Lokale Keuzenota Sociaal Domein 2015-2018 Ter besluitvorming in de gemeenteraden van oktober 2014 PROJECTGROEP SOCIAAL DOMEIN BEL 15 september 2014 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN INHOUD SAMENVATTING EN OVERZICHT ACTIE- EN BESLISPUNTEN 3 HOOFDSTUK 1 8 DOEL EN OPZET VAN DE NOTA 1.1 Inleiding en visie 8 1.2 Focus van de nota 8 1.3 Wat willen we bereiken? 9 1.4 Inspraak 10 1.5 Beslispunten inspraak 11 1.6 Leeswijzer 11 HOOFDSTUK 2 TOEGANG VOOR DE DRIE DECENTRALISATIES 12 2.1 Wat is onze visie? 12 2.2 Wat verstaan we onder toegang? 12 2.3 Fysieke toegang tot voorzieningen binnen de BEL-gemeenten 13 2.4 Digitale toegang en telefonische toegang 14 2.5 Toegang voor jeugd. 14 2.6 Beslispunten toegang 15 HOOFDSTUK 3 BASISVOORZIENINGEN VOOR IEDEREEN 16 3.1 Inleiding 16 3.2 Wat is het preventieve voorveld? 16 3.3 Welke andere werkwijze vragen we van de welzijnsinstellingen? 17 3.4 Welke doelgroepen hebben prioriteit binnen het welzijnswerk? 18 3.5 Hoe ondersteunen we de kracht van de samenleving? 18 3.6 Welke basisvoorzieningen zijn een alternatief voor maatwerkvoorzieningen? 21 3.7 Hoe komen we tot effectieve samenwerking met de eerste lijn? 23 3.8 Subsidieverordening 24 3.9 Tot slot 25 3.10 Samenvatting en actie en beslispunten basisvoorzieningen 25 HOOFDSTUK 4 POSITIE VAN DE CLIËNT 27 4.1 Inleiding 27 4.2 Cliëntondersteuning en de afspraken met MEE 27 1/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN 4.3 PGB 28 4.4 Privacy: hoe gaan we er mee om? 30 4.5 Klachtenregeling 31 4.6 Bezwaar en beroep 32 4.7 Beslispunten 32 BIJLAGE 1 AFKORTINGENLIJST 34 BIJLAGE 2 BEGRIPPENLIJST 35 2/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Samenvatting en overzicht actie- en beslispunten Hoofdstuk 1 Doel en opzet van de nota In deze nota ligt het accent op de lokaal in te vullen keuzes. Deze keuzes hebben vooral betrekking op de algemene voorzieningen en de manier waarop we de civil society willen ondersteunen. We richten ons primair op die onderdelen die onder invloed van de decentralisaties veranderen of moeten veranderen. De nota geeft dus geen volledig overzicht op alles wat we nu doen in het preventieve voorveld en alles wat we hebben aan algemene voorzieningen. De nota is integraal van opzet, de individuele decentralisaties (jeugd, wmo en participatie) komen niet aan de orde, maar we kijken wel naar wat er voor die decentralisaties in het preventieve voorveld nodig is. Voor Eemnes is, vanwege de andere aanpak op Jeugd, het jeugdbeleid wel in een aparte nota uitgewerkt. Voor Blaricum en Laren is het jeugdbeleid dat grotendeels regionaal is, uitgewerkt in de Informatienota. Er worden beslissingen voorgelegd over de inrichting van het preventieve voorveld en op basis hiervan gaan we een ontwikkelagenda opstellen. Op de ontwikkelagenda staan thema’s die eerst verder onderzocht moeten worden voordat we besluiten kunnen nemen. Motto Ons motto voor de nota is: Niemand tussen wal en schip, daar staan gemeente en inwoners samen voor! In het algemeen willen we een beweging van zware naar lichtere zorg op gang brengen: van dure maatwerkvoorzieningen naar lichtere ondersteuning met behulp van algemene voorzieningen in het preventieve voorveld. Met dit doel voor ogen willen we met de beleidskeuzes zorgen voor: Ondersteuning van de kracht van de samenleving (civil society) in de dorpen en buurten; Goede algemene voorzieningen, die als alternatief voor maatwerkvoorzieningen kunnen dienen; Effectieve samenwerking in het preventieve voorveld, gericht op preventie onder andere door de inzet van sociale wijkteams; Een laagdrempelige en integraal werkende toegang voor iedereen met ondersteuningsvragen, van zorg tot inkomen. Hoe is de nota tot stand gekomen? Ter voorbereiding op deze nota hebben workshops met de gemeenteraden en de Wmo-raden plaatsgevonden en zijn gesprekken gevoerd met onder andere de welzijnsorganisaties. Daarnaast is de Wmo-raden advies gevraagd over de definitieve nota. De adviezen worden bij het raadsvoorstel gevoegd. Voor een uitgebreide consultatie van maatschappelijke organisaties, bestaande en nieuwe 3/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN klanten en geïnteresseerde burgers was op lokale schaal geen tijd1. De beleidsnota moet voor 1 november 2014 worden vastgesteld. We hechten groot belang aan de inbreng van inwoners en organisaties en brengen daarom de nota na de besluitvorming in de raad alsnog in de inspraak en combineren dat met het inventariseren van de eerste ervaringen. Zo nodig stellen we het beleid in 2015 bij. De verordeningen brengen we op dezelfde manier in de inspraak. Hoofdstuk 2 Toegang voor de drie decentralisaties Iedereen met een vraag over Jeugd, Wmo of Participatie moet weten waar hij of zij terecht kan. De toegang moet daarom goed en laagdrempelig worden georganiseerd, aansluitend op nieuwe patronen in de samenleving, op het gebruik van internet en op drukke levensstijlen. Onder toegang verstaan wij het proces vanaf het moment waarop inwoners zich melden met een ondersteuningsvraag op het gebied van Wmo, Jeugd of Participatie (werk en inkomen) tot het maken van afspraken over de benodigde ondersteuning. De toegang heeft dus twee taken: Het geven van informatie en advies; Het beoordelen van ondersteuningsvragen voor maatwerkvoorzieningen (poortwachtersfunctie). Hoewel de inloop bij de loketten afneemt, wordt vooralsnog besloten om de loketten in de drie gemeenten te behouden, voor elk een ander dagdeel in de week. De Inwoners van de BEL-gemeenten kunnen op alle drie inlopen terecht. Verder kan men terecht in Huizen. De informatie en adviesfunctie van het CJG wordt ook bij het loket ondergebracht. Na een jaar wordt besloten of de loketten meerwaarde hebben. Zo niet, dan wordt voortaan alleen op afspraak gewerkt, thuis, op de gemeentehuizen of op een andere openbare locatie. Inwoners met enkel een inkomensvraag worden op afspraak in het gemeentehuis in Huizen ontvangen. Telefoontjes over het sociaal domein zullen net als nu door het Klantcontactcentrum van Huizen worden behandeld. Indien mensen de eigen gemeente bellen komt het telefoontje binnen bij het KCC van de BEL Combinatie. Het KCC van de BEL Combinatie vervult een intelligente ‘doorverwijsfunctie’, waardoor het in Huizen direct duidelijk is vanuit welke gemeente het telefoontje afkomstig is. Hoofdstuk 3 Basisvoorzieningen voor iedereen Alle drie de gemeenten beschikken over goede basisvoorzieningen, maar staan voor de uitdaging om die voorzieningen “sociaal domein proof” te maken. Ofwel: te zorgen dat de nieuwe doelgroepen (met vaak wat zwaardere problematiek) ook terecht kunnen bij deze algemene voorzieningen en dat algemene voorzieningen voor een deel als alternatief voor maatwerkvoorzieningen kunnen dienen. We beschikken over een actieve en initiatiefrijke bevolking, maar het weefsel van de 1 In regionaal verband is dat wel gebeurd ter voorbereiding op de inkoop. De Wmo-raden zijn eveneens betrokken bij de voorbereiding van de verordeningen. 4/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN inclusieve samenleving kan nog steviger. Inwoners zijn daarvoor aan zet, maar de welzijnsinstellingen (Versa, Welzin etc.) kunnen daar ook een stimulerende rol in vervullen. De focus ligt op de vraag hoe we het preventieve voorveld sociaal domein proof kunnen maken door: Ondersteuning van de kracht van de samenleving (civil society, inclusieve samenleving) in de dorpen en buurten. Goede algemene voorzieningen, die als alternatief voor maatwerkvoorzieningen kunnen dienen. Effectieve samenwerking met de eerste lijn, gericht op preventie o.a. door de inzet van sociale teams. De kracht van de samenleving willen we o.a. ondersteunen door het inzetten van een budget voor bewonersinitiatieven op zorg en welzijn, een BEL brede programmering, effectief gebruik van accommodaties, het betrekken van sportverenigingen bij signalering en het stimuleren van gespreksmogelijkheden over opvoeding. Algemene voorzieningen als alternatief voor maatwerkvoorzieningen zijn bijvoorbeeld maatjesprojecten of laagdrempelige dagbestedingsactiviteiten. We doen onderzoek naar de haalbaarheid. Bij de samenwerking met de eerste lijn richten we ons in eerste instantie op de huisartsen en de samenwerking met de wijkverpleegkundige in de sociale teams. Ook willen we de bekendheid van algemene voorzieningen bij huisartsen verbeteren. Dit alles vraag ook een andere werkwijze van welzijnsinstellingen: meer vraaggericht, flexibeler en meer sturen op outcome dan op output. We vragen van het welzijnswerk zich ook meer te richten op de nieuwe doelgroepen in het sociaal domein, echter binnen dezelfde middelen. Dat betekent dus nieuw voor oud. Hoofdstuk 4 positie van de cliënt We bewaken de rechten van de cliënt en zorgen voor goede cliëntondersteuning Er zijn verschillende facetten die de positie van de cliënt raken zoals: deskundige ondersteuning, het recht op PGB, Privacy waarborgen etc. Overzicht actie- en beslispunten Hoofdstuk 1 o De inspraak na vaststelling van de nota en de verordeningen te organiseren en de nota en de verordeningen in 2015 zo nodig bij te stellen op basis van inspraak en ervaringen. Hoofdstuk 2 o De fysieke loketten per gemeente vooralsnog voor een jaar behouden voor elk een ander dagdeel in de week. o Samen met de uitvoeringsorganisatie servicenormen ontwikkelen voor de dienstverlening in het KCC. 5/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN o o De digitale informatieverstrekking over het sociaal domein te verbeteren. Onderbrengen van de informatie- en adviesfunctie van het bestaande CJG in de integrale loketten van de uitvoeringsorganisatie. Hoofdstuk 3 o Onderschrijven van een andere werkwijze van welzijnsinstellingen dat zich kenmerkt door: vraaggerichtheid, flexibiliteit in de inzet van een deel van het budget, oud voor nieuw, en van output naar outcome sturing. o Instellen van een budget voor inwonersinitiatieven gericht op participatie en ondersteuning van 10.000 euro per jaar door dit bedrag af te zonderen van de beschikbare budgetten vanuit het sociaal deelfonds. o Realiseren van mogelijkheden om het gesprek rondom jeugd en opvoeding te stimuleren met en tussen ouders door organisaties in het preventieve voorveld. o Beleggen van de coördinatie van preventieve inzet rondom jeugd en gezin vanaf eind 2015 na onderzoek bij JGZ of Versa. o Welzijnsaanbod te creëren voor de nieuwe doelgroepen, danwel bestaand aanbod daarvoor geschikt maken. o Komen tot een gezamenlijke programmering in BEL verband, o.a. gericht op effectief gebruik van maatschappelijke accommodaties o Het instellen van een sociaal wijkteam bestaande uit een welzijnswerker en een wijkverpleegkundige die actief zijn in het preventief voorveld. o Het verbeteren van de bekendheid van de algemene voorzieningen bij huisartsen (welzijn op recept). o Instellen van een afstemmingsoverleg tussen gemeenten en huisartsen, ten behoeve van een goed partnerschap. o Het verstevigen van de matchingsfunctie voor vrijwilligerswerk. o Het ontwikkelen van bijvoorbeeld vrijwillige maatjesprojecten voor jongeren. o Herzien van de ASV met het oog op de nieuwe taken in het sociaal domein in 2015. o Onderzoek doen naar de haalbaarheid van dagopvang als algemene voorziening. o Onderzoek doen naar een besteding van middelen voor het mantelzorgcompliment die aansluit op de behoeften van de doelgroep. o Verkenning van de rol van verenigingen, te beginnen met sportverenigingen in het jeugdbeleid, bijvoorbeeld rond signalering. o Herijking van het aanbod van preventieve activiteiten in HBEL-verband. o Organiseren van een conferentie in HBEL-verband over laagdrempelige opvoedondersteuning. Hoofdstuk 4 o In te stemmen met het garantie van 75 % van het budget voor MEE voor 2015 en het resterende budget in te zetten voor cliëntondersteuning door organisaties met andere specialismen. o Beleidsregels vast te stellen over inzet van mensen uit het eigen netwerk met behulp van PGB. o Opstellen voor een privacy protocol voor het wijkteam. 6/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN o o o 7/36 Actief informeren van cliënten over de klachtenmogelijkheden in samenwerking met de cliëntondersteuningsorganisaties, zoals MEE. In samenwerking met de gemeente Huizen nagaan op welke schaal beroep en bezwaar voor het sociaal domein het best kan worden vormgegeven. In samenwerking met de gemeenten in de regio Gooi en Vecht instellen van een meldpunt van klachten en het aanwijzen van een vertrouwenspersoon voor de jeugdzorg. LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Hoofdstuk 1 Doel en opzet van de nota Niemand tussen wal en schip: daar staan gemeente en inwoners samen voor! 1.1 Inleiding en visie Voor u ligt de Lokale Keuzenota Sociaal Domein. Deze nota vormt samen met de Informatienota Sociaal Domein een geheel. Daar waar in de Informatienota het accent lag op alles wat samen met de regio doen, ligt in deze nota het accent op de lokaal in te vullen keuzes en wat we uitwerken met de uitvoeringsorganisatie HBEL. Het lokale niveau is het niveau waarop de veranderingen in het sociaal domein ook zijn beslag moeten krijgen. Daar moeten we dingen echt anders gaan doen, moeten organisaties elkaar weten te vinden in het belang van de klant en moeten de bureaucratie, bij gemeenten en instellingen tot een minimum worden beperkt. De verhoudingen tussen gemeente en inwoners wordt anders: we vragen meer initiatief van inwoners, meer zorg voor elkaar in gezin- en familieverband, maar ook op buurt- en wijkniveau. De inwoner mag rekenen op goede randvoorwaarden om dat ook te doen. Tegelijkertijd kan iedereen die professionele zorg nodig heeft er op rekenen dat ze die krijgt. Niemand valt tussen wal en schip! Wettelijk kader Zowel in de Jeugdwet als de Wmo is het opstellen van een beleidsplan als verantwoordelijkheid voor de raad opgenomen2. Aan deze verantwoordelijkheid wordt door middel van deze nota voldaan. We kiezen er voor om dit beleid integraal uit te werken, net als bij de Informatienota. Voor Eemnes is, vanwege de andere aanpak op Jeugd, het jeugdbeleid in een aparte nota uitgewerkt. 1.2 Focus van de nota Het sociaal domein is geordend in drie onderdelen: de algemene en preventieve voorzieningen, de toegang en de maatwerkvoorzieningen. Grosso modo zijn de algemene voorzieningen een lokale verantwoordelijkheid, de toegang een verantwoordelijkheid van de uitvoeringsorganisatie HBEL en beleid en inkoop van maatwerkvoorzieningen een regionale verantwoordelijkheid3. Het accent ligt in deze Lokale Keuzenota dus op het zogeheten preventieve voorveld. Het doel van de Lokale Keuzenota is om inzicht te geven in de wijze waarop we het preventieve voorveld en de toegang vormgeven. We leggen beslissingen voor. Veel van deze beslissingen bepalen de ontwikkelagenda voor 2015 en daarna. 2 De participatiewet bevat geen verplichting tot het opstellen tot een beleidsplan. De wet schrijft alleen het opstellen van een tweetal verordeningen voor. 3 Het beleid rond de maatwerkvoorzieningen en de inkoop daarvan zijn in de Informatienota behandeld. 8/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Op de ontwikkelagenda staan thema’s die eerst verder onderzocht moeten worden voordat we besluiten kunnen nemen, bijvoorbeeld over de haalbaarheid van een laagdrempelige dagopvang. De focus in deze Lokale Keuzenota ligt op die onderdelen van het preventieve voorveld die onder invloed van de decentralisaties veranderden of moeten veranderen. De nota biedt geen integraal overzicht van alles wat er op dat vlak al is. 1.3 Wat willen we bereiken? Ons motto voor de nota is: Niemand tussen wal en schip, daar staan gemeente en inwoners samen voor! Voor het realiseren van de veranderingen in het sociaal domein, of die nu voortkomen uit de Jeugdwet, de Wmo 2015 met de oude AWBZ-taken of de Participatiewet, is minder geld beschikbaar dan we gewend zijn. Om te voorkomen dat mensen tussen wal en schip vallen, moet de ondersteuning slimmer, innovatiever en ja, ook goedkoper worden. In het algemeen willen we een beweging van zware naar lichtere zorg op gang brengen: van dure maatwerkvoorzieningen naar lichtere ondersteuning met behulp van algemene voorzieningen in het preventieve voorveld. Met dit doel voor ogen willen we met de beleidskeuzes in deze nota zorgen voor: Ondersteuning van de kracht van de samenleving (civil society) in de dorpen en buurten; Goede algemene voorzieningen, die als alternatief voor maatwerkvoorzieningen kunnen dienen; Effectieve samenwerking in het preventieve voorveld, gericht op preventie onder andere door de inzet van sociale wijkteams; Een laagdrempelige en integraal werkende toegang voor iedereen met ondersteuningsvragen - van zorg tot inkomen. Daarmee kan waar mogelijk de beweging van zwaar naar licht in gang gezet worden. In onderstaande figuur staat deze beweging of transformatie die we in het sociale domein beogen. Kort gezegd is dat de beweging om vragen van inwoners met een beperking of een probleem zoveel mogelijk op te lossen in en met de samenleving. Daarmee bedoelen we het dagelijkse sociale en economische verkeer: het wonen in een wijk, het opvoeden van kinderen, naar school gaan, sporten en werken. Dat betekent dat inwoners (en bedrijven, verenigingen, kerken enzovoort) zoveel mogelijk met elkaar verantwoordelijkheid nemen om individuele of maatschappelijke vraagstukken aan te pakken en dat onze gemeentelijke ondersteuning (boven de stippellijn) erop gericht is die oplossingen waar nodig te ondersteunen. 9/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Mensen krijgen de ondersteuning die nodig is, maar de verwachting is dat meer dan nu het geval is, oplossingen letterlijk dicht bij huis gevonden kunnen worden, in het eigen netwerk en in de eigen buurt. De monitoring is er op gericht om na te gaan of dat ook zo is. 1.4 Inspraak Wmo-raden Ter voorbereiding op deze nota, met een sterk accent op welzijn, hebben workshops met de gemeenteraden en de Wmo-raden van Blaricum en Laren4 plaatsgevonden en zijn gesprekken gevoerd met onder andere de welzijnsorganisaties. Daarnaast is de Wmo-raden om advies gevraagd over de definitieve nota. De adviezen worden bij het raadsvoorstel gevoegd. Inwoners en maatschappelijke organisaties Voor een uitgebreide consultatie van maatschappelijke organisaties, bestaande en nieuwe klanten en geïnteresseerde burgers was op lokale schaal geen tijd5. De beleidsnota moet voor 1 november 2014 worden vastgesteld. We hechten groot belang aan de inbreng van inwoners en organisaties en brengen daarom de nota na 4 Eemnes heeft geen Wmo-raad In regionaal verband is dat wel gebeurd ter voorbereiding op de inkoop. De Wmo-raden zijn eveneens betrokken bij de voorbereiding van de verordeningen. 5 10/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN besluitvorming in de raad alsnog in de inspraak. Inwoners praten graag mee, maar wel aan de hand van concreet beleid en dat ligt er dan, maar het is niet in beton gegoten. We willen leren van de reacties en ervaringen van betrokkenen. En we passen het beleid aan waar dat nodig is, voor de zomer van 2015. Voor de inspraak en de ervaringen nemen we een ruime periode van een half jaar. 1.5 Beslispunten inspraak o De inspraak na vaststelling van de nota en de verordeningen te organiseren en de stukken in 2015 zo nodig bij te stellen op basis van inspraak en ervaringen. 1.6 Leeswijzer Zoals gezegd staat in deze nota het lokale beleid centraal, en alleen dat wat onder invloed van de decentralisaties moet of gaat veranderen. In hoofdstuk 2 staat de toegang centraal (informatie en advies en het beoordelen van maatwerkvoorzieningen) en de bijzonderheden in de toegang voor jeugd. De taakverdeling met Huizen komt aan de orde, evenals de fysieke loketten in onze gemeenten. Hoofdstuk 3 is de kern van de nota. Daarin zetten we onze visie op het preventieve voorveld uiteen, wat we van inwoners verwachten en hoe we ze daarin ondersteunen, wat we van welzijnsinstellingen vragen, en hoe we de samenwerking met de eerste lijn zien. Hier gaan we ook in op de rol en samenstelling van wijkteams in het preventieve voorveld. Ook de toekomstige positie van het CJG wordt daarin belicht. In hoofdstuk 4 gaan we tot slot in op de positie van de cliënt. Onderwerpen als privacy, PGB en cliëntparticipatie komen daar aan de orde. 11/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Hoofdstuk 2 Toegang voor de drie decentralisaties Heeft u een vraag over zorg? De gemeente helpt u verder! 2.1 Wat is onze visie? Per ingang van 2015 krijgen de gemeenten er veel nieuwe “klanten” bij. Iedereen met een vraag op het terrein van Jeugd, Wmo of Participatie moet weten waar ze terecht kunnen met hun vragen. Bij het CIZ en de Bureaus Jeugdzorg kunnen ze immers niet meer terecht. De gemeente beantwoordt nu hun vragen. De toegang moet daarom goed en laagdrempelig worden georganiseerd, aansluitend op nieuwe patronen in de samenleving, op het gebruik van internet en op drukke levensstijlen. Het fysieke loket blijft een krachtig middel, maar neemt in betekenis af. Persoonlijk contact echter niet. Naast informatievoorziening via websites en via de telefoon blijft het gesprek toch het beste middel om een vraag echt in kaart te brengen en er voor te zorgen dat men elkaar verstaat. We maken afspraken voor een persoonlijk gesprek bij iemand thuis, op of in de buurt van het werk, of elders binnen de HBELgemeenten. 2.2 Wat verstaan we onder toegang? Onder toegang verstaan wij het proces vanaf het moment waarop inwoners zich melden met een ondersteuningsvraag op het gebied van Wmo, Jeugd of Participatie (werk en inkomen) tot het maken van afspraken over de benodigde ondersteuning. De uitvoering gebeurt door andere partijen. De toegang heeft dus twee taken: Het geven van informatie en advies; Het beoordelen van ondersteuningsvragen voor maatwerkvoorzieningen (poortwachterfunctie). Informatie en advies Mensen kunnen bij de gemeente terecht met al hun vragen op het terrein van welzijn, zorg, opvoeding, inkomen en werk: een toegang dus voor alle vragen. De informatie- en adviesfunctie van het CJG wordt daarom ook bij de toegang ondergebracht. De sociale teams die we in gaan stellen (zie volgende hoofdstuk) spelen ook een belangrijke rol in het geven van informatie en advies. Nog tal van andere organisaties dragen daar aan bij. Denk aan de huisartsen, de cliëntondersteuningsorganisaties enzovoort. Informatie en advies geven is dus geen exclusieve taak van het loket, de poortwachterrol wel. De gemeentelijke website speelt ook een cruciale rol in het geven van informatie en advies (zie paragraaf 2.4). Poortwachterfunctie De toegang tot maatwerkvoorzieningen binnen de uitvoeringsorganisatie HBEL bestaat uit zes stappen: 1. Melding: de inwoner meldt de ondersteuningsvraag fysiek bij het loket sociaal domein (HBEL), telefonisch (KCC) of digitaal (website); 12/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN 2. Screening: de medewerkers van het KCC verkennen de vraag. Ze handelen enkelvoudige en eenvoudige vragen direct af. Ze verwijzen door bij enkelvoudige specialistische en meervoudige vragen. 3. Gesprek: na de doorverwijzing in de fase van oriëntatie volgt een (keukentafel)gesprek op locatie, tussen de inwoner en de medewerker van het loket sociaal domein. 4. Het plan: het resultaat van het gesprek is een integraal plan van aanpak uitgaande van het principe één gezin, één plan. De schotten tussen de verschillende wetten verdwijnen hierbij. In dat plan staat het arrangement beschreven waar de inwoner en gespreksvoerder samen van hebben vastgesteld dat het een antwoord geeft op de ondersteuningsvraag. 5. Ondertekening: na opstelling van het plan ondertekenen de inwoner en gespreksvoerder beiden het plan voor akkoord. Gezamenlijk zijn ze verantwoordelijk voor het gehele plan. Dit vervangt andere vormen van indicatiestelling. 6. Beschikking: als in het plan van aanpak (niet vrij toegankelijke) collectieve en individuele voorzieningen zijn opgenomen, volgt een beschikking. Als de inwoner een collectieve of individuele voorziening nodig vindt en niet tot een akkoord komt met de gespreksvoerder, volgt een afwijzende beschikking. Daartegen kan de inwoner in bezwaar gaan. Bij het doorlopen van dit proces, dat onvermijdelijk ook bureaucratische elementen bevat, proberen we samen met de uitvoeringsorganisatie te zorgen voor een persoonlijke benadering met een menselijk gezicht. De KCC-medewerkers zijn het visitekaartje van de gemeente. Ze zijn vriendelijk en correct en voldoende deskundig om de vraag te screenen en goed door te verwijzen. Samen met de uitvoeringsorganisatie werken we servicenormen uit. 2.3 Fysieke toegang tot voorzieningen binnen de BEL-gemeenten In de inleiding staat dat de fysieke toegang minder belangrijk wordt ten opzichte van andere vormen, wat ook blijkt uit de praktijk. Zowel Laren als Blaricum en Eemnes heeft eigen fysieke loketten die een aantal dagdelen per week bemenst worden. In de onderstaande tabel staan de bezoekersaantallen over 2013 in absolute aantallen, per week en per dagdeel opstelling. Gemeente Blaricum Eemnes Laren Omvang van de 69 140 1606 vraag (inloop) gemiddeld per 1,33 2,69 3,08 week dagen 0,5 1,5 1,5 per dagdeel 1,33 0.89 1.03 Uit de tabel blijkt dat de loketten in zeer bescheiden mate worden gebruikt. 6 Inclusief de inloop voor CJG. 13/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Ondanks het geringe gebruik wordt vooralsnog besloten om de loketten in de drie gemeenten te behouden, elk voor een ander dagdeel in de week. Inwoners van de BEL-gemeenten kunnen bij alle drie inlopen terecht. In totaal gaat de opstelling van 3,5 dagen naar 1,5 dag. Verder kan men terecht in Huizen. Na een jaar wordt besloten of de loketten meerwaarde hebben. Zo niet, dan wordt voortaan alleen op afspraak gewerkt. Thuis, op de gemeentehuizen of op een andere openbare locatie. Inwoners met enkel een inkomensvraag komen op afspraak op de gemeentehuizen.7 2.4 Digitale toegang en telefonische toegang Inwoners moeten op de website makkelijk informatie kunnen vinden over het sociaal domein. Informatie die hen op weg helpt bij het oplossen van hun problemen. Aan de gemeentelijke website wordt voor de korte termijn een pagina gekoppeld met informatie over de (uitvoering van de) Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet. We zorgen voor doorlinkmogelijkheden met de CJG-website en die van sociale zaken. Inmiddels is gestart met het schrijven van teksten voor de websites. Binnen de HBEL zal zoveel mogelijk van dezelfde teksten gebruik gemaakt worden. De mogelijkheid om via een formulier op de website de hulpvraag bij de gemeente in te dienen wordt onderzocht. Telefoontjes over het sociaal domein zullen - net als nu - door het Klantcontactcentrum van Huizen worden behandeld. Bellen mensen de eigen gemeente, dan komt het telefoontje binnen bij het KCC van de BEL Combinatie. Het KCC van de BEL Combinatie vervult een intelligente ‘doorverwijsfunctie’, waardoor het in Huizen direct duidelijk is vanuit welke gemeente het telefoontje afkomstig is. 2.5 Toegang voor jeugd. De toegang tot de jeugdzorg wijkt af van de toegang tot de Wmo. Daar waar de Wmo maar één poortwachter kent, kent de jeugdzorg vier poortwachters die samen de toegang tot de jeugdzorg vormen. Dat was zo en dat blijft zo. Naast de gemeente zijn er dus nog drie instanties die toegang kunnen verlenen tot individuele vormen van zorg die door de gemeente worden gefinancierd, namelijk: Huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten Naast de gemeentelijke toegang kunnen ook artsen (huisarts, jeugdarts, medisch specialist) verwijzen naar alle vormen van jeugdhulp. In de praktijk gaat dit vooral over vormen van geestelijke gezondheidszorg. In onze regio wordt deze vorm van zorg relatief vaak ingezet. Het behelst ongeveer een kwart van de totale jeugdzorg. Gecertificeerde instellingen Medewerkers van een gecertificeerde instelling mogen voor jeugdbescherming en reclassering zorg inzetten. Dat mag als er sprake is van een maatregel voor ondertoezichtstelling (OTS) door de kinderrechter. 7 Voor de spreekruimtes voor sociale zaken gelden speciale veiligheidseisen 14/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN AMHK Ook via het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) “Veilig Thuis” kan direct kortdurende spoedhulp worden ingezet. Voor Eemnes is de gemeentelijke toegang tot Jeugd anders georganiseerd. De melding gebeurt bij het Jeugd en Gezinteam, evenals het gesprek. 2.6 Beslispunten toegang o De fysieke loketten per gemeente vooralsnog voor een jaar behouden voor elk een ander dagdeel in de week. o Samen met de uitvoeringsorganisatie servicenormen ontwikkelen voor de dienstverlening in het KCC. o De digitale informatieverstrekking over het sociaal domein te verbeteren. o Onderbrengen van de informatie- en adviesfunctie van het bestaande CJG in de integrale loketten van de uitvoeringsorganisatie. 15/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Hoofdstuk 3 Basisvoorzieningen voor iedereen Goede basisvoorzieningen voorkomen zwaardere ondersteuning. 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk staan de inclusieve samenleving en de algemene voorzieningen centraal. We beschikken in alle drie gemeenten over goede basisvoorzieningen, maar staan voor de uitdaging om die voorzieningen “sociaal domein proof” te maken. Dat wil zeggen te zorgen dat de nieuwe doelgroepen met vaak wat zwaardere problematiek ook terecht kunnen bij deze algemene voorzieningen en dat algemene voorzieningen voor een deel als alternatief voor maatwerkvoorzieningen kunnen dienen. We beschikken ook over een actieve en initiatiefrijke bevolking, maar het weefsel van de inclusieve samenleving kan nog steviger. Het preventieve karakter kan sterker. Inwoners zijn daarvoor aan zet. Maar de welzijnsinstellingen (Versa, Welzin enzovoort) kunnen daar ook een stimulerende rol in vervullen. Dit hoofdstuk richt zich op de vraag hoe we het preventieve voorveld sociaal domein proof kunnen maken door: Ondersteuning van de kracht van de samenleving (civil society, inclusieve samenleving) in de dorpen en buurten; Goede algemene voorzieningen, die als alternatief voor maatwerkvoorzieningen kunnen dienen; Effectieve samenwerking met de eerste lijn, gericht op preventie o.a. door de inzet van sociale wijkteams. Op deze punten komen we met een aantal concrete voorstellen. De keuzen zijn onder andere geformuleerd uit de input van de raadsleden tijdens de raadsworkshops preventief welzijn (18 juni en 23 juni 2014). Allereest gaan we in op drie voorliggende vragen: Wat is het preventief voorveld precies? Wat betekenen de veranderingen voor de welzijnsorganisaties, wat vragen we van hen? Wie is nu eigenlijk de doelgroep, op wie richten we ons met het welzijnswerk? 3.2 Wat is het preventieve voorveld? Zoals in het eerste hoofdstuk is beschreven, bestaat de ondersteuningspiramide uit verschillende lagen. De inclusieve samenleving is de basis. Daarbovenop ligt de laag van algemene voorzieningen. Bovenop zijn de maatwerkvoorzieningen. Of daarvan gebuikt gemaakt mag worden, wordt bepaald in de toegang. Zo valt het veld uiteen in twee delen: het deel dat zich voor de toegang bevindt (het preventieve voorveld) en het deel dat zich achter de toegang bevindt (het achterveld). Het preventieve voorveld is een verzameling van laagdrempelige activiteiten. Deze zijn gericht op enerzijds het versterken van de kracht van de samenleving in wijk en 16/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN buurt (dus groepsgericht) en anderzijds op het versterken van de eigen mogelijkheden om een lichamelijk en geestelijk actief leven te leiden: sociaal zelfredzaam te zijn (dus individueel gericht). De uitvoering ligt bij welzijnsorganisaties, de bibliotheek, sportverenigingen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, scholen, kerken, andere verenigingen en inwoners zelf. Het omvat een waaier van verschillende activiteiten. 3.3 Welke andere werkwijze vragen we van de welzijnsinstellingen? We werken in de drie gemeenten op het terrein van welzijn samen met Versa en met Welzin. Het belang van goed welzijnsbeleid wordt in het sociaal domein alleen maar sterker, terwijl de middelen krimpen. Dat vraagt om een andere relatie met en werkwijze van de welzijnsinstellingen. In 2013 stelden de raden al uitgangspunten vast voor nieuw welzijnsbeleid die al een verandering in de juiste richting bewerkstelligen. Maar in deze nota gaan we verder, en benoemen we nog een aantal concrete criteria. Vraaggericht Het aansluiten bij de behoefte van inwoners staat centraal. Welke vraag van de inwoner ligt ten grondslag aan het aanbod van de welzijnsinstelling? Het aanbod van een instelling is zodoende niet vanzelfsprekend, maar moet veranderen al naar gelang de behoefte van de inwoner. Competenties Welzijn nieuwe stijl In het sociaal domein worden van welzijnswerkers andere vaardigheden en competenties gevraagd. Het welzijnswerk is daar volop mee bezig. Om die omslag te bevorderen, vragen we de welzijnsinstellingen om de - door Movisie ontwikkelde competenties voor de ‘welzijnswerker nieuwe stijl’ als leidraad te nemen. Nieuw voor oud Nieuwe activiteiten komen niet vanzelfsprekend erbij, maar meestal in plaats van activiteiten waar minder behoefte aan is. De professional dient met sensitiviteit de wensen van inwoners te vertalen naar goed, effectief en ‘gedragen’ beleid. Flexibel budget welzijnsinstellingen Om vraaggericht te kunnen werken, is flexibiliteit nodig. Om dit te waarborgen, ontvangen instellingen naast een vast budget voor kerntaken een flexibel budget. Daarmee kunnen zij jaarlijks op basis van vragen van inwoners een aanbod vormgeven. De besteding van dit budget gebeurt in overleg met de gemeente. Ook andere organisaties met goede plannen kunnen een beroep doen op dit budget. Van output naar outcome subsidierelatie Bij de bovenstaande werkwijze past ook een andere wijze van monitoring. Het gaat er niet alleen om of een activiteit is uitgevoerd, maar vooral of het effectief was. De monitoring is dan meer gericht op de effecten bij de klant. Effecten zijn: de klant is beter in staat om het leven zelfstandig vorm te geven, hogere zelfredzaamheid, hoge klanttevredenheid, signalen van loketmedewerkers in hoeverre zware zorg wordt voorkomen en of er tijdig of onnodig wordt doorverwezen enzovoort. 17/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Regionaal wordt momenteel geïnventariseerd op welke effecten gestuurd kan worden en hoe de subsidierelatie beter vormgegeven kan worden. Begin 2015 is de inventarisatie klaar en volgt een advies hierover. Voorbeeld: in plaats van monitoren op aantal deelnemers wordt de inwoners gevraagd of zij minder eenzaam zijn dankzij de activiteit, en hoe de activiteit aan dat effect heeft bijgedragen. 3.4 Welke doelgroepen hebben prioriteit binnen het welzijnswerk? De doelstelling van het preventief welzijnsbeleid is het realiseren van een inclusieve samenleving. De doelgroep bestaat uit alle inwoners. We hebben iedereen nodig voor het vormen van een inclusieve samenleving, maar daarbinnen zijn er groepen die meer ondersteuning nodig hebben dan anderen. In het kader van de decentralisaties zijn dat kinderen en hun ouders met opvoed- en opgroeiproblematiek, mensen met een lichte verstandelijke beperking, een chronisch psychisch of psychosociaal probleem en jongeren en ouderen met zware arbeidsbeperkingen. De bestaande prioritaire doelgroepen, zoals dementerenden, mensen met eenzaamheidsproblematiek en zwaar belaste mantelzorgers houden hun prioriteit. Zij zijn ook te vinden bij de nieuwe doelgroepen. Het welzijnswerk staat niet in zijn eentje voor het oplossen van de vragen van deze nieuwe doelgroepen. Daar zijn en blijven gespecialiseerde organisaties voor. Maar het welzijnswerk moet en kan bijdragen aan algemene voorzieningen voor deze doelgroepen. Dat kan door bij het ontwikkelen van activiteiten ook rekening te houden met de behoeften en kenmerken van deze groepen. Voorbeeld: de welzijnsinstelling heeft algemeen toegankelijke activiteiten, maar ook activiteiten voor mantelzorgers, een aandachtsgroep. De focus ligt in hoofdzaak op de oudere mantelzorger die een partner verzorgt. Mantelzorgers die leven met een psychisch zieke partner herkennen zich niet in het aanbod, terwijl ze absoluut steun nodig hebben. De welzijnsorganisatie kan besluiten tot het organiseren van lotgenotencontacten voor deze groep. In de navolgende paragrafen doen we enkele concrete voorstellen van activiteiten die ons inziens nodig zijn in het sociaal domein. Verder stellen we voor om samen met de welzijnsorganisaties en zorginstellingen na te gaan welke algemene voorzieningen verder nodig zijn. 3.5 Hoe ondersteunen we de kracht van de samenleving? In deze paragraaf gaan we in op de wijze waarop we voor de samenleving goede voorwaarden willen scheppen om zelf ook de handen uit de mouwen te steken. We denken aan een budget voor initiatieven, meer afstemming in de programmering van organisaties en verenigingen, het benutten van de bestaande maatschappelijke accommodaties voor nieuwe activiteiten en het versterken van de zogenaamde pedagogische civil society. Opvoeden doe je samen! 18/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Budget voor faciliteren van initiatieven uit de samenleving. Als we meer initiatieven van de samenleving verwachten, moeten we die ook kunnen faciliteren. We werken samen in de driehoek overheid, bedrijven en inwoners en hebben elkaar nodig. De overheid is goed in het organiseren van legitimiteit: gelijkheid en het voorkomen van uitsluiting. De markt (ondernemer) is goed in effectiviteit en efficiëntie. Inwoners tenslotte zijn sterk in het creëren van betrokkenheid. In die driehoek kan veel goeds ontstaan. De gesubsidieerde instellingen wordt gevraagd om initiatieven samen met inwoners (vrijwilligers) en ondernemers (met of zonder winstoogmerk) op te pakken. Daarnaast kan de overheid een financieel vliegwiel zijn voor initiatieven van inwoners of ondernemers. Maar de overheid kan ook specifieke kennis leveren (juridisch, administratief, financieel), gericht op participatie en ondersteuning van mensen. We stellen hiervoor een budget beschikbaar van € 10.000,- jaarlijks. Aanvragen worden laagdrempelig getoetst aan de beleidsregels. De coördinatie en prioritering van de aanvragen wordt uitgevoerd door de wijkcoach, in overleg met een beleidsambtenaar. Voorbeeld: inwoners willen een dagdeel gebruik maken van het wijkcentrum. De welzijnsinstelling kijkt hoeveel uur beschikbaar is voor die groep, omdat ook andere inwoners wensen hebben. De inwoners schrijven op 1 A4tje een plan van hun activiteiten. Een bedrijf beoordeelt het plan en kijkt waar het efficiënter kan. Het aangepaste plan wordt uitgevoerd; deels op het wijkcentrum en deels op het terrein van het bedrijf, dat ook nog eens een klein bedrag sponsort. De rest van het benodigde budget wordt beschikbaar gesteld uit het wijkbudget. Gezamenlijke (BEL-brede) programmering instellingen Het welzijnsbeleid bestaat niet alleen uit beleid van welzijnsorganisaties. De bibliotheek, kinderopvang, peuterspeelzalen, sportverenigingen, kerk, scholen, andere verenigingen en inwonersinitiatieven maken eveneens preventief welzijnsbeleid. Welzijnsorganisaties dienen zich meer te richten op het samenwerken met bovengenoemde organisaties. Specifiek de welzijnswerkers kunnen de gezamenlijkheid tussen organisaties aanjagen. Het aanbod aan activiteiten dient meer gezamenlijk te ontstaan en overlap moet voorkomen worden. BEL-samenwerking kan hier onderdeel van zijn. Van de welzijnsorganisatie wordt een trekkende rol verwacht in de gezamenlijke programmering. Voorbeeld: in BEL-verband kan een bepaalde activiteit op maandag in Blaricum plaatsvinden, op woensdag in Laren en op donderdag in Eemnes. Ook kan een bepaalde activiteit in Laren plaatsvinden, en een geheel andere activiteit in de andere dorpen. Vooren nadelen worden zorgvuldig afgewogen, om alle inwoners zoveel mogelijk te kunnen voorzien in hun behoeftes. 19/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Effectief gebruik accommodaties Accommodaties kunnen het kloppend hart zijn van de wijk. Daar is plaats voor het realiseren van initiatieven. Door gezamenlijke programmering ontstaat effectiever accommodatiegebruik. (Nieuwe) preventieve welzijnsactiviteiten kunnen bijvoorbeeld plaatsvinden op rustige dagdelen in bestaande accommodaties: in de ochtend bij de bibliotheek, overdag in sportkantines, ’s avonds op scholen enzovoort. Voorbeeld: een sportvereniging overlegt met de welzijnswerker welke wensen van ouderen tot een gezamenlijk beweegprogramma kunnen leiden. Bijvoorbeeld op de sportvereniging, of in het wijkcentrum. Zo wordt effectief gebruik gemaakt van bestaande accommodaties en ontstaat samenwerking door een gezamenlijke activiteit van de sportvereniging en de welzijnsinstelling. Ondanks een effectiever gebruik: accommodaties zijn ook duur. In een tijd van krimpende middelen- waarin we vooral geld willen steken in activiteiten en niet in gebouwen - realiseren we ons dat voor het behoud van de gebouwen zowel een groter beroep op vrijwilligers moet worden gedaan, als ruimte moet worden geboden aan andersoortige activiteiten die voor financieel draagvlak kunnen zorgen. Het bestaande maatschappelijk vastgoed gaan we optimaal benutten. Dit om maatschappelijke en culturele initiatieven mogelijk te maken en om dagbesteding in de eigen buurt te faciliteren. Andere inzet middelen mantelzorgcompliment Het mantelzorgcompliment is een jaarlijkse vergoeding van € 200,-. Mantelzorgers die ten minste acht uur per week gedurende drie maanden aaneengesloten mantelzorg verlenen, kunnen dit bedrag ontvangen als waardering voor hun werk. Per 1 januari 2015 vervalt het mantelzorgcompliment. De gemeenten krijgen ter compensatie een budget voor de ondersteuning en waardering van mantelzorgers en moeten beleid ontwikkelen voor de besteding. Wij gaan onderzoek doen naar een besteding die aansluit bij de behoeften van de doelgroep. Stimuleren van de dialoog over opvoeden: de pedagogische civil society Opvoeden en opgroeien gebeurt met vallen en opstaan. Daarvoor zijn ouders primair verantwoordelijk. Maar daarnaast leren en ontwikkelen kinderen zich op school, in de buurt, de sportvereniging en op het kinderdagverblijf. Opvoeden doen we – vanuit dit perspectief – samen: dat heet de pedagogische civil society. Als gemeente willen we stimuleren dat ouders en andere opvoeders meer met elkaar het gesprek voeren over opvoeden en elkaar ondersteunen bij vragen. Dat gesprek moet plaatsvinden op de plekken waar kinderen als vanzelfsprekend zijn: in het gezin, de buurt, de school enzovoort. De CJG-aanpak is de laatste jaren steeds meer op dit uitgangspunt gebaseerd. Naast bestaande activiteiten als de Mamma- 20/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN cafés willen we de dialoog stimuleren door het ontwikkelen van nieuwe methodieken. Hiervoor gaan we in gesprek met onder andere Versa Welzijn. Signalerende rol van (sport)verenigingen Daarnaast willen we de mogelijkheden inventariseren om ook de koppeling met het verenigingsleven en het jeugdbeleid te maken, te beginnen met sportverenigingen. Zij kunnen een belangrijke signalerende rol vervullen. Hierover moeten we in gesprek met die organisaties om te bepreken hoe ze deze rol kunnen invullen. 3.6 Welke basisvoorzieningen zijn een alternatief voor maatwerkvoorzieningen? In deze paragraaf gaan we in op algemene voorzieningen die een alternatief voor maatwerkvoorzieningen kunnen zijn of het gebruik van maatwerkvoorzieningen nog even uit kunnen stellen en preventief werken. Het is geen uitputtende opsomming en de voorbeelden zijn vast niet de enige mogelijkheden, maar wel een goed begin. We denken aan vrijwillige maatjesprojecten en laagdrempelige dagbesteding en aan een andere inbedding en aansturing van het CJG Vrijwilligerswerk en maatjesprojecten voor diverse doelgroepen Vrijwilligerswerk is een essentiële pijler onder de civil society. Ook op het terrein van zorg en ondersteuning kunnen vrijwilligers veel betekenen. Het kan om heel zware vormen van vrijwillige zorg gaan, zoals vrijwillige (terminale) thuiszorg tot lichtere vormen als maatjesprojecten. Bij maatjesprojecten worden mensen met een beperking gekoppeld aan een vrijwilliger die hen helpt, meegaat naar activiteiten, of een luisterend oor biedt. Voorbeeld: een jongvolwassene helpt een jongere die problemen heeft op school en in sociale relaties. De jongvolwassene heeft tips uit eigen ervaring en weet die laagdrempelig over te brengen dankzij het geringe leeftijdsverschil. De oudere jongere ontvangt tips om te kunnen coachen van een instelling die hier ervaring mee heeft. Maatjesprojecten kunnen ook een alternatief zijn voor ondersteuning waar dat nu nog via individuele begeleiding gebeurt. Bijvoorbeeld: coaching, buddy/maatjescontacten, mentoren, budgetcoaches, lotgenoten, vriendendiensten, buurtbemiddeling, vrijwillige thuishulp. Maatjesprojecten zijn voornamelijk toepasbaar als eigen kracht en een sterk eigen netwerk ontbreekt. Er zijn al diverse maatjesprojecten in BEL-gemeenten. Maatjescontacten voor jongeren ontbreken nog. In overleg met betrokken, ouders, de jongeren zelf en de uitvoerende partij gaan we ervaring opdoen met maatjesprojecten. Voor het realiseren van deze en andere vrijwilligersprojecten is een stevige matchingsorganisatie voor vrijwilligerswerk nodig. Wij onderzoeken de mogelijkheden of de bestaande organisaties doorontwikkeld kunnen worden voor deze taak. Uitvoering kan ook worden ondergebracht bij coöperaties van burgers, zorginstellingen of woningcorporaties. 21/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Onderzoek laagdrempelige dagbestedingsactiviteiten De gemeente wordt verantwoordelijk voor inwoners die nu van AWBZgroepsbegeleiding gebruikmaken. De huidige dagbesteding is gericht op het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid. Hiermee kunnen opname in een instelling en verwaarlozing worden voorkomen. De dagbesteding (begeleiding groep) kan in verschillende vormen: van dagopvang van dementerenden in een verzorgingshuis, tot meedraaien op een zorgboerderij van mensen met een verstandelijke beperking of mensen met psychische problematiek. Begeleiding groep blijft een maatwerkvoorziening die regionaal wordt ingekocht. Voor bepaalde groepen met een wat minder zware problematiek en inwoners die nog niet toe zijn aan een maatwerkvoorziening, is het de moeite waard om te onderzoeken of er in BEL-verband een laagdrempelige inloop voor dagactiviteiten kan worden gezocht, waar verschillende doelgroepen terecht kunnen. In Blaricum, Eemnes en Laren ontvingen in 2012 153 cliënten dagbesteding. Vermoedelijk zijn cliënten met lichtere problematiek de meest geschikte doelgroep om dagbesteding als algemene voorziening aan aan te bieden.8 Voordat beslist kan worden of dagbesteding voor een bepaalde groep inwoners als algemene voorziening kan worden aangeboden, is nader onderzoek nodig. Vragen die hierbij bijvoorbeeld beantwoord dienen te worden zijn: Om welke cliënten gaat het? Is het mogelijk om cliënten met verschillende vormen van problematiek te mengen? Waar ligt de grens tussen de inzet van vrijwilligers en specialistische hulp? Welke voorzieningen zijn nu al beschikbaar? Hoeveel gaat het kosten en hoe verhouden de kosten zich tot reguliere dagbesteding? Eventueel kan medio 2015 een pilot opgezet worden met dagbesteding als algemene voorziening. Het heeft de voorkeur om deze te starten met nieuwe cliënten, en niet met cliënten die al dagbesteding hebben. Voor hen kan deze omslag te groot zijn. Preventie en signalering jeugd en gezin, naar een heldere rolverdeling Preventie op het gebied van jeugd is al een taak van gemeenten. In de (H)BL hebben we een relatief goed functionerend CJG. De uitvoeringsorganisatie HBEL voert zelf de coördinatie van het CJG uit. Dit past echter niet bij ons uitgangspunt van een heldere rolverdeling waarin de gemeente opdrachtgever is van ondersteuning in het sociale domein en geen uitvoerder. Daarnaast is de samenhang van het CJG met de rol en opvoed ondersteunende taken van de JGZ, Versa Welzijn en het RBL onvoldoende gerealiseerd. Met de ingang van de nieuwe Jeugdwet is een CJG geen wettelijke verplichting meer, wel dient de informatie- en adviesfunctie te zijn geborgd. Die brengen we onder in de toegang (zie hoofdstuk 2). 8 De groep met lichte problematiek kwam de laatste jaren niet meer in aanmerking voor een indicatie. 22/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Voor Eemnes geldt dat het CJG opgaat in het nieuw te vormen Jeugd & Gezinteam Eemnes. In overleg met onze partners willen we in de eerste helft van deze beleidsperiode een heldere en eenvoudige rolverdeling realiseren. Een rolverdeling waarbij de beweging wordt gemaakt richting het preventieve voorveld. Verkend moet worden of JGZ hiertoe uitgerust is of dat partijen als Versa dit beter kunnen invullen. Ter voorbereiding van de overdracht van de CJG-coördinatie, herijken we in 2015 het aanbod van preventieve activiteiten binnen de (H)BL, van zowel Versa, JGZ als het CJG. Dit om te komen tot een samenhangend aanbod. Daarbij wordt ook de verbinding met het sociale wijkteam verder uitgewerkt. In samenwerking met ouders en instellingen wordt een conferentie georganiseerd over de gewenste inrichting van laagdrempelige opvoedondersteuning in (H)BL-verband. 3.7 Hoe komen we tot effectieve samenwerking met de eerste lijn? Veel ondersteuningsvragen worden als eerste gesteld in de spreekkamer van huisarts. Ook vragen die daar feitelijk niet thuis horen. Het is daarom belangrijk om te zien hoe er met de eerste lijn kan worden samengewerkt.9 Het Rijk ziet daarin ook een verbindende rol voor de wijkverpleegkundige en stelt middelen beschikbaar voor de inzet van de wijkverpleegkundigen in bijvoorbeeld wijkteams. Wij streven naar effectieve samenwerking in de eerste lijn door het inrichten van wijkteams, het promoten van welzijnsactiviteiten en door structureel overleg met huisartsen. Wijkteam: tandem wijkcoach en wijkverpleegkundige Sociale teams of wijkteams zijn sterk in opkomst in het sociaal domein. Het Rijk stelt middelen beschikbaar voor de vorming daarvan. In de regio Gooi en Vechtstreek kiezen we niet voor wijkteams in de rol van poortwachter - die taak ligt bij de gemeente. In Blaricum, Laren en in Eemnes voor de Wmo10, kiezen we ervoor om het wijkteam in het voorveld, dus voor de toegang, te situeren en dus primair een signalerende en preventieve functie te geven. Het wijkteam vervult een schakelfunctie tussen de inwoner in de wijk, de eerste lijn en de gemeente. Het sociaal wijkteam bestaat in elk geval uit twee medewerkers: een sociaal werker/wijkcoach en een wijkverpleegkundige. Beiden zijn herkenbaar en zichtbaar in de buurt, hebben hun netwerkcontacten (elk vanuit hun eigen discipline) en dragen zorg voor een goede afstemming tussen zorg en welzijn. De wijkcoach is een generalistische professional die inwoners en organisaties met elkaar en onderling weet te verbinden. Samenwerking en signalering komen zodoende beter tot stand. Het uitgangspunt van het team is niet (alleen) het inspelen op sociale problemen, maar voornamelijk het voortborduren op sociale capaciteiten van inwoners. Het team geeft laagdrempelige informatie en advies en verbindt en verwijst door naar voorliggende voorzieningen. De wijkverpleegkundige heeft goede contacten met de huisartsen en andere eerstelijns professionals. Dankzij de samenwerking met de wijkcoach (het wijkteam), die voornamelijk de contacten heeft 9 De eerste lijn omvat meer dan de huisartsen, maar de focus ligt in eerste instantie op hen. Voor jeugd geldt dat het Jeugd en gezinteam in Eemnes wel een poortwachter rol heeft. 10 23/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN met (welzijns)instellingen, (zoals bibliotheek, Versa, sportverenigingen enzovoort) is de huisarts beter bekend met het aanbod aan welzijnsactiviteiten. Daarnaast onderhoudt het wijkteam contacten met de zorgcoördinatoren van school. Het wijkteam/‘wijktandem’ wordt niet fysiek gehuisvest. Dit gebeurt opdat het team zo ‘vindplaatsgericht’ mogelijk kan werken (bijvoorbeeld op een school, een sportvereniging, bibliotheek of verzorgingshuis). In het gemeentehuis is een mogelijkheid om gebruik te maken van een vergaderzaal of spreekruimte. Financiën De inzet van wijkteam vindt budgetneutraal plaats. Voor de sociaal werker is het een andere invulling van het huidige takenpakket. De inzet van de wijkverpleegkundige wordt bekostigd uit de middelen die het Rijk voor dit doel beschikbaar stelt. Over de inzet van de middelen worden in regionaal verband afspraken gemaakt met de zorgverzekeraar. “Welzijn op recept” De samenwerking van het wijkteam met de huisartsen moet ook zorgen voor betere bekendheid bij huisartsen van de mogelijkheden in het voorveld. De huisarts wordt in het spreekuur vaak geconfronteerd met problematiek die om een niet-medische oplossing vraagt: zinvol bezig zijn, aandacht van anderen, lotgenotencontacten. Oplossingen dus in de sfeer van het welzijnswerk. Op sommige plekken in het land wordt ervaring opgedaan met “welzijn op recept”: huisartsen “verwijzen” inwoners met sociale problematiek naar geschikte mogelijkheden in het welzijnswerk. Dit gebeurt natuurlijk alleen als dat kan, want sommige zware zorg is niet te voorkomen met preventief welzijnsbeleid. Hiervoor is niet veel nodig, behalve informatieverschaffing. Daar zetten we wijkteams ook voor in. Voorbeeld: de huisarts kan een inwoner die eenzaam is, doorverwijzen naar welzijnsactiviteiten. De huisarts kent het aanbod goed en de huisarts kan vanuit de signalen van inwoners ook het aanbod beïnvloeden/mede-vormgeven. Structureel overleg met de huisartsen De samenwerking met huisartsen die de spil zijn van de eerste lijn, wordt alleen maar belangrijker. Wij stellen daarom voor om een, twee of drie keer per jaar een afstemmingsoverleg met huisartsen te organiseren. De vorm zal in gezamenlijk overleg worden bepaald. 3.8 Subsidieverordening De veranderingen krijgen vorm in de subsidieafspraken met diverse instellingen. De subsidieverordening waarin staat voor welke activiteiten de gemeente subsidie beschikbaar stelt, moet ook de nieuwe taken omvatten. De nieuwe taken en ontwikkelingen binnen het sociaal domein hebben dus consequenties voor de algemene subsidieverordening (ASV). De huidige algemene subsidieverordening 24/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN biedt voorlopig nog op de hoofdlijnen een adequaat instrumentarium. Voorlopig, omdat de nieuwe taken in ontwikkeling zijn en zich nog moeten uitkristalliseren. Al enige tijd worden steeds meer onderdelen van dienstverlening binnen het sociaal domein bekostigd via persoonsvolgende financiering. Daardoor is niet steeds op voorhand inzicht in de omvang van de daartoe nodige budgetten; om die reden zullen we ingaande 2015 geen toepassing (kunnen) geven aan het op grond van de ASV vaststellen van een subsidieplafond. De VNG heeft een nieuwe versie van een model-ASV in voorbereiding. Wij zijn voornemens om medio 2015 een herziening van de lokale verordening aan de raad voor te leggen. Een herziening die zowel is toegesneden op dat nieuwe model als op het alsdan bestaande inzicht in de uitvoeringspraktijk. In de uitvoering van de Jeugdzorg zullen de gemeenten voortaan ook subsidies verstrekken aan instellingen en organisaties die tot 2015 door de provincie worden gesubsidieerd. De huidige ASV maakt dat ook mogelijk. Dat geldt echter niet voor Eemnes, waar de inkoop- en subsidietaken Jeugdzorg door de gemeente Amersfoort worden uitgevoerd. De thans geldende ASV is namelijk dermate strikt geredigeerd, dat het verstrekken van subsidies door een gastheergemeente namens het college thans (juridisch) niet (goed) mogelijk is. Vooruitlopend op de genoemde algehele herziening van de ASV, zal in de nog door de raad van Eemnes vast te stellen verordening Jeugdhulp daarom een enkele bepaling worden opgenomen die voorziet in de wettelijke grondslag voor deze specifieke vorm van subsidieverlening. 3.9 3.10 Tot slot Nieuw beleid, dat op onderdelen ingrijpend anders is, kost tijd. Enkele initiatieven vragen ondernemerschap van inwoners, bedrijven en (welzijns)instellingen. De overheid kan soms alleen faciliteren en stimuleren; niet opleggen. Het kost tijd om verbindingen te stimuleren tussen inwoners onderling, organisaties onderling en organisaties en inwoners. 2015 is daarom een heroriëntatiejaar. Veel initiatieven zullen pas in 2016 of zelfs nog later van de grond komen. De transformatie kan en hoeft ook niet op 1 januari 2015 afgerond te zijn. Als we de focus op verandering maar vasthouden en er op blijven sturen. Samenvatting en actie en beslispunten basisvoorzieningen o Onderschrijven van een andere werkwijze van welzijnsinstellingen dat zich kenmerkt door: vraaggerichtheid, flexibiliteit in de inzet van een deel van het budget, oud voor nieuw, en van output naar outcome sturing. o Instellen van een budget voor inwonersinitiatieven gericht op participatie en ondersteuning van 10.000 euro per jaar door dit bedrag af te zonderen van de beschikbare budgetten vanuit het sociaal deelfonds. o Beleggen van de coördinatie van preventieve inzet rondom jeugd en gezin vanaf eind 2015 na onderzoek bij JGZ of Versa. 25/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN o o o o o o o o o o o o o o 26/36 Welzijnsaanbod te creëren voor de nieuwe doelgroepen, danwel bestaand aanbod daarvoor geschikt maken. Komen tot een gezamenlijke programmering in BEL verband, o.a. gericht op effectief gebruik van maatschappelijke accommodaties Het instellen van een sociaal wijkteam bestaande uit een welzijnswerker en een wijkverpleegkundige die actief zijn in het preventief voorveld. Het verbeteren van de bekendheid van de algemene voorzieningen bij huisartsen (welzijn op recept). Instellen van een afstemmingsoverleg tussen gemeenten en huisartsen, ten behoeve van een goed partnerschap. Het verstevigen van de matchingsfunctie voor vrijwilligerswerk. Het ontwikkelen van bijvoorbeeld vrijwillige maatjesprojecten voor jongeren. Herzien van de ASV met het oog op de nieuwe taken in het sociaal domein in 2015. Realiseren van mogelijkheden om het gesprek rondom jeugd en opvoeding te stimuleren met en tussen ouders door organisaties in het preventieve voorveld. Verkenning van de rol van verenigingen, te beginnen met sportverenigingen in het jeugdbeleid, bijvoorbeeld rond signalering. Herijking van het aanbod van preventieve activiteiten in HBEL-verband. Organiseren van een conferentie in HBEL-verband over laagdrempelige opvoedondersteuning. Onderzoek doen naar de haalbaarheid van dagopvang als algemene voorziening. Onderzoek doen naar een besteding van middelen voor het mantelzorgcompliment die aansluit op de behoeften van de doelgroep. LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Hoofdstuk 4 Positie van de cliënt We bewaken de rechten van de cliënt en zorgen voor goede cliëntondersteuning. 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen de verschillende facetten die de positie van de cliënt raken aan de orde: deskundige ondersteuning, het recht op PGB, privacy waarborgen enzovoort. 4.2 Cliëntondersteuning en de afspraken met MEE Gemeenten organiseerden dikwijls al diverse vormen van cliëntondersteuning, bijvoorbeeld de inzet van ouderenadviseurs en mantelzorgconsulenten. Vanaf 2015 zijn gemeenten verplicht om onafhankelijke cliëntondersteuning te bieden. Cliëntondersteuning betekent dat een cliënt wordt ondersteund bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning heeft de tot doel de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving), om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. De ondersteuning kan informatie en advies omvatten, maar vooral ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij keuzes op diverse levensterreinen. Cliëntondersteuning richt zich op ondersteuning en oplossingen op lokaal niveau, met gebruik van sociale verbanden. Cliëntondersteuning is een algemene voorziening, die in het voorveld (dus voor de toegang) is gesitueerd. Cliëntondersteuning en de rol van MEE Voor de uitvoering van de wettelijk verplichte cliëntondersteuning zijn rijksmiddelen beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn (uiteindelijk) vrij inzetbaar. Tot en met 2014 gingen deze middelen naar MEE. MEE is gericht op informatie, advies en (cliënt)ondersteuning van mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking. VWS en VNG hebben afgesproken dat gemeenten een inspanningsverplichting hebben om frictiekosten bij MEE te voorkomen. Een andere afspraak is dat MEE verplicht is om de bestaande dienstverleningen aan cliënten te (laten) continueren totdat hun ondersteuning is afgerond. Wat dat betreft zijn de middelen in het overgangsjaar 2015 niet vrij inzetbaar. Financiële afspraak met MEE vanuit de regio Naar aanleiding van bovenstaande landelijke afspraken over de transitie van MEE, besloten de regiogemeenten om gezamenlijk met MEE Utrecht en Gooi en Vechtstreek (UGV) afspraken te maken over de continuïteit van de cliëntondersteuning in 2015. De regio heeft met MEE overlegd hoe kan worden voldaan aan een ‘zachte landing’. Er is een afspraak gemaakt voor één jaar, 2015. De regio heeft berekend dat MEE 60% nodig heeft voor haar kerntaken. Dat zijn de continuering van de bestaande trajecten en ondersteuning van nieuwe cliënten. Daarnaast heeft de regio voorgesteld om MEE een bedrag te garanderen voor het regionale expertisecentrum GGZ in Hilversum, voornamelijk de inzet ervaringsdeskundigen en algemene informatie voorziening. In totaal heeft de regio voorgesteld om eenmalig 75% budgetgarantie te verlenen aan MEE. De korting voor 27/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN MEE ten opzichte van hun financiële bijdrage vanuit het Rijk in 2014 bedraagt in 2015 25%. Financieel lijkt MEE voldoende in staat om een reductie op de totale omzet van 25% op te vangen. MEE geeft in haar jaarverslag aan dat rekening wordt gehouden met een omzetreductie van 25%, dit geldt ook als uitgangspunt voor het reorganisatieplan en het sociaal plan. MEE geeft aan dat het eigen vermogen voldoende ruimte biedt om de risico’s in 2015 op te vangen. Het eigen vermogen van MEE is eind 2013 vastgesteld op € 2.053.114,-. Bovengenoemde zaken geven de regio het vertrouwen dat MEE haar dienstverlening kan aanpassen aan de reductie van 25% vanuit de regio. Middelen voor cliëntondersteuning per gemeente De middelen voor cliëntondersteuning die MEE UGV in 2014 heeft ontvangen zijn € 43.152,- voor Blaricum, € 71.725,- voor Eemnes, en € 46.739,- voor Laren. Conform de budgetgarantie van 75% is het (eenmalige) subsidiebedrag aan MEE UGV in 2015: € 32.364,- voor Blaricum: € 53.794,- voor Eemnes: € 35.054,- voor Laren. De gemeenten ontvangen 86% van het budget dat MEE van het Rijk in 2014 ontving. Daarvan ontvangt MEE in 2015 75%. Dan resteert er per gemeente 11% van het budget, te weten: € 4.747,- voor Blaricum, € 7.890,- voor Eemnes en € 5.142,- voor Laren. Dit (geringe) budget dient ingezet te worden voor de verbreding van de cliëntondersteuning Deze omvat vanaf 2015 ook de lokale ondersteuning voor GGZ-cliënten, en ook de ondersteuning bij klachten en de onafhankelijke begeleiding/ondersteuning na een loketaanvraag. Onderzocht wordt welke rol MEE kan spelen bij deze nieuwe taken. Inhoudelijke afspraken Met de uitvoeringsorganisatie HBEL maken we afspraken over de inzet van MEE en de andere cliënt ondersteuningsorganisaties. Daarbij maken we gebruik van de inhoudelijke voorbereiding in de regio. Voor Eemnes geldt dat ze de cliëntondersteuning van MEE wil borgen binnen het Jeugd & Gezinteam. 4.3 PGB Cliënten kunnen kiezen voor zorg in natura, waarvoor ze zelf niets hoeven te regelen of voor een persoonsgeboden budget (PGB), waarmee ze zelf zorg in kunnen kopen. Het PGB is gevoelig gebleken voor fraude, waardoor het onzeker was of het zou blijven bestaan. Het PGB blijft echter als mogelijkheid bestaan in de Wmo 2015 en in de Jeugdwet11, maar de vorm verandert wel. 11 In de Wmo is het PGB geregeld in art 2.3.6 lid 1, in de Jeugdwet in art 8.1.1. 28/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Trekkingsrecht Het PGB wordt vanaf 2015 omgezet in een trekkingsrecht. Dit betekent dat cliënten die kiezen voor een PGB, het geld niet meer rechtstreeks in handen krijgen en zelf uitgeven. Vanaf 2015 gaan alle financiële transacties via de Sociale Verzekeringsbank lopen. De SVB beheert het PGB en betaalt de facturen die de PGB-houder instuurt. Met deze wijziging tracht het Rijk oneigenlijk gebruik van het PGB tegen te gaan, terwijl de mogelijkheden van de cliënt om zelf de regie te voeren over zijn zorg met zorgverleners naar eigen keuze, niet wordt ingeperkt. Zorgovereenkomst De huidige PGB-houders zullen geïnformeerd moeten worden over de omzetting naar het trekkingsrecht. Vanaf die datum wordt aan PGB-houders gevraagd een zorgovereenkomst te hebben met de zorgleverancier. De gemeenten informeren in juli en augustus de SVB over de PGB-houders vanaf 1 januari 2015. De SVB zal daarna deze PGB-houders vragen naar hun zorgovereenkomsten. Condities De condities waaronder een PGB wordt verstrekt, zijn in beide wetten min of meer gelijk. Maar de mogelijkheden om een PGB te ontvangen, zijn in de Wmo iets ruimer geformuleerd dan in de Jeugdwet. Onder de Wmo moet een cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat hij een PGB wenst en onder de Jeugdwet moet de cliënt of diens vertegenwoordiger(s) zich op het standpunt stellen dat een zorg in natura niet passend of toereikend is in de situatie. Zorg in natura heeft in de Jeugdwet dus duidelijk het primaat, waar dat bij de Wmo minder uitgesproken is. Voor gedwongen jeugdhulp is vanzelfsprekend geen PGB mogelijk. Onder de AWBZ werd geen PGB toegekend voor zorg van minder dan 10 uur per week. Deze beperking is in de Wmo 2015 vervallen. Binnen beide wetten blijft ook de mogelijkheid bestaan om zorgverleners uit eigen kring in te zetten. De keuzes die gemeenten over het PGB moeten maken, richten zich niet op de vraag of het PGB wordt toegekend, maar onder welke condities. Ook daaraan wordt in de wetten al richting gegeven. Zowel de Wmo 2015 als de Jeugdwet benoemt de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen om in aanmerking te komen voor het PGB (i.e. Wmo 2015: capabel zijn voor de rol van opdrachtgever, gemotiveerd zijn en waarborgen voor goede kwaliteit. En in de Jeugdwet: kunnen aantonen dat het ingekochte aanbod ontoereikend is). Een PGB kan geweigerd worden als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, maar ook als het PGB duurder is dan zorg in natura. Inzet uit het eigen netwerk Een PGB maakt het mogelijk om betaald ondersteuning te bieden aan gezinsleden of vrienden. Dat roept discussie op over het monetariseren van het soort hulp dat mensen op grond van de relatie aan elkaar te verlenen. Allereerst doet zich de vraag voor of de zorg die iemand aan zijn naaste verleent wel voor een indicatie in aanmerking komt. Of moet dit tot de eigen kracht van het netwerk worden gerekend? De Handreiking PGB zegt daar het volgende over: 29/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN “Gemeenten ervaren een grijs gebied als het gaat om niet-gezinsleden: wanneer is er sprake van meer dan het leveren van een ‘vriendendienst’? En wanneer is het afgeven van een PGB hiervoor ongewenst? Het betalen van hulp die anders zonder betaling geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de cliënt, wordt door veel gemeenten als niet wenselijk geacht. Daarbij dienen en willen gemeenten iedere situatie apart beoordelen. Om duidelijkheid te creëren voor aanvragers en consulenten, kan de gemeente vooraf een lijst opstellen van aspecten die een rol spelen bij de beoordeling. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan: Het type hulp dat wordt geleverd (boodschappen doen versus het huis schoonhouden; De frequentie van de hulp (1 keer per maand versus 4 keer per week); Of er sprake is van een tijdelijke hulpvraag of van hulp over een lange periode; De mate van verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij ziek is of op vakantie wil, of is dit niet mogelijk? Dit laatste aspect wordt door geïnterviewde gemeenten als zwaarwegend punt gezien. Wij stellen voor om in de nadere regels bij de verordeningen deze criteria op te nemen en deze ook vooraf bekend te maken. 4.4 Privacy: hoe gaan we er mee om? We willen een goede beoordeling van de persoonlijke situatie van burgers. Daarom moet de gemeente kunnen beschikken over de noodzakelijke persoonsgegevens. Dit zijn in voorkomende gevallen ook gegevens van zorgverzekeraars, zorgaanbieders, jeugdhulp, onderwijs en gegevens over werk en inkomen. De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de gemeente en samenwerkingspartners niet onnodig of bovenmatig gegevens verwerken (delen of uitvragen). Ook moeten gegevens goed beveiligd zijn tegen ongeoorloofde inzage en ongeoorloofd gebruik. Professionals moeten zich in de uitvoering van hun werk ondersteund voelen, zodat ze niet defensief hoeven te handelen vanwege onduidelijkheden en onzekerheden over de gegevensuitwisseling. Het privacybelang van de burger wordt op nationaal niveau beschermd door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). In die wet wordt ruimte geboden om de noodzakelijke gegevensdeling te kunnen realiseren en tegelijkertijd de privacy te borgen. In de specifieke wetgeving voor het sociaal domein zijn de wettelijke grondslagen vastgelegd op basis waarvan gemeenten gegevens kunnen verwerken. In die wetten wordt ook een wettelijke basis gelegd voor integrale dienstverlening en de daarvoor noodzakelijke gegevensverwerking. Hiermee wordt voorzien in het overgrote deel van de gegevensverwerking. Wmo 2015 regelt limitatief aan welke entiteiten en onder welke voorwaarden gemeenten gegevens kunnen verstrekken. In genoemde wetgeving wordt, behoudens enkele uitzonderingen, er steeds van uitgegaan dat het verwerken of verstrekken van persoonsgegevens slechts gebeurt met ondubbelzinnige instemming van betrokkene. Geeft betrokkene geen toestemming voor het verstrekken van gegevens, dan zegt de Wbp dat personen en 30/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN instanties verplicht zijn tot geheimhouding van de persoonsgegevens waar zij toegang toe hebben. Welke gegevens op welke wijze met wie worden gedeeld, is afhankelijk van de individuele omstandigheden en de complexiteit van de geboden ondersteuning. Het zal echter nooit mogen gaan om méér gegevens dan noodzakelijk in een specifiek geval. En de gegevens zullen ook alleen gedeeld worden met die partijen voor wie het noodzakelijk is voor hun taakuitvoering om over die gegevens te beschikken. Gemeenten zullen deze afweging in specifieke situaties zorgvuldig moeten maken. Het is van belang dat de betrokkene tijdens het onderzoek op de hoogte wordt gesteld van de verwerking en verstrekking van deze gegevens en dat de gemeente daarvoor aan de cliënt toestemming vraagt. Privacy wordt op die manier onderdeel van de kwaliteit van het dienstverleningsproces en van de professionaliteit van de medewerkers. De gemeenten zullen een deel van hun taken uitbesteden aan private partijen. De gemeente blijft ook in die gevallen verantwoordelijk voor de zorgvuldigheid van de gegevensverwerking, borging van de privacy en beveiliging van gegevens conform de geldende wetgeving. Dit zal worden geborgd in de contracten met de uitvoerende partijen. Voor sociale wijkteams, waarin andere partijen en hun medewerkers participeren, zal een privacy-protocol worden gehanteerd. Het kabinet heeft zich op het standpunt gesteld dat het huidige wettelijke kader afdoende is en voldoende mogelijkheden biedt voor gemeenten om de te decentraliseren taken en verantwoordelijkheden op een op hun situatie toegesneden wijze vorm te geven. Het is de wens van het kabinet en de kern van de decentralisatie dat gemeenten de ruimte krijgen om hun eigen vorm daarin te vinden. Het is mogelijk dat nieuwe vormen vragen om nieuwe regels en richtlijnen. Tenminste tot aan de eerste evaluatie van de decentralisatiewetten roept het Rijk een ombudsfunctie in het leven rond gegevensuitwisseling en privacy in het sociaal domein. Op die manier heeft de burger een zichtbare en gezaghebbende plek om klachten te uiten. En ontstaat inzicht in de praktijk. Het Rijk zet samen met de VNG een helpdesk op voor gegevensverwerking en privacy in het sociaal domein. Wij zullen de ontwikkelingen hierin nauwgezet volgen en waar mogelijk gebruik gaan maken van de daarin aangeboden ondersteuning. 4.5 Klachtenregeling Als inwoners ontevreden zijn over de dienstverlening, willen we daar direct op inspelen. Als daarmee de ontevredenheid onvoldoende wordt weggenomen, moet het voor inwoners helder zijn waar zij met een klacht terecht kunnen en op welke wijze hun klacht behandeld wordt. Voor klachten over onze eigen dienstverlening is de klachtenregeling van de BEL Combinatie van toepassing. Bij de toekenning of afwijzing van voorzieningen kunnen inwoners in bezwaar en beroep gaan tegen het besluit. Daarnaast stellen aanbieders hun eigen klachtenregeling vast. Dit is verplicht in de Jeugdwet en onderdelen van de Wmo 2015. We nemen daarnaast de volgende stappen: 31/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN • De gemeenten in de Gooi en Vechtstreek gaan werken met een centraal meldpunt waar cliënten terecht kunnen met klachten over de dienstverlening door aanbieders. De gemeenten werken met een meldpunt om cliënten de mogelijkheid te bieden om een klacht in te dienen, zonder dat het gevoel bestaat dat daarmee de ondersteuningsrelatie met de aanbieder beschadigd wordt. Aanbieders zijn verplicht hun cliënten actief te informeren over de mogelijkheid tot het indienen van klachten bij het centrale meldpunt klachten. • We betrekken dit onderwerp bij de uitwerking van de organisatie en vormgeving van onafhankelijke cliëntondersteuning (MEE). • De Jeugdwet geeft de gemeente daarnaast de opdracht te zorgen dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Als jeugdigen en ouders hulp en ondersteuning krijgen bij opgroeien en opvoeden, is er – zeker bij drang en dwang - sprake van afhankelijkheid. In een afhankelijkheidssituatie is het soms lastig om zaken die niet goed verlopen in de hulpverlening ter sprake te brengen. In die gevallen moeten jeugdigen en ouders kunnen terugvallen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon die hen bijstaat. Afspraken over de realisatie van de vertrouwenspersoon lopen via de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De uitvoering ligt bij het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ). 4.6 Bezwaar en beroep De huidige samenwerkingsafspraken in HBEL-verband voorzien tevens voor een deel in de behandeling van bezwaar- en beroepszaken door de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie levert relevante stukken (waaronder een verweerschrift) aan voor de behandeling van een bezwaarschrift. Die behandeling en de advisering daarover vindt thans plaats door de bezwaarschriftencommissie van de BEL-gemeenten. Vervolgens neemt het college van de betreffende BEL-gemeente een beslissing. Nu er sprake is van een forse uitbreiding van taken binnen het sociaal domein en daarmee wellicht ook meer bezwaarschriften voor deze kennisspecifieke beleidsterreinen, zal dat mogelijk van betekenis kunnen zijn voor de capaciteit van de bezwaarschriftencommissies binnen de BEL en de gemeente Huizen. Te denken valt aan aanwezige of te ontwikkelen kennis en daarmee samenstelling en/of ondersteuning van die commissies. Maar ook aan efficiency en het voorkomen van onnodig lange doorlooptijden in de afhandeling. Wij gaan ons op dit punt nader oriënteren in samenspraak met de gemeente Huizen. 4.7 Beslispunten Cliëntondersteuning o Instemmen met het garantie van 75% van het budget voor MEE voor 2015 en het resterende budget in te zetten voor cliëntondersteuning door organisaties met andere specialismen. PGB o Het college nadere regels te laten vaststellen voor de inzet van mensen uit het eigen netwerk met behulp van PGB. 32/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Privacy o Opstellen van een privacy protocol voor het wijkteam. Klachten o In samenwerking met de gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek instellen van een meldpunt van klachten en het aanwijzen van een vertrouwenspersoon voor de jeugdzorg. o Actief informeren van cliënten over de klachtenmogelijkheden in samenwerking met de cliëntondersteuningsorganisaties, zoals MEE. Beroep en bezwaar o In samenwerking met de gemeente Huizen nagaan op welke schaal beroep en bezwaar voor het sociaal domein het best kan worden vormgegeven. 33/36 LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Bijlage 1 Afkortingenlijst AMHK: AMK: ASV: AWBZ: BEL: BIG: BJZ: CHT: CIZ: G&V: GGZ: HBEL: J-GGZ: KCC: MEE: OOGO: PGB: RBL: SVB: SW: VNG: VWS: Wajong: Wlz: Wmo: Wmo-2015: Wsw: WTCG: WWB: ZIN: 34/36 Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Advies- & Meldpunt Kindermishandeling Algemene subsidie verordening Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Samenwerkingsverband Blaricum, Eemnes en Laren Beroepen Individuele Gezondheidszorg Bureau Jeugdzorg Compensatie Huishoudelijke Taken Centrum Indicatiestelling Zorg Gooi en Vechtstreek (regio) Geestelijke Gezondheidszorg samenwerkingsverband Huizen, Blaricum, Eemnes en Laren Jeugd GGZ Klantcontact Centrum Zorgverlener voor iedereen met een beperking op overeenstemming gericht overleg Persoonsgebonden budget Regionale Bureaus voor Leerlingzaken Sociale Verzekeringsbank Sociale Werkvoorziening Vereniging Nederlandse Gemeenten Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning nieuwe Wmo Wet sociale werkvoorziening Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten Wet werk en bijstand Zorg in natura LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Bijlage 2 Begrippenlijst Algemene voorzieningen Begeleiding Civil society Clientondersteuning Dagbesteding Eigen kracht Extramurale begeleiding Inclusieve samenleving Indicatiestelling Individuele begeleiding Informele zorg Jeugdwet Keukentafelgesprek Maatwerkvoorziening Maatschappelijke opvang Mantelzorg Mantelzorgcompliment Mantelzorgondersteuning Outreachend werken 35/36 Algemene voorzieningen zijn diensten of activiteiten die toegankelijk zijn zonder indicatie of uitgebreid onderzoek. Activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt zodat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven. De burgermaatschappij. Dat wat mensen voor en met elkaar betekenen. Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp, werk en inkomen. Een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de inwoner actief wordt betrokken en die zingeving verleent, niet zijnde een reguliere dagstructurering die in de woon-/verblijfssituatie wordt geboden. Eigen kracht is het vermogen van individuen om het leven optimaal vorm te geven en problemen op te lossen of draaglijk te maken. De eigen kracht van de klant staat voorop bij het oplossen van vragen van de inwoner. De gemeente heeft een faciliterende rol en biedt het vangnet. Het aanbod van zorg- en dienstverlening en begeleiding dat beschikbaar is voor mensen die zelfstandig in de thuissituatie wonen. Extramurale begeleiding bestaat uit drie onderdelen: individuele begeleiding, dagbesteding (begeleiding groep) en kortdurend verblijf (logeeropvang/ respijtzorg). Een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan komen en mee kan doen. Vaststelling door indicatieorganen van de noodzakelijke (hoeveelheid) zorg en daarmee het recht van de zorgvrager op vergoeding van die zorg. Begeleiding is gericht op het handhaven of bevorderen van de zelfredzaamheid in de thuissituatie van inwoners met matige of zware beperkingen op het terrein van: sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen en oriëntatie of inwoners die matig of zwaar probleemgedrag vertonen. Zorg die geleverd wordt door mantelzorgers en vrijwilligers. Het gaat hierbij om activiteiten in aanvulling op zorg die door beroepskrachten geleverd wordt. De nieuwe Jeugdwet regelt een nieuw jeugdstelsel waarin gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor preventie, jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Deze wet gaat in per 1 januari 2015. Een keukentafelgesprek is het gesprek dat een inwoner met de gemeente voert om in aanmerking te komen voor ondersteuning. Doel is tot passende oplossingen te komen. Tijdens het keukentafelgesprek komt de specifieke situatie van de inwoner uitgebreid aan bod: hoe ziet zijn leven eruit, wat is precies zijn vraag, wat wil hij daarmee bereiken. Eerst wordt de vraag van de inwoner verhelderd, voordat er over maatwerk en oplossingen gesproken wordt. Een individuele voorziening die is afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon. Onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Een vergoeding voor mantelzorgers als waardering voor de zorg die zij verlenen. Het bieden van informatie en advies, emotionele en praktische ondersteuning, ontspanning en respijtzorg. Proactief inwoners benaderen op basis van signalen, juist ook bij inwoners die zich niet zelf melden. Dit met als doel inwoners die geen hulp vragen uiteindelijk ook de juiste vorm van ondersteuning te bieden en excessen te voorkomen. LOKALE KEUZENOTA SOCIAAL DOMEIN Participatiewet PGB Preventief voorveld Regelt de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de ondersteuning bij arbeidsinschakeling van en de verlening van bijstand aan mensen met aanspraken op de wet werk en bijstand (wwb) en aan mensen met een arbeidshandicap die geheel of gedeeltelijk kunnen werken en die vallen onder de wet sociale werkvoorziening (wsw) of de wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten (Wajong); verwachte inwerkingtreding 1-1-2015. Persoonsgebonden budget. Bedrag waarmee een inwoner zelf maatwerkvoorzieningen kan inkopen. Het preventieve voorveld is een verzameling van laagdrempelige activiteiten. Deze zijn gericht op enerzijds het versterken van de kracht van de samenleving in wijk en buurt (dus groepsgericht) en anderzijds op het versterken van de eigen mogelijkheden om een lichamelijk en geestelijk actief leven te leiden: sociaal zelfredzaam te zijn (dus individueel gericht). De uitvoering ligt bij welzijnsorganisaties, de bibliotheek, sportverenigingen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, scholen, kerken, andere verenigingen en inwoners zelf. Het omvat een waaier van verschillende activiteiten. Respijtzorg Verblijf gedurende korte tijd in een instelling om de mantelzorger tijdelijk te ontlasten. Sociaal domein Het sociaal domein zijn alle organisaties, diensten en voorzieningen samen die mensen ondersteunen, de leefbaarheid vergroten en de participatie bevorderen. Sociaal netwerk Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt. Een groep van hoogwaardige generalisten in dienst van de gemeenten en professionals die adviserend en beslissend hulp vragende inwoners helpen. Ze werken samen in een actief netwerk met maatschappelijke partners( zoals huisartsen, mantelzorgers, scholen, maatschappelijk werk, vrijwilligersorganisaties, etc.), mantelzorgers en vrijwilligers. Onder toegang verstaan wij het proces vanaf het moment waarop inwoners zich melden met een ondersteuningsvraag op het gebied van Wmo, Jeugd of Participatie (werk en inkomen) tot het maken van afspraken over de benodigde ondersteuning. De organisatie die de feitelijke uitvoering voor de gemeente realiseert. Sociale wijkteams Toegang Uitvoeringsorganisatie Vrijwilligerswerk Welzijnsactiviteiten Wijkverpleegkundige Wmo Iemand die uit vrije wil werkzaamheden verricht, buiten een vast dienstverband. In het algemeen zijn deze werkzaamheden onbetaald of staat er een vergoeding tegenover die lager ligt dan het minimumloon bij betaald werk. Activiteiten die bijdragen aan het in stand houden of vergroten van de zelfstandigheid van mensen en van hun deelname aan de maatschappij. Professional op het gebied van verpleging en verzorging. De wijkverpleegkundige onderhoudt contacten met het netwerk in de wijk en heeft een signalerende taak. De wijkverpleegkundige wordt betaald door de zorgverzekeraar. Wet maatschappelijke ondersteuning; regelt een samenhangend aanbod van zorgen welzijnsvoorzieningen die gemeenten verstrekken aan mensen die zorg nodig hebben, bijvoorbeeld huishoudelijke verzorging, woningaanpassingen of vervoer naar dagactiviteiten; gericht op het bevorderen van maatschappelijke participatie en civil society. Wmo-raad Raad, ingesteld door gemeenten, bestaand uit vertegenwoordigers uit de bevolking en organisaties die betrokken zijn bij wmo-voorzieningen, die de gemeente gevraagd en ongevraagd advies geeft over het beleid met betrekking tot de WMO. Zelfredzaamheid In staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. ZIN / Zorg in Natura Zorg die door een zorginstelling wordt geleverd. De kosten worden door de gemeente rechtstreeks aan de zorgverlener vergoed. 36/36
© Copyright 2024 ExpyDoc