Nieuwsbrief 48 – oktober 2014

Nieuwsbrief 48 – oktober 2014
In deze nieuwsbrief aandacht voor de volgende onderwerpen:





Contactdag op 7 oktober 2014, een impressie
Deelnemersovereenkomsten
Jaarafsluiting 2014 data LVR1- LVR2, LNR en LVRh
Contactdag 2015
Vergaderdata 2014 en volgende Nieuwsbrief
Contactdag 7 oktober 2014 in Zonheuvel Doorn, een impressie
Ronald Morshuis, voorzitter van de Stichting, heet alle aanwezigen van harte welkom.
Verheugend te constateren dat we hier met velen zijn, we kregen meer aanmeldingen dan
ooit. Vandaag, zo vervolgt Ronald Morshuis, is een bijzondere contactdag, omdat het
mogelijk de laatste keer is dat wij deze als PRN
organiseren. Volgend jaar hopen wij tot een juridische
fusie te komen met de Stichting Perinatale Audit
Nederland, PAN.
Ons PRN- en
PAN-kind, zal de kenmerken van beide
organisaties in zich dragen. De ouders verwachten dat
alles wat door beiden gerealiseerd is de afgelopen
jaren, zichtbaar wordt in de nieuwgeborene. Suggesties
voor een naam zijn welkom, zo roept een van de
verwachtingsvolle “vaders” ons op! Doel van deze fusie
is een krachtig kwaliteitsinstituut te ontwikkelen op het
gebied van datamanagement in het gehele perinatale
zorgveld. Natuurlijk blijven de huidige taken van beide organisaties
bestaan. Dat zijn met name: het stimuleren en mogelijk maken van
wetenschappelijk onderzoek in het perinatale veld, het organiseren
van de perinatale audits, maar ook het verder uitbouwen van de
kwaliteitsindicatoren in de verloskundige zorg.
Uitgangspunt zal hierbij zijn de Verloskundige Zorgstandaard zoals die
door het CPZ wordt ontwikkeld. Core business van onze nieuwe
organisatie zijn datamanagement en kwaliteitsbeleid in de vorm van indicatoren,
benchmarking en spiegelinformatie. Daarin komt een kentering van de individuele
beroepsbeoefenaar naar regionaal niveau, verbonden in de VSV’s: van lijninformatie naar
keteninformatie. Het unieke van de verloskundige zorg is, zo benadrukt Ronald, dat in de
perinatale registratie een samenwerkingsmodel is gerealiseerd tussen 1 e, 2e en 3e lijn, dat
nog nergens elders in de zorg bestaat. Dat u zich dat realiseert!
Bij PRN is het afgelopen jaar hard gewerkt. Zo is er veel aandacht besteed aan de
privacy-aspecten rondom verloskundige gegevens. Op basis van adviezen van juristen
van de KNMG is een databasestructuur ingericht die de privacy van de patiënt borgt. Zo
heeft PRN de juiste juridische basis gevonden om wetenschappelijke onderzoekers op
basis van PRN-data kwaliteitsanalyses te kunnen laten doen. Een –door berichtgevers nog
te tekenen– deelnemers- en bewerkersovereenkomst is hiervoor noodzakelijk. Hierin
wordt de relatie tussen PRN en de zorgverlener vastgelegd. Het vastleggen van
verloskundige data wordt beschouwd als onderdeel van het verloskundige zorgproces
waarmee kwaliteitsanalyses mogelijk gemaakt worden.
Ook wordt begeleid door externe deskundigen gewerkt aan een toekomstbestendige
structuur die recht doet aan een moderne organisatie met daarin heldere
verantwoordelijkheden voor directie, medewerkers, bestuurders en toezichthouders.
Samen met onze fusiepartner PAN zijn daarvoor de uitgangspunten vastgelegd. Als de
fusie een feit is, belooft Ronald geboortekaartjes en beschuit met muisjes en hoopt hij op
een enthousiast en liefdevol welkom voor de nieuwgeborene!
Met vertrouwen in de toekomst nodigt Ronald Morshuis de aanwezigen uit te genieten van
de bijdragen van de sprekers en besluit hij zijn heldere verhaal.
Ger de Winter, directeur van PRN en tevens dagvoorzitter, start met een verwijzing naar
Manu Keirse. Op een PANsymposium schetste deze deskundige op het terrein van
rouwverwerking hoe beurtelings gelaveerd wordt tussen de “kerkstraat” waarin gevoel en
emotie voorop staan en de “dorpstraat” waarin het verstand/de dagelijkse besognes zich
afspelen. In de “dorpsstraat” is
de “kerkstraat” altijd dichtbij.
In de perinatale keten blijkt bij
alle betrokkenen dit besef
duidelijk aanwezig en is er
warmte en steun. Dank, dit
doet goed, aldus Ger.
Het thema van vandaag is:
Zorgverbetering
door
Zorginformatie,
Transparantie
van
data.
Regionalisering,
Ronald Morshuis noemde het al,
is de weg, die wij opgaan. Onze
eerste spreker, zo meldt Ger de
Winter, is een goede bekende
van de Perinatale Registratie,
namelijk een medeoprichter
van PRN en een voormalig
voorzitter. Als medeoprichter
van
PAN
is
hij
nu
de
aangewezen persoon om zijn
licht te laten schijnen op wat de Inspectie onlangs ‘het geheim van de PAN’ noemde: de
succesvolle aanpak van kwaliteitsverbetering binnen regionale samenwerkingsverbanden,
in termen van deze contactdag: de transparantie
binnen VSV’s.
Hens Brouwers,
kinderarts-neonatoloog in het
WKZ/UMCU, bestuurder PAN en daarmee onze
fusiepartner, mag als eerste spreker het spits
afbijten. Per jaar zijn in Nederland zo’n 200.000
bevallingen, waarvan 30.000 (1/7 deel) in de WKZregio. In die groep zitten, zo bleek, 28.000 à termen
en zijn 8% prematuur. Binnen het WKZ is onderzoek
gedaan naar à terme NICU-opnames in 7 jaar (19972003). Daarin werden 3.486 Nicu opnames gevonden,
waarvan 593 zonder aangeboren afwijkingen. Van
deze groep bleek 25% à term met asfyxie. Dergelijke à termen, zo benadrukt Hens,
zouden niet op een NICU terecht horen te komen! Intern werden deze resultaten ‘op
audit-niveau’ herkend. Na publicatie kwam op deze (ADNICID-)studie echter veel kritiek.
Wat leert dit voorbeeld? Als je een audit doet en transparant bent, wil dat blijkbaar niet
automatisch zeggen dat dit openheid in communicatie over de zorg geeft, zo concludeert
Hens.
Hoe gaat nu zo’n audit? De Stichting PAN heeft daarvoor een getrapte structuur opgezet
op regionaal en VSV niveau. Vanuit het landelijk bureau is er geld voor regiovoorzitters en
regionale implementatiemedewerkers. Voor implementatiemedewerkers op VSV-niveau en
de VSV/auditvoorzitter is er echter geen geld. Toch vinden die bijeenkomsten plaats.
Besprekingen uit de auditbijeenkomsten blijven binnenskamers. De beroepsgroep
oordeelt alleen over de eigen beroepsgroep, sub standaard factoren worden benoemd en
afspraken gemaakt tot verbeteracties. In een volgende bespreking wordt de stand van
zaken van de verbeteracties opnieuw besproken.
Het succes zit hem volgens Hens in de dialoog tussen de beroepsgroepen, waarmee het
wantrouwen afneemt. En er is ‘meetbaar’ resultaat: de daling van de sterfte zet zich na
invoering van de audits door.
Het grootste succes, zo meent Hens desgevraagd, is dat de behoefte aan audits uit de
VSV’s is ontstaan en de audits vanuit de VSV’s worden gedragen. Het werkt omdat de
beroepsgroepen open met elkaar praten. De eigen beroepsgroep oordeelt nu nog over sub
standard care, maar eigenlijk is het beter om over elkaar te kunnen oordelen. Daar is de
tijd nu nog niet rijp voor, maar op termijn opteert Hens voor beroeps-overschrijdende
discussies om samen de zorgverbetering vorm te geven.
Ger bedankt Hens voor deze mooie bijdrage en gedachte en geeft dan graag het woord
aan:
Hieke Visser, Projectmanager Kwaliteit van Zorg bij
Achmea.
het programma Kwaliteit van Zorg wil zorg verbeteren
door het transparant maken van uitkomsten samen met
professionals. Om de kwaliteit te verbeteren, moet eerst
helder zijn wat precies kwaliteit van zorg is.
Zorginformatie wordt ingezet om zorgverleners te
spiegelen (best practices). Verzekeraars kunnen dan
uiteindelijk bij inkoop kiezen op basis van kwaliteit en ook
patiënten en verwijzers laten kiezen op basis van
kwaliteit. Zo is enige jaren geleden in een pilot met zeven
ziekenhuizen onderzocht hoe kwaliteit van coloscopieën
gemeten kan worden. Aanvankelijk was men wat
wantrouwig maar op basis van de resultaten zijn een
aantal verbeteracties besproken en doorgevoerd. Daling
van complicaties kon worden bereikt.
In aansluiting is nu het project ‘uitkomsten geboortezorg
over de keten’ gestart om de resultaten van geboortezorg over de keten inzichtelijk te
maken. De bestaande indicatoren in de geboortezorg meten op lijnniveau. In de
geboortezorg wordt steeds meer de zwangere en het kind centraal gesteld. Om een
optimale uitkomst voor beiden te bevorderen werd een indicator gezocht én gevonden
om de resultaten van geboortezorgketens te kunnen meten en vergelijken: de AOI
(Adverse Outcome Index). Samen met Arie Franx werd een pilot gestart in regio’s
Utrecht, Leiden en Rotterdam. De uitkomsten waren minder opvallend dan het eerder
aangehaalde voorbeeld van de coloscopie. De
casemix bracht veel discussie in de VSV’s.
Duidelijk is dat spiegelen het VSV stimuleert
tot continu verbeteren.
Uit deze pilotstudie bleek dat uit de
bestaande perinatale registratie de AOI te
berekenen is en verschillen te zien zijn. Zo
gaf AOI ook een prikkel tot verbetering van de registratie. Inmiddels wordt gekeken naar
landelijke uitrol. Hiervoor moet duidelijk zijn
hoe de VSV’s af te bakenen: welke
zorggevallen
horen
bij
welk
VSV.
Vervolgonderzoek is/wordt opgezet onder
leiding van Gouke Bonsel. Wetenschappelijke
artikelen zijn hierbij belangrijk voor de
discussie, zo geeft Hieke aan. In de
afstemming over de indicatoren met (de
besturen van) de beroepsverenigingen speelt
de
door
PRN
opgezette
Werkgroep
Kaderontwikkeling Monitoring Kwaliteit Perinatale Zorg een belangrijke rol. Wij hopen, zo
besluit Hieke Visser haar betoog, door terugkoppeling van de AOI en andere indicatoren
via onder andere PRNinsight gesprekken op gang te brengen in VSV’s. Mogelijk kan ook
PAN de uitkomsten in de veilige omgeving van de audit bespreken.
Guid Oei dankt voor deze heldere toelichting en waarschuwt niet te vlug conclusies te
trekken. Je zou denken dat bij veel training minder fluxus voorkomt (een
van de punten die meewegen in de AOI), maar gebleken is dat juist bij
veel training méér fluxus voorkomt. Opletten bij de interpretatie van
resultaten is dus – zeker op het punt van fluxus – nodig. Dat beeld heb
je ook bij rupturen, zo bevestigt Hieke. Maar een indicator is een
thermometer. Het is niet zo dat benchmarken automatisch aangeeft dat
het ene ziekenhuis beter is dan het andere. Het gaat er om de discussie
over zorgverbetering verder te brengen.
Joris van der Post zou volgens het programma transparantie vanuit wetenschappelijk
onderzoek en de privacy belichten, de nieuwe mogelijkheden die daarvoor door PRN zijn
geschapen. Helaas is Joris door dringende zaken –
samenwerkingsbesprekingen VUMC-AMC– vandaag
verhinderd. Ger de Winter neemt de honneurs
waar, daarin
bijgestaan
door
Guid
Oei, evenals
Joris
hoogleraar
verloskunde.
De
beoogde
alliantie
tussen
AMC
en
VUMC
plaatst, geeft
Ger aan, de
fusie PRN-PAN in perspectief. De inzet voor
externe bewerking van de aanzienlijke knowhow en
menskracht in de regionale centra, zoals een gebundeld AMC-VUMC, is van groot belang
voor de ook na fusie kleine PRN-PAN-organisatie. In de regio, dáár moet het gebeuren, zo
opent Ger zijn betoog. Uit de regio kwam ook de wens tot meer gebruik van data. Dat kan
nu, door splitsing van de databank zijn er meer mogelijkheden voor onderzoekers/externe
bewerkers. Binnen het herleidbaar PraktijkBeheerDeel kunnen kwaliteitsanalyses gedaan
worden. De juridische basis hiervoor ligt mede in de –door berichtgevers te
ondertekenen– deelnemers- en bewerkersovereenkomst. Dit is niet nieuw, met iedereen
is er al een – zij het impliciete – deelnemersovereenkomst: er wordt al jaren aangeleverd
en PRN levert als tegenprestatie al jaren diverse producten. Nu komt het zwart op wit,
want kwaliteitsanalyses kunnen alleen maar worden uitgevoerd als de relatie met PRN
helder schriftelijk vastgelegd is. Zo kan op meerdere plekken gewerkt worden met data
binnen het PraktijkBeheerDeel. De diensten die PRN binnen dit deel van haar databank
aanbiedt, bestaan mede uit kwaliteitsanalyses, die er op gericht zijn om deelnemer(s)
inzicht te geven in de kwaliteit van de door hen geboden zorg. Daarmee wordt
bijgedragen aan de mogelijkheden om zorg op praktijkniveau te verbeteren. PRN is hierbij
gerechtigd subbewerkers in te schakelen, onder gedefinieerde voorwaarden van
beveiliging. PRN biedt nu de randvoorwaarden om externe bewerkers kwaliteitsanalyses
te laten doen. Tot geregistreerden herleidbare resultaten mogen uiteraard alleen met
expliciete toestemming naar buiten worden gebracht. Echter, waarschijnlijk alle
kwaliteitsanalyses zijn qua resultaat niet tot vrouw/kind herleidbaar.
Guid Oei voegt toe: de randvoorwaarden zijn nu goed voor
wetenschappelijk onderzoek in de tien regio’s. We willen de
kwaliteit verbeteren! Voor dat doel mag je zonder toestemming
gegevens voor analyse gebruiken. Er is goed over de privacyaspecten van kwaliteitsanalyses nagedacht. Er bleek een hele
goede oplossing te bestaan: gebruik van het PraktijkBeheerDeel
voor kwaliteitsanalyse leidend tot verbetermogelijkheden. Als je
hierbij wil koppelen met (andere) herleidbare bestanden dan is
toestemming noodzakelijk. Met uitzondering van koppeling via
TTP (een Trusted Third Party), voegt Gouke Bonsel toe: hier is
koppeling wel mogelijk zonder toestemming. Zolang er nog niet in
alle bestanden een gepseudonimiseerd BSN zit, gaat koppeling op
deze manier voor zo’n 80 tot 85% goed. Juist bijzondere records mis je dan echter vaak.
Ronald Brand heeft inmiddels ervaring met een eerste koppeling met gebruik van
ZorgTTP. Het mocht én het lukte om de sterftedatum van patiënten toe te voegen aan
een in ProMISe aanwezig kwaliteitsbestand.
Na deze eerste sprekersronde wijst de dagvoorzitter de aanwezigen op de verschillende
gekleurde pagina’s in de congresmap, die de locatie voor de discussiesessies aangeeft,
waarna de groep zich in drieën deelt. Onder leiding van de sessievoorzitters (en PRNbestuursleden) René Kornelisse, Sjaak Toet en Sylvia Veen wordt vervolgens in drie
groepen discussie gevoerd aan de hand van stellingen.
Een korte samenvatting van de opmerkingen in de diverse zalen is
separaat te vinden onder de “discussies stellingen deel 1 en 2” aan het
einde van dit verslag. Na dit intermezzo druppelt de zaal weer vol en gaan
we verder op het thema ‘transparantie van data’, deze keer vanuit PRN.
Het woord is eerst aan Tom de Neef, die met verve de nieuwe versie van PRNinsight
presenteert. Waar in voorgaande jaren de spiegelinformatie en het jaarverslag op
praktijkniveau van de eigen beroepsgroep gewenst en beschikbaar was, is nu behoefte aan
meer gebundelde informatie, van kring tot VSV, van
eigen beroepsgroep naar keteninformatie.
Tom presenteert dan ook een (demo)versie, waarbij
eerstelijns informatie is aangevuld met tweedelijns
informatie. Is het kind ook gezien door de kinderarts,
dan wordt ook die informatie aangekoppeld.
Het kan!
Organisatorische moeilijkheid is op dit moment te bepalen,
welke verloskundigenpraktijken bij welk VSV horen.
Verder kan op dit moment alleen VSV-informatie over
de eerstelijn gepresenteerd worden: in het veld vindt
nog discussie plaats over de vraag welke tweede/derdelijns
informatie aan welke regio/VSV moet worden toegerekend.
Op heldere wijze vertelt Joyce Dijs de stappen die gezet en de keuzes die gemaakt worden
bij de koppeling van de jaarbestanden en hoe de
koppeling tot stand komt. Wanneer het gekoppelde
LVR1-LVR2 bestand is ontstaan, moet nog gekoppeld
worden aan de LNR. Echter, de variabelen waarmee
aan de LNR gekoppeld wordt, kunnen nu in theorie 2
keer aanwezig zijn: 1 keer LVR1 en 1 keer LVR2.
Daarom
worden
er
speciale
koppelvariabelen
aangemaakt waarbij wordt gekozen om de LVR2
informatie te gebruiken indien die aanwezig is en
alleen LVR1 informatie indien er geen LVR2 informatie
aanwezig is. Bij het koppelen met de LNR worden
deze samengevoegde variabelen gebruikt.
Bij de
jaar- en trendboeken is eerder nooit duidelijk gemaakt
hoe de keuzes zijn bij het samenvoegen van de variabelen. Er zijn meerdere manieren
waarop variabelen samengevoegd worden. Bij basale informatie, zoals bijvoorbeeld gewicht,
zal dat weinig verschil opleveren tussen LVR1 en LVR 2. Ingewikkelde samenvoegingen
hebben een grotere kans op verschillen. PRN spant zich in tot uniformering en transparantie
over het samenvoegen van
variabelen. In het voorjaar van 2011 is in het
Spoorwegmuseum een start gemaakt met een aangepaste definitie “overdracht”. Deze is
vastgesteld in een multidisciplinair gremium van deskundigen en daarmee breed gedragen.
Zo streeft PRN de samenstelling van de jaarboekbestanden veel transparanter te maken en
het gebruik van deze bestanden te stimuleren.
Chantal Hukkelhoven laat zien dat er een duidelijke
stijging zit in het aantal internationale publicaties met
PRN data over de afgelopen 10 jaren. Waar in 2005
sprake was van één, staat de teller in oktober 2014 al op
16 stuks dit jaar. Aan proefschriften met PRN data
worden er al 25 geteld. PRN is betrokken bij tal van
onderzoeken, het (mede) ontwikkelen van vragen en
onderzoekstrajecten, het uitvoeren van en begeleiden bij
analyses, het meeschrijven en redigeren van publicaties
en het – op verzoek van universitaire centra –
ondersteunen van onderzoekers/promovendi. Het aantal
externe bewerkers wordt nu uitgebreid. De wens is
daarbij wederzijds kennis en ervaring met alle
onderzoekers in het veld te delen. Dat is efficiënter en
zorgt voor innovatieve slagkracht van het gehele perinatale veld.
Trots meldt Anne Marieke Schiere dat de kernset een feit
is. Toen bleek dat implementatie van een grote dataset niet
goed mogelijk was, is een compacte set samengesteld,
volledig afgestemd met het PWD. Daarmee hebben wij
ketenbrede “Eenheid van Taal”. De kernset is samengesteld
uit bestaande items, waarbij ook BMI is meegenomen als
grote wens van zorgverleners en onderzoekers. Zo kunnen
met deze kernset alle beoogde indicatoren worden berekend
evenals de standaardrapportages. De aanvankelijke
beroepsgroep-indicatoren worden gaandeweg vervangen
door zorginhoudelijke indicatoren per keten. Ook hier volop
transparantie!
In
2007
moesten
de
PRN
geboortegewichtcurven
de
oude
Kloostermancurven
vervangen. Deze PRN curven zijn niet alleen in excel of in
geplastificeerde handzame kaartjes beschikbaar, maar sinds
begin dit jaar ook als App voor iPhone, iPad en android en
gratis te downloaden uit de Appstore/Play Store (“PRN
curven”). Kort geleden is een nieuwe PRN werkgroep aan de
gang gegaan om deze PRN curven te modificeren en daar ook de
intra-uteriene groeicurven bij te betrekken. We zitten niet stil!
ProMISe, zo stelt Ronald Brand, betekent het ontsluiten van de
registratie voor – eerst – de zorgverlener en later ook andere
gebruikers. Aanlevering blijft gebeuren via DT Healthcare. Wanneer
BSN aan DT wordt aangeleverd, wordt via TTP een synoniem voor
het BSN aangevraagd alvorens het gekopieerd wordt naar ProMISe.
In ProMISe wordt het BSN alleen gepseudonimiseerd opgeslagen.
Wanneer alle data in ProMISe zijn ingevoerd kan de informatie real
time worden ontsloten voor de zorgverleners. Alleen de originele
zorgverlener kan met een unieke identificatie bij de eigen
informatie. Wanneer alle aanleveringen het – verplichte – BSN
bevatten, is na versleuteling en koppeling alles van de hele keten bij
ProMISe voor iedereen beschikbaar. Tot die tijd bestaan er nog drie
verschillende deeldatabanken in ProMISe: LVR1, LVR2 en LNR. Op
termijn wordt aan geautoriseerde gebruikers via PRN toegang tot
ProMISe verleend om zo vragen te kunnen stellen aan de bron/ de
database. ProMISe is sterk in het omzetten van data. Het bureau van PRN krijgt een
toolkit om data er uit te halen, te extraheren. Maar ook onderzoekers kunnen dan data
extraheren. In het begin zal dat zeker via de PRN medewerkers gaan, daarna kan ieder
direct toegang krijgen. Het streven is op 1 januari 2015 binnen ProMISe de LNR ontsloten
te hebben en eind 2015 zullen ook LVR1, LVR 2 en LVRh erin zitten. Zo verhaalt Ronald
in simpele bewoordingen een revolutionaire logistieke systematiek, waar enorm veel
denkwerk van met name Ronald en zijn collega ‘s in het LUMC in is gaan zitten.
Tom, Joyce, Chantal, Anne Marieke en Ronald heel erg bedankt voor deze bondige,
enthousiaste samenvattingen van jullie werkzaamheden voor PRN!
Dat “fris en fruitig” kan samengaan met
goedbestudeerd en weldoordacht bewijst
Liset Hoftiezer, arts-assistent neonatologie
in
het
Isala
ziekenhuis
met
haar
sprankelende bijdrage. Met voorkennis nul
heb
ik
in
het
kader
van
mijn
wetenschappelijke
stage
(geneeskunde)
onderzoek gedaan bij de PRN, zo begint zij
haar enthousiaste verhaal. Van PRN, LNR,
LVR1, -2, SAS, had ik geen enkel benul. Wel
had ik een doel voor ogen: de H0 hypothese
verwerpen. Ik wilde graag bewijzen dat
geboortegewichtcurven gebaseerd op een
‘gezonde’ populatie een betere identificatie
van SGA neonaten at risk mogelijk kan
maken. Ik dacht met een aantal variabelen
toe te kunnen maar verzamelde uiteindelijk een database met 900 items. Geen idee wat
de mogelijkheden waren en wat de beperkingen. De beperking bleek de
onnauwkeurigheid en de onvolledigheid en ik ontdekte dat teveel minder is dan genoeg!
Minder registreren leidt tot een betere registratie.
Over de vraag of zij als onderzoeker bereid is de syntaxen te delen heeft ze nagedacht en
de vijf stappen tot besluitvorming beeldend in kaart gebracht: de primaire reactie leek
een soort territoriumdrift: nee!, van mij! Vervolgens de cynische reactie: laat ze het
proberen, ik begrijp ze zelf niet eens meer. In de derde fase was ze in staat om het
grotere geheel te zien. Het gaat
vooral om verbetering van zorg! Via
een vierde fase, een schuldbewust
gevoel, want had ze niet zelf ook
syntaxen van anderen gebruikt,
kwam ze tot een vijfde: we kunnen
beter van en met elkaar leren en
niet steeds opnieuw het wiel
uitvinden. Tijd kunnen we beter
besteden aan het leveren van goede
zorg!, zo besluit ze haar bijdrage.
Verder mag niet onvermeld blijven dat Liset -terecht- de Isala Science Award 2013
ontving voor het beste onderzoek! Ronald Brand vraagt of ze heeft overwogen om een
samenvatting van haar syntax te maken en als cadeautje aan PRN na te laten. Spontaan
antwoordt ze zeker nog verder te gaan met haar onderzoek en daarna zeker wat achter te
laten. Volgens Gouke Bonsel zeggen syntaxen niet echt iets over het wetenschappelijke
proces. De laatste syntax is doorgaans niet meer dan 4-5 regels en daar gaat soms jaren
werk aan vooraf. Een slot syntax is daarmee dus bijna nooit informatief en zegt niets over
hoe je de analyse moet doen, zo meent hij.
Na dank aan Liset draagt Ger de microfoon over aan:
Karline
van de Kamp,
onderzoeker Prenatale
screening/SEO project, die rond ‘transparantie van data’
graag de aandacht vraagt voor de invoer van gegevens.
Ze doet dit aan de hand van een concreet voorbeeld. Voor
het SEO-onderzoek zijn de uitkomsten van de
zwangerschappen
natuurlijk
uitermate
belangrijk.
Daarvoor heeft PRN data gekoppeld aan het eigen SEOcohort. Problemen deden zich voor bij het koppelen van
het kind aan de moeder, o.a. vanwege de missings. Dat
komt, zo meent Karline, omdat bronsystemen meerdere
velden hebben voor dezelfde informatie, terwijl vaak maar
een van de velden aan PRN wordt doorgegeven. De
keuzelijsten zijn vaak niet volledig of eenduidig.
Waar het misgaat in de invoer in het bronsysteem, maakt
Karline zichtbaar aan de hand van een drietal casussen. Via de smartphone kan door de
aanwezigen gestemd worden. Zo blijkt dat er ook vanuit de zaal verschillend gekozen
wordt in de geboden opties. Het probleem, zo vervolgt Karline, is de vertaling van de
klinische database naar een landelijke researchdatabase. Waar moet je wat invullen om
het goed bij PRN te krijgen? En hoe is het algoritme opgesteld en door wie? Een voorbeeld
van onvolledige registratie is ‘schisis’. Onlangs is een schisiscohort gekoppeld met PRN;
daarvan is 84% gelukt. Maar 40% hiervan zou volgens PRN geen schisis hebben, is zo
niet geregistreerd, terwijl deze info wel in een ander veld in het zorgdossier zit. Wellicht
dat de kernset dit verbetert: minder items zorgen voor een betere invulling en een betere
kwaliteit, zo besluit Karline haar leerzame verhaal.
Alle kernwoorden uit mijn inleiding zijn vandaag al gebruikt, zo constateert Ien van der
Woerdt, klinisch verloskundige en de laatste spreker uit deze rij. Ien heeft in het kader
van haar Master onderzoek in PRN-data gekeken naar ernstig letsel van pasgeborenen na
schouderdystocie. Tegenover Liset heeft zij in de PRN-onderzoekerskamer zitten zweten,
zo onthult zij,
met een cohort van
600.000
bevallingen! Ze begreep
er niets van en
moest een compleet
nieuwe
taal
leren. Ook voor elk
registratiejaar
een andere, bovendien.
Graag deelt ze
wat er mogelijk is met
PRN-data en wat
ze
daarbij
ontdekt
heeft. Met PRNdata kun je zeldzame
uitkomsten
onderzoeken en je hebt
de mogelijkheid
te stratificeren. Wel ben
je
afhankelijk
van de deelname van
zorgverleners
aan de registratie, hoe
goed
een
en
ander is vastgelegd en
wat
de
vastgestelde codes zijn.
Maar
iedereen
maakt andere keuzes.
Er
is
een
verschil tussen wat er in
het dossier staat
en wat er in PRN staat.
Onderzoek bleek
zo een worsteling. Ze
heeft
eerst
diverse
variabelen
aangemaakt, die
na een paar maanden
allemaal
opnieuw
aangemaakt
moesten
worden. “Het duurde
even voordat de data voor mij transparant waren”, zo drukt ze ons op het hart. Later
kreeg ze meer inzicht, maar inmiddels – het onderzoek is weer enige maanden geleden –
zijn de syntaxen voor haar niet helder meer. Ze wil ze best delen, maar snappen doet ze
die zelf niet meer! Toch: openbaar maken is goed voor de discussie, zo meent Ien.
Tom de Neef vraagt zich af of dit soort onderzoek ook met PRNinsight te doen is. Binnen
dit programma kunnen namelijk snel en overzichtelijk verbanden boven tafel worden
gehaald en ook grafisch worden weergegeven. Hier bleek dat echter niet mogelijk.
PRNinsight is hypothese-genererend, voor wetenschappelijk onderzoek moet toch
teruggegrepen worden op de PRN-onderzoeksbestanden. Aan PRNInsight ligt een ander
bestand ten grondslag én met de PRN-onderzoeksbestanden kan dieper op de data
ingegaan worden, zoals – in geval van Ien – het maken van logistische regressietabellen.
Dank Ien voor dit vlammend betoog! We zien ook haar graag weer terug voor
vervolgonderzoek.
Ter afsluiting van deze leerzame middag
brengt Ger de Winter de voor- en
tegenstemmen op de stellingen nog even in kaart. Deze zijn achteraan dit verslag te
vinden. Moeiteloos weet hij vervolgens vertegenwoordigers van betrokken
organisaties/instituten een slotopmerking te ontlokken:
Gouke Bonsel: (onderzoeker, uit de Rotterdamse regio) Jammer, dat bv
onderzoekers uit Amsterdam, Maastricht en Groningen
hier vandaag niet aanwezig zijn. Het is belangrijk ook de
stemmen van grootgebruikers van PRN-data te horen.
PRN heeft zich onder andere gepresenteerd als
onderzoeksbureau. Het accent zou moeten liggen op het facilitair
opstellen.
Koos van der Velden (vanuit ZonMW): Vandaag heb
ik gehoord dat er grote stappen zijn gemaakt in het
beschikbaar stellen van data voor onderzoek. Mooi!
Hein
opstellen is
te
meer
Bruinse
(voorzitter PAN): faciliterend
een belangrijk item. Deze dag maakt eens
duidelijk dat we op de goede weg zijn.
Peter Achterberg (RIVM): Richting zorg en onderzoek is PRN
Data is ook nodig voor monitoring en
goed op weg.
beleid.
Uriëll Malanda
(Kwaliteitsinstituut/Zorginstituut
Nederland):
Mooie database. De dag laat goed zien wat er met/door PRN allemaal
kan. Ik heb vandaag alleen niet gehoord hoe data
gebruikt kan worden voor de cliënt, wat kan en mag
voor/door de zwangere.
de patiënt zelf niet
het goede spoor!
Lidwien Verweij (VWS): Vandaag hebben we inderdaad
veel gehoord: een aandachtspunt. Verder zit PRN op
Stellingen ter discussie op PRN Contactdag 7 oktober 2014, deel 1:
Op dit moment mogen tot praktijk herleidbare data alléén met toestemming van de
praktijk verstrekt worden. De stelling is:
1a. VSV’s mogen namens praktijken beslissen wat er met tot praktijk herleidbare data
gebeurt.
De discussie ontstaat over: wat is praktijk, wat is openbaar. Vraag is of dit ook relevant
is. Waarom zou je nog naar praktijkniveau willen? Om als praktijk goed te benchmarken
heb je binnen je VSV sowieso elkaars gegevens nodig om te kunnen overleggen. Je wilt
toch dat zorgverleners onderling praten over kwaliteit. Wat opmerkingen over deze
stelling:

Eerst zorgen voor vertrouwen binnen het VSV. Van daar uit kun je verder werken aan
transparantie.
 Verantwoordelijkheid bij VSV met advies van de vereniging. Wel landelijke indicatoren.
Openbaarheid binnen VSV, want het moet wel veilig zijn. Anders komt weerstand.
 Goede interpretatie is belangrijk, het moet sowieso methodologisch correct zijn.
 Er is altijd prikkel/dwang nodig voor verandering; je bent bijna verplicht om ervan te
leren, daarom toch VSV over praktijken laten beslissen.
 De praktijk wil toch graag invloed hebben, indien kwaliteit oké, zullen die praktijken
daar geen moeite mee hebben. Je moet heel goed definiëren wanneer je op welk
niveau (praktijk/VSV) kunt vergelijken, wat is zinvol. Nadeel AOI: veel waarde gaat
naar perinatale/maternale sterfte.
 Angst regeert met onzekerheid. Waarom altijd nadruk op slechte punten? Benadruk
eens wat goed gaat en waar je van kunt leren!
 VSV’s moeten formeel beslissen, maar vereniging mag dwingend adviseren, om
gelijkheid in het land te hebben/krijgen.
 VSV heeft vaak (nog) geen juridische grondslag. Praktijk is hier praktijk.
 Waar ligt de verantwoordelijkheid voor de transparantie?
 Voor benchmarking is de naam van de praktijk niet nodig, dat kan via PRNinsight.
Uitkomstindicator “geen” strafmaatregel: het is een instrument om kwaliteit te
verbeteren. Die moet betrouwbaar en begrijpelijk worden toegelicht en genuanceerd
benaderd worden.
 De toestemmingsvraag is aan de zorgprofessionals.
Veelal wordt geconcludeerd dat tot praktijk herleidbare data voorlopig binnen het VSV
moeten blijven.
Plenaire stemming: merendeel voor of (veel) geen mening, een tegen.
1b. De beroepsverenigingen mogen namens de eigen zorgverlenerspraktijken beslissen
wat er met tot praktijk herleidbare data gebeurt.
Zie ook bovenstaande opmerkingen. De reacties variëren van nee, te ingewikkeld, tot
mandaat van leden, maar voorkeur blijkt toch alles binnen het VSV te houden. De
beroepsvereniging zou moeten stimuleren de data binnen de VSV’s te bespreken en acties
m.b.t. data entameren.
Plenaire stemming: allen: regio beslist, niet landelijk.
Discussie vindt momenteel plaats welke zorggevallen bij welke regio horen. De stelling is:
2a. Spiegelinformatie over thuisbevallingen en derdelijns zorg is moeilijk aan VSV’s te
koppelen: het handigst is hiervoor postcodegrenzen af te spreken en alle thuisbevallingen
en alle derdelijns zorg die binnen die postcodes valt aan dat VSV toe te rekenen.
 Op VSV-niveau maakt dat niet zo veel uit.
 Een getrapte indeling is lastig.
Plenaire stemming: nee, deze zaken niet zo aan VSV toerekenen.
2b. Op ZonMW en auditniveau zou er één uniforme regio-indeling gemaakt moeten
worden, onafhankelijk van de vraagstelling van het onderzoek.
Dit blijkt een lastige. Reacties variëren van vraag-afhankelijk, géén vaste indeling naar
kiezen voor eenduidige regio’s. Verder: bij vergelijkingen altijd goede kanttekeningen
maken, alsmede:: dat los je op door het primaire ziekenhuis aan te geven. Algemeen
vindt men dat de ZonMW consortia dit goed moeten afspreken en het beroepsbelang
hierbij in de gaten moeten houden. Tot slot: …..waarschijnlijk over 5 jaar, heel
geleidelijk….
Plenaire stemming: merendeel geen mening, de stelling leeft niet.
Een
Werkgroep,
bestaande
uit
vertegenwoordigers
van
beroepsgroepen,
zorgverzekeraars, PRN en Vektis heeft een concept-indicatorenset gemaakt. De stelling is:
3a. Alle indicatoren moeten op ketenniveau.
Wat reacties:
 Als je binnen het spectrum wilt kijken, moet je alleen lijnindicatoren hebben.
Daarnaast zijn ook ketenindicatoren nodig. Vooral voor eerstelijns verloskundigen is
een lijnindicator van belang, want bij bv thuisbevallingen is er geen 2 e lijnszorg.
 We hebben het over integrale zorg. VSV-zorg is ketenzorg, met dus ketenindicatoren.

Je spreekt over één verhaal niet over lijnen. Heb je nog iets nodig op gynaecologisch
niveau of verloskundig niveau? Waarschijnlijk niet. Het gaat je om de zorg voor
zwangere/kind. Wij hebben niet één behandelaar.
 Sluit het een het ander uit? Kun je niet zowel ‘keten’ als ‘individuele lijn’? Het moeten
dan wel andere indicatoren zijn, met een andere insteek, met wat anders willen
weten. Lijn is namelijk niet de detaillering van de keten.
 Dan alleen triviaal op lijnniveau
Plenaire stemming: klein aantal voor, klein aantal tegen, veel geen mening.
3b. Resultaten van uitontwikkelde keten-indicatoren moeten openbaar zijn.
Over het algemeen leidde deze stelling niet tot discussie.
Plenaire stemming: merendeel voor, een tegen.
Stellingen ter discussie op PRN Contactdag 7 oktober 2014, deel 2:
1. Transparantie van onderzoek vereist landelijke terugkoppeling en afstemming van
voorgenomen projecten.
Wat reacties:
 Landelijke terugkoppeling bij onderzoek met publiek geld. PRN heeft als primaire taak:
databeheer/stimuleren van onderzoek.
 Goed, dat je weet wat waar gebeurt. Transparantie is gewenst. Afstemming niet in de
zin van Jantje doet het, maar Pietje niet. Onderzoek op meer plaatsen in overleg met
elkaar.
 Waarom niet juist samen aan onderzoek werken?
Plenaire stemming: klein aantal tegen, rest geen mening.
2. Transparantie van onderzoek vereist een adviserende Wetenschappelijke Commissie
van PRN met evenredige vertegenwoordiging over beroepsgroepen en de regio’s.
 Een wetenschappelijke commissie kan goede adviezen geven, die dan ook zwaar
moeten wegen.
 Het gaat om evenredigheid van deskundigheid.
 Wat voor soort advies? Toch niet over inrichting onderzoek? Dat doen onderzoekers
zelf wel. Volg gewoon de handelswijze van het CBS. Je kunt wel adviseren over de
kwaliteit van de data. Doet CBS ook.
 PRN moet faciliteren, meer niet.
 Doel PRN is zeker niet om zelf alleen onderzoek te doen, maar wel om te laten zien
wat er met data kan.
 Wetenschappelijke Commissie moet vooral adviseren over wat haalbaar is, wat je kunt
uitvoeren.
 Wanneer ProMISe ook voor onderzoekers opengesteld wordt, moet er wel voor
gewaakt worden dat dit niet onwijs duur wordt. CBS is al heel duur, wordt daarom niet
zoveel gebruikt.
 Wat fijn dan dat onderzoek met PRN-data zo goedkoop is.
 Waarom niet net als bij Statline een aantal gegevens openbaar maken voor
onderzoekers?
 Marktwerking in onderzoek.
Plenaire stemming: klein aantal voor, rest geen mening.
3. Transparantie van onderzoek op basis van de registratie en de aanvullend verkregen
data van de ZonMW / audit regio’s, vereist openbaarmaking van alle syntaxen.
Een reactie:
 Ja, wel de codeboeken, niet de analyses.
Plenaire stemming: merendeel voor.
4. Transparantie vereist een meer gedetailleerd inzicht in de datakwaliteit.
Een stelling die geen discussie oproept.
Plenaire stemming: merendeel voor.
5. Transparantie vereist dat nu reeds de beschermingsregel dat onderzoekers een
bepaalde periode alleen na onderlinge toestemming aan hetzelfde onderwerp mogen
werken, wordt afgeschaft.
Mede door de krappe tijd geen discussie over deze laatste stelling. Er wordt inderdaad
voor afschaffing gepleit. Een ‘level playing field’ is wel een randvoorwaarde. Bij de
meerderheid blijkt de stelling niet echt te leven.
Plenaire stemming: merendeel geen mening.
Deelnemersovereenkomsten
Zoals al op Contactdag aan de orde kwam: hierbij geadviseerd door de KNMG heeft PRN
nu een juridische basis die recht doet aan de privacy-vereisten én continuering mogelijk
maakt van registratie en gebruik zoals het uitvoeren van kwaliteitsanalyses op basis van
PRN-data om zo een bijdrage te leveren aan de verbetering van de kwaliteit van zorg. Een
–door berichtgevers nog te tekenen– deelnemers- en
bewerkersovereenkomst
is
noodzakelijk voor deze juridische basis. In deze overeenkomst wordt de relatie tussen
PRN en de zorgverlener nu ook schriftelijk vastgelegd. De overeenkomst gaat nog voor
een finale ronde langs de beroepsverenigingen en wordt dan waarschijnlijk in de loop van
november aan alle berichtgevende praktijken en instellingen toegezonden.
Jaarafsluiting 2014 data
Voor het registratiejaar 2014 zijn de volgende afsluitdata vastgesteld:
 LVR1 en LVR-H op 2 april 2014
 LVR2 op 3 maart 2014
 LNR op 1 juli 2014
NB LVR gegevens kunnen op ieder gewenst moment worden ingestuurd aan de landelijke
databanken. Onze servicedesk staat klaar voor beantwoording van uw (technische)
vragen via:
LVR-1: [email protected]
LVR-2: [email protected]
Algemeen: [email protected]
Inhoudelijke vragen over de diverse datasets kunnen gesteld worden aan stichting PRN
via [email protected]
CONTACTDAG 2015
De datum voor onze jaarlijkse Contactdag is vastgelegd op dinsdag 6 oktober 2015. Zoals
ook voorgaande jaren zal
deze weer plaatsvinden in: Conferentiecentrum
Zonheuvel, Doorn.
Vergaderdata 2014
 Woensdag 10 december Algemeen Bestuur
Volgende nieuwsbrief
Een volgend nummer van deze nieuwsbrief is gepland in november. Vragen of
opmerkingen kunt u doorgeven aan het secretariaat: 030-2823165 of per e-mail
[email protected] .
Deze Nieuwsbrief is een uitgave van:
Stichting Perinatale Registratie Nederland,
Postadres: Postbus 8588, 3503 RN Utrecht
Bezoekadres: Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht
Algemeen: 030-2823165
www.perinatreg.nl / [email protected]