Kort verslag

Verslag Vsv-conferentie 7 mei 2014
Leerlingen die het voortgezet onderwijs zonder startkwalificatie verlaten, hebben weinig rooskleurige
vooruitzichten. De conferentie die het Top Institute for Evidence Based Education Research (TIER) en het
Platform 31 organiseerden, nam het beleid en de praktijk van voortijdig schoolverlaten (vsv) onder de
loep. In een uitverkochte zaal werden de 160 aanwezige beleidsmedewerkers van scholen, gemeenten,
provincies en het Rijk gebrieft over de resultaten van 4 jaar onderzoek door TIER. De Koningszaal van
Artis in Amsterdam diende als inspirerend decor.
Na een warm welkom door Wim Groot (TIER, UM, UvA) loofde
de Amsterdamse wethouder Andrée van Es de inspanningen
die al gebeurd zijn op het vlak van vsv. Ze verwees hierbij
expliciet naar de rapportages die TIER op dit gebied heeft
afgeleverd. Ze beschreef enkele interventies, zoals een strikt
verzuimbeleid die in het verleden in Amsterdam zijn ingevoerd.
We zijn goed op weg, maar zijn er nog niet. De wethouder kijkt
onder andere naar de arbeidsmarkt als een kanaal om vsv
verder te verminderen in de toekomst.
Kristof De Witte (TIER, UM, UvA) gaf aan dat het
percentage vsv’ers sterk verschilt tussen de Europese
lidstaten, maar ook tussen verschillende scholen en
regio’s binnen een land. Schooluitval heeft gevolgen op
ten minste drie niveaus. Ten eerste zijn er, in vergelijking
met niet-vsv leerlingen, hogere individuele kosten. Zo
heeft een jongere zonder startkwalificatie een grotere
kans op werkloosheid, slechtere gezondheid of op hun
beurt lager opgeleide kinderen. Ten tweede zijn er hoge
maatschappelijke kosten door de grotere kans op
criminele activiteiten, mindere sociale cohesie en lagere
economische groei door een lager opgeleide
beroepsbevolking. En tot slot zijn er fiscale gevolgen vanwege lagere belastinginkomsten, hogere
uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen en hogere kosten voor de gezondheidszorg.
De Witte besprak vervolgens enkele doeltreffende interventies op school- en stelselniveau. Deze zijn
onder andere een verzuimbeleid, het verminderen van zittenblijven, en betere begeleiding van
leerlingen via bijvoorbeeld ‘mentoring en coaching’ (dit is het samenbrengen van leerlingen met een
coach uit een publieke of private organisatie), ‘optimaal studietraject of beroep’ (gericht advies geven
over opleiding en beroep) en ‘duaal traject’.
Sofie Cabus (TIER, UM) kaderde de verschillende
interventies die TIER op hun effectiviteit onderzocht en
bracht aan ‘hoe het nu verder kan met vsv-beleid’. Om
de mogelijke invloed van interventies te duiden, werd
een conceptueel model ontwikkeld. Hierin worden de
risicofactoren voor vsv toegewezen aan één van de drie
instituties waarvan de jongere deel uitmaakt: thuis,
school en arbeidsmarkt. De oorzakelijke factoren van vsv
staan in verbinding met elkaar. Hieruit blijkt dat
problemen thuis ook problemen op school kunnen
uitlokken, en andersom. De economische groei en het
aantal vacante betrekkingen hebben bijvoorbeeld ook
een directe invloed op het verzuim van leerlingen (institutie school) en de mobiliteit van gezinnen
(institutie thuis). Gegeven deze complexe interacties moet een effectief vsv-beleid daarom aangepast
zijn op de noden van het individu. Een effectief vsv-beleid is dus adaptief.
Cabus wees ook op de relatie tussen transitiemomenten in de schoolloopbaan van leerlingen en vsv.
Veel jongeren vinden de overgang van vmbo naar mbo moeilijk omdat ze dan van school moeten
veranderen. Op die manier verliezen ze de connectie met de schoolbuurt, andere leerlingen en
leerkrachten. ‘Warme overdracht’ kan jongeren in hun overgang van vmbo naar mbo ondersteunen
maar was in het startjaar nog niet effectief. Andere gevaarlijke transitiemomenten zijn de overgang van
kleuteronderwijs naar PO en de transitie van PO naar VO. Hierop kan het vsv-beleid in de toekomst
inzetten. Een mogelijke interventie die deze transities kunnen ondersteunen is zomerscholing in
combinatie met ouderbetrokkenheid. Ook kan het beleid inzetten op het terugdringen van zittenblijven
en afstroom als een maatregel ter preventie van vsv.
Als laatste spreker in het ochtendgedeelte was Stan van Alphen (Europese
Commissie) aan de beurt. Hij besprak vsv in de EU beleidscoördinatie. De EU
brengt evidence-based policies samen en doet naast cross-sectionaal onderzoek
ook land specifieke analyses. Dit geeft inzicht in welke landen het meest
vooruitgang maken, en welke landen achterlopen. Via kwantitatieve monitoring
komen er bovendien ook benchmarks per domein.
Na een uitgebreide lunch ging Tim Mainhard (UU) dieper in op de
relatie tussen de leraar en de leerling. Hij benadrukte dat de
‘nabijheid’ van de docent van belang is voor de kwaliteit. Ook de rol van feedback wordt vaak
onderkend.
Theo Kleiweg (Bureau vsv Parkstad Limburg) bracht enkele
praktijkvoorbeelden uit Limburg. Kern van de Limburgse
aanpak is dat spijbelgedrag altijd een signaal is. Kleiweg ziet
het als hun taak om in eerste instantie samen met school en
ouders uit te zoeken wat nu de onderliggende reden is dat
de leerling thuis blijft. Vaak is het al een signaal als ze veel te
laat komen of eens een uurtje spijbelen. In het kader van
Bewust Aanwezig op School spreken ze de jongeren er nog
die week op aan. De leerplichtconsulenten hebben wekelijks
een vast dagdeel dat ze op school zijn. Diverse exemplarische
voorbeelden, en de evaluatie door TIER, geven aan dat
Bewust Aanwezig op School een effectieve maatregel is.
De transitie van vmbo naar mbo werd diepgaand besproken door Louise
Elffers (UM). Ze geeft aan dat deze transitie in het bijzonder moeilijk is voor
leerlingen. Zij moeten immers hun weg zien te vinden in een nieuwe
onderwijsomgeving, zowel in sociaal als academisch opzicht. Omgekeerd
kan de overgang vmbo-mbo ook een nieuwe kans bieden. Leerlingen in het
vmbo moeten een extra transitie maken om hun startkwalificatie te
behalen. De resultaten van haar onderzoek laten zien dat leerlingen het de
eerste maanden na de transitie naar het mbo moeite hebben om het hoofd
boven water te houden. Elffers pleit er dan ook voor om geen transitie te
hebben voor de startkwalificatie in het beroepsonderwijs. Ook de rol van
mentoren, peer tutors en coaches zou versterkt moeten worden.
De middag werd afgesloten met een interactief debat onder leiding van Wim Groot (TIER, UM, UvA). De
moderator peilde steeds eerst naar de mening van het publiek, waarna deze werd aangevuld met deze
van het panel bestaande uit Kristof De Witte, Sofie Cabus, Louise Elffers en Jelle van der Meer
(onderzoeksjournalist). Vooral het voorstel om de leerplicht te verhogen tot 21 jaar werd vurig
bediscuteerd. Sommigen argumenteerden zelf dat de kwalificatieplicht teveel als een afzonderlijk doel
werd gezien, en het zo zijn doel mist. De kwalificatieplicht zou in dit opzicht ook een leerrecht kunnen
worden, werd er geargumenteerd.
Frank Wassenberg (Platform 31) sloot af met de boodschap om out-of-thebox te denken om vsv verder te verlagen in de toekomst. Dit advies werd
onmiddellijk ter harte genomen tijdens de afsluitende borrel waar de wildste
ideeën werden geopperd.
Uit de tientallen reacties blijkt dat de deelnemers enthousiast terugblikken
op een goed gevulde en inspirerende dag. Wilt u zelf meer weten over ‘wat
werkt’ om vsv terug te dringen, kijk dan even naar het dossier dat TIER
schreef. U kunt het dossier en alle artikelen integraal terugvinden op www.tierweb.nl.