1 1 Kraamafdeling 1.1 Definities Aterme neonaat (AT) voldragen (aterme geboren) pasgeborene. kind geboren na zwangerschapsduur van 37 of meer complete weken en vóór 42 weken. Dysmature neonaat/dysmatuur onderontwikkelde geborene = small for gestational age = SGA. kind van wie het geboortegewicht te laag is ten opzichte van het bij de zwangerschapsduur gebruikelijk voorkomend gewicht. Immature neonaat/immatuur tevroeggeborene. kind geboren na zwangerschapsduur korter dan 24 complete weken en langer dan 16 complete weken. aangifteplicht vanaf 24 complete weken (168 dagen) zwangerschap. kind van wie het geboortegewicht te hoog is ten opzichte van het bij de zwangerschapsduur gebruikelijke gewicht. Macrosoom Neonaat kind vanaf dag 1 tot en met dag 28 postnataal. Postmature neonaat serotien geborene. kind geboren na een zwangerschapsduur langer dan 42 complete weken. 2 1 Hoofdstuk 1 • Kraamafdeling vroeggeborene. kind geboren na zwangerschapsduur korter dan 37 complete weken en langer dan 24 complete weken. Er wordt vaak nog een onderscheid gemaakt tussen extreme prematuriteit (24 tot 28 weken), ernstige prematuriteit (28 tot 32 weken) en milde tot late prematuriteit (32 tot 37 weken) (WHO). Premature neonaat/prematuur PROM prelabour rupture of membranes. breken van de vliezen voordat er weeënactiviteit aanwezig is. Zuigeling 1.2 kind vanaf dag 1 tot en met dag 364 postnataal (1e levensjaar). Overlevingspakket Opvang neonaat Voor de geboorte Controleer de belangrijkste verloskundige parameters: z zwangerschapsduur; z maternale ziekte, medicatiegebruik gedurende zwangerschap of rondom de partus; z PROM, maternale koorts; z GBS-status van moeder; z echogegevens gedurende zwangerschap (groei en structureel); z geschat geboortegewicht; z tekenen foetale nood (CTG-registratie); z ligging van de neonaat in utero (stuitligging: mogelijk verhoogd risico op congenitale heupdysplasie). Controleer: z warmtelamp; z omgevingstemperatuur (> 28 °C), transportcouveuze op temperatuur; 1.2 • Overlevingspakket 3 1 z warme doeken, muts; z aanwezigheid stethoscoop; z mechanisch uitzuigen, uitzuigkatheter in verschillende dikten (Ch 6-8-10); z passend kapje, ballon, O2-aansluiting flow 8 l/min, lampje van laryngoscoop, magilltang; z mayotubes, tubes, pleisters; z infuusmogelijkheden; z medicatie. Na de geboorte z Start klok. z Droog af met warme doek (natte doek weg) en stimuleer door wrijven. Zet de neonaat een muts op. z Indien er geen spontane ademhaling en/of geen hartactie is, ondanks adequaat stimuleren, moet gestart worden met masker- en ballonbeademing (5 insufflation breaths en vervolgens 40×/min). In principe is bij een pasgeborene de afwezigheid van hartactie primair een ademhalingsprobleem, dus er wordt niet direct gestart met hartmassage. Wanneer ondanks adequate beademing, de hartfrequentie onder 60×/min blijft, moet gestart worden met hartmassage (verhouding hartmassage : beademing = 3 : 1). z Apgarscore. NB: Bij meconiumhoudend vruchtwater na de geboorte, direct taai meconium verwijderen alvorens er gestimuleerd wordt; à vue uitzuigen. 4 1 Hoofdstuk 1 • Kraamafdeling . Tabel 1.1 Apgarscore. score 0 score 1 score 2 hartactie afwezig < 100/min > 100/min ademhaling afwezig gasping, irregulair regulair, hard huilen spiertonus slap armen en benen gebogen actieve beweging kleur blauw-grauw, geheel bleek acrocyanose roze reactiviteit geen grimassen huilen, hoesten Apgarscore Apgarscore is de score die na de geboorte van een neonaat na één, vijf en tien minuten wordt bepaald (zie . tabel 1.1). Een score van 7–10 is normaal, 4–7 geeft aanleiding tot ingrijpen en een score van 3 of lager verlangt direct ingrijpen. Lichamelijk onderzoek van de neonaat Probeer een neonaat altijd in zoveel mogelijk rust te onderzoeken, in een warme omgeving. Dit heeft tot gevolg dat de volgorde van onderzoek een zekere mate van willekeur heeft, afhankelijk van het gedrag van de neonaat. Onderzoek eerst zoveel mogelijk zonder de pasgeborene uit te kleden (zonder kleren is het koud en dat kan huilen veroorzaken). Maak gebruik van een speentje als troost of van moeder die haar kind kan troosten. Op een gegeven moment heeft de baby er genoeg van en heeft het koud, luister daarom na het uitkleden zo mogelijk eerst naar hart en longen. Wanneer de baby eenmaal huilt, is het moeilijk om dit goed te beluisteren. 1.2 • Overlevingspakket 5 1 z Algemene indruk: 5 zieke indruk; 5 mate van alertheid: slapend, doezelig, rustig alert, actief alert en huilend; 5 voedingstoestand: macrosoom, dystroof, normaal; 5 ademhalingspatroon: frequentie, mate van dyspneu (intrekkingen, neusvleugelen, gebruik van hulpademhalingsspieren, kreunen), stridor. z Huid: 5 kleur: cyanotisch, bleek, icterisch, plethorisch (dieprood, hypervisceus); 5 turgor; 5 capillaire refill: vijf seconden een vinger op het sternum of het voorhoofd drukken, loslaten en kijken hoe snel de doorbloeding terugkomt; < 3 seconden is normaal; 5 oedemen; 5 tekenen van prematuriteit: lanugobeharing*, vernix*, gladde voetzolen en handpalmen; 5 milia*, kleine hemangiomen, naevus flammeus* zijn normaal; 5 mongolenvlekken*. z Gelaat en schedel: 5 symmetrie van het gelaat of schedel; 5 open fontanel (grote en kleine fontanel), open schedelnaden; 5 zwellingen (zie 7 par. 2.3); 5 aanwezigheid van ogen, stand en bewegingen van de ogen; 5 doorgankelijkheid van de neus; 5 kleur van lippen, stand van de mond, macroglossie*; 5 sluiting van het palatum; 5 stand van de oren, aanwezigheid van preauriculaire fistel of bijoor. z Romp: 5 zwelling van m. sternocleidomastoideus; 5 claviculafractuur; 5 positie van de tepels, mammaezwelling (is vaak fysiologisch, ook bij jongetjes, heksenmelk*); 6 1 Hoofdstuk 1 • Kraamafdeling 5 auscultatie van longen: symmetrisch ademgeruis (bronchiaal is normaal), bijgeluiden; 5 auscultatie van hart: souffle, ritme; 5 abdomen: auscultatie, palpatie (lever tikt vaak aan, nieren kunnen palpabel zijn), drie navelstrengvaten (twee arteriën, één vene), roodheid van de navel; 5 palpatie aa. femorales; 5 anuspositie, doorgankelijkheid, aanwezigheid van fissuren; 5 palpatie van wervelkolom of deze gesloten is, een zwelling, beharing of dimpling sacraal (kan wijzen op spina bifida occulta). z Genitalia: 5 meisjes: witte uitvloed (is normaal), pseudomenstruatie; 5 jongetjes: beide testikels ingedaald, phimosis*, plaats van meatus urethrae. z Extremiteiten: 5 normale lengte, beweeglijkheid, stand en aspect; 5 eventueel fracturen humerus of femur; 5 handen en voeten: aanwezigheid van nagels, polydactylie*, syndactylie*, 4-vingerlijn, andere dysmorfieën; 5 handgreep van Ortolani: aantonen van congenitale heupdysplasie: beide benen worden in rugligging 90 graden gebogen in heup en knie en vervolgens geabduceerd met de duim aan de mediale zijde van het bovenbeen, terwijl de middelvinger druk uitoefent op het trochanter major. Zo kun je een abductiebeperking opmerken. In het geval van een subluxatie voel je een doffe klik (wanneer de femurkop in het acetabulum terugschiet tijdens abductie); in principe wordt deze test niet direct post partum uitgevoerd (en niet door coassistenten). z Oriënterend neurologisch onderzoek: 5 gedragsstadium: suf of juist geprikkeld; 5 houding (normaal is lichte flexiehouding), bewegingspatroon (symmetrisch, vloeiend, eentonig) en spiertonus; 5 primitieve reflexen: zoek-, zuig-, opstap- en loopreflex, mororeflex (zie ook . tabel 1.2). *Voor uitleg zie de verklarende woordenlijst verderop. 1.2 • Overlevingspakket 7 1 . Tabel 1.2 Primitieve reflexen passend bij de normale ontwikkeling van de pasgeborene. reflex beschrijving leeftijd in maanden zoekreflex mond en hoofd draaien zich in richting van prikkel (strijken langs wang). Zoeken naar tepel van moeder vanaf geboorte tot 4–6 mnd mag wel tot leeftijd van 12 mnd zuigreflex is van belang, omdat slikken altijd geactiveerd wordt door zuigen vanaf geboorte tot 4–6 mnd, hierna gaat het kind bewust zuigen grijpreflex handen/ voeten vinger in handpalm of voetzool leidt tot flexie en grijpen van vingers/tenen cave aanraken dorsum van hand/voet vanaf geboorte tot 5–6 mnd grijpreflex voeten verdwijnt later, 10–18 mnd mororeflex schrikreactie extensie nek en benen, volledige abductie en extensie van beide armen, terugkeer naar midline met open hand en C-vorm tussen dig I en II vanaf geboorte, piek eerste mnd en verdwijnt na ong. 3–4 tot 6 mnd NB: afwezig of incompleet: neurologisch lijden asymmetrisch: plexus brachialis laesie 8 1 Hoofdstuk 1 • Kraamafdeling . Tabel 1.2 Vervolg reflex beschrijving leeftijd in maanden tractierespons rugligging met hoofd in midline, symmetrisch optrekken tot 45 graden fase I: 0–6 weken: weinig respons, benen in lichte abductie, forse headlag fase IIa: 7 wkn-4 mnd: hoofd in verlengde van hals en thoracale wervelkolom, lichte beenflexie fase IIb: 4-6 mnd: hoofd naar voren gebogen, kin op de borst, actieve flexie van de wervelkolom, benen actief opgetrokken fase III: 7–9 mnd: baby trekt zichzelf in halfgestrekte stand omhoog met benen half gestrekt in de lucht. fase IV: 10–14 mnd: flexieactiviteit geconcentreerd in bekkengordel, actieve extensie van benen, progressieve steun op hielen ATNR: asymm. tonische nekreflex schermreflex voorbereiden op reiken, precursor van hand-oogcoördinatie bij draaiing van hoofd naar links, strekken linkerarm en linkerbeen, terwijl rechterarm en rechterbeen buigen 1–4 mnd persisteren na 6 mnd is pathologisch 1.2 • Overlevingspakket . Tabel 1.2 9 1 Vervolg reflex beschrijving leeftijd in maanden parachutereflex plotselinge passieve houdingsverandering van romp vanuit horizontale positie; dit leidt tot beschermende extensie van extremiteiten vanaf 5 mnd neonatale loopbewegingen opstap-loopreflex: de baby wordt onder zijn oksels rechtop gehouden, laat zijn voet zacht de vloer raken, één been wordt opgetrokken de andere voet wordt met hiel en al neergezet op de ondergrond vanaf geboorte tot 6–12 weken babinskireflex strijken met enige druk over de buitenrand van de voetzool van voren naar achteren, richt grote teen zich op, terwijl de andere tenen zich spreiden vanaf geboorte tot 12 mnd, wordt vervangen door voetzoolreflex met plantaire flexie glabellareflex tikken op het voorhoofd juist boven de neusrug leidt tot langdurig knipperen van de ogen vanaf geboorte tot 2 mnd galantreflex positie ventrale suspensie strijken van huid paravertebraal, dan trekt het kind zijn heup aan die zijde op vanaf geboorte en dooft uit 3–4 mnd na 6 mndn is pathologisch Primitieve reflexen zijn vanaf de geboorte of kort erna aanwezig, ze verdwijnen in de loop van de tijd en het blijven bestaan kan pathologische betekenis hebben.
© Copyright 2024 ExpyDoc