenoemd claim form hebben ingediend. Rapportage Het pensioenfonds rapporteert elk halfjaar op zijn website over het gevoerde verantwoord beleggen beleid. Tevens heeft het fonds een aantal documenten op de website geplaatst zoals het verantwoord beleggen beleid, uitsluitingsbeleid en stembeleid. Het pensioenfonds blijft zich inzetten om verantwoord beleggen verder in het beleggingsbeleid door te voeren en uit te breiden naar meer beleggingscategorieën. Sinds 2012 maakt het pensioenfonds ook de lijst van ondernemingen waarin zij belegt openbaar en publiceert deze op de website. 3.7.10 Vooruitblik Voor 2014 is de verwachting dat de wereldwijde economische groei aantrekt en dat de inflatie laag blijft. Zeker in de eurozone bevinden de inflatiecijfers zich in een dalende trend. Het gematigde economisch herstel in de Verenigde Staten zal naar verwachting doorzetten. De Fed zal het obligatie-opkoopprogramma gedurende 2014 verder afbouwen. Europa krabbelt verder op, maar is met de op de achtergrond sluimerende schuldencrisis nog wel gebaat bij nieuwe monetaire impulsen. In de opkomende landen wordt een lichte groeiversnelling verwacht ten opzichte van 2013. Ondanks dat de Fed is gestart met de afbouw van het opkoopprogramma blijft het wereldwijde monetaire beleid ruim. In de Verenigde Staten zal de beleidsrente laag blijven en in Europa en Japan worden mogelijk nieuwe verruimende maatregelen doorgevoerd. Het aanhoudend ruime monetaire beleid kan leiden tot verder dalende risicopremies. Deze dalende risicopremies zijn naar verwachting minder sterk dan de afgelopen jaren. De eurocrisis, een forse groeivertraging in China en de onzekerheid over het monetaire beleid zijn de grootste risico’s. Ondanks dat de onrust over de muntunie in 2013 is geluwd, blijven de macro-economische verschillen in de eurozone groot en de groei per saldo laag. Beleidsmakers zullen op nationaal- en supranationaal niveau door moeten gaan met hervormingen en het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Toenemende sociale onrust kan opnieuw leiden tot het oplaaien van de eurocrisis. Een forse groeivertraging in China heeft ook nadelige effecten op andere opkomende landen en zal de wereldwijde groei negatief beïnvloeden. De Fed is vanaf januari 2014 gestart met de afbouw van het opkoopprogramma. Indien de verbeteringen in de macro-economische data aanhouden, zal de Fed geleidelijk aan het opkoopprogramma verder afbouwen. Onverwachte wijzigingen in dit beleid kunnen leiden tot een snelle en forse stijging van de kapitaalmarktrente in de Verenigde Staten. Vanwege de lage effectieve renteniveaus en de sterke stijging van aandelen in 2013, zijn de rendementsverwachtingen voor de komende jaren gematigd. Waarderingstechnisch gaat de voorkeur nog wel steeds uit naar aandelen ten opzichte van obligaties. De renteniveaus voor zowel staatsobligaties van kernlanden als bedrijfsobligaties zijn laag waardoor lage absolute rendementen worden verwacht. Vanuit waarderingsperspectief zijn beleggingen uit opkomende landen aantrekkelijker dan beleggingen in ontwikkelde landen. Wel zijn de risico’s bij de opkomende landen op korte termijn nog groot. 3.7.11 Z-score Op 24 april 1998 is de ‘Vrijstellingsregeling Wet Bedrijfspensioenfondsen’ officieel in werking getreden. Deze regeling is uitgevaardigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en heeft als belangrijkste doel ondernemingen vrijstelling te verlenen van de verplichtstelling van deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds indien de beleggingsperformance van het fonds ontoereikend is. Op basis van artikel 5 lid 1a Vrijstellingsregeling moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Volgens de vrijstellingsregeling zal de performancetoets worden toegepast over de periode 2009 tot en met 2013. Indien de uitkomst van de performancetoets lager valt dan 0, kan BPL JAARVERSLAG 2013 41 een deelnemer binnen het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds een verzoek indienen tot vrijstelling van deelname. Over 2013 is een Z-score behaald van 0,34 positief. De performancetoets over de periode 2009 tot en met december 2013 bedraagt 0,93 positief. Hiermee voldoet het ruimschoots aan de minimumgrens van 0. 3.7.12 Beheerkosten van het fonds In april 2011 bracht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) het rapport “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht” uit. Hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken. In dit rapport is onder andere aandacht gevraagd voor de kosten op het gebied van vermogensbeheer. Het bestuur wil helder en transparant inzicht in de vermogensbeheerkosten die het fonds maakt. Om die reden zijn ook over het jaar 2013 de kosten inzichtelijk gemaakt. Dit zoveel mogelijk in lijn met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. In het kostenoverzicht worden zowel de rechtstreeks aan het fonds in rekening gebrachte beheervergoedingen voor het vermogensbeheer getoond, de prestatieafhankelijke vergoedingen en de transactiekosten. De kosten van fiduciair management en vermogensbeheer zijn te onderscheiden naar de volgende kosten componenten: Kosten per beleggingscategorie Beheerkosten performance Transactie- gerelateerde kosten Totaal kosten Vastgoed 8.495.891 Aandelen 6.121.686 160.414 Private equity 1.719.696 701.367 Vastrentende waarden 6.041.586 5.505.353 11.546.940 Overige beleggingen 2.529.238 48.344 2.577.582 8.307.368 34.077.246 1.238.510 2.163.473 9.545.878 36.240.719 Totale kosten excl kosten overlay Kosten overlay Totale kosten incl kosten overlay 24.908.097 8.495.891 861.781 924.963 25.833.060 861.781 2.753.671 9.035.770 2.421.063 Overige vermogensbeheerkosten Kosten fiduciair beheer Bewaarloon Overige kosten Totale overige vermogensbeheerkosten 1.503.154 1.503.154 377.272 377.272 5.000 5.000 1.885.426 1.885.426 Totale kosten vermogensbeheer 38.126.145 NB: de cijfers in bovenstaande tabel zijn vastgesteld conform aanbevelingen vanuit de Pensioenfederatie. De totale kosten over 2013 bedragen € 38,13 mln. Uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen bedragen de kosten (exclusief transactiekosten) 0,276%. De geschatte transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen bedragen: 0,092%. Het gemiddeld vermogen (berekend conform aanbevelingen Pensioenfederatie) bedroeg € 10,35 mld. De beheerkosten zijn ten opzichte van 2012 toegenomen (2012: € 34,07 mln). Een reden voor de stijging in absolute bedragen is het toegenomen vermogen van het fonds. Een andere reden is de verdere spreiding van het vermogen over verschillende managers en beleggingscategorieën. Dit heeft geleid tot een hogere beheerkosten en 42 BPL JAARVERSLAG 2013 additionele transactiekosten. Een belangrijke invloed had ook de volledige transparantie die nu is opgenomen voor beleggingen in private equity. Desondanks zijn de gemiddelde beheerkosten beperkt gestegen uitgedrukt als percentage ten opzichte van het vermogen inclusief transactiekosten van 0,35% in 2012 naar 0,368% in 2013. De hiervoor opgenomen percentages zijn de werkelijke kosten, eveneens berekend conform aanbevelingen vanuit de Pensioenfederatie. De kosten van bewaarloon betreffen de kosten van het in bewaargeving van effecten bij de custodian en de kosten voor het aanhouden van bankrekeningen. De transactiekosten zijn de kosten die gemaakt worden om de effectentransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn veelal op basis van een schatting tot stand gekomen, omdat er bijvoorbeeld bij transacties in de categorie vastrentende waarden niet separaat kosten in rekening worden gebracht, maar deze zich uiten in het verschil tussen de bied- en laat-spread. Daarnaast is het bij participatie in beleggingsfondsen niet exact te bepalen welke kosten er zijn gemaakt. Daarvoor is een schatting gemaakt van de ‘turn-over’ in de portefeuille en op basis van gemiddelde transactie kosten in de markt zijn vervolgens de transactiekosten bij benadering bepaald. 3.7.13Risicoparagraaf Marktrisico Verschillende risico’s kunnen elkaar versterken of werken juist diversifiërend. Om die reden wordt het risico van marktwaardebewegingen op totaalniveau getoetst. Beheersmaatregelen: • Gewenste risico’s worden meegenomen in een ALM studie. Het betreft de risico’s waarbij gekozen wordt op basis van risico/rendement verwachtingen. • ‘Ongewenste’ risico’s zoals concentratierisico, tegenpartijrisico en waarderingsrisico worden via IMA’s en beleggingsrichtlijnen gemanaged. Bij Sturen op Risico wordt op basis van het dekkingsgraadrisico beoordeeld of het risico van het pensioenfonds binnen de bandbreedtes beweegt. Renterisico Een pensioenfonds loopt renterisico doordat de waarde van de verplichtingen van het pensioenfonds anders op renteveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen. Beheersmaatregelen: • Op basis van het risicoprofiel wordt het renterisico gedeeltelijk afgedekt • De netto impact van renteveranderingen op de dekkingsgraad worden in kwartaal- en risicorapportages inzichtelijk gemaakt. Valutarisico De waarde van beleggingen kan veranderen door schommelingen in de wisselkoersen ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt bewust niet afgedekt, m.u.v. een aantal beleggingsinstellingen waarin wordt deelgenomen. Inflatierisico Een pensioenfonds loopt inflatierisico doordat de waarde van de geïndexeerde pensioentoezeggingen anders op inflatieveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen. Het (gedeeltelijk) streven naar een reëel pensioen geeft een risico dat de verandering van de pensioenvoorzieningen als gevolg van inflatie niet gecompenseerd worden door een waardeverandering van de beleggingen. Beheersmaatregelen: • De indexatie-ambitie wordt in de ALM getoetst. • De kans op het toekennen van indexatie wordt inzichtelijk gemaakt in de risicorapportage • Lange termijn inflatie afdekking door Inflation Linked Bonds en inflatiederivaten. BPL JAARVERSLAG 2013 43 Kredietrisico Het risico dat een verlies optreedt als een kredietnemer zijn afgesproken betalingen niet nakomt of dat de kredietwaardigheid van een kredietnemer afneemt. Beheersmaatregelen: • In de portefeuilleconstructie wordt op basis van risicomaten een allocatie naar vastrentende waarden met kredietrisico bepaald. • Binnen de beleggingsportefeuilles worden limieten opgenomen op kredietwaardigheidsratings van beleggingen in instrumenten, landen en/of sectoren. Liquiditeitsrisico Het risico dat een pensioenfonds niet op korte termijn aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Beheersmaatregelen: • Liquiditeitsrisico wordt bewaakt met behulp van stress tests. Deze geven inzicht in de mate waarin de portefeuille over voldoende liquiditeit beschikt om marktschokken op te vangen. Concentratierisico Door gebrekkige spreiding kan concentratierisico ontstaan waarbij verliezen optreden doordat een te grote gevoeligheid bestaat naar één regio, sector of marktpartij. Beheersmaatregelen: • Concentraties worden beperkt via de mandaatrichtlijnen die aan de vermogensbeheerders worden opgedragen. Daarnaast worden deze periodiek weergegeven in de risicorapportage. Op basis van analyses wordt beoordeeld of deze acceptabel zijn of dat deze teruggebracht moeten worden. Tegenpartijrisico Bij het aangaan van transacties met externe partijen (o.a. derivatenposities) wordt risico gelopen op tegenpartijen. Een faillissement van een tegenpartij kan tot verliezen leiden. Beheersmaatregelen: • Bij het aangaan van nieuwe derivatentransacties wordt de tegenpartij getoetst op kredietwaardigheid, bestaande exposure en andere relevante aspecten. • Iedere tegenpartij mag – afhankelijk van de kredietwaardigheid – slechts een bepaald percentage van het totaal uitmaken. • Er wordt onderpand bedongen, de kwaliteit en uitwisselingsfrequentie worden vooraf vastgelegd en voortdurend gemonitord. Actief risico Met actief risico wordt bedoeld de mate waarin de daadwerkelijke performance afwijkt van de strategische benchmark. Beheersmaatregelen: • Het gebruik van derivaten is begrensd door mandaten. • Voor actief beheerde mandaten worden limieten op de maximale tracking error gehanteerd. Daarmee wordt de afwijking ten opzichte van de benchmark gelimiteerd. • Andere aanvullende restricties zoals o.a. minimale kredietwaardigheid en ruimte om te beleggen buiten de benchmark. Aandelenrisico Het risico op een daling van de marktwaarde van aandelen (en evt. andere zakelijk waarden). Beheersmaatregelen: • In de ALM wordt de gewenste allocatie naar aandelen en zakelijke waarden bepaald aan de hand van het risicoprofiel. • In de portefeuille constructie wordt het gewenste aandelenrisico omgezet in een feitelijke portefeuille. • Door middel van risicorapportages wordt het aandelenrisico inzichtelijk gemaakt en waar nodig bijgestuurd. 44 BPL JAARVERSLAG 2013 BPL JAARVERSLAG 2013 45 46 BPL JAARVERSLAG 2013 4 Uitvoering van de pensioenregeling BPL JAARVERSLAG 2013 47 4. Uitvoering van de pensioenregeling 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling. Daarnaast komen de wijzigingen in de statuten en de reglementen die in 2013 zijn doorgevoerd aan de orde. 4.2 De pensioenregeling Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het pensioenfonds, neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt. Voor werknemers jonger dan 21 jaar is een nabestaandenpensioen geregeld voor eventuele partner en/of kind(eren). 4.2.1 Pensioensysteem De pensioenregeling is een middelloonregeling. Elk dienstjaar wordt een vast percentage van de pensioengrondslag voor dat jaar aan pensioen opgebouwd. Het uiteindelijke pensioen is gebaseerd op het salaris dat gemiddeld over de opbouwperiode verdiend is. 4.2.2 Pensioenleeftijd Per 1 januari 2013 is de pensioenleeftijd verhoogd naar 67 jaar. De voor deze datum opgebouwde rechten zijn actuarieel herrekend naar de nieuwe pensioenleeftijd. Deelnemers kunnen wel kiezen om het pensioen eerder in te laten gaan. Voor deelnemers geboren tussen 1950 en 1965 is er onder voorwaarden een overgangsregeling die erop gericht is om eerder met pensioen te gaan. Deze regeling wordt in paragraaf 4.2.8 verder toegelicht. 4.2.3 Pensioengrondslag Het deel van het loon waarover pensioen wordt opgebouwd, de pensioengrondslag, is het pensioenloon -/- franchise. Voor 2013 is de franchise vastgesteld op € 49 per dag (€ 12.978,- per jaar). De basisregeling hanteert een maximumloon tot waar pensioen wordt opgebouwd. De grens daarvoor ligt in 2013 op € 50.853,-. 4.2.4 Opbouwpercentage ouderdomspensioen Per 1 januari 2013 wordt er 1,95% van de pensioengrondslag opgebouwd aan ouderdomspensioen. 4.2.5 Opbouwpercentage partnerpensioen Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat voor 1 januari 2002 en na 31 december 2006 is opgebouwd. Het partnerpensioen wordt gefinancierd op opbouwbasis. Van 2002 tot 2007 kende het fonds een partnerpensioen op risicobasis. 4.2.6 Wezenpensioen Bij overlijden van de deelnemer hebben overblijvende kinderen tot hun 24de jaar recht op wezenpensioen. Het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. 4.2.7 Herschikken De deelnemer kan de hoogte van het ouderdomspensioen variëren. Daarbij bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering, afgezien van eventuele AOW-compensatie. De deelnemer kan er ook voor kiezen om (een deel 48 BPL JAARVERSLAG 2013 van) het ouderdomspensioen vervroegd in te laten gaan. Daarnaast is het mogelijk om op pensioendatum een deel van het ouderdomspensioen om te ruilen in partnerpensioen of andersom. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen kan ook bij beëindiging van de deelneming plaatsvinden. 4.2.8 Overgangsregeling Sinds 1 januari 2006 is de VUT-regeling (SUWAS) een gesloten regeling. Werknemers die op 1 januari 2006 al gebruik maakten van SUWAS - of nog geen gebruik maakten maar wel al recht hadden – behouden het recht op deze regeling. Geboren voor 1950 Voor werknemers geboren voor 1950 blijft de oude regeling, inclusief SUWAS, BPL Flex en garantieregeling (voor aanvulling van het prepensioen tot VUT-niveau) van kracht. Wel is de uittreedleeftijd stapsgewijs verhoogd op basis van de volgende staffel: Geboortejaar (richt)uittreedleeftijd Via 1946 60 SUWAS 1947 60,5 SUWAS 1948 61 SUWAS 1949 61,5 SUWAS Geboren tussen 1950 en 1965 Voor deelnemers die op 31 december 2006 en 1 januari 2007 deelnamen aan de pensioenregeling en geboren zijn tussen 1950 en 1965, wordt extra pensioen ingekocht. Het overgangsrecht is een voorwaardelijk toezegging. De pensioenaanspraken worden pas toegekend op 31 december 2021 of – als een deelnemer eerder met pensioen gaat – op de ingangsdatum van het pensioen. Met ingang van 1 januari 2013 is het voorwaardelijk pensioen met 18% gekort voor deelnemers geboren vanaf 1951. Financiering Voor deze overgangsregeling is een reserve gevormd. De premie voor de bestemmingsreserve VPL-pensioen bedraagt 1,25% van de loonsom en wordt volledig door de werkgever betaald. Voor werkgevers die vallen onder de cao voor de Tuinzaadbedrijven zijn afwijkende afspraken gemaakt. Hiervoor geldt de premieverdeling zoals vastgelegd in de meest recente cao voor de Tuinzaadbedrijven. De kosten voor de toekenning van deze pensioenen worden onttrokken aan deze reserve. Jaarlijks wordt aan de bestemmingsreserve een rendement toegekend dat gelijk is aan het rendement van BPL over de hele portefeuille inclusief de rendementen over de hedge-portefeuille. Er zijn namelijk geen afzonderlijke beleggingen aan deze reserve toegewezen, waardoor geen apart rendement voor deze reserve kan worden vastgesteld. De verplichting is in de jaarrekening opgenomen onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen. Deze bevat de contante waarde van de overgangsmaatregelen, rekening houdend met ontslagkansen. De hoogte van de verplichting wordt jaarlijks bepaald: zo kan het fonds rekening houden met werknemers die inmiddels niet meer voor de overgangsmaatregelen in aanmerking komen. Ook kan het fonds zo jaarlijks bepalen of de voorziening in 2021 voldoende is voor financiering van de volledige last van de overgangsmaatregelen. Het bestuur heeft vastgesteld dat de premie van 1,25% naar verwachting voldoende is om de overgangsmaatregelen te financieren. 4.2.9 Premievrijstelling Als de deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Premievrije opbouw tijdens het tweede jaar van ziekte en tijdens WAO en WIA vindt plaats over het volledige loon voorafgaand aan de ziekte. Ook voor het dekken van het overlijdensrisico bij partnerpensioen gaat het fonds uit van deze grondslag. De premievrijstellingsregeling bij arbeidsongeschiktheid die gold vóór 1 januari 2006 is voor bestaande gevallen gehandhaafd. Wanneer een deelnemer een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt voorziet het reglement in premievrije opbouw gedurende maximaal een half jaar. BPL JAARVERSLAG 2013 49 4.2.10 Arbeidsongeschiktheidspensioen voor 1 januari 2006 Deelnemers die op 1 januari 2006 al een WAO-uitkering hadden, behouden hun arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). De premieheffing voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is op 1 januari 2006 beëindigd. De arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor volledig arbeidsongeschikten gaan uit van een loondervingniveau van 75%. 4.2.11 Anw-hiaat regeling Als een deelnemer vóór pensionering komt te overlijden en de partner geen of gedeeltelijk recht heeft op een Anw-uitkering van de overheid, kan deze in aanmerking komen voor reparatie van het Anw-hiaat. De regeling biedt een aanvulling op de Anw-uitkering. 4.3 Wijzigingen statuten en reglementen 4.3.1 Pensioenreglement Het pensioenreglement regelt de verhouding tussen de deelnemers en het pensioenfonds. Het bepaalt welke aanspraken de deelnemers aan de pensioenregeling ontlenen en welke verplichtingen zij hebben. Het pensioenreglement is in 2013 als volgt gewijzigd: 1. De pensioenrichtleeftijd is verhoogd van 65 naar 67 jaar; 2. Het verlagen van het opbouwpercentage van 2,0% naar 1,95%; 3. Het wezenpensioen wordt voortaan uitgekeerd tot het bereiken van de 24-jarige leeftijd; 4.De mogelijke periode voor vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw voor ondernemers is onder voorwaarden verlengd van drie naar tien jaar; 5. Het voorwaardelijk ouderdomspensioen voor deelnemers geboren tussen 1951 en 1965 is met 18% verlaagd; 6.Het pensioenreglement is in zijn geheel geactualiseerd. De opbouw is aangepast en er zijn tekstuele aanpassingen doorgevoerd. 4.3.2 Uitvoeringsreglement Het uitvoeringsreglement regelt de afspraken tussen de werkgevers en het fonds (de pensioenuitvoerder). Het uitvoeringsreglement is in 2013 niet aangepast. 4.3.3 Statuten De statuten zijn in 2013 niet notarieel aangepast. 4.4 Overige ontwikkelingen in de pensioenuitvoering 4.4.1 Vrijwillige aansluitingen In het verslagjaar zijn 33 verzoeken voor vrijwillige aansluiting bij het pensioenfonds ontvangen. Aansluiting gebeurt op grond van een van de drie in het uitvoeringsreglement genoemde voorwaarden. 4.4.2 Collectieve waardeoverdrachten In het verslagjaar is er 1 verzoek tot inkomende collectieve waardeoverdracht afgerond. Er is 1 nieuw verzoek binnengekomen. Het bestuur hanteert bij verzoeken tot collectieve waardeoverdracht het in 2006 vastgestelde beleid. Dit betekent dat inkomende en uitgaande waardeoverdrachten ‘tegen dekkingsgraad’ plaatsvinden. Het bestuur kan op verzoek een korting 50 BPL JAARVERSLAG 2013 verlenen. Bij de beoordeling van zo’n verzoek houdt het fonds rekening met in het verleden verleende premiekortingen en de samenstelling van het deelnemersbestand. 4.4.3 Kosten Pensioenbeheer De Pensioenfederatie beveelt aan om de kosten van het Pensioenbeheer per deelnemer weer te geven. Tot de deelnemers worden gerekend de actieve deelnemers en de gepensioneerden. Voor het Pensioenbeheer bedroegen de kosten in 2013 per deelnemer volgens deze definitie € 101. Indien de kosten over de actieve deelnemers, gepensioneerden en/of slapers worden verdeeld, ontstaat het volgende beeld over de afgelopen vijf jaren: 2013 2012 2011 2010 2009 Kosten per actieve deelnemer 175 228 283 331 267 Kosten per actieve deelnemer en gepensioneerde 101 134 167 197 156 27 36 43 51 33 Kosten per actieve deelnemer, gepensioneerde en slaper 4.5 Overzicht deelnemers en pensioengerechtigden De volgende tabellen geven een weergave van de ontwikkeling van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds. Mutatieoverzicht deelnemers ArbeidsDeelnemers Gewezen ongeschikte (excl. AO) deelnemers deelnemers Gepensioneerden Totaal Stand per 1 januari 90.228 424.366 5.004 58.394 577.992 Toetreding / hertoetreding 11.846 -2.431 0 0 9.415 Pensionering -581 -2.084 -195 2.860 0 Arbeidsongeschiktheid -373 0 373 0 0 Revalidering 10 22 -32 0 0 Overlijden -104 -593 -43 -1.136 -1.876 Premievrij gemaakt door uitdienst -11.730 11.730 0 0 0 Overige oorzaken* -420 -3.265 33 -320 -3.972 88.876 427.745 5.140 59.798 581.559 Stand per 31 december 2013 * onder ‘overige oorzaken’ worden onder andere de mutaties uit hoofde van waardeoverdrachten, afkopen en pensioenbeëindigingen verantwoord. Aantal actieve deelnemers per 31 december 2013: 88.876 Verhouding man/vrouw 2013 2012 2011 2010 2009 2008 Mannen 66.300 67.675 67.124 67.474 62.182 67.036 Vrouwen 22.576 22.553 22.577 22.941 22.201 24.078 Totaal 88.876 90.228 89.701 90.415 84.383 91.114 BPL JAARVERSLAG 2013 51 Actieve deelnemers op basis van leeftijd: 2013 2012 Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal 20-25 9.463 2.417 11.880 9.744 2.403 12.147 25-30 9.060 2.405 11.465 9.753 2.530 12.283 30-35 7.779 2.319 10.098 7.992 2.390 10.382 35-40 7.014 2.377 9.391 7.297 2.415 9.712 40-45 8.114 3.121 11.235 8.569 3.202 11.771 45-50 8.344 3.419 11.763 8.433 3.379 11.812 50-55 7.328 2.986 10.314 7.211 2.941 10.152 55-60 5.290 2.203 7.493 5.181 2.079 7.260 60-65 3.469 1.231 4.700 3.495 1.214 4.709 65-70 439 98 537 0 0 0 Totaal 66.300 22.576 88.876 67.675 22.553 90.228 Aantal scheidingen Jaar Aantal 2011 1.657 2012 2.243 2013 2.627 Aantal deelnemers met vrijwillige voortzetting Jaar Aantal 2011 34 2012 39 2013 32 Aantal deelnemers met een excedentregeling Jaar Aantal 2011 1.462 2012 2.297 2013 2.052 Aantal deelnemers dat onder de overgangsregeling valt Categorie Aantal 2011 21.793 2012 21.080 2013 19.659 Aantal gemoedsbezwaarden Jaar Aantal 2011 297 2012 289 2013 298 Aantal arbeidsongeschikte deelnemers per 31 december 2013: 5.140 52 BPL JAARVERSLAG 2013 Aantallen premievrije voortzetting naar geslacht en in procenten van het aantal actieve deelnemers 2013 2012 2011 2010 2009 Mannen 3.533 3.446 3.572 3.807 3.964 Vrouwen 1.607 1.558 1.341 1.418 1.462 Totaal 5.140 5.004 4.913 5.225 5.426 Mannen in % 5,3% 5,1% 5,3% 6,0% 5,8% Vrouwen in % 7,1% 6,9% 5,8% 6,2% 6,0% Totaal in % 5,8% 5,5% 5,5% 6,0% 5,8% Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid naar leeftijdsklasse, mannen en vrouwen 2013 2012 2011 2010 2009 M 4 0 1 2 4 V 1 0 0 0 0 M 17 4 12 21 22 V 2 1 2 5 5 M 40 28 41 46 56 V 21 24 20 31 37 M 120 100 93 167 205 V 107 104 62 108 134 M 299 273 285 373 427 V 233 214 181 179 162 M 516 466 543 618 608 V 242 204 176 184 197 M 707 601 704 807 842 V 270 220 203 246 243 M 796 727 978 1.089 1.167 V 286 286 338 373 400 M 990 1.247 1.322 1.137 1.132 V 426 505 395 337 334 M 44 0 0 0 0 V 19 0 0 0 0 Totaal mannen 3.533 3.446 3.979 4.260 4.463 Totaal vrouwen 1.607 1.558 1.377 1.463 1.512 5.140 5.004 5.356 5.723 5.975 20-25 25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 50-55 55-60 60-65 65-70 BPL JAARVERSLAG 2013 53 Aantal pensioengerechtigden per 31 december 2013: 59.798 2013 2012 2011 2010 2009 39.735 38.677 35.600 33.631 32.363 n.v.t. n.v.t. 974 953 706 16.086 15.526 16.852 16.995 16.745 Wezenpensioen 1.195 1.115 946 881 735 AOP 2.782 3.076 3.321 3.548 3.586 Anw n.v.t. n.v.t. 506 492 436 59.798 58.394 58.199 56.500 54.571 Ouderdomspensioen* BPL-Flexpensioen Nabestaandenpensioen** * vanaf ultimo 2012 inclusief flexpensioen ** vanaf ultimo 2012 inclusief ANW Aantal gewezen deelnemers per 31 december 2013: 427.745 2013 2012 2011 2010 2009 Mannen 300.388 297.727 308.228 310.042 381.283 Vrouwen 127.357 126.639 127.765 126.303 159.934 Totaal 427.745 424.366 435.993 436.345 541.217 4.6 Overzicht werkgevers Aantal werkgevers die in 2013 een factuur hebben ontvangen: 12.993 Werkgevers naar aantal werknemers Aantal werknemers Aantal Percentage 1- 4 werknemers 8.448 65,0% 5- 9 werknemers 2.328 17,9% 10- 24 werknemers 1.578 12,2% 25- 49 werknemers 432 3,4% 50- 99 werknemers 147 1,1% 100- 249 werknemers 43 0,3% 250- 499 werknemers 13 0,1% 4 0,0% Meer dan 500 werknemers 54 BPL JAARVERSLAG 2013 Aantal werkgevers en werknemers per CAO 2013 2012 aantal aantal aantal aantal werkgevers werknemers werkgevers werknemers Glastuinbouw 2.630 21.507 2.684 21.545 Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen 2.106 19.154 2.130 19.065 Hoveniersbedrijven 2.527 13.544 2.531 13.442 Open teelten Tuinbouw 1.573 5.449 1.548 5.140 Open teelten Boomkwekerij 1.078 5.087 1.099 4.980 Dierhouderij 2.382 7.196 2.298 6.475 520 2.293 538 2.318 68 4.086 68 3.947 1.015 2.636 1.015 2.539 196 2.748 198 2.672 35 2.103 35 2.451 Paddestoelen 138 2.309 146 2.211 Bloembollengroothandel 100 1.350 97 1.384 Geen cao van toepassing 53 3.058 57 8.951 Overig 91 4.871 95 4.794 Totaal 14.512 97.391 14.539 101.914 Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven Open teelten Landbouw Bos en Natuur Bedrijfsverzorgingsdiensten Het aantal werkgevers is lager dan het aantal werkgevers op pagina 2, omdat in bovenstaand overzicht de ambtshalve aansluitingen en de werkgevers zonder personeel niet zijn meegeteld. Het aantal werkgevers is licht hoger ten opzichte van de tabel met de verdeling naar aantal werknemers doordat op een aantal werkgevers meerdere cao’s van toepassing zijn. Het aantal werknemers is hoger dan het aantal werknemers op pagina 2, omdat een werknemer bij meerdere werkgevers en/of sectoren werkzaam kan zijn. Het aantal werknemers ultimo 2013 wordt weergegeven exclusief 30.005 aspirant-werknemers (werknemers die nog niet de vereiste leeftijd hebben bereikt om deel te mogen nemen aan de pensioenregeling). BPL JAARVERSLAG 2013 55 Verdeling loonsom per CAO Glastuinbouw 527.314.012 Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem. 591.888.614 Hoveniersbedrijven 377.611.176 Open teelten Tuinbouw 108.133.611 Open teelten Boomkwekerij 119.173.312 Dierhouderij 161.949.092 Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven 62.477.687 179.035.667 Open teelten Landbouw 57.292.412 Bos en Natuur 96.042.666 Bedrijfsverzorgingsdiensten 69.904.298 Paddestoelen 32.811.800 Bloembollengroothandel 44.520.550 Overig 144.551.296 Totaal 2.572.706.192 In 2012 zijn onder de categorie dierhouderij de bedrijven vallend onder de cao van Rundveeverbetering en Varkensverbetering ondergebracht. Dat is in 2013 niet het geval, deze bedrijven zijn onder de categorie ‘overig’ geschaard. Glastuinbouw Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem. Hoveniersbedrijven Open teelten Tuinbouw Open teelten Boomkwekerij Dierhouderij Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven Open teelten Landbouw Bos en Natuur Bedrijfsverzorgingsdiensten Paddestoelen Bloembollengroothandel Overig 56 BPL JAARVERSLAG 2013 Woerden, 26-06-2014 H.Th.J. VultoG.J.P.M. Roest WerkgeversvoorzitterWerknemersvoorzitter F.M. CrucqR. le Clercq Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid M. DaamenJ.W.J. van Leeuwen Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid J. MarisG.H. Koudys Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid H. Onstwedder Algemeen bestuurslid BPL JAARVERSLAG 2013 57 58 BPL JAARVERSLAG 2013 Deelnemersraad 5 BPL JAARVERSLAG 2013 59 5. Deelnemersraad 5.1 Inleiding De deelnemersraad is in 2013 betrokken geweest bij de advisering over diverse onderwerpen. De voorzitters en/of delegatie van het bestuur zijn bij twee van de vier vergaderingen van de deelnemersraad aanwezig geweest om de adviesaanvragen toe te lichten. Bij de vergadering van de deelnemersraad over het jaarverslag was de fondsaccountant aanwezig voor vragen en/of een toelichting. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de onderwerpen die in de deelnemersraad aan de orde zijn geweest. Vooruitlopend op de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft de deelnemersraad in 2013 zoveel mogelijk gezamenlijk vergaderd met het verantwoordingsorgaan BPL. 5.2 Verslag Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over de ABTN maart 2013. Desgevraagd is aan de raad een toelichting gegeven over de aanpassingen in de ABTN van de Technische Voorzieningen, reserves, doorsneepremie en het wettelijk vereist vermogen van het fonds. Jaarverslag 2012 De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over het jaarverslag 2012. Toeslag Gezien de financiële situatie van het fonds (herstelsituatie) heeft de deelnemersraad positief geadviseerd over het besluit van het bestuur om de basisregeling niet te indexeren. Statuten en reglementen De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over wijzigingen in het pensioenreglement. Wet versterking bestuur pensioenfondsen De deelnemersraad is in een vroeg stadium door het bestuur BPL betrokken bij de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. De raad heeft positief geadviseerd over de voorlopige keuze van het bestuur voor het paritaire bestuursmodel. Deze voorlopige keuze brengt de volgende wijzigingen met zich mee: - 1 zetel voor een vertegenwoordiger van gepensioneerden; - de mogelijkheid om maximaal 2 externe deskundigen (tijdelijk) toe te voegen aan het bestuur; - instellen Raad van Toezicht voor intern toezicht; - het VO als medezeggenschapsorgaan; - opheffen deelnemersraad BPL. Vacatievergoedingen bestuur BPL en deelnemersraad en verantwoordingsorgaan BPL De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over het nieuwe model vacatievergoedingen per 1 januari 2014. Goed pensioenfondsbestuur De deelnemersraad heeft in 2013 opleidingen gehad in de in te voeren Wet versterking bestuur pensioenfondsen, Vermogensbeheer en Verantwoord beleggen. Een afvaardiging uit de deelnemersraad heeft in 2013 de themabijeenkomsten van het platform voor deelnemersraden bijgewoond. 60 BPL JAARVERSLAG 2013 5.3 Jaarverslag 2013 In haar vergadering van 11 juni 2014 heeft de deelnemersraad besloten het bestuur positief te adviseren over het jaarverslag 2013. Bunnik, 11 juni 2014 Deelnemersraad Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw A. Th. Burger, voorzitter BPL JAARVERSLAG 2013 61 62 BPL JAARVERSLAG 2013 6 Verslag van het verantwoordingsorgaan BPL JAARVERSLAG 2013 63 6. Verslag van het verantwoordingsorgaan 6.1 Inleiding Het verantwoordingsorgaan heeft in 2013 haar oordeel over het beleid van het bestuur over diverse onderwerpen gegeven. De voorzitters en/of delegatie van het bestuur zijn bij twee van de vier vergaderingen van het verantwoordingsorgaan aanwezig geweest om het beleid toe te lichten. Bij de vergadering van het verantwoordingsorgaan over het jaarverslag 2012 was de fondsaccountant aanwezig voor vragen en/of een toelichting. Vooruitlopend op de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het verantwoordingsorgaan in 2013 zoveel mogelijk gezamenlijk vergaderd met de deelnemersraad BPL. 6.2 Verslag Jaarverslag 2012 Aan de hand van het jaarverslag 2012 heeft het verantwoordingsorgaan positief geoordeeld over het door het bestuur in 2012 gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Wet versterking bestuur pensioenfondsen Het verantwoordingsorgaan is in een vroeg stadium door het bestuur BPL betrokken bij de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. Het verantwoordingsorgaan heeft positief geadviseerd over de voorlopige keuze van het bestuur voor het paritaire bestuursmodel. Deze voorlopige keuze brengt de volgende wijzigingen met zich mee: - 1 zetel voor een vertegenwoordiger van gepensioneerden; - de mogelijkheid om maximaal 2 externe deskundigen (tijdelijk) toe te voegen aan het bestuur; - instellen Raad van Toezicht voor intern toezicht; - het VO als medezeggenschapsorgaan; - opheffen deelnemersraad BPL. Vacatievergoedingen bestuur BPL en deelnemersraad en verantwoordingsorgaan BPL Het verantwoordingsorgaan BPL heeft positief geoordeeld over het bestuursbeleid inzake het nieuwe model vacatievergoedingen per 1 januari 2014. Goed pensioenfondsbestuur Het verantwoordingsorgaan heeft in 2013 opleidingen gehad in de in te voeren Wet versterking bestuur pensioenfondsen, Vermogensbeheer en Verantwoord beleggen. 6.3Bevindingen ten aanzien van het in 2013 gevoerde beleid Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen gedaan: Algemeen Het verantwoordingsorgaan is tevreden over de tijdigheid van aanleveren en de juistheid van het jaarverslag 2013, alsmede de overige stukken voor beoordeling van het gevoerde beleid. De informatievoorziening richting het verantwoordingsorgaan was in 2013 op orde. Wetgeving en reglementen In het verslagjaar zijn de statuten en reglementen aangepast. De aanpassingen zijn vooral het gevolg van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat deze aanpassingen juist zijn voorbereid en uitgevoerd. 64 BPL JAARVERSLAG 2013 Premiebeleid en toeslagbeleid In het najaar van 2012 hebben cao-partijen besloten om de premie voor 2013 te baseren op de marktrente en tevens de pensioenrichtleeftijd te verhogen van 65 jaar naar 67 jaar en het opbouwpercentage te verlagen van 2,0% naar 1,95%. Daarbij is het met ingang van 2012 toegestaan om de premie te baseren op de Ultimate Forward Rate in plaats van de zuivere marktrente. De UFR is voor langere looptijden beduidend hoger, zodat dit een drukkend effect heeft op de premie. Deze wijzigingen hebben uiteindelijk geleid tot een premieverhoging van 19,5% naar 21,7% van de pensioengrondslag én een verlaging van de VPL-premie van 2,3% naar 1,25% van het salaris. Cao-partijen hebben daarbij tevens afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de premie, inclusief de VPL-premie, en de onderlinge verdeling tot en met 2021 en verder. Het bestuur heeft naar het oordeel van het verantwoordingsorgaan bij het vaststellen van de premie voor 2013 een goede afweging gemaakt tussen de mogelijkheden en wensen. Over 2013 is in verband met het herstelplan geen toeslag verleend. Beleggingsbeleid Het vermogen van het fonds is goed belegd en het bestuur is voldoende ‘in control’ over het belegde vermogen. Wel constateert het verantwoordingsorgaan dat in 2013 het rendement voor enkele beleggingscategorieën wederom achter is gebleven bij de benchmark en vraagt hier blijvende aandacht voor. Het verantwoordingsorgaan is positief over de ontwikkelingen op het terrein van verantwoord beleggen. Het verantwoordingsorgaan vindt het belangrijk betrokken te zijn bij actuele ontwikkelingen op het gebied van beleggingen. Hetzelfde geldt voor de stand van de dekkingsgraad. Risicobeleid Het verantwoordingsorgaan is positief over het door het bestuur gevoerde risicobeleid in 2013. In 2013 is het initiatief gekomen om tijdelijk een risicomanager aan te stellen die de risicocommissie nader zal ondersteunen Op basis van de informatie die het daarover van het bestuur ontvangt, stelt het verantwoordingsorgaan vast dat het bestuur beslissingen over het te voeren risicobeleid nauwkeurig afweegt en de risicokaders zorgvuldig vaststelt. Financiële positie van het fonds De dekkingsgraad van BPL is licht verbeterd ten opzichte van afgelopen jaar. Dit herstel is mede te danken aan een aanpassing van het premiebeleid, het achterwege laten van indexaties en de ontwikkeling van de marktrente. Waar andere fondsen de pensioenen moesten verlagen, was dat voor BPL in 2013 niet aan de orde. Er is nog wel sprake van een reservetekort. BPL blijft aan het herstel van de financiële situatie van het fonds werken. Een goed en verantwoord beleggingsbeleid heeft blijvend de aandacht van het bestuur. Ook is opnieuw gekeken naar de inrichting van het risicomanagement voor het versterken van de interne beheersing. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur de ontwikkeling van de financiële positie nauwlettend volgt en zich uitgebreid laat informeren en adviseren om zodoende snel en adequaat te kunnen reageren op de ontwikkelingen. Goed Pensioenfondsbestuur Het bestuur voldoet in 2013 aan de collectieve eisen voor deskundigheid die opgelegd zijn door de Pensioenwet. Het bestuur vindt deskundigheid een belangrijk onderwerp en houdt zichzelf scherp door opleidingen te volgen. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat het bestuur open en prettig met het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad communiceert en het verantwoordingsorgaan voorziet in alle benodigde of gewenste informatie, ondersteuning en opleidingen. Het bestuur van het fonds heeft op deze bevindingen gereageerd. De reactie is te vinden in de volgende paragraaf. Conclusie Het verantwoordingsorgaan oordeelt positief over het door het bestuur in 2013 gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Bunnik, 11 juni 2014 Verantwoordingsorgaan Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Namens dit orgaan: S. Binda G.H. Schrijver A.Th. Burger BPL JAARVERSLAG 2013 65 6.4 Reactie van het bestuur op de rapportage van het verantwoordingsorgaan Het bestuur spreekt haar waardering uit over de zorgvuldige en weloverwogen wijze waarop het verantwoordingsorgaan dit jaar tot zijn bevindingen en oordeel is gekomen. Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van het positieve oordeel. Het bestuur BPL bedankt het verantwoordingsorgaan voor het gestelde vertrouwen. Algemeen Het bestuur heeft de intentie de informatievoorziening en het overleg met het verantwoordingsorgaan te blijven verbeteren. De leden van het verantwoordingsorgaan zullen maandelijks op de hoogte gehouden worden van de dekkingsgraad en de beleggingen van het fonds. Premiebeleid en toeslagbeleid Het bestuur BPL volgt nauwlettend de ontwikkelingen en wetgeving die de premie van het fonds beïnvloeden. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen die toekomstige toeslagverlening beïnvloeden. Het zal het verantwoordingsorgaan informeren over beleidskeuzes die in dat verband gemaakt dienen te worden. Financiële positie van het fonds Het bestuur blijft de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds nauwlettend volgt en zal zich uitgebreid laten informeren en adviseren om zodoende snel en adequaat te kunnen reageren op de ontwikkelingen. Situatie per 1 juli 2014 Naar aanleiding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen verdwijnen de deelnemersraad en het huidige verantwoordingsorgaan per 1 juli 2014. De taken van de deelnemersraad worden grotendeels ondergebracht bij een nieuw op te richten verantwoordingsorgaan. Het bestuur bedankt de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan voor de vele inspanningen van de afgelopen jaren. 66 BPL JAARVERSLAG 2013 BPL JAARVERSLAG 2013 67 68 BPL JAARVERSLAG 2013 Jaarrekening 7 BPL JAARVERSLAG 2013 69 7. Jaarrekening 7.1 Balans per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 31-12-2013 Bedragen x € 1.000 a 31-12-2012 a ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] 10.824.055 10.614.722 Vorderingen en overlopende activa [2] 186.249 174.032 Overige activa [3] 56.825 62.234 11.067.129 10.850.988 TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves [4] 1.137.956 672.548 Technische voorzieningen [5] 9.402.473 9.682.237 Overige schulden en overlopende passiva [6] 526.700 496.203 11.067.129 10.850.988 TOTAAL PASSIVA (-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 80. 70 BPL JAARVERSLAG 2013 7.2 Staat van baten en lasten Bedragen x € 1.000 2013 a 2012 a a a Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds (7) 369.032 356.224 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (8) 39.152 1.061.656 Overige baten (9) 1.973 3.626 410.157 1.421.506 Totaal baten Lasten -Pensioenuitkeringen (10) 208.445 196.522 -Pensioenuitvoeringskosten (11) 15.558 20.562 -Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (12) -Pensioenopbouw 305.833 318.437 -Toeslagverlening 2.566 1.975 -Rentetoevoeging 33.865 137.274 -Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten -207.566 -204.776 -Wijziging marktrente -384.814 474.854 938 -1.046 0 85.155 -22.737 -64.699 -7.849 0 -Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten -Aanpassing sterftekansen -Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen -Wijziging actuariële uitgangspunten (wijziging regeling) -279.764 747.174 Saldo overdracht van derden (13) -643 676 Overige lasten (14) 1.153 1.874 -55.251 966.808 465.408 454.698 Totaal lasten Saldo van baten en lasten (-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 102. Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve 284.049 174.654 Beleggingsreserve 150.138 198.456 29.163 81.588 2.058 0 465.408 454.698 Bestemmingsreserves ANW-hiaat reserve BPL JAARVERSLAG 2013 71 7.3 Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2013 Bedragen x € 1.000 a 2012 a a a Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Overig 369.897 362.555 13.996 2.203 4.147 11.278 388.040 376.036 Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen -207.145 -196.246 Betaald in verband met overdracht van rechten -13.311 -3.738 Betaalde pensioenuitvoeringskosten -16.646 -20.320 Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten 237.102 -220.304 150.938 155.732 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen 334.096 245.192 5.250.810 5.811.951 5.584.906 6.057.143 Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer -5.720.839 -6.193.516 -20.414 -16.901 -5.741.253 -6.210.417 -156.347 -153.274 Netto kasstroom -5.409 2.458 Mutatie liquide middelen -5.409 2.458 2013 2012 Liquide middelen primo boekjaar 62.234 59.776 Liquide middelen ultimo boekjaar 56.825 62.234 56.825 62.234 0 0 Totale kasstroom uit beleggingsactiveiten Samenstelling geldmiddelen Waarvan: Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers 72 BPL JAARVERSLAG 2013 7.4 Toelichting op de jaarrekening 7.4.1 Algemeen Activiteiten Het doel van het fonds, vanaf 16 januari statutair gevestigd in Woerden (tot 16 januari 2014: Zoetermeer), is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in branche landbouw verplicht gestelde aangesloten werkgevers. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 26 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting. 7.4.2 Grondslagen 7.4.2.1 Algemene grondslagen Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen BPL JAARVERSLAG 2013 73 financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2013 Gemiddeld 2013 31 december 2012 Gemiddeld 2012 CHF 1,2255 1,2162 1,2068 1,2104 DKK 7,4604 7,4607 7,4610 7,4467 GBP 0,8320 0,8216 0,8111 0,8232 144,8295 129,4125 113,9955 106,9376 NOK 8,3599 7,8485 7,3372 7,5423 PLN 4,1579 4,1191 4,0803 4,2690 SEK 8,8500 8,7134 8,5768 8,7380 USD 1,3780 1,3482 1,3184 1,3083 JPY Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Er is een presentatiewijziging doorgevoerd betreffende de beleggingsvorderingen, -schulden en - liquiditeiten. Deze zijn in voorgaande jaren ondergebracht bij de beleggingen aan de activazijde van de balans. In de jaarrekening 2013 zijn deze apart gepresenteerd onder de vorderingen, liquiditeiten en overige schulden en overlopende passiva. De aanpassing is met terugwerkende kracht doorgevoerd. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa/passiva of rechten en verplichtingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. 74 BPL JAARVERSLAG 2013 7.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks door deze deskundigen getaxeerd. Voor zover de taxaties intern verricht worden, wordt dezelfde methodiek gehanteerd als bij extern uitgevoerde taxaties. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waarde berekening gebruikt van de toekomstige kasstromen. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op marktwaarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Op vastgoedbeleggingen wordt niet afgeschreven. Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Vastgoed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van gedane uitgaven, inclusief bouwrente, waarbij wordt getoetst of die uitgaven tot waardewijzigingen leiden. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar actuele waarde geherwaardeerd. Objecten in het boekjaar verkocht maar met levering in het volgende boekjaar zijn niet als verkoop in het boekjaar verantwoord. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving. BPL JAARVERSLAG 2013 75 Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Hedge funds worden gewaardeerd tegen reële waarde. De reële waarde is de intrinsieke waarde van de onderliggende beleggingen van het betreffende fonds. Indien de waarderingsgrondslagen van hedge funds afwijken van de waarderingsgrondslagen van het fonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Niet beursgenoteerde belangen in infrastructuur beleggingen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen, de overige onderliggende activa en de onderliggende verplichtingen. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Deelnemingen worden op basis van de netto vermogenswaarde gewaardeerd Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Daarnaast worden hieronder opgenomen liquide middelen aangehouden voor beleggingsdoeleinden. Rekening- courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. 76 BPL JAARVERSLAG 2013 Algemene reserve De algemene reserve wordt gevoed door het resultaat, nadat de beleggingsreserve, de bestemmingsreserve Anw-hiaat, de bestemmingsreserve VPL-pensioen en de bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw op het juiste niveau zijn gebracht. Beleggingsreserve De beleggingsreserve is gelijk aan het vereist eigen vermogen verminderd met het minimum vereist eigen vermogen. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de beleggingsreserve minimaal gelijk is aan de reserves, die een pensioenfondsfonds moet aanhouden voor beleggingsrisico's in het FTK. Bestemmingsreserve ANW-hiaat Aan de bestemmingsreserve ANW-hiaat wordt toegevoegd/onttrokken het verschil tussen enerzijds de ANW-hiaat premie en toegerekende interest en anderzijds de toevoeging aan de ANW-hiaat voorziening, de toegerekende administratiekosten en de verrichte ANW-hiaat uitkeringen. Bestemmingsreserve VPL-pensioen De bestemmingsreserve VPL-pensioen dient ter financiering van toekomstige onvoorwaardelijke rechten uit hoofde van in het kader van de VPL-wetgeving voortgekomen overgangsmaatregelen. Toekomstige premiebaten voor VPL-rechten zullen aan deze bestemmingsreserve toegevoegd worden en toekenningen van VPL-rechten onttrokken. Bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw (VPO) De bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw heeft als doel de financiering van de toekomstige inkoop van rechten voor werkeloze deelnemers ter compensatie van het stopzetten van de wettelijke FVP-regeling. Deze reserve is gevormd met het batig saldo inzake de ontbinding van het Vacantiefonds voor den Landbouw. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: •De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB, rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen van 21,5. Per 30 september 2012 heeft DNB de wijze van vaststelling van de rentetermijnstructuur gewijzigd. DNB stelt de RTS vast met de Ultimate Forward Rate. Dit houdt in dat de rente voor lange looptijden beweegt richting 4,2%. BPL JAARVERSLAG 2013 77 • Overlevingstafels, te weten de AG-prognosetafels 2012-2062 met een correctie op de sterftekansen van 94% voor zowel mannen als vrouwen. Bij het bepalen van de technische voorziening wordt dan ook rekening gehouden met een voorzienbare trend in overlevingskansen welke zijn verwerkt in de genoemde prognosetafel 2012-2062. •Voor de berekening van de technische voorziening voor nog niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt een partnerfrequentie gehanteerd zoals gepubliceerd bij de overlevingstafels van het AG over de waarnemingsperiode 1985-1990. Tot de 60-jarige leeftijd worden de frequenties voor mannen vermenigvuldigd met 70% en voor vrouwen met 50%. Van 60 tot 67 jaar geldt een gehuwdheidsfrequentie van 100%. • Voor uitgesteld wezenpensioen bedraagt de technische voorziening 5% van de uitgesteld partnerpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen. •Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. •Kostenopslag ter grootte van 2% van de technische voorziening in verband met toekomstige excassokosten. In de actuarieel benodigde premie is een opslag van 1,4% van de pensioengrondslagen begrepen voor lopende kosten. • Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. 7.4.2.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Eventuele opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. 78 BPL JAARVERSLAG 2013 Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de stijging van het CBS- consumentenprijsindexcijfer (CPI). De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente van de RTS aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten (wijziging regeling) Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. BPL JAARVERSLAG 2013 79 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 7.4.2.4 Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. De liquide middelen primo en ultimo boekjaar bestaan uit liquide middelen op de bankrekening van het pensioenfonds en beleggingsliquiditeiten. 7.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013 ACTIVA 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal € € € € € € 1.859.847 2.858.278 5.235.936 -55.185 260.505 10.159.381 Aankopen 75.398 1.199.188 2.023.047 1.608.542 814.665 5.720.839 Verkopen -17.400 -1.286.643 -1.624.937 -1.530.943 -792.087 -5.252.010 Herwaardering -90.832 407.337 -192.642 -412.359 3.362 -285.135 0 0 -736 0 0 -735 1.827.013 3.178.160 5.440.668 -389.945 286.445 10.342.340 Overige mutaties Stand per 31 december 2013 Schuldpositie derivaten (credit) 481.715 10.824.055 80 BPL JAARVERSLAG 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal € € € € € € Stand per 1 januari 2012 1.800.444 1.975.004 4.368.951 527.554 306.206 8.978.159 Aankopen 145.652 1.159.994 2.479.279 1.194.022 1.214.570 6.193.517 Verkopen -13.336 -487.830 -2.008.928 -2.024.831 -1.276.754 -5.811.679 Herwaardering -72.913 211.110 396.422 248.116 16.483 799.218 0 0 212 -46 0 166 1.859.847 2.858.278 5.235.936 -55.185 260.505 10.159.381 Overige mutaties Stand per 31 december 2012 Schuldpositie derivaten (credit) 0455.341 10.614.722 31-12-2013 31-12-2012 € € 1.528.595 1.573.559 233.123 243.105 65.295 43.183 1.827.013 1.859.847 Vastgoedbeleggingen Directe vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed Vastgoedbeleggingen in ontwikkeling Gedurende het boekjaar is 99,54% (2012: 99,50%) van het direct vastgoed getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs en is 0,46% (2012: 0,50%) intern getaxeerd. Deze taxaties vinden jaarlijks plaats. 31-12-2013 31-12-2012 € € 2.551.172 2.257.710 64.563 56.242 562.425 544.326 3.178.160 2.858.278 Aandelen Beursgenoteerde aandelen Private equity Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen BPL JAARVERSLAG 2013 81 Vastrentende waarden Staatsobligaties 3.142.141 2.990.317 717 731 Leningen op schuldbekentenis 15.065 19.801 Bedrijfsobligaties (Credit funds) 884.987 1.009.803 Covered Fondsen 395.489 218.664 Obligatiebeleggingen 582.094 537.417 Inflation linked bonds 414.019 459.203 6.156 0 5.440.668 5.235.936 Valutaderivaten 11 0 Rentederivaten 91.759 400.156 91.770 400.156 Hypothecaire leningen Overige Derivaten 31-12-2013 31-12-2012 € € Overige beleggingen Deelnemingen 611 2.500 Infrastructuur 149.885 161.784 Beleggingsfondsen (Geldmarktfondsen) 135.949 96.221 286.445 260.505 Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. In onderstaande tabel wordt een verdeling weergegeven van de activa met de volgende indeling: Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt; Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata of in het geval van beleggingsinstellingen aan de hand van de intrinsieke waarde waartegen de aandelen kunnen worden verhandeld; Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Als gevolg van wijzigingen in de regelgeving is de presentatie ten opzichte van vorig jaar gewijzigd. De vergelijkende cijfers zijn eveneens aangepast. Op onderstaande tabellen is het look-through principe niet toegepast. 82 BPL JAARVERSLAG 2013 Per 31 december 2013 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Totaal 33.215 0 1.793.797 1.827.012 Aandelen 2.551.172 562.426 64.563 3.178.160 Vastrentende waarden 4.842.792 580.461 64.563 5.440.668 Derivaten 0 -389.945 0 -389.945 Overige beleggingen 0 135.949 150.495 286.445 7.427.179 888.891 2.026.270 10.342.340 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Totaal 31.409 0 1.828.438 1.859.847 Aandelen 2.257.710 544.326 56.242 2.858.278 Vastrentende waarden 4.677.987 537.417 20.532 5.235.936 Derivaten 0 -55.185 0 -55.185 Overige beleggingen 0 96.221 164.284 260.505 6.967.106 1.122.779 2.069.496 10.159.381 Vastgoedbeleggingen Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Overige toelichtingen Vastgoed Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en -technieken betreft voornamelijk direct vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatie waarde. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert binnen, de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen. Aandelen Van de belegde waarde in aandelen staat de waarde van private equity beleggingen opgenomen als vastgesteld op basis van 'waarderingsmodellen en -technieken'. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving. Vastrentende waarden Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld betreft hoofdzakelijk de leningen op schuldbekentenissen en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat reeds vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de rentevoet welke hierbij wordt gehanteerd: 2013: 2,23 2012: 1,50 Derivaten Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen. Deze kasstromen worden op basis van de zero coupon swapcurve contant gemaakt. BPL JAARVERSLAG 2013 83 Overige beleggingen Het niet marktgenoteerde deel van de overige beleggingen betreft beleggingen in infrastructuur. Het fonds neemt alleen via tussenkomst van externe fondsbeheerders deel in infrastructurele beleggingen. Voor de waardering van deze beleggingen wordt uitgegaan van de waardebepaling welke is opgesteld ten behoeve van deze externe fondsbeheerders. De waardering vindt plaats op basis van fair value. De wijze waarop de fair value wordt bepaald is afhankelijk van de externe fondsbeheerder en van de aard van de belegging. De volgende variabelen kunnen hierbij een rol spelen: de aanschafwaarde voor wat betreft recente investeringen; toekomstige kasstromen; waarde van de activa; waardering van vergelijkbare objecten. 31-12-2013 31-12-2012 € € 2. Vorderingen en overlopende activa Premievordering werkgevers Vorderingen uit hoofde van waardeoverdrachten Beleggingsdebiteuren Overige vorderingen en overlopende activa 70.119 66.836 146 189 115.120 106.364 864 642 186.249 174.032 73.249 -3.130 70.212 -3.376 70.119 66.836 3.665 3.107 Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Vordering op de werkgever(s) Vorderingen op werkgever(s) Voorziening dubieuze debiteuren Beleggingsdebiteuren Te ontvangen dividend 101.815 94.941 Te vorderen dividend- en couponbelasting Lopende interest 1.363 685 Huurpenningen 2.087 1.767 Overige 6.190 5.865 115.120 106.364 Liquide middelen 28.661 28.425 Beleggingsliquiditeiten 28.164 33.809 56.825 62.234 3. Overige activa De liquiditeiten staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing. 84 BPL JAARVERSLAG 2013 PASSIVA 4. Stichtingskapitaal en reserves Algemene Beleggings- Bestemmings- ANW-hiaat reserve reserve reserves Stand per 1 januari 2012 Totaal reserve -1.122.502 1.176.422 163.930 0 217.850 174.654 198.456 81.588 0 454.698 -947.848 1.374.878 245.518 0 672.548 284.049 150.138 29.163 2.058 465.408 0 0 -9.488 9.488 0 -663.799 1.525.016 265.193 11.546 1.137.956 Bestemming van saldo baten en lasten Stand per 1 januari 2013 Bestemming van saldo baten en lasten Overige mutaties Stand per 31 december 2013 De bestemmingsreserves ultimo 2013 bestaan uit de bestemmingsreserve VPL pensioen en de bestemmingsreserve VPO. Ultimo 2012 was hierin ook nog ook nog opgenomen de bestemmingsreserve ANW-hiaat vanwege onzekerheid over de omvang van de verplichtingen. Ultimo 2013 is dat niet meer het geval en wordt hiervoor een separate reserve opgenomen. Onderstaand wordt per bestemmingsreserve het verloop weergegeven. 2013 2012 € € Bestemmingsreserve ANW-hiaat Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten Overige mutaties 9.488 475 0 9.013 -9.488 0 0 9.488 De overige mutatie betreft de herbestemming van het saldo van de ANW-hiaat reserve van bestemmingsreserve naar algemene reserve per ultimo boekjaar 2012 . Bestemmingsreserve VPL pensioen Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten 232.029 159.454 29.163 72.575 261.192 232.029 De financiering van de VPL rechten vindt plaats op basis van een separate premie die in rekening wordt gebracht bij de werkgever. Uit een door het bestuur uitgevoerde analyse blijkt dat de te ontvangen premie, op basis van de in 2013 geldende uitgangspunten, voldoende is om de toekomstige verplichtingen te financieren. De bestemming van het saldo van baten en lasten bestaat uit de volgende componenten: - premie 32.068 - rendement 1.353 - inkoop rechten -4.258 BPL JAARVERSLAG 2013 85 Bestemmingsreserve VPO Stand per begin boekjaar 4.001 4.001 De bestemmingsreserve VPO wordt in 2014 aangewend, aan deze reserve wordt geen rendement toegerekend. Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan In bovenstaande opstelling is het aanwezig vermogen na aftrek van de bestemmingsreserves in totaal € 872.763 (2012: € 427.030). Vanwege de aard van de bestemmingsreserves, welke dienen ter financiering van aanspraken die in de toekomst het karakter van pensioenaanspraken krijgen, kunnen deze niet dienen ter dekking van de reeds bestaande pensioenaanspraken en tellen daarom niet mee voor de bepaling van de dekkingsgraad. De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB met dien verstande dat er aanpassingen gedaan zijn om rekening te houden met inflatie-gerelateerde beleggingen en het actief beheer van de aandelenportefeuille. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december: Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen 2013 2012 € € 1.137.956 672.548 412.544 422.270 1.937.558 1.803.879 De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Vanwege het ontstane dekkingstekort is per 31 augustus 2011 een (korte termijn) herstelplan opgesteld waarmee DNB heeft ingestemd. Vanwege het dekkingstekort was premiekorting niet langer toegestaan en diende de gedempte premie naar een kostendekkend niveau gebracht te worden. De hiertoe getroffen maatregelen betreffen een éénmalige verlaging van het opbouwpercentage in 2012 van 2,0% naar 1,85% en een verhoging met terugwerkende kracht van de premie in 2011 van 16,8% naar 18,15% van de pensioengrondslag. Voor 2013 gold een premie van 21,7% van de pensioengrondslag. Daarnaast is in 2013 een extra premie geïnd van 1,25% van het salaris ten behoeve van de financiering van de VPL-overgangsrechten. In februari 2013 is een evaluatie van het herstelplan ingediend bij DNB. DNB is van mening dat uit de evaluatie blijkt dat het pensioenfonds op basis van de huidige dekkingsgraad binnen de wettelijke termijn kan herstellen. De verwachte dekkingsgraad ultimo 2013 zoals gedefinieerd in het bij DNB ingediende herstelplan bedraagt 111,6%. De werkelijke dekkingsgraad ultimo 2013 bedraagt 109,3%. 86 BPL JAARVERSLAG 2013 5. Technische voorzieningen 2013 2012 € € Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar 9.682.237 8.935.062 Pensioenopbouw 305.833 318.437 Toeslagverlening 2.566 1.975 Rentetoevoeging 33.865 137.274 Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten -207.566 -204.776 Wijziging marktrente -384.814 474.854 938 -1.046 0 85.155 -22.737 -64.699 -7.849 0 9.402.473 9.682.237 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Wijziging actuariële uitgangspunten (wijziging regeling) Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde discontovoet 2,9% (2012: 2,5%). De voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds heeft een langlopend karakter. De duration van de verplichtingen bedraagt 21,5 (2012: 20,1) Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Toeslagverlening Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de stijging van het CBS- consumentenprijsindexcijfer (CPI). De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2012: 1,544%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. BPL JAARVERSLAG 2013 87 Rentepercentage per 31 december 2012 2,50 2013 2,90 Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeids-ongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. In 2013 is de regeling aangepast waarbij onder andere de pensioenleeftijd is verhoogd. De resultaten die de wijziging op de voorziening heeft, worden hieronder verantwoord. 2013 2012 a a Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen 15.261 686 Onttrekking aan de technische voorzieningen -14.323 -1.732 938 -1.046 -12.616 -11.500 25.376 -6.203 -35.497 -46.996 -22.737 -64.699 Aanpassing sterftekansen In 2013 is er geen wijziging geweest van de gehanteerde sterftekansen. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen: Sterfte Mutaties Overige technische grondslagen De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld: 2013 2012 Aantallen a Aantallen a Actieven 3.614.437 88.876 4.339.619 90.228 Gepensioneerden 2.849.994 59.798 2.657.040 58.394 Slapers 2.938.042 400.118 2.685.578 424.36632 Overige 0 5.140 0 5.004 9.402.473 553.932 9.682.237 577.992 Voorziening voor pensioenverplichtingen Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. 88 BPL JAARVERSLAG 2013 Volledige toeslagverlening % Toegekende Cumulatief Verschil toeslagen % verschil % % Actieve deelnemers 2009 0,10 0,10 - - 2010 1,40 - 1,40 1,40 2011 2,50 - 2,50 3,94 2012 2,10 - 2,10 6,12 2013 1,10 - 1,10 7,29 Volledige toeslagverlening % Toegekende Cumulatief Verschil toeslagen % verschil % % Pensioengerechtigden 2009 0,10 0,10 - - 2010 1,40 - 1,40 1,40 2011 2,50 - 2,50 3,94 2012 2,10 - 2,10 6,12 2013 1,10 - 1,10 7,29 31-12-2013 31-12-2012 a a 6. Overige schulden en overlopende passiva Crediteuren 8.657 4.901 Waardeoverdrachten 14 14 Pensioenuitkeringen 678 372 481.715 455.341 22.197 25.980 Belastingen en premies sociale verzekeringen 5.119 4.126 Overige schulden en overlopende passiva 8.320 5.469 526.700 496.203 Derivaten Beleggingscrediteuren De post crediteuren bestaat voornamelijk uit nog te betalen kosten vermogensbeheer ultimo 2013 en terug te betalen pensioenpremies werkgevers. Onder de post 'Overige schulden en overlopende passiva' is een raming voor nog te betalen kosten vermogensbeheer over het vierde kwartaal 2013 opgenomen van a 2,7 mln. Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar, met uitzondering van de derivaten. BPL JAARVERSLAG 2013 89 Beleggingscrediteuren Nog af te wikkelen transacties 2.663 0 Lopende interest 5.559 10.772 Huurpenningen 1.453 1.235 12.523 13.972 22.197 25.980 Overige 7.4.4 Risicobeheer Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: -beleggingsbeleid -premiebeleid -herverzekeringsbeleid -toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALMstudies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario's. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico's. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Solvabiliteitsrisico's Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. 90 BPL JAARVERSLAG 2013 De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2013 2012 % % Dekkingsgraad per 1 januari 104,4 100,6 Premie 0,2 -0,2 Uitkering 0,1 - Toeslagverlening - - Korting van aanspraken en rechten - - 0,2 10,2 - - 4,3 -9,1 Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen - 4,0 Aanpassing levensverwachting - - 0,1 -1,1 109,3 104,4 Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke rest-risico's (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10². 2013 2012 a a Vereist eigen vermogen (buffer) 1.973.559 1.803.879 Voorziening pensioenverplichting 9.402.473 9.682.237 Vereist pensioenvermogen 11.376.032 11.486.116 Aanwezig eigen vermogen 872.763 427.030 1.100.796 1.376.849 Tekort De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke/strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie. In bovenstaande opstelling is het aanwezig vermogen na aftrek van de bestemmingsreserves van in totaal a 276.634 (2012: € 245.518). Deze reserves kunnen niet gebruikt worden ter dekking van toekomstige tegenvallers en tellen daarom niet mee bij de bepaling van de dekkingsgraad. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico's derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe. Inflatie gerelateerde producten worden afwijkend behandeld en er wordt een correctie toegepast voor het actief beheer van de aandelenportefeuille. BPL JAARVERSLAG 2013 91 Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Het fonds heeft via een rentehedge het renterisico beperkt. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn namelijk niet in dezelfde mate gevoelig voor rentebewegingen. Daardoor kan de dekkingsgraad sterk meebewegen met rentebewegingen en loopt het fonds een groter risico om in een dekkingstekort te komen. Dit renterisico kan worden verkleind door de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in overeenstemming te brengen met de looptijd van de verplichtingen. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is erop gericht om de 'duratie-mismatch' te verkleinen door het renterisico af te dekken, waarbij het percentage renteafdekking minder wordt naarmate de rente lager is. De gedachte daarbij is dat bij een lage rente de kans toeneemt dat de rente weer zal stijgen en dat dan bij een lagere afdekking meer geprofiteerd wordt van de rentestijging. De renteafdekking kan gerealiseerd worden door meer langlopende obligaties te kopen in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duratie van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Daarnaast kan het fonds het renterisico op de vastrentende waarden afdekken (het eigen vermogen is ongevoelig voor de renteveranderingen, maar de dekkingsgraad niet) of de dekkingsgraad afdekken. De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat: 31-12-2013 a 31-12-2012 Duratie a Duratie Vastrentende waarden (vóór derivaten) 5.440.668 7,9 5.235.936 8,0 Vastrentende waarden (na derivaten) 5.050.725 11,1 5.180.751 11,0 (Nominale) pensioenverplichtingen 9.402.473 21,5 9.682.237 20,1 92 BPL JAARVERSLAG 2013 De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2013 % a Resterende looptijd < 1 jaar 31-12-2012 % a 158.917 2,9 233.593 4,5 Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar 1.624.205 29,9 1.355.620 25,9 Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar 3.657.546 67,2 3.646.723 69,6 5.440.668 100,0 5.235.936 100,0 De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: 31-12-2013 a Resterende looptijd < 5 jaar % 31-12-2012 % a 991.867 10,6 852.987 8,8 Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar 1.130.393 11,9 1.224.257 12,7 Resterende looptijd > 10 en < 20 jaar 2.498.625 26,6 2.663.518 27,5 Resterende looptijd > 20 jaar 4.781.588 50,9 4.941.475 51,0 9.402.473 100,0 9.682.237 100,0 Risico zakelijke waarden (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten. BPL JAARVERSLAG 2013 93 Valutarisico (S3) Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2013 circa 25, 7% (2012: 22,9%). De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2013 ValutaTotaal derivaten Netto positie Voor afdekking Afdekking Na afdekking a a a EUR 7.772.280 0 7.772.280 GBP 592.934 0 592.934 JPY 148.905 0 148.905 USD 1.135.852 -1.703 1.134.149 AUD 41.596 0 41.596 CAD 47.491 0 47.491 CHF 175.629 0 175.629 PHP 0 1.617 1.617 PLN 28.450 0 28.450 SEK 29.993 0 29.993 BRL 32.889 -920 31.969 MXN 24.992 931 25.923 432.418 0 432.418 10.463.429 -75 10.463.354 Overige De positie in categorie 'Overig' betreft een investering in een aandelenbeleggingsfonds Emerging Markets. Voor dit fonds is meer gedetailleerde informatie niet beschikbaar. 94 BPL JAARVERSLAG 2013 De valutapositie per 31 december 2012 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2012 ValutaTotaal derivaten Netto positie Voor afdekking Afdekking Na afdekking a a a EUR 7.922.669 0 7.922.669 GBP 618.625 0 618.625 JPY 114.912 0 114.912 USD 825.119 0 825.119 AUD 23.070 0 23.070 CAD 25.184 0 25.184 CHF 193.375 0 193.375 DKK 12.471 0 12.471 HKD 4.636 0 4.636 NOK 42.158 0 42.158 PLN 1 0 1 SEK 35.641 0 35.641 SGD 7.582 0 7.582 448.133 0 448.133 10.273.576 0 10.273.576 Overige Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: 2013 % a EU-landen 2012 % a 1.687.857 53,2 1.536.453 53,7 64.563 2,0 56.242 2,0 Noord-Amerika 953.368 30,0 670.650 23,5 Asia Pacific 166.086 5,2 123.727 4,3 Australasia 38.361 1,2 23.073 0,8 267.925 8,4 448.133 15,7 3.178.160 100,0 2.858.278 100,0 Global Emerging Markets Totaal BPL JAARVERSLAG 2013 95 De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sector is als volgt: 2013 2012 % a % a Nijverheid en industrie 809.398 25,5 800.348 28,0 Handel 677.374 21,2 577.876 20,1 Overige dienstverlening 847.350 26,7 699.403 24,5 603.211 19,0 573.339 20,1 64.563 2,0 56.242 2,0 176.264 5,6 151.070 5,3 3.178.160 100,0 2.858.278 100,0 Financiële instellingen (w.o. banken en verzekeraars) Beleggingsinstelling Overige Totaal Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: 2013 2012 % a % a Kantoren 64.329 3,5 58.735 3,2 Winkels 203.785 11,2 223.834 12,0 1.310.089 71,7 1.317.441 70,8 233.123 12,8 243.105 13,1 Grond 15.687 0,8 16.732 0,9 Totaal 1.827.013 100,0 1.859.847 100,0 Woningen Participaties in vastgoedmaatschappijen Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSAovereenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. 96 BPL JAARVERSLAG 2013 De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio’s kan als volgt worden samengevat: 2013 % a Mature markets % a 4.998.083 91,9 5.012.023 95,7 442.585 8,1 223.913 4,3 5.440.668 100,0 5.235.936 100,0 Emerging markets Totaal 2012 De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt: 2013 2012 % a % a Handel- en industriële bedrijven 464.921 8,6 340.270 6,5 Nederlandse overheidsinstellingen 726.820 13,4 760.880 14,5 Financiële instellingen 850.087 15,6 897.837 17,1 Beleggingsinstellingen 1.633 - 0 - 533.382 9,8 521.196 10,0 Buitenlandse overheidsinstellingen 2.863.825 52,6 2.715.753 51,9 Totaal 5.440.668 100,0 5.235.936 100,0 Overig De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings eind 2013 is als volgt: 2013 2012 % a % a AAA 1.171.524 21,5 2.025.627 38,7 AA 2.043.294 37,6 1.330.349 25,4 561.731 10,3 710.635 13,6 1.054.461 19,4 613.560 11,7 BB 181.145 3,3 110.053 2,1 B 222.299 4,1 235.335 4,5 91.190 1,7 103.184 2,0 115.024 2,1 107.193 2,0 5.440.668 100,0 5.235.936 100,0 A BBB CCC Geen rating Totaal Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorzieningen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het lang levenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. BPL JAARVERSLAG 2013 97 Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het fonds is om het overlijden- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren. Toeslagrisico Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Het beleid en de ambitie inzake indexatie en toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post 'Indexering en overige toeslagen'. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het fonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2013 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: 2013 2012 Vastrentende waarden a Nederland 644.620 5,8 678.570 6,3 Frankrijk 890.166 8,0 920.750 8,5 Duitsland 793.038 7,2 795.174 7,3 Italië 208.043 1,9 233.476 2,1 2.535.867 22,9 2.627.970 24,2 Totaal % a % Naast de hierboven genoemde grote posten zijn er nog twee aanvullende relevante grote posten. Dit betreft beleggingen in een beleggingsfonds voor aandelen respectievelijk vastrentende waarden voor in totaal a 848.386. 98 BPL JAARVERSLAG 2013 Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico's worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Het beheer van de beleggingsportefeuille is ondergebracht bij Syntrus Achmea Vermogensbeheer en Syntrus Achmea Real Estate & Finance. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP. Met zowel TKP als Syntrus Achmea Vermogensbeheer is een uitbestedingsovereenkomst en een dienstverleningsovereenkomst (DVO) gesloten. Voor activiteiten op het gebied van bestuursondersteuning is een overeenkomst afgesloten met Actor waarbij eveneens afspraken over de dienstverlening zijn vastgelegd. Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders en TKP door middel van performancerapportages (vermogensbeheerder), DVO-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages). Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico's worden door het fonds hiervoor geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde 'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van twee maal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt met de andere risicofactoren. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: •Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. •Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. •Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het BPL JAARVERSLAG 2013 99 uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rente-gevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. • Overige derivaten: dit betreffen credit default swaps (een overeenkomst tussen twee partijen waarbij het kredietrisico van een derde partij wordt overgedragen) en total return swaps (swap waarbij de ene partij de andere alle opbrengsten van een bepaalde asset garandeert, zowel rente en dividend als eventuele waardevermeerdering). Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2013: 2013 Type contract Gemiddelde Contract- looptijd omvang a Futures Positieve Negatieve Saldo waarde waarde waarde a a a 54.600 0 0 0 Valutaderivaten 2.621 -2 11 13 Rentederivaten 5.644.000 -283.604 Overige derivaten 1.195.000 -106.339 6.896.221 -389.945 91.759 0 91.770 375.363 106.339 481.715 Ultimo 2013 zijn zekerheden ontvangen voor de swaps voor een bedrag van a 400,1 mln. (2012: a 68,4 mln.). Het pensioenfonds maakt geen gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2012: 2012 Type contract Gemiddelde Contract- looptijd omvang a Futures 54.100 Positieve Negatieve Saldo waarde waarde waarde a a a 0 Rentederivaten 8.038.000 -12.518 Overige derivaten 1.195.000 -42.667 9.287.100 -55.185 7.4.5 0 400.156 0 400.156 0 412.675 42.666 455.341 Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen Ontvangen zekerheden en garanties Er zijn geen zekerheden en garanties bekend die niet in de jaarrekening zijn opgenomen. Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft per 1 januari 2012 een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingssystematiek. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt a 11,3 mln. 100 BPL JAARVERSLAG 2013 Investeringsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende investerings-en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen): 2013 2012 a a Private equity 28.404 16.296 Vastgoed 71.957 35.016 100.361 51.312 Voorwaardelijke verplichtingen Tegen het pensioenfonds zijn juridische procedures aangespannen. Hoewel geen aansprakelijkheid wordt erkend, kunnen er juridische kosten uit voortvloeien wanneer het proces wordt verloren. Op grond van juridisch advies verwacht het bestuur niet dat de uitslagen van de procedures een materieel effect op de financiële positie van het fonds zullen hebben. Niet opgenomen voorwaardelijke pensioenverplichtingen Afschaffen prepensioenregeling Vanaf 2007 vindt geen opbouw meer plaats van prepensioen/Flexpensioen. De VUT-regeling Suwas I vervalt op eind 2014. Deelnemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren kunnen vanaf 64 jaar gebruikmaken van de prepensioenregeling. Voor deelnemers die per 31 december 1997 én per 1 januari 1998 in dienst zijn bij een bij het fonds aangesloten werkgever geldt dat zij een aanvulling krijgen op de prepensioenregeling. Deze 'garantieregeling' wordt gefinancierd door het VUT-fonds Suwas I. Werknemers die op 31 december 2000 en op 1 januari 2001 deelnemer waren aan de BPL-regeling, hebben een extra opbouw prepensioen gehad van maximaal drie jaar, over de periode 1 januari 1998 tot 1 januari 2001 voor zover zij deelnemer waren in de genoemde periode. VPL Aan deelnemers die tussen 1 januari 1950 en 31 december 1965 geboren zijn, wordt extra pensioen toegekend over dienst-jaren vóór 2007. De opbouw en financiering van deze pensioenaanspraken is uitgesteld tot uiterlijk 31 december 2021. Deze inkoop van extra pensioenaanspraken geldt alleen als betrokkene op 31 december 2006 en op 1 januari 2007 deelnemer was aan de pensioenregeling en de volledige uitstelperiode van 15 jaar deelnemer blijft aan de pensioenregeling. Deze inkoop maakt het mogelijk om 2 of 3 jaar eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen te gaan. Er wordt in 2013 een extra premie van 1,25% van de salarissom geheven om deze maatregel te financieren. Ultimo boekjaar is de off-balance technische voorziening vastgesteld op a 470.016 (2012: a 486.663) waarbij rekening is gehouden met vertrekkansen en solvabiliteitsopslag. 7.4.6 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten . Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Er zijn geen overige transacties met verbonden partijen. BPL JAARVERSLAG 2013 101 7.4.7 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013 7. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 2013 2012 a a 335.970 302.355 994 1.322 32.068 52.547 369.032 356.224 Kostendekkende premie 368.661 392.834 Feitelijke premie 336.311 303.676 Gedempte premie 265.324 284.638 De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie huidig jaar Koopsommen FVP VPL bijdragen De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt: In bovenstaande opstelling wordt de ontvangen VPL bijdrage van a 32,1 mln. buiten de vergelijking met de kostendekkende en gedempte premie gelaten. Daarnaast wordt de ontvangen premie over voorgaande jaren en de premie voor vrijwillige voortzetting hier niet gepresenteerd. Het fonds financiert de pensioenregeling met een reglementaire doorsneepremie. Deze premie moet minimaal gelijk zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie wordt gebaseerd op een rendement van 4%. Een lagere premie, ofwel een premiekorting, is slechts toegestaan als het pensioenfonds een gezonde financiële positie heeft, dus geen reservetekort heeft en haar indexatieambitie in belangrijke mate kan waarmaken. Gezien het in 2010 ontstane reservetekort hebben cao-partners de premie in stappen verhoogd tot het niveau van de gedempte kostendekkende premie. In 2011 is het pensioenfonds in een dekkingstekort geraakt. Bij een dekkingstekort moet de premie bijdragen aan herstel. BPL heeft voor 2012 dispensatie gekregen voor deze eis (Deze dispensatie wordt door DNB "adempauze" genoemd). Voor 2013 kon BPL eventueel onder striktere voorwaarden wederom een verzoek doen om dispensatie. Hiervoor hebben cao-partners niet gekozen en er voor gezorgd dat de premie in 2013 daadwerkelijk bijdraagt aan herstel. Vanaf 2013 bedraagt de premie 21,7% van de pensioengrondslag. Daarnaast geldt een opbouwpercentage van 1,95% vanaf 2013. De premie voor VPL-overgangsrechten is verlaagd van 2,3% naar 1,25% van het salaris. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw 295.642 311.229 Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen 56.015 53.911 Opslag voor uitvoeringskosten 11.489 21.802 5.515 5.892 368.661 392.834 Mutatie technische voorzieningen voor excassokosten Totaal kostendekkende premie 102 BPL JAARVERSLAG 2013 In 2013 bedraagt de opslag voor kosten de werkelijke in het boekjaar gemaakte uitvoeringskosten, verminderd met het uit de TV beschikbaar komend bedrag voor kosten. In 2012 bedraagt de opslag voor kosten 1,4% van de pensioengrondslag. Gedempte premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw 214.026 224.646 Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen 39.809 38.190 Opslag voor uitvoeringskosten 11.489 21.802 265.324 284.638 Totaal gedempte premie 8. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2013 Directe Indirecte Kosten beleggings- beleggings- vermogens- opbrengst opbrengst beheer Totaal a a a a Vastgoedbeleggingen 80.226 -90.833 -8.259 -18.866 Aandelen 78.497 407.337 -6.043 479.791 169.890 -193.378 -4.742 -28.230 -7 2.898 -405 2.486 17.296 -412.359 -966 -396.029 345.902 -286.335 -20.415 39.152 Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten 2012 Directe Indirecte Kosten beleggings- beleggings- vermogens- opbrengst opbrengst beheer Totaal a a a a Vastgoedbeleggingen 77.464 -72.913 -8.225 -3.674 Aandelen 77.356 211.110 -4.344 284.122 151.483 396.634 -2.928 545.189 -34 16.593 -468 16.090 -27.201 248.070 -940 219.929 279.068 799.494 -16.906 1.061.656 Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten BPL JAARVERSLAG 2013 103 9. Overige baten 2013 2012 a a Interest VUT-Surplus 163 326 1.810 3.300 1.973 3.626 Bij uitstel van de in de SUWAS-regeling vastgestelde VUT-datum kan het voorkomen dat er sprake is van een VUT- surplus. Binnen de overkookregeling is de omzetting van het surplus in ouderdomspensioen geregeld. 10. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen 159.431 147.750 Partnerpensioen 39.692 38.283 Wezenpensioen 1.008 930 513 539 WAO-aanvulling 8.970 9.251 Anw-aanvulling 6.606 6.292 Afkoop pensioenen en premierestitutie 6.614 8.218 -14.389 -14.741 208.445 196.522 Overlijdensuitkering Garantieregeling Een onderdeel van de uitkeringslast is gebaseerd op de garantieregeling SUWAS I. Deze uitkeringslast komt voor rekening van SUWAS I. 11. Pensioenuitvoeringskosten 2013 2012 a a Bestuurskosten 364 427 Kosten deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie 107 150 Administratiekostenvergoeding Accountantskosten 11.816 13.213 95 91 Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten) 755 635 Contributies en bijdragen 850 769 Dwangsommen en boetes 0 0 Overige Bestuursondersteuning 94 4.158 1.477 1.119 15.558 20.562 De kosten voor bestuursondersteuning hebben betrekking op de bijdrage aan de Colland Sectorraad (bestuurlijke en secretariële ondersteuning). De contributies en bijdragen bevatten o.a. a 615 aan DNB, a 129 aan de Pensioenfederatie en a 60 aan de AFM. 104 BPL JAARVERSLAG 2013 Bezoldiging bestuurders De bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt a 240. (2012: a 242). Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Verantwoordingsorgaan Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds in 2013 een vergoeding verstrekt van a 42. Aan de leden van de deelnemersraad is 2013 een vergoeding verstrekt van a 65. Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt: Controle van de jaarrekening a a 95 91 95 91 Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan TKP Pensioen. De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen, inclusief de vergaderingen van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten. 12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds a a Pensioenopbouw 305.833 318.437 Toeslagverlening 2.566 1.975 Rentetoevoeging 33.865 137.274 Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten -207.566 -204.776 Wijziging marktrente -384.814 474.854 938 -1.046 0 85.155 -22.737 -64.699 -7.849 0 -279.764 747.174 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Wijziging actuariële uitgangspunten (wijziging regeling) Voor een toelichting op de afzonderlijke resultaatcomponenten van de mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting op de balans. BPL JAARVERSLAG 2013 105 13. Saldo overdracht van derden 2013 2012 a a Inkomende waardeoverdrachten -13.954 -656 Uitgaande waardeoverdrachten 13.311 1.332 -643 676 Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. 14. Overige lasten a Dotatie voorziening dubieuze debiteuren Overig Woerden, 26-06-2014 H.Th.J. VultoG.J.P.M. Roest WerkgeversvoorzitterWerknemersvoorzitter F.M. CrucqR. le Clercq Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid M. DaamenJ.W.J. van Leeuwen Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid J. MarisG.H. Koudys Algemeen bestuurslidAlgemeen bestuurslid H. Onstwedder Algemeen bestuurslid 106 BPL JAARVERSLAG 2013 a 1.026 1.793 127 81 1.153 1.874 BPL JAARVERSLAG 2013 107 108 BPL JAARVERSLAG 2013 Overige gegevens 8 BPL JAARVERSLAG 2013 109 8. Overige gegevens 8.1.1 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel resultaatbestemming 2013 is opgenomen in de paragraaf 7.2 van de staat van baten en lasten in de jaarrekening. 8.1.2 Gebeurtenissen na balansdatum In 2013 is een overeenkomst inzake een collectieve waardeoverdracht gesloten, met overdrachtsdatum 1 januari 2014. In januari 2014 is hiertoe € 100,0 mln. ontvangen. De administratieve verwerking van deze waardeoverdracht zal in 2014 plaatsvinden. 8.2 Actuariële verklaring Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Opdracht Door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Woerden is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: •heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. 110 BPL JAARVERSLAG 2013 Oordeel De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen, maar niet lager dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 lid 1 in verband met het reservetekort. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. ’s-Hertogenbosch, 26 juni 2014 A.M.J.H Roerdink AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V. BPL JAARVERSLAG 2013 111 8.3Controleverklaring van de onafhankelijk accountant Aan het Bestuur van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Woerden Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Woerden gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het Bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Landbouw per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het Bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het Bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 26 juni 2014, Deloitte Accountants B.V. Was getekend: C.J. de Witt RA 112 BPL JAARVERSLAG 2013 Colofon Uitgegeven door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon: (050) 582 19 90 Fax: (050) 313 82 01 Website: https://www.bplpensioen.nl/ BPL JAARVERSLAG 2013 113
© Copyright 2025 ExpyDoc