1 GV-2014/127 v Van : Gezamenlijke Vergadering Aan : College

GV-2014/127 v
Van
: Gezamenlijke Vergadering
Aan
: College van Bestuur
Betreft : Notitie Instellingsplan 2015-2020
Datum : 22 september 2014
__________________________________________________________________________________________________________
Inleiding
Als voorbereiding op de instemmingsvraag Instellingsplan 2015-2020 spreekt de Gezamenlijke
Vergadering (GV) in de Overlegvergadering over het conceptplan. U heeft aangegeven dat op dit
moment u als college een ronde maakt langs de faculteiten en diensten en dat die input nog in de
definitieve conceptversie verwerkt zal worden. De GV is positief over dit initiatief. Het neemt de
check serieus dat de faculteiten binnen de eigen context invulling moeten kunnen geven aan het in
het plan gestelde. De GV stelt daarmee ook vast dat de nu voorliggende versie niet de versie is
waarop de instemmingsvraag van toepassing is. De GV bespreekt haar eerste reactie graag met u als
college en hoopt hiermee een bijdrage te leveren aan het aanscherpingsproces waarin het plan zich
op dit moment bevindt .
Het lijkt de GV goed om in de overlegvergadering van 24 september een aantal voor de GV cruciale
punten te bespreken.
Model instellingsplan
Bij de evaluatie in januari 2014 van het vigerende Instellingsplan heeft de GV aangegeven dat een
voor enkele jaren heel concreet doelen formuleren met daaraan gekoppeld een grote hoeveelheid
prestatie indicatoren in de uitvoering niet realistisch is gebleken. De keuze van prestatieindicatoren (KPI’s) en hun onderlinge weging blijkt door allerlei ontwikkelingen binnen en buiten
de VU te wisselen. Bovendien ontstaan er gedurende zo’n looptijd van 5 jaar nieuwe
beleidsprioriteiten door het creëren en benutten van nieuwe kansen of door reacties op
tegenvallers.
De GV heeft aangegeven een model voor ogen te hebben waar faculteiten en het facultaire
meerjarenplan veel meer gewicht krijgen, wat ook past bij een proces waarin we faculteiten laten
fuseren om tot grotere eenheden te komen. Een IP met herkenbare facultaire componenten is
gemakkelijker jaarlijks te evalueren en tijdiger te actualiseren. De GV vindt het meest zinvol de
aandacht op de faculteiten te richten en te bezien op welke wijze zij daar de komende jaren vorm
willen geven aan centrale thema’s. De aandacht moet op de faculteiten gericht zijn, waarbij
faculteiten aangeven op welke wijze zij daar de komende jaren vorm aan willen en kunnen geven.
De inhoudelijke centrale sturing door het college van bestuur wordt daarbij ingeperkt, ten gunste
van de rol van de faculteiten om het profiel, de identiteit van de VU, een concrete invulling te geven.
De inrichting van ondersteuning moet hierbij passen.Alleen voor kengetallen die de universiteit als
geheel betreffen en die noodzakelijk zijn voor haar toekomst, is er een centraal beleid nodig.
1
Daarbij dient gezegd dat bij een versterking van de zeggenschap op facultair niveau, een
medezeggenschap moeten komen die daarbij aansluit. Omdat de VU als universiteit door steeds
verdere samenwerking met andere instellingen steeds minder een op zichzelf staande eenheid zal
zijn, zijn bij uitstek de faculteiten de dragers van de VU-traditie. Een IP moet daarbij wel
richtinggevend zijn.
Uitgangspunten
Bij een instellingsplan staat voor de GV de vraag centraal de relatie tussen het heden en de
toekomst van de VU: wat wil de VU zijn en wat wil de VU worden of juist blijven en waarom? De VU
stelt als universiteit de kernwaarden Open, Persoonlijk, Verantwoordelijk centraal. Deze termen
duiden op de kwaliteit van de activiteiten die de personen die bij de VU betrokken zijn verrichten
en van de relaties die ze aangaan. Ze benoemen intellectuele, ethische en maatschappelijke
waarden die leidend zijn voor onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Wat
moet de VU als universitaire organisatie doen om deze kwaliteit in activiteiten en relaties zoveel
mogelijk te bevorderen waardoor ze kenmerkend en onderscheidend zijn voor juist deze
universiteit? Het Instellingsplan zou een aan het heden aangepaste, contextueel gespecificeerde
beschrijving moeten bevatten van de beleidsuitgangspunten en prioriteiten die de VU hanteert om
de kernwaarden in de activiteiten van de VU te realiseren. Ze dienen relevant te zijn om de
kernwaarden van de VU in de komende jaren verder gestalte te geven en een goed antwoord te
kunnen geven op ontwikkelingen die zich binnen en buiten de VU voordoen. Op het niveau van de
faculteiten is een grote mate van autonomie wenselijk voor het vormgeven aan de eigen toekomst.
Faculteiten kunnen elk een traject voor hun ontwikkeling uitzetten en zouden overeenkomstig
daarmee zelfstandig de uitwerking van thema’s moeten kunnen formuleren.
Op basis van bovenstaande moeten de volgende uitgangspunten in ieder geval door de GV
met ja beantwoord kunnen worden:
1. Uit het plan spreekt visie op de intenties.
2. Het IP kan ook in een veranderende omgeving richting geven aan de ontwikkeling van
de VU.
3.
Het CvB is in dit IP vooral faciliterend en kaderstellend.
4. In het IP zit voldoende focus maar ook ruimte voor faculteiten om vanuit de eigen
context vorm te geven aan het plan.
5. Het plan is voldoende flexibel om via de jaarplannen van faculteiten en diensten zaken
bij te stellen.
6. In het plan is de centrale sturing tot een minimum, vooral de wettelijke taken, beperk.
2
7. De diversiteit en identiteit zijn voldoende geadresseerd en gedefinieerd.
8. Het plan brengt bij faculteiten ook echt de discussie op gang over de invulling van de
koers.
9. Het plan geeft basis voor fatsoenlijk personeelsbeleid.
10. In het plan is helder hoe je wilt besturen bij intensieve samenwerking bijvoorbeeld in de
AAA.
11. De medezeggenschap is met het oog op de samenwerking met partners en vooral de
UvA voldoende benoemd.
12. Het plan spreekt zich uit over de verbinding tussen onderwijs en onderzoek.
Reactie concept instellingsplan versie juli 2014
Samenvattende conclusie
De GV stelt vast dat er grote inspanningen zijn gepleegd om met de organisatie over de inhoud van
het plan in gesprek te gaan. De werkconferenties hebben geholpen ideeën bij elkaar te brengen. De
ronde langs faculteiten en diensten is “the proof of the pudding”. De slag om scherp te omschrijven
waar je als VU naar toe wilt en het waarom daarvan moet voor de GV nog gemaakt worden. Bij veel
zaken komt de gedachte op: “hoe dan en hoe gaan dat uitpakken?”. “Hoe wil je de dingen bereiken?”.
“Wordt de VU beter van dit plan of kabbelen we een beetje door?
Op het bovenstaande moet in de definitieve versie een bevredigend antwoord komen.
Model plan
De GV stelt vast dat waar het gaat om het model plan, nl. een kader dat gericht is op faculteiten, het
nu voorliggende model ook de GV voor ogen stond. De kaderstellende inhoud van het plan stelt
echter teleur. De GV mist visie en scherpte, soms ook ambitie. De waaromvraag wordt bij heel veel
onderwerpen eigenlijk niet gesteld, laat staan beantwoord. Het plan geeft niet aan van waaruit je als
universiteit de dingen wilt en hoe je dat wilt doen. Vul op de VU-plekken UvA en je leest zonder al te
veel verbazing verder.
De GV wil dat het plan op het punt van het formuleren van de visie een verbeterslag. De GV wil
kunnen toetsen vanwaaruit deze universiteit de komende 5 jaar wil werken.
Ambitie
De GV ziet in het plan een enorme discrepantie tussen wat men wil en de ontwikkelingen zoals we
die nu zien in de organisatie. De kloof tussen ambities en werkelijkheid is (te)groot. Op dit moment
gaan we in onze organisatie steeds meer een kant op die men feitelijk in het plan niet wil: docenten
krijgen meer ondersteunende taken naast hun onderzoek terwijl in het plan andere
ambities neergezet worden nl. ondersteuning van docenten en onderwijs en onderzoek centraal.
Kleinschaligheid wordt geambieerd, maar realiteit is nu al anders. Het plan lijkt verder uit te gaan
van een solide basis die er nu niet is.
3
Het is de GV niet duidelijk wat voor universiteit we in dit IP willen zijn. Een universiteit van de
medewerkers of een manager-universiteit? Hoe ziet het CvB zijn eigen rol.
Wat is de positie van de medezeggenschap. Ziet het CvB daarvoor een rol zoals bij wet gegeven, of is
er ook een eigen visie. Hoe gaan we met elkaar om? Hoe ziet een omschrijving eruit van de mensen
die iets voor de VU kunnen betekenen. Voeg in het plan iets toe in de richting van: we gebruiken de
waarde van onze mensen om beleid te beïnvloeden, om hen actief te betrekken bij universiteit. Geef
aan dat je als universiteit de zeggenschap en medezeggenschap (in de breedste zin) actief samen
wil laten optrekken (of misschien niet). En ten slotte: het plan moedigt talent aan, maar er staat niet
in hoe we als universiteit dat talent willen gebruiken en inzetten.
De GV wil op het punt van de ambitie een heldere visie op de werkelijkheid waar vanuit wordt uit
gegaan en hoe het college de kloof die is geconstateerd tussen ambitie en werkelijkheid zal
overbruggen.
Onderwijs en onderzoek
Voor de GV is het centraal stellen van onderzoek en onderwijs evident. De GV wil in het IP plan een
helder visie hoe onderwijs en onderzoek verbonden gaat worden en wel op zo een manier dat het
geloofwaardig wordt. De GV wil op dit punt de hoe- vraag beantwoordt zien. Waar ga je je als
college aan verbinden op dit vlak als je die verbinding nastreeft?
Docenten worden steeds vaker tijdelijk ingevlogen. Dat heeft implicaties voor de verbinding tussen
onderwijs en onderzoek. Geef een visie op de taken van de “doener”. De VU moet weer een
aantrekkelijke werkgever worden. Dit goed werkgeverschap drukt zich uit in goed en helder
personeelsbeleid. We willen als GV een heuse universitaire gemeenschap hebben en een band
opbouwen met elkaar. Belangrijk is dat het personeelsbeleid dit ondersteunt zodat banden
ontwikkeld kunnen worden en externe en de interne blik in balans zijn. Dat vraagt dat mensen hier
ook kunnen settelen.
Thema’s
De wijze waarop in het plan invulling gegeven wordt aan de thema’s, gebeurt precies omgekeerd
aan zoals de GV dat zou verwachten. Een bepaalde ontwikkeling wordt aangegrepen als ingang voor
wetenschappelijk denken. Hierbij wordt niet aangegeven waarom je dat als organisatie wilt. Wat je
visie is en waarom dat voor ons als instelling belangrijk is. Welk doel wil je ermee bereiken en aan
welk maatschappelijke vraagstukken denk je. Je lift mee, maar legt niet uit waarom bepaalde keuzes
nu juist (bijvoorbeeld historisch) bij de VU passen.
De GV ziet graag dat in het plan terug wat er gebeurt als je als opleiding en onderzoek niet binnen
de thema’s passen, maar bijvoorbeeld wel aan een maatschappelijke behoefte voldoet.
Governance
In het plan worden verregaande samenwerkingen aangekondigd met andere instellingen. Hoe ga je
in deze situaties besturen en hoe wordt daarbinnen de medezeggenschap gepositioneerd. Hoe
betrek je de organisatie als geheel bij de besluitvorming. Over de samenwerking met de UvA wordt
niets gezegd, terwijl het college nadrukkelijk in de AAA-bijlage bij dit plan naar buiten aangeeft dat
4
de beide instellingen op het gebied van de bedrijfsvoering, maar ook inhoudelijk verdergaande
afstemming willen.
In het plan wil de GV een visie op hoe de samenwerkende instellingen in het geheel moeten gaan
meespreken en een visie op het betrekken van de medezeggenschap.
De GV wil in het plan een visie over de besturing van de organisatie waar het gaat om de
samenwerking met de andere instellingen. Als we intensiever gaan samenwerken, hoe gaan we
besturen en hoe betrekken we de organisatie daarbij?
Personeelsbeleid
De GV wil een visie zien op tijdelijke en vaste contracten en dus visie op (fatsoenlijk)
personeelsbeleid. Waar streven we als universiteit naar bij vast personeel en wat is de visie op
tijdelijkheid? Flex betekent niet alleen tijdelijk. Tijdelijkheid en het steeds maar werken met
projecten is slecht voor de VU. De GV mist daarover een stellingname in het instellingsplan. Op deze
wijze wordt het gesprek over de tijdelijkheid onder tafel gemoffeld.
De ondersteunende medewerkers moeten volgens het plan gaan professionaliseren. De GV mist een
visie op deze professionalisering. Welke richting gaat dat op en vanuit welke gedachte. Maak in het
plan duidelijk wat voor medewerkers je wilt en wat dat betekent voor leidinggevenden, managers
maar ook CvB.
Als de taken van docenten meer integraal moeten worden, waar hebben we het dan over? Hoe
wordt er geïnvesteerd om deze medewerkers te ondersteunen. De GV verwacht dat die
investeringen niet renderen als de instelling te weinig bestaanszekerheid biedt voor grote aantallen
medewerkers met slechts een tijdelijk perspectief.
Studentbetrokkenheid
De GV wil in het plan een visie op de universitaire gemeenschap. Hoe ziet die eruit en hoe moet de
student- en docentcommunicatie eruit zien?
De VU studenten staan er om bekend dat zij naar college gaan en vervolgens weer hun eigen weg
gaan, weg van de campus. Dit is verlies voor de universiteit, maar ook voor de student. Voor de VU
omdat de student een bijdrage kan leveren aan verbetering van het klimaat het wij-gevoel, de
identiteit. Voor de student omdat hij zich bijvoorbeeld kan ontwikkelen waar het gaat om
bijvoorbeeld om sociale vaardigheden. Het stimuleren van studenten om zich actief in te zetten
leidt tot een grotere betrokken gemeenschap en kan daarmee ook invloed hebben op het niveau en
de kwaliteit die de studenten leveren. De VU zou studenten meer moeten aanmoedigen tot het
ondernemen van activiteiten naast zijn of haar studie. Dat zou veel nadrukkelijker en vanuit een
visie in het plan verwoord moeten worden.
5
Identiteit
In het plan worden KPI ’s m.b.t. de identiteit geformuleerd. Dat lijkt onzinnig. Het lijkt een soort
verkoopargument, terwijl je niet zegt wat je ermee wilt. Waar verschillen we nu werkelijk van een
andere instelling?
Engels of Nederlands
De GV twijfelt aan de noodzaak tot het invoeren van Engels als belangrijkste en uiteindelijk enige
voertaal. Het is een ambitie die het kind met het badwater weggooit. De VU moet niet doorslaan in
het willen gebruiken van het Engels. Voor de GV is het belangrijk om ook in het Nederlands te
blijven communiceren en maar wel voor anderstaligen het onderwijs en de informatievoorziening
toegankelijk te houden. Het gaat om het afstemmen van communicatie op de doelgroep. Ook hier
gaat het om de vraag wat voor universiteit we willen zijn en hoe aantrekkelijk je wilt je zijn als
Nederlandse universiteit.
KPIs en ranking’s
De GV wil alleen KIP’s’die strikt noodzakelijk zijn. Geen sturing op rankings. Kwaliteit is
richtinggevend. Dat vraagt moed. De GV zou graag zien dat de VU daar positie in inneemt. Een
voortrekkersrol.
Bijlage 2: visiehoofdstuk samen met de UvA
In het visiehoofdstuk worden een groot aantal initiatieven genoemd. Er wordt echter niet ingegaan
over hoe in concrete AAA-projecten de besluitvorming zal plaatsvinden. De GV wil afspraken over
welke zaken op welk niveau besproken worden en hoe de medezeggenschap de zeggenschap
adequaat kan volgen.
De GV wisselt graag met het college van gedachten over de in de notitie geformuleerde
standpunten.
6